SECTOR OVERLEG DEFENSIE WERKGROEP POSTACTIEVEN
Leden van de werkgroep Postactieven van het Sectoroverleg Defensie
Carina van Agten inlichtingen
[email protected] e-mail 06-27595670 telefoonnummer PA/15.00651 nummer G.1.02 zaaknummer 11 november 2015 verzenddatum
Verslag van de vergadering van de werkgroep Postactieven op 3 november 2015 in de Sophiezaal van het CAOP, Lange Voorhout 13 te Den Haag. Aanwezig: Van de zijde van Defensie: R. Kreeftmeijer (voorzitter), W. Sillevis Smitt, H. van Lamoen, E. Huisman, F. van der Hoef; C. Gerritsen. Van de zijde van de Centrales: J. van Hulsen (AC), R. Schilperoort (ACOP), J.Arts, J. Kropf, (CCOOP), R.E.W. Pieters, N. van Woensel, M.A.M. Weusthuis (CMHF). Van de zijde van ABP/APG: L. Janssen, P. Gelissen, H. Leenders. Secretariaat: G.A. van Herpen-Bartlema (CAOP). Verslaglegging: M. Hundepool
Agenda (PA/15.00595) 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Opening en mededelingen. Verslag en actiepunten van 1 en 22 september 2015 (PA/15.00500 en PA/15.00593). Presentatie ABP pensioencommunicatie (PA/15.000597, PA/15.00599). De reglementsteksten van Hoofdstuk 17 betreffende loon naar prijsindexatie (PA/15.00596). Loonaanvullingssystematiek BWW i.r.t. WW per 1 juli 2015 (mondeling). Rondvraag en sluiting.
1/8
Postbus 556, 2501 CN Den Haag | Lange Voorhout 9, 2514 EA Den Haag | T 070 376 57 65 | F 070 345 75 28 |
[email protected] | www .caop.nl | KvK 41158878
Agendapunt 1: Opening, mededelingen en vaststellen agenda De voorzitter opent de vergadering en heet iedereen welkom, in het bijzonder de heer C. Gerritsen, die namens de DPOD deelneemt aan deze werkgroep. Er zijn geen mededelingen en de agenda wordt ongewijzigd vastgesteld.
Agendapunt 2. Verslag en actiepunten van 1 september (PA/15.00500 ) en van 22 september 2015 (PA/15.00593). Verslag 1 september 2015 Dit verslag is al eerder besproken en er zijn transcripten gemaakt. Die transcripten geven geen aanleiding het verslag te herzien. Hiermee is het verslag vastgesteld. Verslag van 22 september 2015 Blz. 5, agendapunt 3: De heer Leenders moet zijn: de heer Gelissen. Blz. 7: Naar aanleiding van de vraag van de heer Kropf, geeft de heer Gelissen aan dat de uitkering inderdaad met terugwerkende kracht is toegekend. In zeker 4000 gevallen is daarvan sprake geweest. Actiepunten: 1. Technisch werkverband Back Service. Dat heeft plaatsgevonden, het punt kan worden afgevoerd. 2. Voortgang ministeriele regeling volledige schadevergoeding. Aanhouden (pm).Hierover wordt nog overleg gevoerd met het ministerie van Financiën. De instellingsbeschikking is aan de werkgroep PA toegestuurd met een pieptermijn. (noot secretaris: Brief PA/15.00616 dd. 26-102015, pieptermijn tot en met 11-11-2015). 3. SBK/UWV. Dit onderwerp komt terug in de werkgroep AP. De heer Van Hulsen wijst op een aspect dat nog niet is behandeld. Dat betreft de wijziging van de WW. Dat punt is geagendeerd. 4. Proces en procedure inkomensvoorziening PA . Hierover is informatie toegestuurd (noot secretariaat: brief PA/15.00631 dd. 29-10-2015). Dit punt kan worden afgevoerd. 5. Vrijwilligersmedaille. Ook hierover is schriftelijk informatie verstrekt aan de werkgroep PA (noot secretariaat: brief PA/15.00639, dd. 29-10-2015). . Dit punt kan worden afgevoerd. 6. Netto pensioenen. Aanhouden (pm). 