Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven (VNPS)
Dit jaarverslag is een uitgave van Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven
administrateur
Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V. Postbus 3183,3502 GD De Meern telefoon: (0900) 465 65 65 (€ 0,05 p/m)
datum
25 juni 2013
Jaarverslag 2012
pagina 1 | 94
Voorwoord Het bestuur van de Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven (VNPS) geeft in dit jaarverslag inzage in de werkzaamheden, het beleid en de pensioenontwikkelingen gedurende het jaar 2012. Het bestuur verstrekt duidelijkheid over de financiële positie en resultaten van het pensioenfonds. Dit jaarverslag is opgesteld in overeenstemming met de richtlijnen voor de jaarverslaggeving. Het afgelopen jaar stond voor veel fondsen in het teken van de economische situatie. Ook ons fonds heeft de afgelopen jaren last gehad van de financiële crisis, maar gelukkig heeft dit niet tot grote problemen geleid in 2012. Het eerder uitgestippelde premiepad kan nog steeds worden gevolgd en het fonds heeft geen verlaging van de pensioenen hoeven aan te kondigen. Begin 2013 heeft het bestuur in afstemming met de deelnemersraad zelfs kunnen besluiten om voor het eerst sinds een aantal jaren weer een toeslag toe te kennen aan de deelnemers en gepensioneerden van het fonds. Naast de financiële stand van zaken blijft de toekomst van het fonds een terugkerend item voor het bestuur. Het aantal deelnemers in het fonds is gering en er moeten steeds meer kosten worden gemaakt om als bestuur ‘in control’ te blijven. Enkele jaren geleden constateerde het bestuur dat ook andere bedrijfstakpensioenfondsen met dit probleem worstelden en werd een start gemaakt door het inventariseren van ideeën en mogelijkheden voor een bestendige toekomst. In 2011 en 2012 hebben gesprekken met diverse partijen plaatsgevonden. De financiële positie van veel pensioenfondsen en de wijzigingen in de pensioenregelingen bemoeilijkten gesprekken over een mogelijke fusie. Daarom is besloten om dit onderwerp naar 2013 door te schuiven. In 2013 blijft het onderwerp een belangrijk agendapunt voor het bestuur.
In hoofdstuk 1 van dit jaarverslag leest u meer over de organisatie van het pensioenfonds en de kerncijfers over 2012 en de voorafgaande jaren. De daaropvolgende hoofdstukken bevatten het verslag van het bestuur, het financieel beleid, het beleggingsbeleid en de uitvoering van de pensioenregeling. In hoofdstuk 5 is een samenvatting van het visitatierapport opgenomen. In hoofdstuk 6 en 7 kunt u het verslag, oordeel en advies van het verantwoordingsorgaan en de deelnemersraad lezen, alsmede de reacties van het bestuur daarop. In hoofdstuk 8 komt de jaarrekening aan bod. In hoofdstuk 9 zijn de verklaringen van de accountant en de waarmerkend actuaris opgenomen. Het jaarverslag wordt afgesloten met bijlage 1 Volumeveranderingen en bijlage 2 Nevenfuncties van de bestuursleden. Graag bedanken wij iedereen die in het verslagjaar heeft bijgedragen aan het goed functioneren van het pensioenfonds. De Meern 25 juni 2013, namens het bestuur,
G.W. Hompe
M.H.J.M. Crijnen
Voorzitter
Plaatsvervangend voorzitter
Jaarverslag 2012
pagina 2 | 94
Inhoud 1
Het fonds
7
1.1
Inleiding
7
1.2
Over het fonds
7
1.2.1
Naam en vestigingsplaats
7
1.2.2
Doelstelling
7
1.2.3
Aangesloten werkgevers
7
1.2.4
Samenwerkende organisaties
8
1.2.5
Externe partijen
8
1.3
De leden
9
1.3.1
Samenstelling en taak
9
1.3.2
Vergaderdata
9
1.4 1.4.1 1.4.2 1.5
Het bestuur
9
Samenstelling en taak
9
Vergaderdata
10
Het verantwoordingsorgaan
10
1.5.1
Samenstelling en vergaderdata
10
1.5.2
Vergaderdata en studiedagen
10
1.6
De deelnemersraad
10
1.6.1
Samenstelling
10
1.6.2
Vergaderdata en studiedagen
11
1.7
De visitatiecommissie
11
1.8
Uitbesteding
11
1.9
Meerjarenoverzicht kengetallen
12
1.10
Meerjarenoverzicht financiële gegevens
13
2
Verslag van het bestuur
14
2.1
Ontwikkelingen financiële positie
14
2.2
Toekomst fonds
14
2.3
Goed pensioenfondsbestuur
15
2.3.1
Pensioengerechtigden in bestuur voordat er nieuwe bestuursmodellen zijn
15
2.3.2
Bestuurders vanaf eerste dag deskundig
15
2.3.3
Maximaal vijf toezichthoudende functies toegestaan
15
2.3.4
Transparantiedocument
16
2.3.5
Intern toezicht en verantwoordingsorgaan
16
2.3.6
Naleving van de gedragscode
16
2.3.7
Deskundigheidsbevordering
17
2.3.8
Kennisdeling en advisering bij Klantenraad en de Raad van Advies
17
2.4 2.4.1 2.5
Communicatie
17
Wat heeft het fonds aan communicatie gedaan?
17
Toezichthouder AFM en DNB
18
2.5.1
Autoriteit Financiële Markten (AFM)
18
2.5.2
De Nederlandsche Bank (DNB)
18
2.6
Externe ontwikkelingen
19
2.6.1
Verhoging pensioenleeftijd, nieuwe fiscale grenzen
2.6.2
Verhoging AOW leeftijd
19
2.6.3
Minder fiscale mogelijkheden opbouw pensioen
20
2.7
19
Nieuwe financiële opzet pensioenfondsen
Jaarverslag 2012
20 pagina 3 | 94
2.7.1
Nieuw financieel toetsingskader voor pensioenfondsen
20
2.7.2
Pas in 2015 nieuw FTK
20
Eerste aspecten nieuw FTK wel in 2012 van kracht
20
2.7.3 2.8
Europa
2.8.1
21 Hogere kosten door Europese belasting
21
3
Financieel beleid
22
3.1
Inleiding
22
3.2
Premiebeleid
22
3.3
Toeslagenbeleid
22
3.4
Kosten uitvoering pensioenbeheer
23
3.5
Pensioenvermogen en voorzieningen
3.5.1 3.6
24
Samenvatting van de financiële positie van het fonds en ontwikkelingen gedurende het jaar Actuariële analyse
24 25
3.6.1
Analyse resultaat
3.6.2
Actuariële analyse
26
3.6.3
Uitkomsten van de solvabiliteitstoets
26
Oordeel van de waarmerkend actuaris over de financiële positie
27
3.6.4 3.7
25
Beleggingsbeleid
27
3.7.1
Terugblik economie en financiële markten
27
3.7.2
Gevoerd beleid
27
3.7.3
Portefeuillewaarde
28
3.7.4
Dynamische Asset Allocatie
28
3.7.5
Vastrentende waarden
29
3.7.6
Aandelen
29
3.7.7
Alternatieve beleggingen
29
3.7.8
Vastgoed
30
3.7.9
Hedgeportefeuille
30
3.7.10
Verantwoord beleggen en corporate governance
30
3.7.11
Vooruitzichten
31
3.7.12
Kosten uitvoering vermogensbeheer
31
3.7.13
Z-score
33
3.7.14
Risicoparagraaf
33
4
Uitvoering van de pensioenregeling
35
4.1
Inleiding
35
4.2
De pensioenregeling
35
4.3
Wijzigingen statuten en reglementen
37
4.3.1
Statuten
37
4.3.2
Pensioenreglementen
37
4.3.3
Uitvoeringsreglement
37
4.3.4
Reglement excedentregeling
37
5
Visitatiecommissie
38
5.1
Algemeen
38
5.2
Algemeen oordeel
38
5.3
Belangrijkste aanbevelingen van de visitatiecommissie
38
5.4
Verslag nabespreking visitatierapport met bestuur
39
5.5
Reactie bestuur
39
6
Verantwoordingsorgaan
40
Jaarverslag 2012
pagina 4 | 94
6.1
Verslag van het verantwoordingsorgaan
40
6.1.1
Algemeen
40
6.1.2
Verslag 2012
40
6.1.3
Bevindingen
40
6.1.4
Oordeel
41
6.1.5
Aanbevelingen
42
6.2
Reactie bestuur
42
7
Deelnemersraad
43
7.1
Verslag van de deelnemersraad
43
7.1.1
Algemeen
43
7.1.2
Verslag 2012
43
7.1.3
Bevindingen en Advies
43
7.2
Reactie bestuur
44
8
Jaarrekening
45
8.1
Balans per 31 december
46
8.2
Staat van baten en lasten
47
8.3
Kasstroomoverzicht
49
8.4
Algemene toelichting
50
8.4.1
Inleiding
50
8.4.2
Overeenstemmingsverklaring
50
8.4.3
Schattingswijzigingen
50
8.4.4
Algemene grondslagen
50
8.4.5
Specifieke grondslagen
52
8.4.6
Grondslagen voor de resultaatbepaling
56
Grondslagen kasstroomoverzicht
57
8.4.7 8.5
Toelichting op de Balans
58
8.5.1
Beleggingen voor risico fonds
58
8.5.2
Beleggingen voor risico deelnemers
64
8.5.3
Vorderingen en overlopende activa
64
8.5.4
Overige activa
65
8.5.5
Stichtingskapitaal en reserves
65
8.5.6
Technische voorzieningen
67
8.5.7
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers
68
8.5.8
Overige schulden en overlopende passiva
69
8.5.9
Risicobeheer en derivaten
69
8.5.10
Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen
77
8.5.11
Verbonden partijen
77
8.6
Toelichting op de staat van baten en lasten
78
8.6.1
Premiebijdragen risico pensioenfonds
78
8.6.2
Premiebijdragen risico deelnemers
79
8.6.3
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds en risico deelnemers
80
8.6.4
Overige baten
80
8.6.5
Pensioenuitkeringen
81
8.6.6
Pensioenuitvoeringskosten
81
8.6.7
Pensioenopbouw
82
8.6.8
Indexering en overige toeslagen
82
8.6.9
Rentetoevoeging
82
8.6.10
Onttrekking pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten
82
8.6.11
Wijziging marktrente
83
Jaarverslag 2012
pagina 5 | 94
8.6.12
Wijziging overige actuariële uitgangspunten
83
8.6.13
Saldo overdracht van rechten
83
8.6.14
Overige mutatie voorziening pensioenverplichtingen
84
8.6.15
Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers
84
8.6.16
Overige lasten
84
8.6.17
Belastingen
85
9
Overige gegevens
86
9.1
Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten
86
9.2
Gebeurtenissen na balansdatum
86
9.3
Actuariële verklaring
87
9.4
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
89
10
Bijlagen
91
10.1
Bijlage 1 Volumeveranderingen
91
10.2
Bijlage 2 Nevenfuncties bestuursleden
93
Jaarverslag 2012
pagina 6 | 94
1 Het fonds 1.1 Inleiding De Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven (verder: het fonds) heeft verschillende organen, zoals het bestuur, de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan. Daarnaast is een aantal externe partijen bij het fonds betrokken. In dit hoofdstuk stelt het fonds de bestuursorganen en externe partijen voor. Allereerst volgen de doelstelling en een aantal algemene gegevens van het fonds. Dit hoofdstuk wordt afgesloten met meerjarenoverzichten met diverse kengetallen.
1.2 Over het fonds 1.2.1
Naam en vestigingsplaats
De Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven is opgericht op 11 januari 1933 en statutair gevestigd in Eindhoven. Het kantooradres van het fonds is Rijnzathe 10, 3454 PV De Meern. Het postadres is Postbus 3183, 3502 GD Utrecht. Het fonds is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel Brabant onder nummer 40235301. De laatste statutenwijziging vond plaats op 26 januari 2010. Het fonds is aangesloten bij de Pensioenfederatie.
1.2.2
Doelstelling
Doelstelling van het fonds is het verlenen van pensioenen aan deelnemers, gewezen deelnemers en hun nabestaanden met inachtneming van de statuten en reglementen. Het fonds probeert dit doel te bereiken door premies te innen bij de aangesloten ondernemingen. De gelden worden belegd en beheerd en het fonds doet daaruit uitkeringen bij ouderdom, overlijden en arbeidsongeschiktheid.
1.2.3
Aangesloten werkgevers
Per 31 december 2012 waren de volgende werkgevers aangesloten bij het pensioenfonds: •
Agio Sigarenfabrieken N.V. in Duizel
•
Deli-HTL B.V. Tabak Maatschappij in Eindhoven (vrijwillige aansluiting)
•
Scandinavian Tobacco Group Eersel B.V. in Eersel
•
Scandinavian Tobacco Groep Nederland B.V. in Eersel
•
Scandinavian Tobacco Group Tobacco Services BV in Tubbergen
•
Ritmeester Cigars in ’s-Hertogenbosch
•
Sigarenfabriek B.G. van ’t Veen B.V. in Grafhorst
•
VCT B.V. in Cruquius
•
Sigarenfabriek Hovens VOF in Tegelen
•
Hoogeboom’s Sigarenfabriek B.V. in Badhoevedorp
•
Pronk Import B.V. in Diemen
•
Sigarenfabriek “De Olifant” B.V. in Kampen
•
Swedish Match Cigars B.V. in Eersel
Jaarverslag 2012
pagina 7 | 94
1.2.4
Samenwerkende organisaties
De volgende organisaties dragen leden voor in het bestuur, de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan: 1.
Nederlandse Vereniging voor de Sigarenindustrie (NVS) Postbus 4076 5004 JB Tilburg telefoonnummer: (013) 594 41 25 website: www.sigaar.nl
2.
De Unie Postbus 400 4100 AK Culemborg telefoonnummer: (0345) 85 18 51 website: www.unie.nl
3.
FNV Bondgenoten Postbus 9208 3506 GE Utrecht telefoonnummer (0900) 9690 website: www.fnvbondgenoten.nl
4.
CNV Vakmensen Postbus 2550 3500 GM Utrecht telefoonnummer: (0900) 77 00 770 website: www.cnvvakmensen.nl
5.
Coördinatieorgaan Samenwerkende Ouderenorganisaties (CSO) Postbus 222 3500 AE Utrecht telefoonnummer: (030) 276 99 85 website www.ouderenorganisaties.nl
1.2.5
Externe partijen
Het fonds werkt samen met de volgende externe partijen. Uitvoeringsorganisatie Pensioenbeheer Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V. Vermogensbeheer Syntrus Achmea Vermogensbeheer B.V. Vastgoedbeheer Syntrus Achmea Real Estate & Finance B.V. Adviserend actuaris De heer H.J.W. van Gemert AAG (Towers Watson B.V.) Waarmerkend actuaris De heer drs. M.B.H. Ceelaert AAG (Towers Watson B.V.) Accountant De heer W.J. Thuss RA (Ernst & Young Accountants LLP) Adviseur Vermogensbeheer Mevrouw M.M. Verheul (ICC Verheul) Compliance officer De heer G.J. Mersch AA (Groenewegen, Haket, Ammerlaan Accountants)
Jaarverslag 2012
pagina 8 | 94
1.3 De leden 1.3.1
Samenstelling en taak
Leden van de vereniging zijn: •
de Nederlandse Vereniging voor de Sigarenindustrie, gevestigd in Tilburg;
•
FNV Bondgenoten, gevestigd in Utrecht;
•
CNV Vakmensen, gevestigd in Utrecht;
•
De Unie, gevestigd in Culemborg.
De leden van het bestuur die gemandateerd zijn door de leden van het fonds vormen samen de ledenvergadering. De ledenvergadering heeft onder meer tot taak (wijzigingen in) de statuten, reglementen, balans, rekening van baten en lasten en het jaarverslag goed te keuren en vast te stellen.
1.3.2
Vergaderdata
De leden hebben in 2012 vijf keer vergaderd. De vergaderingen vonden plaats op 1 maart, 24 mei, 21 juni, 27 september en 15 november.
1.4 Het bestuur 1.4.1
Samenstelling en taak
Het paritaire bestuur was op 31 december 2012 als volgt samengesteld: Leden werkgevers
Benoemd tot
Plaatsvervanger
Organisatie
M.H.J.M. Crijnen
1 januari 2015
C. Dassen-Soons
NVS
C.N.J.M. de Gooijer
1 januari 2015
C. Dassen-Soons
NVS
A.M.P. de Jong
1 januari 2015
C. Dassen-Soons
NVS
vacature
NVS
Plaatsvervanger
Organisatie
(plaatsvervangend voorzitter)
Vacature
Leden werknemers
Benoemd tot
G.W. Hompe (voorzitter)
1 januari 2015
L.F.A.M. Jansen
FNV Bondgenoten
P.M.A.J. Verheggen
1 januari 2015
J.C. Dwarswaard
De Unie
R. Zwijnenburg
1 januari 2015
vacature
CNV Vakmensen
vacature
FNV Bondgenoten
Vacature
In 2012 was de heer G.W. Hompe voorzitter van het fonds. De heer M.H.J.M. Crijnen was plaatsvervangend voorzitter. De samenstelling van het bestuur is in 2012 niet gewijzigd. In de bestuursvergadering van 24 mei heeft de heer Zwijnenburg gemeld dat hij niet langer werkzaam is voor CNV Vakmensen, maar dat hij bestuurslid blijft totdat zijn vervanger bekend is. In 2013 wordt de heer Zwijnenburg vervangen door de heer G.H. Koudys. Het bestuur is belast met de leiding, het algemene beleid en het beheer van het fonds.
Jaarverslag 2012
pagina 9 | 94
1.4.2
Vergaderdata
Het bestuur heeft in 2012 vijf keer vergaderd. De vergaderingen vonden plaats op 1 maart, 24 mei, 21 juni, 27 september en 15 november.
1.5 Het verantwoordingsorgaan 1.5.1
Samenstelling en vergaderdata
Het verantwoordingsorgaan bestaat uit 3 leden: één namens deelnemers, één namens gepensioneerden en één namens werkgevers. De leden zijn voorgedragen door de onder 1.2.4 genoemde organisaties. Het verantwoordingsorgaan is op 1 januari 2008 ingesteld. Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur, het door het bestuur uitgevoerde beleid en de beleidskeuzes voor de toekomst. Het verantwoordingsorgaan legt haar oordeel minimaal één keer per jaar schriftelijk vast. Dit oordeel en de reactie van het bestuur daarop worden gepubliceerd in het jaarverslag. Het verantwoordingsorgaan was op 31 december 2012 als volgt samengesteld: Leden
Namens
Benoemd tot
Organisatie
A.P.M. Mens
Werkgevers
1 januari 2014
NVS
A.A.H.W. Wijnen
Gepensioneerden
1 januari 2014
werknemersorganisaties
A.L.M. Geerts
Werknemers
1 januari 2014
werknemersorganisaties
Het verantwoordingsorgaan is in 2012 niet gewijzigd van samenstelling.
1.5.2
Vergaderdata en studiedagen
Het verantwoordingsorgaan vergaderde in 2012 vijf keer, te weten op 5 april (met de voorzitters van het bestuur), 12 juni, 21 juni (samen met het bestuur), 11 oktober (met de voorzitters van het bestuur) en 6 december. Op 5 april en 11 oktober zijn tevens studieochtenden gehouden. In april is het financieel crisisplan behandeld en in oktober zijn de diverse pensioenactualiteiten aan bod gekomen.
