Verslag Bijeenkomst NP Rio+20 - 19 september 2011 Bijeenkomst Vergroening van de Economie en het perspectief van het bedrijfsleven Blok I - Kick Off Welkomstwoord Door Louise Fresco Het zaadje van Rio 1992 is de afgelopen jaren gegroeid, zo zei Louise Fresco tijdens de aftrap van de derde editie van de serie bijeenkomsten ter voorbereiding van Rio+20. Er is in twee decennia, ondanks alle pessimisme, veel gebeurd. De Agenda 21 is opgesteld, de Millenniumdoelen zijn geformuleerd, maar vooral ook zijn er nieuwe partnerschappen geformeerd. Sinds 1992 is vooral het bedrijfsleven aangeschoven. Dat is enorme winst. De bijeenkomst op 19 september gaf blijk van de nieuwe koers en de inzet die delen van het (Nederlandse) bedrijfsleven op het gebied van duurzaamheid en sociale verantwoordelijkheid zijn ingeslagen. Rio+20 heeft twee thematische doelen: de eerste is aanzetten geven tot een groene economie en de tweede is het bepalen van het institutionele kader dat daarbij hoort. Deze bijeenkomst gaat vooral over her eerste doel. De Nederlandse delegatie, onder leiding van premier Rutte, zal van het platform tien aanbevelingen meekrijgen en tien voorbeelden van hoe het kan en hoe het moet. Dat pakket heet dan ‘10+10 voor Rio+20’. Sleutelwoord voor de groene economie is innovatie: technisch, economisch en sociaal. Het bedrijfsleven heeft al enkele stappen gezet in deze richting. Dat uit zich in de hoge positie van sommige Nederlandse bedrijven in de duurzaamheidsindex van de Amerikaanse Dow Jones. Duurzaamheid begint en eindigt niet bij de fabriekspoort. Duurzame ketens zijn nodig. Ook daarin is vooruitgang geboekt. Een voorbeeld is de Round table voor Soja en Biobrandstoffen. Ook de Nederlandse regering doet mee. Fresco roemt het recente rapport van minister Verhagen (EL&I) over duurzaamheid. Een ander sleutelwoord is bio-based economy. Daar heeft de SER een rapport over uitgebracht. Bio-based is kortweg het besef dat je plantaardige bestanddelen voor je productie kunt gebruiken: in de bouw, in de productie van energie en in tal van andere sectoren. Randvoorwaarde is natuurlijk dat dit niet mag concurreren met voedselproductie. Bio-based is de weg vooruit, aldus Fresco. Het World Economic Forum en Rio+20. Door Fokko Wientjes, directeur Corporate Sustainable Development bij DSM en DSM Liaison bij het World Economic Forum Volgens Fokko Wientjes zou de Nederlandse brandname duurzaamheid moeten zijn. De noodzaak daarvan is evident. Met een groeiende wereldbevolking is er toenemende behoefte aan producten, de druk die dit oplevert op grondstoffen leidt automatisch tot de noodzaak van duurzaamheid. De weg is tripartiet: geen enkele actor kan in z’n eentje de nodige resultaten bereiken, zegt Wientjes. Het gaat om schone, eerlijke en competitieve waardeketens. De thema’s die zich opdringen zijn: de behoefte aan grondstoffen, de stedelijke problematiek, de klimaatveranderingen, honger en voedselzekerheid. Deze onderwerpen zijn de afgelopen decennia regelmatig onderwerp geweest van internationale topontmoetingen. Daarbij gaat het niet alleen over het vooruitgang boeken op de genoemde thema’s, maar ook om het ‘dichtgooien van de achterdeur’. De achterblijvers moeten meegenomen worden. Volgens het bedrijf waar Wientjes werkzaam is, DSM, is duurzaamheid niet alleen een opdracht, het is ook een growth driver. DSM laat al z’n innovatiekracht los op duurzaamheid. Daarbij zijn drie centrale issues gekozen: global shifts; klimaat & energie; en gezondheid & welzijn. Naar de overtuiging van Wientjes heeft duurzaamheid een competitief voordeel: doing well by doing good. De uitdaging is waarde creëren, niet alleen het op orde hebben van je zaakjes, want met dat laatste verdien je geen geld.