7. Verslag 1-9-2015. Dit punt is afgehandeld en kan worden afgevoerd. 8. PartnerPlusPensioen (PPP). De vraag is beantwoord en dit punt kan worden afgevoerd. 9. Beleidsevaluatie Veteranenbeleid. Het definitieve plan van aanpak zal worden toegestuurd zodra het gereed is. Op verzoek van de centrales blijft dit punt op de lijst staan (pm). 10. UGM uitkering. De heer Gelissen licht toe dat het verslag van 22 september jl. de suggestie zou kunnen wekken dat van personen met een UGM uitkering, die vervolgens een ambtelijke betrekking gaan vervullen, de militaire aanspraak wordt omgezet in een middelloonaanspraak. Dat is onjuist. Op grond van het pensioenreglement valt een UGM onder een ontslaguitkering, waarvoor 50% pensioenopbouw geldt. Er is sprake van deelname aan de eindloonregeling. Als betrokkene een ambtelijke betrekking gaat vervullen, dan geldt dat als een nevenbetrekking waarvoor geen omrekening plaatsvindt. Volgens de heer Van Hulsen betrof dit punt een actiepunt voor Defensie, omdat spreker had geconstateerd dat de UGM voorlichting, nadat die door Defensie is overgenomen, anders luidde dan die van het ABP. Geconstateerd wordt dat de voorlichting van Defensie conform die van het ABP moet zijn. Volgens de heer Gelissen wordt het beeld gecreëerd dat tijdens de UGM periode 50% wordt opgebouwd en dat betrokkenen daarnaast als reservist een voortijdse opbouw hebben die deeltijd gerelateerd is. De praktijk is echter anders. Het is niet helemaal duidelijk wat hierbij wordt
2/8
bedoeld, maar waarschijnlijk wordt gedoeld op het verminderen van de deeltijdfactor op het moment dat iemand, naast de UGM, gaat werken. De heer Van Hulsen licht toe dat er medewerkers zijn die met leeftijdsontslag gaan en dan instromen in de UGM. Het komt voor dat zij vervolgens reservist worden bij een ander krijgsmachtsonderdeel. Los van de vraag of dit wenselijk is, is er dan sprake van samenloop van 50% UGM opbouw en opbouw als reservist. De vraag is of de opbouw als UGM-er dan stopt en de opbouw als reservist wordt voorgezet, inclusief de deeltijdfactor, of dat beide naast elkaar blijven bestaan. In ieder geval bestaat bij betrokkenen het beeld dat beide naast elkaar bestaan. Spreker veronderstelt dat de UGM opbouw stopt als iemand reservist wordt en dat de opbouw als reservist in de plaats komt van de UGM opbouw. Als een reservist full time in dienst is en nog zijn ‘oude’ salaris van vóór zijn ontslag krijgt, dan zou het een probleem kunnen zijn als iemand een lager salaris heeft, of een deeltijdaanstelling. Immers, door reservist te worden geeft iemand in dat geval een deel van zijn pensioenopbouw prijs. Het is niet duidelijk wat het pensioenreglement in deze situatie bepaalt. Het wordt nog ingewikkelder als iemand niet alleen UGM-er en reservist is, maar ook nog een burgerfunctie bij de overheid vervult, merkt de heer Weusthuis hierbij op. Het ABP neemt de vraag terug en zal een antwoord formuleren. Op verzoek van de heer Van Hulsen zal dat vóór 20 november zijn (pm). 