Naar een betere regionale aanpak van seksueel geweld
Verslag quickscan Eindhoven Augustus 2011 ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- In de beschrijving wordt globaal deze volgorde aangehouden: cijfers over incidenten, meldingen, hulpvraag; preventie en signalering; hulpverleningsaanbod; infrastructuur / ketensamenwerking; knelpunten; sterke punten.
Regio Eindhoven
Cijfers Politieregio Brabant-Zuidoost 2008
2009
Seksuele misdrijven 474 469 1. Aanranding 124 115 2. Verkrachting 102 100 3. Schennis der eerbaarheid 101 101 4. Ontucht met minderjarige 54 40 5. (Kinder)pornografie 27 19 6. Incest 17 29 7. Overige seksuele misdrijven 49 65 © Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen 24-5-2011 Het aantal zedengerelateerde zaken dat in 2010 tot november bij de politie is gemeld in de regio, bedraagt: Regio Valkenswaard 128 Regio Eindhoven 211 Regio Helmond 117 Het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) is ondergebracht bij stichting Neos, organisatie voor maatschappelijke opvang en aanpak huiselijk geweld. De huiselijk geweldmeldingen bij het Steunpunt worden doorgezet naar de backoffice: het algemeen maatschappelijk werk (AMW).
Op jaarbasis krijgt het SHG circa 750 meldingen van huiselijk geweld uit de stad Eindhoven. In 2010 zijn in de stad Eindhoven tot en met augustus 17 zaken geregistreerd met als onderwerp ‘onvrijwillig seksueel handelen’. Tussen 2007 en 2010 zijn in de regio, exclusief de stad Eindhoven, 10 meldingen geregistreerd van huiselijk geweld waarin het primair ging om seksueel geweld. Bij het centrum psychotrauma van GGzE zijn ongeveer 450 cliënten in behandeling. Grof geschat speelt in de helft van de gevallen ervaren seksueel geweld een rol. Mannen en jongens als slachtoffer komen bijna niet binnen bij politie, SHG en hulpverlening. Zij zijn ook niet of nauwelijks in beeld bij instellingen, ook niet bij degenen die zich met jeugdprostitutie bezighouden. Seksueel geweld is sowieso een misdrijf en probleem dat slechts voor een klein gedeelte gemeld wordt bij politie en/of hulpverlening. Preventie en signalering De GGD vraagt in de jeugdmonitor naar seksuele ervaringen tegen de zin en in de volwassenenmonitor wordt gevraagd naar huiselijk geweld, waarbij als een van de vormen van huiselijk geweld expliciet seksueel geweld vermeld wordt. Binnen de afdeling Jeugdgezondheidszorg krijgen medewerkers die op scholen komen vragen van leerkrachten die zich zorgen maken en informatie en advies willen. Leerkrachten worden gewezen op de website www.ppsi.nl, het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) en zo nodig worden zij doorverwezen naar de afdeling algehele gezondheidszorg van de GGD. Op het intakeformulier van het SHG, van Bureau Jeugdzorg (BJZ) en van GGzE wordt gevraagd naar eventuele seksueel geweldervaringen. Bij BJZ wordt ook gevraagd naar eventuele ervaringen in het verleden. Maar als ‘seksueel geweld’ niet het onderwerp is waarop een cliënt binnenkomt bij politie, steunpunt of hulpverleningsinstelling, dan wordt het thema seksueel geweld niet standaard aan de orde gesteld in het eerste contact of in de intake. De coördinator jeugdprostitutie organiseert in samenwerking met de vrouwenopvang groepsbijeenkomsten voor meiden van 12 tot 20 jaar, met als doel misbruikrelaties te voorkomen en het patroon te doorbreken dat daartoe leidt. Het programma heet Girlz only. Binnen het preventieaanbod van het steunpunt heeft seksueel grensoverschrijdend gedrag van jongeren meer aandacht gekregen, met name in het aanbod aan scholen en voorlichting aan ketenpartners. De zedenpolitie geeft voorlichting over seksueel geweld bij vindplaatsen zoals scholen, peuterspeelzalen, kinderopvang. De gemeente coördineert een regionale aanpak kindermishandeling, gericht op