Vergadering: Agendapunt:
25 november 2009 7
Nummer: Portefeuillehouder: Contactpersoon: Doorkiesnummer:
ABV 32 dhr drs. F.H. Buddenberg Z.H. Reuten 070 750 1 693
Den Haag, 11 november 2009 Aan het algemeen bestuur Subsidieverordening Jeugdzorg Stadsgewest Haaglanden 2010 1. Inleiding De huidige Subsidieverordening Jeugdzorg Haaglanden dateert van 1 januari 2005 en was het gevolg van de inwerkingtreding van de Wet op de Jeugdzorg per diezelfde datum. Het ligt in de bedoeling van het Rijk om in 2010 de nieuwe financieringssystematiek voor de Jeugdzorg daadwerkelijk in te voeren (de zogeheten p x q systematiek). De financiële registratie en verantwoording van de activiteiten van BJZ en de zorgaanbieders zullen plaats gaan vinden in termen van zorg/bekostigingseenheden. Financieel dient alles toegeschreven te kunnen worden naar deze verschillende eenheden. Deze nieuwe systematiek en de ontwikkelde visie op de sturing van de jeugdzorg aan de hand van prestatie-indicatoren noodzaakt tot het aanpassen van de huidige subsidieverordening. Daarbij wordt ook de gelegenheid te baat genomen om al te veel gedetailleerde regelgeving te verwijderen. Het ontwerp van de nieuwe subsidieverordening en een toelichting treft u hierbij aan. De bijlage “ Vereisten zorgaanbieders” maakt onderdeel uit van deze verordening. 2. Inhoud De jeugdzorg wordt door de zorgaanbieder geleverd. Dit kan nadat Bureau Jeugdzorg een indicatiebesluit heeft afgegeven, waarna de zorgvrager aanspraak kan doen gelden op geïndiceerde jeugdzorg. Het gaat dan om zwaardere opvoedings/ontwikkelingsproblematiek. Het indicatiebesluit door Bureau Jeugdzorg heeft een globaal karakter (8 indicatiecategorieën) en beschrijft een aantal doelstellingen waar de zorgaanbieder naar toe moet werken. De zorgaanbieder stelt in overleg met BJZ en de cliënt een plan op voor de zorgverlening. In de nieuwe systematiek bepaalt dus niet Bureau Jeugdzorg wat de hulp precies moet inhouden of hoe lang die moet duren. Dit bepaalt de zorgaanbieder binnen de globale kaders van het indicatiebesluit. Het Stadsgewest streeft naar een zo eenvoudig mogelijk financieringsproces binnen de p x q systematiek (voorkomen van onnodige bureaucratie) die wat betreft de te subsidiëren eenheden aansluit bij de realiteit van de zorg: financiering van onderscheiden zorgprogramma’s. De kosten van deze programma’s zijn te herleiden tot de kosten van landelijk afgesproken zorgeenheden. De vertaling naar de landelijk afgesproken zorgeenheden moet de mogelijkheid bieden om tussen aanbieders en provincies de kosten voor de zorg te kunnen vergelijken (benchmarking). Het streven is om met ingang van 2010 de subsidieverlening en –vaststelling te enten op het aantal cliënten, dat de zorgprogramma’s doorloopt en de verwachte en gerealiseerde effecten van de zorg aan de hand van prestatie-indicatoren.
1
Voornaamste wijzigingen t.o.v. huidige verordening • • •
•
In de nieuwe verordening wordt uitgegaan van de p x q financieringsystematiek: het financieren van de uitvoering van zorgprogramma’s en de koppeling aan de landelijk vastgelegde zorgeenheden; De systematiek van de nieuwe verordening is gewijzigd t.o.v. van die van de huidige: de aparte hoofdstukken, die in de oude verordening gewijd waren aan BJZ en de zorgaanbieders zijn samengevoegd tot 1 hoofdstuk; De termijnen voor het indienen van de aanvraag voor subsidie zijn verruimd t.o.v. de huidige verordening om deze beter te laten aansluiten op de stadsgewestelijke plancyclus: de termijnen in de huidige verordening bleken voor de instellingen erg krap te zijn. Tevens is in het kader van vermindering van de regeldruk een stap verwijderd uit de voorbereiding van het Uitvoeringsprogramma; De subsidiëring in het kader van welzijn, (jeugd)zorg en cultuur (RAS Haaglanden) is opgenomen in de nieuwe verordening.
