Verslag Quickscan Regioinventarisaties Regionale Kennisarrangementen Lineke Rippen (Programma Regionale Transitie – GKC) Rob Janmaat (Netwerk Platteland)
Inhoudsopgave 1 2 3
Algemene Conclusies, samenvatting ondersteuningsbehoeften Regio Almere Regio Brabant
Pag. 3 9 27
4 5 6 7 8 9 10 11
Regio Gelderse Vallei Regio Greenpoint Venlo Regio Groene Kennispoort Twente Regio Holland-Rijnland Regio Krommerijn Regio Noord Oost Friesland Regio Noord-Holland Noord Regio Proeftuin Amsterdam
38 50 56 73 81 90 112 126
12 13 14
Regio Veenkoloniën Regio Veenweide gebied Regio Westerkwartier
136 160 171
15
Regio Zuid West Delta
182
2
INHOUD
1. Conclusies Quickscan Regionale Kennisarrangementen Algemene Conclusies
CONCLUSIE 1. Grote variatie tussen Regio’s
We hebben het over: variatie in dragende gebiedsautoriteit en de bestuurlijke betrokkenheid en regionale geldstroom voor de ontwikkeling van een kennisarrangement: regionale stuurgroep, gebiedscommissie, netwerkbestuur, provincie, gemeente, koepel voor agrarisch natuurverenigingen. Variatie in gebiedsplannen: meeste gebieden hebben wel een gebiedsplan of een programma, met veelal vragen rondom landbouw, natuur, landschap, milieu, cultuurhistorie, sociaal-economische ontwikkelingen. Niet altijd is het plan omgezet naar projecten of een programma van projecten. Voor de ontwikkeling van een kennisagenda is bijvoorbeeld een gebiedsagenda nodig. Variatie in fase: In een aantal regio’s functioneert al een kennisarrangement (Veenkolonien, Brabant), in een aantal regio’s zit het nog in de plan- (Twente, Zuidwest Delta) of ideefase (vb Veenweide, Krommerijn, Almere) en in een aantal beperkt het zich tot kortlopende projecten in samenwerking met onderwijs of onderzoek.
2. Samenwerking met onderwijs De onderwijsinstellingen tonen een groeiende belangstelling voor samenwerking met regio’s. Er is behoefte aan praktijkgeoriënteerde projecten voor de competentieontwikkeling van studenten en docenten en bijvoorbeeld vanwege het vraaggericht willen ontwikkelen van het kennissyteem. . Soms speelt de hele opleiding of instelling hierop in, soms gaat het nog om een enkele enthousiaste docent. Er zijn onderwijsinstellingen die vooral de regio intrekken (Edudelta, InHolland, Helicon), er zijn instellingen die een soort kennisbalie in eigen huis openstellen (CAH Dronten). Het is niet eenvoudig om deze ontwikkeling in een gestructureerde en langjarige werkwijze om te zetten en af te komen van samenwerking binnen adhoc projecten waardoor onderwijs zich moeilijk kan organiseren. Het belang van samenwerking tussen groen en grijs onderwijs en met groen/grijs onderzoek wordt onderkend.
3. Samenwerking met onderzoek Onderzoeksinstellingen hebben in enkele gebieden (Veenweidegebied, Zuidwest Delta) de poorten geopend en werken hier samen met regionale organisaties en overheid. Onderzoeksinstellingen zijn bereid om meer de regio in te trekken maar willen merendeels betaald worden voor onderzoek. Het is echter nog geen vanzelfsprekendheid, in sommige regio’s is de weg naar het onderzoek nog niet gevonden. Men richt zich hier vooral op onderwijs.
4. Wie stelt de vragen De kennisvragen komen vaak van projectleiders, actief met bijv. uitvoering van inrichtingsprojecten. Enkele gemeenten benutten kennisarrangementen voor beleidsvraagstukken. Ook stellen ondernemers kennisvragen voor de verdere ontwikkeling van hun branche of bedrijf. Men onderkent dat er regiooverstijgende vragen zijn, maar er is nog niet veel aandacht hoe de regio-overstijgende vragen gestructureerd op te pakken. Ook willen de regio’s van elkaar leren, maar hoe richten we dat in?
3
CONCLUSIE
5. Kennisagenda Een tweetal regio’s hebben een kennisagenda. In de Veenkoloniën hebben ze in een regiocontract geformaliseerde, meerjarige kennisagenda , en in het veenweidegebied is er aandacht voor. In andere regio’s hebben ze al wel een voornemen (b.v. Zuidwest Delta, Twente, EemValley). Hier ziet men een meerwaarde in de meerjarige en gestructureerde koppeling tussen regionale vraagstukken en onderwijs (van vmbo t/m wu) en onderzoek. In enkele regio’s richt men zich vooral op kennisvragen van ondernemers, maatschappelijke organisaties en overheden.
Hieronder vindt u conclusies per gebied 1. Almere Te ontwikkelen kennisagenda wordt gekoppeld aan Schaalsprong, een in meerdere opzichten ambitieus programma voor stedelijke uitbreiding met veel ruimte voor innovatie. Cradle-to-cradle principes en stadland-thema’s op grote schaal in een te ontwikkelen situatie. Voor financiering is blik op Rijk gericht. De gebiedsautoriteit is de gemeente Almere, er is bestuurlijk commitment. Het CAH Dronten heeft een voortrekkersrol, mede in relatie tot een nieuwe opleiding in Almere. De Hogeschool start begin 2010 met een verkenning naar een breed gedragen kennisarrangement dat in een regiocontract wordt geformaliseerd. 2. Amsterdam - Proeftuin Er is een gebiedsautoriteit, er is een plan. Het is geen gebiedsplan maar meer een thematisch programma. Samenwerking met onderwijs en onderzoek komt op gang, met name initiatief van Hogeschool van Amsterdam. Er zijn plannen voor een kennisarrangement en een opmaat naar een kennisagenda. De link naar groen onderwijs is vooral aanwezig in de vorm van Wageningen UR. WUR wil educatieve arrangementen verbreden en verdiepen en koppeling tussen groen en grijs onderwijs versterken. Provincie en gemeenten stoppen geld in programma, voor kennisarrangement wordt naar LNV gekeken. 3. Arnhem-Nijmegen Er is door Van Hall Larenstein in samenwerking met de Stadsregio een Werkplaats rond energie en klimaat in ontwikkeling. Stadsregio hecht belang aan kennis en innovatie. Overlap met LNV-thema’s is nog beperkt. 4. Brabant Er zijn nu drie actieve regio’s met een kennismakelaar. Waarschijnlijk volgen er nog drie. Elke regio heeft een streekcommissie, een reconstructieplan en een streekhuis. Vragen komen voort uit uitvoering Reconstructiedoelen en momenteel voor beperkt deel vanuit ondernemers. Brabant kiest er vooralsnog voor geen kennisagenda op te stellen; vanuit het Reconstructieplan wordt al gewerkt vanuit een globale kennisagenda. Wel is de blik sterk gericht op de doelen uit het gebiedsplan. Onderwijsinstellingen werken mee, Fontys is enthousiast. De provincie financiert. Inmiddels heeft Helicon bestuurlijk te kennen gegeven met twee Brabantse regio’s een verkenning uit te voeren om tot een kennisarrangement met kennisagenda te komen. 5. Gelderse Vallei In de afgelopen jaren hebben in Eemland het RIC en de Plattelandsacademie gefunctioneerd. Er is nu een zoektocht naar een vervolg op hoger schaalniveau: Gelderse Vallei. Gebiedsautoriteit is dan het bestuur van 4
CONCLUSIE
de SVGV, het gebiedsplan is het vastgestelde reconstructieplan. Bereidheid tot cofinanciering is nog niet helder. Aeres groep (onder andere CAH Dronten, Groenhorst en Stoas) gaat in 2010 een verkenning uitvoeren in samenwerking met de regio om tot een kennisarrangement te komen. 6. Holland-Rijnland Plan van Natuurlijk Platteland-West. Dit is een koepel voor agrarisch natuurverenigingen en geen echte gebiedsautoriteit. Er is een initiatief voor betere kennisdoorstroming tbv agrarisch natuurbeheer en verbrede landbouw. Met cofinanciering van samenwerkende gemeenten en provincie. Er is een intentie van Wageningen UR voor opstellen kennisagenda. 7. Krommerijn Hier heeft een samenwerking met Plattelandsacademie gelopen. Er is een plan voor een kennisarrangement ontwikkeld, in samenhang met een gebiedsmanager en innovatieteam. Plan is nog niet scherp, de regio is nog zoekende. Er is een regionale inbedding in de Stichting Krommerijnstreek en in het Regioplan. 8. NO Fryslan Project Kenniscirculatie heeft gedraaid. Er is nu een Werkplaats Veenwouden waar studentprojecten worden uitgevoerd. Onder aanvoering van NOFA en Route Noordoost, met bestuurlijk commitment. Er wordt vooral naar plattelandsthema’s gekeken. Er is samenwerking met verschillende onderwijsinstellingen en – niveaus. Er is GKC-verkenningen-geld beschikbaar (AOC Friesland en AOC Terra), in combinatie met Westerkwartier. De regio’s vinden elkaar in dit project. 9. Noord-Holland-Noord Provincie Noord-Holland heeft voortouw genomen rond twee thema’s: leefbaarheid en agribusiness. Er is een werkplaats St Pancras met aandacht voor leefbaarheid rond Langedijk. Hier zijn meerdere onderwijsinstellingen actief. Voor agribusiness –Agriboard- ligt er een voornemen. Provincie is gebiedsautoriteit. Er zijn verschillende regioplannen. Provincie wil toewerken naar een brede, samenhangende kennisagenda. Er is bestuurlijk commitment bij Clusius voor een trekkersrol. De onderwijsinstelling heeft verkenninggeld voor het ontwikkelen van een kennisarrangement aangevraagd. 10. Twente Verkenning in uitvoering mbt ontwikkeling kennisarrangement ala model Veenkoloniën op basis van een Plan van Aanpak. Er is een intentieverklaring ‘Starthandeling Werkplaats Zuidwest Twente’ ondertekend door: Bestuurlijk Gebiedsoverleg (BGO) Zuidwest Twente en kennisinstellingen. Financiering verkenning: BGO Zuidwest Twente, GKC. Regiobestuur: BGO Zuidwest Twente (Provincie Overijssel, 10 gemeenten, 2 waterschappen). Uitvoering: Programmabureau Groene Kennispoort Twente. Kennisinstellingen: AOC Oost is leadpartner. Inhoud is gebaseerd op Gebiedsprogramma ZW-Twente. Gebiedsinnovatie-agenda is in ontwikkeling met o.a. Regionale voedselketens, streekrekening dat zich richt op community funding, stadsranden, duurzame energie, water. 11 Veenkoloniën Kennisarrangement sinds december 2008 in uitvoering op basis van Regiocontract tussen Regio en 5
CONCLUSIE
consortium 5 kennisinstellingen met een gezamenlijk ontwikkelde Kennisagenda Veenkoloniën en operationele Werkplaats incl. werkplaatscoördinator. Financiering: Regio; GKC, Min. LNV plus projectgeldstroom. Regiobestuur: bestuurlijk commitment van Agenda voor de Veenkoloniën Uitvoering: Programmabureau Agenda voor de Veenkoloniën. Kennisinstellingen: Van Hall Larenstein is leadpartner van 5 samenwerkende groene/grijze instellingen. Thematiek: zeven thema’s van Gebiedsprogramma Veenkoloniën 2008-2012: Agribusiness, Landschap, Infrastructuur, Toerisme, Wonen, Sociaal-economische vernieuwing, Regio’s verbinden. 12. Veenweide Dit initiatief bouwt voort op onderzoeksinitiatief ‘Waarheen met het veen’. Er is een groeiende betrokkenheid van het programmabureau Groene Hart. De Stuurgroep Groene Hart is nog niet betrokken. Daarnaast ligt er een plan van Wageningen UR voor een Kenniscentrum Westelijk Veenweide. En in september 2009 is de Groene Hart Academie gestart, een samenwerking tussen gemeente Nieuwkoop, IPC Groene Ruimte en InHolland. Tenslotte heeft Greenport Boskoop interesse in het opzetten van een werkplaats. 13. Venlo - Greenport De regionale structuur wint aan kracht. Thematiek omvat tuinbouw t/m regionale inrichtingsvraagstukken. Dit najaar start gebiedsorganisatie, inclusief aandacht voor kennisfactor. De provincie Limburg investeert hierin. Er zijn meerdere kennisinstellingen actief. 14. Westerkwartier Initiatief komt uit de streek: WSI en Leadergroep, Regiobestuur NW-Groningen met daaronder een Regioplan NW-Groningen en Leaderplan. Er is vijf jaar samenwerking met vooral VHL en Wageningen UR. Regiobestuur: Stuurgroep West (Provincie Groningen, 4 gemeenten en 2 waterschappen) / NW-Groningen. GKC-verkenninggeld beschikbaar (AOC Friesland en AOC Terra) voor kennisarrangementontwikkeling Westerkwartier in combinatie met regio Noordoost Fryslan (NOFA). Er is cofinanciering vanuit de regio. 15. Zeeland Verkenning mbt ontwikkeling kennisarrangement ala model Veenkoloniën sinds 3e kwt 2009 van start op basis van Plan van Aanpak. Provincie Zeeland, vijf kennisinstellingen en andere regiopartijen hebben intentie uitgesproken voor het opzetten van een Werkplaats Zuidwest Delta. Financiering verkenning: Impuls Zeeland, GKC. Regiobestuur: Provincie Zeeland. Uitvoering: Impuls Zeeland. Kennisinstellingen: Edudelta is leadpartner met betrekking tot de ontwikkeling van een kennisarrangement. Er zijn meerdere actieve kennisinstellingen betrokken en de nodige projecten. Kennisagenda wordt ontwikkeld op basis van de Regioagenda (in de maak). Thema’s: gebiedsinrichting, krimp, landbouw (veel tuinbouw), visserij, voeding en streekproducten, aquacultuur, toerisme, logistiek mbt onderhoud procesindustrie, energie en maritiem.
6
CONCLUSIE
Samenvatting Ondersteuningsbehoefte
In de quickscan Regionale kennisarrangementen is gevraagd naar de ondersteuningsbehoefte in de regio's. Dit levert het volgende resultaat op.
Vooraf: De ondersteuningsbehoefte genoemd tijdens de quickscan-regiogesprekken is onder andere afhankelijk van de ontwikkelingsfase (i.e. verkenning tot implementatie) van een regionaal kennisarrangement en van de gesprekspartner i.e. vertegenwoordiger van een regio (van burgemeester tot manager regionaal uitvoeringsbureau) of van een kennisinstelling (van directeur tot docent/student). Er is sprake van een learning-by-doing ontwikkelproces waarin partijen zoekend zijn en de ondersteuningsbehoefte vaak onderkend wordt op het moment dat het ook daadwerkelijk nodig is. Snelheid en flexibiliteit zijn dus sleutelwoorden bij het organiseren van ondersteuning. Vaak geuit: “ondersteun ons door aan te geven hoe u ons kunt ondersteunen!” Dit heeft meerdere kanten. Bijvoorbeeld: wat kan worden aangeboden op het gebied van ondersteuning en door wie? En: wat is er te leren van andere regio’s/partijen die ervaring hebben met kennisarrangementen? De leerwinst van regio’s in het proces rondom bestaande kennisarrangementen kan worden betrokken -bijvoorbeeld door LNV- bij het organiseren van ondersteuning. De uitkomsten mbt ondersteuningsbehoefte genoemd in het LNV KNVP-project ‘Kennis maken met regionale Kennisarrangement’ zijn hieronder zoveel mogelijk geïntegreerd.
Regio – Ondersteun ons door/met: In het algemeen: een overzicht en een routebeschrijving mbt regionale kennisarrangementen. Vragen: hoe ziet de (gewenste) kennisinfrastructuur in elkaar? Wat is en hoe komen we tot een kennisagenda? Wie heeft welke rol en positie? Hoe wordt een kennisarrangement gefinancierd? Hoe monitoren we de kwaliteit? (Meerjarige co)financiering, bijvoorbeeld: bij de start (verkennings- en ontwikkelfase) van een kennisarrangement (o.a. ontwikkeling kennisagenda, de kosten van een kennismakelaar of werkplaatscoördinator); de operationele kosten van een Werkplaats (b.v. werkplaatscoördinator/-manager); meerjarige financiering van regionale programma’s ipv projecten; meer regiobudget voor het financieren van de benodigde inzet van onderzoeksinstellingen (ze zijn te duur!) of andere organisatie-/financiering van benodigd regionaal onderzoek. Inhoudelijke en procesondersteuning van een kennisarrangement. Genoemd worden bijvoorbeeld: Inhoudelijke ondersteuning bij het programmeren van de regionale innovatie-agenda en bij de kennisvraagarticulatie; Ondersteuning bij het ontwikkelproces van een kennisarrangement en van de samenwerking met onderwijs/onderzoek door een kennismakelaar en/of Werkplaatscoördinator (kwartiermakers en actoren met kennis van de regiopraktijk en van kennisinstellingen). 7
CONCLUSIE
Leren van andere regio’s / Regio’s verbinden In samenhang met eerste punt. Delen van wat andere partijen hebben geleerd die met (het organiseren van) kennisarrangementen bezig zijn; Wat voor kennis is al in andere regio’s ontwikkeld die kan worden benut in de eigen regio? Slim organiseren van gebiedsoverstijgende onderzoeksthema’s Er zijn onderzoeksthema’s die in meerdere regio’s spelen. Hoe kunnen we deze gebiedsoverstijgende onderzoeksthema’s slim organiseren? Het agenderen van thema’s op diverse bestuurlijke niveaus. Meer regionale beïnvloeding/sturing op (innovatief toegepast en/of beleidsvormend) onderzoek en meer experimenteerruimte kennisbudgetten regionaal aan de onderzoeksprogramma’s koppelen en nationale programma’s regionaal beter afstemmen en verbinden. Programmeren van nationale programma’s (ILG, POP, Leader, NME, Senter Novem); van onderwijs/onderzoek; etc. tot een samenhangend synergetisch systeem Kenniscoördinatiepunt – genoemd zijn: Kennismanagement: wat voor kennis is al ontwikkeld op de eigen regiokennisvraag?; Bij welke kennisinstelling kunnen we met een specifieke vraag terecht?
Kennisinstellingen – Ondersteun ons door/met: (Meerjarige co)financiering, bijvoorbeeld: bij de opstart-, ontwikkelings- en operationale kosten van een kennisarrangement (o.a. voor trekkende regionale onderwijs-/onderzoeksinstelling de kosten van degene die coördinerende, organiserende en faciliterende werkzaamheden uitvoert bij het formeren van een consortium van kennisinstellingen en bij ontwikkeling van het regionaal kennisarrangement; kosten van personele capaciteit bij iedere instelling als interface om de kennisagenda te ontwikkelen; en kosten voor de werkplaatscoördinator/kennisloket); kennisagenda-projectfinanciering (uitvoering door studenten/docenten/onderzoekers kennisinstellingen). Systeemontwikkeling (HRD – benodigde competentieontwikkeling c.q. professionalisering b.v. de veranderende rol van docent naar coach; reflectiecompetentieontwikkeling; ontwikkeling en implementatie praktijkgerichtheid/ vraaggerichtheid (van buiten naar binnen organiseren); remmende beheersstructuur veranderen: bestuur schept kaders waarbinnen actoren verantwoordelijkheid krijgen om systeem te veranderen; doorbreken van disciplinair c.q. sectoraal handelen/inrichting vh systeem naar integraal/multidisciplinair handelen en systeeminrichting; onderwijslogistiek aanpassen (modules zodanig inrichten dat studenten meer flexibel zijn in te zetten; dat studentleervragen tijdens leren in de praktijk gelijk worden geadresseerd; digitale leeromgeving creëren; etc.); inspirerend monitoringsysteem implementeren), Onderwijsvernieuwing (ontwikkelen van: leren in/uit de praktijk en competentiegericht toetsen en beoordelen; doorlopende leerlijnen; leeragenda’s ontwikkelen op basis van de kennisagenda; etc.). Leerestafette Kennisarrangementen organiseren – via Cop’s en dergelijke zorgen voor uitwisseling/intervisie tussen Werkplaatscoördinatoren c.q. personen binnen de instellingen die kennisarrangementen organiseren
8
CONCLUSIE
2. Regio Almere Interview Regiogesprek/-bijeenkomst Datum 19 augustus 2009 (Almere); 25 augustus (CAH Dronten) Locatie Stadhuis Almere (19 aug); CAH Dronten (25 aug) Regiogesprek met (Namen/functie) 19 augustus 2009: Martine Visser, Wethouder Economie, Onderwijs, Toerisme en Recreatie Ward de Meulemeester, adjunct directeur Schaalsprong Almere 2030,
[email protected], Blekerstraat 4, 1315 AH, Almere Tel: 036-548 4854; Fax: 036-548 4049 (afspraken geregeld via: Miriam Geurts, Gemeente Almere, Assistente directeur schaalsprong 2030 Herman Schartman en Ward de Meulemeester; Saskia Ninteman, Stafdienst Bestuurszaken, Projectassistent Bureau Twee-P, Tel: 036 - 539 9783,
[email protected]) 25 augustus 2009: Wil Bekkering, adjunct directeur CAH Dronten Ernest van den Boezem, CAH Dronten en GKC-Programmaleider Ondernemerschap Geïnterviewd door Lineke Rippen/GKC-Programma RT en Jacqueline Niewerth, Creon Advies Telefonische gesprekken Datum Divers Met (+ functie) Wim Faber/CAH Dronten; voormalig wethouder Almere. Door L. Rippen
Achtergrondinformatie Kaart Regio Almere (incl. + excl. Schaalsprong) - zie Bijlage 1 \ Regiogegevens Almere Oppervlakte Almere nu (voor Schaalsprong): 25.000ha = 250km2; waarvan water: 12.000ha = 120km2 IJland = ca. 800ha (van water naar land); Oosterwold (grondgebied Zeewolde) = ca. 2.500ha Almere na Schaalsprong: 27.500ha = 275km2; waarvan water: 11.200ha 9
A
Gemeente(n)/ Provincies De partners voor Schaalsprong Almere 2030 zijn de Rijksoverheid en gemeente Almere. Op 10 oktober 2009 wordt een Integraal Afsprakenkader (IAK - interdepartementaal kabinetsbesluit) geformaliseerd tussen Almere en het Rijk. Inwoners Ca. 187.000 Soc.-Economie Schaalsprong Almere 2030 In de Noordvleugelbrief (2006) verzoekt de regering Almere om -in intensief overleg met de regioonderzoek te verrichten naar de haalbaarheid van de ‘Schaalsprong Almere 2030’. Deze ‘Schaalsprong Almere 2030’ omvat de bouw van 60.000 nieuwe woningen en de ontwikkeling van ca. 100.000 extra arbeidsplaatsen. Dit verzoek wordt opnieuw bevestigd in het contract Randstad Urgent (2007). In dit contract wordt vermeld dat de ‘Schaalsprong Almere 2030’ een dubbele uitdaging vormt. Enerzijds groeit Almere uit tot een integraal onderdeel van de Noordvleugel, anderzijds ontwikkelt Almere een eigen, herkenbare identiteit met volwaardige economische en maatschappelijke voorzieningen. Landschapstype Uit Wikipedia: Van oorsprong waren de IJsselmeerpolders vooral of zelfs uitsluitend bedoeld als landbouwgrond. Echter, na de Tweede Wereldoorlog kwam men tot het inzicht dat de snel groeiende bevolking van met name Amsterdam voor een deel elders gehuisvest zou moeten worden. Zo ontwierp men twee steden in de polders Oostelijk en Zuidelijk Flevoland. De stad in Oostelijk Flevoland werd Lelystad, de stad in zuidelijk Flevoland werd op de eerste schetsen nog Zuidweststad genoemd, maar kreeg in de jaren zeventig de naam Almere, naar de vroeg-middeleeuwse naam van de Zuiderzee. Geschiedenis stadsontwikkeling Uit Wikipedia: De eerste woningen in Almere werden opgeleverd in november 1976. De stad werd toen nog direct bestuurd door het Openbaar Lichaam Zuidelijke IJsselmeerpolders (Z.IJ.P.), met een landdrost aan het hoofd. In 1984 werd wat er nog over was van het OL ZIJP opgedeeld in de gemeenten Almere en Zeewolde. De gemeente Almere beschouwt zich als de rechtsopvolger van het Openbaar Lichaam en voert ook hetzelfde wapen. Tot 1986, de oprichting van de provincie Flevoland, nam het Ministerie van Binnenlandse Zaken de provincietaken waar. Oorspronkelijk was Almere opgezet als meerkernige stad. Dit beleid is gedeeltelijk losgelaten. Almere Buiten en Almere Stad zijn via de wijk Tussen de Vaarten aan elkaar gegroeid. Tussen de oudste en de nieuwste woonwijken ziet men duidelijk een veranderd woningbouwbeleid terug: in de jaren zeventig was dit gericht op gelijkvormigheid en functionaliteit, in de jaren negentig werd het de trend meer exclusieve en opvallende woningen te bouwen, bijvoorbeeld in de Regenboogbuurt. Het centrum van Almere Stad, het grootste stadsdeel, is sterk aan het uitbreiden. In 2006 is het eerste deel van het nieuw gebouwde stadscentrum opgeleverd. Het voornaamste gebouw hiervan is de Citadel, ontworpen door Pritzker Prize-winnaar Christian de Portzamparc. Begin 2007 zijn de nieuwe Schouwburg Almere en Kunstencentrum de Kunstlinie in gebruik genomen. Het opvallende pand, gelegen aan het Weerwater, is op 8 juni 2007 officieel geopend door koningin Beatrix.[2]
10
A
1. Wat vooraf ging / Dynamiek 1.1. Er is een gangmaker / voortrekker Gemeente Almere samen met de rijksoverheid (VROM) Op 6 november 2009 wordt het Integraal Afsprakenkader (IAK) Almere 2030 ondertekend op basis van een ontwikkeld Concept Structuurvisie dat in juni 2009 is opgeleverd en de RAAMbrief van het Rijk. De IAK betreft een interdepartementaal kabinetsbesluit, waar LNV deel van uit maakt. De structuurvisie met toekomstbeeld is opgesteld in overleg met het Rijk, de provincies Flevoland, Noord Holland, Utrecht, de gemeenten Amsterdam, Lelystad en Zeewolde - waartoe een deel van het oostelijke plangebied behoort en het Waterschap Zuiderzeeland. Hiernaast zijn nog vele andere omliggende gemeenten, maatschappelijke organisaties, inwoners van Almere, experts en onderzoeksinstituten actief betrokken bij de planvorming. De Concept Structuurvisie Almere 2.0 is een integrale visie op de ontwikkeling van de stad, en plaatst de ontwikkeling van Almere in een regionale context. Uitgangspunt van de Structuurvisie is dat Almere uitgroeit tot een ecologisch, sociaal en economisch duurzame stad. Deze ambitie is uitgewerkt langs de lijn van de ‘Almere Principles’, die in 2008 als inspirerend en richtinggevend kader door de gemeente Almere zijn op- en vastgesteld. Parallel aan de structuurvisie is de Rijksoverheid bezig met de Raambrief waarin het hele regionale perspectief geschetst wordt. In het IAK staan de noodzakelijke voorwaarden omschreven voor de integrale ontwikkeling van Almere. Het bevat ook afspraken over de uitvoering. Rijk en regio kiezen voor een metropolitane strategie voor de Noordvleugel met als doelen de versterking van de internationale concurrentiepositie, vergroting van de leefbaarheid en het ontzien van kwetsbare gebieden. 1.2. Er is een intermediair actief die initiatieven in een bepaalde richting op gang brengt De Projectdirectie Schaalsprong (Herman Schartman en Ward de Meulemeester) en wethouder Martine Visser zijn trekkers mbt kennisarrangementen. Afhankelijk van het besluit in november zal er een uitvoeringsorganisatie komen die verantwoordelijk wordt voor de schaalsprongontwikkeling. 1.3. Activiteiten betreffen meer dan één thema De structuurvisie heeft als belangrijkste ontwikkelthema’s: 1. Ecologische duurzaamheid: combineer stad en natuur, energie, mobiliteit, water en grondstoffen; 2. Sociale duurzaamheid: toename diversiteit, hoger voorzieningenniveau; 3. Economische duurzaamheid: 100.000 extra banen creëren door stimuleren clusterontwikkeling: health, welness & life sciences, duurzame gebiedsontwikkeling, ICT & media, luchthaven Lelystad en logistek & handel; 4. Vestiging hoger en universitair onderwijs en een intensieve samenwerking met de overheden op regionaal niveau. De Gemeente Almere ontwikkelt in overleg met betrokkenen de kennisagenda (deze is er nog niet. Momenteel wordt onderhandeld met het rijk rondom IAK en RAAMbrief. In beide stukken kan geagendeerd worden dat er een kennisagenda moet komen. Dit zou ook logisch zijn gezien de enorme omvang van de opgave). Er is nu al een kennisagenda met bestuurlijk commitment voor elke huidige ontwikkelingsfase van Almere. Per jaar wordt de agenda geactualiseerd. In Almere is sprake van ontwerp (bijvoorbeeld mbt de Schaalsprong)-, uitvoerings(huidig beleid)- en beheersvraagstukken. Alle drie zijn actueel. De schaalsprong is nu in de ontwerpfase. ”Er is aandacht voor de samenhang der dingen. Een transparante organisatie is belangrijk”. 11
A
“Onze kennisagenda bevat de vragen: hoe combineer je stad met de ruimtelijke, economische, de sociale en de groene aspecten. Hoe zorg je dat de stad er fysiek staat, hoe zorg je dat de mensen die er wonen zich wel bevinden (werk, omgeving) en de natuur gebruikt kan worden en er beter van wordt en niet slechter? Van oudsher wijkt de natuur als er mensen komen. Wij willen de natuur versterken. Ecologie gaat nu dood in het IJmeer (instabiel systeem). Na fysieke ingrepen kan er weer een kringloop op gang komen én creëren we unieke plekken om te wonen. Als het lukt is er veel kennis uit te halen. Eerst heb je kennis nodig voor ontwikkeling maar vervolgens heb je veel kennis die elders inzetbaar is door het in de praktijk uit proberen”. Zie ook 2.2. 1.4. Er is betrokkenheid van maatschappelijke organisaties Voor elk van deze thema’s (zie 1.3) geldt, dat ze niet gedragen en tot uitvoering gebracht kunnen worden door de gemeente Almere alleen. Andere partijen (publiek en privaat) zullen daar mede bepalend in zijn. In het IAK staat beschreven hoe stimulerende, faciliterende of voorwaardenscheppende stappen gezet kunnen worden voor het realiseren van de plannen. De Participatie bij het tot stand komen van de structuurvisie Schaalsprong is op dit niveau vooral bestuurlijk geweest met overheden en betrokken organisaties die betrokken zijn zoals het Rijk, de provincies Flevoland, Noord Holland, Utrecht, de gemeenten Amsterdam, Lelystad en Zeewolde en het Waterschap Zuiderzeeland. Daarnaast zijn nog vele andere omliggende gemeenten, maatschappelijke organisaties, inwoners van Almere, experts en onderzoeksinstituten actief geweest bij de planvorming. In november wordt het kader vastgesteld en bij de verdieping gaan we participatie organiseren met de partijen die daarbij een belang hebben. Dat betreft vooral maatschappelijke organisaties. De minister van VROM en de wethouder ruimtelijke ordening en wonen van de gemeente Almere waren verantwoordelijk voor de inhoudelijke procesmatige voorbereiding van de besluiten, inclusief het bestuurlijk en maatschappelijk draagvlak voor het project. Daartoe leverden zij de producten (cq namen de besluiten) als bouwstenen voor het IAK. “Mooi aan de cultuur van Almere is dat het een ondernemende, ‘pioniers’-bevolking heeft die interesse heeft om mee te denken. Informerende bijeenkomsten hebben we natuurlijk wel georganiseerd. Almeerders zijn gewend aan bouwen. Als in oktober 2009 het kader vastgesteld wordt gaan we bij de verdieping participatie organiseren met andere partijen die daarbij een belang hebben. Dit betreft vooral maatschappelijke organisaties. Met de Schaalsprong is er een constante samenwerking met maatschappelijke organisaties nodig om op zoek te gaan naar vernieuwende oplossingen”. 1.5. Er is betrokkenheid van ondernemers Er is m.b.t. de uitvoerings- en beheersvraagstukken ook betrokkenheid georganiseerd met ondernemers. Wethouder M. Visser noemt als voorbeelden het veilig ondernemen op bedrijfsterreinen en het ontwikkelen van een nieuwe toekomst voor het tuinbouwgebied waar het niet goed gaat met de ondernemers omdat de schaalvergroting gemist is. Wat wordt de toekomst van dat gebied? Pas na het ondertekenen van het IAK voor Schaalsprong Almere 2030 zal er een kennisagenda vastgesteld worden met plannen waarbij ook ondernemers betrokken zijn. 1.6. Er wordt over kenniscomponent gecommuniceerd Ja. O.a. door INTI (International New Town Institute) gevestigd in Almere. Wethouder M. Visser: “Wij hebben natuurlijk al een uniek project achter de rug. Wij hebben de huidige stad 12
A
in 35 jaar opgebouwd. Dat was een enorme opgave (nu: 7e stad van Nederland). Er is veel gedocumenteerd en geleerd van het verleden door o.a. het INTI. Wetenschappelijk Onderzoek gericht op New Towns. Die ontwikkeling is heel goed vastgelegd. Eerst Emmeloord, toen Lelystad en daarna Almere. Het INTI is een spin in het web. Het organiseert veel congressen en is het kloppend hart wereldwijd over dit thema vanuit diverse invalshoeken. Gestichte stad is de definitie van New Town. Allerlei soorten wetenschappers zijn betrokken die allemaal vanuit eigen vakgebied kijken naar dat ene thema. Eigenlijk zijn we ‘de nieuwe Deltawerken’. Hier ligt een enorme opgave, binnen– en buitendijks met de verdubbeling van de bevolking, het versterken van de regio, het versterken van ecologie en groen blauwe kwaliteiten en economie. Al die opgaven kunnen in één sprong uitgevoerd worden. Op een verantwoorde manier; ook sociaal vanuit leefbaarheid. Planvorming duurt al jaren voor deze enorme opgave. Op papier hebben we een goed verhaal, maar nu moet het Rijk de concretisering met ons aandurven. Stap voor stap ontwikkelen en gaandeweg ontdekken welke kennis we daarbij nodig hebben. Dit is unieke kennis die we opdoen en doordat we de kennis tevens in de praktijk uitproberen hebben we een exportproduct dat wereldwijd gebruikt kan worden. We weten van Wageningen dat ze internationaal wereldwijd op het gebied van landbouw kennis ontwikkelen, maar dit project heeft ook een enorme wereldwijde relevantie. De huidige wereldbevolking is nog steeds aan het urbaniseren. Er is sprake van een kanteling waarbij er een gigantische behoefte is om nieuwe steden te ontwikkelen. Ecologie en duurzaamheid zijn daarbij nieuwe noodzakelijke invalshoeken. Al dat soort vraagstukken kunnen wij hier in een heel gecontroleerde setting oplossen. De opgedane kennis kan als exportproduct elders ingezet worden”. 1.7. Innovatieve initiatieven worden opgepakt Ja.
2. Regionale Bestuurlijke Samenwerking 2.1. Er is een Gebiedsautoriteit Gebiedsautoriteit voor de bestaande ‘normale’ Almere-ontwikkeling is de Gemeente Almere in de samenwerking met alle betrokken partijen. Mbt de Schaalsprong 2030: is de Gemeente Almere ook voorlopig aanspreekpunt. Er is regionaal afstemmingsoverleg dat ca 8 keer per jaar bijeenkomt. Deelnemers zijn VROM, RVOB, provincies: Utrecht, Flevoland, Noord Holland, gemeenten: Lelystad, Almere, Zeewolde en waterschap Zuiderzeeland.
2.2. Er is een initiatief om structurele afspraken voor een kennisarrangement te maken Voor wat betreft de kenniscomponent van Schaalsprong 2030: Kennisvragen: “Na november gaan we bekijken hoe we die onderwerpen volg ordelijk en gezamenlijk aanpakken. Daar zijn wel ideeën over. We zijn nu bezig met Almere Poort en Almere Hout en dat zal versneld doorlopen. Daarnaast krijgen we een hele voorbereidingsperiode voor de dingen die er na gaan komen met bijzonder interessante kennisvragen. Zoals: Hoe kun je ‘over de dijk’ met de stad en dan toch het natuurgebied op een hoger plan brengen? Er zijn eerste exercities geweest met experts. Inhoudelijk, juridisch en procesmatig roept dat diverse vragen op. In welke volgorde gaan we aan de slag? Hoe ga je met de maatschappelijke actoren om? Politiek moet blijken of we over de dijk gaan, waarvoor de IJmeer-lijn cruciaal is. Zonder IJmeer-lijn is een verantwoorde groei van Almere niet mogelijk. We moeten beter verbonden worden met de regio. Als de IJmeer-lijn komt kunnen we buitendijks gaan ontwikkelen, maar die optie moet onderbouwd en uitgezocht 13
A
worden. Als eiland kun je eea helemaal ‘Cradle to Cradle’ maken. Er is niets dus er moeten hele nieuwe systemen ontwikkeld worden. Denk aan waterhuishouding, energiewinning. We weten wel vragen te stellen, maar we weten geen antwoorden. We hebben echt behoefte aan kennisontwikkeling. Kennis is niet voorhanden”. Zie ook onder 1.3 –Structuurvisie + vestiging hoger en universitair onderwijs. 2.3. Er is een overlegstructuur voor periodieke afstemming Er is regionaal overleg en een structureel overleg met kennisinstellingen (A. CAH Dronten ivm vestiging hogeschool in Almere + een lectorschap. B. Met Windesheim die een vestiging wil -10.000 studenten per jaar. Dit is momenteel ivm moeizame organisatie bv vanuit de schaalgrootte even in de ijskast. C. Er is constant behoefte geweest aan kennis en daarin is zoveel als mogelijk in voorzien door diverse samenwerkingen met onderwijs- en onderzoeksinstellingen tbv opstellen van de concept structuurvisie. De variatie aan kennisinstelling was hierbij zeer groot aangezien het om het ontwikkelen van denkbeelden ging van een complete stad. 2.4. Er zijn afspraken over faciliteren intermediair of vrije actor Er bestaat nog geen organisatiestructuur met een intermediair tussen Almere en kennisinstellingen ala een Werkplaatsmanager zoals in de Veenkoloniën of een kennismakelaar. Er is wel een ambassadeur -Wim Meijer- benoemd die een aanjaagfunctie heeft voor de aanstaande besluitvorming. Hij houdt de bestuurders scherp op snelheid en kwaliteit van de besluitvorming. Daarnaast is hij verantwoordelijk voor het organiseren van de actieve betrokkenheid van de maatschappelijke organisaties.
3. Regionaal uitvoeringsorgaan 3.1. Er is een programmabureau (uitvoeringsorgaan van een bestuurlijk gebiedsprogramma) Betreffende de Schaalsprong 2030: de projectdirectie Schaalsprong Almere 2030 is verantwoordelijk voor de uitvoering. Binnen de Directie zijn werkzaam: 1 algemeen directeur, 1 plv directeur 1 directeur structuurvisie, 1 programmamanager financieel kader en uitvoeringsstrategie en een projectsecretariaat. Door de schaalgrootte van de Schaalsprong is het niet mogelijk dat de bestaande stadsorganisatie de ontwikkeling erbij pakt. “Er zal een samenwerkingsorganisatie ontstaan met rijk, gemeenten en andere betrokken partijen die gaan bepalen hoe de organisatie in te richten.
3.2. Voertuig voor een kennisarrangement Er is geen Werkplaats of i.d. maar men is geïnteresseerd. Zie ook 7.2. - Convenant Hoger Onderwijs Flevoland Relatie met Kennisinstellingen: bij het ontwikkelen van de plannen voor de Schaalsprong is de laatste twee jaar ca 10 miljoen geïnvesteerd in kennisontwikkeling. Diverse Universiteiten, adviesbureaus, enz. hebben kennis geleverd, vanuit de Schaalsprong gecoördineerd. Soms in opdracht van de provincie, soms door V&W of de gemeente. Maar er is weinig regie en dat is jammer. Er is dus al veel onderzoek gedaan de afgelopen jaren. “CAH Dronten komt nu echt hier en we (o.a. gedeputeerde Dhr. A. Greiner) is druk met ze in gesprek (CAH Dronten o.a. Henk Verweij/Wil Bekkering). Ook over een lectoraat.1 Er moet een goede basisinfrastructuur
1
Lectoraat is inmiddels goedgekeurd, december 2009
14
A
zijn. Ze willen de stad veroveren. Stedelijk relevant groen onderwijs. Perfect voor Almere. Een Werkplaats in Almere lijkt ons interessant en goed mogelijk”. 3.3. Er is een zichtbare locatie voor een kennisarrangement Nee, nog niet.
4. Regionale gebiedsinnovatie-opgaven 4.1. Er is een gebiedsontwikkelingsplan waarin op samenhangende wijze meerdere aspecten van gebiedsinrichting en/of plattelandsontwikkeling aan de orde komen Zie ook 1.3.; samengevat: Er is een concept Structuurvisie Schaalsprong Almere 2030. Het bereik betreft: een doorgroei naar 350.000 inwoners in 2030. Belangrijke aspecten zijn: 1. robuuste ontsluiting over de weg en via openbaar vervoer; 2. woningbouwopgave van 60.000 woningen; 3. versterking van de sociaal economische structuur; 4. verbetering van de groenblauwe structuur (inclusief natuurontwikkeling en - compensatie Randvoorwaardelijk voor de start is een kabinetsbesluit voor een robuuste ontsluiting van Almere op de corridor Schiphol-Amsterdam-Almere. 4.2. Er is een projectplan gekoppeld aan het Schaalsprong Almere 2030 De partners hebben (6 nov) hopelijk ingestemd met meerjarige financiële afspraken, het benoemen van portefeuillehouders per project en met zakelijke projectopdrachten. In deze projectopdrachten wordt per project vastgelegd wie waarvoor verantwoordelijk is. Omdat het zo groot is, is een nationale scope logischer. Je moet hier niet van lokale partijen afhankelijk zijn om tot een aanpak te komen. Wethouder M. Visser erkent dat het maken van keuzes voor een aanpak gevolgen heeft die verder strekken dan vooraf bedacht. Als voorbeeld noemt ze de ooit ontwikkelde aanpak van de verkeersveiligheid in Almere. Die is prima, maar de keuze voor de inrichting heeft wel consequenties gehad en andere vraagstukken opgeleverd (meer onderhoud, sociaal onveiliger, weinig winkelfuncties). Een goede afweging is erg belangrijk. “Psychologische aspecten in plannen spelen nu veel vaker een rol dan in het verleden”.
5. (op weg naar een) Kennisagenda 5.1. Er is een kennisagenda De kennisagenda voor de Schaalsprong is er niet (wordt ontwikkeld –zie ook onder 1.3 en 2.2), maar voor de normale ontwikkeling van Almere wel. Afgelopen jaren werden de kennisvragen -gericht op het afsluiten van IAK en opstellen RAAMbrief- vastgesteld door de verantwoordelijke wethouder.
6. Cofinanciering 6.1. Er is een substantiële geldstroom voor samenwerkingsactiviteiten beschikbaar die continuïteit over meer dan één jaar garandeert/afspraken over investering door elk van de betrokken instanties Regio/Rijk Zie 4.2. en financiële afspraken IAK. Almere heeft weinig geld en moet dus zuinig met haar middelen omgaan. Rijk en Almere zien de Schaalsprong Almere 2030 als een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Het Rijk erkent dat deze unieke 15
A
opgave vraagt om unieke en specifieke financiële oplossingen van het rijk. Het gaat om het creëren van financiële kaders voor de (door)ontwikkeling van een complete stad. Er worden afspraken gemaakt over waarborgen om de opgave op een financieel verantwoorde wijze uit te voeren. Het betreft voorbereidingskosten, grondverwerving, investeringen (o.a. voor het verwerven van kennis), risicodragende participatie overheden en exploitatie. Ondersteunend voor het financieel kader worden een KBA en businesscase opgesteld. Het kabinet heeft de Schaalsprong geselecteerd als één van de projecten die in aanmerking kunnen komen voor een bijdrage uit het Nota Ruimte budget voor ondersteuning van complexe integrale gebiedsontwikkelingen van nationale betekenis, die een aanzienlijke mate van rijksverantwoordelijkheid dragen. Hiernaast zal het Kabinet gefaseerd geld moeten vrijmaken om deze schaalsprong mogelijk te maken. Het Rijk is op dit moment in zoektocht naar de wijze waarop dit mogelijk gemaakt kan worden. CAH Dronten heeft een verzoek aan GKC gericht mbt 50 kEuro verkenningsbudget. Dit is toegekend en een verkenning wordt opgestart. Er zal een KIGO-2010 project worden aangevraagd voor het financieren van de ontwikkeling van een meerjarig leer- en kennisarrangement met Almere (ala model Veenkoloniën).
7. Meerdere regionale kennisinstellingen 7.1. Instituties hebben hun structuur aangepast om samenwerkingsactiviteiten tot vast onderdeel van het takenpakket te maken Aeres Groep De CAH Dronten, onderdeel van Aeres, vervolmaakt haar invulling van het competentiegericht onderwijs. Met initiatieven zoals de Plattelandsacademie (KIGO 2007), diverse studentbedrijven en binnen andere projecten is uitgewerkt hoe authentieke leervragen van regionale partners en ondernemers een plaats kunnen krijgen in het reguliere onderwijs. Er bleken -vanwege o.a. het verschil in dynamiek instelling><praktijk, de verwachtingen mbt de opbrengst over en weer en de continuïteit van het procesintermediairs nodig te zijn die acteren als schakel tussen de praktijk en het onderwijs. Voor binnenkomende vragen is bij de CAH Dronten (sinds 1 jaar) een Kennisbalie ingericht voor communiceren en het faciliteren van de relaties tussen onderwijs en bedrijfsleven en het contractueel vastleggen van de afspraken die gemaakt worden. CAH Almere bestaat formeel nog niet en heeft daarom nog geen formeel model. Dat biedt de kans om vanaf de start de praktijkcomponent in het leerplan relatief groot en beroepsgericht te laten zijn door actuele ontwikkelingen in Almere te benutten als studieobject en casus (student – in company). Ingeval er een 4-jarig contract gesloten wordt voor een kennisagenda met Almere biedt dit wellicht kansen drie 4-jarige opleidingen in te richten rondom vragen uit die kennisagenda. De opleiding Bedrijfskunde & Agribusiness (Economie & Leefomgeving) is reeds toegekend. Toegepaste Biologie (Natuur en Leefomgeving) en Plattelandsvernieuwing (Management Stad & Land) zijn aangevraagd. Windesheim Bij Windesheim gaat het waarschijnlijk om een vestiging dichtbij Amsterdam. Geen directe relatie met de ontwikkeling van Almere behalve het feit dat Almere tot doel heeft de vestiging van hoger onderwijs te benutten voor 1000’en studenten (10.000?). De investeringsbehoefte is omvangrijk. Momenteel ligt het wat stil lijkt het. 7.2. Meerdere instellingen zijn betrokken Er is een Convenant Hoger Onderwijs Flevoland afgesloten (januari 2007) met o.a. de Aeres Groep en 16
A
Windesheim. Aeres gaat in 2010 starten met CAH Almere: Hogeschool voor Natuur, Economie & Leefomgeving. Aeres omvat ook Groenhorstcollege Almere voor VMBO en MBO. Voorheen zijn er afspraken geweest met de Hogeschool Amsterdam. 7.3. Er zijn meerdere onderwijsniveaus betrokken: lagere school, VMBO, MBO, HBO, Universiteit Zie 7.2. Uit een eerder interview met Henk Verweij, CvB Aeres: “Almere wordt een bijzondere school met leerlingen uit Amsterdam, Almere en omstreken. We willen werken aan doorlopende leerlijnen in een groen lyceum voor VMBO en MBO en een groene hogeschool met als thema stedelijke ontwikkeling, groen in en rond de stad. ‘Stadse boeren’; dat geeft een hele nieuwe dimensie aan het groen onderwijs. Een mooie nieuwe extra invulling en taak voor LNV. Dat zal minister Verburg aanspreken”. Aeres omvat tevens Stoas Hogeschool; de groene lerarenopleiding en dat biedt kansen voor docenten ‘nieuwe stijl’ om te leren/te onderzoeken hoe rond toekomstgerichte praktijkopdrachten optimale leeromgevingen gecreëerd kunnen worden. In het Stoastraject ‘regioleren’ (KIGO 2008) is hier het afgelopen jaar ervaring mee opgedaan. Uit de ontwikkelingsvisie voor CAH Almere van Bureau Berenschot 2 februari 2009: de Hogeschool voor Natuur, Economie & Leefomgeving in Almere richt zich op ondernemende mensen die met moderne dienstverlening invloed willen uitoefenen op de leefomgeving en het welbevinden van stedelingen. Het gaat hierbij vooral om een ‘groene’ integratie van woon- en werkmilieu en het bevorderen van een goede leef- en voedselkwaliteit. Almere is daarom vooral mensgericht (bijv. gezonde voeding, groene ruimte, dier & welzijn, Leisure & Recreatie) en niet bv techniek gericht. 7.4. Relatie met onderzoek Almere heeft als ontwikkelende stad een enorme kennisbehoefte. Zeker als de Schaalsprong gemaakt gaat worden. Om de vragen die voortkomen uit de Schaalsprong naar Kennisinstellingen te kunnen hanteren zal er ook samengewerkt worden met de WUR. Daarmee wordt ook de onderzoeksfaciliteit binnen het ontwikkelende kennissysteem gebracht. 7.5. Uitwisseling met andere regio’s Dit zijn onderwerpen die na het IAK aan de orde gaan komen.
8. Groene kennisinstelling als leadpartner 8.1. Er is in onderwijsland een voortrekker CAH Dronten is als groene instelling voortrekker bij het ontwikkelen van een meerjarig kennisarrangement. Het is in dit verband bijzonder om van CAH Dronten te spreken omdat de CAH Dronten in wezen ook een schaalsprong maakt: van CAH Dronten naar CAH Dronten en CAH Almere. Beide vestigingen zijn dermate nauw met elkaar verweven dat er sprake is van een leadpartner: CAH. Er is intensief overleg over een nieuwe vestiging van de CAH Almere en een lectoraat.
9. Bereidheid tot actieve kenniscirculatie Ja, er is in Almere heel veel kennis nodig, maar er is ook heel veel kennis beschikbaar over de ontwikkeling van de Flevopolder. Almere is een proeftuin waar alles ontwikkeld en geleerd kan worden. “Op papier hebben we een goed verhaal, maar nu moet het Rijk de concretisering met ons aandurven. Stap voor stap 17
A
ontwikkelen en gaandeweg ontdekken welke kennis we daarbij nodig hebben. Dit is een unieke kennis die we opdoen en doordat we de kennis tevens in de praktijk uitproberen hebben we een exportproduct dat wereldwijd gebruikt kan worden. Dat is de kern waarom het zo interessant is om de kennisagenda te koppelen aan die schaalsprong. Benut wat je toch moet doen, doe het goed en leer ervan, zodat je het elders wereldwijd kunt gebruiken”.
10. Ondersteuningsbehoefte Ondersteuningsbehoefte Regio “Er is op dit moment weinig geld. Bij afsluiten IAK zal er een werkstroom op gang worden gebracht, die kennis en onderzoeksvragen zal genereren. Onderzoek inkopen kost geld. Bij bepaalde vraagstukken stel je budgetten beschikbaar en dat maakt keuzes lastig. De nationale erkenning om er een mooie duurzame stad van te maken is nodig. Dan kan er enorm veel gebeuren. Zo niet, dan blijven er vraagstukken, maar van een heel andere orde. Wil Nederland het innoverend vermogen op een hoog niveau brengen een nieuwe (inter)nationale status voor duurzame gebiedsontwikkeling? De kansen en mogelijkheden zijn hier in Almere volop aanwezig. Hier kun je alles uitproberen. Maar dan hebben we wel een erkenning als ‘Deltawerken nieuwe stijl’ nodig zodat Rijk en locale partijen samen aan de slag kunnen. Dan valt er veel te leren en te halen. Samenwerking met DLG zouden we graag willen maar hun potjes zijn niet bestemd voor Almere. Bij DLG gaat het om herstructurering, terwijl wij nieuw aan het bouwen zijn en een complete nieuwe stad in al haar ecologische, sociale en economische dimensies gaan opzetten. Almere is proeftuin, maar we zitten ook niet in de programmastroom van LNV; is dat te veranderen? Ondersteuningsbehoefte Aeres: 1. Financiering is lastig. Er is subsidie aangevraagd mbt realisatie locatie CAH Almere bij LNV Directie Kennis, gemeente Almere en de provincie. Voor ontwikkelkosten zijn jaarlijks € 200.000 nodig. 2. Voorinvestering is een probleem. In de basisinvestering zit absoluut geen ruimte. “Het Ministerie zou met ons mee kunnen zoeken naar een oplossing om de investeringsslag te maken. T=0 zou ideaal zijn, maar t=-1 zou al helpen. Basisfinanciering voor toegepast onderzoek zou ook een oplossing kunnen zijn”; 3. In de Schaalsprong staan we door Almere niet apart vermeld. Die verbinding zou meer gemaakt kunnen worden als kennisinstituut, maar vooral ook als kennisleverancier. Wil is hierover wel in gesprek. Ze hoopt dat haar aanvraag meegenomen wordt in het vervolg van de Schaalsprong; 4. Voor wat betreft het regionale kenniscentrum i.o. is er behoefte aan een bijdrage voor de direct operationele kosten o.a. om de methodiek voor interactieve samenwerking verder uit te ontwikkelen. De ambitie van Almere en het Rijk is zo groot (Cradle to cradle enz.) dat het niet helpt om zo maar een paar studentjes in te zetten. Het vraagt om een strategischere aanpak om de verbinding ontwikkeling Almere – ontwikkeling CAH en groen lyceum als één samenhangend systeem aan te pakken. Wij willen graag. Almere als ontwikkelende gemeente en schaalsprong bieden enorme kansen hiervoor; 5. In zo’n 4 jaar zouden de nieuwe opleidingen van de CAH doorontwikkeld kunnen worden. Een contract voor een kennisagenda voor 4 jaar met Almere zou daar enorm bij kunnen helpen. Daarin kun je de ontwikkelkosten wellicht ook kwijt; 6. De Werkplaats zou de fysieke plaats/vorm kunnen worden voor de CAH. De verbinding met anderen kennisinstellingen zorgt ervoor dat je tegelijkertijd het kenniscentrum hebt. De werkplaats is van de regio, maar hoe dat eigenaars technisch georganiseerd en gefinancierd moet worden zal verder uitgezocht worden in de op te starten Verkenning Almere = ‘nieuwe deltawerken’ 18
A
7. Ondersteuning van LNV bij de toewijzing van de nog niet toegekende licenties voor nieuwe opleidingen (b.v. Plattelandsvernieuwing en Toegepaste Biologie). En voor de toekenning van de Associate Degree voor international entrepreneurship bij de NCDO. In de context van Almere is de AD voor de internationale expansie van ondernemers een interessante opleiding. Het Bedrijfsleven zit er op te wachten. Grotere organisaties hebben nu al groepen mensen geselecteerd die ingebed in eigen bedrijf zo’n opleiding kunnen volgen en mede door het bedrijf zelf begeleid worden. Door voor de begeleiders en ondernemers in het regionaal kenniscentrum bijeenkomsten te organiseren ontstaan zo weer nieuwe netwerken. 8. Ondersteuning bij de scholing van docenten. In interactie met bv met de spelers daar, want het gaat ook om nieuwe kennis. Vooral in de eerste fase is dat nodig. Het lectoraat kan daar een rol in spelen. 9. Het lectoraat wordt het boegbeeld van de CAH Almere. Om dat goed op poten te zetten vraagt ook veel energie én om financiën.
11. NME Er is de Kemphaan met de stadsboerderij en het ecologisch restaurant, de biologische markt, stichting AAP en een mooi recreatief gebied van Staatsbosbeheer. Er worden kinderkampen georganiseerd door Hans Warrink. Hij heeft ook een Belevingcentrum voor de Oostvaardersplassen ingericht. Een aantal agrariërs zijn zich (met Alterra) aan het bezinnen voor Almere als afzetgebied van hun producten. Natuur en milieu zit niet in de portefeuille van de wethouder. Het is net verzelfstandigd waardoor ze meer zelf kunnen oppakken. Ook de maatschappelijke organisaties in Almere zijn nog betrekkelijk nieuw.
12. Overig (reflectie; additionele info/punten of i.d.) Almere is anders dan de andere regio’s. Er is een enorme ontwikkeling in groei en bloei. De omgeving is door de korte geschiedenis minder complex als in andere regio’s en gemeenten. Dat betekent dat er in Almere heel veel integrale kennis nodig is én dat er heel veel geleerd kan worden over complexe, geïntegreerde projecten met veel stakeholders op strategisch, tactisch en operationeel niveau. Investeren in ‘de nieuwe deltawerken’ levert prachtige exportkennis en – kunde op. Het zou jammer zijn dit te laten liggen aldus de geïnterviewden in Almere.