voorkomen, herkennen, signaleren en ingrijpen. Eindhoven is hiermee volgens onderzoek een van de koplopers in het land. Voorts investeert de gemeente veel in opvoed- en opgroei ondersteuning. Hulpverlening Het SHG, het AMW, de zorgcoördinatoren en BJZ zorgen voor een warme overdracht. Dit betekent dat bij verwijzing naar een instelling met een wachtlijst de cliënt begeleid wordt ter overbrugging van de wachttijd. Voor hulp na seksueel geweld verwijst de politie naar Slachtofferhulp, die onder meer hulp bij eenmalige verkrachting verleent. Het gaat dan om juridische zaken en ondersteuning bij verkrijgen van schadevergoeding. Langdurige, complexe zaken worden verwezen naar GGzE of een zelfstandig gevestigde therapeut. Kinderen en jongeren met seksueel geweldervaringen die hulp nodig hebben bij de verwerking, worden door BJZ geholpen middels de CLAS methode. Het BJZ signaleert dat er binnen de eigen instelling onvoldoende informatie wordt uitgewisseld tussen medewerkers die werken in het ‘vrijwillig kader’ en medewerkers die werken in het ‘gedwongen kader’. Die scheidslijn werkt vooral slecht uit in
het geval van jongeren die bij beide kaders bekend zijn. Om de uitwisseling te organiseren is bij de gemeente een aanvraag gedaan voor financiering. Als bij kinderen seksueel geweld naar voren komt doet BJZ een melding bij het AMK en wordt het AMK geconsulteerd. In eigen huis heeft BJZ gedragsdeskundigen. Er wordt vaak verwezen naar GGzE, waar een wachtlijst is. Bellen voor consultatie kan wel iedere dag met GGzE. Daarnaast wordt ook gebruik gemaakt van particuliere psychologische instellingen zoals EPI (Eindhovens Psychologisch Instituut) en de psychologische praktijk Veldhoven. De GGzE psychotrauma biedt ambulante zorg, individuele therapie, al dan niet gecombineerd met groepsbehandeling. Binnen GGzE is het Top Referent Traumacentrum ondergebracht (TRT). Dit centrum richt zich op de specifieke gevolgen van vroegkinderlijke chronische traumatisering. Bij de GGzE op de afdeling ambulante forensische psychiatrie, de Omslag, worden voornamelijk daders in het justitiële kader behandeld. De meesten worden verwezen door de reclassering. In principe kunnen ook vrijwillige melders hier terecht, maar in de praktijk komen die niet of nauwelijks nog in aanmerking voor hulp bij de Omslag wegens de lange wachttijden. Zij kunnen bij GGzE voor volwassenen terecht, bij het AMW of bij psychologische praktijken. Een project van De Boei (onderdeel van het concern GGzE) is Maat. Maat richt zich op begeleiding van mannen en vrouwen die dagelijks gevolgen ondervinden van een trauma. Vaak gaat het om trauma’s ten gevolge van seksueel geweld en/of misbruik. Ook werkt GGzE samen met Stichting Shakti (interculturele hulpverlening voor niet-Nederlandse vrouwen en mannen en hun systeem) op een breed terrein waaronder seksueel geweld. Het zicht op het aanbod van andere ketenpartners is beperkt. Op de vraag naar de wijze waarop een slachtoffer of pleger bij een instelling terechtkomt en hoe bekeken wordt waar iemand het best op haar of zijn plaats is, werd door de meeste geïnterviewden gezegd dat de medewerkers adressen hebben waar ze een cliënt naar verwijzen, maar dat ze geen zicht hebben op het totale aanbod. De ‘ketenpartners’ zijn niet precies bekend met elkaars aanbod en ook niet met nieuwe ontwikkelingen op dat terrein. Een complete, actuele sociale kaart ontbreekt. Infrastructuur/ketensamenwerking Alle meldingen/vragen betreffende huiselijk geweld, waaronder ook seksueel geweld (ook al wordt dat niet altijd herkend) aan het steunpunt komen binnen bij de frontoffice, dat wordt verzorgd door Neos (instelling voor maatschappelijke opvang en vrouwenopvang). Bij de frontoffice is seksueel geweld wel onderdeel van de intake, maar bij telefonische screening wordt er niet