3. De Subsidieverordening Jeugdzorg Haaglanden 2010 Het voorontwerp van de subsidieverordening is afgelopen zomer in eerste aanleg om advies voorgelegd aan de instellingen voor jeugdzorg in Haaglanden. Stichting Jeugdformaat heeft meegedeeld te kunnen instemmen met het voorontwerp. Bureau Jeugdzorg Haaglanden heeft een aantal kanttekeningen geplaatst en suggesties voor verbetering en aanscherping gedaan, waarvan enkele suggesties in het ontwerp zijn verwerkt. De overige instellingen hebben niet gereageerd. Na aanpassing is subsidieverordening voor het geven van een zienswijze in september jl. gezonden aan de in het Stadsgewest Haaglanden deelnemende gemeenten en aan de instellingen voor jeugdzorg. Van de gemeenten is geen commentaar ontvangen. Bureau Jeugdzorg Haaglanden heeft een aantal wijzigingsvoorstellen gedaan. U treft deze voorstellen en ons commentaar daarop in de vorm van een “Nota van beantwoording” als bijlage aan. De overige instellingen hebben niet gereageerd. Voorstel Gezien het bovenstaande stellen wij u voor om conform bijgevoegd ontwerpbesluit over te gaan tot vaststelling van de Subsidieverordening Jeugdzorg Haaglanden 2010 en deze in werking te laten treden met ingang van 1 januari 2010. Het dagelijks bestuur van het Stadsgewest Haaglanden. De secretaris, de voorzitter (plv), DRS. A. HARKES
MR. DRS. G.A.A. VERKERK
2
- ONTWERP Het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden, gezien het voorstel van het dagelijks bestuur d.d. 11 november 2009; gelet op artikel 18 van de Regeling stadsgewest Haaglanden en artikelen 2 en 41 van de Wet op de jeugdzorg; overwegende dat het Stadsgewest Haaglanden jaarlijks van het Rijk een uitkering ontvangt ten behoeve van de jeugdzorg; overwegende dat het algemeen bestuur bij verordening regels dient vast te stellen omtrent de subsidiëring van de jeugdzorg; BESLUIT vast te stellen de navolgende:
Subsidieverordening Jeugdzorg Stadsgewest Haaglanden 2010 Hoofdstuk I - ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1 Begripsbepalingen In deze verordening wordt verstaan onder: a. Awb: Algemene wet bestuursrecht; b. dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van het Stadsgewest Haaglanden; c. HKZ-certificaat: Harmonisatie Kwaliteit Zorginstellingen-certificaat, afgegeven door een erkende certificatie-instelling die een contract heeft afgesloten met Stichting Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de zorgsector; d. prestatie-indicatoren: landelijk afgesproken indicatoren voor het vaststellen van de effecten van de geleverde jeugdzorg; e. p: het tarief voor een onderscheiden zorgprogramma; f. q: het aantal uit te voeren zorgprogramma’s; g. tarief: het door het dagelijks bestuur vastgestelde bedrag, bedoeld voor het uitoefenen van een taak of functie door de stichting of voor het uitvoeren van zorg door een zorgaanbieder in de vorm van overeengekomen zorgprogramma’s; h. wet: Wet op de jeugdzorg; i. zorgprogramma: een te onderscheiden aanbod van zorg opgebouwd uit één of meer zorgeenheden; j. zorgtraject: de vertaling van het zorgprogramma in een reeks van bij de individuele hulpvraag passende zorgactiviteiten, gericht op het waarmaken van de in het indicatiebesluit gestelde hulpverleningsdoelen.
ontwerp Subsidieverordening Jeugdzorg Stadsgewest Haaglanden 2010
1/8
Artikel 2 Reikwijdte verordening 1. Deze verordening is van toepassing op subsidieaanvragen van de stichting en de zorgaanbieders op het door de wet bestreken terrein met betrekking tot een jeugdige die voorafgaand aan de aanvang van de jeugdzorg duurzaam verblijft in het Stadsgewest Haaglanden. 2. Deze verordening is van toepassing op subsidieaanvragen in het kader van door de provincie Zuid-Holland aan het Stadsgewest Haaglanden beschikbaar gestelde middelen voor activiteiten op het terrein van welzijn, (jeugd)zorg en cultuur in de regio Haaglanden. Artikel 3 Subsidieplafond 1. Het dagelijks bestuur kan subsidieplafonds vaststellen voor de verschillende activiteiten waarvoor op basis van deze verordening subsidie kan worden verstrekt. 2. Als een subsidieplafond wordt vastgesteld, bepaalt het dagelijks bestuur de wijze van verdeling van het beschikbare bedrag. 3. Een subsidieplafond wordt in het uitvoeringsprogramma, als bedoeld in artikel 32 van de wet, vermeld. 4. Het dagelijks bestuur kan een subsidieplafond zoals bedoeld in lid 1 aanpassen, als de in artikel 37 van de wet bedoelde uitkeringen van het Rijk dan wel uitkeringen van andere overheden aan het Stadsgewest Haaglanden worden aangepast.
Hoofdstuk II - BUREAU JEUGDZORG EN ZORGAANBIEDERS I
Aanvraag voor subsidie en subsidieverlening
Artikel 4 Subsidiegrondslag 1. Het dagelijks bestuur kan aan de stichting subsidie verlenen voor het uitoefenen van taken en functies zoals genoemd in de wet; 2. Het dagelijks bestuur kan aan een zorgaanbieder subsidie verlenen voor het uitvoeren van zorg in de vorm van zorgprogramma’s; 3. Het dagelijks bestuur kan een zorgaanbieder subsidie verlenen voor het verwerken van gegevens als bedoeld in de artikelen 43 en 44 van de wet; 4. De hoogte van de subsidie voor de activiteiten als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt bepaald op basis van de door het dagelijks bestuur vastgestelde tarieven (p) voor de door de stichting uit te voeren functies en taken respectievelijk de door zorgaanbieder te leveren zorgprogramma’s, vermenigvuldigd met het aantal jeugdigen (q) ten aanzien waarvan deze taken en functies uitgevoerd worden, respectievelijk de zorgprogramma’s doorlopen. Artikel 5 Aanvraag voor subsidie 1. De stichting en de zorgaanbieder dienen vóór 1 augustus van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, een concept-activiteitenplan vergezeld van een concept-begroting in; 2. De stichting dient tevens een gecomprimeerde begroting voor de Middenstichting in; 3. De stichting en de zorgaanbieder dienen de definitieve subsidieaanvraag met het definitieve activiteitenplan en de definitieve begroting vóór 1 november van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd in conform het door het dagelijks bestuur vastgestelde format. 4. Het dagelijks bestuur kan nadere informatie vragen. 5. De zorgaanbieder die voor de eerste maal subsidie aanvraagt moet voldoen aan de in de bijlage gestelde eisen.