19
A
BIJLAGE 1 - Kaarten Almere
20
A
21
A
Bijlage 2
Schaalsprong Almere 2030
Samenvatting Concept Structuurvisie Almere 2.0 Een veelvoud van unieke woon- en werkmilieus De Randstad heeft ruimte nodig voor economische expansie en woningbouw. De positie van de Randstad staat echter onder druk. Het Rijk heeft de ambitie om de Randstad - de economische motor van Nederland - terug te brengen aan de Europese top. Daarnaast moeten waardevolle landschappen als het Groene Hart, de Utrechtse Heuvelrug, de scheggen van Amsterdam en Waterland open en groen blijven. Almere heeft voldoende ruimte om te groeien. Het Rijk heeft Almere dan ook gevraagd plannen te maken voor een uitbreiding met 60.000 woningen en 100.000 arbeidsplaatsen tot 2030. Geen geringe opgave; de uitbreiding komt - niet alleen qua aantallen, maar ook op het gebied van economisch, sociaal en cultureel leven - overeen met een stad als Den Bosch of Nijmegen. Almere wil ook groeien, onder voorwaarde dat de stad de kans krijgt uit te groeien tot een gezonde en duurzame stad. Concept Structuurvisie Almere 2.0 De groeiplannen zijn uitgewerkt in de Concept Structuurvisie Almere 2.0. Dit toekomstbeeld is in overleg met het Rijk, de provincies Flevoland, Noord Holland, Utrecht, de gemeenten Amsterdam, Lelystad en Zeewolde - waartoe een deel van het oostelijke plangebied behoort - en het Waterschap Zuiderzeeland opgesteld. Hiernaast zijn nog vele andere omliggende gemeenten, maatschappelijke organisaties, inwoners van Almere, experts en onderzoeksinstituten actief betrokken bij de planvorming. De Concept Structuurvisie Almere 2.0 is een integrale visie op de ontwikkeling van de stad, en plaats de ontwikkeling van Almere in een regionale context. Uitgangspunt van de Structuurvisie is dat Almere uitgroeit tot een ecologisch, sociaal en economisch duurzame stad. Deze ambitie is uitgewerkt langs de lijn van de Almere Principles, die in 2008 als inspirerend en richtinggevend kader door de gemeente zijn opgesteld en vastgesteld. Ecologische duurzaamheid Almere is omgeven door natuurgebieden met (inter)nationale status zoals de Oostvaardersplassen, het Markermeer en IJmeer, de Lepelaarsplassen, het Horsterwold en in de toekomst het Oostvaarderswold, en beschikt over een uitgestrekte interne groenblauwe hoofdstructuur. Almere heeft een groenstructuur die in oppervlakte vergelijkbaar is met steden zoals Emmen en Apeldoorn. Een verrassende kwaliteit, in het drukst bevolkte deel van Nederland. Deze kwaliteit wordt optimaal benut en verder uitgebreid, vanuit de overtuiging dat stedelijke ontwikkeling en ecologische duurzaamheid nadrukkelijk samengaan. Of, zoals in de Almere Principles staat verwoord: ‘Combineer stad en natuur’. De Schaalsprong van Almere gaat dan ook hand in hand met een verbetering van de ecologie van het Markermeer en IJmeer. Ecologische duurzaamheid vertaalt zich verder in groene woon- en werkmilieus - in de noordelijke Randstad bijzonder schaars - en experimenten met stadslandbouw, waardoor stad en land in een nieuwe verhouding komen te staan. Hiernaast zet Almere 2.0 in op grootschalige systeeminnovaties ter bevordering van duurzame gebiedsontwikkelingen. De schaalsprong heeft een omvang die het interessant maakt nieuwe innovaties te implementeren. De milieutechnische innovaties hebben betrekking op de systemen van energie (energieneutrale en producerende wijken), mobiliteit (elektrisch vervoer), water (het water verlaat de stad schoner, dan het erin stroomt) en grondstoffen (met behulp van de nieuwste cradleto-cradle technieken wordt afval omgezet in grondstoffen). 22
A
Sociale duurzaamheid De drijvende krachten achter iedere metropool, achter iedere stad zijn de mensen die er wonen. Zij zorgen voor dynamiek en vormen sociale structuren. Het daily urban system van inwoners van de metropool reikt verder dan één stad. Mensen maken gebruik van het hele scala aan voorzieningen cultuur, sport, uitgaansleven, recreatie, banen - dat de verschillende kernen van de metropool te bieden hebben. De steden van de metropool vormen een complementair geheel. De huidige samenleving van Almere bestaat hoofdzakelijk uit gezinnen uit de middengroepen. Voor een sociaal duurzame samenleving en voor de sociale dynamiek in de stad en de metropool is een toename van de diversiteit essentieel. Het toekomstige Almere zal meerdere doelgroepen aan zich binden door verschillende woon- en werkmilieus en grootstedelijke voorzieningen aan te bieden. Almere zal ook studenten, hoger opgeleiden en senioren - groepen die Almere nu nog weinig gevonden hebben - aan de stad binden. Het voorzieningenpakket van de stad - hoger en universitair onderwijs, differentiatie van woonmilieus en een cultureel aanbod dat hoort bij een stad van 350.000 inwoners - wordt afgestemd en vormt een aanvulling op het aanbod van de metropool. Economische duurzaamheid De werkgelegenheid ontwikkelt zich de laatste jaren voortvarend. De Almeerse economie wordt opgestuwd door de krachtige economieën van Utrecht en Amsterdam. Er is echter nog wel een achterstand die moet worden ingelopen. Dit blijkt onder meer uit de grote dagelijkse forenzenstroom vanuit Almere; een groot deel van de beroepsbevolking rijdt iedere ochtend Almere uit. De opgave om 100.000 extra banen te realiseren, vereist dat overheden op alle niveaus de handen ineen slaan. De inzet is een excellent gastheer te zijn voor ondernemingen die zich in Almere willen vestigen en doorgroeien. Almere 2.0 heeft een ruim en divers aanbod van bedrijfslocaties. Hiernaast zet Almere 2.0 in op een kwalitatieve economische groei door het stimuleren van clusterontwikkeling, die van (inter)nationale betekenis is. Dit zijn zowel clusters die elders in de noordelijke Randstad door ruimtegebrek nauwelijks kunnen doorgroeien, als nieuwe clusters die zich in Almere beginnen te ontwikkelen. In Almere zijn dit de clusters health, welness & life sciences, duurzame gebiedsontwikkeling, ICT & media, luchthaven Lelystad en logistiek & handel. De kansen voor deze clusterontwikkeling worden nader verkend in samenwerking met ondernemers, onderwijs en onderzoeksinstituten. Zij zullen de clusterontwikkeling stimuleren en aanjagen vanuit de Economic Development Board Almere. Cruciale elementen voor de economische ontwikkeling van Almere zijn de vestiging van hoger en universitair onderwijs in Almere, betere verbindingen op de economische assen Almere Amsterdam (A1-A6-A9, de Hanzelijn en de IJmeerlijn) en Almere - Gooi - Utrecht (A27 en de Stichtse lijn) en intensieve samenwerking van de overheden op regionaal niveau. Economieën laten zich immers niet begrenzen door bestuurlijke grenzen. Almere 2.0 is geïncorporeerd in de economie van de noordelijke Randstad. Ruimtelijke uitwerking Concept Structuurvisie Almere 2.0 Om de metropoolregio te versterken en een ecologisch, sociaal en economisch duurzame ontwikkeling 23
A
van de stad, wordt bij de Schaalsprong Almere ingezet op een verdergaande vervlechting op metropoolniveau. In de tijd wordt hierbij eerst ingezet op het versterken van de connecties met de metropoolregio Amsterdam, en direct hierop volgend de connecties met de Utrechtse regio. De capaciteit van de Flevolijn (inclusief de realisatie van de Hanzelijn in 2013) en de corridor A1, A6, A9, A10 Oost wordt uitgebreid. Voor een robuuste verbinding met de metropoolregio Amsterdam is de aanleg van de IJmeerlijn cruciaal. De IJmeerlijn vormt de verbindende schakel in de dubbelstad Amsterdam/Almere, en is de belangrijkste drager voor een groeiend Almere. Deze nieuwe as is niet alleen een fysieke verbinding, het vergroot ook de sociale, culturele en economische connecties tussen Almere en de metropool. De intensivering van deze relatie is legitiem: de berekening van de vervoerswaarde van de IJmeerlijn bevestigt dat in 2030 veel meer personen gebruik zullen maken van de nieuwe IJmeerlijn, dan dat nu gebruik wordt gemaakt van de railverbinding over de Hollandsebrug. Het aantal OV-reizigers stijgt naar 130.000 per dag. Almere wordt verdergaand met de Utrechtse regio verbonden door capaciteitsuitbreiding van de A27 en de aanleg van een Stichtse lijn. Deze Stichtse lijn wordt in eerste instantie als een hoogwaardige openbaar vervoersverbinding ontwikkeld. Op termijn is deze lijn getraceerd langs de A27 - verder te ontwikkelen tot een railverbinding. De huidige suburbane meerkernige stad: geen grootschalige ingrepen Almere wordt ontwikkeld met een groot respect voor het verleden. De oorspronkelijke stedenbouwkundige structuur ligt aan de basis van de nieuwe plannen. Almere koestert de meerkernen opzet. Het suburbane karakter blijft behouden, en de huidige identiteiten van de stadsdelen Almere Haven, Almere Buiten en Almere Stad worden versterkt. De huidige ontwikkellocaties Almere Poort, Noorderplassen en Hout Noord worden eerst afgerond. Dit bouwprogramma heeft een omvang van circa 10.000 - 15.000 woningen en diverse werklocaties. In het bestaande stedelijk gebied zijn geen grote fysieke ingrepen voorzien. Wel zal de Schaalsprong zowel positieve als negatieve effecten hebben op het bestaand stedelijk gebied. Enerzijds creëert Almere 2.0 op een aantal plekken nieuwe kansen. Denk bijvoorbeeld aan een toename van activiteiten rond de huidige stations. Anderzijds kan Almere 2.0 de concurrentiepositie van bepaalde delen onder druk zetten. Deze negatieve effecten, zoals opkomende grote stedenproblematiek, worden voorkomen met maatregelen van sociaaleconomische en ruimtelijke aard. In het bestaand stedelijk gebied worden de draagkracht van de infrastructuur en de groenblauwe hoofdstructuur afgestemd op een stad met 350.000 inwoners. De capaciteit van de dreven en ringen van Almere wordt uitgebreid, zodat de bereikbaarheid binnen Almere op niveau blijft. De groene gebieden zoals de Boswachterij en Pampushout, liggen nu aan de rand van de stad. In de toekomst liggen deze stadsbossen centraal in de stad. Deze gebieden worden zó ingericht, dat deze zijn voorbereid op intensivering van het recreatieve gebruik. De Schaalsprongas: grootschalige gebiedsontwikkelingen van west tot oost De grote ruimtelijke ingrepen van de Schaalsprong zijn geschakeerd in een langgerekt gebied van het westen naar het oosten, dwars door de stad: de Schaalsprongas. Deze Schaalsprongas start letterlijk ín de kern van metropoolregio Amsterdam - de as sluit aan op de Zuidas - en maakt via de IJmeerlijn de stap naar Almere. De eerste stop is Almere IJland. Dit IJland vormt een ‘stepping stone’ richting de metropoolregio, en samen met de IJmeerlijn verankert het Almere in de omliggende omgeving. 24
A
Amsterdam en Almere vormen op termijn een dubbelstad, die fysiek, economisch en cultureel nauw met elkaar verbonden zijn. Via Almere IJland loopt de Schaalsprongas naar Almere Pampus. Dit wordt een stadsdeel, met stedelijke woon- en werkmilieus. Almere Centrum krijgt vorm rondom Almere Weerwater. Het groeit in de komende twintig jaar uit tot het sociale, economische en culturele hart van de stad, met een dynamisch centrumgebied aan de ene zijde van het water en een optimaal bereikbare snelweglocatie, midden in het centrum, aan de andere zijde. Het station - Almere Centraal - groeit uit tot een hoogwaardig vervoersknooppunt, en vormt een belangrijke schakel in de stad. Het oostelijk deel van Almere, Almere Oosterwold, krijgt vorm langs de lijn van organische stedenbouw. Almere IJland is een buitendijkse ontwikkeling, die past in de traditie van de Zuiderzeewerken en dit combineert met een duurzame stedelijke ontwikkeling volgens 21eeeuwse inzichten. Almere IJland komt voort uit een combinatie van de aanleg van een IJmeerlijn - noodzakelijk voor de groei van de stad - en een onontkoombare investering in het ecologisch herstel van het IJmeer en Markermeer. Deze combinatie leidt tot een bijzondere kans om een unieke buitendijkse woon, werk en recreatiemilieus voor de metropool te creëren. Het eiland - met daarop een halte van de IJmeerlijn - biedt ruimte voor 5.000 tot 10.000 woningen, diverse vormen van werkgelegenheid en grootstedelijke voorzieningen. Almere IJland combineert stad en natuur. Door de vrijheid van systeemkeuzen is Almere IJland in potentie een internationaal voorbeeld van integrale gebiedsontwikkeling, gebaseerd op de cradle-to-cradle benadering. Binnendijks wordt in het westen het stadsdeel Almere Pampus ontwikkeld. Dit stadsdeel biedt ruimte aan circa 20.000 woningen. De woon- en werkmilieus zijn georiënteerd op het IJmeer. Almere Pampus is een locatie met een metropolitaan karakter. Het heeft - voor Almeerse begrippen hoge stedelijke dichtheden. Drie locaties in Almere Pampus vormen een extra accent: de huidige werkhaven van Pampus als aantrekkelijke buitenhaven voor grootschalige waterrecreatie in combinatie met drijvend wonen, het station van de IJmeerlijn en de ontwikkeling van de kustboulevard. Almere Centrum vormt het culturele hart van de stad. Het ligt letterlijk op het kruispunt van de eerste Almeerse ontwikkelingsas - de A6 en Flevolijn - en de nieuwe ontwikkelingsas: de IJmeerlijn in combinatie met de Stichtse lijn. De doorontwikkeling van Almere Centrum bestaat uit een aantal onderdelen: uitbreidingen van het huidige Stadshart en het stationsgebied Almere Centrum, en de zuidelijke sprong van het centrum naar Almere Weerwater. De A6 wordt ter hoogte van het Weerwater op maaiveld gelegd en vervolgens overkluisd. Hiermee ontstaat een ontwikkellocatie, die ruimte biedt aan centrumontwikkeling die bestaat uit werklocaties en woonmilieus (circa 2.000 - 5.000 woningen) met potenties voor grootschalige integrale concepten. Met de ligging van Almere Weerwater en het Stadshart aan beide zijden van het Weerwater ontstaat een bipolair stadscentrum. Hiertussen wordt het water met de omliggende groene gebieden ingericht als het centrale stadspark van Almere. Aan de oostkant komt het stadsdeel Almere Oosterwold. Het is door de A27 en Stichtse lijn primair georiënteerd op de Utrechtse regio. Het stadsdeel is opgebouwd uit de kern Almere Hout, die op dit moment wordt ontwikkeld, en de nieuwe Almere Eemvallei. In dit nieuwe gebied worden landelijke woonmilieus in lage dichtheden gerealiseerd. Het is een stadsdeel dat gekarakteriseerd wordt door grootschalige ontwikkeling van individuele woon- en werkidealen en organische groei (particulier opdrachtgeverschap). Hiermee speelt het in op de regionale behoefte aan deze woonmilieus. De 25
A
ontspannen oostelijke ontwikkeling van Almere vormt de tegenpool van de hoogstedelijke westelijke ontwikkeling van Almere. Naast het bouwprogramma voor de kern Almere Hout Noord biedt Almere Oosterwold ruimte aan 15.000 tot 18.000 woningen, het A6 park - een gemengd bedrijvenpark met grootschalige detailhandel - en enkele grote reservelocaties voor toekomstige grootschalige ontwikkelingen. Tot slot De Concept Structuurvisie Almere 2.0 is in veel opzichten geen traditionele Structuurvisie. De Concept Structuurvisie is (nog) geen planologisch document in het kader van de Wet Ruimtelijke Ordening. Over de wijze van planologische borging worden in overleg met regio en Rijk nadere afspraken gemaakt. De Concept Structuurvisie vormt de inhoudelijke agenda voor de afspraken die Almere, de provincie Flevoland en het Rijk in oktober 2009 maken over de Schaalsprong van Almere. Almere 2.0 is niet alleen een ruimtelijke visie. Het is een integrale ecologische, sociale en economische visie, specifieke gericht op een duurzame ontwikkeling van Almere. Almere 2.0 draagt bij aan de versterking van de internationale concurrentiepositie van de noordelijke Randstad. Almere 2.0 is nadrukkelijk geen blauwdruk. Het is een flexibele ontwikkelingsstrategie, gebaseerd op enkele tijdloze robuuste dragers. Het geeft ruimte aan ontwikkelingen voor de periode tot 2030, met een doorkijk naar de toekomst ná 2030. Zo zijn er binnen het raamwerk mogelijkheden voor initiatieven vanuit de samenleving. Hiermee wordt invulling gegeven aan het Almere Principle ‘Mensen maken de stad’. De planuitwerkingen hebben een illustratief karakter. De komende twintig tot dertig jaar zijn meerdere uitwerkingen mogelijk, en ook gewenst. Hiermee blijft Almere 2.0 een levend en toekomstgericht plan, met een vergelijkbare kwaliteit als het Ontwerp Structuurplan Almere dat in 1977 door de Almeerse Founding Fathers is opgesteld.
26
A
3. Regio Brabant Interview Regiogesprek Datum 24-08-09 Locatie Provinciehuis Den Bosch Met (Namen/functie) Erik Bruggink, Provincie Noord-Brabant, sinds2001 gebiedscoördinator Boven-Dommel (voorheen docent HAS Den Bosch) Joep van de Ven, gebiedscoördinator Kempenland Door Anja Kleijn, Rob Janmaat
Telefonische gesprekken Met (+ functie) Natalie Bax (kennismakelaar Boven-Dommel en Peel) Door Rob Janmaat
Datum 17-09-09 Met (+ functie) Jeroen Janssen (Fontys) Door Rob Janmaat
Achtergrondinformatie Gemeente(n)/ Provincies Drie regio's van de 9 van Brabant hebben een kennismakelaar aangesteld of zitten in een sollicitatieprocedure. Drie zijn dat van plan.
27
B
1 Wat vooraf ging / Dynamiek 1.1 Er is een gangmaker / voortrekker (Programmamanagers en enkele gebiedscoördinatoren hebben de doorstart van het eerdere kennisloket gesteund.) 1.2 Er is een intermediair actief die initiatieven in een bepaalde richting op gang brengt In Brabant bestond een kennisloket, tot 2008. Het loket is ter ziele gaan: de directe reden waren financiële problemen van de Stichting Kennisloket. Dat was nauw verbonden met Fontys’ kenniscentrum duurzame stad- en streekontwikkeling. Fontys moest bezuinigen en heeft de stekker eruit gehaald. Waarom lukte het niet met het kennisloket: het Kennisloket had een te grote overhead, was te nauw gelieerd aan Fontys, er werd te veel energie gestoken in een poging het uit te rollen over heel Noord-Brabant, er waren relatief te weinig praktische activiteiten. Deze ervaringen zijn vastgelegd in een document, zodat anderen er van kunnen leren. Men wil wel verder met een loket, maar dan met een platte organisatie, verbonden aan het streekhuis, gebiedscoördinatoren als aanspreekpunt. Er is wel ruimte voor uitwisseling tussen kennismakelaars in Brabant, maar dat moet niet teveel afleiden van primaire taken. Inhoudelijk inzetten op kennisinnovatie van het platteland niet op techniek. Kennismakelaars moeten vraaggestuurd werken. De vragen komen van onderwijs, overheid, streekhuis zelf. Triple o is erg belangrijk: ondernemers, onderwijs, overheid. Nathalie Bax is nu kennismakelaar voor Boven-Dommel en De Peel en was ook werkzaam bij het Kennisloket. Ze heeft contacten in HBO (kent Fontys erg goed) en MBO, kan goed vraag en aanbod bij elkaar brengen. 1.3 Activiteiten betreffen meer dan één thema Primaire focus van Streekhuizen is gericht op de reconstructiedoelen. Opdracht voor de Streekhuizen is “kilometers en hectares maken”. Er is nu minder ruimte voor “leuke” activiteiten (zoals uiteenlopende vragen van individuele ondernemers) in de schil eromheen dan voorheen. Bij het Streekhuis liggen twee typen vragen: Vragen om uitvoering van reconstructie vlot te trekken. Vraag is heel divers. Iemand heeft goed idee, heeft hulp nodig bij op papier zetten. Soms heel concreet een kilometer asfalt neerleggen. De uitvoering moet belegd worden bij bestaande samenwerkingsverbanden. Taak van het Streekhuis is om de uitvoering vlot te trekken. Voor de benodigde voorafgaande onderzoek / studie worden studenten ingeschakeld. Monitoren. Hoe kunnen we de gegevens bij elkaar krijgen en hoe kan je dat communiceren. Vragen van belang zijn: “maak maar een inrichtingsplan”, “inventarisatie van gestopte bedrijven”. Er is een behoefte aan monitoring van effect. Het resultaat van de reconstructie is er, maar we zijn er nog onvoldoende in geslaagd om dat te communiceren. De nadruk op reconstructiedoelen wordt veroorzaakt door het besef dat er een tandje bij moet om de reconstructiedoelen te gaan halen. Voorbeeld is het inrichten van Stadspoort bij Eindhoven: wie heeft belangstelling, wat voor activiteiten kan je ontplooien? Studenten inventariseren daar en maken een rapport. Daarbij kwam ook naar voren dat er te weinig 28
B
aandacht was voor historie. Dat is opgepakt. Een student heeft cultuurhistorisch perspectief geschreven op basis waarvan projecten gegenereerd kunnen worden. Een lokaal-toeristische adviesraad wordt erbij betrokken. 1.4 Er is betrokkenheid van maatschappelijke organisaties Weinig. (Georganiseerde) burgers of belangenbehartigende organisaties worden niet gezien als partners; deze beschikken meestal niet over voldoende financien. BMF en PION kunnen via het streekhuis wel kennisvragen inbrengen. 1.5 Er is betrokkenheid van ondernemers De betrokkenheid van ondernemers zal gaan toenemen. Nu ligt de focus op de reconstructie, maar er komt ook weer ruimte voor individuele vragers. Sociaal economische vragen van ondernemers zijn eerste categorie. “ik heb ..... en wil daar een product van maken”, marktonderzoek. Een ondernemer kan bij het Streekhuis terecht voor kennis, advies, geld als hij/zij invulling geeft aan het reconstructieplan. Doelstelling varieert van recreatiepoorten, werkgelegenheid, marktontwikkeling voor streekproducten; is heel breed. Voorbeeld: Dommelpad, wandelen van Peer naar ‘s-Hertogenbosch. Zijn studenten op gezet om uit te zoeken. Gemeenten haken aan. Bedrijfsleven komt naar Streekhuis toe als ze zien dat er iets te halen valt (tegen lage kosten). Als je onkostenvergoeding vraagt prijs je jezelf uit de markt, dan krijg je de vragen niet meer.
2. Regionale Bestuurlijke Samenwerking 2.1 Er is een Gebiedsautoriteit Er zijn 9 regio's in Brabant, iedere regio heeft een bestuur. 3 gebieden in Zuidoost-Brabant willen met kennismakelaars aan de slag; Boven-Dommel en de Peel hebben dat al gedaan. Stichting Streekhuis Kempenland gaat zelf een kennismakelaar aanstellen. 3 andere gebieden gaan ook met consulenten aan de gang. 3 gebieden zijn nog niet zo ver. 2.2 Er is een initiatief om structurele afspraken voor een kennisarrangement te maken Het is nodig te bouwen aan een loket. Er is een gat gekomen door het wegvallen van de ondersteuning door professionals van bijv. LNV en SRE. Dat gat is te vullen door onderwijs er bij te betrekken. [Uit plan kennismakelaar Kempenland] Er zijn drie hoofddoelstellingen waaraan de kennismakelaar zal werken: Ondersteuning bieden bij de uitvoering van projecten door studenten- en docenteninzet en zo de plattelandsontwikkeling verder stimuleren De studenten kunnen zelfstandig onderzoeken doen, een deel van een groter project op zich nemen of mee uitvoeren. Afhankelijk van het niveau (MBO, HBO, WO) en de opdracht die zij vanuit de onderwijsinstelling mee krijgen. Kleine projectvragen van gemeenten, ondernemers en inwoners kunnen door studenten opgepakt worden; op deze manier kunnen inventarisaties en dergelijke, die gewoonlijk blijven liggen door 29
B
tijdgebrek, wel opgepakt worden. Door opdrachtgevers uit te nodigen op het streekhuis voor een intakegesprek kan de inloopfunctie van het streekhuis worden versterkt. Het volgen van ontwikkelingen en trends binnen plattelandsontwikkeling en deze terugkoppelen naar het onderwijs. Het is van belang dat het onderwijs deze ontwikkelingen volgt en hierop inspeelt. De vertegenwoordiger in het gebied moet hier zorg voor dragen. Vanuit het onderwijs kunnen informatieavonden worden georganiseerd, of personen uit het onderwijs kunnen ingezet worden als deskundigen tijdens informatiebijeenkomsten op bepaalde thema’s. Het concept / de organisatie steeds verder vervolmaken De samenwerking tussen onderwijs en plattelandsontwikkeling is steeds in ontwikkeling. De wijze van samenwerken kan steeds verder worden vervolmaakt. Zo kunnen steeds nieuwe opleidingen worden benaderd en betrokken en kan het onderwijs gestimuleerd worden om meer maatwerk te leveren. Tevens dient de inzet te worden verlegd van inspanningsverplichting naar resultaatsgarantie.
De structuur van de kennismakelaar proberen we Brabant breed hetzelfde te houden. Nathalie Bax bewaakt ook deze inhoud. Opdat een ander op een zelfde manier kan gaan werken. De doorstart van het kennisloket is gerechtvaardigd omdat er vraag was maar geen aanbod meer. Er waren geen goedkope krachten meer voorhanden. Programmamanagers en enkele gebiedscoördinatoren hebben de doorstart gesteund. Het is van belang voor het onderwijs is dat ze informatie over de gebieden mee terug nemen de school in. Een opleiding “reconstructie” bestaat niet, het is wel van belang dat studenten kennis op doen. [NB] Natalie Bax is coördinator bij het Kennisloket geweest voor de Kempen. Een belangrijk verschil met de huidige werkwijze is dat er nu geen team meer is. In het kennisloket kwam met regelmaat een team bij elkaar met coördinator en mensen uit de onderwijsinstellingen. Dat zorgde voor een grote overhead en was daarmee dus een dure constructie. Nu doet de kennismakelaar dit alleen. Zij zorgt voor bemiddeling van vraag en aanbod. De vragen komen nu vooral uit het Streekhuis en zijn sterk aan Reconstructie verbonden. In een latere fase wil Natalie Bax meer ondernemers betrekken. In Kempenland heeft ze veel met ondernemers gewerkt. Ondernemers hebben al wel de mogelijkheid contact te leggen, er staat inmiddels een oproep op de website. Maar op dit moment ligt de prioriteit bij de reconstructie. Dat kunnen ook vragen van maatschappelijke organisaties zijn, die aan een streekhuis verbonden zijn, zoals de BMF of PION. 2.3 Er is een overlegstructuur voor periodieke afstemming Nee, wellicht komt er in de toekomst een overleg tussen kennismakelaars. Daarbij zal er voor gewaakt worden dat dit teveel tijd gaat vragen (en de overhead dus groot wordt).
30
B
3 Regionaal uitvoeringsorgaan 3.1 Er is een programmabureau (uitvoeringsorgaan van een bestuurlijk gebiedsprogramma) Streekhuizen vallen onder twee programmamanagers in Noord Brabant Anneke Boezeman: programmamanager commissies en kennisoverdracht; zij steunt het initiatief van de Streekhuizen. Arie Meulenpas: natuurontwikkeling en landbouw (grote projecten) “harde reconstructie”.
3.2 Voertuig voor een kennisarrangement De streekhuizen in de regio's zijn de plaatsen waar kennisvragen terecht komen en worden bemiddeld door de kennismakelaar 3.3 Er is een zichtbare locatie voor een kennisarrangement Streekhuizen
4. Regionale gebiedsinnovatie-opgaven 4.1 Er is een gebiedsontwikkelingsplan waarin op samenhangende wijze meerdere aspecten van gebiedsinrichting en/of plattelandsontwikkeling aan de orde komen Zeven van de negen Brabantse regio's heeft een reconstructieplan. Daarnaast hebben een aantal regio's actieve leadergroepen en -plannen. 4.2 Er is een projectplan Binnen regio's zijn gebiedsprogramma's en uitvoeringsprogramma's
5 (op weg naar een) Kennisagenda 5.1 Er is een kennisagenda/Er is een voornemen om te komen tot een kennisagenda Nee. In de Brabantse regio's wordt niet gewerkt aan een kennisagenda. De vragen komen nu vooral uit het streekhuis en zijn veelal gekoppeld aan reconstructiedoelen en monitoring. Binnen de uitvoering van reconstructieplannen blijven de uitvoerende partners in de streekcommissies zelf verantwoordelijk voor hun eigen projecten. Daar ligt dan al dan niet een kennisbehoefte. Zo zie je dat de waterschappen zelf veel kennis hebben. Ze hebben niet zozeer kennis nodig maar eerder 'handjes'. 5.2 Afspraken over wijze van agenderen van thema’s Nee.
6 Cofinanciering 6.1 Er is een substantiële geldstroom voor samenwerkingsactiviteiten beschikbaar die continuïteit over meer dan één jaar garandeert/afspraken over investering door elk van de betrokken instanties Financiering van de kennismakelaar: 31
B
2009: start van de kennismakelaar, de provincie vergoedt de kosten in het eerste jaar. In het jaar erna moet de regio ook meebetalen, minimaal 50% cofinanciering. Co-financiering zou bij de gemeenten vandaan moeten komen. Erik en Joep zien het nog niet gebeuren. Want: gemeenten zitten moeilijk, de meerwaarde van de kennismakelaar wordt pas later zichtbaar. Gemeenten gaan vanaf 2010 bijdragen aan het Streekhuis. Dat is in Kempenland al het geval in Boven-Dommel nog niet. Gemeenten betalen nu al 3 a 4.000 euro per jaar voor streekmanagers. Aanvullend proberen de Streekhuizen geld te gaan halen uit leaderprojecten. Uit de combi van Europa, LNV, provincie zou iets te halen moeten zijn. De meest gezonde constructie is dat onderwijsinstellingen zelf bijdragen. Dat is wel moeilijk, er zijn veel verschillende opleidingen, en HAS Den Bosch bijvoorbeeld heeft zich tot nu afzijdig gehouden van het kennisloket. Waarschijnlijk zullen onderwijsinstellingen geen geld gaan inbrengen, eerder capaciteit. Er zijn dus zorgen of dit ook inderdaad gaat lukken. Het zou mooi zijn als LNV een jaar meebetaald. Daarna moeten de resultaten van de kennismakelaar overtuigend zijn en moet de regio ook gaan bijdragen.
7. Meerdere regionale kennisinstellingen 7.1 Instituties hebben hun structuur aangepast om samenwerkingsactiviteiten tot vast onderdeel van het takenpakket te maken Instellingen staan niet aan de deur te kloppen. Als ze stages onder kunnen brengen, doen ze wel mee. Het is op dit moment geen afwijzing, en geen omarming. [NB] De onderwijsinstellingen willen graag (verder) werken met de vragen die door de kennismakelaar worden aangedragen. Voor het Kennisloket is nog een intentieverklaring getekend, dat is nu niet gebeurd. Het blijkt ook dat het niet altijd werkt. Contracten kunnen helpen maar het is altijd van belang dat er bereidwilligheid is bij de basis. Daarom worden de contacten vooral van onderaf opgebouwd, op persoonlijk niveau. Er zijn contacten met (opleidingen binnen) Fontys, NHTV, ROC Midden Brabant en HAS Den Bosch. En als een vraag niet kan worden geplaatste bij één van deze instellingen, legt de kennismakelaar weer contact met een andere instelling. Zo wordt het netwerk verder opgebouwd. Het is vaak van belang om in te spelen op de werkwijzen binnen instellingen, bijvoorbeeld de fasering van stages. [Uit projectplan kennismakelaar Kempenland] Er zijn verschillende vormen van inzet van studenten denkbaar: Snuffelstage: Stage vooral in MBO en HBO, met name in het eerste jaar. Gedurende deze periode, vaak 2 tot 9 weken lang, krijgt de student kans om kennis te maken met het toekomstige vak. Stage: Gaat om MBO, HBO en ook steeds vaker WO. De stage kan variëren van 2 maanden tot 1 jaar en vind meestal in het tweede of het derde jaar van de studie plaats. Het is de bedoeling dat het geleerde in de praktijk wordt gebracht. Zo kan de werkervaring worden opgebouwd, de cv verder worden aangevuld. Het kan zijn dat er een vaste opdracht wordt uitgewerkt of dat de student meeloopt met verschillende activiteiten en een aantal losse opdrachten oppakt. 32
B
Afstudeerstage: Een stage binnen HBO en WO, als afronding van de studie in het laatste jaar. Er dient een onderzoek te worden gedaan en een scriptie te worden geschreven. In de meeste gevallen hoort hier ook een afstudeerpresentatie bij. De lengte van de afstudeerstage varieert per opleiding (veelal tussen 4 maanden en 1 jaar) Project: Binnen een project (veelal MBO, HBO) werkt een groep studenten, vanuit de opleiding (dus geen werkplek bij de opdrachtgever) voor een vooraf bepaalde periode aan een afgebakend project. Losse opdracht: het gaat om studenten die nog een beperkt aantal studiepunten willen verdienen of die opdrachten uitvoeren in het kader van een mini-onderneming. Er is niet vooraf bepaald hoe groot (of hoe klein) de opdracht moet zijn. Deze vorm biedt enige flexibiliteit bij korte vragen. Bijvoorbeeld ondersteuning bieden bij evenement, kleine inventarisatie maken, enquête houden bij evenement, etc. Werkend leren (Duaal traject): Met een duaal traject of duale stage wordt een combinatie van leren en werken bedoeld. Er wordt vooral op de werkplek geleerd en het leerdoel is afgestemd op de eventuele toekomstige functie. Veelal gaat het om een periode van 8 maanden tot 1 jaar. De samenwerking tussen Fontys – communicatie-opleiding en de Brabantse regio's past heel goed in het didactisch concept van de communicatie-opleiding. Wij zien graag dat studenten in de praktijk aan de slag gaan en bezig zijn met veranderingen. Het past dus goed in het curriculum, dat is een goed uitgangspunt voor de samenwerking. Het komt dus goed uit dat voorheen het Kennisloket en nu de kennismakelaar nieuwe onderwerpen aandraagt waar studenten aan kunnen werken. We hebben inmiddels zelf ook wel de nodige partijen leren kennen in het landelijk gebied en zouden dus ook rechtstreeks contact kunnen opnemen, maar in de praktijk merk je dat de contacten verwateren. Dan zie je dat het belangrijk is dat er een intermediair of kennismakelaar is. De kennismakelaar kan ook goed kijken op welk niveau een vraag thuishoort. [JJ] Janssen kan moeilijk zeggen hoe dit bij andere opleidingen landt. In z'n algemeenheid zie je wel een verandering naar competentiegericht leren, dat stimuleert het werken in praktijksituaties wel. Maar dat is niet altijd voldoende. Niet alle docenten zijn geneigd studenten in de praktijk aan de slag te laten gaan. Toen het Kennisloket nog actief was kwamen ongeveer 10 van de 40 opdrachten uit de 'plattelandshoek'. Nu zijn dat er nog 1 of 2. Dat geeft aan wat het effect van een intermediair is. Zo'n clustering van opdrachten rond dit thema komen weer nieuwe ontwikkelingen op gang. Er zijn al een aantal artikelen over geschreven, er is een intentie voor een masteropleiding in deze richting geweest, het leidt tot vernieuwing in het curriculum, en we hebben al enkele studenten gezien die een bureau in deze specialiteit zijn begonnen.
7.2 Meerdere instellingen zijn betrokken Contacten liggen meest bij hbo’s en beetje bij mbo. Onderzoek zit bij universiteiten. Die studenten zijn minder praktisch, daar hebben we minder aan. Joep: heeft een mooie ervaring met inzetten van zowel hbo als mbo studenten. Doelstelling is om ook vmbo bij te betrekken. Erik: dat is wel moeilijk want we willen resultaatgericht werken. Ook in de richting van de universiteit willen we uitbouwen. 33
B
We beginnen nu klein, we willen niet de fout maken van het kennisloket. Niet beginnen met een systeem opzetten. 7.3 Er zijn meerdere onderwijsniveaus betrokken: lagere school, VMBO, MBO, HBO, Universiteit Zie 7.2. 7.4 Relatie met onderzoek Onderzoek sluit onvoldoende aan bij de vragen van de streekhuizen (zie verderop). In bijvoorbeeld Biesbosch is wel eens onderzoek uitbesteed aan Alterra. Als zij onderzoek aanbieden past dat meestal niet. Het onderzoek sluit niet aan bij core-business van Streekhuis, dat is uitvoering. [NB] Er is nog geen relatie met onderzoek, dat is wel de bedoeling. Aan realisatie moet nog worden gewerkt, dat zal in een latere fase zijn. 7.5 Relatie met praktijkkennis Vanuit de streekhuizen is er wel belangstelling voor uitwisseling met andere regio's. Liever niet in een grote groep, dan liever met kleine groep op werkbezoek gaan. Werkbezoek aan Gelderse Vallei heeft bv. geleid tot contact van Joep met de Rabobank.
8 Groene kennisinstelling als leadpartner Er is in onderwijsland een voortrekker Nee
9. Bereidheid tot actieve kenniscirculatie Uitwisseling binnen Brabant staat wel op het programma. Joep benadrukt het gevaar van een te grote overhead, als je streekcoördinatoren / kennismakelaars met elkaar laat overleggen geeft dat weer overhead. Al is het wel interessant om bij elkaar in de keuken te kijken. Uitwisseling is onderdeel van een “ideaalplaatje”. Kennismakelaars moeten nu eerst successen gaan boeken en dan pas kan je verder gaan kijken.
10. Ondersteuningsbehoefte 10.1 Ondersteuning in de regio De vraag om financiele ondersteuning betreft 50% van ca. 50.000 euro per gebied. 6 gebieden (met vier consulenten) doen mee, drie gebieden nog niet. Totaal gaat het om 2,5 fte, 50% daarvan is ongeveer 125.000 euro. Met ondersteuning in het tweede jaar van de kennismakelaar kan de overbrugging richting financiering door de regio worden gerealiseerd.
10.2 Ondersteuning op landelijk niveau Ziet u meerwaarde landelijk netwerk? Op welke aspecten zou participatie voor de respondent meerwaarde kunnen 34
B
opleveren? Op welke aspecten zou de respondent zinvolle bijdrage kunnen leveren aan het netwerk? Een vraagstuk waar over wordt nagedacht is hoe je met kwaliteitsgarantie om zou moeten gaan. Die garantie kan nu niet worden gegeven.
11. NME Consulentschap NME daarvoor was provinciaal centraal geregeld. Is er niet meer sinds 1 januari. Centrale opdracht is om vanuit reconstructie landelijk gebied praktische activiteiten te realiseren. Op het gebied van NME waren er enkele activiteiten bv. Biesbosch lespakketten water (is/wordt gerealiseerd), fotowedstrijd verander platteland (is afgeblazen).
12. Overig (reflectie; additionele info/punten of i.d.) Erik en Joep missen de zichtbare betrokkenheid van LNV (zuid), ze zien het ministerie niet meer. Vooral de inhoudelijke discussies (advisering, voeding) en een aanspreekpunt bij LNV worden gemist. LNV ziet zichzelf niet als uitvoerende instantie; provincie is dat ook niet maar wil wel samen optrekken met de Streekhuizen. Monitoring wordt via rapporten gedaan. Het voelt alsof ze er niet bij betrokken zijn.
35
B
Bijlage Tekst op website Boven-Dommel Sinds 1 juli 2009 is er in Boven-Dommel een kennismakelaar actief. De kennismakelaar is verantwoordelijk voor de koppeling tussen vragen uit Boven-Dommel en het onderwijs, dit vertaalt zich in een aantal taken: 1. Acquireren en werven van kennisvragen uit het gebied Dit betekent dat de verschillende partijen in de reconstructiegebieden op de hoogte moeten worden gebracht van de mogelijkheden die het samenwerken met het onderwijs biedt. Vaak bestaat er een bepaald beeld over onderwijs en stagiaires dat geen recht doet aan de werkelijkheid. Daarnaast zal de kennismakelaar als adviseur bij de verschillende gebiedsoverleggen optreden om op deze manier de verschillende partijen steeds te laten zien welke mogelijkheden het onderwijs biedt. 2. Uitbouwen netwerk onderwijs Het onderwijsnetwerk is sterk bepalend voor de snelheid en de kwaliteit waarmee opdrachten kunnen worden ingevuld. Het gaat daarbij om twee zaken, het aantal onderwijsinstellingen en opleidingen dat onderdeel van het netwerk uitmaakt, maar ook de individuele contacten binnen deze verschillende opleidingen. Dit betekent dat hieraan steeds aandacht moet worden besteed; ook omdat het onderwijs nogal veel verloop in personeel kent. Daarnaast dienen steeds nieuwe opleidingen te worden benaderd zodat het aanbod van de kennismakelaars zich steeds verder verbreed. 3. Uitbouwen netwerk in het gebied In dit netwerk bevinden zich de (potentiële) opdrachtgevers. Door kennisvragen te acquireren wordt tevens aan het netwerk gebouwd. Daarnaast is het belangrijk goed op de hoogte te zijn wat er in de verschillende gebieden speelt omdat het op deze wijze mogelijk is koppelingen te leggen tussen kennisvragen en van elkaar geleerd kan worden. Door goede kwaliteit te leveren zal het netwerk groeien. 4. Makelen en schakelen tussen vragen uit praktijk en aanbod onderwijs Wanneer een opdracht bekend is dient deze bij de juiste onderwijsinstelling(en) te worden uitgezet. De kennismakelaar bekijkt in overleg met de opdrachtgever welk niveau, welke vorm of welke combinatie van onderwijs de beste invulling biedt aan een bepaalde opdracht. Dit betekent dat de kennismakelaar een goed zicht moet hebben op de verschillende mogelijkheden binnen de onderwijsinstellingen. 5. Bewaken van de kwaliteit van de opdracht Een van de taken van de kennismakelaar is het bewaken van de kwaliteit van de opdrachten (uitgevoerd door studenten en docenten). Voor een deel is dit afhankelijk van de begeleiding die door de onderwijsinstelling wordt geboden, maar voor een groot deel is dit afhankelijk van de inhoudelijke begeleiding vanuit de opdrachtgever. Projecten/opdrachten voor studenten Studenten kunnen worden ingezet bij de meest uiteenlopende onderwerpen. Het is wel de bedoeling dat de inzet bijdraagt aan de gebiedsontwikkeling en dat er voor de student een leerproces aan vast zit. Het simpelweg opnieuw schilderen van een schuur is bijvoorbeeld een opdracht die niet binnen het onderwijs hoort; voorbeelden van opdrachten die wel door studenten kunnen worden uitgevoerd zijn: - Het schrijven van een ondernemingsplan - Het ontwerpen van een concept voor het opnieuw inrichten van een ruimte - Het organiseren van een evenement - Het maken van een communicatieplan - Het maken van bloemstukken voor de aankleding van een evenement - Het ontwerpen van een brochure of folder De kennismakelaar heeft contacten binnen verschillende regionale onderwijs instellingen, waarbij de nadruk ligt 36
B
op het MBO en HBO. Denk hierbij bijvoorbeeld aan Fontys Hogescholen, ROC. Studentenprojecten in Boven-Dommel OPDRACHT
PERIODE
NIVEAU
THEMA
OPENSTAAN Dorpendag 2009 D Boven-Dommel
september-november MBO of HBO evenementen / communicatie
OPENSTAAN 2 opdrachten: D Gemeente
september-december HBO
Eindhoven werkt aan stadspoorten
behoefteonderzoeken: 1x onder stadsbewoners 1x onder plattelanders
Studenteninzet Inzetmogelijkheden vanuit onderwijsinstellingen Er zijn verschillende vormen van inzet van studenten denkbaar: Snuffelstage: Stage vooral in MBO en HBO, met name in het eerste jaar. Gedurende deze periode, vaak 2 tot 9 weken lang, krijgt de student kans om kennis te maken met het toekomstige vak. Stage: Gaat om MBO, HBO en ook steeds vaker WO. De stage kan variëren van 2 maanden tot 1 jaar en vind meestal in het tweede of het derde jaar van de studie plaats. Het is de bedoeling dat het geleerde in de praktijk wordt gebracht. Zo kan de werkervaring worden opgebouwd, de cv verder worden aangevuld. Het kan zijn dat er een vaste opdracht wordt uitgewerkt of dat de student meeloopt met verschillende activiteiten en een aantal losse opdrachten oppakt. Afstudeerstage: Een stage binnen HBO en WO, als afronding van de studie in het laatste jaar. Er dient een onderzoek te worden gedaan en een scriptie te worden geschreven. In de meeste gevallen hoort hier ook een afstudeerpresentatie bij. De lengte van de afstudeerstage varieert per opleiding (veelal tussen 4 maanden en 1 jaar) Project: Binnen een project (veelal MBO, HBO) werkt een groep studenten, vanuit de opleiding (dus geen werkplek bij de opdrachtgever) voor een vooraf bepaalde periode aan een afgebakend project. Losse opdracht: het gaat om studenten die nog een beperkt aantal studiepunten willen verdienen of die opdrachten uitvoeren in het kader van een mini-onderneming. Er is niet vooraf bepaald hoe groot (of hoe klein) de opdracht moet zijn. Deze vorm biedt enige flexibiliteit bij korte vragen. Bijvoorbeeld ondersteuning bieden bij evenement, kleine inventarisatie maken, enquête houden bij evenement, etc. Werkend leren (Duaal traject): Met een duaal traject of duale stage wordt een combinatie van leren en werken bedoeld. Er wordt vooral op de werkplek geleerd en het leerdoel is afgestemd op de eventuele toekomstige functie. Veelal gaat het om een periode van 8 maanden tot 1 jaar. Studenten nodig? Heeft u een vraag of opdracht en wilt u weten of studenteninzet een mogelijke oplossing kan zijn neemt u dan contact op met de kennismakelaar, door te mailen of te bellen: E-mail:
[email protected] Telefoon: 040 259 45 23 , GSM: 06 46 33 63 66
37
B
4. Regio Gelderse Vallei Interview Regiogesprek Datum 08-07-09 Locatie Bunschoten, Eemlandhoeve Met (Namen/functie) Hans Hubers (SVGV) Jan Huijgen (Eemlandhoeve) Door Eelke Wielinga (WUR – LEI) en Rob Janmaat (Netwerk Platteland)
Telefonische gesprekken Datum 08-07-09 Met (+ functie) Ron Methorst (CAH) Door Rob Janmaat
Datum 26-08-09 Met (+ functie) Renze Holwerda (Aeres, Groenhorst College) Door Rob Janmaat
38
GVE
Achtergrondinformatie Kaart van de Regio –
Regiogegevens Oppervlakte 104.000 ha Gemeente(n)/ Provincies 24 gemeenten (geheel of gedeeltelijk) 2 provincies (Utrecht en Gelderland) Inwoners 850000 Economie Er liggen 4.500 agrarische bedrijven die circa 50.000 ha cultuurgrond in gebruik hebben. Circa 21.500 ha is natuurgebied en de rest van de grond bestaat uit stedelijk gebied, water en infrastructuur. Landschapstype lage natte vallei, liggend tussen de in de ijstijden gevormde stuwwallen van de Utrechtse Heuvelrug en de Veluwe. De flanken en gradiënten hebben bijzondere landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden.
1. Wat vooraf ging / Dynamiek 1.1 Er is een gangmaker / voortrekker Hans Hubers is (samen met Jan Huijgen) een van de gangmakers. HH: De reden waarom ik me heb aangesloten bij het kennisnetwerk, is dat we zien dat we vanuit SVGV in het verleden een positie hadden waarbij we veel meer aansloten op beleidsontwikkeling of beïnvloeding van wetten, kijk even naar de milieuwetten uit de jaren 90. Die hadden ook behoorlijk wat basis in de Vallei. Dat resulteerde in milieuwetgeving. Nu zijn we vanuit beleid en plansituatie naar een uitvoeringssituaties gekomen, waarbij we kennisontwikkeling, innovatie, en dergelijke, uit het zicht is geraakt. Ik vind dat we dus eigenlijk die beweging weer moeten maken om daar toch weer in te komen. 39
GVE
In onze naam staat nog steeds vernieuwing, dat willen we echt weer even een nieuwe impuls geven. In plaats van het kortweg uitvoeren van doelstellingen van het rijk of de provincies. De SVGV kan het niet alleen. Puur vanuit mankracht en middelen, dus we stellen echt de hulpvraag. Wie kan ons helpen? Ik zou het ook prettig vinden als we het niet als SVGV , als embleem van de regio, zouden doen, maar dat de regio ook zelf meedoet en dat ook nieuwe spelers daaraan meedoen, en daarom vind ik het interessant als een Rabobank of anderen ook mee gaan doen. Eigenlijk is die hulpvraag tweeledig. Zorg dat je als regio echt zo concreet mogelijk kan zijn: waar we naar toegaan. En het zal zich nog wel een paar keer herhalen verwacht ik. Dat geeft ook niks. Ten tweede zeggen we puur in termen van mannetjes en vrouwtjes, wie kan het met ons gezamenlijk doen? 1.2 Er is een intermediair actief die initiatieven in een bepaalde richting op gang brengt Er is een soort initiatiefgroep die verder wil gaan op de weg van RIC Eemland en in wil gaan op de zoektocht van Hans Hubers en Jan Huijgen. Naast SVGV zijn er drie kennisinstellingen actief: WUR-LEI, de AERES groep, STOAS en de CHE, de Christelijke Hogeschool Ede, een niet groene kennisinstelling. [Dan hebben we de ondernemende centra, RIC Eemland, RIC Vallei rond Barneveld, dit is het Paradijs, bedrijf van IJsbrand Snoeij. En daaromheen zit inderdaad ook nog even omheen, wat financiële en social venturing groep, de Noaber foundation vandaan, en dan de Rabobanken, zowel Randmeren als Woudenberg, die willen ook meedoen in dat proces.] 1.3 Activiteiten betreffen meer dan één thema Het Reconstructieplan omvat veel verschillende thema’s: landbouw, natuur, water, recreatie, landschap, economie. 1.4 Er is betrokkenheid van maatschappelijke organisaties Hans en Jan hebben kennisgenomen van een methodiek van de NATO om mensen te betrekken bij een discussie. Hier zit een soort methodiek onder, waarvan we eigenlijk verleid worden om te kijken of het een methodiek is die je regionaal, op zo’n plattelandsgebied van boeren, burgers en buitenlui zou kunnen toepassen en zou willen toepassen. Daarmee probeer je mensen, buiten je geijkte netwerk van buiten je eigen vooringenomenheid van stakeholders, probeer je die op enige manier aan zou willen laten sluiten aan wat jouw agenda zou kunnen zijn. 1.5 Er is betrokkenheid van ondernemers Via Jan Huijgen en IJsbrand Snoeij. En ook via de Rabobank. De Rabobank is betrokken omdat nieuwe initiatieven bij hen aankloppen voor financiering. En ten tweede is 7080% van hun boeren is natuurlijk behoorlijk klassieke landbouw en de Rabobank is benieuwd, hoe gaat dat zich ontwikkelen? Hoe gaat de verduurzamingsslag ook daarin plaatsvinden. Misschien is het ook een stuk eigenbelang, business. 1.6 Er wordt over kenniscomponent gecommuniceerd Er is over RIC Eemland op verschillende manieren gecommuniceerd. Met flyers, tijdens een slotdag van het project en tijdens het Europese congres op de Eemlandhoeve. 40
GVE
1.7 Innovatieve initiatieven worden opgepakt -
2. Regionale Bestuurlijke Samenwerking 2.1 Er is een Gebiedsautoriteit Bestuur SVGV is de gebiedsautoriteit. Daar zitten provincies niet in, maar het bestuur van de SVGV bestaat uit de regionale partijen alle gemeenten, waterschap, recreatiegemeenschap, de KvK, natuur- en milieuorganisaties, LTO, dus dat hele partnerschap in het landelijke gebied zit in dat bestuur van SVGV. Het bestuur omvat in totaal 13 of 14 mensen. Een klein deel daarvan hebben we eruit gelicht en dat is het dagelijks bestuur. Samen met de voorzitter van de commissie is dat het dagelijkse bestuur. Voor de korte termijnvraagstukken, en ook de agenda voorbereiden voor het grotere platform, de grotere stuurgroep. De geledingen die in het bestuur van de SGVB zitten, zijn ook weer georganiseerd. Of te wel de drie boerenleden die hebben een achterbanoverleg ook georganiseerd in een bestuurlijk beleidsplan. Hetzelfde doen we ook op het gebied van natuur, water, op gemeente en op recreatiegebied. Het valt op dat de wethouders van al die gemeenten, die 17 gemeenten, altijd aanwezig zijn bij de onderlinge ontmoetingen, ze zeggen bijna nooit af. Ze vinden het dus belangrijk. Dat laat zien dat er wel draagvlak is. 2.2 Er is een initiatief om structurele afspraken voor een kennisarrangement te maken Nee, nog niet. 2.3 Er is een overlegstructuur voor periodieke afstemming Nee 2.4 Er zijn afspraken over faciliteren intermediair of vrije actor Nee
3. Regionaal uitvoeringsorgaan 3.1 Er is een programmabureau (uitvoeringsorgaan van een bestuurlijk gebiedsprogramma) Ja, SVGV-bureau 3.2 Voertuig voor een kennisarrangement Het is nog onduidelijk hoe dat eruit moet gaan zien. Geen idee, omdat ik dat juist het resultaat wil laten zijn van de regionale samenwerking. Ik wil dus niet het resultaat van tevoren bepaald hebben. Geen blauwdruk. Wel een menu, een keuzemenu en voor mijn part met een voorgerecht, een hoofdgerecht en een nagerecht, prima, maar geen blauwdruk. Wat je ziet is dat er nieuwe vragen op het gebied afkomen, deze hebben voor een deel een bovenlokale vraagstelling, wat je moet matchen met de kennisprogramma’s van LNV. Daar heb je in feite een matchmaker nodig, die er op in kan gaan. En het tweede is als je de verbinding maakt naar het onderwijs, hier heb je ook een verbindingslijn nodig. En soms moet je inderdaad ook faciliteringsprocessen van actoren in de regio vooruittrekken. Dat kan soms met een busreis zijn naar een andere regio, of een soort programma om die uitwisseling te organiseren. Soms moet je een 41
GVE
strategisch spel ontwikkelen dat je ondernemers in een context zet waarin ze nieuwe vragen leren denken. CAH heeft een eigen ‘voertuig voor kennisuitwisseling’ opgezet, meer aan de instelling gekoppeld dan aan de regio: [RM] Wat we hebben geleerd is dat we bereikbaar moeten zijn. Daarvoor hebben we een kennisbalie ingericht. De vragen die hier binnenkomen nemen we goed door met de vraagsteller en vervolgens laten we weten of we er iets mee kunnen. Een vraagsteller krijgt een vast contact binnen de instelling. We zijn in 2008 gestart en het begint steeds beter te lopen. We krijgen vragen van verschillende kanten: van individuele boeren tot een provincie. We hebben gewerkt aan een marketingplan voor producten uit de Krommerijn, en aan boerderij-educatie. Bij ons zoeken studenten een stageplek. Daarom hebben we niet zozeer een vaste relatie met regio’s, studenten kunnen zelf hun regio zoeken. We denken er nog over na of we banden met bepaalde regio’s gaan aantrekken. We gaan welwillend in op verzoeken van regio’s. Samenwerking juichen we in principe toe, al houden we wel in de gaten met welk vraag een regio komt: - lever ons wat studenten, of - kunnen jullie helpen deze problemen op te lossen. Het moet dus wel helder zijn wat we van elkaar verwachten. De CAH gaat zich ook in Almere vestigen. Hier zal met name de bedrijfskundige opleidingen komen, waar onder gebiedsprocessen. Het gaat in 2010 van start, maar dit kan een goede opleiding zijn voor dit soort vraagstukken. Het CvB laat zien dat ze de opleiding willen etaleren dat ze partner in ontwikkeling zijn. De CAH heeft een geweldig goed netwerk in de landbouwsector hebben. De noodzaak om regiocontracten te tekenen wordt niet zo erg gevoeld. Er is voor gekozen om dit niet te doen omdat Ron zich afvraagt of je dan niet teveel toezegt wat je niet waar kan maken. Bovendien is het ook niet de bedoeling dat een school gaat meebetalen aan een regionaal kantoor. In de werkplaatsconstructie is er voor gekozen om het bestuurlijk niveau er nadrukkelijk bij te betrekken. Er is enige samenhang met het type vragen dat dan op tafel komt, deze hebben gemiddeld een tijdshorizon van 5 – 10 jaar. Voor de ondernemersvragen die bij de kennisbalie binnenkomen is de tijdshorizon eerder 1 tot 3 jaar. Bij de lange termijnvragen past een opleiding als Larenstein goed, bij de vragen met een minder verre tijdshorizon past CAH beter. De CAH heeft gekozen om het ondernemersniveau voorop te plaatsen, voor het bestuurlijk niveau. Ron verwacht dat een werkplaats duurder zal zijn dan de CAH-werkwijze. 3.3 Er is een zichtbare locatie voor een kennisarrangement -
42
GVE
4. Regionale gebiedsinnovatie-opgaven 4.1 Er is een gebiedsontwikkelingsplan waarin op samenhangende wijze meerdere aspecten van gebiedsinrichting en/of plattelandsontwikkeling aan de orde komen De SVGV voert feitelijk het reconstructieplan uit voor de provincies Landbouw Natuur Water en bodem Lucht Landschap, cultuurhistorie en landgoederen Recreatie Economie, werkgelegenheid en leefbaarheid 4.2 Er is een projectplan Er zijn jaarprogramma’s voor het Gelderse en voor het Utrechtse deel van de Gelderse Vallei en voor overige activiteiten. Hier staat ook een paragraaf over kennis in:
5. (op weg naar een) Kennisagenda 5.1 Er is een kennisagenda/Er is een voornemen om te komen tot een kennisagenda In 2009 gaan we ook aan de slag met een zogenoemde kennisagenda. Het besef is aanwezig dat we in deze regio te weinig en onvoldoende op de juiste momenten gebruik maken van kennis- en onderwijsinstellingen. Met behulp van de kennisagenda willen we helder krijgen welke onderwijs- en kennisvragen we hebben, zodat wij beter en meer structureel kunnen inspelen op het aanbod van onderwijsinstellingen als Wageningen Universiteit en de hogescholen Van Hall Larenstein en CAH Dronten. Activiteiten 2009: Opstellen kennisagenda. Het gaat vooral om lange termijn vragen: Wat ik ook wel eens over zo’n gebied als het nationaal landschap met anderen deel. Dit gaat niet over een collegeperiode van een wethouder, of van een gedeputeerde. Die zitten met lange termijn vraagstukken en lange termijn doelen rondom beheer of gebruik van het gebied, economische ontwikkeling. Dit zijn grote onderzoeks-, kennis- of innovatievragen, dat kun je nu niet van een Rabobank financier verwachten. Of een begeleider die bij de SVGV rondloopt, of een natuurbeheerder. Wat echt de teneur is van hoe gaan we met de landbouwontwikkelingsgebieden om die destijds ontworpen zijn in het plan, welke ruimte is er echt? Is de realisatie een kans, worden er echt plaatsingen gerealiseerd, gaat die met kwaliteit gepaard, zijn er regelingen die daarvoor ontwikkeld zijn en zijn die nog adequaat, etc. Dat is planontwikkeling. Je kan daar ook bovenuit stijgen: zorg dat je als Gelderse Vallei je voedselproductie schoon doet, dus alle dieren onder een schoon dak, de kippen en varkens en kalveren. Dat betekent dat je op dierenwelzijn gaat zitten, dat je op milieugebied gaat zitten. Dat je op energie gaat zitten. Dus ook uiteindelijk in termen van voedselveiligheid ook naar imago ‘van vies naar schoon’. Nou dat is in een nutshell een flinke opgave. De tweede opgave ligt bij natuur. Het is natuurbehoud, en natuurbescherming en mensen als optelsom: natuur en 43
GVE
mensen is duurzame ontwikkeling. Ook accepteren dat in zo’n kwetsbaar natuurterrein dat gebruik en genot door mensen mogelijk is. Als ik dat vertaal hoe in Nederland omgegaan wordt met de beheerplannen in Natura 2000, is dat: we accepteren nog net even het bestaand gebruik, en de strategie is niet nee tenzij, maar nee, nee echt niet, als het echt niet anders kan, dan tenzij. Derde thema. Zo’n structuurvisie 2040: Veenendaal was in mijn jeugd randje Randstad. Daar adverteerden ze mee, daar waren ze trots op. De Gelderse Vallei is in 2040 misschien wel in zijn geheel Randstad. Dat vraagt wel wat op het gebied van ruimtelijk gebruik, wat voor strategie gebruik je, wat voor nieuw wonen, is er nieuw wonen, is dat er al? Is er een soort Central Park midden in Holland? Het zijn wel momenten om vanuit dat visie en strategie eens te kijken welke scenario’s zijn er wellicht denkbaar in zo’n vallei. En zijn waarvandaan we nu bezig zijn in termen van de grote richting, is dat wel goed? Of moeten we dat misschien ombuigen? [RM] Ron is van mening dat een kennisagenda in en door de regio moet worden opgesteld. Het moet een eigen product zijn. Studenten zouden dit kunnen ondersteunen. En het is ook goed mogelijk dat medewerkers in dit proces betrokken worden. Maar het moet op initiatief van een regio zijn. LNV zou dit moeten ondersteunen en deels financieren.
44
GVE
5.2 Afspraken over wijze van agenderen van thema’s -
6. Cofinanciering 6.1 Er is een substantiële geldstroom voor samenwerkingsactiviteiten beschikbaar die continuïteit over meer dan één jaar garandeert/afspraken over investering door elk van de betrokken instanties We hebben vorig jaar in het jaarprogramma een kort paragraafje opgenomen, we gaan een kennisagenda maken in feite het is vastgesteld door het bestuur. Zonder dat we allemaal ook maar enige notie hadden, Zo hebben we ruimte gecreëerd zonder dat er een budget aan vast zit. Want we hebben nog geen idee wat we allemaal moeten gaan doen en wat dat moet gaan kosten.
7. Meerdere regionale kennisinstellingen 7.1 Instituties hebben hun structuur aangepast om samenwerkingsactiviteiten tot vast onderdeel van het takenpakket te maken Het KIGO project rond RIC Eemland en Plattelandsacademie is afgerond. We hebben de oogstdag gehad. Wat eigenlijk nu opgebouwd is, is een soort leerervaring, hoe ga je met kennisinstellingen om? En dat is best wel een klus. De titel ‘slow advice’ is daaruit voortgekomen. Als typering, karakterisering. Niet te hoge verwachtingen hebben. Als je gaat schakelen met die kennisinstellingen moet je inhaken op de ritmes van die scholen. Binnen de instellingen is een loket ontstaan. Dat is een kennisloket. De verbinding met de buitenwereld. Dat is één wat we inderdaad opgepikt hebben. Als je als SMART region – dat is de tweede brochure - aan de slag wil met als het ware dat proces, dan moet je een aantal type van vragen zo formuleren dat dat toch wel een soort bewustwording op gang brengt. Het is belangrijk alle partijen mee te nemen in het proces om te komen tot een kennisarrangement: Robert Waggelink wees bijvoorbeeld heel nadrukkelijk naar de Veenkoloniën en zei, daar is het fout gegaan. Daar is het bestuurlijk allemaal georganiseerd en weergegeven, maar eigenlijk is het leerproces met de kennisinstellingen daar niet gebeurd, dus het is nu een crime om die leer- en kenniscomponenten mee te nemen in het proces, om dat te doen. Hij had een goed voorbeeld van Zeeland; hij zei, daar is een veel beter proces aan de gang. Hij wilde dan ook mensen uit Zeeland eens een keer uitnodigen. Het KIGO-project is afgerond maar krijgt in zekere zin een vervolg: Het project zelf is afgelopen, maar wat daar in werking gezet is, dat zet zich door. Dat krijgt ook eigenlijk een versterking omdat het nu Vallei breed wordt en het krijgt een soort kader waarover we nu met elkaar in de slag zijn, naar het lange termijn kennisproces wat zich daar aan het ontwikkelen is. Eigenlijk zitten daar, ontdekten we, drie lagen. Laag 1 is aan de slag op de werkvloer. Dat is dus inderdaad met studenten concrete projecten van boeren, burgers, overheden oppakken en uitwerken. Dus dat is eigenlijk een beetje niveau plattelandsacademie in actie, op niveau van de werkvloer dat is een lerende community waar je met name met studenten, waar je ondernemers bij betrekt die vragen uit creëren. Dus dat is level 1. Twee is het modereren van de kennisvraag in de regio. Dat is het proces waar we vanmorgen heel sterk mee bezig zijn geweest. Het derde niveau is een soort belevingsevent, waar we met name de bestuurlijke verdikking zoeken. Dat is een soort setting die we willen organiseren. 45
GVE
Want in mijn beleving zijn de docenten nu om. Tenminste met een aantal docenten heb ik goede contacten, ik hoef Ron Methorst maar te bellen en hij gaat nadenken en oplossingen; hetzelfde gaat voor Barneveld en STOAS nu ook. Dat is op docentniveau. Bij CHE Ede ook, bij die Europese Eemland conferentie heb ik ook contact en zij komen met een groep studenten langs. Nu zit elk van de instellingen te kijken: als we dat structureel willen gaan aankaarten moeten we ook bestuurlijke ruimte krijgen. Dus elk van die clubs is nu bezig, van hoe krijg ik mijn bestuur mee in dat proces. Die vragen dus nu bijna hulp van creëer een setting, en vandaar dat idee van die diner pensant. Laat ze in contact komen in de regio met de vragende partij en probeer op die manier een soort van beweging te krijgen. Soms is AERES, die heeft volgens mij via Henk Verweij al een verzoek ingediend tot een budget voor het regio leren. Dus daar is het al verankerd. Henk Verweij is de bestuursvoorzitter van de AERES groep. Met de CHE Ede heb ik een wandelsessie in de bossen en hij reageerde heel positief over de diners pensant. Dus laten we dat maar doen. Aalt Dijkhuizen (WUR) heeft in een gesprek met hem aangegeven dat de WUR ook mee wil doen, hij wil graag een keer in zo’n soort setting eten met Paul Baan zoals ze het dan zo mooi zeggen. [RM] In de afgelopen jaren heeft het KIGO-project Plattelandsacademie gedraaid in Eemland. Nu dat is afgelopen is het niet zo dat er opeens helemaal geen studenten meer komen. Net als voor het project komen er nu ook studenten voor stages en praktijkopdrachten. De weg naar oud-docent Jan Huijgen is makkelijk te vinden. In het project is duidelijk geworden dat er in regionale ontwikkeling weinig geld is voor advies. Vervolgens is gewerkt aan de vraag of studenten dit kunnen aanvullen. Hierbij is aan de orde geweest of er ook regionale centra (als de werkplaats) moeten komen. Dat bleek lastig te zijn, hier is verder niet op gefocust. Er is meer gekeken hoe inhoudelijke vragen kunnen worden ingepast in het onderwijs. En dan niet alleen in stages en praktijkopdrachten maar ook in onderwijsmodules. In de loop van het project werd duidelijk dat men in de regio het onderwijs vooral als goedkoop adviesbureau ziet. Dat is het natuurlijk niet. Vandaar de term Slow Advice. Al met al hebben we geleerd dat we flexibele ruimte in het curriculum moeten inpassen. Dat is de grote opdracht. [RH] Groenhorst is op verschillende manieren bezig met kennisuitwisseling. Voor de sectoren melkveehouderij, pluimveehouderij en varkenshouderij lopen enkele KIGO-projecten. Dit bevordert met name de uitwisseling met boeren. Voor dierverzorging draait Groenhorst mee in enkele netwerken en werkgroepen. Bijvoorbeeld in een netwerk verantwoord huisdierbezit, waarin allerlei hobbydier-organisaties zitten. Evenals organisaties voor kinderboerderijen. Voor de paardenhouderij neemt de onderwijsinstelling deel aan enkele werkgroepen. Er is ook contact met de gemeente Barneveld, we kijken naar een samenwerkingsverband. Op deze wijze kun je contact houden met de omgeving waar je studenten voor aflevert. En bijvoorbeeld voor dierverzorging pikken we ook weer kennisvragen waar we in het onderwijs mee aan de slag gaan. Dit willen we verder ontwikkelen. Nu het PTC er ook bij komt biedt dit nog meer mogelijkheden om deze werkwijze toe te passen. Via de veehouderij-opleidingen is er een relatie met de Gelderse Vallei, de SVGV. Studenten doen (stage)opdrachtenvoor de SVGV, in samenwerking met andere organisaties en met bedrijven. 46
GVE
Er is behoefte om hier meer structuur en duurzaamheid in te brengen, en los te komen van tijdelijke projecten. Daarom is het idee voor een kenniscentrum ontwikkeld, dit staat tussen het onderwijs en de maatschappij. Dit moet onder meer kennisvragen verzamelen. Een nieuw team gaat hiermee aan de slag. Waarschijnlijk willen we hier ook ICT bij gebruiken. Per sector bepalen we ongeveer ons regionaal blikveld. Soms werken we nationaal, soms bovenregionaal, soms regionaal. We stemmen dit met andere AOCs af. 7.2 Meerdere instellingen zijn betrokken Groenhorst College Barneveld, STOAS, AERES, CHE, WUR (HAS DB?) 7.3 Er zijn meerdere onderwijsniveaus betrokken: lagere school, VMBO, MBO, HBO, Universiteit Die VMBO en MBO zijn wat moeilijker categorieën. HBO studenten hebben een behoorlijke zelfwerkzaamheid, daar kun je gemakkelijk mee aan de gang gaan. Bij MBO moet je toch meer naar instructie. Meer naar aanpak - doel. We hebben het nu al een paar keer gedaan: een koppeling met een STOAS, die zit op de lerarenopleiding, die zit misschien ook op het RIC, die geeft les op het VMBO in Nijkerk, daar geeft hij kooklessen. Die heeft nu daar met zijn leerlingen taarten gebakken voor de open dag hier van biologische landbouw en de open dag van het nationaal landschap. Een hartstikke leuke combinatie, je moet het behoorlijk doordenken, hoe past het in een soort vakkenpakket van hen. Maar als je de verbinding legt is, tussen een STOAS, die inderdaad in die lerarenopleidingen zitten, die in feite zelf lesgeeft op een VMBO / MBO het op die manier weer inpast dat het ten goede komt in de regio, deze verbindingslijnen. Vanmorgen ging het over het voorbeeld van een soort beek met daarbij praktische uitvoeringsvragen: hoe ga je het beheer doen van de beek? Dan kom je bijna op het niveau van PTC Plus.Moet je met een bak de hele zooi leegscheppen, of zet je de luitjes met de zeis weer aan de gang? Dan kom je in feite ook de andere levels tegen. Maar het blijft een behoorlijke opgave. 7.4 Relatie met onderzoek De contacten met de WUR zijn beperkt. Er was een gesprek met Hugo Sluis maar die was van mening dat de regio z’n vragen niet op orde had. Wij zijn bij het centrum voor geo – informatie geweest Voor die hele digitale ontsluiting, daar hebben ze toen ook een soort bijdrage aan geleverd, maar dan is inderdaad de vervolgvraag, als ze inderdaad meer willen doen, dan kunnen we het opnemen in het programma. Ze hadden de behoefte, dat wij ook als gebied heel vroeg al onze vragen stellen, en in programma’s inbrengen, hoe slimmer je daar in bent, hoe beter dat ook werkt. Er is een Alterra-medewerker, die wel probeert beter aan te sluiten op vraag en aanbod, via zo’n helpdesk proberen ze vragen uit de regio in te plannen om niet afhankelijk van het programmajaar te worden. Dus daar wordt wel een poging toe gedaan. En Peter Hilger, die komt wel naar buiten: kom maar op, wij gaan een programma draaien, die vraagt concreet aan mij, waar loop jij mee rond? Dat vind ik goede signalen. Hoe kunnen we wat meer activiteiten inbouwen? Hoe kun je als het ware het onderzoek zo programmeren, ik hoorde vanmorgen van Wim de Hoop dat er een heel programma is verduurzaming van de veehouderij. Dus kennelijk zit er een heel LNV programma om dat te doen. Maar de verankering naar zo’n regio, die met die vragen bezig is, die koppeling is nog niet gelegd. 47
GVE
7.5 Relatie met praktijkkennis We zijn nu bezig met een kernteam nationaal landschap te formeren om de juiste schakel te krijgen tussen de projectleiders individueel, tussen de gebieden en vervolgens de verbinding met de departementen. Eigenlijk moet je regio’s aan elkaar verbinden op praktijksituaties. Vraag en aanbod, van die nationaal landschappen met elkaar te verbinden. Twee of drie regio’s kunnen elkaar prima vinden rond dat weidevogelbeheer. Of op huidige kwaliteit, of noem maar op, allemaal dat soort dingen, en dat kun je prima doen als je vanuit zo’n boekje, of zijn er regio’s, gebieden, waar we onze vragen mee kunnen delen, of waar we van kunnen leren. Er moet nu wat aan gebeuren, ik heb het ook gezien toen we nog met de reconstructie bezig waren, toen zat ik ook nog bij het waterschap. Fosfaatbelasting, dat is hét probleem zeg maar, van water en land. Ik weet dat er in Brabant praktijkboeren zijn, die hebben gezegd van nou, dat is interessant, de bodemcijfers zijn gelijk, dat is vergelijkbaar, dat kunnen we hier zo toepassen.