standaard naar gevraagd. Het hangt van de medewerker af of het onderwerp wel of niet expliciet aan de orde komt. Het steunpunt zet de vragen meteen door naar de backoffice die wordt gevormd door het algemeen maatschappelijk werk (AMW). Het steunpunt heeft er geen zicht op waar het AMW naar doorverwijst als het AMW niet de juiste plaats voor hulpverlening is. De samenwerking tussen GGzE met Maat en Shakti staat vanwege verschillen in financieringsstromen onder druk. De vrouwenopvang werkt ook samen met Maat, maar deze samenwerking is ook moeilijker geworden vanwege verschillen in financiering. Op managementniveau zijn diverse instellingen, waaronder GGzE, bezig om de samenwerking weer op te pakken. GGzE, zedenpolitie en zorgcoördinatoren jeugdprostitutie geven aan een goede samenwerking te hebben met huisartsen, met name bij verwijzingen. MEE is tevreden over de korte lijnen met de zedenpolitie. Binnen de verhoorstudio hanteert de zedenpolitie een goede benadering van mensen met een verstandelijke beperking. Volgens GGzE begint de keten steeds beter te werken. Met name de communicatie wordt steeds beter. Alleen nieuwe, vaak kleine, aanbieders van hulp nemen geen deel aan overleggen. De GGD wordt ingeschakeld bij een vermoeden van seksueel geweld, met name voor de medische hulpverlening, bijvoorbeeld door de politie. Dit gebeurt door de forensisch arts. Er wordt samengewerkt met het Catharina Ziekenhuis.
Binnen het Veiligheidshuis in Eindhoven vindt casusoverleg relationeel geweld plaats. Het SHG is de voorzitter daarvan. Binnen het Veiligheidshuis in Eindhoven heeft jeugdprostitutie een eigen keten met casusoverleg (1x per maand). Bureau Jeugdzorg zit daar niet bij. MEE ook niet, omdat er naar de mening van MEE te weinig over het kenmerk ‘(licht) verstandelijke handicap’ wordt gesproken. Voorts is er vier keer per jaar een ketenoverleg jeugdprostitutie/loverboys. Dat is een vorm van intervisie. MEE doet hieraan wel mee. Bij BJZ zijn ook vaste contactpersonen aangewezen voor de zorgcoördinatoren jeugdprostitutie, risicomeiden en loverboys. Diverse geïnterviewden noemden deze aanpak als goed voorbeeld. De zorgcoördinatoren jeugdprostitutie kijken behalve naar het individu ook naar de omgeving, bijvoorbeeld vriendengroepen en bepleiten dat ook BJZ dit doet. Niet helemaal duidelijk is volgens de coördinatoren waar loverboys bij de politie onder vallen: vallen zij onder de afdeling zeden of onder mensenhandel. De door de gemeente aangestelde regionale ketenregisseur relationeel geweld gaf aan dat er in Eindhoven bezuinigd moet worden en dat het Veiligheidshuis in reorganisatie is. Mogelijk wordt het thema relationeel geweld teruggebracht naar huiselijk geweld, een minder brede invulling. Welke consequenties dat heeft, is nog niet duidelijk. Het besluit is ook nog niet gevallen, maar er wordt over gesproken. Seksueel geweld zou volgens de geïnterviewde zeker een ‘Veiligheidshuiswaardig’ thema zijn, maar er is weinig kans dat dit thema ook opgepakt wordt. Tot 2009 functioneerde in Eindhoven het Scenarioteam seksueel geweld voor slachtoffers van 18 jaar en ouder en slachtoffers met een verstandelijke beperking. Ketenpartners bespraken in het team complexe casussen en belangrijk element daarbij: men kende elkaar en elkaars aanbod op hulpverlening. Bureau Jeugdzorg was trekker van het scenarioteam. Het team is opgeheven omdat BJZ vanwege bezuinigingen het overleg niet meer mocht voorzitten. Alle deelnemers aan het overleg destijds betreuren het opheffen van het scenarioteam. De gemeente voert door de Raad en het Regionaal College vastgesteld beleid uit met betrekking tot nazorg voor ex-gedetineerden en -zedendelinquenten. Er is een terugkeerscenario voor veroordeelde pedoseksuelen die vrij komen, waarbij aandacht is voor de maatschappelijke