ontwerp Subsidieverordening Jeugdzorg Stadsgewest Haaglanden 2010
2/8
Artikel 6 Subsidieverlening 1. De beschikking tot subsidieverlening vermeldt in ieder geval: a. aard en omvang van de activiteiten, zoals bedoeld in artikel 4, eerste en tweede lid, waarvoor subsidie wordt verleend; b. het te bewerkstelligen resultaat van de activiteiten; c. het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld; d. de wijze waarop het subsidiebedrag wordt vastgesteld; e. de aan de subsidie verbonden voorwaarden en verplichtingen; 2. Het dagelijks bestuur besluit op een aanvraag om subsidie, die conform de bepalingen van deze verordening is ingediend, vóór 1 januari van het jaar waarvoor de subsidie is aangevraagd. 3. Het dagelijks bestuur kan de beslistermijn als bedoeld in het tweede lid met zes weken verlengen. Artikel 7 Beleidsinformatie 1. De stichting levert na afloop van ieder kwartaal de beleidsinformatie als genoemd in het Besluit beleidsinformatie jeugdzorg in op het landelijk format dat als bijlage bij dat besluit is gevoegd. 2. De zorgaanbieders zijn verplicht de stichting binnen vier weken na afloop van het betreffende kwartaal te voorzien van de informatie of gegevens die de stichting nodig heeft voor de uitvoering van de onder het eerste lid gestelde taak. 3. De stichting en zorgaanbieders verstrekken informatie aan de hand van de landelijke en door het dagelijks bestuur vastgestelde prestatie-indicatoren. 4. Het dagelijks bestuur kan besluiten aanvullende beleidsinformatie uit te vragen. Artikel 8 Weigeringsgronden Onverminderd artikel 4:35 Awb kan de subsidie geweigerd worden indien de stichting of de zorgaanbieder niet voldoet aan de eisen die bij of krachtens de wet, deze subsidieverordening of van toepassing zijnde besluiten aan haar worden gesteld.
II
Verplichtingen van de subsidieontvanger
Artikel 9 Doelgebonden verplichtingen Naast de doelgebonden verplichtingen als bedoeld in artikel 4:37 Awb en de doelgebonden verplichtingen die in deze verordening zijn opgenomen, is het dagelijks bestuur bevoegd bij subsidieverlening aanvullende doelgebonden verplichtingen als bedoeld in artikel 4:38 Awb op te nemen. Artikel 10 Administratie en meldingsplicht 1. De stichting en de zorgaanbieder voeren een zodanig ingerichte administratie dat daaruit te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen alsmede de betalingen en de ontvangsten kunnen worden nagegaan. 2. De administratie en de daartoe behorende bescheiden worden gedurende zeven jaren bewaard. 3. De stichting en de zorgaanbieder informeren het dagelijks bestuur terstond over gebeurtenissen die van invloed kunnen zijn op: a. de uitoefening van taken en functies; b. de uitvoering van zorg in de vorm van zorgprogramma’s; c. het voortbestaan van de stichting of zorgaanbieder.
ontwerp Subsidieverordening Jeugdzorg Stadsgewest Haaglanden 2010
3/8
Artikel 11 Zorgvuldig beheer en verzekeringsplicht 1. De stichting en de zorgaanbieder beheren de tot hun beschikking staande middelen zorgvuldig en treffen maatregelen ter voorkoming van vermogensschade. 2. De stichting en de zorgaanbieder zijn verplicht hun roerende en onroerende zaken voldoende te verzekeren tegen brand, diefstal en overige schade. 3. De stichting en de zorgaanbieder zijn verplicht hun personeel en vrijwilligers te verzekeren tegen de gevolgen van wettelijke aansprakelijkheid. 4. Het dagelijks bestuur kan vrijstelling verlenen van het in het tweede en derde lid bepaalde, indien de naleving daarvan redelijkerwijs niet kan worden verlangd. 5. De stichting en de zorgaanbieder voldoen aan wettelijke voorschriften inzake brandveiligheid en milieu en zien toe op de veiligheid van personeel en in zorg zijnde jeugdigen. Artikel 12 Reserveringen 1. Reserveringen kunnen onderdeel zijn van de bedrijfsvoering en kunnen plaatsvinden conform goed gebruik in het economisch verkeer. 2. Onverminderd het bepaalde in het vierde lid worden exploitatieoverschotten toegevoegd aan de egalisatiereserve, tenzij het dagelijks bestuur instemt met een andere bestemming. 3. Het in een jaar gerealiseerde exploitatietekort, dat resteert na verrekening van de subsidie, wordt gedekt uit de in het tweede lid genoemde reserve. Indien deze reserve niet toereikend is, dan dient het resterende tekort in een termijn van maximaal 5 jaren ten laste van de exploitatie te worden gebracht. 4. De egalisatiereserve, die op 1 januari na afloop van een subsidiejaar bestaat, bedraagt maximaal 10% van de voor dat jaar door het dagelijks bestuur vastgestelde subsidie. 5. Het dagelijks bestuur kan de instelling verplichten de egalisatiereserve aan te wenden voor de uitvoering van de taken en functies en de zorg. 6. Aanwending van de egalisatiereserve door de stichting of zorgaanbieder vereist vooraf instemming door het Stadsgewest Haaglanden. Artikel 13 Vermogensvorming 1. Vermogens en reserves, niet zijnde de egalisatiereserve, die met stadsgewestelijke subsidie zijn opgebouwd, mogen alleen worden besteed aan kosten verband houdende met activiteiten in het kader van de jeugdzorg. 2. In de gevallen genoemd in artikel 4:41, lid 2 Awb is de stichting of de zorgaanbieder, voor zover het verstrekken van subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, een door het dagelijks bestuur vast te stellen vergoeding van de vermogenswaarden verschuldigd. De hoogte van de vergoeding is gelijk aan het bedrag dat aan het vermogen van de subsidieontvanger is toegevoegd vanuit de subsidiegelden die zijn ontvangen van het Stadsgewest Haaglanden. 3. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de actuele waarde van de eigendommen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat bij verlies of beschadiging wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de stichting of de zorgaanbieder is of wordt ontvangen. 4. Indien het onroerende zaken betreft, geschiedt de waardebepaling door één of meerdere door het dagelijks bestuur aan te wijzen onafhankelijke deskundigen. 5. Indien de werkzaamheden van de stichting of de zorgaanbieder met toestemming van het dagelijks bestuur door een andere rechtspersoon worden voortgezet en de activa en passiva tegen boekwaarde aan die ander in eigendom worden overgedragen, is de subsidieontvanger in afwijking van het tweede lid geen vergoeding verschuldigd. Artikel 14 Afschrijvingen Afschrijvingslasten vormen een onderdeel van het exploitatieresultaat en worden berekend op basis van goed gebruik in het economische verkeer, onverminderd de bevoegdheid van het dagelijks bestuur nadere algemene of bijzondere aanwijzingen te geven.