11.Reservisten. Dit punt wordt aangehouden (pm). Het wordt ook geagendeerd voor de werkgroep AP. De heer Weusthuis vraagt aandacht voor de onduidelijkheid die bij reservisten bestaat over de deelname aan de (nabestaanden)pensioenregeling. Volgens de heer Janssen is een reservist deelnemer in de maand waarin hij is opgeroepen. Vervolgens is de gangbare systematiek dat, na het einde van de deelneming, een wachtperiode geldt voordat betrokkene schriftelijk wordt geïnformeerd over de beëindiging van de deelname. De heer Van Hulsen vraagt zich af of deze systematiek wel wenselijk is. Hierbij wijst de heer Janssen op de wettelijke verplichting om een ‘stopbrief’ uit te laten gaan. Of een andere handelwijze mogelijk is moet worden afgestemd met AFM. De deelneming als reservist geldt gedurende de maand van opkomst en stopt daarna. Het probleem kan worden opgelost door de duur te verlengen of door communicatie. De voorzitter vraagt of en een constructie mogelijk is waarbij iemand wel deelnemer blijft terwijl er geen opbouw plaatsvindt. Volgens de heer Janssen zou een gemiddelde deeltijdfactor over een heel jaar een oplossing kunnen zijn. Het ABP zal beide opties (deeltijdfactor en communicatie) op papier zetten en een voorstel doen. Ook het partnerpensioen wordt daarbij betrokken. 12. Artikel 122 BARD. Defensie heeft wat meer tijd nodig om een voorstel te formuleren. Het punt wordt aangehouden (pm). Hierop wordt de vergadering, op verzoek van de centrales geschorst. Schorsing De voorzitter heropent de vergadering en geeft het woord aan de heer Pieters. De centrales zijn verbaasd over het verzoek van Defensie om – vijf jaar na dato – nog enige tijd te gunnen voor het formuleren van een voorstel voor artikel 122 BARD, stelt de heer Pieters. Zij stellen voor het voorstel te formuleren in een brief en die te agenderen voor de werkgroep AP op 24 november. Als er op 24 november geen voorstel ligt, willen de centrales dit onderwerp agenderen voor het SOD. De heer Kropf tekent hierbij aan dat de centrales Defensie hiermee tegemoet komen door in te stemmen met een kortere aanbiedingstermijn dan de gebruikelijke 10 dagen. De voorzitter zegt toe dat hij zich zal inspannen om binnen twee weken een voorstel toe te sturen. Hij geeft de voorkeur aan behandeling in de werkgroep AP en niet in het SOD. 13. ‘Mijn ABP.’ Dit onderwerp staat op de agenda. 14. Suïcide rapport RIVM. Hieromtrent zal een bijeenkomst worden gepland. Dit onderwerp kan worden afgevoerd.
3/8
Agendapunt 3. Presentatie ABP pensioencommunicatie (PA/15.000597, PA/15.00599) De heer Gelissen merkt op dat het ABP nog geen presentatie heeft voorbereid, omdat die pas zin heeft als ook de functionaliteit getoond kan worden. De heer Gelissen licht toe dat uit de notitie die voorligt, blijkt dat MijnABP voor militairen beperkt beschikbaar is. Dat houdt geen verband met het nieuwe MijnABP, maar is daardoor wel onder de aandacht gekomen. De functionaliteit voor militairen is beperkt, maar dat wil niet zeggen dat het ABP hen niet van dienst kan zijn. Zij kunnen zich, om de gewenste informatie te krijgen, richten tot de klantenservice. Om dit onder de aandacht te brengen is een artikel geplaatst in ‘Wegwijs 150’, een blad voor werkgevers en is aan de werkgever en de bonden een notitie aangeboden die zij op hun eigen website kunnen plaatsen. Hopelijk zal de functionaliteit in de tweede helft van 2016 wel operationeel zijn voor militairen. Dan zal het ABP graag een presentatie verzorgen. De heer Van Hulsen zegt begrip te hebben voor deze toelichting, al had hij die informatie graag eerder gekregen. Nu kan alleen worden geconstateerd dat het overgrote deel van de personen