1.6 De deelnemersraad 1.6.1
Samenstelling
De deelnemersraad bestaat statutair uit zeven leden, namens deelnemers en namens gepensioneerden. De verdeling wordt gebaseerd op de verhouding deelnemers-gepensioneerden bij het fonds. De leden zijn benoemd door de onder 1.2.4 genoemde werknemersorganisaties en het CSO. Namens het CSO zijn in 2012 geen deelnemersraadsleden benoemd. De deelnemersraad adviseert het bestuur gevraagd en ongevraagd over zaken die het fonds aangaan. In ieder geval adviseert de deelnemersraad over voorgenomen besluiten tot statuten- en reglementswijziging, vaststelling van het jaarverslag en de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN), het toeslagenbeleid en de jaarlijkse besluiten daarover. Naast het adviesrecht heeft de deelnemersraad in bepaalde omstandigheden het recht om beroep bij de rechtbank in te stellen. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als het bestuur een advies van de deelnemersraad niet opvolgt.
Jaarverslag 2012
pagina 10 | 94
De deelnemersraad was op 31 december 2012 als volgt samengesteld: Leden deelnemers
Benoemd tot
Organisatie
J.G.P. Castelijns
1 januari 2014
De Unie
J.A.M. van Gool
1 januari 2014
De Unie
A.L.M. Geerts
1 januari 2014
FNV Bondgenoten
Vacature
FNV Bondgenoten
Leden gepensioneerden
Benoemd tot
Organisatie
J. Sterkenburg
1 januari 2014
CNV Vakmensen
A.A.H.W. Wijnen
1 januari 2014
De Unie
J. Daams
1 januari 2014
FNV Bondgenoten
Vacature
De Unie (in overleg met de andere werknemersorganisaties)
De heer J. van de Klundert is op 11 november 2012 plotseling overleden. Tot deze datum heeft hij deel uitgemaakt van de deelnemersraad namens de gepensioneerden. Het bestuur en de overige betrokkenen van het fonds betreuren het plotselinge overlijden van een gewaardeerd lid van de deelnemersraad. Er wordt op dit moment nagedacht over de invulling van de ontstane vacature.
1.6.2
Vergaderdata en studiedagen
De deelnemersraad heeft in 2012 vier keer vergaderd. De vergaderingen vonden plaats op 5 april, 12 juni, 11 oktober en 6 december. Op 5 april en 11 oktober waren de voorzitters van het bestuur aanwezig. Op 5 april en 11 oktober zijn tevens studieochtenden gehouden. In april is het financieel crisisplan behandeld en in oktober zijn de diverse pensioenactualiteiten aan bod gekomen.
1.7 De visitatiecommissie Ten minste één keer in de drie jaar wordt het functioneren van het fonds en dat van het bestuur kritisch bezien door onafhankelijke deskundigen. Begin 2013 is het functioneren van het fonds en zijn bestuur beoordeeld door een visitatiecommissie. De bevindingen van de visitatiecommissie komen in hoofdstuk 5 van het jaarverslag aan bod. De visitatiecommissie bestond uit de volgende leden: Leden visitatiecommissie J. van de Vall A. Doorduijn F. van de Meij
1.8 Uitbesteding Het bestuur heeft de uitvoering van het pensioenbeheer en het vermogens- en vastgoedbeheer uitbesteed aan Syntrus Achmea. Het bestuur heeft Syntrus Achmea gemandateerd voor de hieraan verbonden werkzaamheden. Syntrus Achmea bestaat uit drie rechtspersonen: •
Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V.
•
Syntrus Achmea Vermogensbeheer B.V.
•
Syntrus Achmea Real Estate & Finance B.V.
Jaarverslag 2012
pagina 11 | 94
Het fonds en Syntrus Achmea hebben hun afspraken over uitbesteding vastgelegd in een Mantelovereenkomst met onderliggende contracten met elke rechtspersoon. Nadere afspraken over de kwaliteit van de dienstverlening zijn vastgelegd in aparte dienstverleningsovereenkomsten (DVO’s) voor pensioenbeheer, vermogensbeheer en vastgoedbeheer. Alle overeenkomsten bieden de mogelijkheid om de bestaande dienstverlening tussentijds aan te passen of nieuwe diensten toe te voegen. Het bestuur en de uitvoerders leggen eventuele nieuwe afspraken altijd contractueel vast.
1.9 Meerjarenoverzicht kengetallen 2012
2011
2010
2009
2008
13
13
13
13
13
• Actieve deelnemers
691
672
643
666
709
• Arbeidsongeschikte
101
106
123
132
151
Aantallen Werkgevers ultimo
deelnemers Deelnemers ultimo - totaal
792
778
766
798
860
5.155
6.097
7.086
8.088
8.682
1.539
1.553
1.587
1.600
1.665
Ouderdomspensioen
983
982
980
960
984
Partnerpensioen
552
567
600
634
671
Wezenpensioen
4
4
7
7
10
Doorsneepremie
16,5%
16,0%
13,50%
11,0%
10,5%
Opbouwpercentage per
1,75%
1,75%
1,75%
1,75%
1,75%
Gewezen deelnemers (slapers) Gepensioneerden Gepensioneerden
Premie en opbouwpercentage
dienstjaar Toeslag op pensioen en
Per 1-1-20131
Per 1-1-2012
Per 1-1-2011
Per 1-1-2010
Per 1-1-2009
pensioenaanspraken Actieven
1,00%
0,00%
0,00%
0,00%
3,00%
Gewezen deelnemers en
1,00%
0,00%
0,00%
0,00%
3,00%
gepensioneerden
1
De toeslagverlening per 1 januari 2013 met 1% is niet opgenomen in de jaarrekening 2012, omdat het besluit genomen is in januari
2013. Jaarverslag 2012
pagina 12 | 94
1.10 Meerjarenoverzicht financiële gegevens (Bedragen x EUR 1.000) 2012
2011
2010
2009
2008
EUR
EUR
EUR
EUR
EUR
174.929
157.152
144.306
130.220
116.872
Vermogenssituatie en solvabiliteit Pensioenvermogen (totaal activa -/- schulden)2 Reserves
31.125
24.498
27.424
24.702
15.694
Technische voorzieningen
143.804
132.654
116.882
105.518
101.178
Aanwezige dekkingsgraad
121,6%
118,5%
123,5%
123%
116%
Vereiste dekkingsgraad
112,1%
114,3%
114,3%
115%
112%
6.627
-2.926
2.722
9.008
-35.983
19.787
15.063
16.552
15.898
-10.575
13,2%
11,1%
13,0%
13,8%
-7,8%
11,4%
-1,3%
12,0%
19,5%
-19,3%
11,2%
11,3%
12,0%
18,0%
-18,0%
-0,20
0,01
-0,16
0,66
-0,62
2.432
2.300
1.808
1.545
1.335
3
Resultaat Beleggingsperformance 4
Beleggingsopbrengsten Fondsrendement (incl. hedges)
Gemiddeld rendement op beleggingen (exclusief hedges) Benchmark Z-score Pensioenuitvoering Feitelijke premie
5
Kostendekkende premie
4.193
3.459
2.957
3.054
2.360
Gedempte premie
2.418
1.999
1.862
2.024
2.038
Uitkeringen
4.462
3.875
3.846
3.457
3.151
801
785
827
829
831
Aandelen
55.039
48.474
57.386
53.615
33.552
Vastrentende waarden
83.911
66.245
56.982
49.681
49.912
Pensioenuitvoeringskosten 6
Beleggingsportefeuille
Vastgoedbeleggingen
17.825
17.776
18.077
17.087
17.853
Derivaten
20.457
28.174
6.732
7.381
12.193
Derivaten - schulden
-13.158
-8.496
-168
-661
-1.691
Overige beleggingen
10.973
5.879
5.995
3.695
5.008
175.047
158.052
145.004
130.798
116.827
Totaal belegd vermogen
2
Exclusief vermogen voor rekening en risico deelnemers
3
Exclusief voorziening voor rekening en risico deelnemers
4
Inclusief resultaat beleggingen voor rekening en risico deelnemers
5
Inclusief premie voor rekening en risico deelnemers
6
Inclusief beleggingen voor rekening en risico deelnemers
Jaarverslag 2012
pagina 13 | 94
2 Verslag van het bestuur 2.1 Ontwikkelingen financiële positie Veranderingen in de dekkingsgraad Op 6 januari 2012 concludeerde DNB dat de omstandigheden op de financiële markten eind 2011 dermate uitzonderlijk waren dat de rentetermijnstructuur op basis waarvan pensioenfondsen hun verplichtingen berekent aangepast diende te worden. De dekkingsgraad van het fonds per 31 december 2011 werd door de gewijzigde rentetermijnstructuur 118,5%. Het reservetekort dat was ontstaan in de voorafgaande maanden was daarmee opgeheven. In overleg met DNB is het ingediende lange termijn herstelplan in januari 2012 ingetrokken. In september 2012 besloot DNB om de rentetermijnstructuur nogmaals aan te passen. Pensioenfondsen maken voor de berekening van de dekkingsgraad vanaf september gebruik van de Ultimate Forward Rate (hierna UFR). De financiële positie van het fonds is dankzij de invoering van de UFR in de laatste maanden van 2012 verder gestegen. Op 31 december 2012 was de dekkingsgraad van het pensioenfonds 121,6%. Dekkingsgraad De dekkingsgraad is, kort gezegd, de verhouding tussen het vermogen van een pensioenfonds en de verplichtingen van een pensioenfonds op korte en langere termijn. De dekkingsgraad geeft aan hoeveel euro’s het pensioenfonds in kas heeft tegenover de contante waarde van elke euro die het (straks) moet uitkeren. De Pensioenwet stelt regels voor het geval de dekkingsgraad van een pensioenfonds onvoldoende is. Pensioenfondsen zijn verplicht “geen dekking van waarden” of een “reservetekort” direct te melden bij De Nederlandsche Bank (DNB). Het fonds heeft een onderdekking als de dekkingsgraad lager is dan 104,2%, en een reservetekort als de dekkingsgraad lager is dan 112,1%. In 2012 is er bij ons fonds geen sprake geweest van een tekort of onderdekking. Toeslag per 1 januari 2013 In januari 2013 heeft het bestuur van het fonds het besluit genomen om de pensioenen per 1 januari 2013 met 1% te verhogen. Het bestuur heeft met instemming van de deelnemersraad besloten om een toeslag toe te kennen omdat de financiële situatie van het fonds voldoende was en er de laatste jaren geen mogelijkheid was om een toeslag toe te kennen. De indexatie is niet verwerkt in de technische voorziening per 31 december 2012, maar is toegelicht in de jaarrekening 2012 onder de gebeurtenissen na balansdatum, aangezien het besluit tot toekenning van indexatie is genomen na sluiting van het boekjaar eindigend 31 december 2012. Het toeslagbeleid van het pensioenfonds komt overeen met variant B uit de toeslagenmatrix. Dit betekent dat er geen doelgericht toeslagenbeleid is, en dat het bestuur jaarlijks besluit of een toeslag kan worden verleend en hoe hoog die toeslag is, rekening houdend met de financiële positie van het fonds. Er is geen ambitie om jaarlijks toeslagen te geven op pensioenrechten en pensioenaanspraken. Er is evenmin een maatstaf waaraan de toeslagen gekoppeld zijn. Voor de financiering van de toeslagen wordt geen premie betaald en er wordt geen reserve aangehouden om in de toekomst toeslagen te kunnen toekennen. Bij de feitelijke toekenning van toeslagen beoordeelt het bestuur naast de financiële positie van het fonds ook de verwachte toekomstige ontwikkelingen in deze financiële positie en de risico’s die daarmee gepaard gaan.
2.2 Toekomst fonds Meer en meer is de afgelopen jaren duidelijk geworden dat enerzijds het aantal werkgevers en daarmee het aantal premiebetalers relatief klein is. Anderzijds moeten er meer kosten worden gemaakt om aan de wetgeving te voldoen: er moet meer worden geadministreerd, gecommuniceerd en verantwoord. Hiervoor moet, mede gezien de geringe omvang van de sector, het bestuur meer externe deskundigen en adviseurs inschakelen om als bestuur ‘in control’ te zijn.
Jaarverslag 2012
pagina 14 | 94
Enkele jaren geleden constateerde het bestuur dat ook andere bedrijfstakpensioenfondsen met dit probleem worstelen en werd een start gemaakt met het inventariseren van ideeën en mogelijkheden voor een bestendige toekomst. In 2011 is gekeken naar drie alternatieven: 1.
geheel of gedeeltelijk onderbrengen in een verzekerde regeling
2.
een samenwerking/fusie met meerdere kleine fondsen
3.
een fusie met een groot fonds
Er zijn gesprekken gevoerd met mogelijke partijen. Ook in 2012 zijn de gesprekken voortgezet. De financiële positie van veel fondsen en de wijzigingen in de pensioenregelingen en -wetgeving bemoeilijkten de gesprekken over een mogelijke fusie. Daarom is besloten om dit onderwerp naar 2013 door te schuiven. In 2013 blijft dit onderwerp een belangrijk agendapunt voor het bestuur.
2.3 Goed pensioenfondsbestuur Het bestuur vindt het van groot belang om het fonds goed te besturen. In de afgelopen jaren zijn steeds meer richtlijnen en regels opgesteld om te zorgen dat pensioenfondsen hun taken daadwerkelijk goed uitvoeren. Zo publiceerde de Stichting van de Arbeid (STAR) in 2005 de “Principes voor goed pensioenfondsbestuur”. Deze principes bieden kaders voor zorgvuldig bestuur, intern toezicht, verantwoording, deskundigheid, openheid en communicatie. Maar ook andere regels spelen een rol: zo is de Code Tabaksblat van belang voor het beleggingsbeleid. Sinds 2007 zijn de Principes voor goed Pensioenfondsbestuur van de STAR verankerd in de Pensioenwet. De principes maken duidelijk waarvoor een pensioenfondsbestuur verantwoordelijk is en hoe het bestuur verantwoording aflegt.
2.3.1
Pensioengerechtigden in bestuur voordat er nieuwe bestuursmodellen zijn
Pensioengerechtigden krijgen het recht om mee te besturen bij bedrijfstakpensioenfondsen. Dat nieuwe recht treedt per 1 juli 2013 in werking. Pensioenfondsen hebben vervolgens tot 1 juli 2014 de tijd om aan de wet te voldoen. Het kabinet wil de regels over governance en medezeggenschap voor pensioenfondsen eigenlijk integraal herzien. Het Wetsvoorstel Wet versterking bestuur pensioenfondsen is dan ook breder en gaat de wet over pensioengerechtigden in het bestuur van pensioenfondsen daarom uiteindelijk vervangen. Maar deze wet moet nog behandeld worden door de Eerste en Tweede Kamer. Het bestuur wacht de ontwikkelingen over de verschillende bestuursmodellen en medezeggenschap met belangstelling af. Het streven van het bestuur is dat belanghebbenden zich zoveel mogelijk vertegenwoordigd voelen in het bestuur en de verschillende andere organen van het pensioenfonds.
2.3.2
Bestuurders vanaf eerste dag deskundig
Een pensioenfondsbestuurder moet vanaf de eerste dag aan alle deskundigheidseisen voldoen. Het fondsbestuur heeft in 2012 een gezamenlijke deskundigheidstoets gedaan om te toetsen of het bestuur aan de deskundigheidseisen voldoet. Als er een nieuw bestuurslid benoemd wordt toetst het bestuur de voorgedragen persoon aan de in het deskundigheidsplan vastgelegde competenties en deskundigheidseisen. Als een voorgedragen bestuurslid aan deze eisen voldoet gaat het bestuur over tot benoeming van het betreffende bestuurslid na goedkeuring door DNB.
2.3.3
Maximaal vijf toezichthoudende functies toegestaan
De Wet bestuur en toezicht beperkt het aantal toezichthoudende functies dat iemand mag vervullen bij pensioenfondsen tot in totaal vijf. Een bestuurslid mag die rol met maximaal twee toezichthoudende functies combineren. De limitering heeft geen gevolgen voor de zittende bestuurder of toezichthouder, behalve bij herbenoeming. Deze wet is in werking getreden op 1 juli 2012. Er zijn bij ons pensioenfonds geen bestuursleden met meerdere toezichthoudende functies. Op het moment dat er sprake is van herbenoeming of een benoeming van een nieuw bestuurslid zal vooraf gecheckt worden of het (beoogd) bestuurslid aan de wet bestuur en toezicht voldoet. In bijlage 2 van het jaarverslag is een overzicht van nevenfuncties van het huidige bestuur opgenomen. Jaarverslag 2012
pagina 15 | 94
2.3.4
Transparantiedocument
Het bestuur van het fonds heeft een transparantiedocument vastgesteld. In 2012 zijn hier geen wijzigingen in aangebracht. In het Nederlandse pensioenstelsel staan collectiviteit en solidariteit centraal en de handhaving van deze waarden vraagt om transparantie: het bestuur dient verantwoording af te leggen over haar doen en laten. Daarbij hoort een goed intern toezicht op het functioneren van het bestuur. Met het transparantiedocument geeft het bestuur alle belanghebbenden op een heldere wijze inzicht in het beleid en de uitvoering daarvan, en hoe het bestuur invulling geeft aan begrippen zoals goed fondsbestuur, verantwoording en intern toezicht. Het transparantiedocument is te vinden op de website van ons fonds: www.pensioenfondssigaren.nl.
2.3.5
Intern toezicht en verantwoordingsorgaan
Visitatiecommissie In 2007 heeft het bestuur besloten om een visitatiecommissie in te stellen als intern toezichthouder. De taken van deze commissie zijn vastgelegd in een reglement. De commissie bestaat uit drie onafhankelijke, deskundige leden, die minimaal één keer per drie jaar het functioneren van het fonds en zijn bestuur kritisch beziet. De visitatiecommissie beoordeelt in ieder geval de volgende zaken: •
beleids- en bestuursprocedures, bestuursprocessen en de gang van zaken binnen het fonds;
•
de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd;
•
de wijze waarop het bestuur omgaat met risico’s op de langere termijn.
De visitatiecommissie heeft begin 2013 een tweede visitatie uitgevoerd. De commissie is samengesteld voor de duur van de visitatie. In hoofdstuk 5 zijn de bevindingen en het verslag van de Visitatiecommissie opgenomen.
Verantwoordingsorgaan Het bestuur heeft in 2007 besloten een apart verantwoordingsorgaan in te stellen. Dit orgaan bestaat uit drie leden: werknemers, werkgevers en gepensioneerden leveren ieder één lid. De leden zijn met ingang van 1 januari 2008 benoemd. Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur, het door het bestuur uitgevoerde beleid en de beleidskeuzes voor de toekomst. Het verantwoordingsorgaan legt zijn oordeel ten minste één keer per jaar schriftelijk vast. Dit oordeel en de reactie van het bestuur daarop worden gepubliceerd in het jaarverslag. In hoofdstuk 6 zijn het oordeel en verslag van het verantwoordingsorgaan over 2012 opgenomen. Tevens is in dat hoofdstuk de reactie van het bestuur opgenomen.