ontwerp Subsidieverordening Jeugdzorg Stadsgewest Haaglanden 2010
4/8
Artikel 15 Investeringen 1. Investeringen dienen te worden afgeschreven op basis van de historische kostprijs, verminderd met eventuele bijdragen (bestemmingsgiften) en (investerings)subsidies ineens. 2. Investeringen mogen niet ten laste van de exploitatie worden gebracht. 3. Investeringen die niet tot de accommodatie(gebonden) kosten worden gerekend, of investeringen die daartoe wel gerekend worden doch die voor het dagelijks bestuur niet aanvaardbaar zijn, kunnen ineens ten laste van het eigen vermogen of de egalisatiereserve worden afgeschreven. Ook is het toegestaan de afschrijvingskosten van dergelijke investeringen ten laste te brengen van de resultante van p x q kosten of overige kosten waarbij de in deze verordening voorgeschreven afschrijvingsmethode en -termijn worden aangehouden. 4. Vervangingsinvesteringen dienen te worden afgeschreven op basis van de historische kostprijs, verminderd met de eventuele boekwinst op het afgestoten actief. 5. Investeringen gepleegd tot en met het jaar 1991 worden afgeschreven conform de destijds door het Ministerie van Welzijn en Cultuur of het Ministerie van Justitie aanvaarde methodiek. 6. Voor na 1991 gepleegde investeringen gelden de volgende afschrijvingstermijnen: - gebouwen en rente tijdens bouw 40 jaar - installaties (centrale verwarming, lift, keuken, tuinaanleg, paden) 20 jaar - verbouwingen, isolatievoorzieningen en rente tijdens verbouwingen 20 jaar - inventarisgoederen, vervoermiddelen en overige activa 5 jaar 7. Kosten, die verband houden met de instandhouding van de accommodatie, worden eerst ten laste van het fonds groot onderhoud gebracht. Als er in dit fonds geen middelen meer aanwezig zijn worden dergelijke kosten, voor zover door het dagelijks bestuur aanvaardbaar geacht, geactiveerd. De uitvoerder zal daarbij moeten motiveren waarom de investering noodzakelijk is. 8. De aanschaf van (verbruiks)goederen die per eenheid minder dan € 2.500,- kosten, worden niet aangemerkt als investeringen en behoren tot de resultante van p x q kosten. Deze kosten komen ineens ten laste van de exploitatie. Artikel 16 Waarborghypotheken 1. Over met waarborghypotheken gefinancierde investeringen mag alleen ten laste van de waarborghypotheek worden afgeschreven. 2. Uitvoerders die een pand, waarop een waarborghypotheek uit hoofde van verstrekte investeringssubsidies rust ten behoeve van de Staat, willen vervreemden, dienen zich in eerste instantie te wenden tot het Stadsgewest Haaglanden met het verzoek het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport te adviseren over een voorgenomen wijziging in de accommodatiesfeer. 3. Het verzoek en het advies van het Stadsgewest Haaglanden worden ter goedkeuring voorgelegd aan het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. 4. Het verzoek dient de volgende gegevens te bevatten: - afschrift van taxatierapporten van het betreffende pand; - kopie van de eventuele koopakte; - hoogte van het verkoopbedrag. 5. Naar aanleiding van de ontvangen informatie, reageert het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport naar zowel het Stadsgewest Haaglanden als de betreffende uitvoerder, waarbij wordt aangegeven welk bedrag de uitvoerder aan de Staat verschuldigd is. 6. Zodra vervreemding of verkoop daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, dient het aan de Staat verschuldigde bedrag aan het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport te worden overgemaakt. 7. Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport royeert de waarborghypotheek en voegt de desinvesteringsopbrengst toe aan de doeluitkering aan het Stadsgewest Haaglanden.