1
De invulling hiervan is dat DSM waarde wil creëren voor de klanten met een kleinere voetafdruk: ‘Eco+producten’ in het DSM jargon. Het gaat daarbij niet alleen om groen, maar ook om ‘fair’ (people+): ook de sociale voetafdruk telt. DSM zoekt de samenwerking. Niemand kan het alleen. Daarbij kijkt het bedrijf bewust buiten de eigen grenzen, stapt over de eigen schaduw en zoekt samenwerking met uiteenlopende organisaties als USAID, WFP, BZ etc. Blok 2: Rol van het Nederlandse bedrijfsleven in ontwikkelingslanden Duurzame ontwikkeling in een globaliserende wereld: Wat is de rol van het bedrijfsleven? Eerste spreker was Christiaan Rebergen, Ambassadeur Millenniumdoelen en Publiekprivate Partnerschappen bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Christiaan Rebergen beaamt dat er de laatste jaren al veel vooruitgang is geboekt. Het bedrijfsleven heft een grote slag gemaakt. Groene groei kan alleen maar samen met het bedrijfsleven. Voor Rebergen is groene groei of groene economie trouwens een te beperkte term. Hij ziet meer in het begrip PPP: people, planet, profit. Uitsluitend richten op groen kan makkelijk leiden tot zaken als ‘groen protectionisme’. Er is een extra inspanning nodig om ook arme landen mee te laten doen met groene innovatie. Dus ook aandacht voor de P van People. Het kabinet zet in op het bedrijfsleven vanuit de overtuiging dat het bedrijfsleven nodig is voor duurzaamheid. Het recente rapport van de SER is daarmee een steun in de rug voor het kabinet. Ook Rebergen meent dat Nederland voorop loopt wat betreft duurzaamheid. Een belangrijk initiatief in dit verband is het Initiatief Duurzame handel, waar een groot aantal bedrijven een actieve inbreng in heeft. Niet alleen grote bedrijven zioals Unilever, maar juist ook het MKB. Om het MKB nog verder op weg te helpen wil het kabinet via de PSI-faciliteit startsubsidies gaan geven aan het MKB voor duurzame handel. Bijvoorbeeld om de samenwerking te stimuleren tussen Nederlandse koffiebranders met kleine koffieboeren in Afrika. Via de topsectoren heeft ontwikkelingssamenwerking een belang en een stem in de innovatiekracht van Nederland. Nederland is koploper is het aansporen van de consument tot duurzame consumptie. Denk aan de wereldwinkels en aan het Max Havelaar keurmerk. We hebben één van de hoogste percentages duurzame goederen in supermarkten liggen. Wat zijn de drie topprioriteiten voor duurzaam ondernemen in ontwikkelingslanden? Peter Bongaerts, teammanager Internationaal Economisch en Sociaal Beleid VNO-NCW VNO-NCW was één van de drijvende krachten achter het recente SER-rapport. Dus de drie prioriteiten van VNO’er Peter Bongaerts zouden kunnen zijn: Print dat rapport; lees dat rapport en neem dat rapport ter harte. Op een iets serieuzere toon stelt Bongaerts dat er drie, samenhangende uitdagingen zijn in de wereld nu: voedsel, klimaat en energie. Voor bedrijven is het steeds meer de eerste natuur geworden om die uitdagingen niet uit de weg te gaan. Hij stelt drie topprioriteiten voor: 1. Benut de private kracht op gebieden waar Nederland goed in is. Daarbij gaat het niet alleen om bedrijven, maar ook NGO’s en kennisinstellingen. 2. Just do it: ideeën uitvoeren en drempels slechten. Binnen het topsectorenbeleid zijn goede kansen te vinden voor duurzame ontwikkeling, niet alleen m.b.t. water en voedselzekerheid, maar ook op het gebied van bijvoorbeeld logistiek en infrastructuur. 3. Houd nieuwe donoren bij de les. Duurzaamheid is bij de opkomende landen vaak nog een ondergeschoven kindje. Het model van groene groei moeten we internationaal propageren. Annie van Wezel, beleidsmedewerker internationale zaken, FNV-vakcentrale. Het doet Annie van Wezel genoegen dat een aantal sprekers benadrukt dat een groene economie niet kan zonder ook de sociale kanten erbij te betrekken. Zij is het daarmee