8. Groene kennisinstelling als leadpartner 8.1 Er is in onderwijsland een voortrekker -
9. Bereidheid tot actieve kenniscirculatie Ja.
10. Ondersteuningsbehoefte 10.1 Ondersteuning in de regio Ik vind het niet handig dat we nu zo bezig zijn allemaal vanuit de vrije ruimte om dit te doen. Ik denk dat LNV beter mee had kunnen doen in de gebiedsprocessen en kunnen faciliteren. Volgens mij had je dan al veel vruchtbaardere stappen kunnen zetten, en nu wordt het eigenlijk weer helemaal teruggelegd binnen de regio. Regio’s komen nu op dreef en ik zou zeggen tegen LNV: doe niet te benauwd. Regio legt er geld bij, LNV legt er ook geld bij, en je kunt met elkaar dat proces doen. Dat kan morgen.. Als je niet oppast dan verlies je het momentum weer, en dan kun je straks weer opnieuw beginnen. En dan krijg je brokstukken. Wij hebben onze gebiedsagenda als regio op orde. Althans we weten waaraan we werken. Daar kun je een kennisagenda aan verbinden. Daarvan zei LNV toen, het is echt iets wat je zelf moet doen. Dat vind ik jammer. Omdat ik zie dat wij het niet allemaal alleen kunnen trekken. Ik zie graag een combinatie: iemand die weet welke stappen moeten worden gezet om naar de kennisagenda te komen, samen met iemand uit de regio. Ik zou zeggen: stop 10% van de POP middelen, die nu naar de EU gaan, stop die in de kennis. Dat is ook het herorganiseren van je financiële arrangementen voor dit traject. Maar ook dat is een bewustwording en een leerproces. Die GKC dat is inmiddels dus een behoorlijk bureaucratisch verhaal geworden, ik heb het gevoel dat er iets 48
GVE
complementairs tegenover moet staan, die de vraagkant organiseert. Om te zorgen dat je via het GKC kanaal, de fondsen kan krijgen en de kanalen krijgt om dingen gedaan te krijgen. 10.2 Ondersteuning op landelijk niveau Ziet u meerwaarde landelijk netwerk? Op welke aspecten zou participatie voor de respondent meerwaarde kunnen opleveren? Op welke aspecten zou de respondent zinvolle bijdrage kunnen leveren aan het netwerk? Zie 10.1
11. NME
Overig (reflectie; additionele info/punten of i.d.)
49
GVE
5. Regio Greenport Venlo Over Greenport Venlo (www.greenportvenlo.nl) Greenport Venlo In Venlo en omgeving ligt het op een na grootste kassengebied van ons land. Een gebied dat bovendien de grenzen van de groei nog niet bereikt lijkt te hebben. Eind 2004 kreeg het gebied de status van Greenport. Zoals eerder Eindhoven een Brainport werd en Rotterdam tot Mainport werd benoemd. Het project ‘Streamlining Greenport Venlo’ is uitgevoerd door een consortium van partijen, bestaande uit KnowHouse van Wageningen UR en de Vrije Universiteit Amsterdam. Greenport Venlo wil onderzoekers, onderwijsinstellingen, ondernemers, overheden en omgeving te helpen kansen te benutten, nieuwe producten te bedenken, slimme oplossingen te zoeken. Bij voorkeur ideeën die niet veel kosten en goed zijn voor de leefomgeving. Dat doet Greenport Venlo door deze partijen met elkaar in contact te brengen, maar ook door ze een netwerk te bieden waarin ze zelf op zoek kunnen naar geschikte partners. Het netwerk van Greenport Venlo bestaat uit onder meer gemeenten, provincies, ondernemers, universiteiten, agrarische belangenorganisaties, hogescholen, regionale opleidingscentra, agrarische netwerken, KnowHouse en partners in Duitsland. Door bestaande en nieuwe initiatieven met elkaar in contact te brengen kan in het fysieke hart van Greenport Venlo een state-of-the-art gebiedsontwikkeling van de grond worden gebracht. 'Vercoulen Verbindt' . Voormalig Océ-bestuurder Jan Vercoulen heeft advies uitgebracht over hoe KKK (kennis, kunde, kassa) in de Greenport Venlo-regio aan elkaar geknoopt kunnen worden tot een werkbaar economisch concept. Dit heeft geresulteerd in het advies ‘Greenport Venlo Regio, toonaangevend in vers’. Klavertje vier Onderdeel van Greenport Venlo is Klavertje 4, een gebied ten noordwesten van Venlo waar bestaande en toekomstige bedrijvigheid ruimtelijk worden geaccommodeerd. Vier gemeenten (Venlo, Horst aan de Maas, Maasbree en Sevenum), de provincie Limburg en het Rijk hebben samen het ruimtelijke fundament gelegd voor Klavertje 4. Veiling ZON en Flora Holland zijn als private partners betrokken bij de ontwikkeling van het gebied. Greenport Venlo is op initiatief van de regio aangewezen vanuit Den Haag met als voornaamste doel de economie in de regio te bevorderen. De tuinbouw is in ons land geconcentreerd in een aantal kernen; de Greenports. De regio Venlo is daar één van; een economisch netwerk van bedrijven, organisaties en instellingen die onder andere verbonden zijn met de tuinbouwketen. De tastbare ontwikkeling vindt plaats in het hart van Greenport Venlo ten noordwesten van Venlo (deelprogramma Klavertje 4) De Greenport heeft vier pijlers: Basic = gebiedsontwikkeling. Er zijn tuinbouwgebieden en er is ruimte om dit te ontwikkelen. Kern van deze activiteit is het ontwikkelen van kassenbouw, en herinrichting van oude gebieden. In totaal gaat het 50
GV
om 500 ha, incl het floriadeterrein. Deze pijler is het verst ontwikkeld in Klavertje 4. Er wordt een overheids-NV opgezet om dit verder te ontwikkelen. Waardecreatie. Hoe komen we tot meer marge. Een economische pijler. Eén van de doelstellingen is een verdubbeling van de omzet in de regio van 1 mE tot 2 mE per jaar Kennispijler. Leren leren. Quality of life. De genoemde ontwikkelingen mogen niet leiden tot een daling van de omgevingskwaliteit en de quality of life. Als je hier hoogwaardige arbeid wil hebben moet je een goed vestigingsklimaat hebben voor werknemers. Dus goede huisvesting, opleidingsmogelijkheden, natuur, recreatiemogelijkheden, cultureel aanbod. Dus mensen aantrekken en hier weten te houden. Prettig wonen, werken en recreëren. Organisatie Greenport Stichting Greenport Venlo Netwerkbestuur Servicepunt Greenport: (nu nog informele) netwerkstructuur Stichting Ondernemersinitiatief Greenport Venlo.
1. Het proces 1.1. Er is een gangmaker / voortrekker Uiteindelijk is het de bedoeling een organisatie te bouwen voor Greenport Venlo als geheel, met personen die kennis- en innovatieaspecten meenemen en de functie van programmamanager vervullen. De provincie stelt een kwartiermaker en programmamanager aan. Partijen die initiatief tonen zijn: Stichting Greenport Venlo Zij hebben een informele netwerkstructuur in het leven geroepen: Servicepunt Greenport Venlo. Klavertje 4 Wordt vanuit een aparte organisatie gerund; samenwerkingsverband tussen vier gemeenten, provincie en rijk samen met enkele private partners Regiobureau Venlo (www.regiovenlo.nl: Het Regiobureau fungeert als centraal punt in Regio Venlo. Het bewaakt en behartigt de regionale belangen van Regio Venlo, faciliteert de verschillende overlegorganen van Regio Venlo, voorziet in de afstemming tussen de regiogemeenten en de provincie en verzorgt de in- en externe communicatie van Regio Venlo.) 1.2. Er is een intermediair actief die initiatieven in een bepaalde richting op gang brengt Dit is met name het Servicepunt Greenport Venlo.
1.3. Activiteiten omvatten meer dan één thema Ja. Er zijn vier pijlers: Pijler 1. Gebiedsontwikkeling (basic): is in een uitgebreid traject met het rijk aan de orde geweest. Heeft onder meer geresulteerd in Klavertje 4. Na een impuls van 22 mln trekt het rijk zich nu terug. 51
GV
Pijlers 2 en 3. Waardecreatie en kennis. Veel partijen doen iets, maar versnipperd. Provincie heeft opdracht gegeven tot uitwerking van deze pijlers (resultaat: rapport ‘Vercoulen verbindt’, mmv LLTB, KnowHouse e.a.). Belangrijkste uitkomsten: investeer in innovatie, rond een aantal hoofdthema’s (vers, onderwijs, logistiek, energie, slim produceren, C2C). En start organisatie KKK (kennis kunde kassa). Middelen moeten worden gebundeld en via een programmaraad verdeeld. Er loopt al een heel traject voor C2C. Pijler 4: Quality of Life. Regiobureau Venlo werkt dit uit i.s.m. LNV en Alterra. 1.4. Er is betrokkenheid van maatschappelijke organisaties Velen. LLTB (Limburgse Land- en TuinbouwBond), KvK. Via QoL zorg- en welzijnsinstellingen. 1.5. Er is betrokkenheid van ondernemers Ja, o.a. via ondernemersinitiatief. Het is een uitdrukkelijk doel van de Greenport om ondernemers te betrekken. Ondernemers hebben twee soorten vragen: kennis (koppeling en makeling nodig) en kunde (trainingen nodig). 1.6 Er wordt over de kenniscomponent gecommuniceerd Ja, daartoe wordt iemand benoemd in het netwerkbestuur. Men beseft dat om tot innovaties te komen en mensen op te leiden je aan de gang moet met onderwijs en kennis. 1.7. Innovatieve initiatieven worden opgepakt Ja, via het Servicepunt. In de toekomst ook via KKK-organisatie voor pijler 2 en 3. Er is een traject voor C2C
2. Bestuurlijke samenwerking 2.1. Gebiedsautoriteit Er is een Netwerkbestuur Greenport Venlo van 15 personen, waarin de burgemeester van Venlo, gedeputeerde van PL, vertegenwoordigers van LLTB, Citaverde en een onafhankelijke onderwijsvertegenwoordiger. De gemeenten hebben mandaat gegeven (goed teken, er is vertrouwen). Door de grootte en gebrek aan leiderschap komt er echter nog niet veel uit. Het neemt geen besluiten.
2.2. Initiatief om structurele afspraken voor een ka te maken Ja, er is een convenant met het rijk. Onderling zijn er afspraken via de Greenportorganisatie (netwerkbestuur), KKK en C2C. KKK-organisatie: in oprichting (n.a.l. van rapport Vercoulen). Provincie heeft voorstel goedgekeurd en maakt middelen vrij. Per thema krijgt KKK een programmamanager (interim: Guus Lambregts) die ondernemergedreven projecten opstart. Daar achter komt een onafhankelijke organisatie die de rol van kennismakelaar vervult. Dit geldt in eerste instantie met name voor pijlers 2 en 3.
2.3. Overlegstructuur voor periodieke afstemming Servicepunt Greenport. De organisatie onder de Stichting Greenport met vertegenwoordigers van LNV en DLO.
52
GV
2.4. Afspraken over het faciliteren van een intermediair of vrije actor De provincie stelt een kwartiermaker en programmamanager aan.
3. Uitvoeringsorgaan 3.1. Programmabureau Regiobureau Venlo werkt steeds nauwer samen met Greenport Venlo. 3.2. Voertuig voor een kennisarrangement Dit kan onder de KKK-organisatie vallen. Moet nog uitgewerkt worden. Doel is onder meer een Greenport Bedrijfsschool waar kennis- en competentievragen van ondernemers worden gebundeld en gefaciliteerd.
3.3. Zichtbare lokatie Het Greenporthouse. Thuisbasis van Servicepunt Greenport en Regiobureau Venlo. In de toekomst ook Innovatoren en het C2C-lab.
4. Gebiedsinnovatieopgaven 4.1. Gebiedsontwikkelingsplan Masterplan Gebiedsontwikkeling Klavertje 4 Masterplan Greenport Venlo Masterplan C2C
4.2. Projectplan Er is een businessplan Er zijn plannen voor K4 en C2C
5. Kennisagenda 5.1. Kennisagenda Er is nog geen overkoepelende kennisagenda voor de Greenport als geheel. Vanuit de verschillende pijlers en onderdelen van de Greenport zijn er aanzetten, in verschillende stadia van rijpheid. Zes innovatieprogramma’s (vers, energie, slim produceren, reststromen, agro-logistiek, goed onderwijs) vanuit rapportage Verkoulen vormen de aanzet tot kennisagenda van pijler 2 en 3 / KKK C2C heeft een kennisagenda als onderdeel van Masterplan C2C
Aan de kennisagenda van QoL wordt gewerkt 6. Financien 6.1. Substantiele geldstroom Ja, de provincie is bereid te investeren. Op 1 september 2009 is een GS akkoord gegaan met het organisatieplan voor KKK en met de aanstelling van een programmamanager en kwartiermaker. Voor deze nieuwe organisatie is 3-4 ton beschikbaar. Voorwaarde is dat de organisatie ondernemergedreven is. Er wordt verwacht dat LNV zal bijdragen via KNVP. Er is een convenant (met LNV DRZ zuid) in de maak. (2 november 2009). In de toekomst is te verwachten dat de regiogemeenten gaan bijdragen via het netwerkbureau en staforganisatie 53
GV
(maar zij hebben niet zoveel structureel geld beschikbaar). Er komt overleg met Rabobank en KvK's. Jaarlijks 15 miljoen nodig. Geleidelijk moet het private aandeel groeien.
7. Kennisinstellingen 7.1 Instituties hebben structuur aangepast Helicon bedrijfsopleidingen heeft in Venlo Fresh Food Business School opgezet, die opleidingen binnen de bedrijven op het bedrijventerrein verzorgt. UM start twee masteropleidingen in Venlo WUR draait mee via Knowhouse HAS DB is nauw betrokken via Kennistransfer Fontys Venlo (grijze instelling) is begonnen met opleiding Food- en Flowermanagement 7.2 Meerdere instellingen betrokken Helicon (VMBO, MBO, HBO), HAS DB, via Kennistransfer ook (groene) MBO's in de regio WUR (en VHL), UM, U Twente (plannen voor C2C-opleiding) ROC Gilde-opleidingen en AOC Vitaverde zijn nog niet betrokken (maar zouden dat wel moeten zijn) HBO en MBO zoeken actief contact 7.3. Meerder onderwijsniveaus betrokken Ja, VMBO tot WO (zie 7.2) Opstelling onderwijsinstellingen Vanuit regio: De regio straalt uit dat hier wat gebeurt en dat de regio wat wil. Dat werkt. Universiteiten doen actief aan acquisitie in de regio. Vanuit WUR draait iemand mee in innovatieoverleg. Fontys, Has DB en Helicon concurreren om de opdrachten en zijn actief bij adviseren KKK-programma. Vanuit onderwijs: Het onderwijs meer gebruik maken van praktijkvragen en aansluiten bij regionale kennisvragen. Projectmatig gebeurt er van alles. De manier van werken moet alleen nog 'indalen' in opleidingsprogramma's. Citaverder, WUR en VHL trekken intensief met elkaar op in deze regio en zouden die kar kunnen trekken vanuit onderwijsinstellingen. Wens: meer samenwerking tussen groen en grijs onderwijs (nu nog gescheiden werelden). 7.4. Relatie met onderzoek WUR: al langere tijd betrokken via KnowHouse. Nu via José Vogelezang, zij zit 1 – 1,5 dag per week in Venlo. Vanuit WUR worden onderzoeksprogramma's meer gekoppeld aan regionale opgaven. Er loopt vanuit WUR in deze regio een pilot 'kennis in gebiedsprojecten' (met Remco Kranendonk en Niek Hazendonk). Ook andere universiteiten doen actief aan acquisitie in de regio. 7.5. Relatie met praktijkkennis Het is goed denkbaar dat er vragen naar ondernemers gaan; er is veel kennis aanwezig bij bedrijven, bijvoorbeeld op het gebied van kassystemen en klimaattechnologie. Doel: Syntens betrekken in de groep personen die vragen gaan koppelen. Zij hebben zicht op aanwezige praktijkkennis. 54
GV
8. Voortrekker in onderwijsland Eerder genoemd: Citaverde, WUR en VHL zouden een rol kunnen/moeten spelen in het beter verankeren van KA in het curriculum van onderwijsinstellingen.
9. Ondersteuningsbehoefte 9.1. Ondersteuningsbehoefte in de regio Financieel kan Venlo voorlopig vooruit met geld van provincie en rijk. Eerst maar eens opbouwen. Als het werkt kan dit andere organisaties 'inspireren', bijvoorbeeld Rabobank. 9.2. Ondersteuningsbehoefte landelijk Voornaamste vraag: Hoe krijgen we ondernemers mee? Die staat hier namelijk centraal! Interesse in uitwisselingsbijeenkomst 6 oktober.
10. Bereidheid tot kenniscirculatie Ja. Bijvoorbeeld met Brainport en Syntens. Interesse in uitwisselingsbijeenkomst 6 oktober.
55
GV
6. Regio Twente - De Groene Kennispoort Zuidwest Twente Interview Regiogesprek Datum 25 juni 2009 Locatie Borne Met (Namen/functie) Martin Verbeek - Projectleider Programmabureau De Groene Poort, en Bert Rietman - Coördinator Onderwijs/Onderzoek Groene Kennispoort Twente –verbonden aan AOC Oost Door
Lineke Rippen/GKC-Programma Regionale Transitie en Jifke Sol/ WUR cluster Kennis (BO 09)
Telefonische gesprekken Datum 24 augustus 2009 Met (+ functie) Martin Verbeek Door Jifke Sol Datum 25 augustus 2009 Met (+ functie) Bert Rietman Door Jifke Sol Kaart van de Regio: Zuid West Twente (zie bijlage 1) De kaart geeft het werkgebied van het BGO Zuidwest Twente aan en daarmee het werkgebied van de Groene Kennispoort.
Achtergrondinformatie Regiogegevens Oppervlakte De oppervlakte van de deelnemende gemeenten bedraagt ongeveer 120.000 ha Gemeente(n)/ Provincies De provincie Overijssel is betrokken als faciliterend partner. Betrokken gemeenten zijn: Enschede, Borne, Wierden, Almelo, Hellendoorn en Hof van Twente Waterschap Regge en Dinkel, en Waterschap Rijn en IJssel Inwoners Het aantal inwoners in het werkgebied bedraagt ca 500.000 Economie Landbouw, industrie en zakelijke dienstverlening is de hoofdmoot, recreatie is in opkomst Landschapstype Oud cultuurlandschap, met grote stukken bos, afgewisseld met stukken heide.
56
GKT
1. Wat vooraf ging / Dynamiek 1.1. Er is een gangmaker / voortrekker Martin Verbeek is officieel kwartiermaker voor het gebied namens de Groene Kennispoort Zuidwest Twente. Daarnaast is Bert Rietman vanuit het onderwijs (AOC Oost) kwartiermaker richting het gebied als coördinator onderwijs/onderzoek. Zij vormen samen een duo, waarmee de Werkplaats i.o. de verbinding tussen gebiedsvragen en kennisinstellingen kan maken. Bert en Martin zijn leden van de kopgroep die de Werkplaats Groene Kennispoort Zuidwest Twente vormgeeft. Betrokken in de kopgroep zijn: • de provincie Overijssel, • de gemeenten Enschede, Borne, Wierden, Almelo (namens tien betrokken gemeenten), • en namens het onderwijs; de scholen: AOC-Oost en Saxion. (Zie punt 2.1 voor verdere toelichting op de bestuurlijke constructie). Op 25 juni 2009 heeft de starthandeling plaatsgevonden van ‘Werkplaats De Groene Kennispoort Twente’ te Hertme in Pleisterplaats Rabo-Scheele. Deze bijeenkomst had ten doel om een begin te maken met samenwerking tussen de verschillende partijen -men wil vertrouwen in elkaar hebben om echt samen te werken in de Werkplaats. Tweede doel van de bijeenkomst was om toekomstige partners te laten zien wat het nut van de inzet van studenten kan zijn en welke kennis en inzichten dat oplevert. Ten derde had deze bijeenkomst ten doel om bestaand commitment te bestendigen via een handtekening. Impressie 25 juni 2009 – Starthandeling Werkplaats Het zaaltje in de historische boerderij in Hertme zit bomvol op een warme middag in juni. Er is een grote delegatie van het regionale bestuurlijke samenwerkingsverband met wethouders van de gemeenten in de regio en vertegenwoordigers van de provincie en waterschappen. De opkomst van verschillende bestuurders is hoog, ook LNV is van de partij, de provincie en verschillende studenten zitten klaar om een presentatie te geven. Martin Verbeek en Bert Rietman lichtten als kwartiermakers en projectleiders van de Groene Kennispoort Zuidwest Twente aan de hand van een diapresentatie toe wat de aanleidingen en doelen van de Werkplaats zijn. Duidelijk is dat 10 gemeenten, twee waterschappen en de provincie verenigd in het Bestuurlijk Gebiedsgericht Overleg (BGO) op basis van het Gebiedsprogramma Zuidwest, samen willen werken aan de ontwikkeling van het platteland in hun werkgebied op gebied van landschap, landbouw, recreatie, cultuurhistorie, sociale en economische vitaliteit en leefbaarheid. Het BGO heeft aan een kopgroep van gemeenten, provincie en kennisinstellingen gevraagd de mogelijkheden te onderzoeken om te komen tot een Werkplaats voor Twente; ‘De Groene Kennispoort Zuidwest Twente’. Hiermee zal kennis worden ontwikkeld en overgedragen teneinde de kansen voor de regio te verzilveren. De regio wordt hiermee verbonden aan het programma Regionale Transitie van de Groene Kennis Cooperatie (GKC) een samenwerkingsverband van het Groene Onderwijs en Wageningen UR, ondersteund door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Geconstateerd wordt op basis van de verkenning van de kopgroep dat realisatie van de groene kennispoort haalbaar is en een belangrijke meerwaarde kan hebben voor de samenwerking en de ontwikkeling van de regio. Het uiteindelijke doel is om, samen met de 5 O’s (ondernemers, onderwijs-vmbo tm wo, onderzoek en omgeving innovatieve kennisprojecten te realiseren, die gestoeld zijn op regionale thema’s uit onder meer het gebiedsprogramma. Kennisinstellingen AOC-Oost, Aeres groep (CAH en STOAS hogeschool), Saxion hogescholen, van Hall-Larenstein, Universiteit Twente en Wageningen Universiteit zien kansen om op basis van samenwerking met ondernemers, organisaties en instellingen uit het gebied deze partijen sterker en zichtbaarder te maken in de 57
GKT
regio. Willem Foorthuis (GKC-Programma Regionale Transitie) geeft vervolgens een korte presentatie van de regioaanpak inclusief de Werkplaats. Met enkele projecten (WU, Saxion, VHL) wordt de inzet van kennis toegelicht. Verschillende studenten presenteren hun onderzoeken die relevant zijn voor het gebied en henzelf. Opvallend is hoe goed de studenten vragen weten te beantwoorden en een rol op gemeentelijk niveau hebben weten in te vullen. Aan het eind van de bijeenkomst worden twee belangrijke handtekeningen gezet door dhr. A. Boomers/CvB vztr AOC-Oost namens de kennisinstellingen en door wethouder Oldejan namens de regio. Vanaf dat moment is de start van de Werkplaats een feit en zal vanaf het begin van het schooljaar 2009/2010 samengewerkt gaan worden aan regiovragen met een leer-/kenniscomponent. Plannen De kopgroep wil de komende maanden actief aan de slag om een businessplan te ontwikkelen. De rode draad hierin is een te ontwikkelen meerjarige kennisagenda, een programmering van projecten die onderwijs en onderzoeksinstellingen samen met de regio zullen uitvoeren (ala regionaal kennisraamwerkmodel Veenkoloniën). Ook zal het businessplan voorzien in de wijze waarop partijen met elkaar gaan samenwerken. Dit plan en de kennisagenda worden in de komende maanden samen met alle deelnemende organisaties opgesteld en op 31 december afgerond. Getracht zal worden om samen met het aanjaagteam concrete ‘vliegende start’ projecten in en met de regio op te starten vanaf de zomer van 2009. Deze projecten dienen dan tevens als pilot voor de wijze van samenwerken binnen de De Groene Kennispoort Twente. De kopgroep draagt zorg voor de uitvoering en zal regelmatig rapporteren over de voortgang. De bijeenkomst in Borne voor kennispoort Twente bevestigde hiermee de potentie van de regioaanpak. De bijeenkomst trok enkele aarzelende bestuurders over de streep. De ambitie is om in de lente van 2010 een regiocontract te tekenen, waarin de regionale kennisvragen een duidelijke plaats krijgen en de scholen hun rol als regionale kennisontwikkelaar kunnen vormgeven Wat vooraf ging Wethouder Nico Lansink Borgerink te Borne, geeft tijdens de startbijeenkomst op 25 juni aan dat alles zo’n vier jaar geleden begon. Er waren problemen, de landbouw liep tegen z’n grenzen in het kleinschalige landschap en er was een groeiend ongenoegen over de stedelijke groei. Het ging en gaat hierbij om de stedenband tussen Almelo en Hengelo waarbij het landschap en de groene ruimte rondom Borne -dat er precies tussenin ligt- aangetast dreigt te worden. Voor een aantal partijen was dat het signaal om eigen verantwoordelijkheid te nemen, en de handen in elkaar te slaan. Het ontwikkelingsproces richting de Werkplaats De Groene Kennispoort Twente Begin 2008 werd een start gemaakt met een verkenning. Later in 2008 werden ideeën steviger opgepakt, meer gemeenten raakten betrokken en er kwam meer energie in het proces. Ook werd door de scholen duidelijk aangegeven dat er een wens ligt om meer naar buiten toe aan leerervaringen te willen werken. Zo kwam het gebiedsproces medio 2008 in aanraking met het gedachtegoed van de Werkplaats, en dat 'matchte', de tijd was er rijp voor. Daarmee kwam het proces richting een Werkplaats in een versnelling. Waarom een Werkplaats? De kopgroep wil het onderwijs uit de ivoren toren halen, het onderwijs meer naar de echte praktijk toe halen, om daar aan de hand van echte vragen studenten te laten leren. ‘Learning-by-doing’ is het motto. Maar ook bij 58
GKT
bedrijven en overheden is er behoefte aan de kennis en de creativiteit van studenten en onderzoekers. Zowel op bedrijfsniveau als op gebiedsniveau is behoefte aan innovatie in plattelandsontwikkeling, ook in proces, organisatie en financiering. Dit valt goed samen met de nieuwe wijze van werken vanuit het bestuurlijk gebiedsgericht overleg (BGO). Ook is er veel vraag vanuit onderwijs en onderzoek (AOC Oost, Van Hall Larenstein, AERES groep (CAH, Stoas Hogeschool), Wageningen UR, Saxion, UT). Het idee is ook dat een structuur waarin het onderwijs regioleren kent en daar naar terugkeert belangrijk is. Dan is het mogelijk om vanuit die structuur (de Werkplaats) de juiste coaching en begeleiding te bieden. Dan kunnen verschillende experts, vraageigenaren, ondernemers en docenten hun vragen en expertise aan de studenten meegeven. De studenten worden daarmee in staat geacht om antwoorden, kennis dus, te vinden op de vragen die in de regio spelen. Dat is de meerwaarde van de koppeling met het onderwijs. Er is in de regio ook behoefte aan goede en nieuwe kennis op allerlei grijsgroene vraagstukken. Daarnaast heeft het bedrijfsleven er ook belang bij dat jonge mensen geïnteresseerd zijn in ontwikkelingen in de regio en daar kennis over ontwikkelen. LNV heeft hierbij een stimulerende rol. Een verder wegliggend doel is het vasthouden van jongeren in de regio ivm demografische ontwikkelingen. Concrete voordelen van de Werkplaats • Onderzoek en ontwikkeling, innovatie, productontwikkeling die anders niet van de grond komt; verbreding horizon Twente en bewoners: vernieuwing en stimulans ondernemerschap • Meer focus op inhoud i.p.v. bureaucratie • Versnelling uitvoering door oplossen knelpunten en samenwerking • Contact met toekomstige werknemers • Onderwijsvernieuwing kan zichtbaar worden voor maatschappij • Studenten leren met de praktijk; alle deelnemers zijn ‘lerend’ • Onderzoek wordt in de dagelijkse praktijk zichtbaar
1.2. Er is een intermediair actief die initiatieven in een bepaalde richting op gang brengt (zie 1.1 en punt 2.1) De kopgroep organiseert en coördineert initiatieven richting de organisatie en uitvoering van de Werkplaats. Zij brengt partijen bij elkaar en faciliteert het proces, richting een werkbare structuur. De kopgroep komt eens per 6 weken bij elkaar. Tijdens deze bijeenkomsten, waar ook docenten en projectleiders worden uitgenodigd, wordt gewerkt aan de vorming van een gebieds- en kennisagenda. Ook wordt gekeken of er bij bepaalde vraagstukken studenten passen. De kopgroep organiseert en faciliteert deze bijeenkomsten.
1.3. Activiteiten betreffen meer dan één thema Binnen het Gebiedsprogramma, genoemd de Groene Poort staan een aantal thema’s centraal: zo blijkt uit de website www.groene-poort.nl Thema's binnen Gebiedsprogramma De Groene Poort In de snel veranderende en geïndustrialiseerde samenleving van dit moment is het belangrijk om het behoud en verdere uitbouw van groene gebieden hoog op de agenda te zetten. Dat is precies wat de gemeente Borne met De Groene Poort tot doel heeft. Het buitengebied van Borne kenmerkt zich door het heuvellandschap op de Zendersche Esch en het historische, Twentsche coulisselandschap rond Hertme en omstreken. Inzet van De Groene Poort is behoud én versterking van dit mooie gebied met landschappelijke waarde.
59
GKT
De Groene Poort is een programma dat meerdere jaren zal lopen. Er is gekozen voor een vijftal thema’s waaronder alle projecten binnen De Groene Poort geschaard worden. Rond deze thema’s wordt een meerjarig programma opgesteld, waarin de projecten en activiteiten worden benoemd die vorm en inhoud geven aan de verdere uitwerking en uitvoering van De Groene Poort. De thema’s zijn: 1. Landschap& economie, 2. Kunst, cultuur & voorzieningen, 3. Ontsnipperen& verbinden en 4. Ontwikkeling, kennis & innovatie. Ad 1. Landschap & Economie - Hoofddoel bij dit thema is om evenwicht te creëren tussen het behoud en versterking van het authentieke Twentsche landschap en versterking van de Bornse economie. Hierdoor ontstaat ruimte om te ondernemen op het platteland en wordt de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied versterkt. Duurzame economische activiteiten geven immers een basis om te investeren in het landschap.
Ad 2. Kunst, cultuur & voorzieningen - Dit thema kan een brugfunctie vervullen tussen stad en platteland. Hoofddoel is om de mogelijkheden en potenties van kunst en cultuurwaarden in te zetten voor het versterken van de beleving van het gebied voor bezoekers. Het is de basis voor een gezonde sociale infrastructuur. Het thema ondersteunt een gezonde economische ontwikkeling van het platteland, bijvoorbeeld voor recreatie, toerisme en het winkelbestand. Ad 3. Ontsnipperen & verbinden - Het is belangrijk om versnippering van het buitengebied tegen te gaan. Dit is dan ook het hoofddoel van het thema Ontsnippering en verbinding. Belangrijke pijler is het verbeteren van de infrastructuur voor mens en ecologie, zodat er een groene verbinding ontstaat van Noordoost naar Zuidwest Twente. Om dit thema kracht bij te zetten, beschikt De Groene Poort over een gebiedsmanager die onder andere de grondmobiliteit in kaart brengt. Ad 4. Kennis, ontwikkeling & innovatie - Het blijven ontwikkelen van kennis en innovatie is belangrijk binnen De Groene Poort. In dit thema worden er volop mogelijkheden geboden om zowel bewoners van het gebied als medewerkers van De Groene Poort kennis op te doen en daarmee mogelijk innovaties te ontwikkelen. Voorbeelden van projecten binnen het thema zijn bijvoorbeeld het onderzoek van Wageningen Universiteit naar de stadsrand - buitengebied (uitgevoerd in de Stroom Esch) en de oprichting van de Werkplaats, waar verschillende onderwijsinstellingen als ROC, Saxion Hogescholen en Wageningen Universiteit zitting nemen. De Groene Poort in beeld De Groene Poort’ is vooral gericht op uitvoering, het boeken van zichtbaar resultaat. Om De Groene Poort tot een succes te maken is er voldoende draagvlak vanuit de maatschappij nodig. Het is van belang om de betrokkenheid 60
GKT
van de plattelandsbewoners, Bornenaren, belangengroepen en medeoverheden te versterken. Communicatie met deze doelgroepen is daarom van belang voor het welslagen van het programma. De Groene Poort moet helder en prominent gepositioneerd worden. Het draagvlak voor De Groene Poort is nu al groot, tal van ondernemers hebben al ideeën en initiatieven aangedragen die reeds uitgewerkt of in ontwikkeling zijn. Om dit ook in de toekomst te bewerkstelligen, zal er geïnvesteerd moeten worden om het draagvlak te versterken. De gebiedsvraagstukken die binnen de Werkplaats de Groene Kennispoort Zuidwest Twente worden gekozen om op korte termijn mee aan de slag te gaan zijn: • Regionale voedselketens Hierbij is Landmarkt trekker en ondernemer; het betreft een overdekte marktplaats, waar streekproducten verkocht kunnen worden. De producten dienen van een hoge kwaliteit te zijn. Op termijn zullen er wellicht 12 van dergelijke marktplaatsen door het gehele land zijn. • De Streekrekening Dit richt zich op ‘community funding’. De vraag is hoe kun je gebiedsontwikkeling oppakken, met wie, hoe zaken en mensen bij elkaar te brengen, kortom wat is het streekkapitaal en hoe mobiliseer je dat? • Stadsranden Hierbij gaat het om raakvlakken van zowel stedelijke groei, verrommeling, groene wensen van burgers en boeren. In de overgangszone van stad en platteland kunnen wensen over gebruik van groen uiteenlopen, of elkaar doorkruisen. Hoe dat op elkaar af te stemmen, makkelijker te maken? • Duurzame Energie Speelt nu overal, ook in Twente • Water Kaderrichtlijn Water is iets om rekening mee te houden. 1.4. Er is betrokkenheid van maatschappelijke organisaties Er zijn contacten met Stimuland, verdere contacten worden in het komende jaar gelegd met LTO, Overijssels Landschap, Natuurmonumenten, Cultuurhistorische verenigingen, Natuur en Milieu Educatie, IVN ea, Brancheorganisaties en ondernemers. 1.5. Er is betrokkenheid van ondernemers Betrokkenheid van ondernemers is in ontwikkeling, veelal zijn of worden ondernemers nu via projecten betrokken. Twentce, een ondernemer (afvalverwerker), is betrokken op een bijzonder manier. Het bedrijf heeft een voormalige boerderij ter beschikking gesteld aan de Werkplaats in oprichting. De boerderij zal verbouwd worden als werk/verblijfplaats voor studenten. Aan verdere betrokkenheid van verschillende typen ondernemers wordt op termijn gewerkt, maar het is nog niet zover. Verwacht wordt dat afhankelijk van het type project boeren en/of recreatieondernemers en andere typen ondernemers zullen aanhaken. Veel projecten hebben een groen karakter, met verbindingen tussen stad-land, landschap en recreatie. 1.6. Er wordt over kenniscomponent gecommuniceerd Het gebiedsprogramma en het visiedocument van de provincie Overijssel zijn de komende jaren leidend voor het articuleren van kennisvraagstukken. Daarmee wil de regio Zuidwest Twente zelf haar eigen kennisagenda 61
GKT
opbouwen. Op dit moment wordt vooral binnen en tussen bovengenoemde commissies en personen gecommuniceerd over kennis. Dat betekent dat opgebouwde kennis direct wordt toegepast door projectleiders, commissies, gemeentenen en provincie. Doel is om op termijn ook meer naar buiten te communiceren over ontwikkelingen, projecten en resultaten van de Werkplaats via weblogs, regionale en provinciale huis-aan-huis bladen, ed. 1.7. Innovatieve initiatieven worden opgepakt Projecten die worden opgepakt hebben per definitie een innovatief en integraal karakter.
2. Regionale bestuurlijke samenwerking 2.1 Er is een gebiedsautoriteit De Werkplaats Groene Kennispoort Zuidwest Twente valt onder BGO Zuidwest Twente (één van de 6 BGO’s in Overijssel) Regio: Bestuurlijk Gebiedsoverleg (BGO) Zuidwest Twente. Daarin werken samen: De 10 gemeenten: • Enschede, Hengelo, Borne, Almelo, Wierden, Twenterand, Hellendoorn, Rijssen-Holten, Hof van Twente, Haaksbergen; Twee Waterschappen: • Waterschap Regge en Dinkel, Waterschap Rijn en IJssel 1 Provincie: • Provincie Overijssel. Martin Verbeek is officieel kwartiermaker voor het gebied namens de Werkplaats Groene Kennispoort Twente. Daarnaast is Bert Rietman vanuit het onderwijs kwartiermaker richting het gebied als coördinator onderwijs/onderzoek . Martin en Bert vormen samen een duo, waarmee de toekomstige Werkplaats de verbinding tussen gebiedsvragen en kennisinstellingen kan maken. Bert en Martin zijn leden van de kopgroep die de Werkplaats Groene Kennispoort Zuidwest Twente vorm geeft. Betrokken in deze kopgroep zijn: de provincie Overijsel, de gemeenten Enschede, Borne, Wierden, Almelo (namens de tien betrokken gemeenten) en namens de scholen: AOC-Oost en Saxion. Bestuurlijk netwerk De kopgroep/werkgroep vormt door haar samenstelling de verbinding tussen de regio en het onderwijs. Zij komt 1x per 6 weken bij elkaar. Naast de werkgroep bevindt zich de werkgroep onderwijs waarin 4 scholen zitting hebben: AOC-Oost (Bert Rietman), de CAH, de STOAS, Saxion (Theo de Bruin) en de WUR (Meike Sauters). Deze onderwijsgroep komt 1x per 5 weken bij elkaar, en bespreekt de afstemming onderling en de mogelijkheden op logistiek gebied bij het inzetten en begeleiden van studenten. Ook wordt geanticipeerd op aankomende projecten, zoals die binnen de KIGO (Kennis en Innovatie Groen Onderwijs) zijn/worden opgesteld. De KIGO als onderwijsinnovatie project biedt ruimte om via de Werkplaats aan te sluiten op regionale vraagstukken en projecten en daarmee de onderwijsrol te financieren. Aan de andere kant van de kopgroep bevindt zich een regionaal bestuurlijk netwerk dat is opgebouwd uit verschillende subgroepen, die allemaal een eigen rol binnen de Groene Kennispoort Twente hebben. De kopgroep 62
GKT
is bestuurlijk trekker binnen het BGO (Bestuurlijk Gebiedsgericht Overleg; waarin 5 wethouders + gedeputeerde). Het BGO stelt het gebiedsprogramma op, dat wordt vervolgens uitgesplitst per gemeente. Ook is er een zgn. aanjaagteam, waarin ambtenaren van zes gemeenten, de provincie en twee waterschappen zitting hebben. Het aanjaagteam is niet uitvoerend, maar creëert bestuurlijke betrokkenheid en draagvlak. Ook kan het aanjaagteam informatie over lopende projecten ed uit gemeenten en provincie doorsluizen naar het BGO en de kopgroep. Hieronder staan leden van de kopgroepen. Leden kopgroep De Groene Kennispoort Michel Wiefferink Gemeente Borne, De Groene Poort Jan Ten tije Gemeente Wierden Herman Mulder Gemeente Almelo Martin Verbeek Gemeente Borne, De Groene Poort Rolf Oldejans Gemeente Enschede Nettie Aarnink Provincie Overijssel Bert Rietman Groene onderwijsinstellingen Theo de Bruijn Saxion Hogescholen Fons Lohuis Regio Twente Herman Wevers Stimuland Het loopt volgens Rietman en Verbeek goed, met deze constructie. Toch beseffen zij ook dat bestuurlijk draagvlak lastig is te meten of en in hoeverre er commitment voor zoiets als een Werkplaats gaat ontstaan. Het is voor iedereen nieuw en het is een zoekproces. Het is zaak iedereen langzaam mee te krijgen. Iedereen moet zelf de meerwaarde gaan zien. “Je kunt niet in 1 keer een regiocontract tekenen. Daar is een route, wellicht met een roadshow met goede voorbeelden voor nodig’’. Maar ook intern binnen BGO, is het belangrijk om zaken helder te krijgen en te houden. De spelers die zich nu in het BGO-team, de kopgroep en het aanjaagteam bevinden zijn betrokken en gecommitteerd, daarmee wordt de beweging richting de Werkplaats Zuidwest Twente zeker in gang gezet. 2.2 Er is een initiatief om structurele afspraken voor een kennisarrangement te maken De kopgroep zorgt ervoor dat gemeenten, provincie en scholen samen beslissen over gebiedsvraagstukken die aandacht krijgen in de Werkplaats. De ontwikkelingen, thema’s, projecten en betrokkenen binnen de Groene Poort vormen de basis voor articulatie van vraagstukken in de Werkplaats. Binnen de Groene Kennispoort wordt vervolgens in Werkplaatsverband samen met kennisinstellingen kennis ontwikkeld, die relevant is voor het gebied Zuidwest Twente: ‘’De Groene Poort is een integraal project van de provincie Overijssel en gemeente Borne en heeft tot doel om het buitengebied van Borne te ontwikkelen als een groene long in het stedelijk netwerk van Netwerkstad Twente en als groene verbinding tussen Noordoost en Zuidwest Twente.’’ De Groene Poort, Rheineplein 1, Postbus 200, 7620 AE Borne, telefoon 074 265 86 86,
[email protected] Onderstaand artikeltje laat zien hoe dit via de website www.groene-poort.nl/kennis, ontwikkeling & innovatie wordt gecommuniceerd: Initiatief om te komen tot De Groene Kennispoort wordt uitgewerkt - De Groene Kennispoort De gemeenten Enschede en Borne hebben het initiatief genomen om te komen tot een kennisarrangement 63
GKT
(Werkplaats) in Twente: De Groene Kennispoort. In De Groene Kennispoort worden vragen uit beleid en praktijk van plattelands- en stadsrandontwikkeling gekoppeld aan expertise die aanwezig is in onderwijs en onderzoeksinstellingen. De Groene Kennispoort heeft een aantal belangrijke doelen. Op de eerste plaats is het van belang dat studenten en onderzoekers hun kennis kunnen toepassen in de praktijk en kunnen leren van real-life vraagstukken. Vanuit het onderwijs is er een grote behoefte aan de koppeling van onderzoek en onderwijs aan de praktijk. Dit is ook één van de speerpunten van beleid van het ministerie van LNV voor de groene kennisinstellingen. Daarnaast is het goed om de kennis en creativiteit van studenten en onderzoekers in te zetten in concrete projecten om zo de gebiedsontwikkeling een (innovatieve) impuls te geven. In de afgelopen maanden is verkend hoe een dergelijk kennisarrangement er uit zou moeten zien. De komende tijd wordt onderzocht hoe De Groene Kennispoort vorm gaat krijgen. De belangstelling bij de overheden voor het project is positief. Vanuit onderwijs en onderzoek is er een brede belangstelling voor De Groene Kennispoort. Onder andere het AOC en ROC, de hogescholen Van Hall Larenstein en Saxion en de Wageningen Universiteit hebben aangegeven geïnteresseerd te zijn in het project. 2.3 Er is een overlegstructuur voor periodieke afstemming (zie 2.1) 2.4 Er zijn afspraken over faciliteren intermediair of vrije actor Feitelijk zijn Bert Rietman en Martin Verbeek de voorlopige intermediairs, zij communiceren naar hun achterban en zij vormen samen de brug tussen onderwijs en gebied. De kopgroep heeft een faciliterende rol in het organiseren, begeleiden en inhoud geven aan diverse bijeenkomsten, waarin inhoud, proces, projectorganisatie en bestuurlijk commitment regelmatig aan de orde komen. De rol van facilitator en coach richting het onderwijs- zal door Bert Rietman invulling gegeven worden.
3. Regionaal uitvoerings-orgaan 3.1. Er is een programmabureau Ja, Programmabureau De Groene Poort. Hieronder wordt aan de hand van de site (www.groene-poort.nl/kennis) toegelicht hoe het programmabureau werkt: Medewerkers van De Groene Poort - Wie is Wie? De Groene Poort wordt dagelijks bestuurd vanuit het programmabureau, dat aangevoerd wordt door Martin Verbeek (projectleider), Michel Wiefferink (programmacoördinator) en Juliëtte Huis in `t Veld (communicatie en projectondersteuning). Het programmabureau wordt ondersteund door de onafhankelijke gebiedsmanager Tom Jannink. Martin Verbeek, projectleider Martin Verbeek is de projectleider en stuurt het programmabureau van De Groene Poort aan. Martin heeft veel ervaring in verschillende werkvelden. Begonnen op de Hogere Bosbouw en Cultuurtechnische School in Velp, gepromoveerd bij de vakgroep Civiele Techniek van de Universiteit Twente in Enschede. Martin heeft gewerkt bij zowel commerciële bedrijven als overheden op het gebied van ruimtelijk inrichting, groen en water. Praktijkgericht werken is hem op het lijf geschreven, zonder daarbij de beleidsaspecten uit het oog te verliezen. Wat zijn onder andere Martin's werkzaamheden binnen De Groene Poort? Nieuwe ideeën en beleidslijnen uitzetten en (provinciale) financieringsgelden vastzetten.
64
GKT
3.2. Voertuig voor een kennisarrangement Gangmakers (zie 1.1 en 2.1) Martin Verbeek is officieel kwartiermaker, voor het gebied. Daarnaast is Bert Rietman vanuit het onderwijs (AOCOost) trekker. Zij vormen samen een duo, waarmee de toekomstige Werkplaats de verbinding tussen gebiedsvragen en kennisinstellingen kan maken. Bert en Martin zijn leden van de kopgroep, waarin zich een selectie van spelers bevindt uit het BGO. Als operationeel coördinator is sinds kort Dagmar Essing aangesteld. Het onlangs goedgekeurde 2- jarige KIGO project (met AOC-Oost, de CAH, de STOAS en de WUR -ruwweg begroot op 3 ton) geeft ruimte aan twee ontwikkelingen: A) het verder vormgeven van de Werkplaats richting een regiocontract B) het uitrollen van projecten. Planning De Groene Kennispoort ZuidWest Twente Met Werkgroep Enschede, Borne, Wierden, Almelo, AOC Oost, Saxion: Tijdslijn: Afgelopen half jaar (2009): • Kennisagenda en businessplan • Workshop over belangrijke thema’s • Start Kennispoort zomer ’09 voorbereiden Najaar (2009): • Nieuwe partners • Nieuwe partners • Kennisagenda en businessplan • Start organisatie Voorjaar 2010 regiocontract 2010-2012
3.3. Er is een zichtbare locatie voor een kennisarrangement De beoogde Werkplaatslocatie bevindt zich vanuit het centrum van Borne 3 km westwaarts, richting Zenderen, op een prachtige plek in een oude boerderij. Bert Rietman wil hierbij namens de AOC naar echte leersituaties voor studenten zoeken en ziet de Werkplaats methodiek als een interessant concept.
4. Regionale gebiedsinnovatie-opgaven. 4.1. Er is een gebiedsontwikkelingsplan waarin op samenhangende wijze meerdere aspecten van gebiedsinrichting en/of plattelandsontwikkeling aan de orde komen Ja, Gebiedsprogramma De Groene Poort (zie onder 1.3) Binnen de Groene Poort worden gebiedsvraagstukken gearticuleerd. Binnen de kopgroep wordt besloten welke vraagstukken en/of projecten daadwerkelijk passen in de aanpak van de Werkplaats. Het komende jaar zal ervaring worden opgedaan met de meerwaarde die het onderwijs via de Werkplaats kan leveren aan het ontwikkelen van geschikte kennis. De Groene Poort boegbeeld in Twente - Ruimtelijke ontwikkelingsagenda Netwerkstad Twente 65
GKT
De Groene Poort is één van de boegbeelden uit de ruimtelijke ontwikkelingsagenda van Netwerkstad. Het project wordt bestuurlijk door gedeputeerde Jansen en wethouder Lansink Rotgerink samen geleid. Daarmee is de Groene Poort de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de Netwerkstadgemeenten (Almelo, Borne, Enschede, Hengelo en Oldenzaal) en de provincie Overijssel. De ruimtelijke ontwikkelingsagenda wordt ondersteund door de regio Twente. In 2008 wordt de ruimtelijke ontwikkelingsagenda geactualiseerd. De Groene Poort zal ook in deze geactualiseerde agenda een boegbeeldproject blijven. Wel zal de verbinding met de aangrenzende groene gebieden (stadsranden) explicieter opgenomen worden. De geactualiseerde ruimtelijk-economische ontwikkelingsagenda vormt de basis voor het gebiedsdocument Regio Twente dat in het kader van het MIRT (Meerjarenprogramma Infrastructuur Ruimte en Transport) samen met de rijksoverheid wordt opgesteld. Hierin worden de prioriteiten opgenomen voor de rijksagenda 2010-2020 op het gebied van verstedelijking en infrastructuur. Op basis van het gebiedsdocument wordt besloten aan welke regionale projecten de rijksoverheid een financiële bijdrage levert. www.groene-poort.nl Voorbeeld van hoe de Groene Kennispoort zich met verschillende thema’s wil verbinden -bijvoorbeeld landschap: Het landschap verbinden - Quickscan Eind 2007 heeft het programmabureau van De Groene Poort een workshop georganiseerd in het kader van 'Ontsnipperen en Verbinden'. Met verschillende belanghebbende partijen en organisaties is toen gekeken hoe De Groene Poort te 'verbinden' met het omliggende landschap en te 'ontsnipperen' binnen de grenzen van het programma. Het resultaat van deze workshop is de 'quickscan'. De Groene Poort is de 'groene' verbinding tussen enerzijds de steden Almelo en Borne en anderzijds de landschappen in Noordoost Twente (Nationaal Landschap) en Zuidwest Twente (Landgoederen zone met o.a. Twickel). Om nog meer nadruk te kunnen leggen op de belangrijke groene verbinding die De Groene Poort wil zijn, is het verstandig om goed in beeld te brengen wat de bestaande barrières in het gebied zijn. Tijdens de workshops zijn er drie belangrijke barrièrewerken naar voren gekomen, de snelweg A1/A35, de spoorlijn Hengelo/Almelo en de provinciale weg Borne/Almelo. Afgesproken is om in de 'quickscan' verder in te gaan op de grootste barrière voor het gebied, de snelweg A1/A35, omdat de wensen met betrekking tot de snelweg in 2008 aan het ministerie van Rijkswaterstaat (RWS) kenbaar gemaakt moeten worden. De Quickscan In Twente hebben de stedelijke ontwikkelingen plaats gevonden langs de infrastructuur as van spoor en oude verbindingswegen tussen de steden. Er is één lange bebouwingsagglomeratie ontstaan van Gronau tot Vriezenveen; een lint van zo’n 40 km. Op aantal plekken in de stedenband Twente liggen parken of komen groene gebieden de stad in; het zijn in het stedelijk gebied plekken van groen en soms van rust. De echte uitloop gebieden met een landelijk karakter en de bos- en natuurgebieden van de Ecologische hoofdstructuur (EHS) liggen niet in maar rondom de Twentse steden. De Groene Poort is als ecologische verbinding niet in het natuurbeleid opgenomen. Er loopt, met andere woorden, geen ecologische hoofdstructuur over De Groene Poort. De stedenband is slechts op een paar plaatsen passeerbaar via groene zones. Allereerst is dat het geval tussen Enschede en Glanerbrug waar wordt ingezet op behoud en ontwikkelen van een ecozone. Een tweede iets bredere ecozone wordt ontwikkeld tussen Twekkelo en Driene. Het zijn beide smalle groene zones in gebieden met stedelijke druk en infrastructuur. De zone bij Glanerbrug wordt door gemeente en provincie gerealiseerd samen met stedelijke uitbreiding. De tweede zone is taakstellend in de landinrichting Enschede noord opgenomen en is Rijkswaterstaat voornemens de RW 35 passeerbaar te maken voor groot wild. Een derde opening in de stedenband is die tussen Borne en Almelo. In deze zone kan de connectie tussen Noordoost Twente en Zuid 66
GKT
Twente optimaal vorm krijgen, omdat hier veel meer ruimte is . Belang voor mens en natuur De zone tussen Borne en Almelo is belangrijk voor bewoners van het buitengebied, de steden en de bezoekers van nationaal landschap Noordoost Twente en Zuid Twente. Het is de zone waar het wandel en fietsnetwerk van Twente de stedenband kruist, waar kansen liggen voor boeren met landschap, waar nieuwe toeristische initiatieven gerealiseerd worden (zoals golfbaan Weleveld) e.d.. Maar de zone biedt ook mogelijkheden voor migratie van diersoorten van noord naar zuid en omgekeerd, geeft de verkenning van Grontmij aan. Het gaat dan vooral om natuur die aanwezig is in en bij het cultuurland. Dat is natuur die het best als trefwoord ‘landschapsnatuur’ kan krijgen. De landschapsnatuur bevat de biotopen I.bosjes, II. houtwallen, III. poelen, IV. beken en waterlopen, V. vochtige graslanden en VI. erven. Het zijn de leefgebieden van talrijke diersoorten waarbij diverse soorten het cultuurland als foerageergebied gebruiken (ree, das en konijn). Doelsoorten In en aan weerzijden van het Groene Poort gebied gaat het om de volgende doelsoorten die gebruik kunnen maken van de zone tussen Borne en Almelo. Zoogdieren: ree, das, eekhoorn, vos, bunzing, steenmarter, wezel, hermelijn, haas, konijn en vleermuizen. Amfibieën: algemene soorten en op termijn boomkikker en kamsalamder Om de migratie te bevorderen is opheffen van een aantal barrières en vooral het herstellen van ‘landschapsnatuur’ wenselijk. In de workshop zijn een aantal voorstellen gedaan die verder uitgewerkt moeten worden. De onderstaande tabel is een weergave daarvan. Voor uitvoering zijn investeringen in het landelijk gebied nodig. Daarvoor is draagvlakontwikkeling nodig. Uitwerking recreatieve en landschappelijke verbinding - Ruimtelijk ontwerp Projectbureau De Groene Poort is dit najaar van start gegaan met het project ‘Groene Poort: Uitwerking recreatieve en landschappelijke verbinding’. Het project vloeit voort uit het ‘Meerjarenprogramma 2007-2013’ voor De Groene Poort, waarin ‘ontsnipperen en verbinden’ één van de drie hoofdthema’s vormt. Doel van het project is het tegengaan van de verstedelijking in het buitengebied van de gemeente Borne voor de Groene Poort en het versterken van de recreatieve en landschappelijke verbinding Noordoost Twente met Zuidwest Twente. De opdracht voor het project is gegeven aan Grontmij bv. Op basis van een ruimtelijke analyse van de huidige situatie en toekomstige ontwikkelingen op het gebied van landschap, recreatie en vitaal platteland, stelt Grontmij een ruimtelijk ontwerp voor de recreatieve en landschappelijke verbinding op. Hieraan wordt ook een uitvoeringsprogramma met concrete maatregelen gekoppeld. Het uitvoeringsprogramma is gericht om het ruimtelijk ontwerp te vertalen in concrete projecten. Zodat het plan ook werkelijk uitgevoerd kan worden. Tijdens het proces worden interviews gehouden met verschillende belanghebbende partijen, zoals landgoed Twickel, omliggende gemeenten (Almelo, Hof van Twente, Tubbergen en Dinkelland) en het waterschap Regge en Dinkel. Met deze interviews wordt het regionaal belang van de Groene poort voor landschap en recreatie in beeld gebracht. Concreet betekent dit dat er aansluiting wordt gezocht bij initiatieven en projecten buiten de Groene poort die van betekenis kunnen zijn op de Groene Poort. Het project “Groene Poort: Uitwerking recreatieve en landschappelijke verbinding” zal begin 2009 zijn Ambities toekomst Op een gegeven moment zal een en ander mogelijk in een stichting ondergebracht kunnen worden. Samenwerking met Noord-Oost Twente Aandacht voor ondernemerschap en leiderschap. 4.2. Projectplannen Binnen het onlangs goedgekeurde KIGO project wordt door de werkgroep onderwijs en de kopgroep toegewerkt 67
GKT
naar een aantal projecten, die waarschijnlijk betrekking zullen gaan hebben op landschap, bomenlanen, ondernemersvragen en de ontwikkeling van toerisme. Zo wordt nu een project mbt landschap opgezet met AOC in de vorm van een leerwerkgemeenschap met vooral MBO, HBO en WO. Ook zijn er twee concrete regio plannen: Landmarkt, gericht op de vermarkting van streekproducten en Community Funding , waar een verbinding met het onderwijs gemaakt zal worden.
5. (Op weg naar) een kennisagenda 5.1. Er is een kennisagenda / er is een voornemen om te komen tot een kennisagenda Een regioanale Kennisagenda is in ontwikkeling. Uit de aanpak die het projectbureau de Groene Poort volgt, blijkt een aanpak waarin samenhang een uitgangspunt vormt. Op basis van het gebiedsprogramma zal de kopgroep samen met kennisinstellingen en DRZ-Oost zoveel mogelijk zelf als gebied een kennisagenda ontwikkelen. 5.2. Afspraken over wijze van agenderen van thema's Een en ander volgt uit de gevolgde Werkplaatsmethodiek, afstemming via de werkgroep www.groenepoort.nl/kennis
6. (Co)financiering 6.1. Er is een substantiële geldstroom voor samenwerkingsactiviteiten beschikbaar die continuïteit over meer dan één jaar garandeert / afspraken over investering door elk van de betrokken instanties De GKC financiert via :LNV de participatie van het AOC. Dat is in principe meerjarig. Provincie en gemeenten hebben een groeiend inzicht dat er wat moet gebeuren en zullen naast personele inzet ook gelden verbinden aan de ontwikkeling.