ontwerp Subsidieverordening Jeugdzorg Stadsgewest Haaglanden 2010
5/8
III
Subsidievaststelling
Artikel 17 De aanvraag tot vaststelling 1. De stichting en de zorgaanbieder dienen uiterlijk op 1 april van het jaar, volgend op het jaar waarover subsidie is verleend, bij het dagelijks bestuur een aanvraag in tot vaststelling van de subsidie. 2. De aanvraag tot vaststelling gaat vergezeld van een inhoudelijke en financiële verantwoording conform het door het dagelijks bestuur vastgestelde format. Artikel 18 De inhoudelijke verantwoording 1. De inhoudelijke verantwoording over de besteding van het subsidiebedrag als bedoeld in artikel 17, tweede lid, wordt gegeven in een activiteitenverslag. 2. Het dagelijks bestuur kan ten behoeve van de inhoudelijke verantwoording nadere informatie vragen over de taken en functies, als bedoeld in artikel 4, eerste lid, in aanvulling op de gegevens die zijn opgenomen in het Besluit beleidsinformatie jeugdzorg. 3. Het dagelijks bestuur kan ten behoeve van de inhoudelijke verantwoording nadere informatie vragen over de uitvoering van de zorg, als bedoeld in artikel 4, tweede lid, en eventuele overige activiteiten van de zorgaanbieders, voor zover gerelateerd aan de verleende subsidie. 4. Het dagelijks bestuur kan aanvullende regels vaststellen over de inhoudelijke verantwoording. Artikel 19 De financiële verantwoording 1. De financiële verantwoording bestaat uit de jaarrekening, waarin zijn opgenomen: a. het financiële verslag van het bestuur van de stichting en de zorgaanbieder; b. de balans met toelichting; c. de resultatenrekening met toelichting, waarin ook substantiële afwijkingen ten opzichte van de begroting worden verklaard; d. de door de stichting uitgevoerde activiteiten en de zorg, die op basis van een indicatiebesluit door de zorgaanbieder is uitgevoerd, tevens gespecificeerd naar de landelijk vastgestelde zorgeenheden; e. de onder d bedoelde zorg die door de zorgaanbieder is uitgevoerd ten behoeve van cliënten die voorafgaand aan het bieden van jeugdzorg niet duurzaam verbleven in het Stadsgewest Haaglanden, alsmede het totaal aantal cliënten waarop deze zorg betrekking had; f. de gecomprimeerde jaarrekening van de Middenstichting van de stichting; g. de goedkeurende accountantsverklaring, conform artikel 6 van de Regeling bekostiging jeugdzorg, alsmede het rapport van bevindingen en de interne rapportage. 2. De jaarrekening moet worden ingericht in overeenstemming met de ministeriële richtlijnen. 3. Het dagelijks bestuur kan ten behoeve van de financiële verantwoording nadere informatie vragen en aanvullende regels vaststellen. Artikel 20 Het vaststellen van de subsidie 1. Het dagelijks bestuur stelt binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag, die conform de bepalingen van deze verordening is ingediend, de subsidie vast. 2. Het dagelijks bestuur kan de beslistermijn als bedoeld in het tweede lid met zes weken verlengen. 3. Het dagelijks bestuur stelt op basis van de ingediende verantwoordingen als bedoeld in artikel 18 en 19, vast of aan de voorwaarden en verplichtingen verbonden aan de subsidieverlening is voldaan. 4. Onverminderd het bepaalde in artikel 4:46 Awb kan het dagelijks bestuur de subsidie lager vaststellen dan het verleende bedrag wanneer:
ontwerp Subsidieverordening Jeugdzorg Stadsgewest Haaglanden 2010
6/8
a. de omvang van de in de subsidiebeschikking afgesproken productie niet is gerealiseerd; b. de subsidie zonder instemming van het Stadsgewest Haaglanden aan ander doelen is besteed dan in de beschikking tot verstrekking van subsidie is vermeld. 5. Het bedrag waarmee de egalisatiereserve het maximum als bedoeld in artikel 12, vierde lid overschrijdt, wordt op de vast te stellen subsidie in mindering gebracht.
Hoofdstuk III - OVERIGE SUBSIDIES Artikel 21 Experimenten 1. Het dagelijks bestuur kan aan de stichting of de zorgaanbieder subsidie verstrekken voor het uitvoeren van experimenten. 2. De aanvraag van deze subsidie kan gedurende het hele jaar bij het dagelijks bestuur worden ingediend. 3. Het dagelijks bestuur besluit op een aanvraag om subsidie, die conform de bepalingen van deze verordening is ingediend, binnen acht weken; 4. Een aanvraag om subsidie wordt uitsluitend toegekend wanneer het experiment naar het oordeel van het dagelijks bestuur voldoende bijdraagt aan de realisering van het jeugdzorgbeleid van het Stadsgewest. 5. De subsidie kan worden geweigerd wanneer de kosten van het experiment naar het oordeel van het dagelijks bestuur kunnen worden gefinancierd uit de egalisatiereserve van de stichting of de zorgaanbieder. Artikel 22 Steunfunctie Het dagelijks bestuur kan aan een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid subsidie verstrekken voor de uitvoering van een steunfunctie ten behoeve van de stichting en de zorgaanbieder. Artikel 23 Activiteiten welzijn, cultuur en (jeugd)zorg Het dagelijks bestuur kan aan gemeenten van het Stadsgewest Haaglanden subsidie verstrekken voor de uitvoering van activiteiten op het terrein van welzijn (jeugd)zorg en cultuur. Deze subsidie moet worden aangewend voor in dit verband relevante dienstverlening door derden. Artikel 24 Vertrouwenspersoon Het dagelijks bestuur kan aan een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid subsidie verstrekken voor de werkzaamheden van de vertrouwenspersoon, die de rechtspersoon voor de cliënten van de stichting en de zorgaanbieder beschikbaar stelt. Artikel 25 Procedure Het bepaalde in hoofdstuk II over het aanvragen, verlenen en vaststellen van subsidies is van toepassing op de subsidies zoals bedoeld in de artikelen 21, 22, 23 en 24 voor zover deze toegepast kunnen worden.
Hoofdstuk IV - OVERIGE BEPALINGEN Artikel 26 Uitvoeringsregeling Het dagelijks bestuur kan nadere regels vaststellen voor de uitvoering van deze verordening.
ontwerp Subsidieverordening Jeugdzorg Stadsgewest Haaglanden 2010
7/8
Artikel 27 Hardheidsclausule Het dagelijks bestuur kan in individuele gevallen het bepaalde bij of krachtens deze verordening buiten beschouwing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard. Artikel 28 Slotbepalingen 1. In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het dagelijks bestuur. 2. De verordening treedt in werking op 1 januari 2010 en is niet van toepassing op subsidies, die voor het inwerkingtreden van de verordening zijn verleend. 3. De subsidieverordening Jeugdzorg Haaglanden 2005, vastgesteld bij besluit van het algemeen bestuur d.d. 24 november 2004, wordt ingetrokken. 4. Deze verordening kan worden aangehaald als “Subsidieverordening Jeugdzorg Stadsgewest Haaglanden 2010”. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden, d.d. 25 november 2009. de secretaris,
de voorzitter, plv.