2
eens. Arme landen kunnen makkelijk het slachtoffer worden als de sociale factor vergeten wordt. De drie topprioriteiten van FNV-Mondiaal: 4. Duurzame ontwikkeling veronderstelt een krachtige gezamenlijke inspanning om volwaardige werkgelegenheid te bevorderen.1 Duurzame ontwikkeling kan en moet leiden tot een toenemen van duurzame werkgelegenheid. In de huidige praktijk gaat duurzaamheid soms gepaard met verlies van wekgelegenheid (bv in de visserij), of met de toename van vies en gevaarlijk werk (bv in de recycling-industrie). 5. Om meer mensen duurzaam uit armoede te verheffen, is het noodzakelijk om een universele 'social protection floor' op te bouwen. Zonder zekerheid blijven investeringen achter. Voorbeelden uit landen als India laten zien dat een sociaal vangnet ook in arme gebieden haalbaar en betaalbaar is. 6. De betrokkenheid van sterke en onafhankelijke sociale partners bij de vormgeving van duurzame ontwikkeling versterkt het draagvlak, zorgt voor een betere verdeling van de vruchten ervan en voorkomt conflicten. Alexander Kohnstamm, directeur Partos, branchevereniging voor particuliere internationale samenwerking Kohnstamm stelt dat juist maatschappelijke organisaties bijdragen aan zelfredzaamheid: een beter bestaan voor miljoenen mensen wereldwijd. Ontwikkelingsorganisaties zien ook steeds meer in dat er samengewerkt moet worden. Nederlandse ontwikkelingsorganisaties zien twee hoofdtaken voor zichzelf weggelegd: het versterken van het maatschappelijk middenveld in achterblijvende en opkomende landen, en ten tweede het vergroten van de ontwikkelingsrelevantie van andere actoren, zoals het bedrijfsleven en de burger. De drie topprioriteiten volgens Partos sluiten hierbij aan: 7. Enabling environment als voorwaarde voor vruchtbaar ondernemersklimaat. Duurzaam en groen ondernemen kan alleen binnen een gezonde omgeving, met een sterk middenveld en goede werknemers. Het gaat om een brede visie en een breed ontwikkelingsbeleid. 8. Kennis, met bijzondere aandacht voor complementariteit tussen actoren. Het ontbreekt bedrijven vaak aan kennis van lokale omstandigheden. Juist in de samenwerking met maatschappelijke organisaties kunnen lokale belangen meegenomen worden in ondernemersbeslissingen. 9. Zelfregulering en stimulerende wet- en regelgeving waar nodig. Nederlandse maatschappelijke organisaties blijven hun rol als waakhond vervullen om actoren bij de les te houden. Thierry Sanders, directeur Business in Development Network De aanbevelingen van het BiD Network zijn afkomstig van ondernemers en andere betrokkenen uit het netwerk van BiD, benadrukt Sanders: 10. Schrap belasting op arbeid en inkomen, maar hef belasting op brandstoffen, energie, grondstoffen, water, vervuiling, hout, enz OS-landen hebben vaak moeite om inkomstenbelasting te heffen. Een makkelijker (en ook beter) systeem is belasting heffen bij de bron: value extracted tax. Dat leidt tot betere stimulansen voor groen en sociaal ondernemen. Ontwikkelingslanden hebben de kans om hun belastingstelsel nog geheel vernieuwend op te zetten. 11. Pensioenfondsen in alle landen moeten wettelijk worden verplicht minimaal 1-3% van hun vermogen te beleggen in duurzame bedrijven. 12. Stimuleer markten in natuurbeheer en gebruik hierbij de lessen met SOx, NOx, CDM, CERs en ETS. We hebben hier ervaring mee en weten hoe het werkt, en dát het werkt. Nu is het tijd om dit systeem van handel in credits in te zetten in andere sectoren: bijvoorbeeld visquota, waterrechten, houtkap etc.
1
Deze prioriteit was ten onrechte niet opgenomen in de lijst van 12 prioriteiten waarop tijdens de bijeenkomst op 19 september gestemd kon worden.