7. Meerdere regionale instellingen 7.1. Instituties hebben hun structuur aangepast om samenwerkingsactiviteiten tot vast onderdeel van het takenpakket te maken De structuur was er al, alles lag klaar om een Werkplaats structuur te vormen, de BGO en gehele netwerkstructuur eromheen (kopgroep, aanjaagteam, etc.) werkt hier goed aan mee. Hier en daar moet eea een beetje worden aangepast, maar het is allemaal ook goed te gebruiken voor de ontwikkeling van de groene kennispoort. AOC-oost werkt al enige jaren met het leerlingen stichtingen ’PIMC’ (Prakijkleren In Maatschappelijke Context)model, van Wim vd Zwan (Edudelta Goes); dit wordt ingebed in de Werkplaatsontwikkeling. 7.2. Meerdere instellingen zijn betrokken Instellingen die een rol spelen zijn STOAS, vHall, Larenstein, WUR en AOC’s en Saxion Universiteit Twente, in het bijzonder de vakgroep schone technologie en management wil ook meedoen 7.3. Er zijn meerdere onderwijsniveaus betrokken: lagere school, VMBO, MBO, HBO, Universiteit In principe spelen alle onderwijsniveaus een rol in Werkplaats io. Er is al aardig wat ervaring met het gericht inzetten en coachen van studenten in vraagstukken in het gebied. Punt van aandacht volgens Rietman en Verbeek is de coaching van de verbindingen tussen (V)MBO, HBO en WO.
68
GKT
7.4. Relatie met onderzoek Er zijn contacten met een aantal instellingen, ondermeer met Alterra ism met landschap Overijssel, de vraag hoe verschillende soorten kennis te ontsluiten. Ook is er contact met de vakgroep rurale sociologie van de WUR en de taskforce Multifunctionele Landbouw Startmodel Werkplaats Twente: 7.5 Uitwisseling met andere regio’s Er is belangstelling en behoefte om met andere regio’s samen te werken Start
Coördinator Onderwijs Onderzoek
Overheden (Ondernemers) (Organisaties)
Coördinator
Toekomstig model: Werkplaats Twente
69
GKT
8.Een groene instelling als leadpartner 8.1 Er is een onderwijs-/onderzoek instelling als voortrekker AOC-Oost is leadpartner. Bert Rietman vertegenwoordigt de groene instellingen als coördinator onderwijs/onderzoek. Er is zoals eerder aangegeven een duo, waarmee de brug tussen onderwijs en regio wordt geslagen; vanuit de Groene Poort (Martin Verbeek) en het AOC (Bert Rietman), zij hebben gezamenlijk een voortrekkersrol binnen de kopgroep.
9.Bereidheid tot actieve kenniscirculatie Praktijkkennis en kennisagenda, rol kennis in plattelandsontwikkeling De rol van kennis is om het proces een nieuwe rol te geven, om nieuwe antwoorden te vinden, door in Werkplaatsen nieuwe combinaties van bestaande kennis te maken en door nieuwe kennis te ontsluiten. Er zijn in dit gebied vele kennisvragen waar een antwoord op gezocht moet worden. Er is belangstelling om ontwikkelde kennis beter te ontsluiten binnen de regio en er is bereidheid om actief kennis te delen met andere regio’s.
10.Ondersteunings-behoefte Ondersteuningsbehoefte: 1. Structureel Werplaatscoördinatoren-overleg (+ verbinden aan een reflectie deskundige); kennis-/ervaringdelen bijvoorbeeld van gebiedsagenda naar kennisagenda; hoe steek je dat in en welke reflectie/coachingsbehoefte is daarbij? 2. Landelijk KNVP-systeem is nodig Ontwikkelingsslag moet langs de eigenheid/authenticiteit vd regio-het moet van de regio zijn (niet van onderwijs/lnv) -van de diversiteitkunnen we leren ‘’maar we willen er geen last van hebben!’’ 3. Goeie reflectie/begeleiding van studenten is nodig. Leerprocesverantwoordelijkheid ligt bij het kennissysteem; hoe zit de persoon in z'n/haar leerproces (leer- en kenniskant en vaardigheden) - reflectie opgevoerd, bewust worden wat er geleerd is/wordt -REFLECTIE. Gesprekken met leerlingen voeren. 70
GKT
4. Inspirerend Werkplaats monitoringsysteem Er is behoefte om inspirerend bevraagd worden. Dit zou moeten gelden voor alle te bevragen Werkplaatsactoren 5. Samenwerking met VHL moet dringend ingevuld worden. 6. Rol onderwijs Van belang is dat het onderwijs haar rol in regionale kennisarrangementen begrijpt, onderschrijft en waar kan maken. Nu zijn het vaak nog maar een paar docenten, hoe krijg je er meer? Daar is een ‘’push’’ voor nodig mede, vanuit LNV, om het onderwijs -breed in beweging te brengen. Het onderwijs wordt indirect via de GKC gefinancierd, in de Werkplaats, voor een aantal jaren als het goed is. 7. Ontwikkeling kennisagenda • Bij het ontwikkelen van een kennisagenda en een bizz.plan zou enige support ‘’van buiten’’ wellicht welkom zijn. Dus mensen die met een frisse blik en verstand van zaken laten meekijken • Ten tweede zou toegang tot kennisnetwerken , waarin LNV ook participeert, voor de Werkplaats Twente van belang zijn • Ook zou prijs gesteld worden op een workshop waarbij in wordt gezoomd op het concept Werkplaats, de meerwaarde ervan, beelden die er bij horen en welke communicatiemiddelen zijn in te zetten. 8. Draagvlak en commitment Ook speelt de vraag; hoe ga je om met twijfelaars, of hoe trek je geïnteresseerden over de streep? 9. Ondersteuning op landelijk niveau Uitwisseling met andere regio’s is zeker interessant en wenselijk 11. NME Voorgesteld wordt om mbt dit vraagstuk contact op te nemen met Rolf Oldejans/Gemeente Enschede. Hij is hiervoor een aanspreekpunt. Is bezig met bv groen-grijze verbindingen, rol onderwijs. 12. Overig (reflectie; additionele info/punten of i.d. Reflectie JS Het is een gedreven netwerk met veel energie, actoren weten elkaar goed te vinden. Er is betrokkenheid, vertrouwen en commitment. Men lijkt bereid om dit avontuur met elkaar aan te gaan. Ook de relatie regioonderwijs ziet er goed en dynamisch uit. Er is al ervaring met deze verbindingen. Hier vindt geen ‘out of the blue’proces plaats. Wel is het nog spannend hoe het onderwijs zich uiteindelijk gaat verbinden aan de regio. Dat blijkt ook uit de ondersteuningsbehoefte. Tijdens de lancering van de ‘De Groene Kennispoort Twente’ op 25 juni op de Pleisterplaats in Hertme, werd adhv van zowel de inleiding van Bert Rietman en presentaties door een aantal studenten duidelijk hoe zowel onderwijs als gemeenten/regio veel aan elkaar kunnen hebben. Ook bleek uit deze bijeenkomst een sterk begrip en commitment van de provincie over de mogelijkheden van verbinding tussen regio en onderwijs. Studenten leveren duidelijk meerwaarde door het aanbod van inzicht, geven beleidsadviezen en ondersteunen processen. Daar is bij gemeenten, provincies en ondernemers behoefte aan. De rol van ondernemers is echter nog niet erg sterk uitgekristalliseerd.
71
GKT
Bijlage 1 - Kaart BGO Zuidwest Twente
De kaart geeft het werkgebied van het BGO Zuidwest Twente aan en daarmee het werkgebied van de Groene Kennispoort
72
GKT
7. Regio Holland-Rijnland (Leiden eo.) Interview Regiogesprek Datum 15-07-09 Locatie Haarlem Met (Namen/functie) Hans Hoek (directeur Natuurlijk Platteland West) – opmerkingen Hoek (incl de Moel) verwerkt 2-11 Door Rob Janmaat en Eelke Wielinga Telefonische gesprekken Datum 19-08-09 Met (+ functie) Gerard Migchels Door Rob Janmaat
Achtergrondinformatie Kaart van de Regio
(Kaartje niet compleet, er mist een deel aan de zuidkant. Het gebied loopt tot Den Haag, Zoetermeer, Alphen aan de Rijn en Katwijk.) 73
HRL
Natuurlijk Platteland West kijkt naar het landsdeel waar zij werkt. Zowel overall als per regio wordt gezocht naar een kennisinfrastructuur. De organisatiestructuur van NPW vormt de basis voor de kennisinfrastructuur. In dit geval kijken we specifiek naar het aaneengesloten werkgebied van 4 anv’s in Holland-Rijnland en een deel van Haaglanden. Zij vormen samen een geografische eenheid, een eigen samenhangend landschappelijk geheel en een economische eenheid van landbouw en natuur. Daarnaast bestaat er een gemeenschappelijke markt voor maatschappelijke diensten in de vorm van recreatie, educatie, streekeigen producten, zorg enz. Dit gebied wordt beschouwd als een pilot regio voor de mogelijke voor de mogelijke organisatie- en werkstructuur voor heel het werkgebied van NPW en mogelijk ook voor overig Nederland. Regiogegevens Oppervlakte Gemeente(n)/ Provincies 12 gemeenten rond de stad Leiden, met o.a. Den Haag, Zoetermeer, Alphen aan de Rijn en Katwijk Inwoners 400000 Economie De regio wil zich onderscheiden in de Randstad en bijdragen aan de internationale positionering daarvan. Onder andere door de toegevoegde waarde op het gebied van landschap, wonen en economie. In het bijzonder voor economische sectoren als de Greenport, Bio Sciences en ruimtevaarttechnologie. Landschapstype Een regio met een open Bollenstreek, Veenweide- en Plassengebied en landgoederenzone.
1. Wat vooraf ging / Dynamiek 1.1 Er is een gangmaker / voortrekker Hans Hoek is directeur van NPW. Hoek is tot enkele jaren terug directeur geweest van een adviesbureau voor de agribusiness, met name de export van sierteeltproducten. Als onderdeel van de meerjarenvisie voert NPW o.a. een strategische heroriëntatie uit gericht op de totale organisatiestructuur van de anv’s en de koepelvereniging. Er is overleg met de provincie Zuid Holland, LNV – DRZ West, de waterschappen en het intergemeentelijk samenwerkingsverband Holland Rijnland. In een vroeg stadium waren er binnen het kader van de vorming van een Regionaal Innovatie Centrum in Eemland contacten met Henk v.d. Brand van LNV West. In eerste instantie waren Van de Brand en zijn collega De Moel van mening dat het uitsluitend in de richting van een regionaal kennisnetwerk moet gaan. Hoek is van mening dat kennis niet op zichzelf staat maar een verbinding heeft met activiteiten en ontwikkeling van activiteiten. Kennis is het fundament waarop zaken zich ontwikkelen en de verbinding tussen de bestanddelen. Kennis collecteren, kennis ontwikkelen en kennis delen zijn onlosmakelijk verbonden met de ontwikkeling van regionale centra.
74
HRL
1.2 Er is een intermediair actief die initiatieven in een bepaalde richting op gang brengt NPW brengt samen met de aangesloten anv’s bepaalde ontwikkelingen op gang. 1.3 Activiteiten betreffen meer dan één thema Van oudsher zijn de ANV’s georiënteerd op agrarisch natuur- en landschapsbeheer. Het beheer van water neemt de laatste jaren in belang toe. Daarnaast wordt ingezet op de ontwikkeling van maatschappelijke diensten in de vorm van recreatie, streekeigen producten, landbouw en zorg en educatie. De stad vraagt om een verbrede rol van de anv’s. Het invulling geven aan nieuwe/verbrede functies levert daarnaast een bijdrage aan het bestaansrecht van agrariërs in het gebied. Hiertoe dient een passende organisatie te worden gecreëerd en is er een vernieuwde vraag naar kennis en andere relevante vaardigheden. De ontwikkelingen vragen om ‘nieuw ondernemersschap’ 1.4 Er is betrokkenheid van maatschappelijke organisaties Het initiatief komt van een maatschappelijke organisatie. NPW is met haar aangesloten leden in staat om snel en concreet invulling te geven aan relevante behoeften / ontwikkelingen. De boeren zijn immers zelf eigenaar van de gronden en voeren zelf de betreffende functies uit. Er zijn contacten met stadsbesturen, het bestuur van het intergemeentelijk samenwerkingsverband, waterschappen, Dienst Landelijk Gebied, terreinbeherende organisaties, onderwijsinstellingen ( o.a. HAS Dronten ), provinciebestuur en het LEI. 1.5 Er is betrokkenheid van ondernemers De ANV’s worden gedragen door ondernemers. Bijna alle ondernemers zijn lid. Hierbij is van belang te weten dat Natuurlijk Platteland West: Bijna de helft, namelijk 45% van het totaal aan collectief agrarisch natuurbeheer vertegenwoordigt ( bijna 75.000 HA ) 56% van het collectief weidevogelbeheer vertegenwoordigt. 60% van het collectief botanisch beheer vertegenwoordigt. Brongegevens: DR Roermond, peildatum 31 december 2008. Daarnaast leveren de betrokken ondernemers een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van nieuwe verbrede functies gericht op burgers / het verstedelijkt gebied in de Randstad 1.6 Er wordt over kenniscomponent gecommuniceerd Kennisdoorstroming binnen NPW is nu al een belangrijk item. Er is een goed functionerend bovenregionaal kennisnetwerk. NPW collecteert, ontwikkelt en distribueert systematisch kennis. Bij de ontwikkeling van nieuwe functies zal kennis alleen maar belangrijker worden.
2. Regionale Bestuurlijke Samenwerking 2.1 Er is een Gebiedsautoriteit NPW is een zelfstandige club en streeft naar optimale samenwerking en afstemming met andere organisaties. Er zijn 34 ANV’s bij aangesloten. Een aantal is groot, goed georganiseerd, beschikt over een professionele werkorganisatie en heeft op dit moment de functie van een breed regionaal centrum. Andere zijn te groot voor servet en te klein voor tafellaken. Deze anv’s draaien op vrijwilligers en missen een vaste professionele capaciteit 75
HRL
binnen een werkorganisatie. Zij ‘passen op de winkel’ maar komen niet toe aan noodzakelijke regionale ontwikkelingen en de ontwikkeling van nieuwe functies. Het beschikken over een werkorganisatie is voorwaarde om als ANV verschillende functies invulling te geven, een sterke regionale speler te zijn en de noodzakelijke professionaliteit te ontwikkelen. Om een werkorganisatie operationeel te hebben is een bepaalde schaalgrootte nodig. Dit kan worden bereikt door de anv’s op regioniveau samenwerkingsverbanden aan te laten gaan. Naast de bestaande ANV worden regionale zaken binnen de samenwerkingsvereniging neergelegd. Deze samenwerkingsvereniging met de daaraan gekoppelde werkorganisatie kan zich ontwikkelen tot regionaal centrum/ regionaal kennisnetwerk/ regionale speler/ontmoetingsplaats voor gebiedspartners. Het samenwerkingsverband tussen de vier ANV’s Santvoorde, Wijk en Wouden, VAN Ade en Geestgrond heeft alles in zich om als voorbeeldsituatie te dienen voor andere regio’s. Er is inmiddels een collectief organisatieplan, een collectief activiteitenplan, een werkgroep PR/stad-land, een werkgroep SNL, een werkgroep streekeigen producten en een werkgroep recreatie geformeerd. De anv’s hebben inmiddels m.b.t. SNL (nieuw subsidiestelsel) gezamenlijk de gebiedscoördinatie ingevuld en werken gezamenlijk aan een gebiedsbeheerplan. Er komt een gebiedscoördinator. Leiden e.o. moet een pilot- en voorbeeldsitutatie worden voor andere regio’s. De ontwikkelingen vinden “bottom-up” plaats. Hiermee is draagkracht aanwezig en een basis voor duurzaamheid. Met een extra financiële ondersteuning kan het initiatief versneld worden geïmplementeerd en als voorbeeldsituatie dienen. De regionale centra zijn gekoppeld aan de koepelorganisatie. De koepel fungeert als de centrale waar de regionale centra aan zijn gekoppeld. Als er behoefte is aan specifieke kennis binnen de werkorganisatie dan wordt vanuit een personeelspool professionele capaciteit gedetacheerd vanuit de koepel. Er zijn ANV’s die op zichzelf voldoende schaalgrootte hebben en als regionaal centrum kunnen functioneren. Daarnaast kan dit in samenwerkingsverbanden worden georgansieerd. Per saldo zullen er aan het eind van het implementatietraject in het Westen een twaalftal regionale centra kunnen ontstaan. 2.2 Er is een initiatief om structurele afspraken voor een kennisarrangement te maken Als je een werkorganisatie wil, dan loop je tegen wat vraagstukken op. Je moet de professionaliteit in huis hebben. Dat proberen we in verschillende regio's te regelen. Bij SNL wordt een gebiedsinsteek gekozen, dat sluit aan bij deze regionale aanpak. In die verschillende regionale centra heb je specialiteiten nodig. Dat is niet in elk centrum te regelen. Daarom gaan we vanuit de koepelorganisatie mensen met specialistische kennis aanbieden. Bijvoorbeeld rond het thema recreatie. Een persoon met deze specialisatie kan worden gedetacheerd naar een regionaal centrum. Maar het kan ook zijn dat er specialistische kennis via ASG (WUR) wordt ingehuurd. De koepelorganisatie blijft voortdurend op de hoogte welke kennisbehoeften er zijn en we zorgen ervoor dat die kennis wordt aangereikt. NPW fungeert als kennismakelaar. Binnen de regionale kennisagenda wordt doorlopend de regionale behoefte aan kennis geïnventariseerd. NPW zorgt voor passend intern en extern aanbod. Hiertoe wordt samengewerkt met o.a. de ASG.
76
HRL
2.3 Er is een overlegstructuur voor periodieke afstemming … 2.4 Er zijn afspraken over faciliteren intermediair of vrije actor Provincie wil een kwartiermaker en een programmamanager aanstellen. NPW vervult de rol van procesbegeleider naar regionale centra.
3. Regionaal uitvoeringsorgaan 3.1 Er is een programmabureau (uitvoeringsorgaan van een bestuurlijk gebiedsprogramma) Voor mij is een regionaal centrum waar voor een gebied dingen worden geregeld, wat een loket is, wat service biedt, dat een ontmoetingsplek is voor partners, waar een werkorganisatie zit. Voor de thema's die hier aan de orde komen, is kennis nodig. Je hebt regionale kennis en bovenregionale kennis. (Regionaal centrum een soort streekhuis.) Een regionaal kennisnetwerk is verweven met het regionaal centrum en met de praktijk. 3.2 Voertuig voor een kennisarrangement NPW bouwt een website voor de leden (aangesloten ANV's) waar kennis toegankelijk wordt gemaakt. Hiermee wordt gecollecteerde kennis ook weer gedistribueerd. Dat is niet alleen kennis dat uit de verenigingen komt, maar ook externe kennis. Binnen de organisatie is een thematrekker die ervoor zorgt dat er kennis beschikbaar is en gedistribueerd wordt. Er is afstemming met het Programmabureau Groene Hart en burgerorganisaties in het Groene Hart. De insteek is om, ter realisatie van de doelstellingen bij de uitvoering van gebiedsprocessen, zoveel mogelijk verbindingen aan te gaan met andere organisaties.
4. Regionale gebiedsinnovatie-opgaven 4.1 Er is een gebiedsontwikkelingsplan waarin op samenhangende wijze meerdere aspecten van gebiedsinrichting en/of plattelandsontwikkeling aan de orde komen Er is een gebiedsvisie voor het Groene hart, een structuurvisie Randstad 2040, een beleidsnotitie m.b.t. de Groen Blauwe Delta. Daarnaast ontwikkelt Holland Rijnland een beleidsplan voor het buitengebied. Er vindt afstemming plaats o.b.v. de genoemde stukken. 4.2 Er is een projectplan Ja.
5. (op weg naar een) Kennisagenda 5.1 Er is een kennisagenda/Er is een voornemen om te komen tot een kennisagenda We hebben contacten met ASG (WUR) en we gaan met hen voor verschillende regio's een kennisagenda opstellen. Provinciale adviseurs van Natuurlijk Platteland-West gaan hiervoor inventariseren. ASG moet ook meer vraaggestuurd en zakelijk gaan werken. Daarom willen ze de behoefte aan kennis meer in 77
HRL
beeld brengen. Wij hebben gezegd: laten we de dingen niet dubbel doen en hierin samenwerken. [GM] ASG wil een strategische partner zijn van regionale overheden bij concrete thema's. In Noord gaat het om Dairy Valley (melkveehouderij). In Oost Rurale Vallei (plattelandsontwikkeling). Bij alle ANV's ontstaat een steeds grotere kennisbehoefte. Zeker bij de grotere. Hier wordt op meerdere maatschappelijke thema's opgepakt. Bijvoorbeeld nieuw ondernemerschap. Of bijvoorbeeld vermarkting van streekproducten, en de samenwerking daarin. Met regio bepalen we wat de kennisvragen zijn. Kennis is geen doel, het is gekoppeld aan de praktijk. [GM] Natuurlijk Platteland-West en WUR-ASG hebben samen de intentie uitgesproken om een kennisagenda op te stellen. De contacten met Natuurlijk Platteland-West zijn ontstaan naar aanleiding van de activiteiten van Wageningen UR in het veenweidegebied, in het kader van Waarheen met het veen. Rond Zegveld zijn LEI, Alterra en ASG actief met het thema 'boeren in een veengebied'. De rol van Gerard is hierin vooral inhoudelijk. De aandacht gaat vooral naar landbouw, zowel primaire productie als verbrede landbouw. Anderen (o.m. Paul Goethals, Paul Galema en Theo Vogelzang) zijn hier bezig met het opzetten van een regionaal centrum. 5.2 Afspraken over wijze van agenderen van thema’s Een van de 7 thema's is ondernemerschap / organisatie. Als een ANV zich gaat ontwikkelen missen ze een stukje professionaliteit. Wij hebben een programma, de NPW bestuursacademie, met gespecialiseerde mensen, w.o. hoogleraren, die hier hele dagen zitten met de bestuurders om te zorgen dat zij de slag naar een professionele organisatie te kunnen maken.
6. Cofinanciering 6.1 Er is een substantiële geldstroom voor samenwerkingsactiviteiten beschikbaar die continuïteit over meer dan één jaar garandeert/afspraken over investering door elk van de betrokken instanties Nee, er zijn wel contacten met gemeenten en provincie. Leiden (intergemeentelijk samenwerkingsverband Holland Rijnland ) heeft een principeakkoord dit financieel te ondersteunen met de insteek stad/land en recreatie. In september volgt formele goedkeuring door de deelnemende gemeenten. Met de provincie zijn inderdaad ook afspraken gemaakt. Het Waterschap haakt in als de lopende pilots zijn afgerond.
7. Meerdere regionale kennisinstellingen 7.1 Instituties hebben hun structuur aangepast om samenwerkingsactiviteiten tot vast onderdeel van het takenpakket te maken Nee. 7.2 Meerdere instellingen zijn betrokken We hebben contact met de CAH. Om te zorgen dat er een goede koppeling is tussen onderwijs en praktijk. We zorgen dat we altijd studenten over de vloer hebben. Vanuit Dronten of Delft. Het is namelijk belangrijk dat er een wisselwerking is, ook met specialisten binnen de ANV's. 78
HRL
Ik heb in Dronten voorgesteld dat studenten een gebied adopteren en dat zij zich een periode binden aan een gebied. Bijvoorbeeld een groepje van 5. Dat geeft een goede wisselwerking. 7.3 Er zijn meerdere onderwijsniveaus betrokken: lagere school, VMBO, MBO, HBO, Universiteit HBO 7.4 Relatie met onderzoek We hebben contacten met LEI en ASG. [GM] Met het opstellen van een kennisagenda kan worden gekeken naar prioritaire thema's. Als deze helder zijn kunnen financiële middelen tbv onderzoek (LNV-middelen) en van bijv. provincies worden gebundeld voor onderzoeksprojecten op deze thema's. In de onderzoekprojecten is ook aandacht voor onderwijs. Het ministerie van LNV wil deze koppeling tot stand brengen, daarom is een deel van het onderzoeksbudget hiervoor geoormerkt. Dat kan worden benut voor samenwerking met bijv VHL, CAH of een AOC. Het is nog wel de vraag in hoeverre er interesse is bij de onderwijsinstellingen, die hebben nog wel eens de neiging om alles bij het oude te laten. Voorwaarde om het onderwijs te interesseren is dat het spannend ofwel concreet is. Dat is vooral het geval als je op regionaal niveau actief bent, daar wordt het concreet. Maar het is nog wel de vraag of de thematiek in het onderzoek overeenstemt met de interesses in het onderwijs. Je zou de samenwerking met Natuurlijk Platteland-West kunnen zien als een onderdeel van een kennisarrangement in het veenweidegebied of Groene Hart. 7.5 Relatie met praktijkkennis Er zal veel uitwisseling zijn tussen de ANV's aangesloten bij Natuurlijk Platteland-West.
8. Groene kennisinstelling als leadpartner 8.1 Er is in onderwijsland een voortrekker Nee.
9. Bereidheid tot actieve kenniscirculatie Ja.
10. Ondersteuningsbehoefte 10.1 Ondersteuning in de regio Natuurlijk Platteland-West en de aangesloten leden hebben een beperkt budget. Om de doelen te kunnen bereiken zou het helpen als we een zetje in de rug krijgen. Bijvoorbeeld in de situatie van Leiden. Als we daar voor een bepaalde periode een FTE kunnen aanstellen zou het in enorme stroomversnelling komen. Nu sprokkelen we de dingen bij elkaar. 10.2 Ondersteuning op landelijk niveau Ziet u meerwaarde landelijk netwerk? Op welke aspecten zou participatie voor de respondent meerwaarde kunnen opleveren? Op welke aspecten zou de respondent zinvolle bijdrage kunnen leveren aan het netwerk?
79
HRL
Het zou een rare situatie zijn als je in een land als Nederland in verschillende regio's RIC's, werkplaatsen en dergelijke zo ondoorzichtig maakt. Als je kijkt waar de grootste gemene deler zit, zie je dat er voor 80% overlap in activiteiten is. Het lijkt me goed om landelijk te komen tot uitwisseling tussen de mensen die bezig zijn met deze initiatieven. Nu gebeurt dat veelal gescheiden. Een sterk punt van dit proces is de sterke verbinding met de ondernemers in het gebied en de jarenlange ervaring om de ondernemers te enthousiasmeren voor agrarisch natuur- en landschapbeheer. Dit blijkt ook het geval te zijn bij het initiëren van waterbeheer en het ontwikkelen van nieuwe maatschappij gerichte functies. In verhouding tot andere regio’s is er in de basis een jarenlange ervaring met stad-landrelaties in de vorm van de productie en vermarkting van streekeigen producten en recreatie.
80
HRL
8. Regio Krommerijn Interview Regiogesprek Datum 11-09-09 Locatie Streekhuis Krommerijn Met (Namen/functie) Mark Groeneveld (Streekhuis Krommerijn) (Evelien Westeneng verhinderd wegens perenpluk) Door Rob Janmaat Telefonische gesprekken Datum 2-10 Met (+ functie) Evelien Westeneng Door Rob Janmaat
Achtergrondinformatie Kaart van de Regio –
81
HRL
Regiogegevens Oppervlakte 17500 Gemeente(n)/ Provincies Utrecht / Houten, Bunnik, Utrechtse Heuvelrug, Wijk bij Duurstede Inwoners 53000 Economie Landschapstype De Kromme Rijnstreek is rijk aan natuur- en landschapswaarden en kenmerkt zich door een opeenvolging van open en gesloten landschapstypen. Kenmerkend zijn de watergangen zoals de Kromme Rijn, het Amsterdam Rijnkanaal, De Neder-Rijn met de uiterwaarden, de weteringen en de vele sloten. Het gebied is voor circa 2/3 deel agrarisch en daarmee is de landbouw een van de belangrijkste pijlers van het landschap. Het gebied is rijk aan cultuurhistorische elementen. Zo liggen delen van de Nieuwe Hollandse Waterlinie met o.a. de forten Rijnauwen en Vechten in het gebied, maar ook delen van de Limes en andere archeologische waarden. Het gebied is, door de grote diversiteit op relatief kleine schaal, aantrekkelijk voor recreanten en biedt dan ook vele mogelijkheden. Ook bevat het gebied kleine kernen en verspreid liggende boerderijen met aan de randen de grotere kernen zoals Houten, Wijk bij Duurstede, Bunnik en de Utrechtse Heuvelrug.
1. Wat vooraf ging / Dynamiek 1.1 Er is een gangmaker / voortrekker Het eerste initiatief voor een kennisarrangement in het Krommerijngebied is vanuit CAH en InHolland gekomen. In Eemland was men begonnen met een Regionaal Innovatiecentrum, en met richtte de blik op andere regio’s om te zien wat hier mogelijk was. Via de Coöperatie Stadteland was er contact van Jan Huijgen en Maarten Fischer met het Krommerijngebied, met name Evelien Westeneng. Zij is ook bestuurslid van Terecht Anders, een lokale organisatie met actieve boeren in het gebied. Ze heeft hier op een ledenbijeenkomst een presentatie over het idee gehouden. Er waren meerdere ondernemers die mee wilden doen en die al een vraag hadden. Zo zijn er al een aantal studentprojecten op gang gekomen. Vooral uitgevoerd door studenten van de CAH Dronten. Een voorbeeld van een project dat nu loopt gaat over de mogelijkheden voor boerderij educatie. Hoe pak je dat op, hoe organiseer je dat? Inmiddels is de KIGO-pilot afgerond met een intentieverklaring, met scholen. Onder meer CAH, InHolland. Evelien is actief onderneemster in het gebied. Zij heeft een eigen adviesbureau en heeft in opdracht gewerkt voor de Plattelandsacademie. 1.2 Er is een intermediair actief die initiatieven in een bepaalde richting op gang brengt Op twee manieren is er nu een vervolg. Er is een groepje studenten aan de slag met het uitwerken van een haalbaarheid- en marketingonderzoek voor een kinderspeelboerderij. Een tweede vervolg is de opzet van het streekhuis. De filosofie van het streekhuis is het verbinden van mensen en initiatieven. Hoe kun je dingen bij elkaar brengen, hoe kun je mensen van elkaar laten leren. Wat wil je 82
HRL
ontwikkelen, we zijn op zoek naar concepten om initiatieven te vatten. Hoe kun je het gebied profileren? Maar ook, we krijgen nu veel aanvragen voor thematische fiets- en wandelroutes. Hoe kunnen we voorkomen dat er heel veel borden komen te staan met toelichtingen van verschillende organisaties. Of een kast vol met fietsfolders. Hoe kun je dat uitwerken tot een geheel of moet je de veelheid maar over je heen laten komen. Wat te doen? Daar heb je andersoortige kennis voor nodig. Er ligt een voorstel voor een Regionaal Innovatiecentrum / Innovatieteam. Dit moet onderdeel van het Streekhuis worden. Het voorstel is een samenvoeging van initiatieven van de Plattelandsacademie, Terecht Anders en LTONoord. Hieronder volgend doelen en middelen. Doel: Initiatieven van plattelandsondernemers aan te jagen en te faciliteren (een stap verder te brengen) die bijdrage leveren aan realisatie van gebiedsprogramma. Middel: Ontwikkeling van kennis en innovatie van, voor en door plattelandsondernemers in het Kromme Rijngebied, door het aanstellen van een innovatieteam ondernemers / RIC. De term RIC schept verwarring, misschien is er een suggestie voor een goede titel. De huidige werktitel is innovatieteam Taken van het innovatieteam: “kennismakelaar-functie”: Vraagarticulatie voor innovatie en wellicht onderzoeksvragen Kennisagenda opstellen (welke kennis ontbreekt er nog?) LEI kan begeleiding bieden om deze agenda op te stellen Verbinding leggen met IVN (projectidee “training gebiedswaarden voor recreatieondernemers”. Onderzoeksvragen bij onderwijs- en onderzoeksinstellingen Contacten leggen met onderwijsinstellingen in de regio die onderzoeksvragen uit kunnen werken. “gebiedsmakelaar-functie” 2. Verbindt ondernemers(netwerken) met kansrijke initiatieven zoals geformuleerd door streekhuis (werkgroep recreatie etc), en vice versa: brengt vanuit ondernemers ideeën naar streekhuis. Voorbeeld: uit inventarisatie routenetwerken komt strategische rustplaats naar voren; kan een ondernemer daar invulling aan geven? 3. Verbindt ondernemers(netwerken) met goede praktijken uit andere regio’s, ter inspiratie. Voorbeeld ondernemersnetwerken vanuit Kromme Rijnstreek verbinden met Ondernemersnetwerk in Nieuwe Hollandse Waterlinie, en ‘goede praktijken’ uit AVP gebied De Ronde Venen. 4. Welk beleid komt er op ondernemers af en hoe kun je je bedrijf daarop ontwikkelen? Voorbeeld: kansen voor agrarische ondernemers op het vlak van natuurbeheer, waterbeheer (groen blauwe diensten) 5. Begeleiding omzetten van idee tot concreet ondernemersplan en aanvullend eventueel projectplannen (met subsidieaanvragen). Hierin samenwerking zoeken met bestaande projecten die deze dienst bieden zoals Syntens, Kamer van Koophandel, navraag doen bij provincie Utrecht, afdeling economische zaken. Tevens aangevraagde LEADER project van OKK “Samen investeren in ondernemen”. 83
HRL
Professionalisering van ondernemers dmv workshops, cursussen, advies op basis van ondernemersvragen.
Projectactiviteiten Inventarisatie onder ondernemers naar toekomstperspectief, kansen en bedreigingen Opstellen kennisagenda en bijbehorend programma Organiseren van netwerkbijeenkomsten Versterken netwerken met jonge ondernemers Ondersteunen ondernemers (“van idee tot plan”) Op aanvraag organiseren kennisbijeenkomsten (workshops, cursussen, advies op maat) Integreren subsidie mogelijkheden / database Je kan bijvoorbeeld zeggen dat de gebiedsmanager in zekere zin een ondersteuner van Terecht Anders moet worden. Gevolg is dat lokale initiatieven en ondernemers met name voorrang krijgen. Het trekt wel mensen aan, iedereen wil aansluiten bij een mooie term als innovatiecentrum. Er wordt aan getrokken om het plan tot uitvoering te betrekken. Er wordt op dit moment nog wel even nagedacht wat het streekhuis hier echt mee wil. Dat kan leiden tot nieuwe formuleringen en een nieuwe zoektocht naar financiën. Misschien is het wel beter om de delen inventarisatie en kennismakelaar uit elkaar te halen. De kennismakelaar kan ook uit eigen middelen aan het werk worden gezet. 1.3 Activiteiten betreffen meer dan één thema Er is een focus op recreatie en streekproducten. De opgaven voor de gebiedscommissie gaan verder: ook cultuurhistorie en natuur. Dit valt ook onder het werkveld van een kennismakelaar. 1.4 Er is betrokkenheid van maatschappelijke organisaties Terecht Anders en LTO (als mede initiatiefnemers innovatieteam) Terecht anders (boeren) hebben projectideeën ingediend en een voorstel om programmamanager aan te stellen. 1.5 Er is betrokkenheid van ondernemers Dat is een belangrijk doel. Er is nauwe betrokkenheid met Terecht Anders en LTO. In het voorstel voor het innovatieteam is dan ook veel aandacht voor de positie van ondernemers. 1.6 Er wordt over kenniscomponent gecommuniceerd Nee. 1.7 Innovatieve initiatieven worden opgepakt Zo ver is het nog niet
84
HRL
2. Regionale Bestuurlijke Samenwerking 2.1 Er is een Gebiedsautoriteit Stichting Krommerijnstreek. Dit zijn overheden en maatschappelijke organisaties. Met waterschap, gemeenten, Terecht Anders, LTO-Noord, Agrarisch Natuurvereniging, natuurorganisaties. De provincie is adviseur. Het stichtingsbestuur heeft het gebiedsprogramma opgesteld.
2.2 Er is een initiatief om structurele afspraken voor een kennisarrangement te maken Het is nog een zoektocht. Aan structurele afspraken zijn initiatiefnemers nog niet toe. Het stichtingsbestuur / De gebiedscommissie heeft destijds vergaderd over de intentieverklaring. Bij de gebiedscommissie is men van mening dat een gebiedsmanager wel past. Het sluit aan bij de verwachtingen richting Streekhuis, er worden ideeen aangereikt en men verwacht dat deze worden opgepakt. Het is nog wennen aan de gedachte dat we met z'n allen het streekhuis zijn. Men leunt dan nog wat achterover. Daarom is een gebiedsmanager of kennismakelaar welkom, omdat de gedachte leeft dat dan alles met elkaar wordt verbonden. Als extra onderdeel van de uitvoerende organisatie. Het is juist wenselijk dat partijen er van doordrongen raken dat ze dat veel sneller moeten delen: wat hebben andere partijen eraan en hoe kunnen we dit samen oppakken. De vraag is, wat wil je met het RIC/innovatieteam doen en hoe positioneer je dat? Wat pak je wel op en wat niet. Wat is commercieel, wat moet je overlaten aan de markt (ontwikkelen van een arrangement) en wat moet je ondersteunen? Bij ons kwam het een en ander samen. Er is hier een actieve groep met boeren Terecht Anders, zij hadden enkele projectideeen aangeleverd. Onder meer een aanvraag voor een gebiedsmanager, al was niet duidelijk wat deze persoon dan zou moeten doen. LTO Noord had een aanvraag voor een inventarisatie onder boeren: bedrijfsplannen, bedrijfsontwikkeling, wat is je omgeving? Daarbij hebben we de vraag gesteld wat ze hiermee willen bereiken? Wat we hierbij hebben gezegd is dat dit meer samen moet komen. Tussen al deze initiatieven moet meer samenhang komen. Deze ontwikkelingen komen van onderaf, die willen we ruimte geven, maar we willen vanuit het Streekhuis ook coördineren. Hoe komt dat samen? Wanneer hou je op met inventariseren en wanneer laat je het over aan mensen? Daar zoeken we nog naar. In het Krommerijngebied zijn we nog bezig enkele vragen voor gebied en gebiedsorganisatie te beantwoorden: hoe stimuleer je samenwerking, hoe werk je samen aan een gebiedsorganisatie en wat is of zijn de centrale opgaven voor het gebied. Dat is ook de zoektocht voor het RIC. 2.3 Er is een overlegstructuur voor periodieke afstemming Nog niet. Daar wordt over nagedacht. 2.4 Er zijn afspraken over faciliteren intermediair of vrije actor
3. Regionaal uitvoeringsorgaan 3.1 Er is een programmabureau (uitvoeringsorgaan van een bestuurlijk gebiedsprogramma) Het is duidelijk dat het RIC onderdeel van het streekhuis moet worden. 85
HRL
3.2 Voertuig voor een kennisarrangement Regionaal Innovatiecentrum als onderdeel binnen het Streekhuis 3.3 Er is een zichtbare locatie voor een kennisarrangement Streekhuis. Je hebt makelaars nodig die goed kunnen schakelen en verbinden. Het streekhuis is hierin de spil, dit is de plek voor een makelaar.
4 Regionale gebiedsinnovatie-opgaven 4.1 Er is een gebiedsontwikkelingsplan waarin op samenhangende wijze meerdere aspecten van gebiedsinrichting en/of plattelandsontwikkeling aan de orde komen “De kracht en pracht van het Kromme Rijngebied”. Het gebiedsontwikkelingsplan van de gebiedscommissie. Belangrijkste thema’s zijn: landschap en cultuurhistorie, sociaal economische vitalisering: verbeteren van de leefbaarheid (landbouw en recreatie), natuur, water en bodem (natuur, water, milieu). Ook: Ontwikkelingsplan Leadergroep: Naar een Kromme Rijnstreek in volle bloei! Er is eigenlijk geen grote gebiedsopgave. In het AVP zijn een aantal programma's samengevoegd. De Nieuwe Hollandse Waterlinie is zo'n programma, daar gaat veel geld naar toe. Dat is een groot deel van onze gebiedsopgave. Daarnaast is er nog de natuuropgave, die is niet zo erg groot meer. Dan hebben we nog wat potten met geld die je kunt verdelen voor projecten voor leefbaarheid en plattelandsontwikkeling. De POP-middelen zijn allemaal al toebedeeld, die zijn voor dit gebied wel ongeveer op. De Leadergroep gaat erg goed, er zijn veel projecten. 4.2 Er is een projectplan Het centrale thema dat nu opkomt is recreatie, er is behoefte daar meer aan te doen. Recreatie en streekproducten zijn de hoofdmoot. Recreatie is vooral gericht op cultuurhistorie en landschap. Daarmee willen we ons op de kaart zetten. We zijn nog niet zover dat hier ook al vele kennisvragen aan gekoppeld zijn. Die kennisvragen gaan er zeker komen. Het is nu nog erg zoeken: hoe gaan we het aanpakken. Wie doet wat? Wie heeft welke rol in deze gebiedsorganisatie? Vragen als: hoe vermarkt ik dit gebied en wat zijn nieuwe concepten voor verblijfsaccommodatie, die komen nog niet heel erg op. Het RIC gaat nu nog heel erg uit van het idee dat ondernemers begeleiding krijgen bij hun eigen ideeen. Het RIC is ook bedoeld om de wisselwerking te krijgen tussen visievorming (op recreatie) en ondernemers. Zodat we ondernemers kunnen inspireren vanuit een visie en kunnen helpen aan ideeen: bijv. wat is een geschikte plaats voor een pleisterplaats? Dat betekent dus dat boeren naar het streekhuis kunnen komen maar de beweging andersom kan ook gebeuren. Het is de bedoeling dat iemand van het RIC langs ondernemers zou gaan, echt actief op pad, en mensen bevragen welke kant ga je op met je bedrijf en hoe kunnen we je ondersteunen en ook dat boeren hier kunnen aankloppen. Dat kan nu ook, we hebben een loket en spreekuur. We willen nu meer capaciteit om meer uitwerking aan ideeën en vragen te geven. Dat we samen kunnen denken over verdere activiteiten. 86
HRL
5. (op weg naar een) Kennisagenda 5.1 Er is een kennisagenda/Er is een voornemen om te komen tot een kennisagenda In het voorstel voor het RIC zit ook een inventarisatie, dat kun je zien als een eerste aanzet voor een kennisagenda. Het zal dan vooral moeten gaan over kennisvragen rond streekproducten en recreatie: wat voor kennisvragen heb je hier bij. Vervolgens kun je hier dan weer onderwijsinstellingen bij zoeken. 5.2 Afspraken over wijze van agenderen van thema’s Er is nog niet de neiging om met projectideeën vooral aan te sluiten bij de prioriteiten voor het gebied. Men kijkt waar geld te vinden is en kiest dan een opportunistische weg. Het besef dat je moet komen tot gemeenschappelijke vragen is er nog niet, dat moet nog groeien. Pas dan krijg je als gebied innovatiekracht. Het is daarom wel interessant om te vernemen hoe dat in andere regio's gaat.
6. Cofinanciering 6.1 Er is een substantiële geldstroom voor samenwerkingsactiviteiten beschikbaar die continuïteit over meer dan één jaar garandeert/afspraken over investering door elk van de betrokken instanties Nog niet. Evelien Westeneng heeft een voorstel voor een Regionaal Innovatiecentrum geschreven, daar zoeken we nu financiering voor. We zijn bij de provincie wezen praten. Die hebben gezegd dat het niet past bij projecten voor Plattelandsontwikkelingsgelden. Hoogstens kan ondersteuning bij concrete ontwikkelingen en activiteiten worden verstrekt. Ondersteuning bij de vraag hoe we dit gebied op de kaart kunnen zetten en welk verhaal hoort daarbij en welke activiteiten horen daarbij, daar zijn geen middelen voor. Dat komt ook omdat andere AVP gebieden zijn aangemerkt waar recreatie een hoofdrol krijgt. Ze vinden het prima als we hier meer met recreatie willen maar het is duidelijk dat we hier minder makkelijk financiële steun voor krijgen. De provincie reageert niet goed op het RIC-voorstel: waarom is dat nodig? Heel kritisch. Ze zeggen: “Jullie hebben al een AVP, daar zijn ook al onderzoeken voor uitgevoerd. En nu komt het opnieuw. Er gebeuren al een aantal dingen dus ga daar mee door.” Dus we moeten het heel concreet maken, we moeten laten zien dat we samenwerken met onderwijs- en onderzoeksinstellingen. Dat wil de provincie graag zien: dat de samenwerking in het RIC vanuit het gebied komt. Relativering hierbij is dat dit op basis van één gesprek bij de provincie is. Maar er zit bij de provincie ook geen afdeling kennis. Er wordt amper nagedacht over innovatie, het is geen groot beleidsitem in Utrecht.
7. Meerdere regionale kennisinstellingen 7.1 Instituties hebben hun structuur aangepast om samenwerkingsactiviteiten tot vast onderdeel van het takenpakket te maken Zo ver is het nog niet. Het gaat nu nog om een paar losse projecten. Het is nog niet helemaal duidelijk welke rol het onderwijs gaat spelen in begeleiding van boeren en het vormgeven van de wisselwerking tussen visievorming en ondernemers. Het is wel de bedoeling het onderwijs hierbij te betrekken en vragen bij onderwijsinstellingen uit te zetten. Er heeft zich nog niet een goed voorbeeld voorgedaan. Behalve dan heel concreet een marketing- en haalbaarheidsplan voor een kinderspeelboerderij. Dat zijn nu nog incidentele projecten. 87
HRL
Begeleiding gebeurt door de school en vanuit het streekhuis, ook door Evelien. 7.2 Meerdere instellingen zijn betrokken “We willen contacten onderhouden met CAH (dit loopt nu ook al), Wageningen UR, Rijn&IJselCollege, ROC A12, Groenhorst College, CHE. Al deze instellingen willen wel meedoen omdat ze meer praktijkgericht willen werken (de CAH vraagt geregeld naar nieuwe kennisvragen). Het gaat om instellingen uit de oost- en westzijde van de Krommerijn. We kijken dus naar de Utrechtse en de Gelders kant, er liggen aan twee kanten kansen. Hdet is een mix van MBO- en HBO-instellingen en universiteit. Ook hebben we contact met de directeur van de Sap-fabriek. Dit is verbonden aan de ROC A12. Hij wil hier ook graag verder mee. Dit is duidelijk aan de praktijk gekoppeld.“ Alle betrokkenen zijn in de gelegenheid vragen te stellen: ondernemers, gemeente, maatschappelijke organisaties. 7.3 Er zijn meerdere onderwijsniveaus betrokken: lagere school, VMBO, MBO, HBO, Universiteit Niet structureel 7.4 Relatie met onderzoek Geen relatie met onderzoek. 7.5 Relatie met praktijkkennis We zitten na te denken over wandelroutenetwerk. Ik weet dat dit er al is in NO-Twente. Daarom overwegen we wel om hier te gaan praten. Dat zou ook kunnen over die thematische routes. Het is vreemd maar dit is geen automatisme. Ik moet eerst getipt worden over een site van Bureau Routewerk, dan zie je dat die al meer routenetwerken hebben aangelegd. Het is de vraag, hoe zoek je je kennis. Zo zijn we ook getipt over een project in Gelderland, met een cd waarop per plek in het landschap teksten of een lied kunnen worden afgeluisterd.
8. Groene kennisinstelling als leadpartner 8.1 Er is in onderwijsland een voortrekker Nee
9. Bereidheid tot actieve kenniscirculatie Ja, die bereidheid is er.
10. Ondersteuningsbehoefte 10.1 Ondersteuning in de regio Krommerijn kan ondersteuning gebruiken bij: - de stap van inventarisatie naar concept, wat doe je wel en wat niet als kennisarrangement, hoe kom je vanuit de veelheid aan ideeen en initiatieven tot een duidelijk beleid en concept, - het opzetten van samenwerking met onderwijsinstellingen, of iemand dat gaat regelen. Financiële aanvulling is ook welkom.
88
HRL
11. NME Rond NME zijn er verschillende projecten. Boerderij in de kijker. Dat is een project dat al langer draait en nu breder wordt uitgerold. (Korte omschrijving De boerderij is een ideale plek om te leren over alles wat groeit en bloeit. Leerlingen van het basisonderwijs kunnen in dit project een bezoek brengen aan een boerderij de Kromme Rijnstreek. Boerderij in de Kijker vormt een bestaand netwerk van 21 boeren die educatie verzorgen. Het netwerk wordt in dit project uitgebreid van 15 boeren. Deze boeren krijgen een training bedrijfshulpverlening en een training boerderij-educatie. Daardoor zijn ze goed toegerust om groepen leerlingen te ontvangen. In het project wordt bestaand lesmateriaal aangepast aan de situatie op de betrokken boerderijen. Het project werkt bovendien aan een opzet om deze vorm van educatie structureel te kunnen financieren. ) Ook de IVN is actief, zij vragen aan recreatieondernemers hoe zij met hun bedrijf op het landschap in hun omgeving kunnen inspelen.
12. Overig (reflectie; additionele info/punten of i.d.)
89
HRL
9. Regio Noordoost Friesland (NOFA – NoordOost Friese Aanpak) Interview Regiogesprek Datum 30 juni 2009 Locatie Gemeente Dantumadeel te Damwoude Met (Namen/functie) Noordoost Friesland: Dhr. A. Aalberts - Burgemeester Dantumadiel (al 5 jaar burgemeester. Portefeuille: EZ; Sociale Werkvoorziening; Bedrijfsvoering, Toezicht, Handhaving en Veiligheid. Neemt deel (als algemeen bestuurslid) in NOFA; Vroeger: zelfstandig ondernemer + is 13 jaar voorzitter geweest bij Friesland Foods. Dhr. W. Oosterhuis - Senior adviseur/accountmanager bedrijfsleven. Dienst EZ gemeente Dantumadiel. Initiatiefnemers Werkplaats: André Hofer + Wim Oosterhuis, ze werken samen. Westerkwartier: Dhr. F. Traa - Op verschillende manieren betrokken bij plattelandsvernieuwing: Secretaris Werkgroep Streekinitiatief; Lid van Leader Actie Groep (LAG). Zelfstandig ondernemer–(interim)onderwijsmanager. Door Lineke Rippen/GKC-Programma Regionale Transitie & Marijke Dijkshoorn-Dekker/LEI
Telefonische gesprekken Datum Divers
Achtergrondinformatie Kaart van de Regio NOFA Zie Bijlage 1 Regiogegevens NOFA Oppervlakte 57.000 hectare Gemeente(n)/ Provincies Provincie Friesland 4 Gemeenten: Dantumadiel, Dongeradeel, Kollumerland en Achtkarspelen (NOFA = samenwerkingsverband tussen deze 4 gemeenten). Inwoners 86.000 inwoners 90
NOFA
Landschapstype In het noordelijke deel van Noordoost-Fryslân liggen de kleigronden, in het middengedeelte vinden we de veengronden. In het zuidelijke deel vinden we de zandronden, dit zijn de Wouden met haar karakteristieke elzensingel- en houtwalstructuren.
1. Wat vooraf ging / Dynamiek 1.1 Er is een gangmaker / voortrekker Dhr. A. Aalberts - Burgemeester Dantumadiel, algemeen bestuurslid NOFA. NoordOost Friese Aanpak (NOFA) is een samenwerkingsverband van 4 gemeenten: 1. Achtkarspelen, 2. Dantumadeel, 3. Dongeradeel en 4. Kollumerland. Voorzitter algemeen bestuur is Tjeerd van der Zwan (burgemeester Achtkarspelen) en voorzitter van dagelijks bestuur is Rients de Boer (gemeentesecretaris Kollumerland). Andere belangrijke samenwerkingsverbanden met NOFA in de regio: Route Noordoost (set van afspraken tussen NOFA en de Provincie Friesland) NOFA werkt samen met de provincie Fryslân om Noordoost Friesland verder te ontwikkelen. Zowel NOFA als de provincie houden hun eigen missie en visie voor ogen en integreren deze in een aantal gezamenlijke doelstellingen. Doelstellingen samenwerking: o Integraal en uitvoeringsgericht beleid om de sociaal-economische vitaliteit en ruimtelijke kwaliteit van Noordoost Friesland te verbeteren. o De bestuurskracht in Noordoost Friesland versterken. o Een samenwerkingsvorm die een voorbeeld is voor anderen. Om deze doelstellingen te bewerkstelligen, is het beleid ingedeeld in thema’s (Onderwijsoffensief, Woonregio, Vitale Dorpen, Sociaal Economisch offensief en werkgelegenheid, Recreatie en Toerisme). Vereniging Noardlike Fryske Wâlden (NFW), een koepelorganisatie van 6 verenigingen voor natuur- en landschapsbeheer. 1. Beheerscoöperatie "Wâld en Finnen" u.a. 2. Vereniging Agrarisch Landschapsbeheer Dantumadeel 3. It Kollumer Grien 4. Vereniging Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer in Achtkarspelen 5. Vereniging Eastermar's Lânsdouwe 6. Vereniging Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer "Smelne's Singellân" Het merendeel van de boeren in het gebied van 5 aaneengesloten gemeentes in Noordoost Fryslân zijn bij de Vereniging aangesloten. De Vereniging NFW vertegenwoordigt zo’n 850 boeren met 40.000 ha grond en een groeiend aantal burgerleden. De vereniging is daarmee een lokale partner van formaat. Naast de hoge landschappelijke waarden kenmerkt het gebied zich in toenemende mate als weidevogelbeheersgebied en ganzenfourageergebied. 91
NOFA
De Vereniging NFW streeft naar: o Een daadwerkelijke versterking van de regionale economie o Bescherming en verdere ontwikkeling van het cultuurhistorische landschap en de daarin besloten natuurwaarden o Een daadwerkelijke verbetering van de milieukwaliteiten van het gebied o De ontwikkeling van een robuuste landbouw die zoveel mogelijk vervlochten is met de regionale economie en die herkenbare bijdragen levert aan landschap, natuur en milieu. o In de afgelopen 10 tot 15 jaar zijn uitgebreide ervaringen opgedaan met het realiseren van deze doelstellingen. Dit komt onder meer tot uitdrukking in een eigen, degelijk onderbouwd milieuspoor met forse emissiereducties, 10500 ha weidevogelbeheer, 4000 ha fourageergebied voor ganzen, beheer van 150 km houtwal en 1500 km elzensingels, honderden pingo’s en dobben en 800 ha botanisch beheer. De Vereniging heeft een intentieverklaring voor zorgvuldig beheer en ontwikkeling kwaliteiten van het gebied, met: Provincie Friesland, LTO Noord, Gemeenten Achtkarspelen, Dantumadeel, Kollumerland, Smallingerland en Tytsjerksteradiel, Wetterskip Fryslân, Ministerie LNV, Ministerie VROM, Wageningen UR, Friese Milieu Federatie, Landschapsbeheer Friesland en Bond voor Friese Vogelwacht. Vztr Agrarische organisaties – Douwe Hoogland; Vztr Bestuurlijk deel – Wethouder Dantumadiel Albert vd Ploeg (zit ook in het bestuur van VALD (Vereniging Agrarisch Landschapsonderhoud Dantumadeel); Wethouder A. van der Ploeg is voorzitter van de Nrd Friese Wouden. NOFA heeft de brede scoop, NFW heeft vooral de agrarische scope. NFW heeft een samenwerking met Projecten LTO Noord. Zij stellen ieder jaar samen agenda op. Verder zijn de WUR, RUG en Transforum actief betrokken bij de agrarische natuurverenigingen. 1.2 Er is een intermediair actief die initiatieven in een bepaalde richting op gang brengt NOFA is stimulator van initiatieven voor innovatie en samenwerking met onderwijs/onderzoek (zie 7.2); 2 fte in dienst op projectmatige basis. Wim Oosterhuis (Sr. Adviseur Economie) Andree Hofer (directie ondersteuner) Medewerkers project kenniscirculatie Friesland Zie ‘ Werkplaats Feanwâlden/Veenwouden’ (bijlage 3). AOC Friesland + AOC Terra (als groene instellingen = leadpartners) 1.3 Activiteiten betreffen meer dan één thema Activiteiten betreffen meerdere thema’s. Kennisinstellingen worden actief betrokken in arrangementen. Activiteiten zijn gekoppeld aan thema’s: Sociaal economische versterking, agrarische sector/agribusiness, toerisme en recreatie, leefbaarheid, onderwijs, landschap, wonen, infrastructuur, samenwerken met partners. Zie bijlage 3. 1.4 Er is betrokkenheid van maatschappelijke organisaties Ja, er is bijvoorbeeld samenwerking met NFW + andere partijen (zie 1.1). Hiermee is een intentieverklaring voor gezamenlijk beheer en ontwikkeling kwaliteiten van het gebied. Kennisvraagbehoefte van dorpsbelangen en zorgcentra wordt betrokken in het te ontwikkelen kennisarrangement. 1.5 Er is betrokkenheid van ondernemers Ja, er is bijvoorbeeld een samenwerking met NFW, waarin LTO Noord deelneemt. En: ONOF (overkoepelende ondernemersvereniging van alle ondernemers verenigingen in het NOFA gebied. 92
NOFA
Er is veel samenwerking met A&W ecologisch onderzoeksbureau. NOFCOM. Een kennis- en dienstencentrum ICT en Internet voor MKB ondernemers in Noordoost Friesland, in samenwerking met lokale ICT bedrijven. 1.6 Er wordt over kenniscomponent gecommuniceerd Eind 2007 werd gemeente Dantumadiel benaderd door medewerkers van het project Kenniscirculatie Friesland om tot een gemeenschappelijk kenniscentrum te komen. In een half jaar is hier een voorlopige structuur neergezet en is er een enorme dynamiek ontstaan en zijn veel projecten uitgevoerd. Deze zijn in juni 2008 gepresenteerd. In Dantumadiel was in een half jaar een kenniscentrum neergezet, iets wat in verscheidene jaren daarvoor in andere delen van de provincie niet van de grond kwam. Vanaf september 2008 heeft kenniscirculatie een vervolg gekregen om enkele projecten door te zetten en het concept van de werkplaats verder vorm te geven en uit te dragen naar de regio (Noordoost Friesland) om zo opschaling mogelijk te maken. In de opstartperiode hadden de Hogescholen het initiatief. Gemeente en bedrijfsleven waren wel betrokken, maar hadden geen regisserende rol in de aansturing van projecten. Resultaat was dat veel projecten opgestart werden op initiatief van docenten en studenten, zonder dat de koppeling met de agenda van de regio goed verankerd en zonder dat doelen en uitvoeringsvoorwaarden door stakeholders vastgelegd waren. Hierdoor hebben enkele uitgevoerde projecten niet altijd geresulteerd in de door de regio en ondernemers beoogde effecten. Daarom is het nu essentieel om de regiefunctie van de regio in de structuur van de werkplaats in te bedden. Daarnaast is het in Noordoost Fryslân een feit dat de agrarische sector een belangrijke economische drager is. Hier zal in de komende periode van de werkplaats meer de nadruk op gelegd worden en daarom heeft de regio de contacten met het AOC (VMBO en MBO) ook in het perspectief van de werkplaats aangehaald. 1.7 Innovatieve initiatieven worden opgepakt In de Werkplaats Feanwâlden –sinds 2008 (getrokken door 3 hogescholen)- worden vele projecten door studenten uitgevoerd. Deze sluiten niet altijd aan bij de vraag uit de regio. Vanuit de instellingen is eea aanbodgestuurd ipv vraaggericht. Genoemd is het bedrijf Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek BV. Zij hebben vele vragen op gebied RO en plattelandsontwikkeling, waar studenten aan gekoppeld kunnen worden.
2. Regionale Bestuurlijke Samenwerking 2.1 Er is een Gebiedsautoriteit NOFA (zie 1.1.). 2.2 Er is een initiatief om structurele afspraken voor een kennisarrangement te maken Er is een Werkplaats Feanwâlden in ontwikkeling. Onderdeel van het proces is de ontwikkeling van een kennisagenda (zie ook 5.1 en 8.1 -70 kEuro GKC-financiering voor een Verkenning en 60 kEuro van NOFA. Er wordt een KIGO 2010 opgesteld voor het financieren van de ontwikkeling van een Kennisagenda, een Werkplaats businessplan en het opstellen en formaliseren van een Regiocontract tussen de regio en een consortium van samenwerkende kennisinstellingen). Relatie NOFA <-> Provincie. Goede werkverhouding maar met spanning. Soms discussie bijv. over krimp. Gedeputeerde (Mevr. De Vries (Onderwijs)/Mevr. Konst (Plattelandsvernieuwing) zijn bekend met initiatieven voor 93
NOFA
een Werkplaats en één is uitgenodigd om zitting te nemen in een te vormen stuurgroep Werkplaats Daarnaast nemen in de stuurgroep deel: NOFA-vertegenwoordiger, voorzitter(s) college van hoge scholen, evt. LNV erbij. Half augustus 2009 komt gedeputeerde (Mevr. De Vries (Onderwijs) of Mevr. Konst (Plattelandsvernieuwing) op bezoek en staat samenwerking onderwijs/onderzoek en de Werkplaats weer op de agenda. 2.3 Er is een overlegstructuur voor periodieke afstemming Op dit moment is er nog geen structureel overleg tussen kennisinstellingen en NOFA. Overleg met kennisinstellingen vindt ad hoc plaats/via Werkplaats Veenwouden (zie 3.2). In de werkplaats zijn tot nu toe vragen van scholen uitgevoerd. 2.4 Er zijn afspraken over faciliteren intermediair of vrije actor Er is een NOFA-budget van 60 kEuro gereserveerd in 2010 voor de (door)ontwikkeling van de Werkplaats inclusief een Werkplaatsmanager.
3. Regionaal uitvoeringsorgaan 3.1Er is een programmabureau Ja, NOFA en tzt: Stuurgroep Werkplaats Feanwâlden in oprichting: NOFA-Regio- bestuurder Economie Provinciaal gedeputeerde Voorzitter CvB namens Colleges van Bestuur WO, HBO, MBO; groen en grijs onderwijs LNV Met Klankbordgroep: Klankbordgroep TCNN/Carthesius Prof. Dr. van de RUG LNV LTO NFW Provincie Economie-Welzijn, Plattelandsontwikkeling ONOF Kamer van Koophandel 3.2 Voertuig voor een kennisarrangement Ja, Werkplaats Feanwâlden in oprichting. 2007: medewerkers project Kenniscirculatie Friesland hebben samen met gemeente Duntamadiel een voorlopige structuur voor een kenniscentrum neergezet. Veel dynamiek, vele projecten uitgevoerd. Vanaf september 2008 heeft kenniscirculatie vervolg gekregen door enkele projecten door te zetten en het concept Werkplaats verder vorm te geven en uit te dragen naar regio NO Friesland om zo opschaling mogelijk te maken. 3 Hogescholen hebben hierin het initiatief. De gemeente en bedrijfsleven zijn wel betrokken, maar hebben geen regisserende rol in aansturing projecten. Nadeel: veel projecten op initiatief docenten en studenten opgestart (aanbodgestuurd) zonder koppeling aan regionale innovatiebehoefte en zonder dat ze gekoppeld waren aan doelen en uitvoeringsvoorwaarden vastgesteld door stakeholders. Uitgevoerde projecten hebben niet altijd geresulteerd in de door de regio en ondernemers beoogde effecten. 94
NOFA
Essentieel nu om regiefunctie van de regio in de structuur van de Werkplaats in te bedden (ervaringen vergelijkbaar met proces Veenkoloniën). Komende periode zal de nadruk van de Werkplaats meer liggen op de agrarische sector. Regio heeft daarom contacten met AOC (VMBO en MBO) in kader Werkplaats aangehaald. Aanvraag (aan Programma RT en GKC) voor (door)ontwikkeling Werkplaats Veenwouden wordt in juni/juli 2009 uitgezet.