drs. A. Harkes
mr. drs. G.A.A. Verkerk
ontwerp Subsidieverordening Jeugdzorg Stadsgewest Haaglanden 2010
8/8
Bijlage “Vereisten zorgaanbieders” (behorende bij artikel 5, lid 5 van de Subsidieverordening Jeugdzorg Stadsgewest Haaglanden 2010) 1. De activiteiten van de zorgaanbieder moeten passen binnen het Stadsgewestelijke jeugdzorg beleid en aansluiten bij de regionale vraag naar jeugdzorg. 2. De bijdrage van een nieuwe zorgaanbieder dient meerwaarde te hebben wat betreft werkwijze of doelgroep. 3. De instelling dient voldoende grootte te hebben om de hulpverlening efficiënt te kunnen organiseren en de vraag naar jeugdzorg professioneel te kunnen bedienen. 4. De zorgaanbieder beschikt over een verklaring omtrent het gedrag rechtspersonen als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens. 5. De bestuurstructuur van de zorgaanbieder voldoet aan de volgende eisen, welke zijn vastgelegd in de statuten: - er is een orgaan dat toezicht houdt op het beleid van de dagelijkse of algemene leiding van de instelling en deze met raad en daad terzijde staat; - geen persoon kan tegelijk deel uitmaken van het toezichthoudend orgaan en de dagelijkse en algemene leiding; - het toezichthoudend orgaan is zodanig samengesteld dat de leden ten opzichte van elkaar en de dagelijkse en algemene leiding van de instelling onafhankelijk kunnen opereren; - de zorgaanbieder legt inzichtelijk de verantwoordelijkheidsverdeling tussen het toezichthoudend orgaan en de dagelijkse of algemene leiding vast, alsmede de wijze waarop interne conflicten tussen beide organen worden geregeld. 6. De bedrijfsvoering van de zorgaanbieder voldoet aan de volgende eisen: - de zorgaanbieder heeft de bevoegdheden betreffende de bedrijfsvoering schriftelijk vastgelegd; - de zorgaanbieder heeft schriftelijk en inzichtelijk vastgelegd hoe de zorgverlening georganiseerd wordt; - de jeugdzorgactiviteiten van de zorgaanbieder worden financieel onderscheiden van de andere activiteiten van de zorgaanbieder; - in de financiële administratie van de zorgaanbieder zijn ontvangsten en betalingen duidelijk traceerbaar naar bron en bestemming. 7. De zorgaanbieder verkeert in een gezonde financiële positie en de solvabiliteit bedraagt tenminste 10%, inhoudende dat het eigen vermogen tenminste 10% bedraagt ten opzichte van het vreemd vermogen. 8. De zorgaanbieder beschikt over een HKZ-certificering voor jeugdzorg. 9. Het dagelijks bestuur kan een zorgaanbieder onder voorwaarden een tijdelijke ontheffing verlenen van het vereiste van HKZ-certificering voor jeugdzorg. 10. De zorgaanbieder werkt actief samen met Bureau Jeugdzorg, andere jeugdzorgaanbieders, onderwijs en andere zorgvoorzieningen voor jeugdigen.
1
Toelichting bij subsidieverordening Jeugdzorg Stadsgewest Haaglanden 2010 Algemeen De Wet op de jeugdzorg is het wettelijk kader voor de jeugdzorg. Deze wet legt de verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg voor een belangrijk deel bij de provincies en de drie grootstedelijke regio’s. Voor de financiering van de jeugdzorg ontvangen deze overheden een doeluitkering van het Rijk. De Wet op de jeugdzorg geeft het Stadsgewest Haaglanden (hierna: Stadsgewest) de volgende taken: 1. Het dagelijks bestuur van het Stadsgewest moet subsidies verlenen ten behoeve van de jeugdzorg in het Stadsgewest, in ieder geval voor: - de taken van de stichting, die een bureau jeugdzorg in stand houdt; - de uitvoering van jeugdzorg door zorgaanbieders; - de werkzaamheden van de cliëntvertrouwenspersonen. Het dagelijks bestuur moet hierbij zorgen dat cliënten hun aanspraak op jeugdzorg tot gelding kunnen brengen bij een door het Stadsgewest gesubsidieerde zorgaanbieder. 2. Het algemeen bestuur van het stadsgewest heeft de taak om voor de hiervoor genoemde subsidieverlening bij verordening regels te stellen. 3. Het algemeen bestuur moet eenmaal in de vier jaar een stadsgewestelijk beleidskader jeugdzorg vaststellen. 4. Het dagelijks bestuur moet jaarlijks een uitvoeringsprogramma jeugdzorg vaststellen. De Wet op de jeugdzorg geldt sinds 1 januari 2005. In dat kader werden destijds door het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden vastgesteld: - het beleidskader Jeugdzorg Haaglanden 2005-2008 en; - de Subsidieverordening Jeugdzorg Haaglanden 2005. Het algemeen bestuur heeft in het najaar van 2008 het nieuwe beleidskader Jeugdzorg Haaglanden 2009-2012 vastgesteld. In het beleidskader staat onder meer vermeld dat de focus voor de komende jaren ook gericht wordt op de introductie van een nieuwe financieringssystematiek door het Rijk (de zogeheten p x q systematiek) in de jeugdzorg. Het invoeren van deze systematiek in 2010 in combinatie met de ontwikkelde visie op de sturing van de jeugdzorg aan de hand van prestatie-indicatoren maakt een nieuwe subsidieverordening noodzakelijk. De financiële registratie en verantwoording van de activiteiten van BJZ en de zorgaanbieders zullen plaats gaan vinden in termen van zorg/bekostigingseenheden. Financieel dient alles toegeschreven te kunnen worden naar deze verschillende eenheden. Toelichting per artikel Artikel 2 Subsidies worden verstrekt voor activiteiten op het terrein van de jeugdzorg, welke volgens de Wet op de jeugdzorg worden gefinancierd met subsidie van het Stadsgewest Haaglanden. De subsidieverordening geeft tevens een juridische grondslag voor het verstrekken van subsidies voor activiteiten op het terrein van welzijn, (jeugd) zorg en cultuur. De provincie Zuid-Holland heeft hiervoor middelen ter beschikking gesteld aan het Stadsgewest. Zie hiervoor verder artikel 23.