2.3.6
Naleving van de gedragscode
Het pensioenfonds heeft een gedragscode die wordt nageleefd door de leden van het bestuur. Het bestuur heeft in september 2012 besloten dat ook de leden van de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan tot de verbonden personen behoren. Verbonden personen zijn personen die direct bij het fonds betrokken zijn en beschikken over vertrouwelijke informatie. Doel van de gedragscode is het stellen van regels en richtlijnen om belangenverstrengeling tussen het pensioenfonds en betrokkenen in privé te voorkomen. Daarnaast regelt de gedragscode hoe moet worden omgegaan met vertrouwelijke informatie van het pensioenfonds. De gedragscode bevordert de transparantie en zorgt ervoor dat alle verbonden personen, ook voor hun eigen bescherming, weten wat wel en wat niet is geoorloofd. Elke verbonden persoon verklaart schriftelijk de gedragscode te zullen naleven. De compliance werkzaamheden worden sinds het najaar van 2012 uitgevoerd door Groenwegen, Haket en Ammerlaan Accountants. De compliance officer beoordeelt de correcte naleving van de gedragscode jaarlijks en rapporteerd zijn bevindingen aan het bestuur. De compliance officer concludeerde dat er over 2012 geen zaken naar voren zijn gekomen waaruit blijkt dat er in strijd met de gedragscode is gehandeld.
Jaarverslag 2012
pagina 16 | 94
2.3.7
Deskundigheidsbevordering
Het bestuur is zich bewust van de veranderende eisen van deskundigheid in de Pensioenwet en de “Principes voor goed pensioenfondsbestuur”. Het bestuur onderschrijft de aanbevelingen uit het Plan van Aanpak Deskundigheidsbevordering (“PvAD”). Sinds 2001 heeft het bestuur een deskundigheidsplan in werking. Dit plan is in 2011 vernieuwd op basis van het door de Pensioenfederatie in 2011 opgestelde gewijzigde Plan van Aanpak Deskundig en Goed Pensioenfondsbestuur. In het deskundigheidsplan formuleert het fonds op welke wijze het de deskundigheid van het bestuur wil bevorderen en op peil houden. In 2012 heeft het gehele bestuur een opleiding van Towers Watson gevolgd om deskundigheidsniveau 2 te behalen. Deze opleiding is succesvol afgesloten. Naar aanleiding van de uitkomsten van deze opleiding en toets wordt het opleidingsplan voor het bestuur in 2013 aangepast.
2.3.8
Kennisdeling en advisering bij Klantenraad en de Raad van Advies
In 2012 is de Klantenraad van de uitvoeringsorganisatie van het pensioenfonds twee keer bijeen gekomen. Het fonds heeft twee zetels in de Klantenraad. De leden van de Klantenraad kiezen uit hun midden een Raad van Advies, die ook in 2012 gevraagd en ongevraagd de directie van de uitvoeringsorganisatie adviseerde. Het belangrijkste doel van de Raad van Advies is om gezamenlijk na te denken over belangrijke thema’s in de pensioenwereld. Daarnaast is de Klantenraad een platform om veranderingen in de dienstverlening van de uitvoeringsorganisatie te toetsen. Dit jaar sprak de Klantenraad onder andere uitgebreid over de samenwerkingsmogelijkheden van pensioenfondsen.
2.4 Communicatie De pensioenfondsen hadden in 2012 volop aandacht van de media. De slechte financiële positie bij veel fondsen en de berichtgeving over mogelijke ingrepen zoals korting van pensioenen bij een aantal fondsen bracht onrust bij gepensioneerden en deelnemers. Ondanks dat VNPS niet bij de fondsen met een matige financiële positie hoort, is wel extra aandacht aan de communicatie besteed.
2.4.1
Wat heeft het fonds aan communicatie gedaan?
Het beleid is vastgelegd in een communicatiebeleidsplan. Daarnaast werkt het fonds de jaarlijkse doelen uit in een communicatiejaarplan. Hierin staan welke specifieke communicatieactiviteiten voor de verschillende doelgroepen zijn gepland en op welke trends en ontwikkelingen het fonds dat jaar nader ingaat. Deze activiteiten zijn een aanvulling op de gebruikelijke communicatie met belanghebbenden, zoals het jaarlijkse pensioenoverzicht. In 2012 heeft het pensioenfonds onder meer de volgende acties gerealiseerd: Nieuwsbrief “Uw Pensioen” In maart 2012 hebben deelnemers en gepensioneerden van het fonds een nieuwsbrief ontvangen. Hierin werd aandacht besteed aan de financiële situatie van het fonds, de hoogte van de pensioenpremie, welke reglementswijzigingen er zijn en de verschuiving van de AOW-ingangsdatum naar de verjaardagsdatum per 1 april 2012. De werkgevers hebben de nieuwsbrief ook ter informatie ontvangen. Samen sta je sterk In 2010 startte onder de slogan ‘Jouw Pensioenfonds. Samen sta jij sterk!’ de publiciteitscampagne van de bedrijfstakpensioenfondsen. Door ons pensioenfonds is gekozen om gebruik te maken van de banner die vanuit de campagne werd aangeboden. Ook in 2012 is de banner geplaatst op de site van het pensioenfonds, zodat bezoekers gemakkelijk meer informatie kunnen verkrijgen over de campagne.
Jaarverslag 2012
pagina 17 | 94
Website van het fonds In 2012 zijn er verschillende verbeteringen doorgevoerd op de website. Zo heeft de website bijvoorbeeld een interactieve banner gekregen. Sinds 2012 staan er ook social sharing knoppen op de website. Dit betekent dat het voor bezoekers mogelijk is om interessante teksten of nieuwsberichten te delen in hun sociale netwerk. Er zijn ook verbeteringen aangebracht in de online formulieren. De website wordt gemiddeld per maand door ongeveer 160 mensen bezocht. Uniform Pensioenoverzicht (UPO) In het UPO 2012 zijn de volgende verbeteringen doorgevoerd:
•
Ieder UPO is om de leesbaarheid te vergroten uitgebreid met tekstkaders en een toelichting op taalniveau B1. Bovendien is op ieder UPO een QR-code vermeld die direct doorverwees naar een aparte pagina voor deelnemers op de website.
•
Op de website is een speciale pagina UPO voor deelnemers ontwikkeld. Hierop staat een voorbeeld-UPO, veelgestelde vragen over het UPO en een korte enquête om te controleren of het UPO duidelijk was voor deelnemers. Via een dynamische banner op de homepage van de website en via de QR-code is de UPO-pagina beter bereikbaar.
•
Voor werkgevers is er een toolkit ontwikkeld. Via de landingspagina voor werkgevers konden werkgevers zelf hun documenten uit de toolkit downloaden. De toolkit bestaat uit een artikel dat werkgevers kunnen plaatsen op hun eigen intranet of in hun nieuwsbrief aan werknemers. Bovendien is er een poster ontwikkeld die werkgevers op kunnen hangen in bijvoorbeeld de kantine.
2.5 Toezichthouder AFM en DNB Sinds de invoering van de Wet op het financieel toezicht staat het fonds onder toezicht van DNB en van AFM. DNB is belast met het prudentieel toezicht en AFM met het gedragstoezicht. Het prudentieel toezicht richt zich op de financiële soliditeit van financiële ondernemingen en draagt bij aan de stabiliteit van de financiële sector. Het door de AFM uitgeoefende gedragstoezicht richt zich op ordelijke en transparante marktprocessen, zuivere verhoudingen tussen marktpartijen en zorgvuldige behandeling van cliënten van financiële ondernemingen.
2.5.1
Autoriteit Financiële Markten (AFM)
De AFM is als toezichthouder belast met het bevorderen van een zorgvuldige financiële dienstverlening aan consumenten, waaronder het bewaken van de informatie die pensioenfondsen verschaffen ten aanzien van juistheid en begrijpelijkheid. In 2012 heeft de AFM geen specifieke onderzoeken naar de communicatie van ons fonds uitgevoerd.
2.5.2
De Nederlandsche Bank (DNB)
De Nederlandsche Bank heeft in 2012 geen onderzoek gedaan bij ons fonds. Er zijn geen dwangsommen of boetes opgelegd aan ons fonds. Ook heeft DNB geen aanwijzingen gegeven, geen bewindvoerder aangesteld of bevoegdheidsuitoefening van organen van het fonds gebonden aan toestemming. Financieel crisisplan Naar de mening van DNB waren veel pensioenfondsen tijdens de kredietcrisis onvoldoende voorbereid op een snelle verslechtering van de financiële positie. Daarom moeten sinds 2012 alle pensioenfondsen verplicht als onderdeel van de actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn), een financieel crisisplan opstellen. Het bestuur is hiermee begin 2012 aan de slag gegaan. Op 13 februari 2012 werd een themasessie met de voorzitters gehouden, waarna het financieel crisisplan op 1 maart 2012 door het bestuur werd besproken en goedgekeurd en aan de ABTN is toegevoegd. Op 5 april 2012 heeft de deelnemersraad een positief advies uitgebracht aan het bestuur. Op 12 april 2012 is de ABTN inclusief het crisisplan aan DNB toegezonden. Van DNB zijn geen opmerkingen ontvangen naar aanleiding van het crisisplan. Jaarverslag 2012
pagina 18 | 94
Het financiële crisisplan geeft aan welke acties het fonds onderneemt in een crisissituatie. Dit is een ander plan dan het herstelplan. Het herstelplan geeft aan hoe het fonds de huidige financiële positie verbetert. Het crisisplan beschrijft hoe ons fonds omgaat met een plotselinge verandering in de economische situatie (de “schokbestendigheid”) van ons fonds. DNB en AFM evalueerden in de loop van 2012 de kwaliteit van financiële crisisplannen van verschillende pensioenfondesen. Ze publiceerden in december 2012 een document met voorbeelden van good and bad practices. De toezichthouders verwachten dat fondsen hun crisisplannen daarmee verbeteren. Het bestuur heeft de good en bad practices ter kennisgeving aangenomen en bij de eerstvolgende update van het crisisplan zullen eventuele aanpassingen doorgevoerd worden aan de hand van de aanbevelingen.
2.6 Externe ontwikkelingen 2.6.1
Verhoging pensioenleeftijd, nieuwe fiscale grenzen
Sinds 2010 discussiëren sociale partners en de overheid over een nieuw pensioenstelsel. In juni 2011 sloten sociale partners en de overheid een Pensioenakkoord. Dit Pensioenakkoord betrof zowel de AOW als het pensioen met als doel het opvangen van de stijgende levensverwachting en financiële schokken. De AOW is een verantwoordelijkheid van de overheid. Maar pensioen is een arbeidsvoorwaarde en ligt daarmee voor een groot deel binnen de verantwoordelijkheid van sociale partners. De overheid stelt voor het aanvullend pensioen wel de fiscale grenzen vast. Die grenzen bepalen of en in hoeverre het pensioen fiscaal gefaciliteerd wordt. Bij een nieuw pensioenstelsel horen nieuwe communicatieregels. Het perspectief van de deelnemer staat centraal. Er komen meer mogelijkheden voor pensioenfondsen om van hun communicatie maatwerk te maken en te werken met digitale communicatie. Deze regels komen te zijner tijd in de Pensioenwet.
2.6.2
Verhoging AOW leeftijd
Sinds 1 april 2012 gaat de AOW in vanaf de 65ste verjaardag in plaats van de eerste dag van de maand waarin de verjaardag valt. In het Pensioenakkoord waren afspraken gemaakt over de stapsgewijze verhoging van de AOW-leeftijd naar 67 jaar. Maar bij de behandeling van de begroting voor 2013 besloot de overheid om de AOW-leeftijd sneller te verhogen dan in het Pensioenakkoord was afgesproken. De afspraken uit dit begrotingsakkoord zijn al in wetgeving neergelegd. De Eerste Kamer stemde op 10 juli 2012 in met deze versnelde verhoging van de AOW-leeftijd en met verhoging van de fiscale pensioenrichtleeftijd naar 67 jaar per 2014. De AOW-leeftijd gaat vanaf 1 januari 2013 stapsgewijs omhoog. In september werden verkiezingen voor de Tweede Kamer gehouden. PvdA en VVD spraken in het regeerakkoord van het Kabinet Rutte II af om de AOW-leeftijd nog sneller te verhogen. Hierdoor komt de AOW-leeftijd al in 2021 op 67 jaar te liggen. De afspraken uit het regeerakkoord zijn nog niet in wetgeving vastgelegd. Bij de in juli 2012 aangenomen verhoging van de AOW-leeftijd hoort een overgangsregeling in de vorm van een voorschotregeling. Bij het regeerakkoord werd voor mensen met een laag inkomen (tot 150% van het wettelijk minimum loon) een overgangsregeling aangekondigd. Deze regeling heeft het karakter van een bijstandsregeling. Door de stapsgewijze leeftijdsverhogingen in de AOW sluiten de pensioenleeftijd en de AOW-leeftijd vanaf 2013 niet meer op elkaar aan. Dat vraagt om meer flexibiliteit van de pensioenfondsen in de uitvoering van hun pensioenregelingen. Ons fonds heeft in 2012 besloten om voor 2013 nog geen wijzigingen door te voeren in de pensioenregeling omdat dat binnen de bestaande fiscale grenzen kan. Hierdoor blijft de ingangsdatum voor de pensioenuitkering uiterlijk de eerste dag van de maand waarop de deelnemer 65 jaar wordt. In het komende jaar zullen de aanpassingen van de AOW-leeftijd tezamen met de wijzigingen in de pensioenleeftijd opnieuw aan de orde komen in de bestuursvergaderingen.
Jaarverslag 2012
pagina 19 | 94
2.6.3
Minder fiscale mogelijkheden opbouw pensioen
Bij de behandeling van de begroting voor 2013 besloot de overheid de fiscaal maximale opbouw voor pensioen per 1 januari 2014 met 0,1% te verlagen. Het maximale opbouwpercentage per jaar is dan 2,15% voor middelloon regelingen en 1,9% voor eindloon regelingen. Dit besluit is in wetgeving neergelegd. Aangezien de pensioenopbouw bij ons fonds 1,75% per jaar bedraagt, is het nu niet nodig om de regeling aan te passen. In oktober sloten PvdA en VVD het regeerakkoord van het Kabinet Rutte II. Hierin staat dat er een fiscaal maximale pensioenopbouw van 1,75% per jaar komt voor een middelloonregeling en 1,5% per jaar voor een eindloonregeling. Daarnaast is er een bovengrens van 100.000 euro ingesteld voor de fiscale aftrekbaarheid van de premies voor de aanvullende pensioenen. Dit besluit is nog niet in wetgeving vastgelegd. Waarschijnlijk worden deze regels per 1 januari 2015 van kracht.
2.7 Nieuwe financiële opzet pensioenfondsen 2.7.1
Nieuw financieel toetsingskader voor pensioenfondsen
De financiële regels voor pensioenfondsen staan in het Financieel Toetsingskader (FTK). Dat FTK is onderdeel van de Pensioenwet. Sociale partners en de overheid spreken over nieuwe financiële regels voor pensioenfondsen. De reden voor nieuwe financiële regels is dat het in de huidige financiële situatie moeilijk is om de verwachte pensioenuitkering te garanderen. Bovendien verwachten werknemers dat hun pensioen meestijgt met de inflatie, maar de pensioenregelingen zijn niet zo ingericht. De overheid werkt de gemaakte afspraken uit in de nieuwe regels van het FTK.
2.7.2
Pas in 2015 nieuw FTK
Eind 2012 zijn de contouren van een nieuw FTK nog niet helder. Er is al wel een Hoofdlijnennota waarin de uitgangspunten van het nieuwe FTK staan. Dat nieuwe FTK zou oorspronkelijk op 1 januari 2014 ingaan, maar eind november werd de invoering met een jaar uitgesteld naar 1 januari 2015. De huidige regels blijven daardoor een jaar langer van kracht. Wat verandert er vanaf 2015? Er komen twee soorten pensioenregelingen. Ten eerste een reëel contract, dat wil zeggen een regeling die uitgaat van een uitkering inclusief een jaarlijkse verhoging ter compensatie van de inflatie. Maar bij deze pensioenuitkering staat van tevoren niet vast hoe hoog de pensioenuitkering is. Hij ademt namelijk mee als de beurzen dalen en stijgen of als de levensverwachting stijgt. Daarnaast komen er regelingen die een vaste pensioenuitkering toezeggen. Dit heet een nominaal contract. Dat lijkt op de huidige pensioenregelingen. Maar de regels worden strenger. Daarmee wordt beoogd dat het minder vaak voor komt dat de toegezegde pensioenuitkering verlaagd moet worden. Maar de kans dat een pensioenfonds een inflatiecorrectie kan geven wordt ook lager. En ook deze pensioenregelingen moeten de stijgende levensverwachting verwerken. De koopkracht van een dergelijk pensioen is daardoor naar verwachting lager. Het bestuur heeft besloten om samen met sociale partners in 2013 aan de slag te gaan met de keuze voor een nieuw pensioencontract. Ook de toekomstplannen voor het fonds spelen hierbij een belangrijke rol.
2.7.3
Eerste aspecten nieuw FTK wel in 2012 van kracht
In september 2012 werden al wel aspecten uit het nieuwe FTK in stelling gebracht om onnodig verlagen van pensioenuitkeringen te voorkomen. Eén van de (verplichte) maatregelen is de vervanging van rentetermijnstructuur voor lange duren door een Ultimate Forward Rate (UFR). Er bestaat namelijk geen goede marktrente voor een periode van twintig jaar of langer. Door het gebruik van de UFR is de dekkingsgraad van het fonds licht gestegen.
Jaarverslag 2012
pagina 20 | 94
2.8 Europa 2.8.1
Hogere kosten door Europese belasting
De Europese Commissie wil een Europese belasting heffen op financiële transacties, de Financial Transaction Tax (FTT). Deze FTT komt er niet EU-breed. Op 14 februari heeft de Europese Commissie een voorstel voor een FTT-richtlijn gepubliceerd waarmee elf landen via de weg van een “enhanced procedure” binnen de EU-context verder willen gaan. Het voorstel geldt dan alleen voor die elf landen: België, Duitsland, Estland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Oostenrijk, Portugal, Slovenië en Slowakije. In dit voorstel komt – anders dan Nederland wilde – geen uitzonderingspositie voor pensioenfondsen. Resultaat zal zijn dat de FTT in de voorgestelde vorm alleen voor deze elf landen geldt, maar ook dat iedereen die direct of indirect met personen of instellingen uit deze landen handelt toch met deze FTT te maken krijgt. Ook Nederlandse pensioenfondsen zullen als gevolg daarvan te maken krijgen met kostenverhogingen.
Jaarverslag 2012
pagina 21 | 94
3 Financieel beleid 3.1 Inleiding Zoals in paragraaf 1.2.2 reeds werd beschreven stelt het fonds zich ten doel pensioenen te verlenen aan deelnemers, gewezen deelnemers en hun nabestaanden, met inachtneming van de statuten en reglementen. Het is dus belangrijk dat het pensioenfonds voldoende geld ontvangt, zodat er altijd genoeg middelen zijn om (toekomstige) uitkeringen te kunnen betalen. Het bestuur gebruikt hiervoor de volgende beleidsinstrumenten; ♦
premiebeleid,
♦
toeslagenbeleid,
♦
beleggingsbeleid en
♦
de pensioenregeling.
In dit hoofdstuk komen de eerste drie instrumenten aan de orde. Na het premie- en toeslagenbeleid geeft het bestuur inzicht in het vermogen en de voorzieningen. Na de actuariële analyse volgt een uitleg over het beleggingsbeleid. De pensioenregeling komt aan bod in hoofdstuk 4.