3.3 Er is een zichtbare locatie voor een kennisarrangement Werkplaats Feanwâlden
4. Regionale gebiedsinnovatie-opgaven 4.1 Er is een gebiedsontwikkelingsplan waarin op samenhangende wijze meerdere aspecten van gebiedsinrichting en/of plattelandsontwikkeling aan de orde komen Er is een Agenda NOFA –geënt op de Regiovisie Noordoost-Fryslan ‘Sterk op eigen wijze’ en op Route Noordoost (zie 1.1). NOFA en Provincie Friesland hebben krachten gebundeld (Route Noordoost). Op basis van een aantal gezamenlijk gekozen hoofdthema’s worden afspraken gemaakt en acties ondernomen om de ontwikkeling van het NOFAgebied gestalte te geven. Zowel NOFA als de provincie houden hun eigen missie en visie voor ogen en integreren deze in een aantal gezamenlijke doelstellingen. Doelstellingen samenwerking: Integraal en uitvoeringsgericht beleid om de sociaal-economische vitaliteit en ruimtelijke kwaliteit van Noordoost Friesland te verbeteren. De bestuurskracht in Noordoost Friesland versterken. Een samenwerkingsvorm die een voorbeeld is voor anderen. Om deze doelstellingen te bewerkstelligen, is het beleid ingedeeld in thema’s. Thema’s bestrijken niet alle initiatieven van gemeenten en provincie, totale beleidsuitvoering is breder. De belangrijkste zijn hieronder genoemd. Naast provincie en NOFA-gemeenten zullen/kunnen ook partners als rijk, waterschappen, Staatsbosbeheer en ketenpartners betrokken worden. Thema’s: 1. Onderwijsoffensief Gemiddelde opleidingsniveau in NO-Friesland is laag. Hierdoor ontstaat een sociaal-economische wig met de rest van Friesland. Verbetering van aanbod, afstemming en ambitie. Hierdoor wordt het onderwijsniveau naar een hoger peil gebracht. Doel: Stijging ambitieniveau; Optimaliseren welbevinden van kinderen; Hoger niveau onderwijs (incl. voorschoolse periode, betere aansluiting op werk); Hoger percentage uitstroom mèt diploma; Vermindering voortijdige schoolverlaters; Voldoende aanbod goed geschoold personeel. Drie projecten in gang gezet: 1. Regionale samenwerking voortgezet onderwijs – ROC – bedrijfsleven 95
NOFA
2. Impuls kwaliteit basisonderwijs 3. Impuls kwaliteit voor- en vroegschoolse educatie (VVE) 2. Woonregio Vergrijzing is een probleem. Er is een toenemende vraag naar goedkopere woonlasten voor jongeren en de voorzieningsstructuur per dorp neemt af. De bundeling van gebieden als Kollum – Buitenpost en Damwoude – Dokkum bieden kansen. Doel: Ontwikkeling tot een aantrekkelijke woonregio; Interactieve beleidsvorming bij de ontwikkeling van projecten; Woonimpuls rond Kollum – Buitenpost en Damwoude – Dokkum; Zicht en verdieping op de woonwensen van de bewoners; Diversiteit aan woonmilieus; Gebiedsgericht woningbouwbeleid i.s.m. woningbouwcorporaties; Regionale afstemming tussen kwantiteit en kwaliteit van de woningbouw; Verbetering van de hoofdinfrastructuur; Negatieve trend qua bevolkingsontwikkeling is doorbroken. Vijf projecten in gang gezet: 1. Invulling van het stedelijk bundelingsgebied Dokkum 2. Ontwikkeling van de regionale centra Buitenpost en Kollum 3. Pilots landelijke wonen a. Regionaal woonbeleid 4. Monitoren van ontwikkelingen op het gebied van wonen 5. Invulling van woningbouw bij de overige dorpen en van kwaliteitsarrangementen in het landelijk gebied 3. Vitale dorpen Hoe vitaal zijn de dorpen in NO-Friesland? Hoe staat het met het vrijwilligerswerk, de zelfredzaamheid en verantwoordelijkheid van de inwoners? Is er aandacht voor cultuur en erfgoed? Allemaal vragen waarop in dit thema antwoord op wordt gezocht. Doel: 1. Optimaliseren van de leefbaarheid; 2. Succesvolle uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo); 3. Aantrekkelijke regio voor hoog opgeleid terugkeerders en nieuwe groepen inwoners; 4. Diversiteit aan woonmilieus; 5. Interactieve beleidsvorming bij de ontwikkeling van projecten; 6. Voorzieningen realiseren die aansluiten bij de natuurlijke, sociale en economische bewegingen. Zes projecten in gang gezet: 1. Wmo-loket 2. Vrijwilligerswerk 3. Slim openbaar vervoer 4. Geryflik wenjen 5. Dorps DNA 6. Wonen in combinatie met zorg en welzijn
96
NOFA
4. Sociaal economisch offensief en Werkgelegenheid In NO-Friesland zijn in Landbouw en Industrie naar verhouding meer mensen werkzaam dan in de rest van Nederland. Deze sectoren laten komende jaren krimp zien. De sectoren zakelijke dienstverlening en recreatie zijn ondervertegenwoordigd. Geen actie ondernemen betekent dat de wig steeds groter wordt. Doel: Werkgelegenheidsgroei in de sectoren: a. Zakelijke dienstverlening b. Recreatie en overige dienstverlening c. Gezondheids- en welzijnszorg. Behoud bestaande werkgelegenheid in de landbouw en industrie; Vergroten arbeidsparticipatie potentiële beroepbevolking; Ombuigen vertrekoverschot door bouw woningen voor nieuwe doelgroepen; Verhogen kwaliteit ondernemerschap in MKB; Verhogen innovatiekracht en gebruik ICT; Bevorderen afstemming onderwijs – MKB – dienstverlening; Verbetering bereikbaarheid (Centrale as, Skieding en Stroobossertrekweg). 12 projecten in gang gezet: 1. Werk – Wonen – Welzijn – Zorg en diensten 2. Stuwende economische activiteiten in een kenniseconomie 3. Parkmanagement en arrangementen a. Noardelike Fryske Wâlden 4. Pilot integrale gebiedsontwikkeling 5. Versterking beroep- en vakopleidingen 6. Proactieve werkgeversbenadering 7. Internationaal ondernemen en beroepsonderwijs 8. Digitale as en breedbandlab Oostergo 9. Makelen en schakelen 10. Financiering bedrijfsverplaatsingen binnen de regio 11. Aanleg Centrale As 12. Regiomarketing 5. Recreatie en toerisme Noordoost Friesland heeft toeristen veel te bieden, maar benut nog lang niet alle kansen. De fysieke infrastructuur heeft zijn impuls gehad. Het is nu de beurt aan de verblijfs- en horecamogelijkheden. Doel: Werkgelegenheidsgroei in deze sector; Vraag en aanbod vergroten en afstemmen; Ruimte bieden aan en inspelen op nieuwe marktontwikkelingen; Samenwerking tussen marktpartijen stimuleren; Recreatieve kwaliteitsverbetering bewerkstelligen; Naamsbekendheid van de regio vergroten.
97
NOFA
Acht projecten in gang gezet. 1. Vertalen Regiovisie in recreatieve visie 2. Gezamenlijk beleid verblijfsrecreatie 3. Beheer en onderhoud route netwerken 4. Analyse monitoring toerisme 5. Gecoördineerde aanpak marketing / prestatieafspraken met VVV 6. Digitaliseren toeristische informatie 7. Recreatieve infrastructuur 8. Bevorderen samenwerking culturele instellingen 6. Jeugd in Noordoost Friesland: hiervoor wordt een gezamenlijke pilot voor uitgewerkt. 4.2 Er is een projectplan Ja, zie 4.1 Agenda NOFA (incl. gebiedsprogramma): Deze Agenda is geënt op de Regiovisie Noordoost-Fryslan ‘Sterk op eigen wijze’ en op Route Noordoost van NOFA/Provincie Fryslan (set van afspraken tussen NOFA en provincie). Vier pijlers voor samenwerking met onderliggende thema’s: 1. Economie: Sociaal economische versterking - Versterking MKB door innovatie (structurele innovatie in regio door langdurige verbinding Ondernemers, Onderwijs, Onderzoek, Omgeving en Overheid tot stand te brengen) - Regiomarketing - Bevorderen ondernemersklimaat Agrarische sector/agribusiness - Bio-energie - Nieuwe agrarische drager; houtbouw - Duurzaamheid - Andere productiemethoden passend binnen de regio Toerisme en Recreatie - versterken toeristische verbindingen - samenwerken culturele instellingen 2. Sociaal: Leefbaarheid - versterken sociale samenhang en voorzieningenniveau Onderwijs - Jeugd - Kwaliteitsimpuls onderwijs - Klasseglas 3. Fysiek: Landschap - versterken Nationale Park, Nationale Landschappen, Cultureel Erfgoed, Ecologische Hoofdstructuur Wonen 98
NOFA
- Versterken woonkwaliteit Infrastructuur - vaarwegen - spoorverbinding - openbaar vervoer - centrale as 4. Kwaliteit van Bestuur: Samenwerken met partners Economie - programmatische samenwerking - Europese samenwerking Elk jaar wordt een nieuw werkplan gemaakt op basis van het gebiedsprogramma inclusief begroting. Werkplan 2010 Hoofdopgaven: 1. Vital Rural Area’s - Europees project rond financiële stromen en betere koppeling aan urgente opgaven in regio. Hoe krijg je iets op agenda tot het afgerond is en dan doorpakken. Hierbinnen 3 hoofdthema’s: - Hoe geef je locaal de gouden driehoek ondernemers, onderwijs en werkgelegenheid vorm. Werkplaats vervult rol hierin. - Op peil houden van zorg - Regiomarketing 2. Fysiek a. centrale as – ontsluiting Dokkum via Burgum naar Drachten; nrd/zd route. b. Woningbouw en krimp; woningcontingenten c. Verdubbeling van het spoor 3. Sociaal-economisch a. woon en werkgelegenheid, b. bijstandvraagstukken; c. werkplein uwv/beleid ten aanzien van jongeren. Agenda Vereniging Noardlike Fryske Wâlden NFW (Werkprogramma): De Vereniging beoogt: een daadwerkelijke versterking van de regionale economie. bescherming en verdere ontwikkeling van het cultuurhistorische landschap en daarin besloten natuurwaarden. een daadwerkelijke verbetering van de milieukwaliteit van het gebied. de ontwikkeling van een robuuste landbouw die zoveel mogelijk vervlochten is met de regionale economie en die herkenbare bijdragen levert aan landschap, natuur en milieu. Het werkprogramma is de praktische uitwerking van de intentieverklaring waarin 30 speerpunten zijn onderscheiden die vervolgens zijn verdeeld over 5 thema’s. De volgende thema’s zijn onderscheiden: - Natuur en landschap - Landbouw en milieu - Landbouw en water - Regionale economie - Gebiedssturing.
99
NOFA
5. (op weg naar een) Kennisagenda 5.1 Er is een kennisagenda/Er is een voornemen om te komen tot een kennisagenda Er is nog geen Kennisagenda. Het voornemen is er wel (zie o.a. 2.4. er is een Werkplaats in ontwikkeling. Met cofinanciering (ca 60 kEuro) van NOFA kan een kennisagenda worden ontwikkeld.) 5.2 Afspraken over wijze van agenderen van thema’s Er zijn wel plannen om inhoudelijk op meer structurele wijze aan kennisbenutting te werken. Men wil deel uitmaken van strategisch beleid instellingen (jarenlange commitment en continuïteit. Vier instellingen (scholen) hebben hierover een brief ontvangen (zie Bijlage 2)
6. Cofinanciering 6.1 Er is een substantiële geldstroom voor samenwerkingsactiviteiten beschikbaar die continuïteit over meer dan één jaar garandeert/afspraken over investering door elk van de betrokken instanties Europees Interreg-project Vital Rural Area (NOFA is leadpartner), richt zich op een sociaal-economische impuls voor plattelandsregio’s; totaal projectbudget 7,7 miljoen (verdeelsleutel meerdere Europese partners). Werkplaats aangevraagd 515.500,--; GKC-Verkenningengeld 70 kEuro per november 2009 beschikbaar gesteld aan AOC Friesland/AOC Terra voor een Werkplaats Noordoost Fryslan-Westerkwartier (verbinding twee regio’s). Er wordt een KIGO 2010 opgesteld voor het financieren van de ontwikkeling van een Kennisagenda, een Werkplaats businessplan, het opstellen en formaliseren van een Regiocontract tussen de regio en een consortium van samenwerkende kennisinstellingen, en eventueel voor de uitvoering van 1 of 2 learning-bydoing projecten gelieerd aan de te ontwikkelen kennisagenda). Gelden NOFA: op basis van aantal burgers per gemeente. 2010: 422.335,-Gelden provincie (route noordoost): nee
7. Meerdere regionale kennisinstellingen 7.1 Instituties hebben hun structuur aangepast om samenwerkingsactiviteiten tot vast onderdeel van het takenpakket te maken Nee, structuren sluiten nog niet op elkaar aan. Er is een KIGO 2009 project beschikt (penvoerder Van Hall Larenstein) om eea te adresseren. 7.2 Meerdere instellingen zijn betrokken AOC Friesland en AOC Terra zijn de leadpartners. Samenwerking met Van Hall Larenstein Leeuwarden/WUR, Stenden University, Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, AOC Friesland (MBO), ROC Friese Poort-ICT, Frieslandcollege (op ICT), daarnaast zijn er nog contacten met Rijksuniversiteit Groningen-Strijker/Mansholt leerstoel. Er ligt een sociaal-economische hoofdopgave in het gebied. Jan Douwe van der Ploeg (WUR) pakt economische kant minder op minder mee samengewerkt. 7.3 Er zijn meerdere onderwijsniveaus betrokken: lagere school, VMBO, MBO, HBO, Universiteit Kennisinstellingen van verschillende niveaus zijn betrokken (zie 7.2). Drie hogescholen trokken tot nu toe het hardst aan initiatieven/projecten (Werkplaats Feanwâlden). Contacten met lagere niveaus zijn aangehaald. 7.4 Relatie met onderzoek 100
NOFA
Wageningen UR en Rijksuniversiteit Groningen. 7.5 Uitwisseling met andere Regio’s Er is uitwisseling rond bepaalde thema’s en projecten met andere regio’s. Project Vital Rural Area geeft hier invulling aan (zie punt 4), maar ook samenwerking met Ferwerderadiel en West-Groningse gemeenten op activiteiten rond recreatie en toerisme. Tevens is het economisch masterplan (NOFA+Tytsjerksteradiel) en de NFW voorbeelden van grensoverschrijdende samenwerking.
8. Groene kennisinstelling als leadpartner 8.1 Er is in onderwijsland een voortrekker AOC Friesland en AOC Terra worden leadpartners van een te vormen consortium kennisinstellingen (aanvraagbrief dd 26 oktober 2009 door deze 2 instellingen aan GKC voor financiering -70 kEuro- van een Verkenning en ontwikkeling Werkplaats Noordoost Fryslan-Westerkwartier (2 regio’s). Per brief 2 november is het budget beschikbaar gesteld.).
9. Bereidheid tot actieve kenniscirculatie Kennis is belangrijk bij plattelandsontwikkeling. Onderlinge concurrentie helpt de regio niet vooruit, maar juist samen je schouders eronder zetten. Coöperatie voor gemeenschappelijke doelen. Er zijn verschillende voorbeelden te noemen waar nieuwe kennis omheen ontwikkeld kan worden zoals natuurlijke hulpbronnen biomassa benutbaar maken, heet water op 2 km diepte, netwerk lerende gebieden vormen. Zie ook punt 7.5
10. Ondersteuningsbehoefte 10.1 Ondersteuning in de regio Financiering o De structuur is te projectmatig o Niet duurzaam o Projectfinanciering is korte termijn. Na 2 jaar verandert beleid en thema’s en moet je voorstellen weer aanpassen. Er moet een cultuuromslag worden gemaakt, jeugd is verbonden aan lange termijn denken. Van aanbodgericht naar vraaggericht Aanbodsgerichtheid van de instellingen is een knelpunt. Onze regiovragen sluiten niet aan op het aanbod. Nu bedenken docenten afstudeeropdrachten ipv ondernemer. Met omdraaien vraaginrichting maak je een slag: student doet onderzoek wat er echt toe doet en ondernemer krijgt theoretische kennis. Per jaar 60000 HBO studenturen in NOFA besteedt. Als dat deel veel vraaggerichter zou kunnen worden ingevuld dan heeft dat voor de regio een ongelofelijk potentieel en waarde. Meer dan 100 projecten met miljoenen financiering maar geen synergie van geld- en kennisstromen. Genoemd is het bedrijf Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek bv. Deze hebben vele vragen op gebied RO en plattelandsontwikkeling, waar studenten aan gekoppeld kunnen worden. Structurele relatie met scholen (niet alleen op geld maar ook in overleg). NOFA wil een structurele samenwerking met de instellingen dus inclusief bestuurlijk commitment. Hoe komen we zelf in de scholen. Vragen van NOFA: hoe kom je binnen scholen in gesprek met mensen die er toe doen. Hoe krijg 101
NOFA
je Werkplaats voor langere termijn gefinancierd; een plek in de streek met meer uitstraling naar functie en omslag in het gebied. Vier scholen hebben van NOFA brief ontvangen. NOFA wil graag deel van strategisch beleid van instelling zijn, lange commitment en continuïteit. Aanvraag financiering voor Werkplaats Veenwouden wordt ingediend. Kennisagenda ondersteuning Er is behoefte aan ondersteuning bij opstellen kennisagenda in het proces van (door)ontwikkeling van de Werkplaats. 10.2 Ondersteuning op landelijk niveau Er is behoefte aan uitwisseling met andere regio’s. Binnen NOFA zijn al diverse samenwerkingsverbanden werkzaam. Samen de schouders eronder zetten, dan kom je vooruit. Binnen NOFA is de blik op breder. Er wordt al op diverse activiteiten samengewerkt met andere regio’s Een verdergaande samenwerking van NOFA met het Westerkwartier zou een logisch vervolg zijn. Op een eventuele bijeenkomst zouden de volgende thema’s belicht kunnen worden: 1. adresseer leerachterstand (voorschoolse educatie, later en voortgezet onderwijs en beroepsopleidingen; samenhangend patroon van weinig HBO-ers en cultuur van onderwijzer) 2. regionale transitie: biomassastromen, hoe kun je natuurlijke hulpbronnen weer tot natuurlijke hulpbronnen maken. 3. Netwerk lerende gebieden, bestaande dingen anders organiseren of nieuwe impulsen.
11. NME Sinds de 90’er jaren is er al samenwerking op gebied van NME-beleid in ‘De Klyster’ (www.klyster.nl). De Klyster is hét Natuur- en Milieu Educatie-Centrum (NME-Centrum) van Noordoost Friesland. Het centrum is een initiatief van de gemeenten Dongeradeel, Dantumadeel en Kollumerland c.a. met als doel de natuur- en milieueducatie in deze gemeenten te ondersteunen en stimuleren. Iedereen die met natuur en milieu aan de slag wil en ondersteuning of materiaal nodig heeft kan terecht bij De Klyster. Dit centrum valt niet onder NOFA. NMEcoördinator is Marjolein Staal.
12. Overig (reflectie; additionele info/punten of i.d.) Regio’s NOFA en Westerkwartier verbinden. Partijen zijn daar al mee bezig. Friesland: sterkere inbedding van besturen in de regiopraktijk, beter dan in Groningen. O&O-fonds van LNV gaat over verbinden ondernemers en onderwijs. Binnen regio niets over bekend. LNV moet meer aan bekendheid doen. Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3
Gebiedskaart NOFA NOFA brief aan vier kennisinstellingen Werkplaats Feanwâlden, aanvraag verkenningsbudget, 28-05-2009
102
NOFA
Bijlage 1 Gebiedskaart NOFA
103
NOFA
Bijlage 2 Brief aan Kennisinstellingen Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Postbus 1080, 8900 CB Leeuwarden, t.a.v. de heer W. Smink, voorzitter van het College van Bestuur Stenden Leeuwarden, Rengerslaan 8, 8917 DD Leeuwarden, t.a.v. de heer R. Veenstra MBA, voorzitter van het College van Bestuur Van Hall Larenstein, Postbus 1528, 8901 BV Leeuwarden, t.a.v. mevrouw Ellen Marks, voorzitter bestuur
Geachte heer/mevrouw Graag wil ik u informeren over de voortgang van de opzet van de werkplaats Veenwouden als vervolg op het kenniscentrum. Vorig jaar vond een symposium over de werkplaats Veenwouden plaats. Hier is geschetst hoe gewerkt wordt aan de doorstart van de werkplaats onder regie van de regio. In de gesprekken na afloop van deze bijeenkomst hebben we afgesproken begin dit jaar bij elkaar te komen om de verdere voortgang van de werkplaats te bespreken. Tot nu toe is daar nog geen gehoor aan gegeven en is de regio verder gegaan met de voorbereiding van de doorontwikkeling. De NOFA gemeenten hebben bij de provincie een subsidieverzoek ingediend voor de aanloopperiode (1,5 jaar) van de werkplaats. Vorige week heeft het gebiedskader, dat beslist over de subsidieaanvragen van Plattelânsprojecten, ingestemd met de subsidieaanvraag van de werkplaats. In dat licht gezien willen we u graag informeren en willen we op korte termijn een gesprek hebben over de opzet van de werkplaats. Hiertoe zult u binnenkort een uitnodiging ontvangen.
Vriendelijke groet
standaardondertekening
104
NOFA
Bijlage 3 De Werkplaats Feanwâlden - Intro In Feanwâlden wordt gewerkt aan de opzet van een werkplaats voor Noordoost Fryslân in navolging en in doorontwikkeling op een initiatief van de Veenkoloniën. In Noordoost Fryslân werken sinds 2002 vier gemeenten samen. In 2004 is deze samenwerking geformaliseerd in de gemeenschappelijke regeling NOFA (NoordOost Friese Aanpak). De vier gemeenten werken samen aan gemeenschappelijke doelstellingen die zijn vastgelegd in de regiovisie. Deze visie is gericht op de sociaal economische ontwikkeling van Noordoost Fryslân. Als uitwerking hiervan worden werkplannen met diverse projecten uitgevoerd. Vanuit visie en ambitie is NOFA ook leadpartner van een Europees project (Vital Rural Area) en stimulator van initiatieven voor innovatie en samenwerking tussen onderwijs (hogescholen en groen onderwijs), overheidsinstanties en ondernemers. In dit kader is NOFA in 2008 ingesprongen op de mogelijkheid die Kenniscirculatie bood om de basis voor een werkplaats te leggen. Na een opstartperiode van de werkplaats Feanwâlden in 2008, is het nu tijd om de werkplaats solide en goed gefundeerd naar een hoger niveau te tillen, lerend van de ervaringen uit de opstartperiode. In deze opstartperiode, waar aanvankelijk de Hogescholen leidend waren, hebben de gemeenten geleerd dat het van fundamenteel belang is dat de regio de regie heeft en houdt in de opzet en sturing van de werkplaats. Deze ervaringen komen overeen met die van de Veenkoloniën. In deze notitie is beschreven hoe de regio de werkplaats Feanwâlden op willen zetten, in samenwerking met Hogescholen en het AOC, in het kader van Regionale Transitie. Onderdeel van de opzet en van deze notitie is het verzoek van het AOC tot verstrekking van een verkenningsbudget van het ministerie van LNV. - Opstartperiode Eind 2007 werd gemeente Dantumadiel benaderd door medewerkers van het project Kenniscirculatie Friesland om tot een gemeenschappelijk kenniscentrum te komen. In een half jaar is hier een voorlopige structuur neergezet en is er een enorme dynamiek ontstaan en zijn veel projecten uitgevoerd. Deze zijn in juni 2008 gepresenteerd. In Dantumadiel was in een half jaar een kenniscentrum neergezet, iets wat in verscheidene jaren daarvoor in andere delen van de provincie niet van de grond kwam. Vanaf september 2008 heeft kenniscirculatie een vervolg gekregen om enkele projecten door te zetten en het concept van de werkplaats verder vorm te geven en uit te dragen naar de regio (Noordoost Friesland) om zo opschaling mogelijk te maken. In de opstartperiode hadden de Hogescholen het initiatief. Gemeente en bedrijfsleven waren wel betrokken, maar hadden geen regiserende rol in de aansturing van projecten. Resultaat was dat veel projecten opgestart werden op initiatief van docenten en studenten, zonder dat de koppeling met de agenda van de regio goed verankerd en zonder dat doelen en uitvoeringsvoorwaarden door stakeholders vastgelegd waren. Hierdoor hebben enkele uitgevoerde projecten niet altijd geresulteerd in de door de regio en ondernemers beoogde effecten. Daarom is het nu essentieel om de regiefunctie van de regio in de structuur van de werkplaats in te bedden. Daarnaast is het in Noordoost Fryslân een feit dat de agrarische sector een belangrijke economische drager is. Hier zal in de komende periode van de werkplaats meer de nadruk op gelegd worden en daarom heeft de regio de contacten met het AOC (VMBO en MBO) ook in het perspectief van de werkplaats aangehaald. 105
NOFA
- Doel De werkplaats te Feanwâlden is een plaats waar Ondernemers, Overheid, Onderwijs, Onderzoeksinstellingen en Organisaties binnen de regio samenkomen om gezamenlijk en integraal te werken aan de opgaven waar de regio Noordoost Fryslân voor staat op sociaal economisch gebied; een vitaal Noordoost Fryslân. De werkplaats fungeert als ontmoetingsplaats, innovatieplek, onderzoekscentrum, werkatelier en kennisnetwerk voor studenten, docenten, kennisinstellingen, experts, ambtenaren, ondernemers, burgers en andere belanghebbenden die van elkaar willen leren en die zich willen inzetten voor de vraagstukken en uitdagingen van het platteland. Kernpunt hierbij is dat partijen vanuit hun discipline kennis inbrengen en met elkaar leren willen nieuwe oplossingen te ontwikkelen; zo is er sprake van kenniscreatie. De samenwerking van Onderwijs, Overheid en Ondernemers, leidend tot een interactief proces van kenniscreatie en innovatie wordt ook wel de gouden driehoek genoemd. De werkplaats zal zich continu ontwikkelen, door voortdurend leren, bijstellen en inspelen op nieuwe ontwikkelingen. Met de deelname van de kennisinstellingen (Hogescholen + MBO + WO; groen en grijs en VMBO groen) betekent dit dat duizenden studenten en honderden docenten dynamiek brengen in noordoost Fryslân. Doel van de werkplaats is een match te maken tussen de vraagkant van overheid, ondernemers en organisaties in de regio en de kenniskant van het onderwijs om samen invulling te geven aan de agenda voor de regio: de sociaal economische ontwikkeling van ons platteland. Beoogde resultaten: Innovatie bedrijfsleven NO-Fryslân o De werkplaats heeft, door koppeling van kennisinstellingen en WO met bedrijven, tot diverse individuele adviezen bij bedrijven geleid, op basis waarvan innovaties zijn doorgevoerd; o Er zijn o.a. door HBO stages diverse brancheprojecten uitgevoerd die branches als geheel vooruit hebben geholpen; o Bedrijfsleven kan door gestructureerde aanpak (werkplaats) komen tot heldere vraagformulering in maatschappelijke context o Bedrijfsleven weet goed te profiteren van de samenwerking met overheid en onderwijs en geeft invulling aan maatschappelijke verantwoordelijkheid; Overheid profileert zich in nieuwe regierol en geeft invulling aan onderwijsoffensief: o Overheid geeft flexibele invulling en vormgeving aan regionale regierol met ruimte voor eigen verantwoordelijkheid van partners en eigen invulling door partners; o Gouden driehoek: o door MBO-stages en –afstudeeropdrachten hebben MKB en MBO-leerlingen en onderwijsinstellingen met elkaar kennisgemaakt. o de actiepunten voortvloeiend uit de regionale conferentie met Doekle Terpstra zijn uitgevoerd. o De werkplaats is een aanjager van initiatieven voor betere afstemming tussen MBO en MKB. Deze heeft diverse projecten in gang gezet die hebben geleid tot een breder en beter geëquipeerd potentieel aan arbeidskrachten en een beter op de praktijk afgestemd MBO.
106
NOFA
Onderwijs en onderzoeksinstellingen bieden geconcretiseerde vraaggerichte inzet van kennis, onderzoek en kennisontwikkeling ten dienste van de noordoost Friese maatschappij. - Organisatie De werkplaats is een zelfstandige regionale entiteit, aangestuurd door een stuurgroep. Hierin hebben de participerende en financierende instanties zitting. Stakeholders van binnen en buiten de regio vormen een klankbordgroep. Een projectgroep, bestaande uit twee vertegenwoordigers van de regio en een projectleider vormen de koppeling naar operationalisering. De twee vertegenwoordigers van de regio bewaken het leidend principe van de agenda voor de regio. In de werkplaats worden vanuit een projectstructuur projecten gedraaid. De projecten maken onderdeel uit van thema’s uit de agenda van de regio. Dit betreft projecten die passen binnen het concept van de werkplaats, dus projecten waar overheid, ondernemers en hoger onderwijs allen een rol en een belang hebben. Een aantal lopende projecten kan in de werkplaatsstructuur ondergebracht worden. In de schets is de organisatie van de werkplaats schematisch weergegeven.
107
NOFA
Stuurgroep - NOFA-Regio- bestuurder Economie - Provinciaal gedeputeerde - Voorzitter CvB namens Colleges van Bestuur WO, HBO, MBO; groen en grijs onderwijs Klankbordgroep - TCNN/Carthesius - Prof. Dr. van de RUG - LNV - LTO - NFW - Provincie EconomieWelzijn, Plattelandsontwikkeling - ONOF Kamer van Koophandel
Projectgro ep met projectleid
Thema1
Project
Thema 4
Thema 2
Project
Project
Thema 3
Project
Project
Project
Figuur 1; organisatieschets De Werkplaats Feanwâlden
Binnen bovengeschetste structuur is ruimte voor partijen om samen invulling te geven aan genoemde doelen en ruimte voor doorontwikkeling van het concept van de werkplaats. Wel committeren genoemde partijen zich aan verantwoordelijkheden en verplichtingen die met aan deelname verbonden. De projectleider ziet toe op naleving hiervan en zal waar nodig betrokkenen hierop aanspreken. In een convenant zullen de verantwoordelijkheden en verplichtingen uitgewerkt worden. - Agenda van de regio; Prioritaire projecten De werkplaats geeft uitvoering aan de agenda voor de regio. Deze is gebaseerd op de regiovisie, de door het Algemeen Bestuur NOFA vastgestelde doelstellingen, Route Noordoost; set van afspraken met de provincie en doelstellingen die ten grondslag liggen aan de intentieverklaring van de Noardlike Fryske Wâlden. Bovendien is de verwachting dat het economisch masterplan een verdieping van de visie zal opleveren die input voor de agenda 108
NOFA
kan bieden. De visie vindt zijn uitwerking in prioritaire projecten die innoveren en/of verbinden en samen het gebiedsprogramma vormen. In het innoveren en verbinden ligt de toegevoegde waarde van het gebiedsprogramma. De agenda is opgebouwd uit vier pijlers, Economie, Sociaal, Fysiek en Kwaliteit van Bestuur. Per pijler is een aantal thema’s te onderscheiden: Economie: - Sociaal economische versterking - Agrarische sector/agribusiness - Toerisme en Recreatie Sociaal: - Leefbaarheid - Onderwijs Fysiek: - Landschap - Wonen - Infrastructuur Kwaliteit van Bestuur: - Samenwerken met partners Elk van de thema’s is weer uitgewerkt in een aantal projectkaders. Hierbij wordt bijvoorbeeld gedacht aan: - projecten “hout”in het kader van de NFW (Noardlike Fryske Wâlden) op het gebied van PMC’s (Product-Markt-Combinaties (project1: pilot De Mieden (verwerking hout), project2: het bundelen van houtstromen) - Projecten op het gebied van ecologisch-economisch onderzoek in relatie tot centrale as en buitengebied, in samenwerking met bureau Altenburg Wijmenga - Projecten op het gebied van shared space in relatie tot “kansen in kernen” - Projecten in het kader van het Onderwijs Netwerk Ondernemen waar AOC en regio al samenwerken aan de voorbereiding.
109
NOFA
Op bijgevoegde schets is dit gevisualiseerd.
Figuur 2; Programma NOFA en thema’s
Als bijlage 1 is het gebiedsprogramma bijgevoegd. - Financiering en begroting De financiering van de werkplaats wordt in een aanloopfase en een structurele fase opgesplitst: Voor de aanloopfase is onderstaande begroting opgesteld. De gemeente Dantumadiel, de hogescholen en de provincie investeren in de opzet van de werkplaats om doelstellingen voor een sociaaleconomische verbeterslag voor noordoost Fryslân te kunnen realiseren In de structurele fase kan gewerkt worden met een “solidariteitsformule projecten” naar het voorbeeld van de werkplaats in de Veenkoloniën. Hier wordt een agenda opgesteld voor het gebied, waarbij in de uitwerking van de projecten in de financiering een basisbijdrage als co-financiering wordt meegenomen. Om in de structurele fase goed te kunnen draaien is het van belang dat in de aanloopfase de organisatie gegarandeerd staat en dat belanghebbende partners voor hun bijdrage staan. 110
NOFA
- Verbinding met lopende projecten en programma’s; Vital Rural Area, Hotspot Livability In de werkplaats worden vanuit de geschetste structuur prioritaire projecten gedraaid. Dit betreft projecten die passen binnen het concept van de werkplaats, dus projecten waar overheid, ondernemers en onderwijs allen een rol en een belang hebben. Een aantal lopende projecten kan in de werkplaatsstructuur ondergebracht worden. Noordoost Fryslan (NOFA) is leadpartner van het Interreg IV-B project Vital Rural Area. Dit project kent elf partners als Norfolk (GB), Provincie Fryslân NL), Provincie West Vlaanderen en Streekplatform+ Meetjesland (B) uit zes Noordzeelanden. Het project heeft de sociaal economische versterking van plattelandsgebieden tot doel. In het project wordt gewerkt met drie nauw verbonden werkpakketten: Empowerment of SMEs”, “Branding of the region” en “Quality of life and services”. Ook pilots van het Europese project Vital Rural Area zullen via het werkplaats concept gerealiseerd worden. Dit betreft bijvoorbeeld: - dorpshuis nieuwe stijl; - projecten op het gebied van economie en innovatie. Hiernaast zijn er ontwikkelingen op het gebied van de hotspot Livability. Hotspots zijn een initiatief van provincie, gemeente Leeuwarden en Hogescholen, waarvan de praktische uitwerking in Noordoost Friesland gedacht is. Vanuit de NHL wordt de hotspot Livability geïnitieerd. Dit is een thematisch ontwikkelprogramma in het kader van samenwerkende onderwijsinstellingen, onderdeel uitmakend van het project Kennisinfrastructuur Fryslân 2015. Doel is versterking van de economische positie door een krachtige kennisinfrastructuur door samenwerking van onderwijs-, onderzoeks- en innovatievoorzieningen. Verdere doelstelling is dat Fryslân in 2015 topspeler is op het gebied water, toerisme en hospitality en een nationaal onderscheidende bijdrage levert aan ‘Groene life sciences’, ‘Livability’ en ‘Duurzaamheid’, om de economische ambities van Fryslân te verwezenlijken. Een hotspot is een geografisch aanwijsbare plaats waar een economisch systeem van importantie floreert, waar bedrijvigheid aangetrokken wordt en kennis en banen gegenereerd worden. Hotspot regio’s zijn proefvelden vol met demonstratieplekken. Onderscheidende kenmerken van een hotspot zijn: - Massa - Samenhang en focus - Gestructureerde en structurele samenwerking - Nationale en internationale profilering Bij een hotspot moeten onderwijs en kennisinstellingen goed en passend zijn aangesloten. Kennis wordt ontwikkeld en toegepast en vertaald naar de praktijk door opleiding en training. NOFA is bereid de hotspot Livability vanuit het werkplaats idee, eventueel in coöperatie met de gemeente Leeuwarden, concreet en praktisch vorm en inhoud te geven. Toekenning van deze hotspot biedt extra kracht en impuls aan de werkplaats en sluit qua doelstelling van samenwerking tussen overheid, kennisinstellingen en bedrijfsleven naadloos aan. Voor verdere ontwikkeling van de werkplaats te Feanwâlden is de hotspot geen noodzakelijke randvoorwaarde maar wel een kans! - Voorstel Voorstel is een verkenningsbudget toe te kennen ten behoeve van de opbouw en structurering van de werkplaats Feanwâlden. 111
NOFA
10. Regio Noord-Holland Noord Interview Gesprek met: Frank Bonsel- Wethouder Langedijk Linda Meerbeek- Ambtelijk ondersteuner gemeente Langedijk, Coördinator Dorpsgericht Samenwerken. (Verzorgt vanuit de gemeente de contacten met de provincie en educatieve instellingen in het werkplaatsmodel). Marien Verwoerd- Provincie Noord Holland, sectormanager van de sector jeugd, zorg en welzijn. (Dhr. Verwoerd is hoofd van de afdeling waar Mira Heesakkers en Ditte van Wijngaarden werken –Mira heeft in 2007 initiatief genomen tot de werkplaats Sint Pancras waar een koppeling plaatsvindt tussen onderwijs/onderzoek en leefbaarheidsvraagstukken. Marien Verwoerd is zelf nog niet op de hoogte van de Werkplaats + methodiek). Mira Heesakkers- Provincie Noord Holland (zie hierboven. Door ziekte verhinderd, heeft het verslag wel aangevuld). Ditte van Wijngaarden- Provincie Noord Holland, medewerker sector jeugd, zorg en welzijn. (Betrokken bij het project Sint Pancras) Peter Graven- Provincie Noord Holland, senior beleidsadviseur Landbouw binnen de sector landbouw, economie en toerisme. (Betrokken bij Agriboard) Door: Lineke Rippen/GKC-Programma Regionale Transitie en Meike Sauter/Werkplaatscoördinator Wageningen Universiteit Datum en lokatie: 20-08-2009; Provinciehuis Haarlem
Achtergrondinformatie Oppervlakte: Noord-Holland-Noord beslaat ongeveer 2150 km2 (2009) Gemeenten/provincies Regio Noord-Holland Noord beslaat: Kop van NH, West-Friesland en regio Noord-Kennemerland. Kop van Noord-Holland: Den Helder, Zijpe, Wieringen, Wieringermeer, Texel en Anna Paulowna. West Friesland: Andijk, Drechterland, Enkhuizen, Harenkarspel, Hoorn, Koggenland, Langedijk, Medemblik, Niedorp, Opmeer, Schagen, Stede Broec, Wervershoof. Noord-Kennemerland: Alkmaar, Bergen, Castricum, Graft- De Rijp, Heerhugowaard, Heiloo, Schermer. Inwoners: Ruim 600.000 inwoners (2009) Sociaal/economisch: Noord-Holland-Noord heeft een sterk landelijk karakter, 70% van de ruimte wordt in beslag genomen door landbouw. Non-profit diensten zijn in Noord-Holland-Noord sterk vertegenwoordigd maar de zakelijke dienstverlening is er juist ondervertegenwoordigd. De regio biedt onvoldoende werkgelegenheid voor de regionale 112
NHN
beroepsbevolking. Deze is voor een belangrijk deel aangewezen op werk buiten de eigen regio. De provincie Noord-Holland wil werken aan een stabiele gevarieerde economie, die op eigen kracht in de eigen behoefte kan voorzien. De economische groei zal voor het grootste deel uit eigen gebied moeten komen. De centrale opgave voor Noord-Holland Noord is dan ook: economische groei van binnenuit. Noord-Holland-Noord kent een aantal sterke clusters waarvan de Agribusiness er één is. Door de groei van sterke clusters te faciliteren zal de werkgelegenheid stijgen en kunnen meer mensen die in Noord-Holland-Noord wonen er ook werken. (Voor meer informatie zie economisch agenda 2008-2011 en agenda Landbouw & Visserij 2008-2011 voor de Provincie Noord-Holland) Landschap: Door de nabijheid van Noordzee en IJsselmeer kent Noord-Holland een grote afwisseling in landschapstypen; de kustzone, de droogmakerijen en uitgestrekte veenweidegebieden met het vele water. Noord-Holland-Noord wordt gekenmerkt door een open, weids landschap met een regelmatige verkaveling, te herkennen aan blokpercelen en lange rechte wegen en sloten.
1
Wat vooraf ging / dynamiek
1.1 Er is een gangmaker of voortrekker Er bestaat vanuit de provincie Noord-Holland interesse voor het opzetten van een Werkplaats. Deze is echter nog niet meerjarig operationeel. Mira Heesakkers is provinciaal voortrekker. In Noord-Holland(-Noord) zijn veel ontwikkelingen gaande en er zijn diverse kennisvraagbehoeften, bijvoorbeeld gekoppeld aan A. + B. hieronder. Wat vooraf ging A.In 2007 heeft Mira Heesakkers van de provincie Noord-Holland contact gelegd met het programma Regionale Transitie. Zij gaf aan een Werkplaats te willen starten in de regio Noord-Holland-Noord. De aanleiding van haar vraag waren leefomgevingvraagstukken binnen de gemeente Langedijk waarbij zij graag docenten en studenten wilde inzetten. B.Naast de ontwikkelingen binnen de gemeente Langedijk loopt er ook een proces rond Agriboard. Op 6 februari 2009 werd een intentieverklaring ondertekend, het Agripact. Eén van speerpunten van de Agriboard is het onderwerp Scholing en Arbeid. Daarbij wordt ook een koppeling gemaakt met innovatie en kennis. Het proces Ad A. Werkplaats Sint Pancras Sinds twee jaar (2007) bestaat er een contract tussen de provincie Noord-Holland, de WUR, VHL, Clusius en de gemeente Langedijk. Aanleiding voor het contract waren ontwikkelingen in Sint Pancras, een dorp binnen de gemeente Langedijk. Het opgestelde contract is echter niet geformaliseerd in trajecten. Wel is er vorig jaar (2008) een plan van aanpak opgesteld met een bijbehorende fasering. De gemeente Langedijk heeft 26.000 inwoners, bevat 6 dorpen en vier dorpskernen. Sint Pancras is één van de dorpen met dorpskern. In Sint Pancras is recent een nieuwe wijk gebouwd, Twuijvehoek. Niet alleen binnen de gemeentegrens wordt op dit moment veel nieuwbouw gebouwd, ook naastliggende gemeenten (Alkmaar en Heerhugowaard) breiden sterk uit. De uitbreiding van Alkmaar (wijken De Nollen en Vronermeer) raakt binnenkort de grenzen van Sint Pancras. Hoe moet er met deze ontwikkeling om gegaan worden? Daarnaast bestaan er in Sint Pancras veel leefomgevingvraagstukken. Hoe kan er bijvoorbeeld gezorgd worden dat het voorzieningenniveau op peil blijft, of verbeterd wordt? De kracht van kleine dorpen is dat je er prettig leeft. 113
NHN
Mensen moeten elkaar kunnen blijven ontmoeten. Waar in Sint Pancras nu naar gezocht wordt is een combinatie van sociale woonzorg, maatschappelijke infrastructuur, groene infrastructuur in de dorpskern en recreatie dicht bij huis. Samen met studenten en docenten van verschillende kennisinstellingen wordt naar deze vraagstukken gekeken. Linda Meerbeek van de gemeente Langedijk ziet het zo dat Pancras een voorbeeldcasus kan zijn om te kijken hoe je binnen een bestaande dorpskern kan komen tot oplossingen voor leefbaarheidvraagstukken. Als de werkwijze zoals deze nu wordt gehanteerd een juiste blijkt te zijn, kan deze ook gebruikt gaan worden voor andere kleine kernen met leefbaarheidvraagstukken. De opgedane ervaringen hebben inmiddels geleid tot de wens om een en ander op te schalen en het Werkplaatsconcept te verbinden aan de bestuurlijke vernieuwingsvraagstukken van Noord-Holland-Noord. Ad B. Agriboard In de regio Noord-Holland-Noord hebben bedrijfsleven (land- en tuinbouw en MKB), lokale overheid (8 gemeenten en provincie) en de kennisinstellingen de krachten gebundeld. De regio is ambitieus en ontwikkelt zich snel. De regio huisvest inmiddels 25% van de glastuinbouw. Op 6 februari 2009 heeft de Tweede Kamercommissie LNV een bezoek gebracht aan Noord-Holland en in het noordelijke gedeelte van de provincie zijn daarbij het glastuinbouwgebied Agriport A7, een aantal zaadveredelingsbedrijven in Enkhuizen en de proeftuin Zwaagdijk met de Kassenklas bezocht. Tijdens dit bezoek is door het bedrijfsleven, overheid, onderwijs, onderzoek, onderwijsinstellingen, KvK en Ontwikkelingsbedrijf Noord-Holland Noord het Agripact Noord-Holland-Noord ondertekend (voor het Agripact, zie bijlage 3). De partijen hebben middels dit document afspraken gemaakt om op korte termijn te komen tot een krachtige en gemandateerde innovatieve overlegstructuur met als primaire opdracht het ontwikkelen van een gemeenschappelijke visie, positionering van en een strategie en uitvoeringsplan voor de Agribusiness in Noord-Holland-Noord. De overlegstructuur is inmiddels werkzaam onder de naam Agriboard Noord-Holland-Noord. De Agriboard bestaat uit: Vertegenwoordigers van het (agrarische) bedrijfsleven (Glastuinbouw, Transport en Logistiek, Verwerking, Uitgangsmateriaal, Dienstverlening, Dierhouderij, Akkerbouw, Aquacultuur) Overheden (provincie Noord-Holland) Non-profitorganisaties (LTO-Noord, KAVB, Kamer van Koophandel) Onderwijs en onderzoek (Clusius en Wageningen UR) De samenstelling van de Agriboard: 1.Provincie Noord-Holland : gedeputeerde J. Bond, voorzitter 2.LTO- Noord : S. Ruiter 3.KAVB : J. van Aartrijk 4.Glastuinbouw : J. Borst 5.Transport en Logistiek : J. Kranenburg 6.Verwerking : H. Boshuizen 7.Uitgangsmateriaal : J.W. Breukink 8.Universitair onderwijs : Rvb-vice vztr M. Kropff 9.Vmbo/HBO-onderwijs : Cvb-vztr R. van Tilburg 10.Kamer van Koophandel : T. Pennink 11.Dienstverlening : E. Lücke 12.Dierhouderij : S.J. Schenk (o.v.b.) 13.Akkerbouw : G. de Geus 14.Aquacultuur : M. Scholten 114
NHN
De Agriboard zal zich inspannen om de diverse sectoren in zowel de horizontale als verticale keten te verbinden en te verbeteren. Hierbij is niet alleen de overheid financier maar zullen diverse geldbronnen (o.a. EFRO-middelen) worden benut. Speerpunten zijn: agrocommunitty, veredeling en (agro)logistiek, scholing en arbeid (House of Innovation) en ketenomkering met ondernemersgroepen. Naast een visie en strategiedocument is er ook een agenda m.b.t. kennis, scholing en arbeid (zie bijlage 4). Proeftuin Zwaagdijk en kassenklas hebben een plaats gekregen in deze strategie. Ook duurzaamheid, visserij, aquacultuur en water zullen een plaats op deze regioagenda krijgen. Aanvullend kan gedacht worden aan o.a. plattelandsontwikkeling (aanzetten vanuit Wageningen universiteit en INHolland) en educatie (NME) waarbij ook een koppeling wordt gemaakt met andere sectoren dan de landbouw.
1.2
Er is een intermediair actief die ontwikkelingen in een bepaalde richting op gang brengt
Mira Heesakkers van de provincie Noord-Holland brengt verschillende partijen in de regio Noord-Holland-Noord bij elkaar. Vanuit Agriboard is onder andere Peter Graven van de provincie Noord-Holland bezig met de uitvoering/ontwikkeling van de kennisinfrastructuur.
1.3
Activiteiten betreffen meer dan één thema
Op basis van het gehouden regiogesprek komen de volgende thema’s naar voren: Agribusiness Structuur en innovatie Dorpsvernieuwing Leefomgeving Leefbaarheid Infrastructuur Wonen, provinciale woonvisie en regionale woonvisies Identiteit kustplaatsen (Petten oa). Realisatie ecologische hoofdstructuur Zorg voor doelgroepen Toeristische projecten/doelen voor de regio Klimaat/duurzame energie Het krimp vraagstuk Regio’s verbinden Verbinden natuurwaarden met groene ruimte in de kern Verbinding recreatie bij de woonomgeving 1.4
Er is betrokkenheid van maatschappelijke organisatie
Bij de pilot Sint Pancras is de adviesorganisatie voor sociaal beleid, PRIMO-NH, betrokken. Daarnaast wordt er binnen het project Sint Pancras nog samengewerkt met Woningcorporatie Goed Wonen, Magenta Zorg, Historische verenigingen, Natuurmuseum Westflinge, drie scholen, kinderopvang en Welzijnsorganisaties. 115
NHN
Bij de Agriboard zijn verschillende organisaties betrokken. De belangrijkste zijn de Kamer van Koophandel en het ontwikkelingsbedrijf NHN. Daarnaast zijn ook niet provinciale organisaties als Transforum en Innovatienetwerk Agro in beeld.
1.5
Er is betrokkenheid van ondernemers
Sint Pancras: Mogelijk de lokale fysiotherapiepraktijk. Ondernemers worden verder betrokken via het participatiebeleid van de gemeente.
Bij de Agriboard zijn veel ondernemers betrokken. Onder andere uit de zaadindustrie, bollensector, fruitsector, glastuinbouw, pootaardappelen etc..
1.6
Er wordt over de kenniscomponent gecommuniceerd
Over de pilot Sint Pancras wordt gecommuniceerd via onder andere de kennisinstellingen. Ook wordt bekendheid gegeven aan activiteiten via werkconferenties. Eens in het half jaar wordt er door de gemeente Langedijk een werkconferentie georganiseerd. Voor deze conferenties worden betrokkenen vanuit de provincie, de kennisinstellingen, ambtelijke organisaties en bestuurders uitgenodigd. Ook primo-NH als steunfunctie wordt uitgenodigd. Tijdens deze bijeenkomsten wordt geprobeerd het project weer verder te brengen. Tot nu toe zijn twee werkconferenties georganiseerd. Eén in september 2008 en één in juni 2009. Voor het overige wordt gecommuniceerd via mail en teambesprekingen intern.
Eén van de aanleidingen om de Agriboard op te richten was om Noord-Holland-Noord beter op de kaart te zetten, er meer bekendheid aan te geven. Dit lijkt te werken. De regio mag zich in politieke belangstelling verheugen mede n.a.v. een recent werkbezoek van een aantal Kamerleden, de DG Landbouw en de betrokkenheid van een tweede kamerlid. Een tweede kamer commissie LNV bezocht de regio in februari 2009. De Agriboard zelf lijkt ook steeds meer bekendheid te krijgen. Dit is af te leiden aan het aantal keer dat zij benaderd worden met de vraag, “we hebben een goede vraag kun je ons helpen”. Ook bestaat er interesse bij partijen om zich aan te sluiten bij thema’s en de nu benoemde zogenaamde quick wins. Dit omvat dan ook meteen de tweede aanleiding voor de Agriboard: verbinden en verbeteren. Vanuit de mentaliteit aanpakken en dan pas gaan rondkijken gebeurd er al heel veel maar vaak langs elkaar heen.
1.7
Innovatieve inatiatieven worden opgepakt
Linda Meerbeek van de gemeente Langedijk geeft aan dat ze nog niet eerder zo’n grootschalig, breed project is tegengekomen op het gebied van leefbaarheidvraagstukken in een dorpskern, waarbij studenten/docenten/onderzoekers zich over de problematiek buigen. Agriboard wordt gezien als een vernieuwing in de Agribusiness. Het is een structuur waarin overheden, onderzoek, voorlichting, bedrijven, de branche organisatie en de KvK samenwerken. Dit is vrij vernieuwend in Nederland. Veel partijen/andere regio’s willen de werkwijze kopiëren. 116
NHN
2.
Regionale bestuurlijke samenwerking
2.1
Er is een gebiedsautoriteit
De provincie Noord Holland kan gezien worden als gebiedsautoriteit. Binnen de provincie Noord-Holland wil men in de toekomst de Academie-NHN opzetten. Hoe deze Academie vorm gegeven gaat worden is nog niet helemaal duidelijk, de ideeën staan nog in de kinderschoenen. Mira Heesakkers is bezig om hiervoor in de regio lijnen uit te zetten en gesprekken aan te gaan.
Binnen de gemeentes van Noord-Holland-Noord bestaat het samenwerkingsverband: NoordWest8. NoordWest8 is een vereniging, opgericht door een aantal organisaties in Noord-Holland-Noord. Het samenwerkingsverband is opgericht per 1 januari 2005. Leden zijn gemeenten uit Noord-Holland-Noord, de Kamer van Koophandel en LTONoord. NoordWest8 kan gezien worden als een regionaal stedelijke netwerk in Noordwest Holland. De missie van NoordWest8 is: het realiseren van een complete leefomgeving in Noordwest Holland, waarin een goede balans bestaat tussen wonen, werken, vervoeren en recreëren. Volgens Mira Heesakkers is NW8 één van de partijen die in de toekomst bij een Academie-NHN betrokken zou moeten worden. NW8 is ook vertegenwoordigd in de Agriboard via het thema Agribusiness.
2.2
Er is een initiatief om structurele afspraken voor een kennisarrangement te maken
Ja, zie 1.1. en 2.1. Zowel bij Provincie Noord-Holland als bij de Agriboard bestaan initiatieven om te komen tot samenwerking op verschillende thema’s binnen de regio.
2.3
Er is een overlegstructuur voor periodieke afstemming
Zie 1.6. voor de casus Sint Pancras. Ook kan genoemd worden dat er elke maand vergaderd wordt met alle betrokken partijen binnen de casus Sint Pancras: WUR, INHolland, Gemeente Langedijk, Provincie Noord-Holland en Primo-NH.
2.4
Er zijn afspraken over het faciliteren van een intermediair of vrije actor
Deze zijn er nog niet.
3.
Regionaal uitvoeringsorgaan
3.1
Er is een programmabureau (uitvoeringsorgaan van een bestuurlijk gebiedsprogramma)
Agriboard kan gezien worden als een uitvoeringsorgaan dat verantwoordelijk is voor innovatieve ontwikkelingen op het gebied van Agribusiness. Agriboard is ontstaan op verzoek van onder andere ondernemers en de Provincie Noord-Holland. De agenda van de Agriboard zou een eerste Stepping Stone kunnen zijn naar een gebiedsprogramma. In het gebied is geen regionaal samenwerkingsverband aanwezig á la de Agenda van de Veenkoloniën. Agriboard is op dit moment agri ingestoken. De verbreding vindt je voornamelijk bij het ontwikkelingsbedrijf NHN en bij de 117
NHN
KvK. Er vindt wel verbreding plaats als je bijvoorbeeld kijkt naar welzijn en zorg, het huisvesten van medewerkers in de Agribusiness, duurzaamheid, logistiek en gebiedsinrichting.
3.2
Voertuig voor een kennisarrangement
In de toekomst mogelijk: Werkplaats Noord-Holland-Noord (er is ervaring opgedaan in de Werkplaats Sint Pancras 2007 – ongoing).
3.3
Er is een zichtbare lokatie voor een kennisarrangement
Linda Meerbeek van de gemeente Langedijk geeft aan dat het mooi zou zijn als de praktijk gekoppeld kan worden aan een kenniscentrum. Daardoor zou het volgens haar gemakkelijker worden om verbindingen te leggen. De mogelijk op te zetten Academie-NHN (zie 2.1) zou bijvoorbeeld aan kunnen sluiten bij ontwikkelingen rond het opzetten van een innovatiehuis door de Agriboard (zie hieronder).
De Agriboard wil toewerken naar een soort van innovatiehuis. De fundamenten hiervoor liggen er al, zowel in de regio als er buiten. Er wordt al gesproken van een agrarisch ontwikkelcentrum. Er is nu alleen nog maar een organisatie, de Agriboard. Voor het innovatiehuis is mankracht en geld nodig. De plannen voor het innovatiehuis zoals deze er nu liggen, houden in dat het innovatiehuis deels virtueel en deels fysiek zal zijn. Fysiek kan zijn dat je een loket hebt op één of meerdere plekken. Als er meerdere loketten komen, moeten deze onder dezelfde noemer naar buiten worden gebracht. Een voorbeeld van een loket dat al bestaat is proeftuin Zwaagdijk. Ook zou je volgens Peter Graven de kassenklas als een ontwikkeling binnen het innovatiehuis kunnen scharen (het virtuele gedeelte). De Rabobank heeft aangegeven dat er zich heel veel kennismakelaars in de regio bevinden maar vraagt zich tegelijkertijd af waarom deze allemaal apart zitten, kunnen zij niet samen worden gebracht op één locatie waar ook andere partijen zitten met kennis, waar bezoekers kunnen komen, waar mensen elkaar kunnen ontmoeten, waar vergaderd kan worden, waar een expositie plaats kan vinden. Deze ontwikkeling zou ook deel kunnen uitmaken van het innovatiehuis. Het zijn voornamelijk ondernemers die nadenken over een dergelijke ontwikkeling.
In de regio zijn meer sectorale activiteiten gaande, vergelijkbaar met Agriboard, waarbinnen gemikt wordt op verbetering van de arbeidsmarkt (lees: trekken van arbeidskrachten) en daarin de koppeling tussen bedrijfsleven en onderwijs gelegd wordt. Zo is in Den Helder rondom de offshore een coalitie actief en is Alkmaar bezig een platform voor overheden, ondernemers en onderwijs op te richten rondom duurzame energie. Ook in Alkmaar leven ideeën voor een fysieke locatie voor genoemd platform. Genoemde initiatieven zouden in de toekomst gecombineerd kunnen worden. Echter, het belangrijkste is dat men elkaar weet te vinden. In die zin zou volgens Mira Heesakkers een virtuele ontmoetingsplek ook kunnen voldoen.
4.
Regionale gebiedsinnovatieopgaven
4.1 Er is een gebiedsontwikkelingsplan waarin op samenhangende wijze meerdere aspecten van gebiedsinrichting en/of plattelandsontwikkeling aan de orde komen Er ligt nog geen gebiedsontwikkelingsplan. Wel liggen er allerlei plannen die op de één of andere wijze met elkaar 118
NHN
kunnen worden verbonden. Er zijn gebiedsplannen voor de ILG (investeringsbudget landelijk gebied), verdeeld over Noord-Holland Noord en West Friesland. Daarin zijn de groene, recreatieve, blauwe maar ook leefbaarheidsdoelen in ruimtelijke projecten vertaald. Daarnaast hebben de gemeenten in de regio voor het MIRT (Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport) een gebiedsvisie opgesteld waarin ook ruimtelijke ambities verwoord zijn, naast andere doelen. De KvK heeft een toekomstvisie voor het gebied, er bestaat een provinciale structuurvisie en woonvisie die voor de provincie richtinggevend zijn voor de toekomst van het gebied en ook ligt er een Agenda Landbouw en Visserij 2008-2011.
De Agriboard heeft een eerste opzet gemaakt voor wat zij willen dat er op het gebied van Agribusiness de komende jaren gaat veranderen in Noord-Holland-Noord, de zogenaamde veranderingsprocessen (Agripact): Ketenverkorting cq. Ketenontwikkeling vanuit productiesegment Ondernemerschap en vraag-/marktgestuurd denken Duurzame productie/ketens Regie en synergie Bestuurlijke innovatie Gebiedsontwikkeling Imago gebied Aanpak scholing en arbeid Agribusiness Noord-Holland-Noord produceert nu nog zoveel mogelijk voor de markt. Met de Agriboard is een weg ingeslagen van het anders denken, het anders werken, het omkeren van het proces van aanbodsgericht tot vraaggericht. Dit betekent dat het gebied deels anders moet worden ingericht. Meer met handel en logistieke (horizontale)lijnen, meer met samenwerking. De opgaven die ontstaan, gaan niet alleen meer om Agribusiness er gaat veel meer meespelen zoals huisvesting van werknemers maar ook zaken als energievoorziening, verwerken van reststromen en verbinden van sectoren, oftewel verbreding van de eerdere aandachtspunten. Volgens Peter Graven is het niet verstandig om nu al te gaan verbreden richting leefbaarheidvraagstukken e.d.. Eerst zal nog gefocust worden op de Agribusiness. De Agriboard kijkt naar een relatief groot gebied waar veel speelt. Als je zou gaan verbreden naar niet agrosectoren, kost dat tijd en kan het gebeuren dat men de focus, aandacht en energie verliest bij de eerder ontstane initiatieven. Wel wordt er volgens dhr. Graven al deels gekeken naar ruimtelijke vraagstukken in het gebied, er wordt gesproken over een agrocommunity. De uitdaging lijkt niet te liggen in het ontwikkelen van nieuwe gebiedsplannen, maar in het integraal uitvoeren van de al bestaande plannen. De werkplaats methodiek zou hier een belangrijke bijdrage aan kunnen leveren.
4.2
Er is een projectplan gekoppeld aan het Gebiedsprogramma
Aansluitend op hetgeen genoemd in de vorige paragraaf zijn er diverse projectplannen/uitvoeringsplannen. De uitvoering zou daar waar nodig afgestemd moeten worden. Er is geen overkoepelend NHN programma. Volgens Mira Heesakkers zou dit ook niet wenselijk zijn omdat het de dynamiek in de regio te zeer zou verstarren. Aan de lijst van de in 4.1. genoemde Agriboard-veranderingsprocessen is een strategie verbonden. Deze is in twee fasen verdeeld. Fase 1, tot 2015 en fase 2, tot 2020.
119
NHN
Fase-1: Basis creëren voor een gezonde productie met breed assortiment. Vertrouwen bouwen in en voorbereiding treffen voor fase-2. 1.Cost driven versterking van de primaire productie 2.Clustering op kosten 3.Assortimentsverbreding 4.Pro-actieve ruimtelijke ordening 5.Slimme agrologistiek Fase-2: Vraaggestuurd en marktgericht produceren 1.Regionale hub van versstromen 2.Product- en conceptontwikkeling 3.Combineren, verwerken en verpakken 4.Onderscheid in duurzaamheid (geen netto input van fossiele brandstoffen, CO2 neutraal, energie van eigen bodem, watertransport) Binnen de strategie zijn een aantal sleutelprocessen te benoemen: 1.Randvoorwaardelijk perspectief creëren voor primaire productie (ruimte, opschaling en intensivering en integratie van landschapsfuncties) 2.Assortimentsverbreding: productie met perspectief 3.Planvorming verduurzaming primaire productie 4.Knooppunt van versstromen 5.Product- en concept ontwikkeling 6.Stimulering van en training in ondernemerschap en marktdenken 7.Ketenontwikkeling 8.Scholing en Arbeid: coördinatie, marketing en topkwaliteit (niveau en breedte) 9.Regie en Synergie door Agriboard 10.Communicatieplan Voor plannen, thema’s en actielijnen van de Agriboard, zie bijlage 5.
5.