die geen gebruik kunnen maken van de functionaliteit van MijnABP onder de eindloonregeling vallen. Het was beter geweest het feit dat er problemen waren in de werkgroep PA te bespreken voordat de functionaliteit op ‘nul’ werd gezet. Voorts vraagt hij zich af waarom er nog 8 maanden nodig zijn om de functionaliteit in te bouwen. Het is goed dat er een soort ‘by pass’ is bedacht, maar dat is niet de oplossing. De heer Gelissen geeft aan dat het probleem de complexiteit van de eindloonregeling betreft. Dat vergt extra capaciteit, waardoor het niet mogelijk is de functionaliteit eerder te realiseren dan het tweede kwartaal van 2016. Het zou inderdaad beter zijn geweest als de werkgroep PA eerder was geïnformeerd, stelt de heer Janssen. Het ABP probeert alle vragen te beantwoorden, maar of dat leidt tot meer capaciteit bij de helpdesk kan hij, in antwoord op een vraag van de heer Van Hulsen, niet zeggen. Sommige vragen zijn helaas niet zo snel te beantwoorden door de complexiteit van de eindloonregeling. De heer Van Hulsen stelt vast dat het ABP pas over 8 maanden in staat zal zijn adequaat te communiceren en dat deze kwestie 160.000 personen betreft. Hij vraagt zich af of de functionaliteit niet gefaseerd ingevoerd kan worden. De heer Janssen zegt toe deze suggestie te zullen meenemen. Dat het om 160.000 personen gaat kan hij niet bevestigen, maar het zal zeker tot extra druk bij de call centra leiden. Volgens de heer Weusthuis zijn er signalen dat de helpdesk soms geen of het verkeerde antwoord geeft. Ook dit signaal zegt de heer Janssen mee terug te nemen. Volgens de heer Van Hulsen betreft de doelgroep die geen gebruik kan maken van de functionaliteiten van Defensie (deelnemers en gewezen deelnemers) 152.500 personen. Daarnaast zijn er nog 3000 deelnemers die gekozen hebben voor uitruil van ouderdomspensioen voor partnerpensioen en 8500 deelnemers met een UGM-uitkering. Dat zijn potentiele deelnemers, stelt de heer Gelissen, de daadwerkelijke groep die gebruik maakt van MijnAPB zal lager zijn. De voorzitter merkt op dat dit nu eenmaal een tijd is waarin er veel te doen is over de pensioenen. Dat maakt mensen onrustig en leidt tot vragen. Hij vraagt zich af of het mogelijk is om te proberen die zorg weg te nemen. Defensie is bereid daar aan mee te werken. Het signaal is duidelijk, stelt de heer Janssen. Het ABP neemt dit terug en zal spoedig met een reactie komen. De heer Kropf refereert aan vragen die hij heeft gesteld over ‘mijnpensioenoverzicht.nl’. Nu blijkt dat de groep die geen toegang heeft tot ‘mijnpensioenoverzicht.nl’ nog 160.000 personen groter te zijn en niet alleen te bestaan uit gewezen militairen die het laatste jaar zijn uitgetreden. Volgens de heer Janssen gaat het om twee verschillende zaken. Eén daarvan betreft het feit dat een aantal rekenmogelijkheden in MijnABP nog niet geregeld is op dit moment. Het opgeven van een UPO-bedrag waar je zelf niets mee kunt doen is iets anders. Dat dat voor gewezen deelnemers niet beschikbaar is komt doordat een gewezen deelnemer niet in het register is opgenomen. Dat is begrijpelijk, stelt de heer Kropf, maar het zou goed zijn als de website een berekening biedt, die wellicht voor het laatste jaar wat minder accuraat is, maar wel tot meer bewustzijn leidt. Op die manier worden ook de netto AOW-effecten duidelijk.