3.2 Premiebeleid De financiering van de pensioenregeling geschiedt door betaling van een premie zoals omschreven in het uitvoeringsreglement tussen het fonds en de werkgevers. De verschuldigde premie is bepaald in overleg tussen de sociale partners en is door het bestuur – gehoord de actuaris van het fonds – getoetst op adequaatheid. De jaarlijks verschuldigde premie, uitgedrukt als een percentage van de pensioengrondslagsom, dient door de werkgevers betaald te worden. Op basis van de CAO afspraken wordt de helft van de premie ingehouden op het loon van de deelnemer. Een wijziging van de verschuldigde premie wordt, evenals een wijziging in de premiekorting, doorgevoerd met ingang van 1 januari. Er geldt geen bijstortingsverplichting voor de werkgevers. De jaarlijks verschuldigde premie is in de CAO vastgesteld op: 2012: 16,5%; 2013: 17,0%; 2014: 17,5%; 2015: 18,0%.
3.3 Toeslagenbeleid Het toeslagbeleid van het pensioenfonds komt overeen met variant B uit de toeslagenmatrix. Dit betekent dat er geen doelgericht toeslagenbeleid is, en dat het bestuur jaarlijks besluit of een toeslag kan worden verleend, rekening houdend met de financiële positie van het fonds en hoe hoog die toeslag is. Er is geen ambitie om jaarlijks toeslagen te geven op pensioenrechten en pensioenaanspraken en er is geen maatstaf waaraan de toeslagen gekoppeld zijn. Voor de financiering van de toeslagen wordt geen premie betaald en er wordt geen reserve aangehouden om in de toekomst toeslagen te kunnen toekennen. Bij de feitelijke toekenning van toeslagen kijkt het bestuur naast de financiële positie van het fonds ook naar de verwachte toekomstige ontwikkelingen in de financiële positie en de risico’s die daarmee gepaard gaan. Het bestuur van het fonds is bevoegd om bij de toekenning van toeslagen onderscheid te maken tussen verschillende soorten pensioenaanspraken en pensioenrechten, voor zover dat onderscheid wettelijk is toegestaan. Eventuele toeslagverlening vindt altijd plaats per 1 januari van enig jaar en wordt verleend op de pensioenaanspraken en pensioenrechten per 31 december van het voorlaatste Jaarverslag 2012
pagina 22 | 94
kalenderjaar, met inbegrip van eerder verleende toeslagen. Als het fonds een toeslag heeft verleend, maakt de toeslag deel uit van de pensioenaanspraak of het pensioenrecht. In alle persoonlijke uitingen richting deelnemers, slapers en gepensioneerden wordt het toeslagenbeleid toegelicht. Het bestuur behoudt zich het recht voor om het toeslagenbeleid aan te passen. Toekomstige wijzigingen zijn verbindend voor alle (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en andere aanspraakgerechtigden. Per 1 januari 2012 zijn de pensioenen niet verhoogd. Begin 2013 heeft het bestuur besloten om de pensioenen per 1 januari 2013 met 1% te verhogen.
3.4 Kosten uitvoering pensioenbeheer Het bestuur maakt voor de uitvoering van de regeling diverse kosten. De kosten van pensioenbeheer (x 1.000) bedragen voor 2012 € 801 (2011: € 785). Omgerekend (in hele euro’s) is deze € 343,63 per deelnemer en gepensioneerde (2011: € 333,62). De uitvoeringskosten kunnen aan de volgende betrokkenen worden toegerekend (x €1.000):: Kosten deelnemer en gepensioneerde 331 3 Werkgeverskosten 467 Kosten bestuur en financieel beheer Hieronder volgt een korte toelichting bij deze kosten. Kosten deelnemer en gepensioneerde De kosten van de deelnemers en gepensioneerden hebben betrekking op alle werkzaamheden die in de pensioenadministratie moeten worden verricht om de aanspraken juist te administreren en de deelnemer volledig te informeren. Denk hierbij aan de pensioentoekenningen, betalen uitkeringen, verwerken waardeoverdrachten, afkoop, helpdesk, communicatie met deelnemers/gepensioneerden. Werkgeverskosten De werkgeverskosten hebben betrekking op de activiteiten die voortvloeien uit de contacten met de werkgever. Het gaat om kosten voor de aanlevering en verwerking van de werknemergegevens, de aanmaak van premienota.s en de premie-incasso, helpdesk werkgever, communicatie met werkgever. Hierbij horen ook de kosten voor het aansluiten van nieuwe werkgevers. Kosten bestuur en financieel beheer De kosten van bestuur en financieel beheer hebben betrekking op kosten verbonden aan het besturen van het fonds, het secretariaat van het bestuur, de toezichthouders en de adviseurs. Deze kosten kunnen als volgt worden gespecificeerd (x €1.000): Bestuursondersteuning en secretariaat Advieskosten Kosten bestuursorgaan Accountantskosten Overig
Jaarverslag 2012
258 101 64 36 8
pagina 23 | 94
3.5 Pensioenvermogen en voorzieningen 3.5.1
Samenvatting van de financiële positie van het fonds en ontwikkelingen gedurende het jaar
Bedragen x 1.000 euro
Stand per 1 januari
Pensioen-
Technische
Dekkingsgraad
vermogen
voorzieningen
%
EUR
EUR
157.152
132.654
19.602
1.983
2.290
2.917
-3.913
-3.717
Wijziging marktrente
-
9.197
Wijziging actuariële uitgangspunten
-
-
-202
770
174.929
143.804
Beleggingsresultaten Premiebijdragen Uitkeringen
Overige
Stand per 31 december
118,5
121,6
In deze samenvatting zijn het vermogen en de voorziening van de vrijwillige PlusPensioenregeling alsmede derivaten met een negatieve waarde niet meegenomen. Dekkingsgraad De dekkingsgraad wordt bepaald door de som van de technische voorzieningen, het stichtingskapitaal en de reserves te delen door de technische voorzieningen. Het bestuur stelt vast dat de actuele dekkingsgraad boven het conform de voorschriften in de ABTN vastgelegde vereist vermogen van 112,1% ligt en dat dus geen maatregelen uit hoofde van een dekkings- of reservetekort noodzakelijk zijn. De dekkingsgraad ultimo jaar (op basis van de jaarrekening) heeft zich de afgelopen jaren als volgt ontwikkeld:
Dekkingsgraad ultimo
2012
2011
2010
2009
2008
121,6%
118,5%
123,5%
123,4%
115,5%
Hierbij is het vermogen en de voorziening van de PlusPensioenregeling niet meegenomen.
Jaarverslag 2012
pagina 24 | 94
3.6 Actuariële analyse 3.6.1
Analyse resultaat
Het saldo van baten en lasten over de afgelopen jaren kan als volgt worden geanalyseerd: Bedragen x 1.000 euro
2012
2011
2010
2009
2008
EUR
EUR
EUR
EUR
Premieresultaat
-1.309
-787
-1.060
-1.377
-874
Interestresultaat
8.422
-3.502
5.023
17.011
-31.906
Overig resultaat
-486
1.363
-1.241
-6.626
-3.203
6.627
-2.926
2.722
9.008
-35.983
Saldo van baten en lasten
Jaarverslag 2012
pagina 25 | 94
3.6.2
Actuariële analyse
De actuariële analyse van het saldo van baten en lasten kan als volgt worden weergegeven: 2012
2011
EUR
EUR
Premieresultaat Premiebijdragen
2.585
2.300
-139
-148
-3.055
-2.256
Onttrekking PlusPensioenregeling tbv kosten
19
19
Onttrekking uit technische voorziening voor pensioenuitvoeringskosten
82
83
-801
-785
-1.309
-787
Beleggingsresultaten
19.602
14.927
Rentetoevoeging technische voorzieningen
-1.983
-1.435
Wijziging marktrente
-9.197
-16.994
8.422
-3.502
Resultaat op waardeoverdrachten (saldo overdacht van rechten)
-220
65
Resultaat op kanssystemen (overige wijzigingen)
-148
1.650
Resultaat op uitkeringen
-139
-44
-
-
-111
-476
Overige baten
140
169
Overige lasten
-8
-1
-486
1.363
6.627
-2.926
Bijdragen PlusPensioenregeling Pensioenopbouw
Pensioenuitvoeringskosten
Interestresultaat
Overig resultaat
Indexering en overige toeslagen Wijziging overige actuariële uitgangspunten
Totaal saldo van baten en lasten
3.6.3
Uitkomsten van de solvabiliteitstoets
De vermogenspositie van het fonds kan worden gekarakteriseerd als een toereikende solvabiliteit. Voor de berekening van het vereiste eigen vermogen wordt gebruik gemaakt van het standaardmodel van DNB.
Jaarverslag 2012
pagina 26 | 94
3.6.4
Oordeel van de waarmerkend actuaris over de financiële positie
Het oordeel van de waarmerkend actuaris is opgenomen in hoofdstuk 9, onder paragraaf 9.3.
3.7 Beleggingsbeleid 3.7.1
Terugblik economie en financiële markten
2012 stond bol van de ontwikkelingen en gebeurtenissen. Zo raakten diverse landen in Europa wederom in een recessie en laaide de Europese schuldencrisis weer volop op. In diverse landen brachten verkiezingen veel onzekerheid met zich mee. Uiteindelijk kwamen in Griekenland, Frankrijk en Nederland pro-Europese coalities tot stand. In Brussel werd een ambitieus masterplan opgesteld dat de Eurozone op het terrein van het economische beleid en begrotingsdiscipline slagvaardiger moet maken. Ook op monetair gebied was er genoeg te beleven; nieuwe rondes van kwantitatieve verruiming, nieuwe steunprogramma’s (LTRO II en OMT) en bemoedigende uitspraken van Mario Draghi, de president van de ECB (“whatever it takes”). Het beleid van de Europese centrale bank beleid was onder andere een reactie op de Europese schuldencrisis die doordenderde. Duidelijk werd dat zowel de Europese politieke leiders als de ECB zich committeerden aan het voortbestaan van de Euro(zone) en hen er alles aan gelegen was om een escalatie te voorkomen. Zo kreeg de in grote problemen geraakte Spaanse bankensector een kapitaalinjectie en werd het noodlijdende Griekenland wederom geholpen met een tweetal schuldherstructureringen en nieuwe noodleningen. Niet alleen in Europa, ook in de Verenigde Staten speelde er van alles op economisch gebied. Zo waren daar de herverkiezing van zittend president Obama en de nodige zorgen of er een akkoord zou komen ten aanzien van de “fiscal cliff”. Net na het verstrijken van het oude jaar werd een voorlopig akkoord bereikt. Ondanks al deze gebeurtenissen waren de rendementen positief voor de meeste beleggingscategorieën. De dalende renteniveaus zorgden voor positieve rendementen op vastrentende beleggingen. De Duitse 10-jaars rente daalde van 1,8% ultimo 2011 naar 1,3% eind 2012. Mede door de maatregelen van centrale banken, daalden de geëiste risico-opslagen voor perifere landen en bedrijfsobligaties. De Italiaanse 10-jaars rente daalde van 7,1% naar 4,5% eind 2012. Bedrijfsobligaties profiteerden van zowel de dalende referentierente als van dalende risico-opslagen. De zoektocht naar rendement en de gemiddeld solide bedrijfsbalansen droegen hier aan bij. Ook staatsobligaties van opkomende landen waren sterk in trek. Aandelenmarkten waren volatiel gedurende 2012 maar lieten per saldo positieve dubbelcijferige rendementen noteren. In de VS stegen de bedrijfswinsten gedurende 2012 terwijl in de andere regio’s deze vlak waren of daalden. Het rendement op aandelen was daar dus vooral te danken aan het dividendrendement en een gestegen waardering. De beleggingscategorie grondstoffen bleef in 2012 achter bij de andere beleggingscategorieën. De afkoelende Chinese economie dempte de vraag naar grondstoffen. Er waren wel grote verschillen binnen het grondstoffenspectrum. De euro deinde mee op de golven van de schuldencrisis. Maar per saldo eindigde de euro ten opzichte van de Amerikaanse dollar zelfs iets hoger dan het aan het begin van het jaar (1,32 ten opzichte van 1,30).
3.7.2
Gevoerd beleid
In 2012 hadden de ontwikkelingen op de financiële markten wederom sterke invloed op het verloop van de dekkingsgraad. Zo daalde de kapitaalmarktrente sterk, vertraagde de mondiale economie en woekerde de Europese crisis verder. Tegelijk heeft de invoering van nieuwe regelgeving van verdiscontering van de verplichtingen (3 maands middeling en UFR) een flinke impact gehad op de dekkingsgraadontwikkeling. In 2012 zijn er binnen het Pensioencontract flinke stappen gezet rond de disconteringsvoet. Deze is per 30 september volgende UFR methode vastgesteld waarbij de rentegevoeligheid van het fonds na jaar 20 fors afneemt. De portefeuilleconstructie studie die eind 2011 werd uitgevoerd heeft geleid tot het gefaseerd invoeren van de nieuwe beleggingsportefeuille. In april en oktober 2012 is hiervoor de portefeuille aangepast. De laatste stap zal per begin april 2013 plaatsvinden, waarmee dan de nieuwe strategische portefeuille bereikt zal zijn.
Jaarverslag 2012
pagina 27 | 94
Het resultaat op de vermogensbeheerportefeuille over 2012, exclusief overlayportefeuilles (derivaten), kwam uit op 11,4%.%. In vergelijking met de benchmark werd een outperformance behaald van 0,2% over dezelfde periode. Met uitzondering van grondstoffen droegen alle beleggingscategorieën positief bij aan het behaalde (absolute) resultaat. Omdat de rente over geheel 2011 verder daalde, nam de rentehedge in waarde toe (+21,7%) ter compensatie van de waardestijging van de pensioenverplichtingen. Het rendement inclusief de overlayportefeuille (derivaten en dan vooral de afdekking van het renterisico) kwam in 2012 uit op 13,2%.
3.7.3
Portefeuillewaarde
De waarde van de portefeuille en de verdeling van het vermogen over de verschillende beleggingscategorieën aan het einde van het jaar ten opzichte van de situatie aan het begin van het jaar wordt weergegeven in onderstaande tabel:
2012
Bedragen x € 1.000.000
2011
Bedrag
Percentage
Normportefeuille
Bedrag
Percentage
Aandelen
55,0
32,8%
34,0%
48,5
35,1%
Vastrentende waarden
83,9
50,0%
47,0%
66,2
47,9%
Alternatieve beleggingen
10,9
6,5%
4,0%
5,8
4,2%
Vastgoed
17,8
10,6%
15,0%
17,8
12,9%
Liquide middelen Totaal Waarde portefeuilles ter afdekking
0,6
0,1%
0,0%
0,0
0,0%
168,2
100,0%
100,0%
138,3
100,0%
20,5
28,2
188,7
166,5
rente- en valutarisico’s Totaal inclusief portefeuilles ter afdekking rente- en valutarisico
Rendementen Onderstaande tabel geeft de performance weer uitgesplitst naar de verschillende categorieën waarin voor het pensioenfonds wordt belegd. Portefeuille 2012
Benchmark 2012
Aandelen
15,7%
15,9%
Vastrentende waarden (excl. LOF)
12,4%
11,6%
Alternatieve beleggingen
-3,5%
-1,3%
Vastgoed
3,4%
1,2%
Liquide middelen
1,0%
0,1%
11,4%
11,2%
Totaal Inclusief rente- en valutahedge
3.7.4
13,2%
Dynamische Asset Allocatie
De beleggingsportefeuille omvatte aan het begin van het jaar een overweging op high yield obligaties ten koste van Europese staatsobligaties. Deze positie is in januari 2012 verder opgebouwd, gegeven de relatief aantrekkelijke risicopremie op high yield obligaties. Eind november 2012 is de overweging op high yield obligaties gedeeltelijk afgebouwd, aangezien de risicopremie behoorlijk gedaald was tot een niveau rond het lange termijn gemiddelde. Omdat de verwachtingen op Euro staatsobligaties nog steeds relatief negatief waren, is besloten deze onderweging te handhaven. De vrijgekomen middelen van de overweging op high yield obligaties zijn aangewend om een overweging op aandelen Opkomende Markten op te bouwen. Deze beleggingscategorie had op dat moment een aantrekkelijke rendementsverwachting en een relatief lage waardering. In combinatie met afnemende risico’s en een aantrekkende economie werd van deze beleggingscategorie een goed rendement verwacht. Zowel de overweging op high yield obligaties als de overweging op aandelen Opkomende Markten ten opzichte van de onderweging op Europese staatsobligaties hebben positief bijgedragen aan het totaalresultaat.
Jaarverslag 2012
pagina 28 | 94
Begin juni 2012 dreigde de Eurocrisis te escaleren. Op dat moment is door het bestuur besloten een onderwogen positie op aandelen Europa en een overwogen positie op aandelen VS in combinatie met een valuta positie in USD in te nemen. Toen duidelijk werd dat de ECB maatregelen nam om een escalatie te voorkomen, is besloten de positionering terug te draaien. Deze positionering heeft negatief bijgedragen aan het totaalresultaat.
3.7.5
Vastrentende waarden
Het doel van het vastrentende waarden mandaat is om een veilige basis te bieden binnen de beleggingsportefeuille en hiermee aan de nominale verplichtingen van het fonds te kunnen voldoen. Binnen de beleggingscategorie vastrentende waarden belegt het pensioenfonds naast staatsobligaties ook in kredietwaardige bedrijfsobligaties, obligaties uit opkomende landen, obligaties met een hoger risico (high yield obligaties) en particuliere hypotheken. Deze beleggingen behaalden in 2012 allemaal een positief rendement. Staatsobligaties met de hoogste kredietwaardigheid en de betere bedrijfsobligaties profiteerden van de dalende rente en namen daardoor in waarde toe. De meer risicovolle categorieën, zoals obligaties uit opkomende markten en high yield obligaties profiteerden van verdere prijsstijgingen ten opzichte van staatsobligaties. Terugkijkend op 2012 kan gezegd worden dat de crisis rond de Europese staatsleningen in 2012 duidelijk minder intens was dan in 2011. Twee factoren die hieraan bijdroegen waren het aantreden van een nieuwe premier in Italië en het krachtdadige optreden van de ECB. Ook in 2012 werd, in regelmatig wisselende omvang, een onderweging (in termen van duratiecontributie) in Spaanse staatsleningen aangehouden. In Italiaanse staatsleningen werd in de eerste helft van 2012 een onderweging (idem) aangehouden, die in de zomer is vervangen door een overweging teneinde daarmee de effecten van een mogelijk geachte (voor de portefeuille negatieve) koersstijging van Spaanse staatsleningen (gedeeltelijk) te compenseren. Op diverse tijdstippen in 2012 zijn Ierse staatsleningen wederom aangekocht, aangezien Ierland het dieptepunt gepasseerd leek te zijn en een koersstijging verwacht werd; dit is uitgekomen. De portefeuille heeft met een rendement van 12,4% versus een benchmarkrendement van 11,6% een outperformance van 0,8% behaald.
3.7.6
Aandelen
Onder invloed van de stijgende bedrijfswinsten, lage schuldratio’s bij vele bedrijven en een aantrekkende mondiale economische groei lieten de aandelenmarkten in de Verenigde Staten een goed rendement zien. De Amerikaanse beurs steeg in euro’s gemeten met 14%. De Aziatische en opkomende markten stegen zelfs nog sterker. De Europese beurzen lieten de hoogste rendementen zien voornamelijk door de lage waarderingen van deze aandelen op de beurzen. De Europese beurzen stegen met 17%. In Europa lagen de rendementen per land ver uiteen. De beurzen in Duitsland (+29%), Frankrijk en Zwitserland (beide +15%) liepen voorop, terwijl de beurzen in Spanje (-5%), het VK (+6%) en in Italië (+8%) achterbleven. Uiteindelijk waren het de cyclische consumentengoederen sector en de financiële waarden die over 2012 het hoogste rendement lieten zien. De beleggingen in aandelen lieten over 2012 een positief rendement zien. De aandelenportefeuille behaalde een rendement van 15,7%. Het benchmarkresultaat was ook positief: 15,9%. Daarmee presteerde het pensioenfonds minder goed dan de benchmark. Dat kwam vooral doordat het fonds meer belegde in de goedkopere aandelen dan in (duurdere) kwaliteitsaandelen.