-2Artikel 3 Het Stadsgewest ontvangt een doeluitkering jeugdzorg van het Rijk. De hoogte hiervan wordt jaarlijks in het Landelijk Beleidskader Jeugdzorg, dan wel de landelijke voortgangsrapportage vastgesteld. De doeluitkering en de eventueel door het dagelijks bestuur uit eigen middelen beschikbaar gestelde bedragen vormen tezamen het subsidieplafond. De door de provincie Zuid-Holland beschikbaar gestelde middelen in het kader van activiteiten op het terrein van welzijn, (jeugd) zorg en cultuur in de regio Haaglanden vormen het subsidieplafond voor deze activiteiten. Artikel 4 Dit artikel bevat de grondslag/titel voor de subsidieverlening aan de stichting en de zorgaanbieders. De in de artikelen 5 en 10 de wet genoemde taken van de stichting komen voor subsidiëring in aanmerking. In het derde lid wordt bepaald dat het dagelijks bestuur een zorgaanbieder subsidie kan verlenen voor het verwerken van gegevens als bedoeld in de artikelen 43 en 44 van de wet. Dit betreft gegevens waarover het dagelijks bestuur dient te beschikken ten behoeve van de totstandkoming van een samenhangend beleid ten aanzien van de zorg. In het vierde lid is de nieuwe financieringssystematiek opgenomen. Artikel 5 Volgens het derde lid dient bij het indienen van de aanvraag tot subsidieverlening gebruik te worden gemaakt van het door het dagelijks bestuur vastgestelde format. In het vijfde lid van dit artikel wordt bepaald dat de zorgaanbieder, die voor de eerste maal subsidie aanvraagt, moet voldoen aan de eisen, die gesteld worden aan zorgaanbieders, zoals bedoeld in de bij deze verordening gevoegde Uitvoeringsregeling “Vereisten zorgaanbieders”. Artikel 7 In het derde lid is bepaald dat de stichting en de zorgaanbieders informatie verstrekken aan de hand van landelijke en door het dagelijks bestuur vastgestelde prestatie-indicatoren. Het IPO, de Rijksoverheid en de MO-groep hebben afgesproken voorshands 10 prestatie-indicatoren in te voeren. Het gaat hier om: 1) Doelrealisatie; 2) Cliënttevredenheid over resultaat; 3) Reden beëindiging hulp; 4) Vermindering ernst problematiek; 5) Uitblijven nieuw beroep op jeugdzorg; 6) Zwaarte vervolghulp; 7) Reden beëindiging beschermingsmaatregel; 8) Uitblijven van nieuwe beschermingsmaatregel; 9) Reden beëindiging jeugdreclassering; 10) Uitblijven recidive -3-
In het vierde lid wordt bepaald dat het dagelijks bestuur aanvullende beleidsinformatie kan uitvragen. Achtergrond hiervan is dat het dagelijks bestuur, om te komen tot een samenhangend beleid inzake de jeugdzorg, moet kunnen beschikken over actuele beleidsinformatie. Artikel 12 In het eerste lid wordt bepaald dat reserveringen, c.q. voorzieningen onderdeel kunnen zijn van bedrijfsvoering en plaats kunnen vinden conform goed gebruik in het economisch verkeer. Hieronder kunnen worden verstaan bijvoorbeeld accommodatiereserves/voorziening groot onderhoud etc. Artikel 17 Volgens het tweede lid dient bij de aanvraag tot vaststelling gebruik te worden gemaakt van een door het dagelijks bestuur vastgesteld format. Artikel 18 Dit artikel bepaalt waaraan de inhoudelijke verantwoording minimaal moet voldoen. Het activiteitenverslag voldoet aan de eisen die hierover worden gesteld in artikel 27 van de wet. Daarnaast geeft het activiteitenverslag inzicht in de ontwikkelingen en trends die worden gesignaleerd en in de manier waarop de betreffende instelling daarop heeft ingespeeld c.q. wil gaan inspelen. Het tweede en derde lid bepalen dat het dagelijks bestuur gegevens kan vragen omtrent de uitgevoerde activiteiten waarvoor subsidie is verleend. Deze vragen mogen geen wezenlijke verstoring van de dagelijkse werkzaamheden teweegbrengen. Artikel 19 Artikel 19 regelt aan welke voorwaarden de financiële verantwoording minimaal dient te voldoen en uit welke onderdelen deze bestaat. Tevens wordt bepaald dat deze verantwoording moet worden voorzien van een accountantsverklaring. De accountantscontrole op de jaarrekening dient te geschieden bij: - zorgaanbieders en de stichting conform het vigerende landelijk controleprotocol jeugdzorg; - subsidies ter uitvoering van steunfuncties, vertrouwenspersonen en experimenten met inachtneming van bijlage 1 bij de Rijkssubsidieregeling jeugdzorg. Indien de Rijksoverheid of een andere bevoegde instantie nog nadere voorschriften voor de accountantscontrole ontwikkelt, gelden deze alsnog als verplichting aanvullend op of in plaats van het hierboven genoemde controleprotocol jeugdzorg. De subsidieontvangers dienen bij de jaarrekening tevens een rapport van feitelijke bevindingen van hun accountant te overleggen. De jaarrekening moet voldoen aan de ministeriële richtlijnen. Artikel 22 Dit artikel regelt dat het dagelijks bestuur een subsidie kan verstrekken aan een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid voor de uitvoering van een steunfunctie ten behoeve van de stichting en/of de zorgaanbieder. Deze rechtspersoon behoeft uitdrukkelijk niet zelf bureau -4-