4/8
Volgens de heer Janssen is het niet zo dat men in het pensioenregister zelf allerlei berekeningen kan uitvoeren, met verschillende uittreeddata en salarissen. Door aan te geven waar de informatie die niet op de website staat wel te vinden is, kan een deel van de vragen toch worden beantwoord, meent de heer Kropf. Het ABP zegt toe deze suggestie te zullen meenemen. De voorzitter stelt samenvattend dat moet worden bezien wat er nu mogelijk is, wat er in de toekomst mogelijk zal zijn en wat daarvan de effecten zijn. Voorts moet worden bezien wat Defensie hieraan kan bijdragen (pm). De heer Schilperoort suggereert hierbij te rade te gaan bij de concurrent die wel over een werkend systeem/website beschikt. Naar aanleiding van deze discussie merkt de heer Van Hulsen op dat zich, ten aanzien van de uitruilmogelijkheden, bij twee groepen een probleem voordoet. Er is immers een voorziening getroffen voor diegenen die 65 jaar worden. Defensie biedt een vergoeding ter hoogte van het AOW-bedrag. Toen die vergoeding nog niet bestond, is door partijen gediscussieerd over de vraag of het ABP bij de presentatie als default zou uitgaan van de versleepvariant of niet. Besloten is uit te gaan van de versleepvariant als default. Nu de voorziening er wel is, geeft spreker er de voorkeur aan terug te vallen op de nieuwe default, omdat hij veronderstelt dat slechts een kleine categorie gebruik zal willen maken van de versleepvariant. Voor de grootste categorie zal het immers afdoende zijn de voorziening te krijgen en daarnaast het ouderdomspensioen. De vraag is of de default nog gewijzigd kan worden. Volgens de heer Gelissen is dat per 1 juli 2016 mogelijk, voor personen geboren na 1 juli 1951, als sociale partners dat wensen. De andere groepen zullen erop worden gewezen dat zij een andere keuze kunnen maken. Alle centrales ondersteunen het verzoek van de heer Van Hulsen om de default te wijzigen. De voorzitter onderschrijft het verzoek. Per 1 juli 2016 geldt dan dat niet wordt versleept, tenzij men dat wil. Over de wijziging van de default zal worden gecommuniceerd, ook over het feit dat men, zolang de default niet is gewijzigd, een andere keuze kan maken. De heer Janssen zegt toe dat betrokkenen zullen worden geïnformeerd. Voor de termijn waarop dat kan plaatsvinden, maakt hij nog enig voorbehoud, omdat nog niet duidelijk is welke herstelacties in de systemen noodzakelijk zijn (pm). Op een vraag van de heer Van Hulsen antwoordt de heer Gelissen dat het ABP betrokkenen 6 maanden vóór de ingang van hun AOW-pensioen informeert. De heer Van Hulsen wijst er op dat wachtgelders, op het moment dat zij 65 jaar worden, geen wachtgeld meer ontvangen en dan mogelijk nog niet de brief van het ABP hebben ontvangen. Deze groep zal eerder pensioen moeten krijgen, om te voorkomen dat zij de overbrugging krijgen terwijl hun pensioen nog niet in is gegaan. Voor deze groep zijn aanvullende acties ondernomen, geeft de heer Gelissen aan. Hij zegt toe dit punt te zullen terugnemen. Het ABP zal de centrales hierover nog nader informeren (pm). Op een vraag van de heer Pieters antwoordt de heer Gelissen dat het ABP zich bij het verstrekken van de aanvullende informatie heeft gericht op de groep die door de verhoging van de AOW-leeftijd hun pensioen mogelijk te laat zou aanvragen.
Agendapunt 4. De reglementsteksten van Hoofdstuk 17 betreffende loon naar prijsindexatie (PA/15.00596, bijgevoegd). De heer Gelissen deelt mee dat op 26 oktober jl. een technische werkgroep van de Pensioenkamer bijeen is geweest. In die werkgroep zijn opmerkingen gemaakt over de bepalingen die analoog zijn aan de bepalingen in de eindloonregeling. Het betreft tekstuele opmerkingen die geen materieel effect hebben, maar als de Pensioenkamer op 12 november besluit ze over te nemen, dan geeft het ABP er de voorkeur aan in de eindloonregeling en de
5/8