3.7.7
Alternatieve beleggingen
De portefeuille alternatieve beleggingen bestond in 2012 uit een positie in grondstoffen (commodities). Grondstoffen Beleggingen in grondstoffen zijn investeringen in natuurlijke stoffen die gebruikt worden in productieprocessen. Daarbij belegt het fonds ook in agrarische grondstoffen. De markt van grondstofbeleggingen liet in 2012 een wisselend beeld zien. Waar in andere jaren vraag en aanbod de belangrijkste faktoren zijn bij de waardebepaling van grondstoffen, waren het dit jaar vooral macro economische ontwikkelingen die het rendement bepaalden. In het begin van het jaar liep de olieprijs op door de onrust in diverse Jaarverslag 2012
pagina 29 | 94
Arabische landen. Later in het jaar zorgde de Europese schuldencrisis ervoor dat de wereldwijde economische groei werd vertraagd. Dat leidde ertoe dat de investeringen in grondstoffen minder waard werden. Het stimuleringsprogramma van de Amerikaanse centrale bank zorgde in het derde kwartaal weer voor een herstel. Tegen het eind van het jaar bleef de markt tamelijk stabiel liggen in afwachting van de uitkomsten van de zgn. fiscal cliff in de Verenigde Staten. De grondstoffen portefeuille daalde over geheel 2012 per saldo -3,5 (in Euro’s), wat resulteerde in een underperformance van -2,2% ten opzichte van de benchmark.
3.7.8
Vastgoed
De vastgoedmarkt liet in 2012 een vergelijkbaar beeld zien als in de voorgaande jaren. De onzekere economische situatie heeft een negatieve invloed op de ontwikkelingen in de vastgoedmarkt. Hieronder wordt aangeven wat de belangrijkste achtergronden voor de waarde ontwikkeling per sector zijn:
Woningen: in een onzeker economisch klimaat nemen mensen minder snel grote beslissingen. Daarnaast is het, vooral voor starters, moeilijk om een hypotheek te krijgen. De waardedalingen op de koopwoningenmarkt heeft ook negatieve impact op de waarde van huurwoningen.
Winkels: op A-locaties blijven de huren stabiel. Op B en C-locaties dalen de huren van winkelruimte en staat ook de waarde van de winkels onder druk.
Kantoren: de structurele overcapaciteit zorgt voor aanhoudende druk op de kantorenmarkt. Daarmee lijkt de kans op stijgende waarderingen in 2013 klein.
Het is de verwachting dat de druk op de vastgoedmarkt ook in 2013 aanhoudt. Nederland bevindt zich in een recessie en de vooruitzichten duiden niet op een snel economisch herstel. Het rendement van de portefeuille werd per saldo positief beïnvloed door de huuropbrengsten (4,1%), terwijl de waarde ontwikkeling (-0,7%) negatief was. De portefeuille presteerde met 3,4% beduidend beter dan de ROZ/IPD benchmark markt (1,2%). Aan het einde van het vierde kwartaal bedroeg de waarde van de portefeuille VNPS €17,98 miljoen (ultimo 2011 bedroeg de waarde €17,78 miljoen) op basis van Net Asset Value (de waarde van de materiële activa vermeerderd met het saldo vorderingen en schulden). De vastgoedportefeuille bestaat voornamelijk uit woningen (95,4%). Het aandeel in het winkelsegment is beperkt tot één winkelobject te Eindhoven welke circa 4,6% van het belegd vermogen in vastgoed uitmaakt. Het object aan de Marowijnestraat te Amsterdam heeft een positieve bijdrage geleverd aan de portefeuille; in het afgelopen jaar is een omvangrijke renovatie afgerond. Door deze renovatie is een vergunning verkregen om dit object te splitsen in afzonderlijke appartementsrechten.
3.7.9
Hedgeportefeuille
De waarde van de pensioenvoorzieningen is sterk afhankelijk van de rente. Een dalende rekenrente heeft tot gevolg dat de waarde van de pensioenvoorzieningen stijgt. Indien de waarde van de beleggingen niet verandert, zal hierdoor de dekkingsgraad dalen. Om het renterisico op de pensioenbalans te beperken heeft het pensioenfonds gedurende 2012 het rente afdekkingsbeleid voortgezet waarbij 90% van de VPV (het verschil in rentegevoeligheid van de voorziening) wordt afgedekt. Hierbij wordt gebruik gemaakt van obligaties en renteswaps. Sinds eind 2011 hebben zich twee belangrijke wijzigingen voorgedaan met betrekking tot het vaststellen van de rekenrente. Allereerst heeft DNB sinds eind december 2011 voorgeschreven dat de waarde van de pensioenvoorzieningen dient te worden bepaald aan de hand van een gemiddelde marktrente in plaats van de actuele marktrente. Ten tweede dient de waarde van de pensioenvoorzieningen sinds eind september te worden bepaald met behulp van de Ultimate Forward Rate (UFR). Door de introductie van de UFR is de rekenrente gestegen. De dekkingsgraad is hierdoor in september licht omhoog gegaan. In het jaar 2012 is de 30-jaars swaprente gedaald van 2,6% naar 2,2%. De waarde van de verplichtingen is daardoor toegenomen met een negatief effect op de dekkingsgraad. Door de gedaalde rente is echter ook de waarde van de LOF participatie sterk toegenomen (+21,7%) waardoor per saldo het negatieve effect op de dekkingsgraad als gevolg van een dalende rente sterk beperkt werd.
3.7.10 Verantwoord beleggen en corporate governance Jaarverslag 2012
pagina 30 | 94
Het pensioenfonds vindt het belangrijk invulling te geven aan verantwoord beleggen. Het pensioenfonds belegt in de beleggingspools van Syntrus Achmea Vermogensbeheer waarop het verantwoord beleggen beleid wordt toegepast. Als uitgangspunt worden de principes van de Global Compact van de Verenigde Naties gehanteerd. Deze tien principes zijn gerelateerd aan de mensenrechten, arbeidsnormen, milieu en anti-corruptie en vinden hun oorsprong in internationaal breed geaccepteerde verdragen zoals de Universele Verklaring inzake de Rechten van de Mens en de conventies van de International Labour Organisation. Het verantwoord beleggen beleid bestaat uit:
Uitsluiten van controversiële wapens. Het gaat hier om bedrijven die kernwapens, biologische wapens, chemische wapens, anti persoonsmijnen of clusterbommen produceren. Naast de aandelenpools en de vastrentende waarden pool wordt sinds 2012 het uitsluitingsbeleid ook toegepast op de Syntrus Achmea Global High Yield Pool en de Syntrus Achmea Geldmarkt Fonds.
Engagement ofwel, aangaan van dialoog met ondernemingen. Het doel van engagement is om ondernemingen waarin door het fonds is belegd aan te sporen tot beter gedrag en om aandeelhouderswaarde te creëren. Aan de hand van thema’s gaat het fonds de dialoog aan met ondernemingen. In 2012 stonden twee nieuwe thema’s centraal, ‘Verantwoord Ketenbeheer Soja’ en ‘Schaliegas en schalieolie ‘.
Corporate governance en stemmen op aandeelhoudersvergaderingen. Syntrus Achmea Vermogensbeheer stemde voor de Aandelenpool Europa in 2012 op 304 vergaderingen. In totaal passeerden 4.546 agendapunten de revue. In 2012 werd in ongeveer 9% van alle agendapunten tegen het management gestemd. Syntrus Achmea Vermogensbeheer stemde voor de Aandelenpool Amerika in 2012 op 307 vergaderingen. In totaal passeerden 3.715 agendapunten de revue. In 2012 werd in ongeveer 9% van alle agendapunten tegen het management gestemd.
3.7.11 Vooruitzichten Over 2012 lieten vrijwel alle beleggingscategorieën goede tot zeer goede rendementen zien als gevolg van een stabilisatie van de Europese schuldencrisis, gemiddeld genomen zeer gezonde bedrijfsbalansen, een aanhoudend ruim monetair beleid in o.a. de VS, het VK en de Eurozone, en anticipatie op geleidelijk aan wat hogere economische groei buiten de Eurozone. Een herhaling van dergelijke rendementen in 2013 lijkt minder waarschijnlijk nu renteniveaus en risicopremies verder zijn gedaald. Het jaar 2013 wordt naar verwachting een jaar waarin de wereldeconomie wederom een aantal stappen zet bij het wegwerken van de erfenissen van de crisis, iets wat vooral het rendement op aandelen zal kunnen ondersteunen. Een zekerheid is dit echter niet. Zo staan er in 2013 diverse uitdagingen voor de deur. Begin 2013 is er weliswaar een akkoord gekomen over het begrotingsravijn (“fiscal cliff”) in de VS, er zal ook een akkoord moeten komen over door te voeren bezuinigingen en over het schuldenplafond (“debt ceiling”) in de VS. Ook ten aanzien van de Europese schuldencrisis dient er nog een aantal hobbels genomen te worden. Zo staan er in het eerste kwartaal verkiezingen in Italië voor de deur en later in het jaar in Duitsland. Daarnaast wordt binnen het Verenigd Koninkrijk steeds meer getwijfeld of men nog wel lid van de EU wil blijven. Het is nu de vraag of de Europese burger nog in één Europa gelooft. Ook ten aanzien van de voornemens om tot een meer federaal Europa te komen, zullen de plannen tijdig en correct geïmplementeerd moeten worden. Al met al zijn er in 2013 veel uitdagingen op politiek gebied die hun invloed zullen hebben op de economische situatie. Het eventueel uitblijven van oplossingen in de VS, anti-euro verkiezingsuitslagen en implementatiefouten op politiek en monetair beleidsvlak zullen zijn weerslag hebben op het vertrouwen. Dit kan er voor zorgen dat het positieve momentum van 2012 teniet wordt gedaan.
3.7.12 Kosten uitvoering vermogensbeheer De totale kosten over 2012 bedragen € 882. Het kostenpercentage over 2012 exclusief transactiekosten bedraagt 0,421%. Inclusief transactiekosten komt het percentage over 2012 uit op 0,528%. Daarnaast zijn er in 2012 € 70 aan kosten over 2011 verantwoord. Jaarverslag 2012
pagina 31 | 94
De kosten van de uitvoering van het vermogensbeheer in 2012 zijn te onderscheiden naar de volgende kostencomponenten (x €1.000): Kosten per beleggingscategorie
Beheerkosten
Performance
Transactiekosten
totaal
gerelateerde kosten Vastgoed
145
-
-
145
Aandelen
77
-
23
100
Vastrentende waarden
68
-
90
158
Commodoties
34
-
-
34
Overige beleggingen
1
-
1
2
325
-
114
439
9
-
65
74
334
-
179
513
Kosten vermogensbeheer pensioenfonds
168
16
184
Kosten fiduciar beheer
Totaal kosten toe te wijzen aan categorieën exclusief overlay Kosten overlay beleggingen Totaal kosten toe te wijzen aan categorieën inclusief overlay Overige vermogensbeheerkosten
250
-
250
Bewaarloon
3
-
3
Overige kosten
2
-
2
423
16
439
Totaal overige vermogensbeheerkosten Totaal kosten vermogensbeheer
952
De kosten in voorgaande tabel omvatten naast de kosten, zoals gerapporteerd in de jaarrekening dus ook een uitsplitsing ‘onzichtbare kosten’ voor beheer van onderliggende beleggingsfondsen, waarvan kosten zijn verwerkt in het beleggingsrendement en de schatting van kosten van de individuele transacties. In de jaarrekening worden alleen (directe) kosten getoond die het fonds op factuurbasis betaalt aan de tegenpartijen, waardoor deze cijfers niet aansluiten. Het doel van deze tabel is om extra inzicht te verschaffen in lijn met het rapport van de AFM en de Pensioenfederatie.
Jaarverslag 2012
pagina 32 | 94
3.7.13 Z-score Op 24 april 1998 is de ‘Vrijstellingsregeling Wet Bedrijfspensioenfondsen’ officieel in werking getreden. Deze regeling is uitgevaardigd door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en heeft als belangrijkste doel ondernemingen vrijstelling te verlenen van de verplichtstelling van deelname aan een bedrijfstakpensioenfonds indien de beleggingsperformance van het fonds ontoereikend is. Op basis van artikel 5 lid 1a van deze Vrijstellingsregeling moet vrijstelling worden verleend als uit de performancetoets blijkt dat het feitelijk behaalde beleggingsrendement van het bedrijfspensioenfonds in negatieve zin afwijkt van het rendement van de door het fonds vastgestelde normportefeuille. Volgens de vrijstellingsregeling zal de performancetoets worden toegepast over de periode 2008 tot en met 2012 Indien de uitkomst van de performancetoets lager valt dan 0, kan een deelnemer vanaf 1 januari 2010 een verzoek indienen tot vrijstelling van deelname. Over 2012 is een Z-score behaald van -0,20 De performancetoets over de periode 2008 tot en met 2012 bedraagt 1,14. Daarmee blijft de performancetoets ruimschoots boven het vereiste minimum.
3.7.14 Risicoparagraaf Het Financieel Toetsingskader (“FTK”) voor pensioenfondsen is een onderdeel van de Pensioenwet. De regelgeving van het FTK werkt de economische risico´s voor pensioenfondsen verbonden aan onder meer aandelen, valuta’s en rente uit. Het vertaalt deze naar vereiste reserveposities en dekkingsgraden. Hiermee worden pensioenfondsen gedwongen te overwegen welk totaal risiconiveau ze kunnen of willen accepteren. Het pensioenfonds zet, binnen de kaders van het geformuleerde risicobeleid, in op maximalisatie van het rendement op het vermogen. Renterisico Renterisico is het risico dat een rentebeweging de financiële situatie van het pensioenfonds negatief beïnvloedt. Dit risico bestaat doordat beleggingen en verplichtingen niet in dezelfde mate gevoelig zijn voor rentebewegingen. Het renterisico neemt af naarmate de looptijd van de beleggingen meer overeenkomt met de looptijd van de verplichtingen. Het pensioenfonds dekt 100% van het renterisico over de pensioenverplichtingen af. Het verkleinen van het renterisico leidt tot een lagere vereiste dekkingsgraad voor het fonds, dan het geval zou zijn geweest zonder beperking van het renterisico. Inflatierisico Inflatierisico is het risico dat inflatie de waarde van de beleggingen aantast in termen van koopkracht. Het inflatierisico kan worden verkleind door meer inflatiegevoelige beleggingen in de portefeuille op te nemen. Keerzijde daarvan is dat zulke inflatiegevoelige beleggingen de kans kunnen vergroten dat het fonds niet aan haar nominale pensioenverplichtingen kan voldoen. Valutarisico Valutarisico is het risico dat wisselkoersschommelingen de waarde van een belegging beïnvloeden. Dit risico is voor het fonds beperkt, aangezien het grootste gedeelte van de beleggingsportefeuille bestaat uit in euro’s genoteerde waarden. Het resterende valutarisico is voor een belangrijk deel afgedekt. Aandelen- en onroerend goed risico Dit is voornamelijk het koersrisico van beleggingen in de verschillende onroerend goed en aandelenmarkten. Door dit risico te lopen wordt op de lange termijn naar verwachting een extra rendement gehaald dat het fonds gebruikt om aan haar doelstellingen te voldoen. Dit risico wordt beheerst doordat in de uitvoering wordt gezorgd voor een goede selectie van aandelen en vastgoedobjecten en spreiding over regio’s en sectoren. Tegenpartij-/kredietrisico Het risico dat de tegenpartij niet (meer) aan zijn verplichtingen kan voldoen, bijvoorbeeld door liquiditeits- of solvabiliteitsproblemen. Om dit risico te beheersen worden de tegenpartijen nauwgezet geselecteerd. Daarnaast worden transacties over meerdere aanbieders gespreid en wordt in sommige gevallen onderpand geëist.
Jaarverslag 2012
pagina 33 | 94
Liquiditeitsrisico Het risico dat een belegging niet tijdig tegen een redelijke prijs kan worden geliquideerd. Ook dit risico wordt beheerst doordat de vermogensbeheerder de beleggingsportefeuille op zo een manier opzet dat het naar verwachting aan de liquiditeitsbehoefte van het fonds kan voldoen. Daarom is bijvoorbeeld een groot deel van de portefeuille belegd in effecten die worden verhandeld op openbare, gereguleerde markten. Ook zijn eisen gesteld aan de minimale marktkapitalisatie van effecten. Operationele risico’s Het fonds beheerst operationele risico’s zoveel mogelijk door eisen te stellen aan haar dienstverleners. Daarbij kan worden gedacht aan regels voor procuratie, functiescheiding, ‘chinese walls’, enzovoort.
Jaarverslag 2012
pagina 34 | 94
4 Uitvoering van de pensioenregeling 4.1 Inleiding Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling van het fonds. Daarnaast komen de wijzigingen in statuten en reglementen die in 2012 zijn doorgevoerd, aan de orde.
4.2 De pensioenregeling Karakter De regeling is een uitkeringsovereenkomst. Op basis van de regeling wordt een uitkering van bepaalde hoogte toegekend. De hoogte van de uitkering is afhankelijk van salaris en diensttijd. Het langlevenrisico en het beleggingsrisico liggen bij het fonds. Pensioensysteem Het pensioensysteem is een middelloonregeling. De pensioenuitkering is gebaseerd op het salaris dat door de deelnemer gemiddeld verdiend werd/wordt in de sigarenindustrie. Toetredingsleeftijd Een werknemer die in dienst is bij een werkgever die is aangesloten bij het fonds neemt verplicht deel aan de pensioenregeling. De deelname gaat in op de eerste dag van de maand waarin de werknemer 21 jaar wordt. Uitgezonderd hierop zijn werknemers die een boven-CAO-salaris ontvangen. Hierbij geldt dat als een deelnemer, die een salaris onder het maximum van de CAO ontving, op enig moment een salaris boven het maximum van de CAO gaat ontvangen, hij deelnemer blijft aan het fonds voor het maximale salaris volgens de CAO. Pensioenleeftijd De normale pensioenleeftijd is 65 jaar; het is mogelijk de ingangsdatum van het pensioen te vervroegen tot op zijn vroegst 60 jaar. Daarbij vindt een actuariële herrekening van de pensioenaanspraken plaats. Pensioengrondslag Over de pensioengrondslag wordt pensioen opgebouwd. De pensioengrondslag wordt vastgesteld door het pensioengevend loon te verminderen met de franchise. Het pensioengevend loon is het per 1 januari van het desbetreffende kalenderjaar vastgestelde bruto jaarloon verhoogd met de eindejaarsuitkering, de persoonlijke toeslag, de ploegentoeslag en de vuilwerktoeslag. Het maximaal pensioengevend loon bedroeg in 2012 € 57.710,00 (2013: € 58.286). De franchise wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld aan de hand van de ontwikkeling van de lonen in de sigarenindustrie. In 2012 bedroeg de franchise € 16.463 (2013: € 16.627). Opbouwpercentage ouderdomspensioen Elk jaar wordt 1,75% van de pensioengrondslag opgebouwd aan ouderdomspensioen. Partnerpensioen Voor eventuele nabestaanden (ook voor werknemers tot 21 jaar) wordt een partnerpensioen opgebouwd. Het partnerpensioen bedraagt 70% van het te behalen ouderdomspensioen.