3
Na stemming blijken de volgende drie maatregelen het meest populair: Stimuleer markten in natuurbeheer en gebruik hiervoor de lessen met SOx, NOx, CDM, CER’s en ETS Benut de private kracht op gebieden waar Nederland goed in is. Enabling environment als voorwaarde voor vruchtbaar ondernemersklimaat Blok 3: Vergroening van de Nederlandse economie De drie topprioriteiten volgens De Groene Zaak. Door Marga Hoek, directeur De Groene Zaak De Groene Zaak is een vereniging van duurzame ondernemingen. Inmiddels zijn zo’n 150 bedrijven bij de Groene Zaak aangesloten. Marga Hoek benadrukt dat wat wij in Nederland doen effect heeft elders. En we gaan de goede kant uit. Maar we moeten uitkijken dat de vooruitgang niet beperkt blijft tot ‘papier’. Ook de overheid moet de goede omstandigheden creëren voor een meer circulaire economie. In de praktijk valt dat nog tegen. Leden van de Groene Zaak melden maar al te vaak dat duurzaam ondernemen tegen de stroom in moet plaatsvinden. Beleid gaat vaak niet ver genoeg. Het instrumentarium wordt een beetje aangepast, maar fundamentele dingen blijven ongewijzigd. Volgens Hoek is het belangrijk dat er een gelijk speelveld komt. Een concrete maatregel zou moeten zijn dat de subsidie op fossiele brandstoffen wordt afgeschaft. Ook het investeringsklimaat voor duurzaam ondernemen moet verbeterd. Mensen die willen beleggen in duurzame bedrijven moeten vaak hun toevlucht nemen tot buitenlandse ondernemingen. Dat komt omdat het beleid voor de lange termijn in Nederland te onzeker is. Investeerders en ondernemers hebben zekerheid nodig dat de omstandigheden ook op langere termijn verzekerd zijn. Tenslotte moet er nog veel wet- en regelgeving worden opgeruimd, stelt Hoek. De zaken transparanter en simpeler maken is wel een uitgangspunt voor dit kabinet, maar de praktijk blijft nog achter. Nelo Emerencia, Speerpuntmanager Onderwijs en Innovatie, Vereniging Nederlandse Chemische Industrie. De drie prioriteiten volgens de Nederlandse chemiesector: 1. Durf over de eigen sectorale grenzen en door de hele waardeketen met anderen in partnership te werken om maatschappelijke thema's duurzaam op te lossen. Vaak ontbreekt de traditie om buiten de deur te kijken voor samenwerkingsmogelijkheden. We moeten leren om elkaars taal te verstaan en te spreken. 2. Stel in een groene en duurzame economie het gebruik van groene grondstoffen voor een veilige voedselvoorziening als essentiële voorwaarde. Daarbij moeten we niet de fout maken dat we voedsel uit de monden halen en in de benzinetank stoppen. Met derde generatie biobrandstoffen is een bio-based economy mogelijk. We hebben de kennis, laten we die toepassen. 3. Richt het onderwijs- en onderzoeksysteem op het creëren van een innovatie ecosysteem. Innovatie is de toekomst. Dat zit vast op de mensen: dus leidt mensen beter op, vooral in de bêta-vakken. Houdt de patenten niet in de la, maar focus het onderzoeksbeleid op die onderwerpen waar een toepassing in het verschiet ligt. Willem Sederel, Directeur Technologie en Innovatie, Sabic Europa Grondstoffen zijn voor petrochemische bedrijven als Sabic van levensbelang, legt Sederel uit. Duurzaamheid is essentieel om ook een lange termijn perspectief te houden. Dat is ook van belang voor de klanten en voor andere stakeholders. De bio-based economy past daar goed in. Sabic zet in op het vervangen van fossiel naar bio-based. En dan gaat het niet alleen om energie, maar ook om grondstoffen voor een wijde range aan producten. Volgens Sederel is hier sprake van een vierde industriële revolutie. Drie prioriteiten:
4
4. 5. 6.
Vergroening van de procesindustrie door gecombineerd toepassen van schone technologie, de grootschalige inzet van groene grondstoffen en het sluiten van kringlopen. Ontwikkeling van groene bouwstenen voor hoogwaardige materialen en chemicaliën o.b.v. agro-reststromen en nieuwe agrarische en aquatische groene grondstoffen. Ontwikkelen, uitbouwen en versterken van regionale initiatieven die de samenwerking in de bio-based waardeketen bevorderen.