(Op weg naar een) kennisagenda
5.1
Er is een kennisagenda
Er zijn voornemens om een kennisagenda te ontwikkelen. Zowel binnen de Agriboard als bij de Provincie is nog geen sprake van een kennisagenda. Maar de behoefte bestaat om de kennisbehoefte meerjarig te structureren. Door op groter schaalniveau vragen te inventariseren wordt het voordeel gecreëerd dat er makkelijker afstemming met roosters van onderwijsinstellingen kan plaatsvinden. Hierdoor kunnen vraagstellers makkelijker, sneller en effectiever geholpen worden. De gemeenten uit de regio hebben in oktober 2009 een regiovisie vastgesteld. Die visie en het overleg waarbinnen dat is vastgesteld kan het uitgangspunt zijn op basis waarvan de overheden hun vragen stellen. De vragen zullen sectoroverstijgend zijn, dus niet alleen de groene sector betreffen. Ook wordt 120
NHN
gedacht aan klimaat/duurzame energie, water/veiligheid en sociaal beleid. Het ontwikkelingsbedrijf NHN zou een rol kunnen spelen in het opstellen van een kennisagenda. Zij hebben een heel duidelijke rol in de regio Noord-Holland-Noord. Zij hebben met agrarische opleidingen rondetafelgesprekken gevoerd. Dit is een eerste aanzet geweest om samen op te trekken. Mira Heesakkers van de provincie Noord-Holland heeft aangegeven dat naast het ontwikkelingsbedrijf en de Agriboard, medewerking van allerlei partijen van groot belang is bij het opstellen van een brede kennisagenda. Te betrekken partijen zijn volgens haar: Gemeenten PRIMO-NH KvK NW8 Woningcorporaties Waterschappen ILG gebiedscommissies Agrarisch natuurverenigingen NME/ Landschap- en natuur organisaties Onderwijsinstellingen zoals WUR, INHolland, Clusius, Uva, VU, HvA, Hogeschool Leeuwarden, CAH Dronten en HAS Den Bosch De Agriboard heeft voor de komende jaren een agenda op hoofdlijnen opgesteld. Deze luidt als volgt: Positionering van de agribusiness NHN zowel nationaal als internationaal Ruimte voor een duurzame ontwikkeling van de sector Onderwijs en arbeid New business Kennis en innovatie Peter Graven geeft aan dat er al meer is dan je denkt. Zo werd er eerder in dit document al gesproken over een toekomstvisie van de KvK, provinciale structuurvisie, woonvisie, Agenda Landbouw en Visserij (2008-2011), ILG gebiedsplannen, economische agenda 2008-2011, Visie en strategiedocument Agriboard en tevens van de Agriboard het strategie document agenda Scholing en Arbeid.
5.2
Er zijn afspraken over wijze van agenderen van thema’s
Nee, zijn er niet. Al heeft de Agriboard wel een aantal Quick wins benoemd.
6.
Cofinanciering
6.1 Er is een substantiële geldstroom voor samenwerkingsactiviteiten beschikbaar die continuïteit over meer dan één jaar garandeert/afspraken over investering door elk van de betrokken instanties Clusius –leadpartner kennisinstellingen Regio NHN- heeft een verzoek aan GKC gericht mbt 50 kEuro verkenningsbudget. Er zal een KIGO 2010 worden ingediend voor het financieren van de ontwikkeling van een meerjarig leer- en kennisarrangement Regio NHN (ala model Veenkoloniën).
121
NHN
Het project in Sint Pancras wordt gefinancierd door de provincie en de gemeente. Het is project budget. Een deel van het werk wordt ook door een steunfunctie uitgevoerd (Primo-NH). Deze steunfunctie wordt betaald door de provincie. Met het beschikbare bedrag zijn onderzoeksopdrachten, communicatieprojecten, brochures en ook de inhuur van stagiaires bekostigd. Agriboard is gefinancierd door verschillende bronnen: Provincie Noord-Holland (€100.000), KvK (€40.000), Ontwikkelingsbedrijf NHN (€50.000), LTO (€25.000), Rabobank (€25.000) en Clusius (€10.000). Met deze gelden wordt de projectorganisatie bekostigd. Daarnaast is er nog €75.000 beschikbaar voor verschillende projecten. Als de aanvraag van een aantal subsidies succesvol blijkt te zijn komt er nog €200.000 bij. Transforum zou volgens mondelinge toezegging 40% van het benodigde budget bijdragen. In augustus 2009 hebben zij zich echter teruggetrokken als financier van het project. Op dit moment is de Agriboard nog in onderhandeling met Transforum. Voor de organisatie is dus financiering geregeld voor de rest nog niet of ad hoc. Er worden diverse gesprekken gevoerd met partijen. Vanuit het rijk bestaat nog geen bijdrage in mens- en denkkracht of door financiële ondersteuning. Er ligt een verzoek bij de minister en op het gebied van arbeidsmarkt en scholing is men o.a. in gesprek met LNV Directie Kennis & Innovatie.
7.
Meerdere regionale kennisinstellingen
7.1 Instituties hebben hun structuur aangepast om samenwerkingsactiviteiten tot vast onderdeel van het takenpakket te maken De samenwerking van de afgelopen jaren heeft leermomenten opgeleverd.
7.2
Meerdere instellingen zijn betrokken
Bij Sint Pancras: 1.Wageningen UR 2.Hogeschool Van Hall Larenstein 3.INHolland Delft 4.Clusius College (AOC)
Bij Agriboard: 1.Wageningen UR (Martin Kropff zit in de Agriboard) 2.Clusius (Cvb’er Van Tilburg zit in de Agriboard) 3.Imares (Martin Scholten)
7.3
Er zijn meerdere onderwijsniveaus betrokken: lagere school, VMBO, MBO, HBO, Universiteit
Ja, zie onder 7.2 van vmbo tot universiteit en ook onderzoeksinstellingen
122
NHN
7.4
Relatie met onderzoek
In Sint Pancras is er nog geen relatie gelegd met onderzoek. Dit is wel het geval bij Agriboard: 1.Imares 2.LEI 3.TNO 4.WUR-PPO
7.5
Uitwisseling met andere regio's
Als je kijkt naar bijvoorbeeld het krimp vraagstuk dan valt de regio NHN te vergelijken met bijvoorbeeld de regio Zeeland of Noordoost Nederland. De regio’s zouden gebaat zijn bij kennisuitwisseling. Peter Graven noemt de behoefte aan verbinding met andere initiatieven, bijvoorbeeld Greenports. Drie daarvan liggen in het Zuid-Holland. Door hun ligging krijgen deze veel aandacht uit Den Haag.. Als regio moet je opboksen tegen geijkte regio’s. Volgens Graven moet het ministerie van LNV vergelijkbare projecten dichter bij elkaar brengen. Een faciliterende rol van LNV bij het delen van kennis.
8.
Groene kennisinstelling als leadpartner
8.1
Er is in onderwijsland een voortrekker
Clusius is leadpartner voor een Werkplaats-/kennisagenda-ontwikkeling. INHolland Delft (Pancras), Wageningen Universiteit (Pancras en Agriboard) en Clusius (Pancras en Agriboard) zijn momenteel actief in de regio.
9. Bereidheid tot actieve kenniscirculatie Ja.
10.
Ondersteuningsbehoefte
10.1
Ondersteuning in de regio
Algemeen Ondersteuning bij de ontwikkeling van een regionale kennisagenda Er zijn momenteel een aantal groene kennisinstellingen actief in de regio. En er zijn diverse besturen met een relevante agenda om meerjarig en structureel te verbinden aan de instellingen (ook niet-groen) via een geprogrammeerde kennisagenda. Wat mist is een geprogrammeerde regio-agenda. Provincie Noord Holland, Agriboard, Ontwikkelingsbedrijf NHN en Kamer van Koophandel kunnen het voortouw nemen om hierin te voorzien. Belangrijk hierbij is dat de provincie zich niet wil beperken tot de groene/agri sectoren.
Gemeente Langedijk Volgens de gemeente Langedijk is het lastig om te gaan met de verwachtingen van zowel bestuurders als 123
NHN
bewoners. Zij hebben bepaalde verwachtingen over de voortgang van een traject, voornamelijk over de snelheid. Het is lastig dit te laten sporen met de educatieve instellingen die toch een eigen agenda hebben qua tijd en manier van werken. Het regisseren van het project is lastig.
Agriboard Agriboard heeft behoefte aan mankracht. Soms aan creatieve denkkracht, een soort van denktank die ontwikkelingen oppakt en die het gaan vormgeven. Mensen die weer nieuwe energie losmaken. Andere keren hebben ze gewoon behoefte aan uitvoerders. En dat kunnen studenten zijn, die bij hen hun stage uitvoeren. Ook is er behoefte aan werkkapitaal. Geschoolde arbeidskrachten voor de agribusiness. Er studeren bijvoorbeeld in Wageningen te weinig plantenveredelaars af om de vraag naar mensen in de zaadveredeling bedrijven van Noord Holland te kunnen dekken.
10.2
Ondersteuning op landelijk niveau
Vraaggerichte systeemvernieuwing Kennisinstelling De gemeente Langedijk geeft aan dat het lastig is om de vraag naar kennis vanuit hun zijde te laten sporen met het aanbod van kennis vanuit de onderwijsinstellingen. Het gaat dan om zowel het roostertechnische aspect als om het inhoudelijke. Het is niet zo dat hetgeen zij vragen van kennisinstellingen ook past binnen het curriculum van studenten. De gemeente heeft vaak met een kritisch tijdpad te maken waarbij het niet altijd het gemakkelijkste is om te werken met het vrij inflexibele van een kennisinstelling. Om dit opgelost te krijgen zal een systeemverandering binnen de kennisinstelling plaats moeten vinden. Daarnaast kan een academie op grotere schaal meer kansen bieden op koppelingen tussen vragers en onderwijsinstellingen die met de materie bezig zijn. Contactpersoon Regio binnen de instellingen Je moet een behoorlijke tijd uittrekken voor goede relaties met en goede ingangen binnen educatieve instellingen. Dat heeft bij de gemeente Langedijk vrij veel tijd gekost in de aanloop van het Sint Pancras traject. Bestuurlijk hebben zij niet veel contacten binnen de instellingen. Contactpersonen zoals Karin van Beckhoven (INHolland) en Meike Sauter (WUR) hebben een cruciale rol gespeeld. Zij brengen hen weer verder binnen de instellingen. Ook is er contact met Clusius (Theo Luijendijk). Contactpersonen kunnen bijvoorbeeld ook beter aangeven wat een geschikte stageopdracht is. De gemeente kan de informatie wel aanleveren en toetsen of de opdracht past bij het project maar de coördinatoren weten beter wat aansluit bij de leerlijnen binnen een instelling. De politieke agenda van een gemeente geeft vaak niet zoveel ruimte dat projecten een jaar van tevoren al vast gelegd zouden kunnen worden. Voor een onderwijsinstelling zou dit echter het meest handige zijn. Volgens Linda Meerbeek van de gemeente Langedijk bestaat er bij overheden behoefte aan een contactpunt dat je kunt benaderen wanneer je niet weet binnen welke educatieve instelling je een vraag die je onderzocht wilt hebben kunt uitzetten. Gevraagd wordt naar een landelijk punt waar je naartoe kan bellen of mailen, een landelijk kenniscentrum dat jou als overheidsinstelling kan helpen (genoemd worden: GKC, InfoMil en Syntens). Mira Heesakkers vraagt zich af of een regionale kennisagenda vraag en aanbod ook niet al dichter bij elkaar kan brengen. Volgens haar loop je met Landelijke info punten het risico dat ze te groot worden om snel en effectief te kunnen bemiddelen. 124
NHN
11.
NME
Sint Pancras: Bij de gemeente Langedijk is NME geen korte termijn doel.
Agriboard: Gedeputeerde Staten heeft vorig jaar een motie gehad vanuit de Provinciale Staten voor boerderijeducatie, daar gebeurt ook al het nodige met veel schoolklassen. Dit is provincie breed. Contactpersoon is Danielle Lieuwen en tijdens haar verlof (tot 15-01-10) is dat Jolanda Robinson. Daarnaast: Kassenklas-initiatieven. Contactpersoon is Peter Maurits van het Clusius. In Waterland kan stichting Waterland en dijken genoemd worden die ook een educatie boerderijmedewerker in dienst hebben. Op Texel speelt een initiatief van samenwerkende agrarische ondernemers die een project boerderijeducatie willen opzetten
12.
Overige (reflectie; additionele info/punten etc)
Positieve ervaring Langedijk: Je moet van tevoren heel goed nadenken over het gegeven dat onderwijsinstellingen langzamer werken dan adviesbureaus. Volgens de gemeente Langedijk is de meerwaarde van studenten en docenten in een project, de frisse kijk van hoe zij naar een project kijken. ‘Je zit zelf als ambtelijke organisatie vrij vast met bepaalde ideeën in je hoofd. Zij kunnen met een heel andere kijk naar dingen kijken waardoor ze met andere opties komen, voor ons is dat heel goed.’
Positieve ervaring Agriboard over Kassenklas: ‘Als scholieren binnenkomen zien ze een kale kas, die kas moet worden opgebouwd. Het gaat daarbij niet meer om dat ene plantje, maar het vraagt om bouwtechniek, ict kennis, regeltechniek, plantenfysiologie, rassen etc.. Dus leerlingen die binnen komen zien dat er van alles gebeurd. Leerlingen die voorheen ict gingen studeren en daarna automatisch bij een software bedrijf gingen werken denken nu; het is misschien wel leuk om iets in de landbouw te gaan doen maar dan met ict.’
13
Vragen voor de workshops
Gemeente Langedijk: Ik denk dat het voor ons als gemeente wel handig kan zijn om te kijken, hoe vind je de kennisinstellingen, hoe creëer je een platform voor de organisatie, hoe vind je elkaar als partijen en hoe kun je dat ondersteunen vanuit LNV. Vooral in de plattelandsgebieden waar wij het nu over hebben is het soms best lastig om elkaar te vinden. Wij hebben met de provincie en andere partijen in een brainstormachtige sessie die eerste basis gelegd voor de relatie met kennisinstellingen uitmondend in de projecten van de Werkplaats St Pancras. Maar dat kwam eigenlijk uit het niets. Het is uit de praktijk gekomen maar eigenlijk moet het andersom. Dus hoe kun je iets uit de praktijk toch een bepaalde basis geven? Agriboard: Wij vatten al onze missies samen op een A3 waarop de verbinding wordt gelegd met de strategiekeuzes en uitvoeringsagenda. Agriboard: In een gebied bestaan allemaal eigen agendaatjes. Hoe ga je dat organiseren? Dat binnen sectoren die clubjes elkaar gaan vinden en dat straks die pootaardappelen met de bollen gaan overleggen? Het motto is dus Verbinden en Verbreden door Synergie en Regie. 125
NHN
11. Proeftuin Amsterdam Interview Regiogesprek Datum 10-07-09 Locatie Het Derde Erf – Soest Met (Namen/functie) Bart Pijnenburg – programmamanager Proeftuin Amsterdam Door Rob Janmaat Telefonische gesprekken Datum 16-07-09 Met (+ functie) Pim Vermeulen – ambtenaar gemeente Amsterdam – projectleider Proeftuin Amsterdam Door Rob Janmaat Datum 12-08-09 Met (+ functie) Wim de Jong (PPO – WUR) Datum 19-08-09 Met Gaston Remmers (Bureau Buitenkans) Datum 20-08-09 Met Justien de Graaf (Hogeschool van Amsterdam)
126
PA
Achtergrondinformatie
Kaart van de Regio
Gemeente(n)/ Provincies
Amsterdam en Zaanstad / provincie Noord-Holland Inwoners 750000 (A'dam)+ 144000 (Zaanstad) Economie Streekproducten – Educatie Landschapstype Urbaan- ruraal Amsterdam ligt middenin groene, levende agrarische landschappen. Dat is met recht een unique selling point. Momenteel zijn er al veel initiatieven voor de promotie van streekproducten en streekmarkten, de ontwikkeling van stadsboerderijen, het stimuleren van het gebruik van lokale producten in de horeca, het bevorderen van een gezonde eetstijl en bewustwording van voedsel, onderzoek naar kortere aan- en afvoerlijnen van het dagelijkse voedsel en het versterken van de positie van de Zaanstreek als productiecentrum (‘First in Food’). 127
PA
Het gaat om metropoolregio Amsterdam. Dat gaat breder dan Amsterdam, maar nog niet alle gemeenten zitten aan tafel. We benaderen nu alle gemeenten om ze uit te nodigen mee te doen.
1. Wat vooraf ging / Dynamiek 1.1 Er is een gangmaker / voortrekker [PV] Gemeente Amsterdam, op bestuurlijk niveau Marijke Vos. Voeding in Nederland was een ondergeschoven kind. Nederland is in de EU vooral bezig geweest om bepaalde certificaten tegen te houden omdat anders de concurrentiepositie in het geding zou komen. Marijke Vos is op het idee voor de Proeftuin gekomen door een bezoek aan Londen, in Nederland was men hier niet mee bezig. Dat geeft aan dat kennis een groot probleem is. Ook onwil in het onderwijsveld is vaak te verklaren doordat er te weinig kennis is. 1.2 Er is een intermediair actief die initiatieven in een bepaalde richting op gang brengt Bart Pijnenburg speelt als programmamanager een centrale rol, samen met projectleiders. Proeftuin werkt samen met tal van maatschappelijke organisaties in de uitvoering van projecten. 1.3 Activiteiten betreffen meer dan één thema Speerpunten zijn: – Gezond eten, – Regionale duurzame voedselketen (klimaat), – Relatie stad-land (consument – producent). 1.4 Er is betrokkenheid van maatschappelijke organisaties Ja. Dat is bijvoorbeeld de Vereniging Boerenstadswens. Dat is een club van betrokken Amsterdammers. Of een particulier initiatief van een vrouw die werkt aan gezonde lunches op scholen. Ze heeft een stichting opgericht Tijd voor eten. Dus daar leggen we ook uitvoering van activiteiten neer. Er zijn in Amsterdam heel veel initiatieven. Er komt heel veel naar je toe. En voedsel leeft enorm in de Amsterdamse maatschappij. Er is met name aandacht voor voeding: – Eten op school – Eten in kantines – Eetpatronen van buurtbewoners in prachtwijken – Etnische aspecten rond voeding. 1.5 Er is betrokkenheid van ondernemers [WdJ] Via GKC project agroketens en inbreng bij PPO fruit WUR-PPO wordt een link gelegd met het bedrijfsleven. [WdJ] Er wordt hiermee ook een brug geslagen tussen onderwijs, bedrijfsleven en onderzoek. Vragen vanuit het bedrijfsleven of het onderwijs worden doorgespeeld naar onderzoekers bij Wageningen UR.
128
PA
1.6 Er wordt over kenniscomponent gecommuniceerd Om op een goede wijze te kunnen communiceren is het gewenst dat een aantal vragen beantwoord wordt. Op deze wijze wordt vergaarde kennis benut in de communicatie Ook is kennis als 1 van de projectdoelen opgevoerd, dit wordt ook zo gecommuniceerd. 1.7 Innovatieve initiatieven worden opgepakt Ja, bijvoorbeeld lunches op scholen
2. Regionale Bestuurlijke Samenwerking 2.1 Er is een Gebiedsautoriteit Er is een stuurgroep Proeftuin Amsterdam, met daarin de gemeenten Amsterdam en Zaanstad, de provincie Noord Holland, het ministerie van LNV en programmabureau Groene Hart. Voor het ministerie zit Loes Fortuin van DRZ in de stuurgroep. Zij is enthousiast. Vanuit PtA doen we een aanbod naar de partners. Omschreven in het programma plan. De partners zijn alle bestuurlijk vertegenwoordigd. 2.1 Er is een initiatief om structurele afspraken voor een kennisarrangement te maken Kennis is een cruciaal onderdeel van PtA. Dat staat ook in het programmaplan. We zitten straks waarschijnlijk ook in een Interreg-project gericht op kennisuitwisseling. De gedeputeerde spreekt LNV hier ook op aan, dat LNV hier belang bij heeft en er aan moeten meebetalen. We rekenen erop dat LNV hier in bijdraagt. Omdat LNV de hele groene kennispoot draagt.. Er is bereidheid om kennis te benutten in programma-ontwikkeling. Met de verwachting dat LNV hierin bijdraagt. Uit programmaplan: De afgelopen jaren is er een goede samenwerkingsrelatie ontstaan tussen de Hogeschool van Amsterdam (met name de opleiding Diëtetiek en Voeding). Wij voorzien de komende jaren een samenwerking met meer vakgroepen van diverse universiteiten en onderzoeksinstellingen zoals met de VU en de UvA. Via LNV zijn Wageningse onderzoeksinstellingen makkelijk in te schakelen. 2.3 Er is een overlegstructuur voor periodieke afstemming De stuurgroep komt minstens vier keer per jaar bij elkaar. Daarnaast wordt een denktank in het leven geroepen en bestaan er tal van overleggen met diverse partners en maatschappelijke organisaties en bedrijven. De relatie met het onderwijs moet versterkt worden. Dat gaat ook gebeuren in het kader van de uitwerking van een nieuw NME arrangement. Zie ook de combinatie met InHolland en Hogeschool Amsterdam. Concrete activiteiten richting MBO zijn beperkt tot onderzoek naar de gezonde kantine. 2.4 Er zijn afspraken over faciliteren intermediair of vrije actor De vier partners hebben sinds februari 2009 een programmamanager aangesteld.
3. Regionaal uitvoeringsorgaan 3.1 Er is een programmabureau (uitvoeringsorgaan van een bestuurlijk gebiedsprogramma) Er is besloten om de programmamanager voorlopig onder te brengen bij de Dienst Ruimtelijke Ordening van de gemeente Amsterdam. Wellicht kan er op termijn een apart programmabureau worden ingericht. 129
PA
3.2 Voertuig voor een kennisarrangement Als er kennismakelaars-werk gedaan moet worden, komt dat in eerste instantie bij Bart Pijnenburg terecht. Hij zal proberen dat weer zoveel mogelijk bij projectleiders te leggen. Zij krijgen hier ook een functie in. Bart zal dan geregeld een projectleider en docent/student koppelen, als een makelaar, niet als begeleider. Er zijn nog geen middelen voor een externe kennismakelaar. [GR] Gaston is al enkele jaren bezig om een werkplaats-constructie op te zetten in Amsterdam. Hij heeft eerst wat verkenning gedaan en et verschillende partijen gesproken. De gemeente Amsterdam reageerde lauw, daarom is Gaston naar stadsdelen toegegaan. Dat leverde een positieve reactie op bij Bos en Lommer. Later zijn daar ook goede contacten met A’dam Centraal en Geuzenveld op. Dat had oa betrekking op het inrichten van een gebied voor stadslandbouw. Hier is de Vereniging Boerenstadswens ook bij betrokken. 3.3 Er is een zichtbare locatie voor een kennisarrangement [JdG] De studenten die zich via Hogeschool Amsterdam voor Proeftuin Amsterdam hebben ingezet, hebben bij elkaar gezeten in een kantoortuin. Dit leidde tot een goede onderlinge uitwisseling.
4. Regionale gebiedsinnovatie-opgaven 4.1 Er is een gebiedsontwikkelingsplan waarin op samenhangende wijze meerdere aspecten van gebiedsinrichting en/of plattelandsontwikkeling aan de orde komen Er is een Programmaplan Proeftuin Amsterdam. Dat omvat onder meer: Verbrede nme-arrangement Kenniscomponent. We hebben al de nodige kennisvragen liggen en daar zullen er de nodige bijkomen. Dit onderdeel is cruciaal omdat het een proeftuin is waarin we experimenteren. Wat werkt wel en wat werkt niet? Wat zijn goede boodschappen als je het hebt over duurzame voeding? In het plan zitten aanknopingspunten met de nieuwe LNV-nota over duurzaam voedsel. Speerpunt daarin is (1) duurzame innovatie in het voedselproces en (2) bewustwording bij de consument. Speerpunten zijn: – Gezond eten, – Regionale duurzame voedselketen (klimaat), – Relatie stad-land (consument – producent). Het programma is sterk op communicatie gericht. De doelen zijn ‘smart’ uitgewerkt in wat er bereikt moet worden. 4.2 Er is een projectplan Een aantal projecten loopt al. Bijvoorbeeld voor boerderij-educatie. En voor catering zijn een aantal acties in gezet. Een aantal activiteiten zijn nieuw. Sommige doen we zelf, sommige worden uitgevoerd door anderen.
5. (op weg naar een) Kennisagenda 5.1 Er is een kennisagenda/Er is een voornemen om te komen tot een kennisagenda We hebben nu een lijstje met vragen. Dit zijn wat startvragen. O.a. voortkomend uit projecten. 130
PA
We hebben geen idee op welke vragen al een antwoord gegeven kan worden. Daarom is het handig als LNV of de WUR hiernaar kijkt. Daarnaast kan ik me voorstellen dat we via het onderwijs ook ondersteuning in taken kunnen krijgen, via HBO of MBO. Bijvoorbeeld bij de organisatie van een boerenmarkt of om publiciteit te organiseren. Misschien in de vorm van maatschappelijke stages. Waar je tegenaan loopt als je het hebt over duurzaam voedsel is bijvoorbeeld de vraag: is die tomaat uit Spanje nu meer of minder duurzaam dan die tomaat uit de kas uit het Westland? Wat kunnen we daar over zeggen? Een aantal grote lijnen kennen we wel zoals minder vlees, minder zuivel en meer naar het seizoen eten. Maar rond die minder duidelijke vragen willen we kijken of we hier een meer eenduidige boodschap over kunnen afgeven. Daar hebben we onderzoek bij nodig. En ondersteuning bij de afwegingen. En daarnaast hebben we te maken met de communicatievraag: hoe krijgen we gedragsverandering? Daar is niet eenvoudig het enige juiste antwoord op te geven, maar je kunt beginnen met monitoren: wat zijn nu werkelijk zinvolle en effectieve methoden of werkwijzen? Hoe krijg je mensen gemobiliseerd, is er een gedragsverandering te zien en houden ze dit vast? Dit zou LNV ook interessant moeten vinden om van te leren om te kijken of dit haalbaar en schaalbaar is, en om van te leren. Voor 3 of 4 monitoring-vragen willen we onderzoekers inzetten. De vragen in de regio zijn bij elkaar gezet in een A4 en verschillen van type. Sommige vragen zijn meer inhoudelijk, andere gericht op ondersteuning van monitoring, en weer andere meer strategisch van aard. Er is een clustering te zien rond Footprint voedselketen en rond streekproducten. (RJ) 5.2 Afspraken over wijze van agenderen van thema’s Ja, zie programmaplan. Er zijn vele kennisvragen die aandacht behoeven in het programma. Om deze vragen te beantwoorden, zetten we vier instrumenten in: - Samenwerking met Hogescholen en Universiteiten in kennisvragen en in monitoring van het programma; - Samenwerking met instellingen van de Groene Kennis Coöperatie (GKC=WUR plus de onderwijsinstellingen voor het groen onderwijs) in kennisvragen en in ‘handjes’; - (Inter)nationale kennisuitwisselingsprojecten zoals het Interreg project FoodTURE-S, etc.; - NME arrangementen en LvDO.
6. Cofinanciering 6.1 Er is een substantiële geldstroom voor samenwerkingsactiviteiten beschikbaar die continuïteit over meer dan één jaar garandeert/afspraken over investering door elk van de betrokken instanties Tot nu toe gaat de financiering vanuit LNV per project. Bijvoorbeeld voor boerderij-educatie. Dat gaat nu wat hapsnap. Daarom is nu een gezamenlijk programmaplan geschreven voor de komende 3 jaar. Andere partners geven geld voor 3 jaar. Dus we verwachten ook van LNV een financiële bijdragen voor 2010-2012. Bij de kennislijn in het programmaplan staat een pm, met de bedoeling dat LNV hier ‘in natura’ aan bijdraagt. De andere partners betalen aan het hele programma mee, voor de komende drie jaar. Op die manier investeren de andere partners in de vorm van geld en uren.
131
PA
7. Meerdere regionale kennisinstellingen 7.1 Instituties hebben hun structuur aangepast om samenwerkingsactiviteiten tot vast onderdeel van het takenpakket te maken Voorbeeld rond NME: We hebben het project boerderijeducatie en het project schooltuinen (elk stadsdeel heeft z’n schooltuin. Elke groep 6 of 7 werkt een seizoen lang in een schooltuin.) De GGD is bezig met gezonde voeding. Het zijn allemaal losstaande activiteiten. Scholen worden bedolven onder een enorm aanbod aan activiteiten. We proberen in PtA te komen tot een coherent aanbod rond voeding en een goede leerlijn ontwikkelen. Daarnaast zien we dat docenten zelf ook niet altijd meer weten waar voedsel vandaan komt. Dat betekent dat we ook een aanbod op de Pabo’s willen doen. En we willen docenten uit handen te nemen. We willen samen met docenten en ouders komen tot een coherent en goed aanbod. Samen met hen nadenken over een goed pakket en dat later uitrollen naar meer scholen. Dat is het nieuwe nme-arrangement. Door samen te werken met eindgebruiker, bestuurders en intermediairs en vernieuwers te verbinden. Rond NME zoeken we contact met InHolland (Delft). Zij zijn al betrokken bij de smaaklessen. En ze willen in kader van GKC-progr. Groen voor en door burgers, gaan werken met het nme-arrangement. [PV] Er is een langerlopende samenwerking met Hogeschool Amsterdam, dit gaat het derde jaar in. Er wordt gekeken naar een samenwerkingsverband voor de toekomst. Ook zijn er relaties met ROC en VMBO. Met name met de Hotelschool en Horeca (zitten ook in het bestuur van de Week van de Smaak). In dit geval is de inzet van leerlingen meer evenement gebonden. Er is een verkenning gaand hoe dit ook op andere manieren kan worden ingevuld. [JdG] Deze werkwijze zit bij ons vast in het systeem van de HvA. In het derde jaar doen studenten een minor en in het vierde jaar verplicht een half jaar stage. Dat moet passen binnen bepaalde kaders, daar hebben we handboeken voor. We gaan ook in het komende jaar verder met de samenwerking met Proeftuin Amsterdam.
7.2 Meerdere instellingen zijn betrokken In het afgelopen jaar hebben we samengewerkt met de Hogeschool Amsterdam. Er hebben ongeveer 10 studenten diëtethiek rondgelopen. Zij hebben interessante onderzoeken gedaan. Rond catering. Onderzoek in Osdorp, interviews op straat. Dat levert heel interessante onderzoek op. [JdG] In de afgelopen jaren zijn er geregeld contacten geweest tussen DRO, Zaanstad en Hogeschool Amsterdam. In het afgelopen jaar zijn studenten gaan participeren. In het eerste half jaar waren dat er 2, in het laatste half jaar 13-14. De studenten hebben stage gelopen of hebben afstudeervakken gedaan. Voorbeelden van onderwerpen: – alle betrokkenen bij PtA in kaart brengen, – onderzoek naar het bereiken van doelen van PtA, – worden doelstellingen (voor bijv. biol landbouwproducten) in kantine gemeente Amsterdam gehaald – bereidheid peilen om aan 'gezonde kantines' in scholen te werken. – gezondheidsproject ism GGD, – oz naar toekomst PtA, – in kaart brengen van eetpatronen in een bepaalde probleemwijk. 132
PA
We hebben veelal gekozen voor doelen die in een half jaar haalbaar zijn. De vragen voor de projecten worden vooral aangedragen door contactpersonen bij DRO. We hebben goede ervaringen met de gemeente Amsterdam. Er is in de projecten contacten met uiteenlopende partijen: scholen, cateraars, maatschappelijke organisaties. Het is leuk om te zien dat studenten vaak onbevangen in projecten stappen en andere vragen stellen dan wij zouden doen. Dat heeft veel informatie opgeleverd. Er is een duidelijke relatie met de Proeftuin Amsterdam. Er is geregeld overleg, onder meer over de voortgang van de stages, of over het programma voor volgend jaar. Hogeschool Amsterdam is actief op het gebied van voeding. Omdat we niet onder LNV vallen zijn we daar niet altijd in beeld.
7.3 Er zijn meerdere onderwijsniveaus betrokken: lagere school, VMBO, MBO, HBO, Universiteit WUR, HBO, ROC en VMBO. 7.4 Relatie met onderzoek We hebben de startvragen (in bijlage programma) naar LNV gestuurd met de vraag: hoe kunnen we die wegzetten. Kan Wageningen UR hier iets mee? Dat bespreekt DK nu met andere directies. Ik zou het liefst een reservering hebben voor onderzoeksbudget. Voor zoveel uur waar we gebruik van kunnen maken. Er is al samenwerking. Bijvoorbeeld voor boerderijeducatie werkt Wildschut (Van Ver. Boerenstadswens) samen met Jan Hassink (WUR) in een soort stuurgroep. Hier denkt men o.m. na over de vraag hoe men zover komt dat scholen of ouderen een boerderij adopteren. Bij Lunch op scholen wordt al samengewerkt met Innovatienetwerk, in een samenwerking met WUR. Er zijn dus al relaties tussen projectleiders en onderzoek. De blik is vooral op WUR en HBO-instellingen gericht. Bart is vooral geïnteresseerd in de kortlopende onderzoeken, het zou ideaal zijn als PtA de ruimte krijgt voor een tiental kortlopende onderzoeken, in de sfeer van de helpdeskvragen (10.000 euro-vragen). BO-onderzoek heb je niet veel aan, dan moet je te lang wachten op een antwoord. Voor bestaande kennis zou moeten gelden dat het eenvoudig te vinden is en dat je dan kan volstaan met een kortlopend onderzoek of onderzoek door studenten. [WdJ] Proeftuin Amsterdam heeft al een aantal educatieve arrangementen lopen. We willen dit gaan verdiepen en gaan verbreden, dus naar meer wijken, ook naar meer steden in de Randstad. Hierbinnen willen we zorgen dat groene en grijze opleidingen meer gekoppeld worden en dat ze de programma's in curricula opnemen. Hier hangt onder meer mee samen dat docenten op InHolland training gaan krijgen. We richten ons vooral op voeding, later willen we ook naar natuur en milieu kijken. De primaire doelgroep zijn kinderen en ouders. Maar er wordt samengewerkt met bedrijfsleven en gemeenten. Het bedrijfsleven verstrekt informatie en promotie. De gemeenten gaan deze programma's onder de aandacht brengen van het onderwijs. Er wordt hiermee ook een brug geslagen tussen onderwijs, bedrijfsleven en onderzoek. Vragen vanuit het bedrijfsleven of het onderwijs worden doorgespeeld naar onderzoekers bij Wageningen UR. De Jong heeft hier goede ingangen, dat is makkelijke schakelen. Onderzoekers zijn bereid hier antwoord op te geven omdat ze 133
PA
verplicht zijn 1 – 5% van hun tijd te besteden aan kennisvragen uit de praktijk. De Jong speelt hierin de rol van kennismakelaar. Er is een team met mensen dat invulling geeft aan de uitvoering van de programma's, met o.m. Marjan van de Wel. 7.5 Relatie met praktijkkennis Niet onbelangrijk daarbij is dat er (1) zich naast A'dam e.o. enkele andere soortgelijke proeftuinen op het gebied van Duurzame Voeding (R'dam, Utrecht, Zuid-Limburg) aandienen. (RvS) PV: Op 21 september organiseren we een bijeenkomst waar het nadrukkelijk de bedoeling is om uit te wisselen. We zijn onlang uitgenodigd in Eindhoven. Binnenkort hebben we een gesprek in Almere. We zitten in een soort netwerk, al is dat wel afhankelijk van persoonlijke inzet.
8. Groene kennisinstelling als leadpartner 8.1 Er is in onderwijsland een voortrekker Er zijn met name korte lijnen met Wageningen UR. [GR] Er is ook gesproken met het Wellantcollege, hier zijn meerdere gesprekken mee gevoerd, maar uiteindelijk bleek dat men geen studenten kon leveren. Studenten willen liever niet zo ver buiten hun regio aan de slag. Inmiddels is duidelijk dat er een groot aanbod van projecten en kennisvragen is. Bos en Lommer wilde hier al een markt voor organiseren. Er ligt hier een prachtig toepassingsgebied, mooie opgaven. Maar het blijkt dat het onderwijs hier niet rijp voor is. Je zult Wellant en WUR niet snel midden in de stad zien, hoogstens aan de rand van de stad. Misschien komt er meer interesse bij het onderwijs nu er een impuls wordt gegeven door Rene van Schie en Willem Foorthuis. Al heeft Gaston wel wat twijfels omdat de regelingen bij LNV voor ondersteuning vaak erg ingewikkeld zijn. Op zich zijn er voldoende kennisinstellingen, het is de vraag hoe deze mee te krijgen zijn. De activiteiten van Hogeschool Amsterdam ogen tot dusverre wat adhoc, weinig strutureel.
9. Bereidheid tot actieve kenniscirculatie We kunnen veel van elkaar leren. We hebben in de CoP veel geleerd en daar heb ik ook de nodige contacten opgedaan. Met de CoP zijn we bezig me een document met vijf aanbevelingen, dat zijn beleidsaanbevelingen, maar dat omvat ook de nodige kennisvragen. Bijvoorbeeld. Wat zijn instrumenten om stadslandbouw betaalbaar te houden? Leven we nu minder gezond met de langere productieketens? Dit soort vragen komen daar op tafel. Dat zegt Michael Pollan ook: we weten nog zo weinig. Een van de aanbevelingen is: leer van elkaar. Uit programmaplan: Kennisuitwisselingsprojecten zoals het Interreg project FoodTURE-S, etc. Proeftuin Amsterdam participeert en investeert regelmatig in fora om het programma uit te dragen en ervaringen uit te wisselen met andere regio’s of steden. Het FoodTURE-s Interreg project loopt voor drie jaar, tot 2012. Daarnaast zal Proeftuin in 2010-2012 participeren in diverse andere nationale en internationale fora gericht op 134
PA
kennisuitwisseling op het gebied van regionale voedselstrategieën. Uitwisseling op 6 oktober zijn niet alleen stedelijke regio’s, dat zijn vooral plattelandsregio’s. Bart is vooral geïnteresseerd als er ook stedelijke regio’s actief zijn.
10. Ondersteuningsbehoefte 10.1 Ondersteuning in de regio Er is vooral behoefte aan financiële ondersteuning om het kennisarrangement op gang te helpen. Zie ook onderdeel 6. 10.2 Ondersteuning op landelijk niveau Ziet u meerwaarde landelijk netwerk? Op welke aspecten zou participatie voor de respondent meerwaarde kunnen opleveren? Op welke aspecten zou de respondent zinvolle bijdrage kunnen leveren aan het netwerk?
11. NME [PV] Er is aandacht voor het laten passen van Proeftuin Amsterdam in de educatievisie. [RvS] De burger/jeugd invalshoek is op korte termijn het meest concreet in te vullen. Enerzijds de kant van de proeftuin (met NME-centrum, GGD, IVN) i.s.m. programmabureau NME. En in aansluiting daarop via groen onderwijs (Wellant, Clusius, Inholland). In het overleg hebben we met NME-bureau (Marieke van der Werf), InHolland (Lucas Vokurka en Jan Fienieg), Wageningen UR (Wim de Jong) en Henk Lindenberg (LPC) afspraken gemaakt over een zodanige NME- en GKC-aanpak dat A'dam e.o. goed bediend kan worden. Uit programmaplan: Basisschoolleerlingen vormen een belangrijke doelgroep voor de Proeftuin Amsterdam. We constateren dat basisscholen overstelpt worden met aanbod. Diverse activiteiten concurreren met elkaar. De aandacht voor (gezond en duurzaam) eten is vrij recent. Het idee is om in samenwerking met Natuur en Milieu Educatie een goede leerlijn voor het onderwijs te ontwikkelen rondom duurzaam en gezond voedsel waar schooltuinen, smaaklessen, boerderijbezoek en gezond eten een rol in kunnen spelen. Ook zijn er wellicht mogelijkheden om vanuit het programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling initiatieven of projecten te ontwikkelen. Provincie Noord Holland heeft klimaat en energie als centraal thema gekozen voor het nieuwe LvDO programma. Inspanningen gericht op (het leren over) het terugbrengen van CO2 uitstoot via de voedselketen kunnen daar goed in passen. Overigens is een samenwerking met de eerder genoemde GKC instellingen in deze heel goed mogelijk en dit kan deel uitmaken van de eerder genoemde samenwerkingsovereenkomst. (programmaplan) Dilemma is dat een directeur van een nme-centrum zegt: is het nu nodig om een heel arrangement te verzinnen? Ik heb wel ideeën, geef maar geld dan kunnen we morgen beginnen. Je moet dus de balans houden tussen de energie houden bij de mensen die het moeten doen en het organiseren van een Poolse landdag met iedereen die mee moet praten. Het gevaar daarvan is dat de energie wegloopt en verstroopt. InHolland werkt straks vanuit een KIGO-project voor PtA, dat zou moeten betekenen dat Dinand hiervan op de hoogte is
135
PA
12. Regio Veenkoloniën Interview Regiogesprek/-bijeenkomst Datum 22 juni 2009 Locatie
Provinciehuis Assen Regiogesprekken met (Namen/functie) Zie voor Kontaktlijst Bijlage
Leontien Kompier – Programmamanager, Programmabureau Agenda voor de Veenkoloniën (tot 1 juli 2009; daarna burgemeester gemeente Vlagtwedde) Rianne Vos – Werkplaatsmanager Veenkoloniën (tot 1 augustus 2009; daarna: in dienst bij Landschapsbeheer Drenthe) Ko Munneke – Projectsecretaris Agenda voor de Veenkoloniën Gerrie Koopman – Docent Van Hall Larenstein (Werkplaatscoördinator VHL, KIGO 2009-projectleider: ‘Praktijk en Kennis Gemengwoeld’ – Verankering Kennisagenda en Werkplaatsen Veenkoloniën in onderwijs/onderzoek) Door Rob Janmaat/Netwerk Platteland en Lineke Rippen/GKC-Programma Regionale Transitie
Achtergrond informatie Kaart van de Drents Groningse Regio Veenkoloniën - zie Bijlage 1 Regiogegevens Veenkoloniën Oppervlakte De oppervlakte van de deelnemende gemeenten is gezamenlijk zo’n 1500 km2. Daarvan is ongeveer 500 km2 veengebied. Gemeente(n)/ Provincies De partners van de Agenda voor de Veenkoloniën zijn de negen gemeenten: Aa en Hunze, Borger-Odoorn, Emmen, Hoogezand-Sappemeer, Menterwolde, Pekela, Stadskanaal, Veendam, Vlagtwedde, de provincies Drenthe en Groningen en de waterschappen Hunze en Aa’s en Velt en Vecht. Inwoners Ca. 200.000 Soc.-Economie Belangrijkste takken/sectoren Op verzoek van de minster van LNV onderzocht de commissie Structuurversterking Veenkoloniën (commissieHoekstra) in 2001 de problemen in de Veenkoloniën. Dat waren er drie: eenzijdigheid, afhankelijkheid en een negatief imago. Zowel de economie als het landschap zijn eenzijdig. De economie van de regio drijft grotendeels 136
VK
op de fabrieksaardappel en de suikerbiet en is daarmee erg afhankelijk van subsidies uit Brussel. De scholingsgraad is over het algemeen laag en er bestaat veel gesubsidieerde arbeid. Het negatieve imago is voor het grootste deel het gevolg van de eenzijdigheid en de afhankelijkheid. Als die wordt aangepakt, zal ook het imago verbeteren. Cultuur: door hard te werken onder zware en sterk wisselende omstandigheden, hebben de inwoners samen een bestaan opgebouwd. De sociale verbanden zijn dan ook erg sterk. Er heerst nog steeds een mentaliteit van pionieren en aanpakken, een uitstekende basis voor ontwikkelingen. Landschapstype De Drents - Groningse Veenkoloniën vormen een uniek gebied. Sinds de 15e eeuw is met de hand veen afgegraven en is een overzichtelijk en vlak landschap ontstaan. Het gebied biedt rust en ruimte, is schoon en heeft een grote cultuurhistorische waarde.
1 Wat vooraf ging / Dynamiek 1.2 Er is een gangmaker / voortrekker Een Werkplaats Veenkoloniën is operationeel met een Werkplaatsmanager: Rianne Vos. 11 december 2008 is een Regiocontract ondertekend (zie bijlage 2) met als onderleggers: een ontwikkelde ‘Kennisagenda Veenkoloniën’ en een ‘Businessplan Werkplaats Veenkoloniën’. Er is een Programmabureau Agenda voor de Veenkoloniën. www.veenkolonien.nl Van Hall Larenstein is leadpartner van het consortium kennisinstellingen (groen en niet-groen –zie 2e bullet hieronder en onder 7.2). Wat vooraf ging Binnen de Veenkoloniën heeft het Lectoraat Regionale Transitie van Hogeschool Van Hall Larenstein/ Wageningen UR sinds eind 2005 integrale gebiedsontwikkelingsprojecten uitgevoerd in de Werkplaats Annerveenschekanaal (voorloper van de huidige ‘Werkplaats Veenkoloniën). Het proces De Stuurgroep Agenda voor de Veenkoloniën (bestuurlijke samenwerking tussen negen Drentse en Groninger gemeenten, de provincies Drenthe en Groningen en twee Waterschappen –zie 2.1) heeft op 21 februari 2008 besloten een Werkplaats Veenkoloniën te realiseren in samenwerking met het Lectoraat Regionale Transitie van Hogeschool Van Hall Larenstein, het GKC-Programma Regionale Transitie en het ministerie van LNV. Tijdens het eerste en tweede kwartaal 2008 zijn een oriëntatie- en inventarisatiefase afgerond. Er is een consortium van samenwerkende partijen gevormd bestaande uit: de Stuurgroep Agenda voor de Veenkoloniën, vijf kennisinstellingen (Wageningen UR/Van Hall Larenstein; Rijksuniversiteit Groningen; Stenden Hogeschool; Hanzehogeschool; AOC Terra). De Agenda voor de Veenkoloniën, de vijf kennisinstellingen en LNV hebben op 19 juni 2008 een intentieverklaring ondertekend om het kennisarrangement uit te werken en te komen tot een programma van projecten (Kennisagenda Veenkoloniën) waarbij sprake is van het verbinden van de regionale innovatieagenda van de Veenkoloniën aan de onderwijs- en onderzoeksagenda’s binnen een vierjarige samenwerking. Daarnaast is een businessplan Werkplaats Veenkoloniën opgesteld om doelstelling, resultaat en financiering voor de langere termijn vast te stellen. Op 11 december 2008 is een Regiocontract ondertekend door bovengenoemde partijen (vorig punt) met de kennisagenda en businessplan als onderleggers. Met de gezamenlijk ontwikkelde Kennisagenda 137
VK
Veenkoloniën is de verwachting dat de vierjarige inzet vanuit de kennisinstellingen (groen en niet-groen) o.a. bestaat uit: 250.000 studenturen, 40.000 docenturen en 15.000 onderzoekuren. Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) ziet het proces rond de Agenda voor de Veenkoloniën inmiddels als nationale pilot voor de ontwikkeling van een netwerk van Werkplaatsen in Nederland en daarbuiten. 1.2 Er is een intermediair actief die initiatieven in een bepaalde richting op gang brengt Rianne Vos in samenwerking met het Programmabureau Agenda voor de Veenkoloniën. 1.2 Activiteiten betreffen meer dan één thema Op basis van het Gebiedsprogramma Veenkoloniën (2008-2012) is de Kennisagenda Veenkoloniën (meerjarig uit te voeren lijst van vernieuwingsprojecten) ontwikkeld, die onderwijs- en onderzoeksinstellingen samen met de regio de komende jaren gaan uitvoeren in de Werkplaats. Het Gebiedsprogramma omvat de volgende zeven thema’s (zie verder 4.1): 1. Agribusiness, 2. Landschap, 3. Infrastructuur, 4. Toerisme, 5. Wonen, 6. Sociaal-economische vernieuwing en 7. Regio’s verbinden. 1.2 Er is betrokkenheid van maatschappelijke organisaties Voor elk van deze thema’s geldt, dat ze niet gedragen en tot uitvoering gebracht kunnen worden door de Agenda voor de Veenkoloniën alleen. Andere partijen (publiek en privaat) zullen daar mede bepalend in zijn. De Agenda voor de Veenkoloniën ziet het als haar taak om stimulerende, faciliterende of voorwaardenscheppende stappen te zetten. Dit betekent dat Agendaprojecten verbindingen leggen tussen partijen (publiek en privaat) en onderwerpen, dan wel multi-actor uitvoeringsgerichte acties inhouden om innovaties, kennis of experimenten mogelijk te maken. Eea geldt dus ook voor de Werkplaats Veenkoloniën. Agenda vd Veenkoloniën (AvdV) is met innovatie en strategische vraagstukken bezig. Om de ontwikkelingen in de Veenkoloniën te toetsen en het beleid daarop aan te passen is er een sociaaleconomische monitor ontwikkeld waarbij burgers, bedrijven en bestuurders hun mening kunnen geven over de sociaaleconomische ontwikkelingen in het gebied. De monitor is in juni 2009 gestart en werkt met behulp van 3 panels: 1. VEP (Veenkoloniaal Economisch Panel): alle ondernemers zijn aangeschreven en uitgenodigd om een aantal vragen te beantwoorden over de soc-economie. GLB-beleid; innovatiebeleid/ondernemerschap (6000 ondernemers). 2. VBP (Veenkoloniaal Burger Panel): aan bewoners is de oproep gedaan (via krant, gemeentelijke websites, lokale omroep, etc.): laat je stem horen over ontwikkelingen; 3. VPP (Veenkoloniaal Politiek Panel) Een eerste conclusie is dat maatschappelijke betrokkenheid erg moeilijk te organiseren is! In samenwerking met beide Waterschappen wordt een visie ontwikkeld op het gebied van Water in de 138
VK
Veenkoloniën. Hierbij is de Werkplaats Veenkoloniën vanuit verschillende instellingen en disciplines betrokken, 1.2 Er is betrokkenheid van ondernemers Zie 1.4. Voor (bijna) alle projecten geldt dat er een vorm is van PPS (Publiek-Private Samenwerking). Een voorbeeld is het stimuleren van de teelt van vezelhennep. Deze teelt is als nieuwe teelt naast andere bestaande teelten (zetmeelaardappelen, suikerbieten en granen) geïntroduceerd. Hiervoor is onderzoek gedaan door een extern bureau + Erasmus Universiteit. Eea in nauwe samenwerking met ondernemers (hebben ook geïnvesteerd) en gefaciliteerd door overheid. Heel veel partijen bij betrokken. Een ander voorbeeld is het stimuleren van PVsystemen (zonnepanelen of Photo-Voltaïsche (PV) systemen: met behulp van zonne-energie elektriciteit opwekken) in het gebied. Met Energy Valley, LTO Noord, Eneco en de beide provincies én 19 agrarische ondernemers wordt een pilot gestart om middels PV-panelen op agrarische daken zonne-energie te produceren. Hierbij zijn ook studenten vanuit de Werkplaats Veenkoloniën betrokken. 1.2 Er wordt over kenniscomponent gecommuniceerd Ja. Via: Kennisinstellingen, Agenda voor de Veenkoloniën, etc. 1.2 Innovatieve initiatieven worden opgepakt In mei 2005 is het samenwerkingsverband ‘Agenda voor de Veenkoloniën’ geëvalueerd. Naar aanleiding van deze evaluatie heeft de Stuurgroep besloten de samenwerking voort te zetten. Uit het evaluatierapport blijkt dat de Agenda z’n meerwaarde heeft bewezen en tot een aantal positieve resultaten voor het gebied heeft geleid. Vooral de goede bestuurlijke samenwerking en de gezamenlijke ambitie om de Veenkoloniën als gebied “op de kaart te zetten” blijken hierbij van grote waarde. In april van 2007 heeft de Stuurgroep van de Agenda wederom een evaluatie uitgevoerd. De uitkomst van deze evaluatie was dat de Agenda heeft bewezen een waardevolle aanvulling te zijn op de uitvoering van gebiedsgebonden projecten in de Veenkoloniën. Samen met experts is begin 2008 het nieuwe Gebiedsprogramma gepresenteerd voor de jaren 2008 tot 2012. Dit nieuwe gebiedsprogramma focust juist op vernieuwende/innovatieve projecten. Een voorbeeld is de introductie van een nieuwe onderwijsmethode bij meer dan 100 basisscholen in de Veenkoloniën (Duurzaam Leren in de Veenkoloniën). Een ander voorbeeld is het stimuleren van samenwerking tussen agrarische ondernemers op een geheel nieuwe locatie in de Veenkoloniën (Boeren Nieuw Buinen).
2. Regionale Bestuurlijke Samenwerking 2.1 Er is een Gebiedsautoriteit De Stuurgroep Agenda voor de Veenkoloniën, een samenwerkingsverband van 13 partijen: Negen Gemeenten: 1. Aa en Hunze, 2. Borger-Odoorn, 3. Emmen, 4. Hoogezand-Sappemeer, 5. Menterwolde, 6. Pekela, 139
VK
7. Stadskanaal, 8. Veendam, 9. Vlagtwedde, Twee Provincies: 10. Provincie Drenthe 11. Provincie Groningen Twee Waterschappen: 12. Waterschap Hunze en Aa’s 13. Velt en Vecht. De gemeenten en de waterschappen hebben elk één vertegenwoordiger in de Stuurgroep, de provincies Drenthe en Groningen elk twee. De leden van de Stuurgroep vergaderen minimaal vijf keer per jaar. Deze vergaderingen zijn niet openbaar. Na afloop van de Stuurgroepvergadering worden relevante beslissingen in de digitale nieuwsbrief beschreven. Elk jaar wordt het uitvoeringsprogramma vastgesteld. Hierin wordt aangegeven welke projecten dat jaar worden aangepakt. De leden van de Stuurgroep ontvangen elke zes maanden een voortgangsrapportage over de uitvoering van die projecten. Partners kunnen projectvoorstellen aandragen, waarna de Stuurgroep bekijkt of de voorstellen worden overgenomen. Daarvoor moet een project in ieder geval een belangrijke bijdrage leveren aan de uitvoering van de Agenda en snel en zichtbaar resultaat geboekt kunnen worden. 2.2 Er is een initiatief om structurele afspraken voor een kennisarrangement te maken Ja. Zie onder 1.1. Onder andere het Stuurgroep-besluit van februari 2008 en ondertekening van het Regiocontract op 11 december 2008 door zeven partijen. Leontien Kompier: “De regio is erg trots op dit concept. Elke Stuurgroepvergadering blijkt de interesse en betrokkenheid; ze geloven erin”. 2.3 Er is een overlegstructuur voor periodieke afstemming Overlegstructuur Stuurgroep Agenda voor de Veenkoloniën: zie 2.1. De Werkplaatsmanager levert vijf keer per jaar een tussenrapportage aan de Stuurgroep over de voortgang. Binnen het dagelijks Werkplaatsmanagement is er voortdurend overleg tussen de Werkplaatsmanager, het Programmabureau voor de Veenkoloniën en de betrokken instellingen (naast het overleg met projectstakeholders). 2.4 Er zijn afspraken over faciliteren intermediair of vrije actor De op 11 december ondertekende Regiocontract Veenkoloniën met de onderlegger: businessplan Werkplaats Veenkoloniën.
3. Regionaal uitvoeringsorgaan 3.1 Er is een programmabureau (uitvoeringsorgaan van een bestuurlijk gebiedsprogramma) Programmabureau Agenda voor de Veenkoloniën - www.veenkolonien.nl 140
VK
Voor de uitvoering van de Agenda bestaat sinds 2003 het programmabureau Agenda voor de Veenkoloniën. Sindsdien zijn op basis van de Agenda projecten ontwikkeld en uitgevoerd. In totaal was de Agenda van 2003 tot 2005 meer of minder betrokken bij 34 uitvoeringsprojecten in de Veenkoloniën. Het Programmabureau voor de Veenkoloniën ondersteunt en coördineert de projecten, verwerft nieuwe projecten en verzorgt de (financiële) administratie, evaluatie en communicatie van en over de Agenda en de bijbehorende projecten. Binnen het Programmabureau zijn werkzaam: 1 Programmamanager, 1 Programmasecretaris, 1 communicatieadviseur en een 1 managementassistente (ca. 3 fte).
3.2 Voertuig voor een kennisarrangement Werkplaats Veenkoloniën 3.3 Er is een zichtbare locatie voor een kennisarrangement Werkruimte bij Waterschap Hunze en Aa’s.
4 Regionale gebiedsinnovatie-opgaven 4.1 Er is een gebiedsontwikkelingsplan waarin op samenhangende wijze meerdere aspecten van gebiedsinrichting en/of plattelandsontwikkeling aan de orde komen Ja, Gebiedsprogramma 2008-2012 Uitwerking van de aanbevelingen uit de evaluatie (2007 –zie onder 1.7) heeft geleid tot het terugbrengen van het aantal Agendapunten (Gebiedsprogramma) van tien naar zeven. Het Gebiedsprogramma 2008-2012 omvat de volgende zeven thema’s: 1. Agribusiness, 2. Landschap, 3. Infrastructuur, 4. Toerisme, 5. Wonen, 6. Sociaal-economische vernieuwing en 7. Regio’s verbinden. In het onderstaande overzicht een samenvatting van de projecten en initiatieven, ingedeeld naar de 7 thema’s voor de periode 2008-2012. Voor alle projecten geldt dat de twee sporen (‘verbindingen’ en ‘innovaties’) als invalshoek zijn genomen. De projecten die gekenmerkt zijn met een ster (*), zijn themaoverstijgend. AGRIBUSINESS Nr. Project Beschrijving 1.1
Inplaatsing Melkveehouderij Doel: 1) perspectief bieden aan bedrijven met belemmeringen voor bedrijfsontwikkeling, en 2) de agrarische structuur van de Veenkoloniën versterken door er een aantal grondgebonden melkveehouderijen te plaatsen (nu nog overwegend akkerbouwgebied). 141
VK
Resultaat: inplaatsing van een aantal melkveehouderijbedrijven in de Veenkoloniën. 1.2 Boeren Nieuw Buinen II Doel: het vestigings- en investeringsklimaat voor agrarische ondernemers in de Veenkoloniën verbeteren, door kennis en ervaring op te doen met een combinatie van inplaatsing én samenwerking van meerdere boeren. Resultaat: een projectplan voor de verplaatsing van drie bedrijven, gecombineerd met de inplaatsing van één bedrijf, afkomstig van buiten de Veenkoloniën. 1.3 * Werkplaats Veenkoloniën Doel: het realiseren van een Werkplaats Veenkoloniën, waarmee kennis wordt ontwikkeld en overgedragen. De regio wordt hiermee verbonden aan het Programma Regionale Transitie, die binnen de Groene Kenniscoöperatie (GKC) van het ministerie van LNV valt. De Werkplaats krijgt tevens een rol bij de projecten onder thema zes, in het kader van sociaal-economische innovatie. Het uiteindelijke doel is om, samen met de 5 O’s, innovatieve kennisprojecten te realiseren, die gestoeld zijn op regionale thema’s en verschillende niveau’s (VMBO t/m WO). Resultaat (2008): - Business plan Werkplaats - Een projectenlijst (korte en lange termijn) - 1 à 2 projectvoorstellen indienen, die binnen de R(K)IGO-tender valt. - RegioContract Werkplaats Veenkoloniën - Kennisbank - Community- en websiteportal Resultaat (2009-2012): op basis van de resultaten van 2008 verdere realisatie Werkplaats Veenkoloniën. 1.4* Economische versterking agribusiness Doel: het opzetten van een visie & strategie voor de landbouw in de Veenkoloniën. Hiervoor wordt aangesloten bij ontwikkelingen binnen de landbouw, die zijn voorgekomen uit de Themadag Landbouw (november 2007). Binnen de strategie wordt op projectmatige en praktische wijze vormgegeven aan een creatief en inspirerend concept, waarbij ketenversterking en economische onafhankelijkheid uitgangspunt zijn. Kernwoorden zijn schaalvergroting, verbreding, bio-energie en verdere ketensamenwerking. Resultaat: 1) inzicht in de mogelijkheden en kansen voor de toekomst van de landbouw in de Veenkoloniën, 2) een conceptueel plan voor een toekomstige bedrijfsopzet, en 3) draagvlak bij partijen voor uitvoering en realisatie van dit plan. 1.5 * Boeren met water Doel: het verbeteren van de waterkwaliteit en kwantiteit in relatie tot de agrarische functie in de Veenkoloniën. 142
VK
Hiervoor zal worden aangesloten bij de resultaten van de Themadag Landbouw en de projecten bij de Waterschappen. Resultaat: inzicht in de mogelijkheden voor het verhogen van de landbouwproductie in de Veenkoloniën door efficiënter waterbeheer.