Jaarverslag 2012
pagina 35 | 94
Wezenpensioen Het wezenpensioen bedraagt 14% van het te behalen ouderdomspensioen en wordt uitgekeerd tot 18 jaar of tot 27 jaar voor studerende kinderen. Als beide ouders zijn overleden, wordt het wezenpensioen verdubbeld. Herschikken De pensioenregeling kent een aantal mogelijkheden tot het herschikken van pensioenaanspraken: •
De deelnemer kan bij beëindiging van de deelneming en bij pensionering een deel van zijn ouderdomspensioen uitruilen in extra partnerpensioen.
•
De deelnemer kan bij pensionering zijn totale partnerpensioen omruilen in extra ouderdomspensioen.
•
De deelnemer kan, alleen bij vervroeging van zijn pensioen, gedeeltelijk van zijn pensioen gebruik maken.
Premie Voor 2012 is de verschuldigde premie door het bestuur vastgesteld op 16,5% van de pensioengrondslag (2013: 17%). Werkgevers houden op grond van de CAO-afspraken 50% van de premie inhouden op het brutoloon van de werknemer. Premievrijstelling Als een deelnemer een uitkering krachtens de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) dan wel krachtens de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ontvangt, kan de pensioenopbouw premievrij worden voortgezet. Naar rato van de arbeidsongeschiktheid wordt een deel van de premie dan betaald door het fonds: •
100% als er sprake is van arbeidsongeschiktheid van 65% of meer;
•
50% als er sprake is van arbeidsongeschiktheid van 45% tot 65%;
•
25% als er sprake is van arbeidsongeschiktheid van 35% tot 45%;
•
25% als er sprake is van een WAO-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid van 25% tot 35%.
Vrijwillige voortzetting van de deelneming Deelnemers hebben de mogelijkheid om bij beëindiging van de deelneming voor het 65e jaar de deelneming onder bepaalde voorwaarden voor eigen rekening tegen de normale premie voort te zetten. Afkoop kleine pensioenen Met ingang van 1 januari 2007 is in het pensioenreglement opgenomen dat kleine pensioenen worden afgekocht. Kleine pensioenen zijn pensioenuitkeringen van minder dan € 438,44 op jaarbasis (bedrag 2012). Het fonds mag deze pensioenen afkopen binnen zes maanden nadat de deelneming twee jaar is geëindigd. De gewezen deelnemer kan daartegen geen bezwaar maken. Voor deelnemingen die zijn geëindigd vóór 1 januari 2007 gelden andere wettelijke regels. Een pensioenfonds mag dan besluiten tot afkoop, maar de gewezen deelnemer kan hiertegen wel bezwaar maken. PlusPensioenregeling Naast de pensioenregeling van het fonds kunnen deelnemers sinds 1 januari 2003 op vrijwillige basis premies inleggen voor extra pensioen: de PlusPensioenregeling (voorheen Pensioenspaarregeling). Deze regeling heeft het karakter van een premieovereenkomst. De hoogte van de maximale premie is afhankelijk van de leeftijd van de deelnemer. De ingelegde premies worden door de werkgever ingehouden op het salaris en afgedragen aan het fonds. Het fonds belegt de premies. De pensioensaldi worden jaarlijks achteraf verhoogd (of, in geval van een negatief rendement, verlaagd) met het fondsrendement. Bij pensionering worden de premie plus het behaalde rendement omgezet in extra pensioen. De kosten voor de deelnemer aan het PlusPensioenfonds zijn 8% van de inleg plus 0,5% van het beleggingsresultaat. Vrijwillige deelname aan basisregeling en excedentregeling Sinds 1 januari 2011 is er een excedentregeling voor deelnemers aan de basisregeling die een hoger pensioengevend salaris hebben dan het maximaal pensioengevend loon in de basisregeling. Neemt men niet verplicht deel aan de basisregeling dan dient men, om mee te kunnen doen aan de excedentregeling, op vrijwillige basis deel te nemen aan de basisregeling.
Jaarverslag 2012
pagina 36 | 94
4.3 Wijzigingen statuten en reglementen 4.3.1
Statuten
De statuten zijn op 28 januari 2010 voor het laatst gewijzigd. In 2012 zijn de statuten niet gewijzigd.
4.3.2
Pensioenreglementen
Het bestuur heeft in 2012 besloten de volgende wijzigingen in het pensioenreglement door te voeren per 1 januari 2013: • aanpassing van de flexibiliserings- en afkoopfactoren
•
4.3.3
tekstuele wijziging ten aanzien van de afronding van de pensioenuitkering.
Uitvoeringsreglement
Het uitvoeringsreglement is in 2012 niet gewijzigd.
4.3.4
Reglement excedentregeling
Het reglement voor de excedentregeling is in 2012 niet gewijzigd.
Eindhoven, 25 juni 2013
G.W. Hompe
M.H.J.M. Crijnen
Voorzitter
Plaatsvervangend voorzitter
G.H. Koudys
C.N.J.M. de Gooijer
P.M.A.J. Verheggen
A.M.P. de Jong
Jaarverslag 2012
pagina 37 | 94
5 Visitatiecommissie 5.1
Algemeen
Het bestuur draagt zorg voor de organisatie van een transparant intern toezicht. Het intern toezicht heeft betrekking op het ten minste eens per drie jaar kritisch bezien van het functioneren van (het bestuur van) het fonds door onafhankelijke deskundigen. Het bestuur heeft in 2007 besloten hiervoor een visitatiecommissie in te stellen die bestaat uit ten minste drie onafhankelijke deskundigen. Eind 2012 heeft het bestuur aan de stichting Intern Toezicht Pensioen (stichting ITP) de opdracht gegeven om het functioneren van (het bestuur van) het fonds te bezien. In overleg met het bestuur heeft de stichting ITP een visitatiecommissie samengesteld uit de heren J.H.M. van de Vall (voorzitter), A. Doorduyn en A.G. de Meij. De bevindingen van de visitatiecommissie alsmede de reactie van het bestuur en het verantwoordingsorgaan zijn opgenomen in het jaarverslag.
De visitatie van het pensioenfonds door stichting ITP is verlopen volgens een vaste procedure. Daarbij heeft na benoeming van de visitatiecommissie door het bestuur, eerst een documentenonderzoek plaatsgevonden. In aanvulling op het documentenonderzoek heeft de visitatiecommissie gesprekken gevoerd met een delegatie van het bestuur van het pensioenfonds, een delegatie van de deelnemersraad, een delegatie van het verantwoordingsorgaan en de fondsmanager.
5.2
Algemeen oordeel
De basisvraag vanuit de visitatie was in hoeverre het bestuur dan wel de individuele leden de hun toegekende verantwoordelijkheid kunnen dragen, zowel vanuit tijdsbestedings- als kennisoogpunt. Uit de notulen van de vergaderingen en in het gesprek met het bestuur is duidelijk geworden, dat het bestuur de verantwoordelijkheid voor het adequaat besturen van het pensioenfonds als collectief kan dragen. De optelsom van de verschillende achtergronden van bestuursleden en de aanwezige kennis bij het bestuur is hier het concrete bewijs voor. Zeker als wordt gekeken naar de maatregelen die het bestuur ter vergroting van de zekerheid heeft genomen. Maatregelen als het aannemen van de externe beleggingsadviseur, het kiezen van een prudent beleggingsbeleid passend bij het pensioenfonds, alsmede de toetsing als bestuurscollectief, geven de individuele bestuursleden voldoende zekerheid om de toegekende verantwoordelijkheid te kunnen dragen.
5.3 •
Belangrijkste aanbevelingen van de visitatiecommissie Leg in een positionpaper duidelijk vast wat de verantwoordelijkheden zijn van het Georganiseerd Overleg en van het pensioenfondsbestuur.
•
Hanteer een strak tijdschema om gezamenlijk met de branche tot een breed gedragen visie te komen betreffende de toekomst van het pensioenfonds.
•
Overweeg een beperking in het aantal, soms complexe, beleggingscategorieën.
•
Leg in de SLA’s duidelijk vast hoe en wanneer het pensioenfonds waarschuwingssignalen krijgt over de beschreven risico’s.
• •
Leg vast waarom het pensioenfonds 75% van het valutarisico afdekt en geef hierbij de overwegingen. Rapporteer klachten die via onderlinge contacten worden aangekaart en opgelost in het bestuur en bespreek zonodig veel voorkomende klachten in het bestuur.
•
Neem in de ABTN een beschrijving van het derivatenbeleid en het selectie- en monitoringbeleid van vermogensbeheerders op en schenk met name aan het selectie- en monitoringbeleid van vermogensbeheerders meer aandacht.
Jaarverslag 2012
pagina 38 | 94
•
Neem de beleggingscategorie commodities op in de ALM studie en schenk meer aandacht aan de feitelijke invulling van deze component van de portefeuille.
•
Leg vast wat onder ‘sommige gevallen’ bij tegenpartij/kredietrisico wordt verstaan en wanneer ‘sommige gevallen’ zich voordoen.
5.4
Verslag nabespreking visitatierapport met bestuur
Op 7 maart 2013 is het rapport van de visitatiecommissie besproken met het bestuur van het pensioenfonds, hetgeen heeft geleid tot de volgende bevindingen: •
Scheiding van verantwoordelijkheden van respectievelijk pensioenfondsbestuur en georganiseerd overleg: hoewel het bestuur erop attent is verantwoordelijkheden niet te vermengen, ziet het bestuur het nut ervan in deze verantwoordelijkheden ook schriftelijk vast te leggen.
•
Inzake de toekomst van het pensioenfonds: het bestuur is ervan overtuigd dat het pensioenfonds in de huidige vorm niet gecontinueerd moet worden. Het onderwerp wordt regelmatig geagendeerd en de “stip aan de horizon” is gezet. Een concreet tijdspad is er nog niet en verschillende oplossingsrichtingen worden onderzocht. Geconstateerd is dat de deelnemersraad minder urgentie aan de zaak toekent dan het bestuur.
•
Overweeg beperking van het aantal, soms complexe, beleggingscategorieën: de huidige keuze vloeit voort uit de ALM studie. Hoewel het bestuur van mening is de beleggingsmix goed te kunnen overzien en de afweging bewust is gemaakt, gaat men zich nog een keer in het onderwerp verdiepen. Daarbij zal ook het kostenaspect in de overwegingen worden betrokken.
•
In de SLA’s vastleggen hoe en wanneer risico’s bij het bestuur worden gesignaleerd: het bestuur gaat zich in dit onderwerp verdiepen en erkent het belang.
•
Afdekking van valutarisico’s: de wijze waarop met dit punt wordt omgegaan, wordt nader uitgewerkt in de ABTN. Behandeling van informele klachten: dit werkt op zich zelf prima in een kleine organisatie. Niettemin zal meer schriftelijke vastlegging plaatsvinden om eventuele structuren in de klachten te kunnen herkennen.
•
Derivatenbeleid en selectie- en monitoringbeleid van vermogensbeheerders: procedure is al ingezet om dit in de ABTN op te nemen.
•
Beleggingscategorie commodities: wordt in de ALM studie opgenomen. Ook zal het bestuur zich verder verdiepen in de samenstelling van het pakket.
•
Wat moet worden verstaan onder “sommige gevallen” in relatie tot tegenpartij/kredietrisico: dit vereist inderdaad verduidelijking. Punt is inmiddels ter hand genomen.
•
Eind 2011 heeft het bestuur een investment strategy laten maken, waarin de overwegingen staan vermeld onder andere betreffende alternatieve beleggingen. Mede daarop gebaseerd heeft het bestuur keuzen gemaakt.
Aan het slot van de bespreking wordt door de visitatiecommissie de algemene waardering uitgesproken voor de wijze waarop het bestuur het pensioenfonds bestuurt.
5.5
Reactie bestuur
Het bestuur geeft aan de aanbevelingen ter harte te nemen, dankt de Visitatiecommissie voor de rapportage en zal zich intern beraden over de vervolgacties.
Jaarverslag 2012
pagina 39 | 94
6 Verantwoordingsorgaan 6.1 Verslag van het verantwoordingsorgaan 6.1.1
Algemeen
Het verantwoordingsorgaan van het fonds is op 1 januari 2008 ingesteld. Op basis van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance) van de Stichting van de Arbeid (STAR) heeft het bestuur de werkwijze van het verantwoordingsorgaan in een reglement vastgelegd. Er zijn afspraken gemaakt over welke informatie het verantwoordingsorgaan ontvangt, de frequentie van het overleg met het bestuur en de te behandelen onderwerpen. Het bestuur legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het beleid en de wijze waarop het is uitgevoerd. Tevens legt het bestuur verantwoording af over de naleving van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur, zoals vastgesteld door de STAR op 16 december 2005. Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur, over het door het bestuur uitgevoerde beleid, alsmede over beleidskeuzes voor de toekomst. Het verantwoordingsorgaan legt zijn oordeel ten minste één maal per jaar schriftelijk vast. Dit oordeel wordt, samen met de reactie van het bestuur daarop, opgenomen in het jaarverslag over het jaar waar het oordeel betrekking op heeft. Het verantwoordingsorgaan heeft een adviesrecht ten aanzien van: -
het vaststellen en wijzigen van de vergoedingsregeling voor bestuursleden;
-
het wijzigen van het beleid ten aanzien van het verantwoordingsorgaan;
-
de vorm, inrichting en samenstelling van het interne toezicht;
-
het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure;
-
het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid.
6.1.2
Verslag 2012
In 2012 heeft het verantwoordingsorgaan vijf keer vergaderd, waarvan twee keer met de voorzitters van het bestuur en een keer met het volledige bestuur. In deze vergaderingen werd gesproken over het jaarverslag 2012 en onderwerpen die op de bestuursagenda staan waaronder de toekomstvisie van het fonds. Ter kennisname zijn de notulen van bestuursvergaderingen aan het verantwoordingsorgaan toegezonden. In het kader van de deskundigheidsbevordering heeft het verantwoordingsorgaan in april en in oktober een opleiding gevolgd die aansluit bij de actualiteiten
6.1.3
Bevindingen
Het verantwoordingsorgaan heeft in het kader van haar taakuitoefening kennis genomen van het jaarverslag 2012, de notulen van de bestuursvergaderingen, de reglementen en de ABTN 2012. Het verantwoordingsorgaan heeft geen gebruik gemaakt van haar recht op overleg met de waarmerkend actuaris en de accountant.
Jaarverslag 2012
pagina 40 | 94
Het verantwoordingsorgaan heeft de volgende bevindingen: Financiële positie van het fonds De financiële situatie is licht verbeterd ten opzichte van voorgaande jaren en de dekkingsgraad is mede door de invoering van UFR gestegen ten opzichte van de eindstand 2011. De dekkingsgraad blijft hiermee voldoende, maar is niet ruim. Er is begin januari besloten tot een toeslag van 1,0% voor alle deelnemers en gepensioneerden. Het verantwoordingsorgaan is van mening dat door het bestuur de juiste keuzes zijn gemaakt op gebied van beleggingsbeleid. Goed pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance) Het bestuur heeft in 2012 haar best gedaan om zorgvuldig en transparant te besturen. Het bestuur heeft regelmatig overleg gevoerd met de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan en heeft voldoende aandacht besteed aan haar eigen deskundigheid. De aanbevelingen van het verantwoordingsorgaan, de visitatiecommissie, waarmerkend actuaris en accountant zijn opgepakt en hebben tot acties geleid Communicatie In 2012 is in voldoende mate met de deelnemers, gepensioneerden, slapers en werkgevers gecommuniceerd door middel van een nieuwsbrief en actuele informatie op de website. Wetgeving en reglementen Het bestuur heeft zich op een correcte wijze aan de geldende wet- en regelgeving, de reglementen en de statuten van het fonds gehouden. Premie- en toeslagenbeleid Het premiebeleid is in 2012 uitgevoerd conform de afspraken daaromtrent van en met Cao-partijen. Het besluit om per 1 januari 2013 toeslagen toe te kennen is in overeenstemming met het toeslagenbeleid en de financiële situatie van het fonds. Het verantwoordingsorgaan is van mening dat het streven van dit pensioenfonds juist is om toeslag te verlenen als de financiële situatie dat toelaat. Beleggingsbeleid Het beleggingsbeleid heeft in 2012 geleid tot een mooi fondsrendement van 13,2%. Dit rendement is mede veroorzaakt door het afdekken van het renterisico. Risicobeleid In 2012 is het beheersen van risico’s voldoende door het bestuur aan de orde geweest. Het verantwoordingsorgaan is van mening dat het bestuur de (fondsspecifieke) risico’s goed in beeld heeft en op deze risico’s stuurt. Toekomst fonds Het aantal deelnemers en gepensioneerden is in 2012 stabiel gebleven. Het verantwoordingsorgaan maakt zich desondanks nog steeds zorgen over de levensvatbaarheid van het fonds. De organisaties en de kosten moeten door een beperkte groep deelnemers worden opgebracht. Het bestuur is bezig om de toekomstmogelijkheden voor het fonds te onderzoeken. Het verantwoordingsorgaan blijft graag nauw betrokken bij de ontwikkelingen binnen deze discussies en de keuzes die het bestuur hierin maakt.
6.1.4
Oordeel
Op grond van het voorgaande komt het verantwoordingsorgaan tot het volgende oordeel: Het verantwoordingsorgaan van de Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven is van oordeel dat: -
het bestuur afdoende informatie aan het verantwoordingsorgaan heeft verstrekt om zich een oordeel te vormen;
-
het handelen van het bestuur in 2012 in overeenstemming is geweest met de statuten en reglementen;
Jaarverslag 2012
pagina 41 | 94
-
het bestuur in 2012 een consistent beleid heeft gevoerd, waarbij de belangen van alle betrokkenen afgewogen en geborgd zijn
-
het bestuur logische beleidskeuzes voor de toekomst heeft gemaakt.
6.1.5
Aanbevelingen
Het verantwoordingsorgaan doet de volgende aanbevelingen aan het bestuur: •
De waarmerkend actuaris, de accountant en de visitatiecommissie doen in hun rapport enkele aanbevelingen. Aanbevolen wordt dat deze door het bestuur opgepakt worden.
•
Het onderzoeken van de toekomst(-mogelijkheden) van de pensioenregeling voor de werknemers, gepensioneerden en slapers van de Sigarenindustrie moet in 2013 doorgaan. Hierbij dient zorgvuldigheid boven tijdsdruk te staan. De richtdatum van het bestuur om in 2015 een besluit over de toekomst van het fonds te nemen, mag wat het verantwoordingsorgaan betreft losgelaten worden. Zij zien geen noodzaak om onder de huidige economische omstandigheden overhaast besluiten te nemen. Indien het bestuur daar prijs op stelt biedt het verantwoordingsorgaan aan om hierover van gedachte te wisselen met het bestuur.
Eindhoven, 25 juni 2013 Verantwoordingsorgaan Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven A.P.M. Mens (voorzitter)
6.2 Reactie bestuur Het bestuur constateert dat het verantwoordingsorgaan op professionele wijze het beleid van het bestuur onder de loep heeft genomen. De bevindingen en aanbevelingen van het verantwoordingsorgaan zijn van grote waarde voor het bestuur en het fonds. Het bestuur is tevreden met het oordeel van het verantwoordingsorgaan. Het bestuur neemt de aanbevelingen over en gaat daar mee aan de slag.