jeugdzorg en de zorgaanbieder te zijn, maar kan een andere rechtspersoon zijn, welke de steunfunctie uitvoert ten behoeve van de stichting en de zorgaanbieder. Artikel 24 Het Stadsgewest kan aan een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid subsidie verstrekken voor de werkzaamheden van een vertrouwenspersoon. Deze voert werkzaamheden uit ten behoeve van cliënten van de stichting en de zorgaanbieder. Deze rechtspersoon behoeft uitdrukkelijk niet de stichting en de zorgaanbieder zelf te zijn, maar kan een andere rechtspersoon zijn, welke de vertrouwenspersoon beschikbaar stelt ten behoeve van cliënten van bureau jeugdzorg en de zorgaanbieder. Op grond van de wet zijn de stichting en de zorgaanbieder gehouden deze vertrouwenspersonen in staat te stellen hun werkzaamheden bij deze instellingen uit te voeren. Artikel 25 Dit artikel regelt dat het aanvragen, verlenen en vaststellen van subsidie voor experimenten, steunfuncties, activiteiten welzijn, cultuur en (jeugd) zorg, en vertrouwenspersoon aan dezelfde voorwaarden, voor zover deze toegepast kunnen worden, moet voldoen als het gestelde ten aanzien van de stichting en de zorgaanbieder in hoofdstuk II. Artikel 26 Het dagelijks bestuur kan een uitvoeringsregeling vaststellen, waarin nadere regels zijn opgenomen voor de uitvoering van deze verordening, zoals de benodigde gegevens bij het indienen van een subsidieaanvraag. Artikel 27 Dit artikel geeft een algemene uitzonderingsmogelijkheid op het bepaalde in deze verordening. Het dagelijks bestuur kan hiervan slechts gebruik maken indien hiertoe naar zijn oordeel dringende redenen aanwezig zijn. Artikel 28 In dit artikel wordt bepaald dat het dagelijks bestuur beslist in gevallen waarin deze regeling niet voorziet. Verder zijn in dit artikel het overgangsrecht, de ingangsdatum en de benaming van deze verordening opgenomen. De ingangsdatum en benaming van deze regeling zijn in de leden 2 en 4 opgenomen.
Nota van beantwoording Opmerkingen en wijzigingsvoorstellen Bureau Jeugdzorg Haaglanden naar aanleiding van Voorontwerp Subsidieverordening Jeugdzorg Haaglanden 2010; Standpunt Stadsgewest Haaglanden •
Tav artikel 7, lid 3: BJZ gaat ervan uit dat met ‘door het dagelijks bestuur vastgestelde
prestatie-indicatoren” de landelijk vastgestelde prestatie-indicatoren worden bedoeld;
Standpunt Stadsgewest: hiermee worden inderdaad de landelijk vastgestelde prestatieindicatoren bedoeld. Het dagelijks bestuur heeft overigens de bevoegdheid zelf ook prestatie-indicatoren vast te stellen. In de verordening is dit lid aangepast. •
Tav artikel 7, lid 4: BJZ is het eens met het door het DB uitvragen van beleidsinformatie.
Wel wil men hiervoor graag nader omschreven criteria.
Standpunt Stadsgewest: instemmen met voorstel. Is aangepast in toelichting. •
Tav artikel 12, lid 2: BJZ vindt zinsnede “tenzij het dagelijks bestuur instemt met andere
bestemming” onvoldoende duidelijk; verzoek om verduidelijking.
Standpunt Stadsgewest: instemmen met voorstel. •
Tav artikel 12, lid 3: BJZ vindt dat zinsnede “ten laste van de exploitatie te worden
afgeschreven wijzigen in “aangezuiverd te worden”.
Standpunt Stadsgewest: voorstel niet overnemen. Passage wijzigen in “te worden gebracht”. •
Tav artikel 12, lid 4: BJZ stelt voor “door het dagelijks bestuur” toe te voegen. Standpunt Stadsgewest: verzoek honoreren.
•
Tav artikel 12, lid 5: BJZ is het niet eens met de passage “ Het dagelijks bestuur kan de
instellingen verplichten de egalisatiereserve aan te wenden voor de uitvoering van de taken”. Is van oordeel dat dit alleen kan “in gezamenlijk overleg met de instelling”.
Standpunt Stadsgewest: voorstel afwijzen. Het in dit lid gestelde is een wettelijke bevoegdheid van het Stadsgewest. •
Tav artikel 12, lid 6: BJZ is van oordeel dat het in dit lid gestelde reeds is geregeld in
artikel 13, lid 1; het verzoek is dit lid te schrappen.
Standpunt Stadsgewest: verzoek niet honoreren. Artikel 12, lid 6 en artikel 13, lid 1 zien op verschillende soorten vermogensvorming. •
Tav artikel 15, lid 2: BJZ beschouwt dit lid als onduidelijk en stelt voor het te laten
vervallen dan wel zeer duidelijk te omschrijven.
Standpunt Stadsgewest: voorstel niet overnemen. Stadsgewest is van oordeel dat deze wijze van afschrijven niet in strijd is met artikel 14 en voldoende duidelijk omschreven is. •
Tav artikel 19, lid 1 g. BJZ is van oordeel dat het “rapport van bevindingen en
de interne rapportage van de accountant” niet aan het Stadsgewest ter beschikking moet worden gesteld . Opgemerkt wordt dat in de controlepraktijk van Nederland deze rapportage alleen is bestemd voor de bestuurder.
Standpunt Stadsgewest: voorstel niet overnemen. Het is gebruikelijk om subsidieontvangers te verplichten het accountantsrapport over te leggen in het kader van de vaststelling van de subsidie. Het dagelijks bestuur moet immers kunnen controleren of de subsidie juist is besteed. •
Tav artikel 21, lid 5: BJZ wil dat de hoogte van de egalisatiereserve alleen in overleg met de instelling betrokken wordt bij de behandeling van de subsidieaanvraag . Standpunt Stadsgewest: voorstel niet overnemen. Het blijft de bevoegdheid van het dagelijks bestuur te beoordelen of het eigen vermogen zodanig groot is dat subsidieverlening achterwege kan blijven.