onrust die terugkeer in de straat, de buurt of de stad kan veroorzaken. De geïnterviewde gemeenteambtenaar toonde zich terughoudend over het onderwerp ‘verbetering ketenaanpak seksueel geweld’. Niet omdat de gemeente het thema niet belangrijk vindt - dat belang wordt zeker gezien - maar in het licht van de huidige (on)mogelijkheden van de gemeente om het thema op te pakken. Knelpunten 1. Over het geheel is er in de diverse instellingen te weinig kennis over seksueel geweld. De registratiecijfers bij het SHG en bij de andere hulpverleningsinstellingen en de politie laten ook weinig seksueel geweld meldingen zien. Er is ook te weinig kennis over de nieuwste ontwikkelingen m.b.t. preventie en aanpak van seksueel geweld bij specifieke doelgroepen als slachtoffers en plegers met een migranten- of vluchtelingenachtergrond, homoseksuele/lesbische slachtoffers en plegers, slachtoffers en plegers met een (licht) verstandelijke handicap, jongens/mannen als slachtoffer, meisjes/vrouwen als pleger. 2. Er is weinig tot geen specifiek aanbod voor allochtone slachtoffers en plegers. Deze vinden ook nog beperkt hun weg naar de hulpverlening. 3. In de praktijk wordt in het eerste contact met een cliënt (nog) niet altijd (door)gevraagd naar eventuele seksueel geweldervaringen. Ook al staat de vraag op een intakeformulier, dan nog is het afhankelijk van de individuele medewerker of ernaar gevraagd wordt als de cliënt niet zelf het onderwerp aansnijdt. Er lijkt soms sprake te zijn van handelingsverlegenheid van de hulpverlener. 4. De uitwisseling van informatie en kennis tussen instellingen en tussen verschillende afdelingen van eenzelfde instelling is niet optimaal. 5. Er zijn aanzetten tot een ketenaanpak, maar men kent elkaar en elkaars aanbod (nog) niet goed genoeg en de samenwerking is (nog) niet optimaal. Op de websites van de diverse instellingen is
onder het kopje seksueel geweld zeer weinig informatie te vinden, soms is zelfs het woord niet te vinden. 6. Er zijn lacunes in het hulpaanbod, zoals te weinig aanbod voor de onder 1 genoemde specifieke groepen en te weinig laagdrempelig aanbod zoals lotgenotenhulp. 7. Er is grote behoefte aan een soort ‘scenarioteam’ waarbij één van de instellingen de coördinatie verzorgt en de bevoegdheden heeft knopen door te hakken. 8. Financiën, of liever het tekort daaraan, speelt een grote rol: wachtlijsten, verschillende financieringsstromen voor verschillende vormen van hulp die de samenwerking tussen instellingen bemoeilijken, concurrentie tussen aanbieders die eigenlijk goed zouden moeten samenwerken, de krimp van met name het gemeentebudget. Sterke punten 1. Alle geïnterviewden hebben basiskennis van seksueel geweld en vinden dat dit probleem meer aandacht nodig heeft dan het nu krijgt. Dit geldt voor politie, hulpverlening en de gemeente Eindhoven alsmede de regiogemeenten. Er zijn ook genoeg mensen die zich daarvoor willen inzetten. 2. De verschillende organisaties die gezamenlijk de ketenaanpak zouden moeten uitvoeren, doen elk op zich al wel het een ander, soms zelfs véél, op het terrein van preventie en aanpak van seksueel geweld. Hierop kan voortgebouwd worden. 3. Er is op diverse onderdelen van seksueel geweld (zoals jeugdprostitutie), voor diverse doelgroepen (zoals jongeren, RAAK aanpak), al sprake van structurele samenwerking en afstemming tussen organisaties. Voorbeelden daarvan zijn: de intervisie m.b.t. relationeel geweld onder jongeren in het Veiligheidshuis en de aandacht voor preventie en hulpverlening m.b.t. relationeel geweld onder jongeren; het structurele overleg tussen BJZ en de zorgcoördinatoren jeugdprostitutie, risicomeiden en loverboys; de samenwerking tussen politie en BJZ/AMK en MEE; de samenwerking tussen GGzE en verschillende andere hulpverleningsinstellingen.