Jaarverslag 2012
pagina 42 | 94
7 Deelnemersraad 7.1 Verslag van de deelnemersraad 7.1.1
Algemeen
De deelnemersraad adviseert het bestuur desgevraagd of uit eigen beweging over aangelegenheden die het fonds betreffen. De deelnemersraad adviseert in ieder geval over elk voorgenomen besluit van het bestuur tot bijvoorbeeld statuten- en reglementswijzigingen, vaststelling jaarverslag, vaststelling Actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN), het toeslagbeleid en het verlenen van de jaarlijkse toeslagen. Naast het adviesrecht heeft de deelnemersraad in bepaalde omstandigheden beroepsrecht, bijvoorbeeld wanneer het bestuur een advies van de deelnemersraad niet opvolgt.
7.1.2
Verslag 2012
De deelnemersraad heeft in 2012 viermaal vergaderd, waarvan bij twee vergaderingen de beide bestuursvoorzitters aanwezig waren. De deelnemersraad heeft het bestuur geadviseerd met betrekking tot de volgende onderwerpen: •
het jaarverslag 2011;
•
wijzigingen in het pensioenreglement en het uitvoeringsreglement;
•
flex- en afkoopfactoren per 1 januari 2013;
•
de ABTN inclusief het financieel crisisplan
•
wijziging van de gedragscode
•
de toeslagen per 1 januari 2013;
•
de premie, franchise en het maximum pensioengevend salaris voor 2013.
Wat betreft het jaarverslag, de ABTN, de gedragscode en de wijzigingen in de reglementen is de deelnemersraad overgegaan tot het geven van een positief advies aan het bestuur. Naast de advisering heeft de deelnemersraad zich over diverse actuele onderwerpen laten informeren. De toekomst van het pensioenfonds is een terugkerend onderwerp geweest. Met de voorzitters van het bestuur is uitgebreid gesproken over de mogelijkheden die het fonds heeft en de gesprekken die hierover met andere partijen zijn gevoerd. In het kader van de deskundigheidsbevordering heeft de deelnemersraad in april en in oktober een opleiding gevolgd die aansluit bij de actualiteiten.
7.1.3
Bevindingen en Advies
De deelnemersraad is van mening dat het jaarverslag een volledig en correct beeld over het fonds in 2012 geeft. De deelnemersraad is van mening dat het bestuur in 2012 het fonds op goede wijze heeft beheerd en geleid. De deelnemersraad adviseert het beleid te continueren. De deelnemersraad wil graag vier adviezen aan het bestuur meegeven: •
Geadviseerd wordt om de ontwikkelingen in wet- en regelgeving nauwgezet te blijven volgen en daarop te anticiperen.
•
Geadviseerd wordt om de aanbevelingen uit het actuarieel rapport, accountantsrapport en visitatierapport op te volgen.
•
Geadviseerd wordt om door te gaan met het onderzoek naar de mogelijkheden voor de toekomst van het fonds. Gezien de huidige situatie en de ontwikkelingen op de pensioenmarkt adviseert de deelnemersraad om grote zorgvuldigheid te betrachten en een weloverwogen keuze te maken. De genoemde mijlpaal van 2015 is voor de deelnemersraad geen
Jaarverslag 2012
pagina 43 | 94
vereiste. De deelnemersraad wil ook in 2013 graag tijdig en volledig meegenomen worden in het verdere proces en betrokken worden bij de discussie rondom de toekomst voor VNPS. •
Geadviseerd wordt om in het kader van nominaal of reëel contract per 1 januari 2015 de benodigde activiteiten uit te voeren en de deelnemersraad tijdig en volledig mee te nemen in deze keuze.
Conform artikel 12 van de statuten van het fonds adviseert de deelnemersraad positief aan het bestuur ten aanzien van de vaststelling van het jaarverslag 2012. Eindhoven, 25 juni 2012 Deelnemersraad Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven (VNPS) A.A.H.W. Wijnen, voorzitter
7.2
Reactie bestuur
Het bestuur bedankt de deelnemersraad voor de advisering en het goede overleg in 2012. Het bestuur besluit het advies van de deelnemersraad om het jaarverslag en de jaarrekening vast te stellen, over te nemen.
Jaarverslag 2012
pagina 44 | 94
8 Jaarrekening In dit hoofdstuk presenteert het bestuur van de Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante bedrijven (hierna: het fonds) de jaarrekening. In hoofdstuk 9 volgen de verklaringen van de certificerend actuaris en van de accountant van het pensioenfonds.
Jaarverslag 2012
pagina 45 | 94
8.1
Balans per 31 december
(x € 1.000)
Toelichting *)
2012
2011
EUR
EUR
Activa Vastgoedbeleggingen Aandelen
17.825 55.039
17.776 48.474
Vastrentende waarden Derivaten
83.911 20.457
66.245 28.174
9.344 186.576
4.460 165.129
Overige beleggingen Beleggingen voor risico fonds
8.5.1
Beleggingen voor risico deelnemers
8.5.1 / 8.5.2
1.629
1.419
Vorderingen en overlopende activa Overige activa
8.5.3 8.5.4
1.473 320
607 295
189.998
167.450
8.5.5
31.125
24.498
Technische voorzieningen
8.5.6
143.804 143.804
132.654 132.654
Voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers Overige schulden en overlopende passiva
8.5.7 8.5.8
1.629 13.440
1.419 8.879
189.998
167.450
Passiva Stichtingskapitaal en reserves Technische voorziening voor risico fonds
*) De nummering verwijst naar de toelichting Dekkingsgraad op basis van FTK (in %)
Jaarverslag 2012
%
%
121,6
118,5
pagina 46 | 94
8.2
Staat van baten en lasten
(x € 1.000)
Toelichting
2012 EUR
2011 EUR
Baten Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers) Premiebijdragen risico deelnemers Beleggingsresultaten risico fonds Beleggingsresultaten risico deelnemers Overige baten
8.6.1 8.6.2 8.6.3 8.6.3 8.6.4
2.290 142 19.602 185 140 22.359
2.156 144 14.927 136 169 17.532
Lasten Pensioenuitkeringen Pensioenuitvoeringskosten
8.6.5 8.6.6
4.462 801
3.875 785
8.6.7 8.6.9 8.6.10
2.998 1.983
2.386 1.435
-4.405 9.197 111 1.118 148 11.150
-3.914 16.994 476 45 -1.650 15.772
209 -898 8 15.732
135 -110 1 20.458
6.627
-2.926
Mutatie technische voorzieningen: · Pensioenopbouw · Rentetoevoeging · Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten · Wijziging marktrente · Wijziging overige actuariële uitgangspunten · Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten · Overige mutatie voorziening pensioenverplichtingen
8.6.11 8.6.12 8.6.13 8.6.14
Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers
8.6.15
Saldo overdrachten van rechten Overige lasten
8.6.13 8.6.16
Saldo van baten en lasten
Jaarverslag 2012
pagina 47 | 94
Samenvatting van de actuariële analyse
(x € 1.000)
Premieresultaat Interestresultaat Overig resultaat Saldo van baten en lasten
2012 EUR
2011 EUR
-1.309 8.422 -486 6.627
-787 -3.502 1.363 -2.926
2012 EUR
2011 EUR
8.209 -1.582 6.627
-5.108 2.182 -2.926
Bestemming van het saldo van baten en lasten
(x € 1.000)
Beleidsreserve Solvabiliteitsreserve Saldo van baten en lasten
Jaarverslag 2012
pagina 48 | 94
8.3
Kasstroomoverzicht
(x € 1.000)
2012 EUR
2011 EUR
2.388 45 -4.509 -690 -2.766
2.381 76 -3.847 -78 -805 -2.273
348.474 475 -345.846 -592 2.511
329.678 1.612 -329.798 -335 1.157
Mutatie liquide middelen
-255
-1.116
Stand liquide middelen per 1 januari
694
2.823
Stand liquide middelen per 31 december *)
439
1.707
118 321 439
400 294 694
Kasstroom uit pensioenactiviteiten Ontvangen premies Ontvangen waardeoverdrachten Betaalde pensioenuitkeringen Betaalde waardeoverdrachten Betaalde pensioenuitvoeringskosten Totaal kasstroom uit pensioenactiviteiten Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Verkopen en aflossingen van beleggingen Ontvangen directe beleggingsopbrengsten Aankopen beleggingen Betaalde kosten van vermogensbeheer Totaal kasstroom uit beleggingsactiviteiten
*) De liquide middelen zijn als volgt opgebouwd: - deel opgenomen onder de Beleggingen voor risico fonds - overige liquide middelen (opgenomen onder de Overige activa)
Jaarverslag 2012
pagina 49 | 94
8.4
Algemene toelichting
8.4.1
Inleiding
Het doel van het pensioenfonds is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden. Het pensioenfonds geeft invulling aan de uitvoering van de in de branche verplicht gestelde pensioenregeling.
8.4.2
Overeenstemmingsverklaring
De Jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. De bedragen opgenomen in de jaarrekening zijn vermeld in duizenden euro’s, tenzij anders is aangegeven. Het bestuur heeft op 25 juni 2013 de jaarrekening opgemaakt.
8.4.3
Schattingswijzigingen
Voorziening pensioenverplichting voor risico fonds De actuariële grondslagen en/of methoden worden periodiek beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen voor zowel de gehele bevolking als specifiek voor de populatie van het fonds. Vanaf boekjaar 2012 is de grondslag voor overlevingskansen gebaseerd op de Prognosetafel 2012-2062 van het Actuarieel Genootschap (AG). De AG-Prognosetafel 2012-2062 houdt rekening met de voorzienbare trend in overlevingskansen van de gehele Nederlandse bevolking. De algemene sterftekansen die volgen uit de tafel worden voor het fonds gecorrigeerd in verband met ervaringssterfte. Als gevolg van de invoering van de nieuwe AG-Prognosetafel is in het verslagjaar 2012 een last verantwoord van € 1,2 miljoen. Tegenover deze last staat het effect van het niet meer toepassen van de ervaringssterfte van € 1,1 miljoen. Dit resulteert in een totale last van € 0,1 miljoen. Waardering van de derivaten Het contant maken van de swaps in de portefeuille van het fonds geschiedde ultimo 2011 tegen de Euribor-curve. Het fonds maakt voor deze renteswaps gebruik van collateral in de vorm van hoogwaardige staatsobligaties. De Euribor-curve houdt onvoldoende rekening met het lagere kredietrisico in verband met het ontvangen van collateral. Als gevolg hiervan is ultimo 2012 de EONIA-rente gebruikt. Deze rente heeft geen opslag en houdt derhalve rekening met het lagere kredietrisico. De impact van deze wijziging op de jaarrekening 2012 bedraagt € 0,3 miljoen.
8.4.4
Algemene grondslagen
Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Jaarverslag 2012
pagina 50 | 94
Verantwoording van baten en lasten Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post “nog af te wikkelen transacties”. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn. Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft. Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief transactiekosten, provisies, valutakoersverschillen e.d., worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen.
Jaarverslag 2012
pagina 51 | 94
Vreemde valuta Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro’s tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta’s worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. Alle valutakoersverschillen zijn verwerkt in de staat van baten en lasten.
31 december 2012 EUR 1,27 1,31 1,21 7,46 0,81 10,22 114,00 7,34 1,60 1,32 8,58 1,61
AUD CAD CHF DKK GBP HKD JPY NOK NZD USD SEK SGD
8.4.5
gemiddeld 2012 EUR 1,27 1,32 1,21 7,45 0,82 10,15 106,94 7,54 1,63 1,31 8,74 1,65
31 december 2011 EUR 1,27 1,32 1,21 7,43 0,84 10,08 99,88 7,75 1,66 1,30 8,90 1,68
gemiddeld 2011 EUR 1,29 1,33 1,23 7,44 0,85 10,26 104,34 7,77 1,69 1,32 8,96 1,70
gemiddeld 2010 EUR 1,31 1,33 1,25 7,45 0,86 10,43 108,81 7,80 1,72 1,34 9,02 1,72
Specifieke grondslagen
Beleggingen Algemeen De beleggingen worden gewaardeerd op reële waarde. Participaties in beleggingspools en -instellingen die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor die onderliggende beleggingen (look-through benadering). Vorderingen en schulden uit beleggingen welke samenhangen met een specifieke beleggingscategorie worden onder beleggingsdebiteuren dan wel -crediteuren opgenomen in de betreffende beleggingscategorie. Beleggingen voor risico pensioenfonds en voor risico deelnemers worden op dezelfde wijze gewaardeerd. Vastgoedbeleggingen Beleggingen in direct vastgoed worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs inclusief transactiekosten, vervolgwaardering geschiedt tegen de reële waarde. De reële waarde wordt gebaseerd op taxatiewaarde. De taxaties worden verricht door onafhankelijke deskundigen. Indien daartoe aanleiding is, wordt bij de waardering rekening gehouden met de feitelijke verhuursituatie en/of renovatieactiviteiten. Resultaten door wijziging in reële waarde worden in de staat van baten en lasten verantwoord. Elk kwartaal wordt circa 25% van de vastgoedportefeuille extern getaxeerd door een erkende taxateur conform de richtlijnen van de vermogensbeheerder. Deze richtlijnen sluiten aan bij de ROZ/IPD-index. Het overige deel van de portefeuille wordt per kwartaal gewaardeerd op basis van interne indexering. Deze is gebaseerd op externe taxaties per sector per kwartaal. Ten aanzien van de waardering per 31 december is voor de objecten die niet extern getaxeerd zijn, in het laatste kwartaal een update van de externe taxateur ontvangen.
Aandelen Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd op reële waarde. De reële waarde is de beursnotering per balansdatum. De reële waarde van niet beursgenoteerde participaties is bepaald op basis van de laatst bekende intrinsieke waarde. Dit is het aandeel in het zichtbare eigen vermogen.
Jaarverslag 2012
pagina 52 | 94
Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd op reële waarde. De reële waarde is de per balansdatum geldende beurskoers. Niet beursgenoteerde vastrentende waarden worden gewaardeerd tegen reële waarde. Deze waarde wordt bepaald door de te ontvangen kasstromen (rente, aflossingen en verwachte boeterente bij vervroegde aflossingen) contant te maken op basis van geldende marktrente, waarin opgenomen een opslag voor debiteurenrisico en liquiditeitsrisico. Deposito’s en vorderingen op banken worden gewaardeerd op verkrijgingsprijs. Participaties in beleggingsfondsen die beleggen in hypothecaire leningen worden gewaardeerd tegen actuele waarde. De actuele waarde is berekend door middel van de “discounted cash flow”-methode (hierna: DCF-model). Bij de actuele waarde berekening is uitgegaan van een aantal parameters c.q. veronderstellingen met betrekking tot de disconteringsvoet en de verwachte kasstroom. De disconteringsvoet bestaat uit een basisrente gelijk aan de euroswapcurve plus opslagen voor type onderpand, soort financiering en risicocategorie. De verwachte kasstroom is de te ontvangen rente en aflossing op basis van het gewogen gemiddelde moment van ontvangst inclusief het vervroegd aflossingsrisico. De gehanteerde parameters in het DCF-model zijn ultimo boekjaar geactualiseerd. Derivaten Derivaten worden gewaardeerd op reële waarde, zijnde de marktwaarde van het contract. Voor beursgenoteerde contracten is dit de beurskoers per balansdatum. Voor niet beursgenoteerde contracten is de waardering gebaseerd op beschikbare marktinformatie als input voor gehanteerde waarderingsmodellen. Creditposities in derivaten worden separaat verantwoord onder de overige schulden. Overige beleggingen Niet beursgenoteerde belangen in infrastructuur beleggingen worden gewaardeerd op het aandeel in de reële waarde van de onderliggende beleggingen, de overige onderliggende activa en de onderliggende verplichtingen. Geldmarktbeleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde, zijnde de contante waarde van de toekomstige kasstromen (rente en aflossing). Posities in rekening courantsaldi worden tegen verkrijgingsprijs gewaardeerd. Vorderingen en overlopende activa Vorderingen en overlopende activa worden bij de eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na de eerste verwerking worden vorderingen gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten) onder aftrek van eventuele bijzondere waardeverminderingen, indien sprake is van oninbaarheid.
Overige activa Onder meer worden hieronder de liquide middelen opgenomen voor zover dit banktegoeden betreft welke onmiddellijk opeisbaar zijn. Liquide middelen worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Zij worden onderscheiden van tegoeden in verband met beleggingstransacties. Liquide middelen uit hoofde van beleggingstransacties worden gepresenteerd onder de beleggingen.
Jaarverslag 2012
pagina 53 | 94
Technische voorziening Voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds De voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds wordt gewaardeerd op reële waarde. De reële waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (toeslag)toezeggingen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur. Voor 2011 (vergelijkende cijfers) betrof dit de rentetermijnstructuur op basis van een driemaandsgemiddelde. Voor 2012 betreft dit de rentetermijnstructuur op basis van een driemaandsgemiddelde met toepassing van de Ultimate Forward Rate. Het hanteren van de UFR houdt in dat voor ver in de toekomst liggende verplichtingen (20 jaar tot 60 jaar) een aangepaste rentecurve (ultimo 2012 hogere rente) wordt gehanteerd. Voor verplichtingen korter dan 20 jaar geldt de rentetermijnstructuur op basis van een driemaandsgemiddelde. Ultimo 2012 levert de toepassing van de UFR een positief effect op de dekkingsgraad op van 2,75%. Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of de opgebouwde pensioenaanspraken worden geïndexeerd. Alle per balansdatum bestaande toeslagbesluiten (ook voor toeslagbesluiten na balansdatum voor zover sprake is van ex ante condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis van de contante waarde van de toekomstige opbouw waarvoor vrijstelling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid. Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor de toezichthouder acceptabele grondslagen, waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen per 31 december 2012: • •
Overlevingstafels: AG prognosetafels 2012-2062. Voor de berekening van de technische voorzieningen voor nog niet ingegane partnerpensioenen wordt een partnerfrequentie gehanteerd volgens de sterftetafel GBM/V 1985-1990, met uitzondering van de leeftijden 60 tot en met 65. Voor deze leeftijden wordt 100% gehanteerd. Vanaf 65 jaar neemt de partnerfrequentie af met de veronderstelde sterfte van de partner.
•
Voor partnerpensioen is aangenomen dat de partner 3 jaar jonger is dan de verzekerde man en 3 jaar ouder dan de verzekerde vrouw.
•
De lasten van nog niet ingegaan wezenpensioen zijn gesteld op 5% van de lasten van van het latent partnerpensioen van nog niet ingegaan ouderdomspensioen. Bij de vaststelling van de lasten van ingegaan wezenpensioen wordt verondersteld dat het pensioen moet worden uitgekeerd tot de 18-jarige leeftijd en bij oudere wezen tot de 27-jarige leeftijd, waarbij geen rekening wordt gehouden met sterftekansen.
•
Kostenopslag ter grootte van 2% van de technische voorziening in verband met toekomstige administratie- en excassokosten. Deze kostenopslag is vastgesteld met als uitgangspunt een liquidatiescenario van het pensioenfonds
•
Bij de bepaling van de pensioenopbouw voor arbeidsongeschikte deelnemers en ingegaan AOP is uitgegaan van een revalidatiekans van 0%.
•
Een voorziening voor het risico van premievrijstelling van zieke deelnemers die in de WIA terecht kunnen komen, wordt berekend op tweemaal de invaliditeitsopslag uit de premie.