middelloonregeling dezelfde formulering te gebruiken. De heer Kropf merkt op dat hij de opmerkingen die de centrales eerder hebben gemaakt niet terug ziet in de teksten. Als de wijzigingen mede afhangen van de Pensioenkamer, dan wordt het wel heel lastig. De heer Schilperoort vraagt naar de ingangsdatum van de wijzigingen, waarbij hij wijst op de wetswijziging die nog moet plaatsvinden. Het is lastig te besluiten over de eindloonregeling terwijl de wetswijziging nog niet is afgerond. De teksten die nu voorliggen, kunnen pas definitief zijn als de wetswijziging rond is. De voorzitter zegt dat het de bedoeling is de juiste volgorde te hanteren. De heer Van Hulsen zegt ervan uit te gaan dat de wetswijziging op correcte wijze zal verlopen. Zo niet, dan is er een probleem dat niet alleen betrekking heeft op de eindloonregeling. Zo nodig moet het reglement worden aangepast aan de wet, niet andersom. Zo lang de wet niet gewijzigd is kan geen prijsindexatie plaatsvinden, stelt de heer Janssen. Paginagewijze bespreking van de teksten. Pag. 1, laatste alinea, Prijsinflatie > Sectorale salarisontwikkeling: De heer Kropf vraagt zich af waar dit terugkomt in de reglementswijziging. De heer Gelissen licht toe dat de invulling hiervan mede afhankelijk is van de beschikbare fiscale ruimte. Daarom bevat het reglement geen gedetailleerde invulling. De afspraken die met de centrales zijn gemaakt zijn wel vermeld in de toelichting. De heer Kropf heeft moeite met het feit dat de toelichting geen integraal onderdeel uitmaakt van het reglement. Pag. 2, punt 8: Volgens de heer Kropf is er niet afgesproken om op de backservice een korting toe te passen. Wel zou 1x per jaar de daadwerkelijke indexatie worden bezien, op basis van CBS gegevens. Als blijkt dat er geen reden is de middelloonregeling te indexeren, dan zou een korting moeten worden toegepast op de pensioenen, analoog aan de inhouding die het burgerpersoneel niet heeft gekregen. Volgens de heer Gelissen is eerder afgesproken dat, bij een prijsinflatie die hoger is dan de salarisontwikkeling, een beperking op de backservice zou plaatsvinden. De heer Kropf ontkent dat die afspraak is gemaakt. Hij heeft destijds aangegeven dat een dergelijke regeling niet transparant is en dat het meer voor de hand zou liggen om één keer per jaar de daadwerkelijke CBS-indexatie toe te passen. Er is door hem voorgesteld, en alle collega’s hebben dat voorstel omarmd, om één keer per jaar de indexatie toe te passen, alsof dat op basis van de inflatiecijfers van het CBS is, omdat zodoende geen procentuele loonsverhoging nodig is. Dit voor zover het past binnen de fiscale mogelijkheden. Zo is die afspraak nu niet in de tekst verwoord. Het is de bedoeling de teksten op 12 november te bevestigen in de Pensioenkamer, geeft de heer Janssen aan, in antwoord op een vraag van de voorzitter. Begin december moeten de teksten bij BZK zijn, zodat ze tijdig in de Staatscourant kunnen worden gepubliceerd. Het ABP zegt de afspraken zo te hebben begrepen dat er een korting op de backservice wordt toegepast, stelt de heer Janssen. Door Defensie is vervolgens gesteld dat, als dat zou leiden tot nadelige effecten voor militairen ten opzichte van burgerpersoneel, die nadelige effecten niet zouden optreden. De heer Van Hulsen meent dat, als de indexatie telkens per jaar wordt begrensd, de fiscale ruimte uit het verleden niet benut kan worden. Als die ruimte ‘op de lat wordt gezet’ en op termijn wordt verrekend kan dat wel. De heer Kropf herhaalt dat hij de gemaakte afspraken, die zijn terug te vinden in de verslagen, niet terugziet in de teksten die voorliggen. De voorzitter zegt dat hij de teksten zal terugnemen ter vergelijking met de gemaakte afspraken (pm). Volgens de heer Janssen leidt de tekst zoals die nu voorligt, in combinatie met de aanvulling dat er geen nadeel zal optreden voor militairen ten opzichte van burgerpersoneel, tot dezelfde uitkomst als wat de gemaakte afspraken beogen. Aan het eind van het jaar wordt zowel de prijsindexatie als de loonontwikkeling bezien. Als blijkt dat de prijsindexatie hoger is dan de loonontwikkeling dan wordt de prijsindexatie gehanteerd. De heer Kropf zegt juist de vorige keer te hebben aangegeven dat dit niet uitlegbaar is en daarom moet worden uitgegaan van een jaarlijkse prijsindexatie, waarbij de procentuele verhoging buiten beschouwing kan worden gelaten. Vanwege de complexiteit van de materie is gekozen voor een compacte omschrijving in de tekst van het reglement die in de toelichting verder wordt toegelicht, geeft de heer Van der Hoef aan.