LANDSCHAP Nr. 2.1 * Project Ruimte voor water Beschrijving Doel: het implementeren van de wateropgaven tot één integrale visie op water (de Blauwe Motor) en de kansen (landschap, wonen, varen, etc.) voor de Veenkoloniën. Resultaat: project opnemen in het businessplan van de Werkplaats Veenkoloniën. 2.2 * Landschappelijke en recreatieve verbindingszones met een woonfunctie. Doel: het realiseren van meerdere verbindingen tussen de Hondsrug, Westerwolde en het Oldambt, waarbij wonen, landschap en recreatie centraal staan. De uitwerking vindt plaats in meerdere projecten. Resultaat: 1. Landschapsplan Groene Ster van de Veenkoloniën. 2. Integraal gebiedsplan om de gebieden Hondsrug, Veenkoloniën-Zuid, Westerwolde en het Oldambt met elkaar te verbinden (bijvoorbeeld (elementen van) Terra Mater). 3. Plannen zijn opgenomen in het businessplan Werkplaats Veenkoloniën, en zijn in samenwerking tussen de 5 O’s (onderzoek, overheden, ondernemers, onderwijs en omgeving) verder uitgewerkt. 4. Plannen zijn ingebracht in het Interreg IVC programma. INFRASTRUCTUUR Nr. 3.1 Project Verbetering N366/N391 Beschrijving Doel: de Agenda voor de Veenkoloniën als katalysator bij de realisatie van de kwalitatief hoogwaardige verbinding met toekomstwaarde tussen de N34 bij Emmen en de N33 bij Veendam in navolging van het eindbeeld, waarbij een verbinding zal worden gelegd met Duitsland (en Eurohaven). Resultaat: het realisatie van een totaalplan aan maatregelen in overleg met de partners van de Agenda voor de Veenkoloniën: onder andere kruispunten Stadskanaal en Pekela, rondweg Emmen, entree Veendam, aansluiting N33 en de verbinding met de A31. 3.2 Railverbinding 143
VK
Doel: het verkennen van de mogelijkheden voor regionale railverbindingen in de Veenkoloniën en naar Duitsland. Resultaat: inzicht krijgen in de kansen en mogelijkheden van 1) een railverbinding tussen Emmen en Groningen via Ter Apel, Stadskanaal, Veendam en Zuidbroek, en 2) een railverbinding tussen Emmen en Meppen. Dit inzicht zal in samenwerking met andere projecten (waar onder Kolibri/Regio Visie Groningen-Assen) worden opgesteld. TOERISME Nr. 4.1 * Project Toeristische visie Beschrijving Doel: het opstellen van strategische regionale gebiedsvisie ter stimulering van het toerisme in de Veenkoloniën. Resultaat: een visie opstellen die inzicht geeft in de kansen op het gebied van toerisme in de Veenkoloniën. Deze visie bevat een actieplan, waarin concrete acties worden beschreven voor het benutten van de kansen voor nieuwe toeristische activiteiten in de Veenkoloniën en de samenwerking met Duitsland (Veenland). De visie zal aansluiten bij bestaande visies (Blauwe Lint, Hunze, e.a.). 4.2 * Spin-off v.v. Erica - Ter Apel Doel: het benutten van de kansen die worden gecreëerd door de vaarverbinding Erica - Ter Apel. Resultaat: positieve effecten op het gebied van economie, recreatie, toerisme, landschap, cultuurhistorie, watermanagement en natuurontwikkeling (zoals geschetst in het projectplan Herstel Vaarverbinding Erica - Ter Apel). 4.3 * Spin-off v.v. Zuidlaardermeer - Oost-Groningen Doel: het benutten van de kansen die worden gecreëerd door de vaarverbinding Zuidlaardermeer - OostGroningen. Resultaat: zie vaarverbinding Erica - Ter Apel
WONEN Nr. 5.1 * Project Wonen in de Veenkoloniën Beschrijving Doel: het versterken van de woonkwaliteit en de wooneconomie in de Veenkoloniën Resultaat: een agenda opstellen met nieuwe concepten op het gebied van Wonen, Werken en Wellness. Deze agenda is een algemene oriëntatie op het versterken van de woonkwaliteit en wooneconomie in de Veenkoloniën. Deze agenda borduurt voort op de aanbevelingen van het project Neoveenkoloniaal Bouwen. Andere onderdelen van deze agenda zijn 1) het faciliteren van ‘opknapactie’ in bestaande linten, en 2) het uitvoeren van project de Drentse Horn. 144
VK
SOCIAAL-ECONOMISCHE VERNIEUWING Nr. 6.1 * Project Sociaal-economische monitor Beschrijving Doel: het realiseren van een monitor Veenkoloniën en het ontsluiten van kennis. Resultaat: 1) een overzicht van actuele sociaal economische kerncijfers specifiek voor de Veenkoloniën opstellen, en 2) in samenwerking met provincies en kennisinstellingen (UvA, RUG, HanzeConnect e.a.) een volgsysteem realiseren, waarmee resultaten kunnen worden gemeten. 6.2 * Scholings- en innovatie-initiatieven Doel: het wegwerken van kennisachterstanden en het realiseren van niveau 1 en 2 banen. Resultaat: 1) het registreren en monitoren van jongeren, 2) het uitvoeren van een Landelijke pilot met Michael Fullan, gericht op schoolverbetering in de Veenkoloniën, en 3) het uitvoeren van de Jobacademie Veenkoloniën (pilot): een actieve, concrete en succesvolle aanpak voor jongeren, gericht op het verkrijgen van zowel een startkwalificatie als een (BBL-)baan. 6.3 Gebiedspotentie ICT Doel: het versnellen van de marktwerking voor glasvezel en de bedrijventerreinen in de Veenkoloniën een marktconform dienstenaanbod bieden, waarbij innovatie en ontwikkeling van de economische structuur een positieve impuls krijgen. Resultaat: het realiseren van een marktconform dienstenaanbod over glas, waarbij innovatie en de ontwikkeling van de economische structuur een positieve impuls krijgen. Dit wordt gerealiseerd in samenwerking met ondernemersverenigingen, parkmanagement organisaties, gemeenten en de Kamer van Koophandel.
REGIO’S VERBINDEN Nr. 7.1 Project Regionaal Convenant Regel-last Beschrijving Doel: het verminderen van de regellast ter verbetering van het ondernemersklimaat in de Veenkoloniën. Resultaat: 1) het verbeteren van dienstverlening, 2) een regionale aanpak verminderde regeldruk realiseren, en 3) een klantgericht accountmanagement bewerkstelligen. 7.2 * Veenkoloniën in Europa Doel: het versterken van Veenkoloniale projecten door aan te sluiten bij Europese subsidieprogramma’s.
145
VK
Resultaat: het inbrengen van één of meerdere projecten in Europees verband, waardoor kennis en kunde uit andere regio’s in deze projecten wordt ingebracht.
4.2 Er is een projectplan gekoppeld aan het Gebiedsprogramma Aan de zeven Agendathema’s zijn achttien uitvoeringsprojecten gekoppeld. Voor het overgrote deel zijn dit projecten, die op korte termijn resultaat laten zien, met veel nadruk op sociale, economische en ruimtelijke ontwikkelingen. Alle partners hebben ingestemd met meerjarige financiële afspraken, het benoemen van portefeuillehouders per project en met zakelijke projectopdrachten. In deze projectopdrachten wordt per project vastgelegd wie waarvoor verantwoordelijk is. Elk project heeft een eigen projectleider (ambtenaar of externe).
5. (op weg naar een) Kennisagenda 5.1 Er is een kennisagenda Ja: Kennisagenda Veenkoloniën 2009-2012 Het Gebiedsprogramma Veenkoloniën 2008-2012 en de zeven thema’s (zie 4.1.) zijn leidend geweest voor het in 2008 gezamenlijk ontwikkelen van de Kennisagenda Veenkoloniën door het programmabureau Agenda voor de Veenkoloniën (AvdV) en de kennisinstellingen. Deze geeft een overzicht binnen welke thema’s, (bestaande) projecten, onderwerpen en binnen welke periode de kennisinstellingen op projectniveau gaan participeren. De huidige kennisagenda geeft de mogelijkheden van inzet weer voor het jaar 2009. De Kennisagenda 2009 is tot stand gekomen door overleg tussen het Programmabureau AvdV, de Werkplaatsmanager en de Werkplaatscoördinatoren per instelling. Bij projectuitvoering gaan de afzonderlijke AvdV-projectleiders met de Werkplaatscoördinatoren + Werkplaatsmanager om tafel (vraagarticulatie, afspraken mbt activiteiten, resultaten en financiën, etc.).’ AvdV-projectleiders hebben een verantwoordelijkheid mbt strategische opgaven. Leerproces Werkplaats Veenkoloniën: Universiteit kan het beste met de projectleiders spreken; daarna kan HBO inhaken en dan kan ook een aoc mee bewegen. De betrokkenheid van aoc’s is belangrijk: AvdV-projectleiders hebben via aoc’s contact met werkveld (ondernemers, etc. Concretiseringsslag). Tijdens de uitvoer van Werkplaatsprojecten wordt ook met ondernemers en met burgers gesproken; projectleiders leren daar ook van – zitten vaak te strategisch en zien dan de concretisering. Dat is de kracht van de inzet van verschillende niveaus; en wordt er uiteindelijk antwoord gegeven op strategisch nivo. Jaarlijks zal in september (voor het eerst in 2009) de opzet van de kennisagenda worden geëvalueerd, aangepast en aangevuld waardoor de kennisagenda voor het jaar daarna ontstaat. Ook hierbij zal weer sprake zijn van een interactieve afstemming tussen de Agenda voor de Veenkoloniën en de kennisinstellingen. Bij deze afstemming worden ook de Rijksdoelen betrokken (o.a. op thema’s zoals: klimaat, ondernemerschap, multifunctionele landbouw, leren voor duurzame ontwikkeling). Hiermee wordt de verbinding van de regionale (Veenkoloniale) ontwikkelingen aan de nationale agenda (en vice versa) geborgd. De doelstelling van de Werkplaats is om door, voor en met onderwijs, onderzoek, overheid, ondernemers en omgeving (incl. burgers) een leeromgeving te creëren waarbinnen innovatieve antwoorden worden gevonden op 146
VK
regionale vraagstukken. Met de Werkplaats wordt een omgeving gecreëerd waarbinnen het voor alle stakeholders interessant is om nauw betrokken te blijven. De opdrachtgevers die participeren moeten niet alleen in het eindproduct geïnteresseerd zijn maar ook in het proces om tot het eindresultaat te komen. De experts (bureaus, onderzoekers, docenten, etc.) die participeren brengen methodieken in en zijn geïnteresseerd in een nadere optimalisatie van deze methodieken. Studenten spelen een belangrijke rol. Zij beschikken over een frisse blik en belichten projecten vaak vanuit een ander perspectief. Door de koppeling met onderwijs en onderzoek is het mogelijk om verdiepingsslagen te maken. Zo kunnen vanuit de kennisinstellingen onderzoekstrajecten worden opgestart en is het vanuit onderwijs mogelijk om daadwerkelijk met studenten intensieve dataverzameling en data-analysetrajecten uit te voeren. De concrete resultaten die binnen de Werkplaatsprojecten worden ontwikkeld zijn begin 2009 in overleg met de regio(AvdV)projectleiders nader vastgesteld. De onderwijs-/onderzoeksthema’s bij de projectbeschrijvingen in de Kennisagenda geven hiervoor de eerste aanzet. Hieronder een samenvatting uit de Kennisagenda Veenkoloniën. Het betreft een overzicht van het eerste jaar 2009. De meerjarige samenwerking is voor vier jaar.
Een aantal voorbeelden gebaseerd op de thema’s uit het Gebiedsprogramma 2008-2012: Thema Agribusiness 1.2 Boeren Nieuw Buinen Onderzoeksthema’s: Klimaatneutrale landbouw, energieontwikkeling (teelten, zonne-energie, windenergie, nieuwe vormen, etc.); Verkenning mogelijkheden invulling leegkomende bedrijven; Landschappelijke inpassing en nieuwe architectuur bij in- en verplaatsing; Ondernemerschap; Procesanalyse.
147
VK
Thema Landschap 2.2 Landschappelijke recreatieve verbindingszones Onderzoeksthema’s: Ruimtelijke, planologische aspecten; Onderzoek naar integrale thematiek (wonen, recreëren,ondernemen); Samenwerkingsmogelijkheden tussen gemeenten en over provinciegrenzen; Aantrekkingskracht gebied. Thema Infrastructuur 3.2 Railverbinding Onderzoeksthema’s: Haalbaarheidsonderzoek (passagiers – en goederenvervoer). Verkenning samenwerking met Duitsland. Thema Toerisme 4.1 Toeristische visie Onderzoeksthema’s: Identiteit op het gebied van wonen, recreëren en ondernemen; Inventarisatie toeristische initiatieven in de Veenkoloniën; Verkenning mogelijkheden spin-off vaarverbinding; Ontwikkeling kansrijke toeristische activiteiten ondernemers/overheid. Thema Wonen 5.1 Wonen in de Veenkoloniën Onderzoeksthema’s: Ontwerpopgave binnen 4 Belvedere projecten; Cultuur, identiteit (combinatie met recreatie); Migratie; Sanering, vernieuwing, mogelijkheden herontwikkeling woonomgeving (vervolg op neo-veenkoloniaal bouwen); Strategisch voorraadbeleid. Thema Sociaal-economische vernieuwing 6.1 Sociaal-economische monitor. Onderzoeksthema’s: Uitvoering externe monitor – verwachting / beleving bij ondernemers, politiek en bewoners; Ontwikkeling interne beleidsmonitor; Ontwikkeling sociaal-economische schets van gebied. Thema Regio’s verbinden 7.1 Veenkoloniën Europa Onderzoeksthema’s: Ondersteuning bij ontwikkeling Europese projecten; Uitvoering grensoverschrijdende projecten met collega instellingen in Duitsland.
148
VK
Kenmerk van de Werkplaats is dat binnen projecten op verschillende niveaus deelprojecten kunnen worden uitgevoerd die weer met elkaar in verbinding staan. Zo kunnen op strategisch niveau methodieken worden ontwikkeld die op uitvoeringsniveau in praktijk worden gebracht. Op basis van de opgedane ervaring kunnen deze vervolgens op strategisch niveau worden geoptimaliseerd. 5.2 Afspraken over wijze van agenderen van thema’s Ja. Zie 2.1 en 5.1.
6. Cofinanciering 6.1 Er is een substantiële geldstroom voor samenwerkingsactiviteiten beschikbaar die continuïteit over meer dan één jaar garandeert/afspraken over investering door elk van de betrokken instanties Voor 2009 is de inzet vanuit onderwijs en onderzoek: ca. 54.000 uur (zie 5.1. voor samenvattend tabel Kennisagenda). De gekapitaliseerde waarde van deze gezamenlijke inzet (Kennisagenda 2009 - 1 jaar) is gesteld op circa 660 kEuro (waarde inzet studenten, docenten, onderzoekers). De Agenda voor de Veenkoloniën draagt naar verwachting over vier jaar ca 600 kEuro bij in de projectfinanciering en 195 kEuro in het management en beheer; er is ook tweejarige RAAK-projectfinanciering van 250 kEuro. De kosten van de Werkplaats zijn onder te verdelen in (uit het Businessplan Werkplaats Veenkoloniën):
Zie 5.1. voor de kennisagendatabel. 149
VK
150
VK
7. Meerdere regionale kennisinstellingen 7.1 Instituties hebben hun structuur aangepast om samenwerkingsactiviteiten tot vast onderdeel van het takenpakket te maken Hier wordt nu aangewerkt. Veel aandacht vanuit de kennisinstellingen om de benodigde onderwijs- en systeemvernieuwing door te voeren. Per juni 2009 is een Van Hall Larenstein (VHL) KIGO-project beschikt door LNV waarin de nodige ontwikkelingsslag binnen de kennisinstellingen (vooral VHL en AOC Terra) als doelstelling is opgenomen. Het gaat om diverse activiteiten/resultaten rondom onderwijsvernieuwing en systeemverandering. 7.2 Meerdere instellingen zijn betrokken Kennisinstellingen Consortium Veenkoloniën (partij in Regiocontract 11 december 2008): 1. Wageningen UR/Van Hall Larenstein; 2. Rijksuniversiteit Groningen; 3. Stenden Hogeschool; 4. Hanzehogeschool; 5. AOC Terra. 7.3 Er zijn meerdere onderwijsniveaus betrokken: lagere school, VMBO, MBO, HBO, Universiteit Ja. Zie onder 7.2. van vmbo tot universiteit en ook onderzoeksinstellingen. 7.4 Relatie met onderzoek 6. Wageningen UR/Van Hall Larenstein; 7. Rijksuniversiteit Groningen; 7.5 Uitwisseling met andere regio’s Ja, is thema van het Gebiedsprogramma.
8. Groene kennisinstelling als leadpartner 8.1 Er is in onderwijsland een voortrekker Van Hall Larenstein, Leeuwarden
9. Bereidheid tot actieve kenniscirculatie Zie info punten 1 t/m 8. De Werkplaatsmethodiek gaat uit van een multi-actor kennis ontsluiten, delen, ontwikkelen, toepassen, verspreiden. Doelstelling 7.2 (Regio’s verbinden) van het Gebiedsprogramma Veenkoloniën heeft onder andere als uitgangspunt kenniscirculatie.
151
VK
10. Ondersteuningsbehoefte 10.1 Ondersteuning in de regio Werkplaatscoördinatoren Leontien Kompier(LK)/Rianne Vos(RV): “Er moeten coördinatoren binnen de instellingen werkzaam zijn en ze moeten mandaat/commitment hebben van hun achterban (o.a. bestuur). Dit moet onder de aandacht worden gebracht van bestuur kennisinstellingen, GKC (en LNV). Wanneer er dagelijks contact met de coördinatoren mogelijk is dan gaat de ontwikkeling snel en verbreedt het zich snel. Competenties Werkplaatscoördinator We hebben afscheid van een van de coördinatoren moeten nemen; die had geen ‘klik’, niet voldoende betrokken en in staat om zijn rol en taakstelling te overzien en te operationaliseren. Coördinatorrol: learningby-doing de juiste competenties ontwikkelen. Spanningsveld: wij (AvdV) zitten met tijdsdruk: onze projectdynamiek is een andere dan de dynamiek van de instellingen. Ondersteuning Werkplaatscoördinator De coördinatoren moeten ondersteund worden.” Functieomschrijvingen Werkplaatsmanager/-coördinator Er moet een functieomschrijving worden opgesteld. Geldt ook voor de Werkplaatscoördinator. Flexibiliteit Instellingen LK/RV: ”Instellingen moeten middelen hebben om studenten/docenten in te zetten. Bovendien moeten de werkplaatscoördinatoren de eigen docentenachterban goed kunnen betrekken en kunnen inspelen op praktijkdynamiek.” Financiering Werkplaats De AvdV had de eigen financiën mbt de Werkplaats + projecten snel voor elkaar. Dat is/was anders bij de kennisinstellingen ("geld samenrapen was het; langdurig en is deels ook niet gelukt. Frustratie bij de regio". Er moet ook structurele dekking zijn voor de coördinatoren"). Vraagsturing vanuit de regio Strategische projecten Agenda vd Veenkoloniën zijn leidend. In het begin kunnen de instellingen nog aanbodgericht instappen, maar er moet een snelle ontwikkeling naar vraaggerichtheid plaatsvinden. Belangrijk is ook dat de instellingen opereren vanuit resultaatverplichting en niet alleen vanuit prestatieverplichting. Barrière: moeilijke samenwerking tussen onderwijs en onderzoek binnen Universiteiten LK/RV: “Bij de projectstart/-uitvoering bleek begin 2009 dat er 2 stromen (onderwijsstroom en onderzoeksstroom) zijn die niet op elkaar afstemmen c.q. niet goed met elkaar kunnen samenwerken – daar hebben we last van. Het vertraagt. Er is sprake van verkokering in zo’n groot instituut. En daar hebben we weinig invloed op. We hebben geleerd zelf met de docenten te spreken. Maar dat is ook te tijdrovend.” Houding onderzoeksinstellingen – kennisinstelling geen kenniscentrum midden in de maatschappij LK/RV: “Er zijn vele onderzoeksvragen. Houding/instelling van onderzoekers is belangrijk. Betrokkenheid en inzet bij de vraagarticulatie; wat zou onze rol kunnen zijn? Wij kunnen hierop inspelen door c.q. concreet bijdragen door ... Dat is een goeie houding. Maar onderzoekers acteren vaak vanuit ‘uurtje factuurtje' (als je 152
VK
maar betaald, dan komen we)-mentaliteit en vaak een arrogante houding. Geen goeie visitekaartjes van een kennisinstelling die middenin de maatschappij willen staan (besturen moeten zorgen voor een cultuurverandering)! Wij hebben binnen de strategische (innovatieve) projecten veel onderzoeksondersteuning nodig en kunnen vaak sneller en goedkoper terecht bij een Grontmij." LNV-focusverandering Er is nu focus op Natura 2000 of Waddenzee. Niet meer op transformatie. Het moet En En. Functieomschrijvingen Werkplaatsmanager/-coördinator Er moet een functieomschrijving worden opgesteld. Geldt ook voor de Werkplaatscoördinator. 10.2 Ondersteuning op landelijk niveau Mbt overstijgende thema's als: Duurzame energie; Water; Economische versterking van agribusiness.
11. NME B.v. Educatie: smaaklessen; boerderij-/natuur- & milieueducatie; Is er bij de Provincie/gemeenten een visie op NME (in brede zin)? Speelt bij de Provincies maar niet bewust bij de Agenda. Irma Twickler – Provincie Drenthe; Winkler Prins (kennisinstelling) – samen met Staatsbosbeheer: moeilijk lerende kinderen; etc. hoe betrek je ze erbij? Vraag: Natuurwerkplaats en Werkplaats worden die afzonderlijk of gezamenlijk doorontwikkeld? Meer info via Rianne Vos – Landschapsbeheer Drenthe.
12. Overig (reflectie; additionele info/punten of i.d.) Leontien Kompier/Rianne Vos: “We zijn met een evaluatie bezig over Werkplaatsverloop vanaf 11 december 2008. We kijken naar verbeterpunten; het is een leerproces. Politieke druk/commitment op inhoud blijkt belangrijke succesfactor. 60% draait goed en 40% is nog zoekend (60% heeft te maken met: beschikbare geldmiddelen / dichter bij het vuur van LNV (we moeten het tot een succes maken). Stenden/Hanze zijn zoekend. Er is een evaluatie geweest (type organisatie, middelen): grote instellingen en logge structuren; RUG, VHL etc. zijn kleinere organisaties. Houding van mensen: willen ze werken binnen dit concept? Hell of a job om alles te organiseren. Breed denken; integraal; wat te bieden hebben; niet met tegenzin er aan werken. 80% van de docenten zijn niet geschikt. De rol van docent + manier van onderwijs geven is echt anders; verbinding leggen met praktijk en vertaalslag naar onderwijs, projectorganisatie. Een coördinator moet kennisinstelling breed kunnen overzien; over zijn eigen discipline heen kijken. Coördinator moet flexibel zijn. Regiogericht/marktgericht denken. Het kan wel; elke module kan zo ingericht worden. Aoc's zijn flexibeler; zijn meer gericht op de praktijk. Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3
Kaart Regio Veenkoloniën Regiocontract Veenkoloniën 11 december 2008 Uitspraken Minister Verburg bij ondertekening Regiocontract d.d. 11 december 2008
153
VK
Bijlage 1 - Kaart Drents Groningse Regio Veenkoloniën
154
VK
Bijlage 2 – Regiocontract Veenkoloniën
155
VK
156
VK
157
VK
158
VK
Bijlage 3 2008
Uitspraken Minister Verburg ter gelegenheid van ondertekening Regiocontract d.d. 11 december
159
VK
13. Regio Veenweidegebied Interview Regiogesprek Datum 14-07-09 Locatie Provincie Utrecht Met (Namen/functie) Cees Kwakernaak (Alterra – Wageningen UR) projectleider Waarheen met het veen – 16-10 akkoord Josje van Noorden (Provincie Utrecht) Door Rob Janmaat en Floor Geerling
Telefonische gesprekken Datum 01-09-09 Met (+ functie) Jos Kroets (IPC) Door Rob Janmaat Datum 14-09-09 Met (+ functie) Karin van Beckhoven (InHolland) – 2-11 akkoord (na kleine wijzigingen) Door Rob Janmaat Datum 16-09-09 Met (+ functie) Wim de Jong (Wageningen UR) – 4-11 wijzigingen doorgevoerd Door Rob Janmaat Datum 17-09-09 Met (+ functie) Erik Strating (gemeente Nieuwkoop) Door Rob Janmaat 160
VW
NB Extra input uit businessplan Kenniscentrum Westelijk Veenweiden Uitspraken met initialen ervoor komen van telefonisch geinterviewden, de overige van Cees Kwakernaak en Josje van Noorden.
Achtergrondinformatie Kaart van de Regio –
Het project Waarheen met het veen zoekt antwoorden op vragen voor een duurzaam Westelijk-Veenweidegebied. Welke regio is met name relevant om hier te benoemen? Het Groene Hart. GH is een beter bestuurlijk gebied dan Veenweide. In vergelijking met Veenkoloniën -> regiocontract, is het van belang dat er een orgaan komt voor ontwikkelingen in de regio.
Regiogegevens Oppervlakte 180000 ha Gemeente(n)/ Provincies
57 gemeenten Inwoners Randstad: 6 miljoen Economie Landschapstype Veenweidelandschap
161
VW
1. Wat vooraf ging / Dynamiek 1.1 Er is een gangmaker / voortrekker In de afgelopen jaren heeft het onderzoeksprogramma Waarheen met het Veen? gedraaid. In het project werken onderzoekers samen met vertegenwoordigers van beleid, beheer en gebruik, aan mogelijke oplossingen voor het veenweidevraagstuk (toekomst landbouw en natuur tegen achtergrond van bodemdaling en klimaatverandering). Centraal daarin staat de rol van het waterbeheer. In “Waarheen met het Veen?” zijn verschillende mogelijkheden voor waterbeheer onderzocht op hun gevolgen voor het landschap, het landgebruik, de milieukwaliteit en de natuur.Alterra heeft initiatief genomen om in het vervolgvoorstel een werkplaats-constructie in het projectvoorstel op te nemen. Met instemming van het consortium. Hier zit ook veel energie, zij kijken met instemming terug op hetgeen gepresteerd is. De provincie is gefocust op toepassing van kennis. Voor het programma Westelijk Veenweidegebied is de Kwaliteitsatlas ontwikkeld. Hier zit een relatie met jonge mensen, een focus op jonge generatie. Voor het uitwerken van het programma en hoe het programmabureau met vraagstukken om wil gaan, moet kennis en relatie met onderwijs (wel of niet) eerst duidelijk worden gemaakt (meerwaarde inzichtelijk). Het is nog de vraag wie dat gaat trekken. Is dat wat je als Groene Hart doet, of vanuit westelijk veenweide. Of vanuit een sector of vanuit onderwijs/onderzoek. Iedereen heeft daarbij belangen; Dit is niet per definitie het programmabureau Groene hart. Door Wageningen UR zijn er ideeën ontwikkeld voor een Kenniscentrum Westelijk Veenweiden. De plannen worden uiteengezet in een businessplan. “ASG (Livestock Research) heeft samen met SSG (LEI), ESG (Alterra) en PSG (PRI) in 2008 een verkenning gedaan om in beeld te brengen welke sectorale en maatschappelijke thema’s momenteel een rol spelen in het Westelijke Veenweidegebied. Daaruit blijkt dat de gewenste systeeminnovaties zouden kunnen worden uitgewerkt en uitgevoerd in een nieuw op te richten Kenniscentrum Westelijke Veenweiden. Partners in Kenniscentrum Westelijke Veenweiden zijn zoveel mogelijk díe partijen die (mede)probleemeigenaar zijn v.w.b. de realisatie van de doelen uit de Nota Ruimte, dus met een duidelijk belang om in actie te komen op het thema / de thema’s waar ze eigenaar van zijn: overheden, bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties, onderwijs. Doel: Initiëren, stimuleren en coördineren van (systeem)innovaties in het Westelijk Veenweidegebied, geflankeerd en ondersteund door kennisontwikkeling en –benutting mede op het rundveeproefbedrijf en praktijkbedrijven in het gebied. Inhoudelijke focus: remmen bodemdaling, waterkwaliteit en –kwantiteit en het perspectief voor de veehouderij als drager van het cultuurlandschap. Als basis voor de activiteiten van het kenniscentrum wordt periodiek een geïntegreerde kennis- en innovatieagenda opgesteld vanuit de verschillende stakeholders in het gebied (LNV, Provincies, overige stakeholders). Hierin zullen onderwerpen en thema’s voorkomen voor zowel korte, middellange en lange termijn. De partners van Kenniscentrum Westelijke Veenweiden zijn in wisselende combinaties uitvoerend, eventueel aangevuld met andere partijen.” Binnen het KCW gaat de aandacht voornamelijk naar onderzoek.
1.2 Er is een intermediair actief die initiatieven in een bepaalde richting op gang brengt Naast activiteiten van provincie Utrecht en Programmabureau Groene Hart zijn ook de gemeente Nieuwkoop en InHolland/IPC actief. Zij werken aan een Groene Hart Academie. (Zie ook 2.2.) Hier is geld voor beschikbaar vanuit het GKC: KIGO-project (in kader van Regionale Transitie).
162
VW
[WdJ] Ook in Boskoop zijn initiatieven. Dit gaat vooral over recreatieve ontwikkelingspotentie en agrarische productie vwb. tuinbouw. Staat op kijkafstand van de proefboerderij Zegveld. Er is een uitvoeringsproject waarin studenten voor worden ingezet, in een soort werkplaats-setting. [CK] In een van de vervolgprojecten voor Waarheen met het veen willen we ook met studenten werken. Daarom willen we het Nieuwkoop-initiatief zeker niet in de weg zitten maar juist streven naar samenwerking. Dat vinden we belangrijk omdat studenten de boeren van morgen zijn. Daarom willen we ze goed rond laten kijken welke mogelijkheden er zijn naast traditioneel boeren. In het projectvoorstel zit dus een soort werkplaats op het niveau van het Groene Hart, gekoppeld aan innovaties (waar zitten transities; vanuit welke studierichting kom je daarmee in aanmerking). InHolland dekt met hun initiatief al een beetje de recreatie en tuinbouw af. Beide initiatieven kunnen goed naast elkaar functioneren. We gaan meer werken met Learning-by-doing, en daar willen we zeker studenten van HBO- en MBO-niveau bij betrekken. Bijv. hoe kun je nu een bedrijfshuishouding runnen binnen het veenweidegebied (bijv. gebruik van robots, mobiele melkapparatuur). Zou interessant zijn als dit in het curriculum wordt opgenomen. Opleidingen zijn nu sterk thematisch ingestoken. We willen in dit geval juist over de thema’s heen.
1.3 Activiteiten betreffen meer dan één thema De kern zit in het vraagstuk rond toekomstig beheer en inrichting van het veenweidegebied. Waterpeil, inklinking, grondgebruik, etc. Dit komt ook terug in de initiatieven rond Nieuwkoop en Boskoop.
1.4 Er is betrokkenheid van maatschappelijke organisaties Maatschappelijke organisaties praten, via het consortium, mee over invulling van de opvolger van Waarheen met het veen. 1.5 Er is betrokkenheid van ondernemers Van boeren. 1.6 Er wordt over kenniscomponent gecommuniceerd Er is een boek verschenen: Waarheen met het veen 1.7 Innovatieve initiatieven worden opgepakt Voor het thema landbouw speelt nog de vraag hoe je ervoor zorgt dat kennis goed doorstroomt. Is een punt dat aandacht heeft. Het gaat niet alleen om weten hoe het moet maar ook zaken met elkaar uitproberen. Je begint met voorlopers die wat durven. Die met de muziek vooroplopen. Bijv. boeren die anders met water bijv. gaat om netwerken aan elkaar koppelen, doorgeven van schil tot schil. Begint kleinschalig en dan wordt het gemeengoed (bijv. van legbatterij naar scharreleieren). Hoe faciliteer je zo’n netwerk? Dat zijn de vragen waar de provincie nu mee worstelt. De Taskforce Multifunctionele Landbouw werkt met kenniscoördinatoren. Welke rol hebben zij?
163
VW
2. Regionale Bestuurlijke Samenwerking 2.1 Er is een Gebiedsautoriteit Er is een stuurgroep Groene Hart dat het Uitvoeringsprogramma Groene Hart heeft opgesteld / goedgekeurd. Er is bij de invulling van het onderzoeksprogramma geen relatie met bestuurders. Het is een kennisvraagstuk; nog geen bestuurlijk vraagstuk. Er is kennisontwikkeling nodig voor uitvoering van beleid. In die zin is kennis een middel voor beleidsuitvoering. Om maximaal rendement te halen van het onderzoek moet er wel gesproken worden met de bestuurders, althans op de momenten wanneer dat nodig is, bijv. over onderwaterdrainage. Bestuurlijk is men content van Waarheen met het veen, dat heeft bouwstenen opgeleverd voor het beleidsdocument Voorloper Groene Hart. Bijv. bij de analyse; wat betekent bodemdaling nou. Het programma Westelijk veenweide is daarin opgenomen als uitvoeringskader. Nu moeten we kijken wat we gaan we nu doen: wat doen we nu in het veld en waar gaan we als bestuur voor. Het moet passen en gedragen zijn door de verschillende actoren in het gebied. Vinkeveen bijv. is een belangrijk weidevogelgebied; hoe koppel je dit aan landbouw en wat is de historie van het gebied? Door te luisteren naar de boeren komt er (ervarings)kennis naar boven waar over onder meer peilstrategieën (hoe doe je het nu met verschillende peilvakken). Zo is er dus ook een relatie met regionale gebiedsprocessen. Voor de keuzes in gebiedsprocessen is het van belang dat er een soort basiskennis beschikbaar is. Dan gaat het om gebiedskennis, bijv. wat is de situatie van de landbouw (staat van de bedrijven), hoe gaat de landbouw zich ontwikkelen). Dat soort kennis is bij de ondernemer bekend, dat moet geëxpliciteerd worden. Dus dan gaat het veeleer om sociaal-economisch inzicht binnen het gebied (over hoeveel ondernemers gaat het, wat is het perspectief, wat zijn scenario’s). Dan gaat het dus meer om beta-gamma interactie. Er is aantal partijen die geuit hebben dit te willen. De bestuurders moeten er wat voor voelen om niet via de gebaande wegen (bijv. opdracht aan adviesbureau) maar een wat vrijere verkenning, aan studenten. Natuurlijk moet het hout snijden, en er moet goede feedback naar het onderzoek zijn. De relatie met onderwijs en onderzoek is van belang. Het speelse van studentenwerk zit er in maar anderzijds het betrouwbare van onderzoek. Er zijn studenturen voor begroot, ook onderzoek, ook voor bestuurlijke betrokkenheid. Binnen het Groene Hart kun je in relatie tot experimenten op bedrijfsniveau studenten betrekken. Is ook praktisch, want goedkope inzet. Uiteindelijk moeten alle partijen hier beter van worden. 2.2 Er is een initiatief om structurele afspraken voor een kennisarrangement te maken Er wordt nu in het kader van het programma Westelijk Veenweiden gewerkt aan aanpassing van bodem, water + landbouw, landschap, combinatie van doelen, wat betekent dat nou in de praktijk. Er zit en heleboel innovatiekracht waarvan we nog niet weten of het effectief is (zoals drainage, maaibeheer aanpassen, typen koeien, zoeken naar mogelijkheden om veengroei te bevorderen). Zaken die we niet direct kunnen toepassen maar waar wel onderzocht moet worden of het effecten heeft die positief zijn en om de boer daarmee in aanraking te laten komen. Kennisnetwerken hierbinnen moeten een sneeuwbaleffect hebben. Er zijn een paar voorlopers die iets willen, als je die ondersteunt en daarmee kennis ontwikkelt en toepassingsmogelijkheden gaat vergroten, dan zullen er meer mensen aanhaken. Dat is al aangetoond met agrarisch natuurverenigingen: eerst zien dan geloven, dat is het principe. 164
VW
Het programma Westelijk Veeweiden heeft een duidelijke koppeling met het programma Waarheen met het veen. Het programma Waarheen met het Veen? is van bovenaf wetenschappelijk benaderd; er is veel onderzocht middels deskresearch. De vraag is hoe dit landt in het veld. Dan blijkt dat Zegveld toch een eilandje is in het grote gebied en dat de ideeën van de agrarische sector niet altijd synchroon zijn met wat er in Zegveld gebeurt. Er is meer, er zijn ook andere ideeën; je moet het kunnen verspreiden. Zegveld is niet de maat der dingen. Dat is inmiddels veranderd. Een boer in de Meije heeft bijvoorbeeld andere interessante ideeën. [JK] IPC Groene Ruimte is in de afgelopen jaren bezig geweest met studenten van InHolland. Deze kwamen o.m voor praktijktraining naar IPC. Daarna heeft IPC in kaart gebracht wat studenten InHolland nu in technische zin zouden moeten kunnen als ze zijn afgestudeerd. Aanleiding was een verandering in aandachtspunten in de opleidingen van InHolland. Daarvoor heeft IPC met veel verschillende bedrijven en organisaties gesproken. Wat in deze interviewronde opviel is dat veel bedrijven en partijen losse vragen stellen aan adviesbureaus, ook gelijk(soortig)e vragen. Tegelijkertijd is ook duidelijk dat er veel kennis beschikbaar is bij onderwijs en onderzoek en dat het daarom interessant is om vraagstellers en onderwijs bij elkaar te brengen. Daarvoor is een intentieverklaring ondertekend tussen InHolland en IPC: op weg naar een businessplan. Dat is voor beide partijen interessant. Er zijn proefprojecten opgezet en ideeen ontwikkeld voor uitvoering. De uiting van deze ontwikkeling op een website heeft geleid tot reactie van de gemeente Nieuwkoop. Zij worstelen met Groene Hart-problematiek: onder meer verplaatsing van tuinbouw, erg drukke recreatievoorzieningen, realisatie van een ecologische verbindingszone, e.d. Nieuwkoop heeft hier dus ook kennisvragen bij en ziet voordelen in samenwerking met InHolland en IPC. Ze wil hierin ook een voorbeeldfunctie en heeft hiervoor een plek in het gemeentehuis gereserveerd. De Groene Hart Academie moet een vraagbaak voor het Groene Hart worden, met name om het onderwijs te betrekken, vooral in de vorm van afstudeeropdrachten en stages. Het wordt een digitaal en analoog loket. Vragen komen vooral binnen door een netwerk op te bouwen. Uiteindelijk kan dit leiden tot vestiging in een aparte locatie en tot een werkplaats. Verschil met een werkplaats is dat de thematiek wat breder is en niet beperkt blijft tot de groene sector. En de Groene Hart Academie moet de hele lijn van LBO tot universiteit dekken. Oplossingen / antwoorden kunnen ook komen door partijen bij elkaar te brengen. Bijvoorbeeld gemeenten, of met een hoogheemraadschap. [ES] We zijn nu enkele maanden bezig met het opzetten van de Groene Hart Academie. De gemeente Nieuwkoop is een fusiegemeente en bestaat sinds 2007. We hebben een structuurvisie 2040 opgesteld. We willen ontwikkelen in de richting van groen en duurzaam, daar hoort ook kennisontwikkeling bij. De Groene Hart Academie moet niet alleen ten dienste zijn van de gemeente maar van heel ondernemend Nieuwkoop, en dat moet je breed zien, dus inclusief recreatiesector en landbouw. Zeker voor de landbouw liggen er grote uitdagingen, er zal meer naar verbrede landbouw worden gekeken. Hier zullen kennisvragen een rol gaan spelen. De gemeente is vooral faciliterend, er is plek voor studenten om te komen werken. De gemeente stelt ook tijd ter beschikking voor begeleiding van studenten. Dus op deze wijze financiert de gemeente de GHA. De eerste opdracht gaat van start en richt zich op de vraag hoe recreatief-toeristische activiteiten meer van Natura 2000-gebied Nieuwkoopse Plassen kunnen worden verschoven naar Langeraarse Plassen. Het zou mooi zijn als de GHA kan uitgroeien tot een kenniscentrum met allure. Het begint nu met een KIGO165
VW
project, dat zal later op andere wijzen gefinancierd moeten worden. Daar gaan we naar zoeken, bijvoorbeeld via samenwerking met Programmabureau Groene Hart. Het kenniscentrum moet straks een eigen voordeur hebben en zelfstandig draaien. [KvB] Karin heeft bij de gemeente Nieuwkoop een flexplek. Dat betekent niet dat elke opdracht voor studenten bij de gemeente Nieuwkoop vandaan komt. Er komen ook opdrachten van het Groene Hart Atelier / stichting Groene Hart, Kloppend Hart. De studenten die aan opdrachten werken zitten elders. De vragen / opdrachten richten zich op: – een recreatieve visie, – waterkwaliteit, – inrichtingsplan van een oeverzone, – promotie van streekproducten. Het zijn veelal 4e jaars, van meerdere opleidingen. Er zijn op dit moment voldoende vraagstellers: “We worden overspoeld met vragen.” [WdJ] In Boskoop wordt door de Greenport Boskoop gewerkt aan een koppeling tussen praktijk en onderwijs rond: – arbeid en scholing, – beperken mobiliteit, – grond en waterpeil. Er is onder meer contact met Hoogheemraadschap Rijnland om te kijken naar thema's als waterpeil, breedte percelen, waterberging. Er zijn projecten rond: – arbeid – www.groenactief.nl – kenniscirculatie – www.groenweb.nl In deze projecten spelen studenten een rol. Maar ze kunnen ook een rol spelen in projecten die nu in de planvorming zitten, bijvoorbeeld bij het voornemen om de boomteelt in de regio uit te breiden. Greenport Boskoop is een eigenstandige organisatie, een stichting. Er is interesse in het opzetten van een werkplaats. Dit initiatief is in handen van Greenportvoorzitter Kees van Velzen, hij is wethouder in Rijnswoude. Voor de Greenport is een visie en een actie-agenda opgesteld. De paragraaf kennis en innovatie hieruit luidt als volgt. Kennis en innovatie wordt gezien als één van de kernpunten voor de Nederlandse economie in algemene zin, maar ook in de Greenports, om daarmee een duurzame concurrentiepositie te kunnen behouden en uitbouwen. Voor het geen fratsen toekomstbeeld is vooral innovatie op het gebied van proces en markt essentieel. Bij het liefhebber toekomstbeeld zijn er naast product- en marktinnovatie ook nadrukkelijk kansen voor multi-channel innovatie. Voor het toekomstbeeld van de burger in het groen is er vooral behoefte aan een systeeminnovatie, met achterliggende procesinnovaties. Voor de kennisontwikkeling is het van groot belang dat in het onderwijs de “groene vingers” geborgd zijn, maar dat er ook meer aandacht komt voor bedrijfskundige kennis voor de ondernemers van de toekomst. Andere aandachtspunten zijn onder andere; verbetering van het imago, 166
VW
competentieontwikkeling, internationale scope, faciliteren van kenniskringen, bevorderen innovatief gedrag en het creëren van een duidelijk aanspreekpunt voor kennis en innovatie. Voor het versterken van de kennis en de innovatie wordt nadrukkelijk gekozen voor een sterke interactie tussen het bedrijfsleven en de kennisinstellingen en voor vernieuwende onderwijsvormen. Hierbij wordt rekening gehouden met het onderwijsbeleid van de Raad voor de Boomkwekerij. [aanvuling WdJ, via email:] Inmiddels is er in Greenport Boskoop n.a.v de aangehaalde kennisparagraaf een EFRO subsidieaanvraag geformuleerd rond een z.g. themahuis. Voor definitieve inzending wordt op 28 oktober gekeken naar de meerwaarde ten opzichte van de initiatieven van o.a de Groene Hart Academy en de Greenport Academy (en het beoogde vervolg daarop). Persoonlijk lijkt het mij logisch na dit overleg ook bestuurlijk af te stemmen zodat er te onderscheiden businesscases (of een grote) ontstaan. Als dat lukt is er m.i. relevantie voor opschaling in het kader van regiotransitie en kan werken volgens het werkplaats model een zeer interessante aanpak zijn. Bij een eventuele start daarvan lijkt het mij gewenst dat iedere partij die meedoet tevoren zijn (institutionele) businesscase als een soort geloofsbrief inbrengt. Een consortium van WUR, Wellantcollege en INHolland lijkt mij daarbij voldoende trekkracht te kunnen leveren als (groen)onderwijs. Betrokkenheid van overig onderwijs in Woerden, Alphen, Gouda en Rotterdam/Den Haag is een logische vervolgstap (met name ook AVO)
2.3 Overlegstructuur?
2.4 Er zijn afspraken over faciliteren intermediair of vrije actor Provincie wil een kwartiermaker en een programmamanager aanstellen.
3. Regionaal uitvoeringsorgaan 3.1 Er is een programmabureau (uitvoeringsorgaan van een bestuurlijk gebiedsprogramma) Er is een programmabureau Groene Hart en ook voor Laag-Holland. Binnen het Programmabureau Groene Hart vindt een kentering plaats. Men is aan het zoeken naar meerwaarde die je als programmabureau hebt t.o.v. de provinciale projecten. De meerwaarde zit in de samenhang in projecten, bijvoorbeeld t.o.v. icoonprojecten (zoals marketing, en routenetwerken, kwaliteitsatlas, programma Westelijk Veenweiden. 3.2 Voertuig voor een kennisarrangement Gebiedstrekkers hebben een centrale rol voor het proces. Zij zijn gericht op uitvoering en niet op fundamenteel onderzoek. Dit draagt namelijk niet bij aan de uitvoering. Voor de lange duur is dit misschien de beste oplossing (daar is wel discussie over). Dus als we ons alleen zouden richten op de lange termijn (onderdelen) dan loop je een hoop acties voor de korte termijn mis. Elke stap vooruit is er één. Dus eerder: ga maar aan de slag, dan dat er fundamenteel over na is gedacht en er 4 jaar gewacht moet worden op een phd-uitkomst. Er wordt bijv. veel samengewerkt met advies (Royal Haskoning, CLM, Imares – vh. RIZA o.a.), Alterra, LEI en 2 universiteiten (Utrecht en Amsterdam). Universiteiten zijn er nu (nog) bij betrokken; maar is de vraag of zij nu in dit uitvoeringsgerichte stadium er nog steeds betrokken bij blijven. 167
VW
3.3 Er is een zichtbare locatie voor een kennisarrangement De Groene Hart Academie heeft een herkenbare plek bij gemeente Nieuwkoop. 4. Regionale gebiedsinnovatie-opgaven 4.1 Er is een gebiedsontwikkelingsplan waarin op samenhangende wijze meerdere aspecten van gebiedsinrichting en/of plattelandsontwikkeling aan de orde komen Er is een programma Westelijk Veenweide waar bestuurlijke financiën tegenaan worden gezet voor uitvoering vanuit het nationaal gebied Laag-Holland (NH) en Groene Hart. Wat doen we als programma als geheel; heeft ook met kennis te maken en verantwoording richting Rijk hoe met middelen om te gaan etc. [ Uit persbericht: Het kabinet investeert, in het kader van de Nota Ruimte 113 miljoen euro in het Programma Westelijke Veenweiden. Het gebied kampt met bodemdaling, een slechte waterkwaliteit en een onvoldoende duurzaam watersysteem. Het budget is gericht op aanpak van deze problematiek. De Westelijke Veenweiden zijn een (inter)nationaal uniek cultuurlandschap en zijn onderdeel van de Nationale Landschappen Groene Hart en Laag Holland. Het Programma bevat 9 integrale gebiedsprojecten die samen één derde van de gehele Westelijke Veenweiden in de Nationale Landschappen Groene Hart en Laag Holland beslaan. De gebiedsprojecten zijn: Gouwe Wiericke (ZH), Nieuwkoopse Plassen (ZH), Krimpenerwaard (ZH), Wilnis-Vinkeveen (U), Zegveld-Noord (U), Maarsseveen-Westbroek (U), Kalverpolder (NH), Westzaan (NH), Zeevang (NH). In de projecten worden niet alleen bodem- en water- maar ook landschaps-, recreatie-, en cultuurhistorische doelen meegenomen. Aanpak van deze samenhangende opgaven is noodzakelijk omdat niets doen verslechtering van de situatie oplevert.] Met LNV is afgesproken om te werken aan programmasturing wat de komende jaar gaat gebeuren. Onderdeel van het programma Westelijk Veenweide is innovatie, te maken met kennisontwikkeling en –toepassing, gekoppeld aan het programma Westelijk Veenweidegebied. Dat staat nu nog los van het programma Groene Hart maar maar het is de bedoeling om dit te koppelen.
5. (op weg naar een) Kennisagenda 5.1 Er is een kennisagenda/Er is een voornemen om te komen tot een kennisagenda De drie provincies werken samen, al heeft NH wel z'n eigen vraagstukken, de situatie verschilt hier ook. NH. Laag Holland heeft een eigen kennisagenda. Er zit wel overlap. Vraag is hoe daar goed mee om te gaan (gebiedsgericht werken, landbouwontwikkeling, water, gemeenten en provincies en particuliere eigenaren). Het is aardig om te kijken wat er speelt en hoe er een lijn in aan te brengen is. Er komt een verkenning binnen de icoonprojecten (uit uitvoeringsprogramma Groene Hart), er is een afspraak om met de trekkers in gesprek te gaan om te kijken wat zij hebben aan de kennis die is opgebouwd binnen het project Waarheen met het veen. Zowel natuurwetenschappelijk als de sociale kant, combineren met ideeën uit het consortium matchen. Om zo te komen tot het uitvoeringsprogramma (kennisagenda). Dit wordt dus gevoed vanuit onderzoekskant en vanuit gebiedstrekkers. De werkwijze met de gebiedstrekkers is één van de bouwstenen om te kijken wat er aan kennis nodig is. Het consortium (met daarin maatschappelijke organisaties) heeft een goede samenstelling en heeft een traditie opgebouwd. Maar het is ook van belang om te kijken welke vragen er bijv. bij waterschappen leven. We willen op zoek naar de gebiedsgerichte component. Zo zijn er nog meer vragen, bijv. kwaliteit van water (kaderrichtlijn), dit vraagstuk zou ook toegespitst moeten worden hoe je dit kan matchen aan andere kennisvragen. 168
VW
6. Cofinanciering 6.1 Er is een substantiële geldstroom voor samenwerkingsactiviteiten beschikbaar die continuïteit over meer dan één jaar garandeert/afspraken over investering door elk van de betrokken instanties Vanuit het huidige financieringsbudget is er geen ruimte voor een werkplaats oid. We moeten op zoek naar middelen om aan te haken bij programma's van provincies. Als je hier een goed verhaal bij hebt, dan is er sowieso budget voor onderzoek. Aansluiting van onderwijs is dan een pre (indien meerwaarde inzichtelijk kan worden gemaakt). Maar er is nu dus nog geen financiering voor, mogelijk wel ruimte. Misschien moeten we ook kijken naar de sector (zie jonge boeren die het bedrijf overnemen). Eerder bij een sector aansluiten dan bij de overheid. Blijf wel bij je eigen leest. Voor ondernemers is het een pre als ze straks een goede opvolger hebben. Het kan dus vanuit verschillende kanten worden gefinancierd (overheid en bedrijfsleven). Het is de vraag is of provincies hierin partij zijn, voor de versterking onderzoek-onderwijs. Waterschap heeft daarbij ook belang bij. Er kan ook financiering komen uit het BSIK-programma, dan zijn de helft van de kosten gedekt.
7. Meerdere regionale kennisinstellingen 7.1 Instituties hebben hun structuur aangepast om samenwerkingsactiviteiten tot vast onderdeel van het takenpakket te maken Nee, niet in relatie tot Waarheen met het Veen. Wordt wel gebruik gemaakt van stagiairs maar Josje van Noorden heeft verder geen idee. Als het gebeurt, is het individueel vanuit de projectleiding (inzet van student). Zie ook 2.2 [KvB] Het initiatief voor de Groene Hart Academie is breed gedragen binnen de instelling. Het CvB weet ervan en is akkoord. 7.3 Meerdere instellingen zijn betrokken In Nieuwkoop met name IPC en InHolland. In Boskoop het Wellantcollege. 7.4 Er zijn meerdere onderwijsniveaus betrokken: lagere school, VMBO, MBO, HBO, Universiteit Binnen Groene Hart Academie HBO en MBO.
7.5 Relatie met onderzoek In het programma Waarheen met het Veen, stonden we vrij kort na uitbrengen van Nota Ruimte te kijken hoe we tot onderbouwde beleidskeuzes te komen. We hebben voldaan aan de beleidsopdracht, het is dan ook 169
VW
beleidsondersteunend onderzoek. Er is geëxperimenteerd met onderwaterdrainage, dat gaat dus al meer in de richting van de praktijk. Boeren waren hierin sterk geïnteresseerd. Ondernemers proberen wel sterk hun voordelen van het onderzoek naar zich toe te trekken. Zo hebben we ondernemers ook kunnen bereiken in het project. Aardig om hiermee een brug naar de praktijk te slaan. Nu komt het op de uitvoering aan van de Nota Ruimte. Welke drempels zijn er om tot uitvoering te komen van de Nota Ruimte? Kan je vanuit kennisbenutting bekijken hoe je de drempels weg kan nemen. Met verschillende partijen o.a. LTO en Natuurmonumenten hebben we kennislacunes geformuleerd. Met hen hebben we een eerste concept-onderzoeksprogramma opgesteld, dat een vervolg is op Waarheen met het veen. Dit heeft een sterk uitvoeringsgericht karakter. In consortium zitten geen bestuurders; het zijn mensen die met de uitvoering te maken hebben. Het zou mooi zijn als dit een vraaggestuurde invulling oplevert voor de agenda van het Westelijk Veenweidegebied, met een sterk accent op experimenten en uitvoering. 7.6 Relatie met praktijkkennis “Het programma Waarheen met het Veen? is van bovenaf wetenschappelijk benaderd; er is veel onderzocht middels deskresearch. De vraag is hoe dit landt in het veld. Dan blijkt dat Zegveld toch een eilandje is in het grote gebied en dat de ideeën van de agrarische sector niet altijd synchroon zijn met wat er in Zegveld gebeurt. Er is meer, er zijn ook andere ideeën; je moet het kunnen verspreiden. Zegveld is niet de maat der dingen. Dat is inmiddels veranderd. Een boer in de Meije heeft bijvoorbeeld andere interessante ideeën.”
8. Groene kennisinstelling als leadpartner Er is in onderwijsland een voortrekker Nee
9. Bereidheid tot actieve kenniscirculatie Ja, zie ook deelname aan bijeenkomst 6 oktober.
10. Ondersteuningsbehoefte 10.1 Ondersteuning in de regio [KvB] InHolland kan ondersteuning gebruiken bij het helpen om het team binnen de instelling een omslag te laten maken naar een andere manier van werken. 10.2 Ondersteuning op landelijk niveau Ziet u meerwaarde landelijk netwerk? Op welke aspecten zou participatie voor de respondent meerwaarde kunnen opleveren? Op welke aspecten zou de respondent zinvolle bijdrage kunnen leveren aan het netwerk? Josje van Noorden heeft behoefte aan een overzicht voor dit onderwerp. Hoe zit de (gewenste) Kennisinfrastructuur in elkaar? Wie heeft welke rol en positie? Er is behoefte aan een routebeschrijving. Maak inzichtelijk wat er allemaal is en zorg voor de vertaalslag naar de praktijk. Kennis en innovatie is van belang voor de uitvoering maar is niet de core-business van de provincie. Onderwijsvernieuwing is geen core-business van bureau Westelijke Veenweiden. 170
VW
14. Regio Westerkwartier Interview Regiogesprek Datum 30 juni 2009 Locatie Gemeente Dantumadeel te Damwoude Met (Namen/functie) Dhr. J. Vos - Wethouder gemeente Marum, portefeuille ISD (Sociale Dienst), industrie, woningbouw, natuur/recreatie en plattelandsontwikkeling Dhr. N. Boele - Staatsbosbeheer, opzichter in Westerkwartier Dhr. F. Traa - op verschillende manieren betrokken bij plattelandsvernieuwing: Secretaris Werkgroep Streekinitiatief; Lid van Leader Actie Groep (LAG), dorpshuizencommissie VGD. Zelfstandig ondernemer– (interim)onderwijsmanager. Door Lineke Rippen/GKC-Programma Regionale Transitie & Marijke Dijkshoorn-Dekker/LEI
Achtergrondinformatie Kaart van de Regio – Westerkwartier ligt in Groningen Regio West (zie kaart Bijlage 1) Regiogegevens Oppervlakte 345 km2* Het Westerkwartier is een deel van de Provincie Groningen en ligt tussen de stad Groningen in het oosten, het Lauwersmeer in het noorden en de provincies Fryslan en Drenthe in het westen en zuidwesten. Gemeente(n)/ Provincies Het gebied bestaat uit 4 gemeenten: Grootegast, Leek, Marum en Zuidhorn* Inwoners 60.000*. De bevolkingsdichtheid van deze gemeenten varieert tussen de 137 inwoners per km2 in Grootegast tot 306 inwoners per km2 in Leek.* Economie De grootste grondgebruiker in het gebied is de landbouw. Landschapstype Het gebied heeft een heel divers landschap en kan grofweg verdeeld worden in 2 gebieden: noord (gemeente Zuidhorn) en zuid (gemeenten Grootegast, Marum en Leek). De scheiding is ongeveer het Van Starkenborgh kanaal welke gegraven is in de jaren dertig van de vorige eeuw. Het noorden is een open dijkenlandschap met veel wierden. De grond bestaat uit klei welke is gewonnen van de zee rond 1400 en het landschap is sinds toen niet meer veel veranderd. Het land is in gebruik door de landbouw en het is 1 van de oudst bewaarde man-made landschappen in Noord West Europa. Het zuiden is een kleinschalig landschap met veel houtsingels. De grond bestond uit veen en zandruggen (gasten). 171
WK
Op de zandruggen zijn veel dorpen ontstaan (Grootegast, Lutjegast, etcc.). De veengebieden werden pas relatief laat gecultiveerd door de inwoners; er werd gestart met kleine boerderijen in combinatie met andere kleinschalige activiteiten. De grondsoort en de gebiedsstructuur hebben geleid tot het kleinschalige landschap met veel houtsingels. Tegenwoordig is het nog steedds een landschap met veel houtsingels en relatief kleine percelen voor de agrariërs. Dit zorgt voor tegenstellingen en spanningen tussen het behoud van het landschap en het opschalen en vergroten van de boerenbedrijven.* (* bron: Countryside Exchange + Westerkwartier 3 t/m 6 juni 2008 ‘Bevindingen en Aanbevelingen’) Samenvatting In 2003 is in het Westerkwartier een samenwerking van Wageningen UR, Van Hall Larenstein en een groot aantal betrokkenen in het gebied op gang gekomen. In ‘Geleerd in het Westerkwartier’ (2009) is beschreven wat ruim 50 studenten met hun begeleiders, verdeeld over 30 projecten in het gebied teweeg hebben gebracht. Deze vernieuwende aanpak van kennisdoorstroming naar de praktijk leidde niet alleen tot vernieuwende initiatieven op het gebied van plattelandsontwikkeling. Ook ontwikkelde zich in het gebied van onderop het streeknetwerk Werkgroep Streekinitiatief Westerkwartier (WSI). Bij de aanwijzing van het Westerkwartier als Leadergebied in 2007 stelde de WSI op verzoek van de provincie het Leader Actieplan Westerkwartier op en leverde zij het merendeel van de leden van de Leader Actiegroep (LAG). Tijdens de Countryside Exchange in 2008 constateerden de vele deskundigen uit binnen- en buitenland dat het Westerkwartier een grote dynamiek bezit met talrijke ideeën en initiatieven. De WSI heeft als streeknetwerk op een effectieve manier verbinding gemaakt met de bestuurslagen en de plandocumenten in de streek. De halfjaarlijkse plattelandscafés, de openstelling van het plattelandshuis en de komst van de toeristische aanjagers in 2008 hebben een flinke ‘boost’ gegeven aan de ideeën en initiatieven. Een groot aantal projecten is inmiddels gereed voor uitvoering, reeds in uitvoering of zelfs afgerond. Gebleken is dat een doelmatige en efficiënte samenwerking met de kennisinstellingen een nieuwe impuls behoeft. Het Westerkwartier is toe aan een ‘Werkplaats’, waarin de samenwerking met de kennisinstellingen in de vele zich ontwikkelende initiatieven gefaciliteerd wordt met een ‘kennismakelaar’ en tegelijkertijd gewerkt wordt aan een kennisagenda voor de komende jaren.
1 Wat vooraf ging / Dynamiek 1.1 Er is een gangmaker / voortrekker Voortrekker is Werkgroep StreekInitiatief Westerkwartier (WSI), een open netwerk dat voortdurend in samenstelling verandert. Frans Traa en Nico Boelen zijn belangrijke gangmakers. In het WSI schuiven o.a. aan tafel: Staatsbosbeheer, LTO Noord, Agrarische Natuurverenigingen, Vereniging Groninger Dorpen (VGD), VHL, WUR, Abel Tasman Kabinet, Mien Westerkwartier, Kwartiermakers, Nivon. WSI stimuleert en ondersteunt initiatieven in de streek en brengt initiatiefnemers en partijen met elkaar in contact. In Westerkwartier wordt in verschillende verbanden samengewerkt: WSI Stuurgroep West Groningen (Regio West) – Vztr: gedeputeerde D. Hollenga. o (provincie Groningen, 4 gemeenten Leek, Marum, Zuidhorn, Grootegast, waterschap Noorderzijlvest en Wetterskip Fryslân) Loket levende Dorpen (4 gemeenten+provincie Groningen +VGD) Leader Actie Groep (LAG) o (gemeenten, provincie, WSI, terreinbeherende organisaties, LTO, agrarische natuurverenigingen, cultureel, jongeren,) 172
WK
Plattelandshuis Westerkwartier o (gemeenten Grootegast, Leek, Marum en Zuidhorn, provincie Groningen, WSI, VGD, DLG, LAG, Toeristische Aanjager). * Toeristisch Platform Westerkwartier (ondernemers recreatie en toerisme en streekproducten, gemeenten) 1.2 Er is een intermediair actief die initiatieven in een bepaalde richting op gang brengt WSI, met Nico Boele (vanuit functie Staatsbosbeheer) als voorzitter en Frans Traa (onbezoldigd) AOC Friesland en AOC Terra zijn leadpartners mbt het realiseren van een regiokennisraamwerk vanuit de groene kennisinstellingen. VHL-/WU-Studenten hadden en hebben een katalyserende rol in het gebiedsproces (vanaf 2003) Om toerisme/recreatie binnen het Westerkwartier een impuls te geven is er een aanjager voor de periode van 2 jaar aangesteld binnen het plattelandshuis. Stichting Mien Westerkwartier, met Geert Zijlstra Stichting Kwartiermakers, met Edward Mackenzie. 1.3 Activiteiten betreffen meer dan één thema Streekontwikkeling in brede zin waaronder: Natuur (EHS, Natte As ontwikkeling), recreatie en toerisme, landschap en cultuurhistorie, agrarische infrastructuur, landbouw en MKB, water, sociaal-economische vitalisering, leefbaarheid. Mogelijkheden voor integrale projecten. Steeds meer ‘multi-thematische’ en integrale projecten (zie 4.2 voor voorbeelden) In projecten wordt zoveel mogelijk samengewerkt met kennisinstellingen. De jaren 2003 t/m 2008 (ruim 50 studenten in ca. 30 projecten) zijn gedocumenteerd in ‘Geleerd in het Westerkwartier’. 1.4 Er is betrokkenheid van maatschappelijke organisaties Maatschappelijke organisaties (bijv., dorpsverenigingen, dorpshuizen, Vereniging Groninger Dorpen, cultuur(historische) verenigingen, Mien Westerkwartier, Kwartiermakers) zijn betrokken in stichting WSI (zie 1.1). Aan de gehouden plattelandscafés is steeds door 60 – 100 personen deelgenomen. 1.5 Er is betrokkenheid van ondernemers LTO Noord, agrarische natuurverenigingen en terreinbeheerders zijn betrokken in WSI (zie 1.1.) en in diverse projecten. Ondernemers recreatie en toerisme en streekproducten via Toeristisch Platform. Vanuit de aanwezige structuren ontwikkelt zich steeds meer concrete samenwerking van ondernemers en organisaties. 1.6 Er wordt over kenniscomponent gecommuniceerd - Student speelt (bij het beantwoorden van vragen) een belangrijke rol in de overdracht van kennis. Heeft (on)bewust een adviserende rol richting praktijk, burgers. - Website: www.westerkwartier.org. - Plattelandscafés - Streekmanifestaties met presentaties door studenten; - Presentaties van afzonderlijke projecten door studenten; - In nieuwsbrieven van diverse organisaties (ANV’s, Mien Westerkwartier, Staatsbosbeheer); - Tijdens excursies van mensen van buiten het gebied (bijv. boswachters SBB uit heel Nederland); - Publikaties in regionale bladen; 173
WK
-
Projectrapporten en andere publikaties (bijv. “Geleerd in het Westerkwartier”); In transnationale bijeenkomsten,
1.7 Innovatieve initiatieven worden opgepakt Tot op heden: belangrijke resultaten van gebiedsontwikkeling: In de eerste plaats het creëren van goede voorwaarden: ontwikkeling van structuur voor ontwikkeling van initiatieven van onderop (het streeknetwerk WSI), betere facilitering van streekontwikkeling door verkrijgen Leaderstatus, opstellen Leader Actie Plan en invulling LAG, vorming van Toeristisch Platform. Daarnaast diverse inhoudelijke projecten (beschreven in Bijlage 1 van “Geleerd in het Westerkwartier”). Vervolg: Van Hall/WUR/AOC e.a. nodig om mogelijkheden te onderzoeken om gezamenlijk innovatieopgaven aan te pakken bijv. vorming gebiedscoöperatie (werkterrein Westerkwartier met afdelingen per dorp). Als gebied met de gebiedsopgaven samen optrekken (regio West en WSI) als contractant naar gedeputeerde en minister en niet meer als afzonderlijke partijen.