Willem Ferwerda, Directeur International Union for Conservation of Nature Nederland. Niet toevallig houdt Ferwerda een pleidooi voor het behoud en herstel van biodiversiteit en ecosystemen. Dat is ook een economisch belang. Ferwerda stelt dat jaarlijks een waarde van 4.000 miljard euro verdwijnt met het verlies van ecosystemen. Het goede nieuws is dat veel van dit verlies te herstellen valt, maar dan is snel en effectief handelen vereist. De drie belangrijkste prioriteiten om bewaar en herstel van biodiversiteit te bevorderen: 7. Een wereldwijde groen/blauwe infrastructuur van beschermde gebieden is de belangrijkste voorwaarde voor een succesvolle ontwikkeling van een bio-based economy. 8. Zonder het economisch waarderen van functies van ecosystemen en het integreren ervan in het financiële systeem is een bio-based economy moeilijk te realiseren. 9. Bedrijven, overheden en andere sectoren zullen hun impact op ecosystemen moeten kennen en daarnaast bijdragen aan herstel van ecosystemen i.s.m. maatschappelijke organisaties. Na stemming blijken binnen dit blok de volgende drie maatregelen het meest aansprekend: Zonder het economisch waarderen van functies van ecosystemen en het integreren ervan in het financiële systeem is een biobased economy moeilijk te realiseren. Bedrijven, overheden en andere sectoren zullen hun impact op ecosystemen moeten kennen en daarnaast bijdragen aan hetstel van ecosystemen i.s.m. maatschappelijke organisaties. Durf over de eigen sectorale grenzen en door de hele waardeketen met andere in partnership te werken om maastchappelijke thema’s duurzaam op te lossen. Transformatie naar vergroening: hoe veranderen en leren organisaties? Door Rob Weterings, Strategisch Adviseur Duurzame Innovatie TNO Rob Weterings stelt dat de wereld in relatief korte tijd multi-polair is geworden. Dat heeft gevolgen voor topconferenties zoals Rio+20: meerdere landen volgen hun eigen route en eisen een rol op. Dat proces zagen we al duidelijk in Kopenhagen. Dat heeft het niet eenvoudiger gemaakt. Het betekent dat ook bedrijven en maatschappelijke organisaties een nieuwe rol en nieuw élan kunnen ontwikkelen op terreinen die voorheen goeddeels gesloten waren. Ook Weterings heeft zijn presentatie verpakt in drie aanbevelingen: 1. Bouw aan nieuwe relaties. De invloed van traditionele instituten neemt af, verdragen zijn lastiger overeen te komen; dat alles leidt tot groter belang van relaties en netwerken. 2. Creëer proeftuinen. Innovatie is het sleutelwoord. Er zijn kansen, maar die moet je zien en die moet je pakken. Dat kan beter door samen te werken. Een duidelijk voorbeeld van een sector waar kansen zijn is de bio-based economy. 3. Ruim baan voor koplopers. Vernieuwing begint vaak in de marge, in niches. Geef dat de ruimte. MKB-bedrijven hebben vaak last van de gevestigde positie van de grote bedrijven; van de status quo.
5
Grote bedrijven hebben marktkracht; de bestaande regulering en de geldstromen bevorderen de grote bedrijven; bij overheden heerst vaak een risicomijdende cultuur. De kracht van Nederland is dat wij niet bedreigend zijn voor de grote spelers, maar tegelijkertijd zijn we wel vernieuwend. Van die positie kunnen we beter en vaker gebruik maken. Afsluiting door Louise Fresco Louise Fresco benadrukt dat misschien geen enkel land zo’n intensief consultatieproces met betrekking tot Rio+20 heeft opgezet als Nederland. Het is belangrijk dat de delegatie onder leiding van premier Rutte de aanbevingen meeneemt, maar deze vooral ook in de wandelgangen voor het voetlicht brengt. Ook vooraf, in Brussel, kunnen de aanbevelingen van het platform een rol spelen in het bepalen van de positie van Nederland en Europa. Fresco roept de aanwezigen op om de aanbevelingen die vandaag zijn geuit ook in het dagelijkse leven tot uitdrukking te brengen. Vooral in deze tijden van crises: creëer iets positiefs. “Waarom organiseert u niet op uw eigen werk een Rio+20 bijeenkomt”, zo riep Fresco de aanwezigen op. Fresco concludeerde dat er deze dag veel diverse ideeën op tafel kwamen. Een greep: Het besef dat de enabling environment belangrijk is Dat er een evenwicht moet komen tussen self-regulering en wetgeving Dat er een level playing field gecreëerd moet worden Het grote belang van innovatie en dat innovatie vooral ontstaat op breukvlakken tussen sectoren. Dus: zoek de grenzen op! Dat we toe moeten naar een cyclische economie Het grote belang van samenwerking Dat groen en duurzaam óók sociaal moet zijn. “Laten we ons niet teveel laten leiden door somberheid. Het kan! Maar we moeten het wel doen!”
6