6/8
De toelichting is ook niet conform de afspraken, stelt de heer Kropf. Het reglement dient leidend te zijn en niet de toelichting. Hij herhaalt nogmaals geen korting op de backservice voor te staan. Wel moet duidelijk worden gemaakt dat er een andere wijze van indexering wordt toegepast. Zelfs in het geval dat de prijsindexatie negatief zou zijn en bij de middellonen ook een negatieve indexatie wordt toegepast dan zou, op basis van de afspraken, die ook op het eindloon moeten worden toegepast. Defensie zal zich nog eens beraden op het punt van de heer Kropf en neemt dit onderwerp terug.
Agendapunt 5. Loonaanvullingssystematiek BWW i.r.t. WW per 1 juli 2015 (mondeling). Gezien de tijd wordt dit agendapunt niet besproken. Agendapunt 6. Rondvraag en sluiting De heer Schilperoort merkt op dat het verslag van de (extra) werkgroep PA van 9 juli 2015 nog niet formeel is aangeboden. De voorzitter zal dit nagaan (pm).(noot secretariaat: het betreft het verslag van de ingelaste PA met nr. PA/15.00499). De heer Van Hulsen memoreert dat er enige tijd geleden in dit overleg is gediscussieerd over: Artsen bij hoorzittingen bij het ABP, naar aanleiding van de zorg bij de centrales daarover. Wat spreker betreft was die discussie daarmee afgerond. Nu blijkt echter dat er een bredere discussie speelt, omdat de hoorzittingen niet meer in Utrecht plaatsvinden. Dat roept de vraag op onder welk service level agreement men moet werken. Het lijkt alsof er voornamelijk op de ‘ABP wereld’ wordt gestuurd. Spreker vraagt in dit verband aandacht voor de zorgwekkende ontwikkelingen bij SMO. De heer Sillevis Smitt wijst op het feit dat SMO is verhuisd naar Amsterdam. Defensie zal over deze kwestie contact opnemen met het ABP, zegt de voorzitter toe (pm). De heer Weusthuis vraagt of de risicoregeling voor personen met een inkomen van meer dan 100.000 Euro met een jaar kan worden voortgezet. De voorzitter geeft aan dat in de Pensioenkamer nog overleg wordt gevoerd over deze kwestie. Hij zegt er positief tegenover te staan en op de zaak te zullen terugkomen. Niets meer aan de orde zijnde sluit de voorzitter de vergadering.
7/8
Actiepunt
Initiatiefnemer
Status
Agenderen
1. Voortgang ministeriele regeling volledige schadevergoeding
Defensie
Conceptinstellingsbeschikking voor de commissie ter ondersteuning van het primaire besluit aan de werkgroep PA sturen.
Er is nog geen eindresultaat
2. SBK/UWV
Partijen
6-10 is WG Rafelrandjes bijeen geweest.
3. Netto pensioenen
ABP
4. Beleidsevaluatie Veteranenbeleid 5. UGM uitkering
Defensie
6. Reservisten
Defensie/AC
7. Artikel 122 BARD
Defensie
8 ‘Mijn ABP’/APB informatieverstrekking
ABP
9. Reglementsteksten
Defensie
Er komt een brief naar centrales waarin oplossingen worde geschetst. De centrales zijn op 9 juli jl. geïnformeerd over een mogelijke variant. Zodra defensie zeker weet hoe en of het mogelijk is, zal hierop worden teruggekomen Evaluatierapport met centrales bespreken. Duidelijkheid omtrent pensioenaanspraken bij werken met UGM-uitkering in overheidsdienst of reservist. Brief AC afwachten en vervolgens problematiek bespreken (in WG AP). Stand van zaken navragen. Agenderen voor WG AP van 24 november ‘15 -Bezien of toegankelijkheid MijnABP voor militairen gefaseerd kan worden ingevoerd; - Mogelijkheden tot betere informatieverstrekking bezien - Default sleepvariant wijzigen en hierover informeren. - informatie aan wachtgelders bezien m.b.t ingangsdatum pensioen Afspraken uit vorige vergaderingen nalopen - Beraden op korting backservice Nagaan of het verslag is aangeboden. Contact opnemen met ABP over zorgwekkende ontwikkelingen bij SMO
Defensie
10. Verslag PA 9-7-2015 11. Hoorzittingen ABP
Defensie
Defensie 12. Voortzetting Risicoregeling
Na overleg Pensioenkamer hierop terugkomen
8/8