Regionale Bestuurlijke Samenwerking 2.1 Er is een Gebiedsautoriteit (Westerkwartier ligt in Regio West) Stuurgroep West Groningen – Regio West (zie 1.1), een bestuurlijk verband met plattelandsprogramma’s in breedste zin en eigen financiële middelen, deels subsidie en deels bijdragen gemeenten. Medio einde 2009/begin 2010 zullen WSI en de Stuurgroep bestuurlijke afspraken maken mbt structurele samenwerking. 2.2 Er is een initiatief om structurele afspraken voor een kennisarrangement te maken Er is een Werkplaats in ontwikkeling. Onderdeel van het proces is de ontwikkeling van een kennisagenda (zie ook 5.1 en 8.1. Er is 70 kEuro GKC-financiering voor een Verkenningsfase met cofinciering van de regio. Er wordt een KIGO 2010 opgesteld voor het financieren van de ontwikkeling van een Kennisagenda, een Werkplaats businessplan en het opstellen en formaliseren van een Regiocontract tussen de regio en een consortium van samenwerkende kennisinstellingen). Het aanvankelijke spanningsveld Regio West <-> WSI is al enkele jaren verleden tijd. De agenda’s overlappen en ze hebben elkaar nodig. De samenwerking in het plattelandshuis is hieruit voortgekomen. Van Hall/WUR kan mogelijkheden onderzoeken om gezamenlijk innovatieopgaven aan te pakken. Dit sluit aan bij de wens regio West: hoe betrekken we mensen erbij? Regio West pakt adviezen uit studentenonderzoek op (bijv. studentenonderzoek Trimunt, begrenzing gebied Dwarsdiep). Met de structurele samenwerking Stuurgroep><WSI zullen ook de kennisarrangementafspraken geadresseerd worden. De WSI heeft het initiatief genomen voor een werkplaats (kennismakelaar en kennisagenda) en voorjaar 2009 een verzoek voor ondersteuning tot LNV gericht. Het Netwerk Platteland heeft hierbij advies gegeven. 2.3 Er is een overlegstructuur voor periodieke afstemming Op dit moment is er geen geformaliseerd overleg tussen regio West, WSI en kennisinstellingen. De WSI als streeknetwerk participeert in LAG, plattelandshuis en Expertteam West en heeft (ad hoc) overleg met kennisinstellingen Wens is er om eea onder Werkplaatsparaplu beter gecoördineerd/georganiseerd te krijgen: kennisvraag en –aanbod verbinden en kennisagenda opstellen.
174
WK
2.4 Er zijn afspraken over faciliteren intermediair of vrije actor Er zijn nog geen afspraken gemaakt. Aan voorstel van WSI voor een kennismakelaar en opstellen kennisagenda is Leadersubsidie beschikbaar gesteld. Ook LNV is om een bijdrage gevraagd. Zodra die toegezegd wordt, worden verdere afspraken gemaakt en wordt met de uitvoering begonnen.
3. Regionaal uitvoeringsorgaan 3.1 Er is een programmabureau (uitvoeringsorgaan van een bestuurlijk gebiedsprogramma) De actoren in het plattelandshuis vormen momenteel een virtueel programmabureau. Gedacht wordt aan een gebiedscoöperatie (zie 1.7). Hoe deze in te vullen is nog niet duidelijk. Men is bekend met opzet Veenkoloniën en wil een dergelijke opzet toesnijden op het Westerkwartier. 3.2 Voertuig voor een kennisarrangement 2008: plattelandshuis Westerkwartier opgericht (zie 1.1). Inwoners, belangengroepen- en verenigingen en ondernemers kunnen hier terecht met ideeën en projecten die een bijdrage leveren aan de vitaliteit en leefbaarheid van het Westerkwartier. Voor de periode van 2 jaar is een aanjager aangesteld om het toerisme in het Westerkwartier een push te geven. De aanjager,1fte, is in de vorm van een consortium van 3 personen. Een gemeenschappelijke vertegenwoordiger van de gemeenten Leek, Marum, Grootegast en Zuidhorn is beschikbaar voor 3 dagdelen per week gedurende 2 jaar. VGD en DLG bezetten elk 2 dagdelen de balie om zo dichter bij de dorpen te komen en Frans Traa neemt deel namens WSI (onbezoldigd). Er wordt begin 2010 gestart met een verkenning (door AOC Terra en AOC Friesland in samenwerking met de regiopartijen gefinancierd met oa GKC-verkenningsbudget) voor een Werkplaats Westerkwartier in samenwerking met de Regio Noordoost Friesland. 3.2 Er is een zichtbare locatie voor een kennisarrangement Het plattelandshuis is gehuisvest in het Witte Huis, naast het gemeentehuis in Grootegast. Is centraal gelegen in het Westerkwartier.
4. Regionale gebiedsinnovatie-opgaven 4.1 Er is een gebiedsontwikkelingsplan waarin op samenhangende wijze meerdere aspecten van gebiedsinrichting en/of plattelandsontwikkeling aan de orde komen 1. Ontwikkelingsplan Regio West Groningen 2007 tot 2013 en bijbehorend meerjarenplan. Prioritaire opgaven: Verder behoud, herstel en beheer van landschappelijke structuren en elementen Verdere verbetering van de landbouwkundige structuren Verdere realisatie en inrichting van de EHS Ontwikkelen van toeristisch recreatieve structuren en routenetwerken Aanpassen en verbeteren van de waterhuishouding aan beoogd gebruik, zowel kwantitatief als kwalitatief, Versterken van de sociaal economische vitaliteit. Naast deze opgaven maakt regio West zich ook sterk voor de thema’s:
175
WK
1. Ondernemend West-Groningen: verder versterken economische vitaliteit (o.a. accenten landbouw, agrarisch natuurbeheer, plattelandseconomie, recreatie en toerisme). 2. Wonen in West-Groningen: doorgroeien als aantrekkelijk woongebied 3. Karakteristiek West-Groningen: behouden en versterken karakteristieke kenmerken. 4. Bereikbaar West-Groningen: ontsluiten van de regio en duurzame verkeersveiligheid. 5. Samenwerken en netwerken. Bouwstenen en kansen voor integrale projecten liggen op Natuur, Recreatie en toerisme, landschap en cultuurhistorie, landbouw en MKB, Water en Sociaal economische vitalisering. Genoemd als belangrijke inhoudelijke opgave is realisatie EHS, inrichting bijna nog nergens gerealiseerd. Bij realisatie gaan andere thema’s mee zoals vitalisering van dorpen, integrale aanpak met verdroging, verzuring en overbemesting etc. 2. Het Actieplan LAG (Leader Actie Groep) Westerkwartier onderscheidt drie thema’s die elk een aantal actielijnen omvatten (zie bijlage): Thema 1. Landbouw en landschap: verbetering van de concurrentiekracht van de landbouw en de kwaliteit van natuur en landschap. Thema 2. Leefbaarheid en plattelandseconomie: verbetering van de leefbaarheid en versterking en diversificatie van de plattelandseconomie. Thema 3. Identiteit, cultuur en toerisme: versterking van de eigen identiteit en cultuurbeleving en bevordering van streektoerisme. 4.2 Er is een projectplan Ja. Enkele genoemde projecten: Middag Humsterland (Nationaal Landschap) -loopt al Doezumermieden (verdrogingsbestrijding) -loopt al Gebied I: thema ‘van transformatie naar upgrading” in omgeving Haasterbos, Trimunt en Strandheem. Op naar gezamenlijk doel. Voorwaarde: economische kansen worden benut. Sociaal economische vitalisering speelt een rol. Gebied II: thema ‘Realisatie van natuur en waterdoelen’ in het gebied Kornhorn-Lucaswolde-Niebert-Marum. Hoofddoel realisatie EHS. Gebied III: thema ‘Verbindingen’ valt samen met oost- en noordgrens van regio West. Gedacht wordt aan verbindingen tussen natuur, recreatie, landbouw, toerisme en sociaal economische vitalisering. Zwaartepunt op ontsluiting van landbouwverkeer en recreatie. Agenda Westerkwartier (Gebiedsprogramma) heeft een overlap met Opgavelijst Gebiedsprogramma Regio West (zie 4.1). Opgavelijst Westerkwartier: Biomassa-houtsnippercentrale Natuur & Landschap – EHS / natte as-ontwikkeling Staatssteun en financieringsstromen Recreatie, ontwikkeling agrotoerisme
176
WK
5. (op weg naar een) Kennisagenda 5.1 Er is een kennisagenda/Er is een voornemen om te komen tot een kennisagenda Er is nog geen Kennisagenda. Het voornemen is er wel (zie o.a. 2.2 en 2.3) De resultaten van de Countryside Exchange en de huidige ervaringen onderstrepen de noodzaak van een uitgewerkte en ook door kennisinstellingen gedragen kennisagenda. 5.2 Afspraken over wijze van agenderen van thema’s Plannen zijn er om mogelijkheden te onderzoeken om gezamenlijk innovatieopgaven aan te pakken. Hierbij betrokkenheid studenten. Dit sluit aan bij regio West: hoe mensen erbij te betrekken.
6. Cofinanciering 6.1 Er is een substantiële geldstroom voor samenwerkingsactiviteiten beschikbaar die continuïteit over meer dan één jaar garandeert/afspraken over investering door elk van de betrokken instanties Leaderprogramma met thema’s en actielijnen: voor initiatieven in het Westerkwartier is tot en met 2013 bijna € 7,8 miljoen beschikbaar. GKC-Verkenningengeld ad 70 kEuro per november 2011 beschikbaar gesteld aan AOC Friesland/AOC Terra voor een verkenning rondom het realiseren van een regionaal kennisarrangement inclusief Werkplaats Noordoost Fryslan-Westerkwartier. Er wordt een KIGO 2010 door de twee AOC’s opgesteld voor het financieren van de ontwikkeling van een Kennisagenda, een Werkplaats businessplan, het opstellen en formaliseren van een Regiocontract tussen de regio en een consortium van samenwerkende kennisinstellingen, en eventueel voor de uitvoering van 1 of 2 learning-by-doing projecten gelieerd aan de te ontwikkelen kennisagenda). Regio West + mogelijkheden?
7. Meerdere regionale kennisinstellingen 7.1 Instituties hebben hun structuur aangepast om samenwerkingsactiviteiten tot vast onderdeel van het takenpakket te maken Instituties hebben op projectbasis voorzieningen getroffen voor samenwerking (AOC Terra en AOC Friesland, Wageningen UR/VHL: Brug Toekomst; Alfa college, Hanzehogeschool: Value in the Valley. De structurele slag moet gemaakt worden in het kader van de kennisagenda). 7.2 Meerdere instellingen zijn betrokken Samenwerking structureel met Van Hall Larenstein en WUR (sinds 2003). Incidenteel met overige kennisinstellingen AOC Terra, Hanzehogeschool, Rijksuniversiteit Groningen, Alfa-college, Noorderpoortcollege, diverse VO-scholen. 7.3 Er zijn meerdere onderwijsniveaus betrokken: lagere school, VMBO, MBO, HBO, Universiteit Tot nu toe zijn hoofdzakelijk HBO en Universiteit betrokken in de projecten. Met deze instellingen is de 177
WK
samenwerking begonnen. De bedoeling is om van hieruit te verbreden naar andere onderwijssoorten. Studenten worden ingezet voor het vertalen en beantwoorden van kennisvragen (sinds 2003). Het betreft hier een ad hoc samenwerking, deze kost veel tijd. Contacten met instellingen zijn lastig. Vragen en beschikbaarheid studenten zijn niet op elkaar afgestemd. Eea zou onder Werkplaatsparaplu effectiever gecoördineerd/georganiseerd kunnen worden: kennisagenda opstellen. Praktijkleren en structurele samenwerking met regiopartners is bij AOC Terra opgenomen in het strategieplan van de instellingen. Inmiddels zijn AOC Friesland en AOC Terra leadpartners voor het realiseren van een regiokennisraamwerk rondom Noordoost Friesland en Westerkwartier. 7.4 Relatie met onderzoek WUR: de samenwerking met de onderzoeksinstituten is na een voorzichtig begin weggeëbt. Het is de bedoeling deze te ontwikkelen. Daarnaast fungeert de plattelandsontwikkeling in het Westerkwartier als onderzoekobject van de Rural Sociology Group van de WUR; deels afgerond, deels voorjaar 2009 nieuw gestart (DERREG). 1.2 Uitwisseling met andere regio’s Er is op ad-hoc basis uitwisseling en overleg rond bepaalde thema’s en projecten met andere regio’s (deelname aan (transnationale) conferenties, landelijke of regionale bijeenkomsten, persoonlijke contacten).
8. Groene kennisinstelling als leadpartner 8.1 Er is in onderwijsland een voortrekker AOC Friesland en AOC Terra worden leadpartners van een te vormen consortium kennisinstellingen (aanvraagbrief dd 26 oktober 2009 door deze 2 instellingen aan GKC voor financiering -70 kEuro- van een Verkenning en ontwikkeling Werkplaats Noordoost Fryslan-Westerkwartier. Per brief 2 november is het budget beschikbaar gesteld.).
9. Bereidheid tot actieve kenniscirculatie Kennis is belangrijk bij gebiedsontwikkeling. Studenten kunnen vragen goed begeleiden en beantwoorden en houden zich (on)bewust bezig met adviseren. Hierdoor worden relaties hechter wat leidt tot bredere vraagstelling en ontwikkeling van een programma met vele vragen. Studenten zijn in staat kwaliteit af te leveren als een klein bureau, waar weer doorgepakt kan worden. Samenwerking met andere regio vindt bijv. plaats op project Dwarsdiep. Studentenonderzoek liet zien dat gebied groter gemaakt moest worden dan eerdere begrenzing. Inmiddels is ook Grootegast aangeschoven in regiegroep. Staatsbosbeheer heeft voor regio Noord een contactpersoon aangesteld voor studenteninzet in vraagstukken van gebiedsontwikkeling.
10. Ondersteuningsbehoefte 10.1 Ondersteuning in de regio Financiering (staatssteun & financieringsstromen). o Natuur en landschap – EHS + water. Inrichting EHS te traag, grond voor driekwart aangekocht, inrichting nog niet gerealiseerd. Op realisatie EHS lift veel mee, zoals vitalisering van dorpen,
178
WK
integrale aanpak met verdroging, verzuring en overbemesting etc. Er moet beweging komen, meer integrale aanpak. o Belangrijk project in natuurlijke afstromen van de streek: Bioafvalstroom-Biomassahoutsnippercentrale. 1,2 miljoen nodig voor de bouw, 4 ton te kort. Er is een ondernemer en het is een particulier initiatief. o Identiteit en recreatie: ontwikkeling agrotoerisme. Probleem is gebrek aan flankenboeren die nodig zijn voor duurzaam beheer gronden beekdal met agrarische insteek. Er is behoefte aan ondersteuning in versterking relatie met onderwijs. Nu veel al op ad hoc samenwerking, kost veel tijd. Vragen en beschikbaarheid studenten zouden beter op elkaar afgestemd moeten worden. Een en ander zou onder Werkplaatsparaplu beter gecoördineerd/georganiseerd kunnen worden: optreden kennismakelaar en opstellen kennisagenda. Regio West en Westerkwartier willen ondersteuning bij het ontwikkelen van een gezamenlijke innovatieagenda en een kennisagenda die daarop aansluit. Er wordt meerwaarde gezien in het samenwerken met Noord-oost Friesland. Tussen de gebieden zijn overeenkomsten en ook verschillen. (Verkennende gesprekken hebben in juli en augustus 2009 plaatsgevonden.) Samenwerking met ruimte voor regionaal en lokaal maatwerk wordt nuttig en wenselijk geacht. Belangrijk is elkaar respecteren, één paraplu met er onder twee aparte gebieden (Westerkwartier en Noord-Friese Aanpak), vergelijkbare opgaven tussen Westerkwartier en Noord Friese Aanpak. Uitwisseling zal in projecten op deze opgaven ontstaan. Wat wil de regio en willen de kennisinstellingen aan ondersteuning? Wat heeft u afzonderlijk en gezamenlijk nodig? Regio: facilitering/middelen voor kennismakelaar, ontwikkelen kennisagenda en extra verblijf- en bureaukosten studenten. Kennisinstellingen (volgens ons): facilitering/middelen voor aanpassing structuren en extra begeleidingskosten Zijn er ook barrières of dwarsliggers die een goed functionerend kennissysteem in de regio in de weg staan? De stroperigheid van besluitvorming over de werkplaats. 10.2 Ondersteuning op landelijk niveau Ziet u meerwaarde landelijk netwerk? Op welke aspecten zou participatie voor de respondent meerwaarde kunnen opleveren? Op welke aspecten zou de respondent zinvolle bijdrage kunnen leveren aan het netwerk? Ja: uitwisseling van ideeën en good practices intervisie-achtige aanpak
11. NME Er is bij gemeenten een visie op NME (in brede zin). Er zijn verschillende initiatieven: C&HEK (www.CENHEK.nl): werkgroep Cultuur en Historisch Erfgoed Kornhorn/stichting Curringherveld. Deze voert het dagelijks beheer over de terreinen Curringherveld en Snipspoel. op het behoud en de versterking van natuur- en landschapswaarden, waarbij openstelling voor publiek een belangrijke voorwaarde is. Tevens speelt cultuurhistorie een grote rol en is het gebied van belang voor natuur- en milieueducatie (N.M.E). C&HEK onderhoudt contacten, vertaald in adoptie, met scholen in de omgeving en organiseert en beheert adoptie. Er komt een multifunctioneel centrum, dorpshuis, basisschool en een groene ruimte voor vrijwilligers in Kornhorn met mogelijk dependance Stichting Veldwerk Nederland. Regionale coördinator onderwijs NME wordt hier ook
179
WK
ondergebracht. Aanspreekpunt: Lea van der Tuin en Frank Blok. Er is samenwerking opgestart met Themapark De Spitkeet (Stichting Friesch-Groninger heide) in Harkema (NO-Friesland) Magie van het Landschap (aanspreekpunt: Geert Lameris) Natuurontdekroutes ( aanspreekpunt: terreinbeherende organisaties) Werkgroep Bos van Pebe (aanspreekpunt: Henk Zuidersma) Stichting Mien Westerkwartier (aanspreekpunt: Geert Zijlstra) Locatie Lutjegast: excursie/educatieprogramma rondom Abel Tasman Kabinet, Baak en Abel Tasmanpad (aanspreekpunt: Tineke Algra) Kunstproject, een verbinding tussen landschap en kunst. Aanspreekpunt: Herman Woltjer Educatieprogramma schoolkinderen. Kamp, kano, Groninger landschap. Aanspreekpunt Frans Traa. Jaarlijkse NME-dagen voor voortgezet onderwijs Grootegast en Achtkarspelen, verzorgd door Staatswbosbeheer rondom de Lauwers.
12. Overig (reflectie; additionele info/punten of i.d.) Relevant Rapporten: Countryside Exchange + Westerkwartier (3 t/m 6 juni 2008) – Bevindingen en Aanbevelingen Een uitgave van ETC Adviesgroep in samenwerking met de WSI, LAG Westerkwartier, Provincie Groningen, SOL, WUR en Staatsbosbeheer. Geleerd in het Westerkwartier – Een onderwijsproject in een dynamische regio 2003-2008 Petra Derkzen, Wageningen UR –febr 2009. Van Noaberhulp naar Netwerk – levenslijnen voor een vitaal Westerkwartier Actieplan LEADER Actie Groep Westerkwartier – september 2007
180
WK
Bijlage 1
Kaart Westerkwartier
181
WK
15. Regio Zuidwest Delta Interview Regiogesprek/-bijeenkomst Datum 23 juni 2009 1. Regiogesprek en ook op die dag een 2. Bijeenkomst op het Provinciehuis in Zeeland o.l.v. gedeputeerde Van Heukelom over de kennisimpuls Zeeland en de invulling daarvan met inzet vanuit groen en niet-groen onderwijs/onderzoek Locatie
Ad 1. Regiogesprek: N.V. Economische Impuls Zeeland, Buitenruststraat 225, Middelburg; Ad 2. Bijeenkomst: Provinciehuis Zeeland in Middelburg. Regiogesprek met (Namen/functie) Zie voor Kontaktlijst Bijlage 1
Arie van der Maas – Sr Projectmanager N.V. Economische Impuls Zeeland (IMPULS) – www.impulszeeland.nl Hans de Kunder – Wethouder Reimerswaal sinds 2005. Portefeuille: Welzijn, Onderwijs, Sport, Cultuur, Financiën en project-ontwikkeling Yerseke. Josje de Koning – zelfstandig ondernemer Nrd Beveland (begeleiden van mensen en organisaties die met verandering te maken hebben); boerin -agrarisch bedrijf (akkerbouw) samen met echtgenoot incl. verbrede tak: monumentale schuren met kleine ondernemingen; deeltijd docent Edudelta. Christiaan van der Zwan – WUR-student betrokken bij projecten Edudelta (hij is o.a. betrokken bij het privaat/publieke Zeeuwse innovatieproject: Aquacultuur); na afstuderen medio 4e kwt 2009: zelfstandig ondernemer Landschapsarchitectuur & Planning. Thomas Pillen – Projectmedewerker Edudelta (aoc). Thema's: Regionale Transitie, Duurzame Energie en Landbouw; najaar 2009: zelfstandig ondernemer. Wim van der Zwan: Edudelta; Intermediaire rollen en Adviseur; Kwartiermaker Werkplaats Zuidwest Delta; voorheen: GKC-Programmateamlid Regionale Transitie; Programmateamlid Ketenkennis; Adviseur Regio Leren bij Stoas Hogeschool Regio Leren. www.edudelta.nl Bijeenkomst 23-06 o.l.v. Gedeputeerde Van Heukelon Deelnemers Onderwijs Gedeputeerde Zeeland Van Heukelom; Margriet van Groeningen/beleidsambtenaar Prov. Zeeland; Arie van der Maas, N.V. Economische Impuls Zeeland; Hans de Kunder, Wethouder gemeente Reimerswaal; René van Schie, Min LNV Directie KI; Wilfred van Elzakker, Commercieel Directeur Agrimarkt; Edwin Foudraine, Marketing directeur Koninklijke Prins&Dingemanse; Peter van den Dries, Commercieel Directeur Grontmij Nederland B.V.; Niek Barendregt, CvB Edudelta Onderwijsgroep; Wim van der Zwan, Edudelta; Hennie van Meerkerk of Muilenburg, CvB ROC Zeeland; Hans de Bruin, Hogeschool Zeeland – Lector ICT / Business&System Integration; Frank van Oorschot, ROC Westerschelde: Medewerker Europese Projecten / Coördinator Zeeuws Projecten Bureau; 182
ZWD
Rik Steenaard, ROC Zeeland/Beleidsmedewerker bestuursdienst; Arnold Versluys, ROC Zeeland,, Teamleider Middelbare Hotelschool Zeeland en Bakkerij Opleidingen Zeeland; Wim Brandenburg, IMARES; Christiaan van der Zwan, WUR student betrokken bij projecten Edudelta; Thomas Pillen, Edudelta projectmedewerker. Door Rob Janmaat/Netwerk Platteland en Lineke Rippen/GKC-Programma Regionale Transitie
Telefonische gesprekken Datum Divers
Achtergrondinformatie Kaart van de Regio Zie Bijlage 1 Zeeland als kerngebied met als aangrenzende gebieden de Zuid Hollandse Eilanden, West Brabant tot aan Breda en Zuidelijk de Vlaamse grenszone van Brugge tot Antwerpen. Regiogegevens Zeeland Oppervlakte 2.933,89 km² (waarvan: 1.787,13 km² land en 1.146,76 km² water) Gemeente(n)/ Provincies Provincie Zeeland; 13 gemeenten: Borsele, Goes, Hulst, Kapelle, Middelburg, Noord Beveland, Reimerswaal, Schouwen-Duiveland, Sluis, Terneuzen, Tholen, Veere, Vlissingen Inwoners Zeeland telt 381.369 inwoners (31 mei 2009) Bevolkingsdichtheid: 213 inwoners/km² Het aantal leerlingen in voortgezet-, hoger- en wetenschappelijk onderwijs bedroeg in 2007: in Middelburg/Vlissingen 10.800, in Terneuzen 5400 en in Goes 4.000. Economie De economie van Zeeland kent een aantal peilers: Recreatie&Toerisme, Logistiek, met name de havengebieden van Terneuzen en Vlissingen, Chemische Industrie, Agribusiness (Met name Kanaalzone Zeeuws Vlaanderen. Fresh Food corridor Vlissingen Oost (Kloosterboer) en Gebied rondom Kruiningen, Kapelle Wemeldinge. De (chemische) industrie en de agribusinees zetten in op groeiende verbinding richting Bio Based Economy. Majeur project op dit terrein: Bio Base Europees Interreg project van 21M met Pilotplant in Gent en Opleidings/ Kenniscentrum in Terneuzen. De Zeeuwse agribusiness vertoont van oudsher een grote diversiteit aan producten en diensten. Teelten: aardappelen, uien, glastuinbouw, zeegroenten; zones van (maritieme) industrie; recreatie en toerisme; Blauwe poot: vis, schelp- en schaaldieren en aquacultuur. Zeeuwse Economie in cijfers Werkgelegenheid naar sector 2008 Landbouw & Visserij 6,6%
( 3,3% NL)
183
ZWD
Nijverheid Dienstensector Openbaar bestuur, Onderwijs en Zorg
21,7% 46,7% 25,1%
(18,4%) (51,5%) (26,8%)
27 jan ‘09 hebben GS het Provinciaal Sociaal-Economisch Beleidsplan (PSEB) 2009-2012 vastgesteld: "Versterken, Vernieuwen en Verbinden: een duurzaam perspectief voor de Zeeuwse economie". De acht beleidsprogramma's zijn: Economie, Onderwijs en Arbeidsmarkt Kennis, Innovatie en Ondernemerschap Zorgeconomie Energie en Klimaat Havens en Industrie Recreatie en Toerisme Landbouw Visserij en Aquacultuur Landschapstype Afwisselend open landschap met gronden (klei, zand) en water. Het Zeeuwse landschap kenmerkt zich -zoals de naam van de provincie- in een samenspel van Zee en Land. De bodem is veelal vruchtbare klei. Zeeland kent binnen de zeeweringen nauwelijks zandgronden. De afwisseling van Zee en Land maakt dat Zeeland kansrijk is voor verdere ontwikkeling van Aquacultuur activiteiten.
1. Wat vooraf ging / Dynamiek 1.1 Er is een gangmaker / voortrekker Aanjagers: Wim van der Zwan/Edudelta en Arie van der Maas/IMPULS met bestuurlijk commitment van CvB Edudelta en Onderwijs Gedeputeerde Van Heukelom (23 juni ’09: “We willen samenwerking tussen de 5 O’s en we willen van projecten naar programma’s. We kunnen met studenten een leeromgeving creëren. Jongeren zijn voor ons de spil naar de toekomst. We hebben projecten, we hebben gelden, en als we een leeromgeving hebben dan kunnen we met elkaar aan de transitie werken en een nieuwe leef-/werkomgeving creëren. Waar we ons verbinden ontstaat kennis. Het was een lange reis naar Assen op 11 december 2008, maar het was erg de moeite waard: wij willen ook een Regiocontract zoals in de Veenkoloniën werd ondertekend door de samenwerkende partijen.“ Sinds 3e kwartaal 2007 zijn er initiatieven voor een Werkplaats Zuidwest Delta (zie bijlage 3: brief van Gedeputeerde Van Heukelom aan Min. G. Verburg d.d. 23 augustus 2007). Inmiddels zijn Aoc Edudelta en IMPULS bezig met voorbereidingen voor het realiseren van een Werkplaats Zuidwest Delta. Mede op verzoek van Gedeputeerde Van Heukelom wordt een brede samenwerking gezocht tussen (regionale) kennisinstellingen en regiopartijen ala de Veenkoloniën (de drie heren waren aanwezig bij de ondertekening van het Regiocontract Veenkoloniën op 11 december 2008). Op 23 juni 2009 is een intentie uitgesproken om gezamenlijk een Werkplaats te realiseren door: 1. Provincie Zeeland – Gedeputeerde Van Heukelom 184
ZWD
2. N.V. Economische Impuls Zeeland www.impulszeeland.nl De N.V. Economische Impuls Zeeland (IMPULS), opgericht op 2 juli 2007, is de ontwikkelingsmaatschappij van Zeeland en heeft tot doel het vergroten van de dynamiek van de Zeeuwse (kennis-)economie. Impuls wil zichtbaar bijdragen aan de ontwikkeling van Zeeland. Kenmerkend is dat het op vernieuwende en verrassende wijze verbinden en betrekken van mensen, van binnen en buiten Zeeland, zal leiden tot nieuwe economische impulsen die Zeeland verder ontwikkelen tot een in alle inzichten innovatieve en gezonde provincie. Impuls stimuleert en faciliteert (kennis)economische ontwikkelingen in de meest brede zin van het woord. Impuls trekt de kar niet alleen, maar steunt ook op initiatieven vanuit het bedrijfsleven. De organisatie brengt bedrijven en overheden (gemeenten, provincie) met elkaar in contact. In Impuls participeren: Provincie Zeeland; 10 gemeenten: Goes, Hulst, Middelburg, Reimerswaal, Schouwen-Duiveland, Sluis, Terneuzen, Tholen, Veere, Vlissingen; KvK Zuidwest NL; Ontwikkelings- en Participatiebedrijf Publieke sector B.V. Den Haag; 2 banken: ABN Amro en Rabo; Delta N.V. en Dow Benelux B.V De meeste Zeeuwse onderwijsinstellingen waaronder Edudelta, ROC Zeeland, ROC Westerschelde en Hogeschool Zeeland zijn eveneens aandeelhouder. In 2009 sluiten ook de belangrijkste zorginstellingen zich aan. 3. Hans de Kunder, Wethouder gemeente Reimerswaal 4. Wilfred van Elzakker, Commercieel Directeur Agrimarkt 5. Edwin Foudraine, Marketing directeur Koninklijke Prins&Dingemanse Edwin was helaas verhinderd 6. Peter van den Dries, Commercieel Directeur Grontmij Nederland B.V. 7. Niek Barendregt, CvB Edudelta Onderwijsgroep 8. Hennie van Meerkerk of Muilenburg, CvB ROC Zeeland Was Hennie van Meerkerk 9. Hans de Bruin, functie Hogeschool Zeeland zie boven 10. Frank van Oorschot, ROC Westerschelde: Medewerker Europese Projecten / Coördinator Zeeuws Projecten Bureau 11. Rik Steenaard, ROC Zeeland/Beleidsmedewerker bestuursdienst 12. Arnold Versluys, Teamleider Middelbare Hotelschool Zeeland en Bakkerij Opleidingen Zeeland Ook aanwezig: René van Schie, Min LNV Directie KI; Willem Foorthuis en Lineke Rippen, Programma Regionale Transitie; Rob Janmaat, Netwerk Platteland. Het initiatief voor de Werkplaats Zuidwest Delta sluit volgens partijen goed aan bij: Het Akkoord Zeeuwse Kenniseconomie (AZK) In de bredere Zeeuwse context is in 2005 het Akkoord Zeeuwse Kenniseconomie gesloten. Partners uit de drie O’s (overheid, onderwijs en ondernemers) formuleerden gezamenlijk ambities voor betere aansluiting van onderwijs en arbeidsmarkt, betere kennisuitwisseling van onderwijs en bedrijfsleven en voor stimulering van de innovatiekracht in de Zeeuwse economie. IMPULS is verantwoordelijk voor de voortgang en verdere ontwikkeling van het Akkoord. In dat kader verscheen in november 2008 een publicatie ‘Kennis in Uitvoering’. In deze brochure wordt een viertal inspiratieve AZK projecten gepresenteerd. De ontwikkeling van de Werkplaats Zuidwest Delta is een van de vier projecten. 1.2 Er is een intermediair actief die initiatieven in een bepaalde richting op gang brengt Ja. Zie 1.1. 1.3 Activiteiten betreffen meer dan één thema Ja. 185
ZWD
Gebiedsinrichting, krimp, landbouw, visserij, voeding en streekproducten, aquacultuur, toerisme, logistiek mbt onderhoud procesindustrie, energie en maritiem. Het gebied van de Zuidwestelijke Delta c.q. wordt kenmerkt door zowel kleine kernen als middelgrote steden omgeven door veel groene ruimte. Daarbij doen zich evenals in andere plattelandsgebieden ingrijpende veranderingen voor. Het gebied krijgt een steeds belangrijker functie als woonomgeving waardoor autonome dorpen woondorpen worden; landbouw en visserij bevinden zich in intensieve innovatietrajecten; vanuit de steden is een groeiende belangstelling voor het landelijk gebied en de culturele waarden van het platteland; de samenstelling van de bevolking zal mede door vergrijzing en ontgroening verder veranderen. Zie www.nieuwzeeland.nu waarbij Impuls ook betrokken is, e.e.a. voortgekomen uit de notitie van de Staten van Zeeland Onverkende paden. Zowel het subsidieprogramma ‘Pieken in de Delta’ van het ministerie van Economische Zaken als een in 2007 verschenen visienota geven aan dat Zeeland zich, naast toerisme en logistiek, ook richt op onderhoud, en dan met name op dat van de sectoren procesindustrie, energie en maritiem. Met meer dan 50.000 scheepsbewegingen op de Westerschelde, een verwachte toename hiervan door de realisatie van een drietal containerterminals en het nog te graven kanaal tussen de Seine en de Schelde lijken er in Zeeland meer kansen te liggen op het gebied van maritiem onderhoud. Ook wordt een stijging van het aantal plezierjachten in Zeeland verwacht, van 12.000 nu naar 16.000 straks, en dus ook van het onderhoud hiervan.
1.4 Er is betrokkenheid van maatschappelijke organisaties Maatschappelijke organisaties waarmee contacten / samenwerking zijn: Zeeuwse Milieu Federatie, Koninklijke Nederlandse Heide Maatschappij afdeling Zeeland, ZLTO (Zuidelijke Land- en Tuinbouw Organisatie, Zeeland Seaports). 1.5 Er is betrokkenheid van ondernemers Zie partijen onder 1.1. Grontmij – Peter van den Dries 23 juni ’09: “Wij zijn gelinkt aan onderwijs. Inmiddels meer dan ooit. Er komen trajecten tot bloei. Kwaliteit van studenten liep achteruit en we hebben onze verantwoordelijkheid genomen om samen met onderwijs dit om te buigen. Het gaat ons om de langere termijn: studenten van de toekomst. We hebben ervaring met stagiaires en bijbehorende begeleiding en hebben een Minor Gebiedsontwikkeling ontwikkeld. We participeren in het netwerk Delta Water. Koppeling Onderwijs/Onderzoek/Overheid en we zitten in het InnovatieNetwerk. We blijven wel afwegingen maken en vragen houden: Studenten zijn actief om vragen van bedrijven te beantwoorden –dat is onze markt! Organiseren we niet onze eigen concurrent met de Werkplaats? Wat is de rol van de Grontmij? We zijn een projectenbedrijf. Er zijn grenzen aan de samenwerking met onderwijs/onderzoek: we moeten een renderend bedrijf zijn. We willen niet trekken aan een dood paard. Ga ik dit wel doen? Ga ik veel energie hier in zetten na al mijn ervaringen? Ik wil wel iets terug zien in een project waar wij belang bij hebben. Afwegingen waar ik last van heb”. 186
ZWD
Agrimarkt is een dochteronderneming van CZAV een daarmee fors verankerd in Zeeuwse agriwereld Wilfred van Elzakker 23 juni ‘09: “Ik merk in de praktijk dat het hier ook werkt. Mijn ervaring met bedrijven elders in Nederland: men was terughoudend met werken scholen. Hier in Zeeland werkt het wel om met onderwijs samen te werken” Koninklijke Prins&Dingemanse – Eén van de grootste schaal- en schelpdier handelshuizen in Zeeland , specifiek geïnteresseerd vanwege de ontwikkeling van het Zeeuwse regionale product, verbreding en vernieuwing regionale economie, etc. en toenemende behoefte aan middelbaar en hoger geschoold personeel op het terrein van aquacultuur algemene info over interesse. Vele ondernemers hebben een samenwerking met Zeeuwse (en nationale kennisinstellingen). We noemen: nog meer specifieke ondernemers noemen die samenwerking willen op het gebied van kennis&innovatie B.v. ondernemer glastuinbouw –Lans, CZAV, SeaSun, Lamb Weston Meijer, de Zeeuwse uiensector, etc. 1.6 Er wordt over kenniscomponent gecommuniceerd Ja. Bijvoorbeeld via de uitgaven van Impuls Kennis in Uitvoering 1 en 2. 1.7 Innovatieve initiatieven worden opgepakt Voorbeelden van samenwerkingsprojecten die in de achterliggende periode met name vanuit Edudelta (oa R/KIGO’s) en Economische Impuls Zeeland zijn ontwikkeld (projectpresentaties 23 juni ’09: zwaartepunt lag bij gebiedsinrichting, voeding en streekproducten): 1. RIGO-project 2007: De Kracht van het Dorp – Thomas Pillen/Edudelta Leefbaarheid van het dorp vergroten door koppeling onderwijs, onderzoek en ondernemers. Door een complexe vraag vanuit de regio kun je de verbindingen leggen binnen brede samenwerking van de 5 O‘s. 2 Dorpen: Vrouwenland en Kampenland. Cultuur en geschiedenis zijn verschillend; er is weinig verbinding tussen de 2 gebieden. Vraag: hoe kunnen we met elkaar zorgen dat de 2 dorpen krachtig blijven en krachtiger worden? Twee ondernemersverenigingen zijn gefuseerd: ‘van krimp naar kracht’. Samen met de bewoners is een ideeënboek ontwikkeld. Mbo-studenten werken inmiddels samen met Wageningen UR (hoeveel studenten/onderzoekers?): gebiedsontwikkelingen linken aan regelgeving + een gebiedsvisie opstellen. 2. Clusterproject Agro en Food - Arie van der Maas/IMPULS “Agri is belangrijk voor Zeeland. Als je agri mist dan mis je de andere taartpunten rondom agri en food. Zeeuws streekproduct ’Lekker Zeeuws’ – is nooit goed van de grond gekomen. Binnen het huidige project gaan we pas van start als een ondernemer iets wil (niet eerst het bestuur). Verschillende partijen hebben zich aangesloten: De Zeeuw Streekproducten VOF; ROC Zeeland; Edudelta PIMC-project ’t land(t) in de Stad; De Zeeuwse Vlegel; Rabobank; Hogeschool Zeeland; Agrimarkt; Prins&Dingemanse/Roem van Yerseke; ZMF (waar staat ZMR voor?)– Week van de smaak. Er is een Masterplan opgesteld ‘Lekker Zeeuws’ over de beoogde resultaten.” 3. Kenniscentrum Streekproducten - Arnold Versluys/ROC Zeeland Teamleider Middelbare Hotelschool Zeeland en Bakkerij Opleidingen Zeeland “Wij zitten als ROC op een locatie middenin een constellatie van bedrijven waar we iets mee kunnen. In zo’n rijke omgeving moet je als onderwijs acteren. We moeten iets doen met streekgebonden producten. Insteek was eerst biologisch maar later toch gekozen voor breder: streekgebonden producten. Dat staat nu centraal binnen horeca 187
ZWD
en bakkerij opleidingen. Er is samenwerking met Edudelta rondom zeegroenten (b.v. ‘Zilte Zaken en Smaken Dag’, mei 2009). We willen een kenniscentrum voor streekproducten worden. ROC is verbindend element in het geheel. Bij Edudelta loopt het PIMC-project: ‘De streek als Product’.” Arie is navolgend relevant? Zo ja, graag leesbaar maken!: Centraal in het hele park – Zep Middelburg Vrijetijdspark. Boer met Zeeuwse trekpaarden, kersenboomgaard, vergeten groenten, boerderij in oude stijl … molens. Dit project is uitermate geschikt om met studenten aan te pakken. Plus: in samenwerking met groen/nietgroene instellingen. 4. Project: Ontwikkelen van de Waterkant Yerseke - De Kunder, Wethouder Reimerswaal “Zeeland wordt geassocieerd met mosselen en oesters. Dat is onze kracht/merknaam. Maar de mosselsector verkeert in zwaar weer –vooral door wet- en regelgeving (het is altijd een lange weg om nieuwe mosseltechnieken binnen regelgeving te krijgen). In dit project denken we in kansen: b.v. wat zijn binnendijkse cultuurmogelijkheden? En: aquacultuur is meer dan schelp-/schaaldieren, ook zilte teelten. En: er komt heel veel vis die bij ons verwerkt wordt. In Yerseke zitten de kennisinstituten NIO en Imares die de kennisintensieve ontwikkelingen ondersteunt (er is nog wel een slag te doen om (wetenschappelijke) kennis beter te verbinden aan de praktijk: b.v. platte oester is te produceren). Recreatie (b.v. mogelijkheden rondom toename plezierjachten) en toerisme (Yerseke is een belangrijk toeristenoord) hebben veel ontwikkelpotentieel. Beleid ‘Blueport Yerseke’ is er. 3 pijlers: 1. Aquacultuur (mosselsector; nieuwe zilte teelten; hatchery en nursery; kennis uitrollen internationaal). 2. Wetenschap en onderwijs (de sector vernieuwt en wordt kennisintensiever; beroepsonderwijs moet goed aansluiten). 3. Toerisme & Recreatie.Het gaat ons om economische potenties te ontwikkelen en werkgelegenheid te houden. Projectscope: 20 jaar. Gekozen is voor een aanpak van onderop. Commitment vanuit het dorp en bedrijfsleven zelf. Er moet gewerkt worden – er is een zakelijke cultuur. Als gemeente kunnen we dat niet alleen. Lange termijn denken is nodig en werken vanuit ‘we geloven erin’-houding.” 5. ROC Zeeland is o.a. bezig om in overleg met het Evenementenplatform Zeeland nieuwbouw van de school te benutten voor nieuwe acties/voorzieningen op het gebied van voeding: een grand café en een restaurant, bedrijfsvoering door leerlingen. 6. Edudelta PIMC-project ’t Land(t) in de stad en RIGO 2007-project: Aquacultuur Aquacultuur: zee en landbouwgrond koppelen. Dat is onze inspiratie. Samenwerking met Impuls/WUR/ROC’s/Rabobank. B.v. op de ‘Zeeuwse Zaken en Smaken Dag’ – 27 mei. De samenwerkende jongeren zijn geïnspireerd en door het project raken ze meer betrokken bij Zeeland en identiteit van Zeeland. Zeeland is niet alleen een saaie plek, het is uitdagend! De jonge mensen die de‘Zeeuwse Zaken en Smaken Dag’ organiseerden hebben een nieuw perspectief gekregen mbt Zeeland. Jongeren hebben gemerkt dat ze de ondernemers moeten opzoeken. Duurzaamheidstransactie! Er werken nu naast de (v)mbostudenten ook 40 Wageningse studenten binnen het project (kunnen jullie advies geven op ons vmbo-plan?). Eea biedt vele mogelijkheden voor de ontwikkeling van de studenten. Wethouder De Kunder: “Met de verbinding ‘Streek als product’ en t land(t) in de stad is er synergie. Een mooi voorbeeld van hoe we willen werken”. 7. Brakwater landbouw - Frank van Oirschot/ROC Westerschelde (Hoe) kan Zeeland daaraan bijdragen? Grote werkconferentie in Singapore: wij zijn daar met studenten! 8. Div. projecten: 188
ZWD
Groen-Blauwe Slinger; Zeewier als bemesting gebruiken; Eiwittentransitie; IMARES-projecten, b.v. Kennis/Praktijkcentrum Aquacultuur–Visteelt te Yerseke (initiatief gebiedsontwikkelingsproces Yerseke van de gemeente Reimerswaal); Leer-, werk- en recreëerbedrijf De Balans te Scharendijke (initiatief ondernemer J. Elenbaas c.s.); ‘Zien, Proeven en Beleven’ van Zeeuwse streekproducten op het ZEP te Middelburg (initiatief ondernemer De Zeeuw Streekproducten en ROC Zeeland).
2. Regionale Bestuurlijke Samenwerking 2.1 Er is een Gebiedsautoriteit Provincie Zeeland –samenwerking met partijen in ‘Akkoord Zeeuwse Kenniseconomie’ (AZK), zie: 1.1. Uitvoeringsverantwoordelijkheid AZK bij: N.V. Economische Impuls Zeeland) Wethouder De Kunder: “Impuls N.V. is een vrije speler tussen de O’s in. Delta N.V. en Dow Chemicals participeren ook in IMPULS. Dus: makelen en schakelen!” 2.1 Er is een initiatief om structurele afspraken voor een kennisarrangement te maken Op 23 juni 2009 is er een intentie uitgesproken door partijen (zie onder 1.1.) voor het realiseren van een Werkplaats Zuidwest Delta waarin de 5 O’s gaan samenwerken (ala regionaal kennisraamwerkmodel Veenkoloniën). Met de bijeenkomst is een basis gelegd voor verdere actie vanuit een bestuurlijke agenda (provincie, instellingen). Mits provincie en regiopartijen hun aandeel leveren kan via de GKC (aanvraag door Edudelta) ondersteuning gegeven worden voor een verkenning. Dit is mede nodig omdat een KIGO-aanvraag met deze strekking afgewezen is. Zie verder onder 6 ‘Cofinanciering’. Gedeputeerde Van Heukelom: “het proces van kennis moeten we organiseren/ontwikkelen b.v. door een Werkplaats en betere praktijkkennis van NIO en Imares; de innovatie van de sectoren vraagt om beroepscompetente studenten.” 2.3 Er is een overlegstructuur voor periodieke afstemming Er is breed Gemeenteoverleg tussen wethouders met onderwijs in portefeuille. De Zeeuwse Onderwijsagenda Wethouder De Kunder zit in de stuurgroep. Provinciale onderwijsraad: 5 thema’s. Onder de thema’s kunnen voorstellen worden ingediend; combinatie zorg/welzijn/onderwijs. Het Akkoord Zeeuwse Kenniseconomie kent ook een stuurgroep waarin de onderwijsinstelling met partners overleggen. Impuls, als uitvoerder van het AZK kent een klankbordgroep Kenniseconomie. De gemeenten en kennisinstellingen zoeken elkaar op. De Kunder: “De samenwerking met en tussen alle instellingen biedt potentieel. Daar worden de mensen enthousiast van. Sectorale schotten moeten worden doorbroken.” 2.4 Er zijn afspraken over faciliteren intermediair of vrije actor In vervolg op de intentieverklaring op 23 juni wordt momenteel een Plan van Aanpak opgesteld door Edudelta en IMPULS inclusief begroting waarin b.v. ook wordt voorzien in een intermediair (werkplaatsmanager). Cofinanciering is geregeld -zie onder 6.
3. Regionaal uitvoeringsorgaan 3.1 Er is een programmabureau (uitvoeringsorgaan van een bestuurlijk gebiedsprogramma) N.V. Economische Impuls Zeeland (IMPULS) www.impulszeeland.nl in samenwerking met de Provincie Zeeland. Arie van der Maas: “Impuls richt zich op de economische kant –belangrijkste invalshoek. We zijn nu aan het verkennen hoe het breder te trekken. Is de verbinding van de O’s voldoende goed om de transitieslag integraal op te pakken? 189
ZWD
De organisatie van Impuls heeft een basisformatie van 8 Fte. De provincie draagt het grootste deel bij, de gemeenten 1 euro per inwoner. Naast de basisformatie heeft Impuls een aanjaagfonds van 250K p/j. 2005 Akkoord Zeeuwse kenniseconomie (AZK); Impuls 2007 inhoudelijke clusters: 1. Food en Energy (trekker Arie) 2. Recreatie en toerisme 3. Logistiek & maintenance 4. Gezondheid & vitaliteit 5. Kenniseconomie Er zijn dwarsverbanden door de clusters heen: 1. kenniseconomie wordt meegenomen in de ontwikkeling 2. Integrale ontwikkeling 3. Acquisitie N.V. Economische Impuls Zeeland is de regionale ontwikkelingsmaatschappij van Zeeland. Impuls werd in 2007 door zeventien partijen, afkomstig uit het bedrijfsleven en overheid, opgericht. Doel van Impuls is de Zeeuwse economie een impuls te geven en daardoor te versterken. Dat doet impuls door: Structuurversterking en ontwikkeling van de regionale economie door, met kennis en kunde, grote projecten te faciliteren; De ontwikkeling en uitvoering van projecten voor de Zeeuwse kenniseconomie waarbij de nadruk ligt op verhoging van het opleidingsniveau, betere uitwisseling tussen onderwijs en arbeidsmarkt, en innovatie; Economische promotie en acquisitie. Impuls is gehuisvest bij de Kamer van Koophandel in Middelburg. Hier geeft het team concreet invulling aan de kerntaken, veelal op een vernieuwende en verassende manier. De medewerkers brengen mensen, ondernemers, onderwijs, overheden en ideeën met elkaar in verbinding, waardoor er concrete initiatieven ontstaan. Ze ontwikkelen overkoepelende programma’s, waar ondernemers zich bij kunnen aansluiten. Impuls weet wie voor welke subsidie in aanmerking komt, en adviseert bij de aanvraag. Binnen Zeeland versterken wat goed is, verbanden leggen en innoveren, om zo nieuwe business te stimuleren. 3.2 Voertuig voor een kennisarrangement Werkplaats Zuidwest Delta i.o. Arie van der Maas: “De samenwerking van alle partijen binnen de Werkplaats past binnen de context van kenniseconomie. Eigenaar van de ideeën + plannen zijn van alle deelnemers.” Wim van der Zwan: “Praktijkleren –zoals in de Werkplaats- past binnen het Strategisch beleidsplan van Edudelta. Wij kunnen LNV(KIGO en Impuls)gelden van Edudelta benutten. Door de projectsamenwerking met regiopartijen ontstaan nieuwe verbanden. Organisaties vinden elkaar op het idee en dan ontstaat er vernieuwing. Met de 2 ROC’s en hogeschool Zeeland is er samenwerking –er bestaan verschillende manieren van organisatie/werkvormen (lectoraten; etc.). We moeten elkaar ook vinden in een gezamenlijk model –bijvoorbeeld de Werkplaats. We zoeken naar de dwarsverbanden.” 3.3 Er is een zichtbare locatie voor een kennisarrangement In het Plan van Aanpak Werkplaats Zuidwest Delta zal dit geadresseerd worden. 190
ZWD
4. Regionale gebiedsinnovatie-opgaven 4.1 Er is een gebiedsontwikkelingsplan waarin op samenhangende wijze meerdere aspecten van gebiedsinrichting en/of plattelandsontwikkeling aan de orde komen Er moet een regionale innovatieagenda worden opgesteld en bestuurlijk (provincie) vastgesteld geënt op: Sociaal-economisch beleidsplan van de Provincie. Het nieuwe PSEB van de provincie lijkt meest relevant en leidend. Watermerk – inhoudelijke agenda. Pieken in de Delta (Akkoord Zeeuwse Kenniseconomie (AZK) – Onderwijsagenda). Op 23 juni is door gedeputeerde Van Heukelom bevestigd dat de Provincie snel werk moet maken van het opstellen van een regionale innovatieagenda die als basis kan dienen voor een op te stellen Kennisagenda Zuidwest Delta. 5 november 2009 werd dit bevestigd en werd er commitment uitgesproken door partners uit de 5 O’s. Eind januari 2010 wordt een businessplan en regioverkenning opgeleverd. Er wordt gestreefd naar een ondertekening van het regiocontract in april 2010 door alle partijen. 4.2 Er is een projectplan gekoppeld aan het Gebiedsprogramma Nee, nog niet. Zie 4.1.
5. (op weg naar een) Kennisagenda 5.1 Er is een kennisagenda/Er is een voornemen om te komen tot een kennisagenda Een kennisagenda is in ontwikkeling. Beoogd wordt medio 1e kwartaal 2010 een eerste (deel)kennisagenda op te leveren. Van Heukelom 23 juni ’09: “Wij moeten snel onze regioagenda vaststellen want er moet eerst een kennisagenda komen. Keuzes maken en verbindingen leggen”. Niek Barendregt 23 juni ’09: “Aansluiten op landelijke agenda en de Zeeuwse agenda. Edudelta wil graag tot samenwerking komen maar wel vanuit een agenda”. Hans de Bruin – Hogeschool Zeeland 23 juni ’09: “Lectorenoverleg en koppeling Provincie. Vertrekpunt vanuit de praktijk en de markt”. Relevantie is dat er een bredere beweging is om inhoudelijke agenda’s van onderwijsinstellingen en politiek bestuurlijke agenda’s beter met elkaar in verband te brengen. 5.2 Afspraken over wijze van agenderen van thema’s Dit wordt geadresseerd in het op te stellen Plan van Aanpak Werkplaats Zuidwest Delta. Activiteiten zijn ondermeer: het ontwikkelen van een consortium van samenwerkende kennisinstellingen; het opstellen van een kennisagenda (een vierjarig programma van gezamenlijk uit te voeren projecten) en een businessplan Werkplaats.
6. Cofinanciering 6.1 Er is een substantiële geldstroom voor samenwerkingsactiviteiten beschikbaar die continuïteit over meer dan één jaar garandeert/afspraken over investering door elk van de betrokken instanties Gedeputeerde Van Heukelom: “We moeten synergie creëren door de verschillende (bestaande) geldstromen te koppelen”. 191
ZWD
De Groene Kennis Coöperatie heeft een ontwikkelbudget van 50 kEuro toegekend (juli 2009) aan Edudelta Onderwijsgroep. Het geld is bedoeld om in nauwe samenwerking met N.V. Economische Impuls Zeeland en andere partners uit onderwijs, overheid en bedrijfsleven de Regionale Transitie Werkplaats Zuidwest Delta verder te ontwikkelen. Daarbij zullen Edudelta en IMPULS zorgen voor eveneens 50 kEuro cofinanciering uit de regio. Het opgeselde Plan van Aanpak met een doorloop tot ongeveer zomer 2010 zal activiteiten en resultaten benoemen – doel is om begin 2010 een regionale innovatie- en kennisagenda gedefinieerd te hebben. Ook zal een businessplan Werkplaats opgesteld worden waarin o.a. de lange termijn financieringsbehoefte en -dekking worden vastgesteld. Op basis van de kennisagenda en het businessplan wordt een Regiocontract gesloten, waarmee de Werkplaats vanaf 2010 operationeel kan worden (tussentijds zal al wel ‘learning-by-doing’ door de partners aan de uitvoering van enkele projecten worden gewerkt). Er zal ook een KIGO-2010 project worden ontwikkeld. Wethouder de Kunder: “Gemeenten willen financieren als er een balans bestaat tussen wat de gemeente en wat de instelling nodig hebben. Voor een aantal projecten is op deze basis al sprake van cofinanciering (b.v. een project dat momenteel in uitvoering is: ‘De Groen-Blauwe slinger’). Het is belangrijk dat ambtenaren betrokken zijn (inhoudelijk maar mbt voorlichting). Ambtelijke inzet is ook cofinanciering.” Een aantal van de projecten zal OP-Zuid (EFRO) projecten kunnen worden of Pieken in de Delta. Impuls is centraal bedrijf om te schakelen en makelen tussen ideeën, mensen en middelen.
7. Meerdere regionale kennisinstellingen 7.1 Instituties hebben hun structuur aangepast om samenwerkingsactiviteiten tot vast onderdeel van het takenpakket te maken Wim van der Zwan: “In het Strategisch Beleidsplan van Edudelta staat de ontwikkelingslijn omschreven. Het Werkplaatsleren borduurt voort op het bestaande PIMC-onderwijs (Projecten In Maatschappelijke Context) van Edudelta College Goes.” 7.2 Meerdere instellingen zijn betrokken Edudelta Onderwijsgroep (met vestigingen in Goes, Barendrecht en Sommelsdijk); Wageningen UR; ROC Zeeland; ROC Westerschelde; Hogeschool Zeeland; Middelbare Hotelschool Zeeland en Bakkerij Opleidingen Zeeland; IMARES; NIO. In het groeiende samenspel van de betrokken instellingen ontstaat een krachtig netwerk waarin wederzijdse kansen en expertise uitgewisseld worden. 7.3 Er zijn meerdere onderwijsniveaus betrokken: lagere school, VMBO, MBO, HBO, Universiteit Ja. Zie onder 7.2. van vmbo tot universiteit en onderzoeksinstellingen. 7.4 Relatie met onderzoek Wageningen UR; 192
ZWD
IMARES LEI NIOO +? Hoeven niet alleen LNV-instellingen te zijn. Graag alle instellingen op een rij en korte omschrijving van hun focus. 7.5 Uitwisseling met andere regio’s Er is uitwisseling, zowel op nationaal als op Europees niveau. Bijvoorbeeld uitwisseling met Veenkoloniën; Groene Kennispoort Twente; etc.
8. Groene kennisinstelling als leadpartner 1.2 Er is in onderwijsland een voortrekker Edudelta Onderwijsgroep is leadpartner van de te ontwikkelen kennisconsortium (groene + niet-groene instellingen, zie onder 7.2).
9. Bereidheid tot actieve kenniscirculatie Zie info punten 1 t/m 8. Gedeputeerde Van Heukelom: “Dit snijdt hout ook voor de jongeren. Je staat verbaasd wat voor potentie je met jongeren in huis hebt. In Zeeland hebben we jongeren denktanks, nota’s komen tot stand met inbreng van jongeren. We moeten het integraal oppakken. Met de Werkplaats creëren we een omgeving waarin alle sectoren/disciplines bij elkaar komen. Het gaat erom met elkaar kennis te ontsluiten, delen, ontwikkelen, en verspreiden.”
10. Ondersteuningsbehoefte 10.1 Ondersteuning in de regio Integrale aanpak –Ministeries; regionale overheden; sectoren; instellingen; disciplines; onderwijslagen … etc. Van Heukelom stelde in zijn slotwoorden vast dat hij en zijn collega's (Landbouw, Economie) positief verrast waren dat LNV -bekend als traditionele gesprekspartner over mosselen en natuur- zich nu aandiende met ideeën om de jeugd via het onderwijs actief bij het lokale beleid te betrekken. Hij vroeg met nadruk om een integrale aanpak. Er moeten betere verbindingen tussen de ministereis maar ook tussen b.v. de instellingen komen; disciplines moeten samenwerken. Samenwerking binnen Edudelta komt op gang. Er zijn vergelijkbare bewegingen bij de andere beroepsvormende instellingen”. Ontwikkeling Regioagenda en Kennisagenda Van Heukelom: “Wij moeten snel onze regioagenda vaststellen want er moet eerst een kennisagenda komen. Keuzes maken en verbindingen leggen. Gezamenlijk met bijvoorbeeld de instellingen moeten we hiermee aan de slag.” Werkplaats en faciliteren van initiatieven: projectontwikkeling, vraagarticulatie Wethouder De Kunder: “Er worden in de praktijk slagen gemaakt maar het faciliteren van de ontwikkeling en het leggen van verbindingen is nodig. Hier zou de Werkplaatsstructuur in moeten voorzien. Grote transities: daar hebben onderwijs/onderzoek een rol bij. Maar onderwijs kan ook een rol hebben naar een kleine ondernemer toe 193
ZWD
die met 60 ha (te) weinig toekomstperspectief hebben als ze doorgaan op de oude weg.” Samenwerking tussen groene en niet-groene instellingen Van Heukelom: “We moeten dezelfde route in willen gaan. Vooral onderwijs moet niet vasthouden aan ‘curricula’ en beter luisteren naar de praktijk en de bedrijven.” Systeemverandering Instellingen (bij alle scholen wordt dit onderkend) Binnen scholen is een cultuur- en systeemverandering nodig. Leren- en loopbaanperspectief dat moet leidend zijn voor de systeemverandering. Er moeten settingen/ontmoetingen worden gecreëerd waar de twee werelden elkaar ontmoeten. Hobbel: Verbinding bedrijfsleven/maatschappelijke organisaties><studenten Peter van den Dries / Grontmij: “We doen grote projecten en we zien hoeveel moeite en tijd het kost om studenten te betrekken en te begeleiden binnen de projecten. Er moet betere ondersteuning vanuit het kennisveld worden georganiseerd.” Hobbel: Werkplaats en marktverstoring. Peter van den Dries, Grontmij: “als projecten naar onderwijs gaan dan heeft Grontmij het beeld dat er valse concurrentie is –marktverstoring. Niek Barendregt, Edudelta: “Hoveniers vinden dat opdrachten aan hun neus voorbij gaan. Dat geeft spanning.” 1.2 Ondersteuning op landelijk niveau Kennismanagement nationale Werkplaatsen Gedeputeerde Van Heukelom: Kennismanagement rondom Werkplaats –bijvoorbeeld om kennis van de Werkplaats Friesland (duurzame energie) ook te betrekken bij ontwikkelingen in Zeeland. Of van bijvoorbeeld Proeftuin Amsterdam mbt streekproducten. Een Werkplaatscoördinator bij elke deelnemende instelling Thomas Pillen: “Belangrijk voor de verbinding tussen de onderwijslagen/onderzoek zijn de Werkplaatscoördinatoren in de instellingen. De verbinding tussen Edudelta’s mbo-studenten en Wageningen UR kon niet zonder Meike Sauter (werkplaatscoördinator WUR). De instellingen moeten een eigen Werkplaatscoördinator hebben.” Leren van andere regio’s en opgedane kennis elders.
11. NME B.v. Educatie: smaaklessen; boerderij-/natuur- & milieueducatie; Is er bij de Provincie/gemeenten een visie op NME (in brede zin)? Bestaande initiatieven” ’T land(t) in de stad’: wat gebeurt er op een bedrijf: waar komt de melk vandaan?; hoe wordt het product gemaakt? O.a. Edudelta en gefinancierd met RIGO-geld. Praktijkleren regeling – mobiele stageplaats voor studenten om promotiewerk te ondersteunen. Meer info bij: 194
ZWD
Provinciale – Anita … en Ben Huisman – zuidelijke directeur IVN. Ton Vermin – Gemeente Nrd Beveland
12. Overig (reflectie; additionele info/punten of i.d.) Werkplaats en verstoring marktwerking Arie van der Maas/Willem Foorthuis: “We moeten nieuwe wegen vinden. Er moet een regio-agenda zijn. De regio heeft projecten aanbesteed en daaraan verbinden we de kennisprojecten. In de kennisprojecten gaan we met de vragen van morgen aan de gang”.
Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3
Kaart Regio Zuidwest Delta Provincie Zeeland Uitnodiging 23 juni 2009 Brief van Gedeputeerde Van Heukelom aan Min G. Verburg d.d. 23 augustus 2007
195
ZWD
Bijlage 1 - Kaart Regio Zuidwest Delta Zeeland als kerngebied met als aangrenzende gebieden de Zuid Hollandse Eilanden, West Brabant tot aan Breda en Zuidelijk de Vlaamse grenszone van Brugge tot Antwerpen.
196
ZWD
Bijlage 2 - Provincie Zeeland Uitnodiging 23 juni 2009
197
ZWD
Bijlage 3 - Brief van Gedeputeerde Van Heukelom aan Min G. Verburg d.d. 23 augustus 2007
198
ZWD
199
ZWD