•
Niet opgevraagd pensioen: Voor ouderdomspensioen vanaf 65 jaar dat nog niet is ingegaan omdat de deelnemer onvindbaar is of niet reageert wordt een stelpost opgenomen. De stelpost wordt vastgesteld als de contante waarde op 65 jaar van de aan deze stelpost toegerekende pensioenaanspraken. Door uit te gaan van de contante waarde op 65 jaar wordt rekening gehouden met het feit dat deelnemers bij alsnog aanmelden recht hebben op alle pensioenuitkeringen vanaf de pensioengerechtigde leeftijd (65 jaar). Vanaf boekjaar 2009 worden de aan de stelpost toe te rekenen pensioenaanspraken op levenslang ouderdomspensioen en latent partnerpensioen gelijk gesteld aan de pensioenaanspraken van het voorgaande jaar in deze stelpost plus 5% van de vrijval uit pensionering van actieve en
Jaarverslag 2012
pagina 54 | 94
premievrije deelnemers gedurende het jaar minus de gedurende het jaar en na de reglementaire pensioenleeftijd opgevraagde uitkeringen. Het gekozen percentage is gebaseerd op ervaringscijfers uit de voorgaande 8 jaar. Door de gekozen methodiek is geen sprake van oprenting van de voorziening of een risicopremie. Wel vormt de wijziging van de rentetermijnstructuur en de wijziging van het prognosejaar van de overlevingstafel onderdeel van het verloop van de voorziening. De totale voorziening voor niet ingegaan pensioen zal nooit negatief worden. Voorziening voor risico deelnemers De waardering van de voorzieningen voor risico van deelnemers wordt bepaald door de waardering van de tegenover deze voorzieningen aangehouden beleggingen. Overige schulden en overlopende passiva Overige schulden en overlopende passiva worden bij de eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na de eerste verwerking worden schulden gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten). Dekkingsgraad De (nominale) dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de kortlopende schulden en Voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers, te delen op de technische voorzieningen zoals opgenomen in de balans.
Jaarverslag 2012
pagina 55 | 94
8.4.6
Grondslagen voor de resultaatbepaling
Algemeen Baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop deze betrekking hebben. De in de staat van baten en lasten opgenomen posten zijn in belangrijke mate gerelateerd aan de in de balans gehanteerde waarderingsgrondslagen voor beleggingen en de voorzieningen pensioenverplichtingen. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde resultaten worden rechtstreeks verantwoord in het resultaat. Premiebijdragen risico fonds Onder premiebijdragen van werkgevers en werknemers wordt verstaan de aan derden in rekening gebrachte c.q. te brengen bedragen voor de in het verslagjaar verzekerde pensioenen onder aftrek van kortingen, alsmede premies van de Stichting Voortzetting Pensioenverzekering (FVP). Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
Beleggingsresultaten risico fonds (In)directe beleggingsresultaten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Indirecte beleggingsopbrengsten Onder de indirecte beleggingsopbrengsten worden verstaan de gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen en valutaresultaten. In de jaarrekening wordt onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als indirecte beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. Aankoopkosten zijn verwerkt in de reële waarde van de beleggingen. Verkoopkosten worden verantwoord als onderdeel van de gerealiseerde herwaarderingen.
Directe beleggingsopbrengsten Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt in dit verband verstaan rentebaten en -lasten, dividenden, huuropbrengsten en soortgelijke opbrengsten. Dividend wordt verantwoord op het moment van betaalbaarstelling. Kosten van vermogensbeheer Onder kosten van vermogensbeheer worden de externe en de daaraan toegerekende interne kosten verstaan. Exploitatiekosten van onroerende zaken in exploitatie zijn in de kosten van vermogensbeheer opgenomen. Verrekening van kosten Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde transactiekosten, provisies, valutaverschillen e.d. Pensioenopbouw De pensioenopbouw is de contante waarde van de pensioenaanspraken die toegekend zijn in het boekjaar. Rentetoevoeging technische voorziening De pensioenverplichtingen worden contant gemaakt tegen de nominale marktrente op basis van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur. De interesttoevoeging wordt tegen de rekenrente primo berekend over de beginstand en de mutaties gedurende het jaar.
Jaarverslag 2012
pagina 56 | 94
Onttrekking uit technische voorziening voor pensioenuitkeringen Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de technische voorziening. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen in de verslagperiode. Mutatie technische voorziening voor pensioenuitvoeringskosten Jaarlijks wordt 2% van de pensioenopbouw en de inkomende waardeoverdrachten toegevoegd aan de technische voorziening ten behoeve van de pensioenuitvoeringskosten. Daarnaast valt 2% van de uitkeringen, afkopen en uitgaande waardeoverdrachten vrij uit de technische voorziening ten behoeve van pensioenuitvoeringskosten (excassokosten). Pensioenuitkeringen De pensioenuitkeringen betreffen de aan deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen. De pensioenuitkeringen zijn berekend op actuariële grondslagen en toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de reële waarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente.
Pensioenuitvoeringskosten De pensioenuitvoeringskosten betreffen zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Saldo overdrachten van rechten De post saldo overdrachten van rechten bevat het saldo van bedragen uit hoofde van overgenomen dan wel overgedragen pensioenverplichtingen. Overige baten en lasten De overige baten en lasten worden opgenomen voor de aan het verslagjaar toe te rekenen bedragen.
8.4.7
Grondslagen kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht is conform de directe methode opgesteld. Alle ontvangsten en uitgaven worden hierbij als zodanig gepresenteerd. Er wordt onderscheid gemaakt tussen kasstromen uit pensioenuitvoeringsactiviteiten en beleggingsactiviteiten.
Jaarverslag 2012
pagina 57 | 94
8.5
Toelichting op de Balans
8.5.1
Beleggingen voor risico fonds
Overzicht totale waarde per beleggingscategorie
Ultimo 2012 (x € 1.000)
Belegde waarden in betreffende beleggingscategorie Beleggings-
Vastgoedbeleggingen EUR
Aandelen EUR
Vastrentende waarden EUR
Derivaten EUR
Overige beleggingen EUR
Totaal EUR
17.935
55.039
83.895
7.299
10.917
175.085
debiteuren Liquide middelen Beleggings-
112 62
-
16 -
-
56
128 118
crediteuren
-284
-
-
-
-
-284
17.825
55.039
83.911
7.299
10.973
175.047
17.825
55.039
83.911
13.158 20.457
10.973
13.158 188.205
Negatieve derivaten verantwoord aan passiefzijde Af: beleggingen risico deelnemers
-1.629
Stand per 31 december 2012
Ultimo 2011 (x € 1.000)
Belegde waarden in betreffende beleggingscategorie Beleggingsdebiteuren Liquide middelen Beleggingscrediteuren
186.576
Vastgoedbeleggingen EUR
Aandelen EUR
Vastrentende waarden EUR
Derivaten EUR
Overige beleggingen EUR
EUR
18.048
48.474
66.227
19.363
5.835
157.947
182 41
-
18 -
315
44
200 400
-495
-
-
-
-
-495
17.776
48.474
66.245
19.678
5.879
158.052
17.776
48.474
66.245
8.496 28.174
5.879
8.496 166.548
Negatieve derivaten verantwoord aan passiefzijde Af: beleggingen risico deelnemers Stand per 31 december 2011
Jaarverslag 2012
Totaal
-1.419 165.129
pagina 58 | 94
Binnen de beleggingsfondsen wordt gebruik gemaakt van derivaten, er is sprake van collateral management. Ultimo 2012 bedraagt het ontvangen collateral € 7.679 (2011: € 20.414). Het ontvangen onderpand staat niet ter vrije beschikking van het fonds. Verloopoverzicht van belegde waarden per beleggingscategorie Ultimo 2012 (x € 1.000) VastgoedAandelen Vastrentende beleggingen waarden (1) EUR EUR EUR Stand per 1 januari 2012 18.048 48.474 66.227 Aankopen / verstrekkingen 11 9.705 51.085 Verkopen/ aflossingen -5 -10.950 -59.397 Overige mutaties 13.154 Gerealiseerde herwaardering 0 1.252 13.813 Ongerealiseerde herwaardering -119 6.558 -987
Stand per 31 december 2012
17.935
55.039
83.895
Derivaten (2)
Totaal
EUR
Overige beleggingen EUR
19.363
5.835
157.947
271.857
13.188
345.846
-270.397 -13.154
-7.664 -
-348.413 -
-1.460
90
13.695
1.090
-532
6.010
7.299
10.917
175.085
EUR
(1) Overige mutaties betreft een reclassificatie van beleggingsinstrumenten. Per saldo een verschuiving, maar geen effect op het resultaat. (2) De hieronder opgenomen waarden betreffen belegde gelden in derivaten welke onder de activa zijn opgenomen onder de ‘beleggingen voor risico fonds’, met daarop in mindering gebracht de derivaten welke onder de passiva als onderdeel van de ‘overige schulden’ zijn opgenomen.
Ultimo 2011 (x € 1.000)
Stand per 1 januari 2011 Aankopen / verstrekkingen Verkopen/ aflossingen Overige mutaties Gerealiseerde herwaardering Ongerealiseerde herwaardering Stand per 31 december 2011
Jaarverslag 2012
Vastgoedbeleggingen EUR
Aandelen
Derivaten
EUR
Vastrentende waarden EUR
Totaal
EUR
Overige beleggingen EUR
17.210
57.357
56.964
6.564
5.540
143.635
283
1.900
40.747
248.758
7.000
298.688
-
-7.874 -
-35.710 -13.728
-250.251 13.728
-6.748 -
-300.583 -
-
-327
-2.863
1.493
24
-1.673
555
-2.582
20.817
-929
19
17.880
18.048
48.474
66.227
19.363
5.835
157.947
pagina 59 | 94
EUR
Reële waarde Schattingen en oordelen Afgezien van de beleggingsvorderingen en -schulden zijn de beleggingen van het pensioenfonds gewaardeerd tegen reële waarde per balansdatum. Het is over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de reële waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de reële waarde. Voor de meerderheid van de beleggingen van het pensioenfonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen. Echter, bepaalde beleggingen zijn gewaardeerd door middel van gebruikmaking van waarderingsmodellen en -technieken, inclusief verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten. Op basis van de boekwaarde kan het volgende onderscheid worden gemaakt: (x € 1.000)
Actief per 31 december 2012 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
marktnoteringen direct EUR
marktnoteringen afgeleid EUR
waarderingsmodellenen technieken EUR
54.961 66.559 2.802
17.935 78 8.629 20.457 8.115
17.935 55.039 83.895 20.457 10.917
8.707
124.322
55.214
188.243
-13.158
-13.158
3.617 2.717
48.408 42.879 477
18.048 66 19.731 27.859 2.641
18.048 48.474 66.227 27.859 5.835
6.334
91.764
68.345
166.443
-8.496
-8.496
Passief per 31 december 2011 Derivaten
Schatting van reële waarde •
Vastgoed Het deel van de waarde aan vastgoedbeleggingen dat is opgenomen op basis van waarderingsmodellen en -technieken betreft direct vastgoed. Zoals bij de grondslagen staat vermeld is de waarde gebaseerd op de taxatiewaarde. De eerste waardering is verkrijgingsprijs inclusief transactiekosten. Deze taxaties worden verricht door verscheidene externe erkende taxateurs. Iedere externe taxateur hanteert, binnen de algemene richtlijnen zoals binnen de branche gelden, eigen uitgangspunten. De richtlijnen binnen de branche geven aan dat voor de waardebepaling in dit geval moet worden uitgegaan van de verkoopwaarde van een object met als doelstelling om met het object huurinkomsten te genereren. Als basis wordt hiervoor een contante waardeberekening gebruikt van de toekomstige kasstromen.
Jaarverslag 2012
EUR
8.707 -
Passief per 31 december 2012 Derivaten
Actief per 31 december 2011 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
totaal
pagina 60 | 94
•
Aandelen Van de belegde waarde in aandelen staat de waarde van private equity beleggingen opgenomen als vastgesteld op basis van ‘waarderingsmodellen en -technieken’. Private equity beleggingen worden gewaardeerd op reële waarde, zijnde de intrinsieke waarde. Deze waarde wordt ontleend aan de meest recente rapportages van de fundmanagers en de fund-of-fund-managers, gecorrigeerd voor kasstromen in de periode tot balansdatum. Daarnaast wordt bij de waardering rekening gehouden met eventuele negatieve gevolgen van materiële gebeurtenissen in het verslagjaar na ontvangst van deze rapportages. De managers bepalen de intrinsieke waarde op basis van lokale wet- en regelgeving.
•
Vastrentende waarden Het deel van de vastrentende waarden waarvan de reële waarde op basis van schatting wordt vastgesteld, betreft hoofdzakelijk de leningen op schuldbekentenis en hypotheken. De berekeningsgrondslag staat vermeld in de algemene toelichting op de grondslagen. Onderstaand is een overzicht opgenomen van de rentevoet welke hierbij wordt gehanteerd:
•
(x € 1.000)
2012 %
2011 %
Vastrentende waarden
1,50
2,19
Derivaten Bij de schatting van de reële waarde van derivaten wordt uitgegaan van verwachte toekomstige kasstromen.
•
Overige beleggingen Het niet marktgenoteerde deel van de overige beleggingen betreft beleggingen in commodities. Voor niet-beursgenoteerde contracten is de waardering gebaseerd op beschikbare marktinformatie als input voor de gehanteerde waarderingsmodellen. Beleggingsfondsen zijn gewaardeerd op marktwaarde. De marktwaarde is de per balansdatum geldende beurskoers.
Belegde waarden in vastgoed (x € 1.000)
Direct vastgoed Stand per 31 december
2012 EUR 17.935 17.935
2011 EUR 18.048 18.048
In 2012 is 87% (2011: 89%) van het directe vastgoed getaxeerd door onafhankelijke, beëdigde taxateurs. 13% (2011: 11%) is intern getaxeerd. Belegde waarden in aandelen (x € 1.000)
Indirect aandelenbeleggingsfondsen: - Aandelenbeleggingsfondsen Stand per 31 december
Jaarverslag 2012
2012 EUR
55.039 55.039
2011 EUR
48.474 48.474
pagina 61 | 94
Belegde waarden in vastrentende waarden
(x € 1.000)
Directe vastrentende waardenbeleggingen: Staatsobligaties Bedrijfsobligaties (credits) Hypotheken Leningen op schuldbekentenissen Covered fondsen Inflation linked bonds Deposito's
Indirecte vastrentende waardenbeleggingen: Obligatiebeleggingsfondsen Kortlopende vorderingen op banken Overige
Stand per 31 december
2012 EUR
2011 EUR
25.523 10.538 83 7.028 1.756 471 18.302 63.701
23.055 10.992 86 624 2.254 650 15.932 53.593
15.692 2.984 1.518 20.194
9.210 1.779 1.645 12.634
83.895
66.227
Belegde waarden in derivaten
(x € 1.000)
Rentederivaten Positieve waarde Negatieve waarde
Valutaderivaten Positieve waarde Negatieve waarde
Stand per 31 december
2012 EUR
2011 EUR
20.185 13.150 7.035
27.859 7.670 20.189
272 8 264
0 826 -826
7.299
19.363
Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruikgemaakt van financiële derivaten. Als hoofdregel geldt dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen (limieten) te bevinden. Het pensioenfonds gebruikt derivaten voornamelijk om het valutarisico en het renterisico af te dekken. Eén van de belangrijkste risico’s bij derivaten is het kredietrisico. Dit is het risico dat tegenpartijen niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met te goeder naam en faam bekend staande partijen. Bovendien geldt dat zoveel mogelijk wordt gewerkt met onderpand.
Jaarverslag 2012
pagina 62 | 94
Gebruik wordt gemaakt van onder meer de volgende instrumenten: •
Renteswaps: dit betreft met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het uitwisselen van rentebetalingen over een nominale hoofdsom. Door middel van swaps kan het pensioenfonds de rentegevoeligheid van de portefeuille beïnvloeden.
•
Futures; dit zijn standaard beursgenoteerde instrumenten waarmee snel posities kunnen worden gewijzigd. Futures worden gebruikt voor het tactische beleggingsbeleid. Tactisch beleggingsbeleid is slechts zeer beperkt mogelijk binnen de grenzen van het strategische beleggingsbeleid.
•
Forwards (Valutatermijncontracten): dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten worden valutarisico’s afgedekt.
Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities per 31 december 2012:
Type contract Interest rate swaps Futures Forward
Contractomvang EUR 391.464.566 28.196.891 419.661.457
Actuele waarde activa EUR 20.185 272 20.457
Actuele waarde passiva EUR -13.150 -8 -13.158
Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities per 31 december 2011:
Type contract Interest rate swaps Futures Forward
Contractomvang EUR 269.644.804 699.080 36.930.529 307.274.413
Actuele waarde activa EUR 27.859 27.859
Actuele waarde passiva EUR -7.670 -826 -8.496
Belegde waarden in overige beleggingen
(x € 1.000)
Commodities Beleggingsfondsen (geldmarktfondsen) Kunst Stand per 31 december
2012 EUR 8.111 2.806 10.917
2011 EUR 2.717 3.110 8 5.835
Beleggingsdebiteuren
(x € 1.000)
Te vorderen bedragen uit hoofde van: - interest - huur Overige Stand per 31 december
Jaarverslag 2012
2012 EUR
2011 EUR
16 13 99 128
18 6 176 200
pagina 63 | 94
Beleggingscrediteuren
(x € 1.000)
Te betalen bedragen uit hoofde van: - huur - Saneringskosten Overige Stand per 31 december
2012 EUR
2011 EUR
-2 -250 -32 -284
-2 -493 -495
Er is een reservering opgenomen van € 250 voor nog te betalen saneringskosten voor een pand aan de Bilderdijklaan. Door het fonds wordt niet belegd in premiebijdragende (aangesloten) ondernemingen.
8.5.2
Beleggingen voor risico deelnemers
(x € 1.000)
Stand per 1 januari Stortingen Onttrekking in verband met inkoop rechten Onttrekking in verband met kosten Beleggingsresultaten risico deelnemers Correcties Stand per 31 december
(x € 1.000)
Overige beleggingen Stand per 31 december
8.5.3
2012 EUR
2011 EUR
1.419 138 -96 -19 185 2 1.629
1.284 147 -82 -19 136 -47 1.419
2012 EUR
2011 EUR
1.629 1.629
1.419 1.419
Vorderingen en overlopende activa
Specificatie vorderingen en overlopende activa
(x € 1.000)
Vordering op werkgevers Waardeoverdrachten Nog te factureren premie Uitkeringen Overige vorderingen Stand per 31 december
Jaarverslag 2012
2012 EUR 95 899 310 60 109 1.473
2011 EUR 18 46 350 16 177 607
pagina 64 | 94
Bij de waardering van vorderingen wordt rekening gehouden met het risico van oninbaarheid door hiervoor een voorziening in aftrek te brengen op het saldo van de uitstaande vorderingen. Voor gelijksoortige posten met gelijksoortige risico’s wordt gezamenlijk een schatting gemaakt van verliezen en risico’s op balansdatum. Deze systematiek om de voorziening vast te stellen wordt gerekend tot de statische methode. Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. Nadere specificatie ‘Vorderingen op werkgevers’ (x € 1.000)
2012 EUR
2011 EUR
Werkgevers Voorziening dubieuze debiteuren Stand per 31 december
114 -19 95
31 -13 18
In 2012 is een bedrag van € 6 gedoteerd aan de voorziening (2011: geen toevoeging of onttrekking). Er werd een bedrag van nihil aan premies over voorgaande jaren als oninbaar afgeschreven (2011: € 0).
8.5.4
Overige activa
(x € 1.000)
2012 EUR
2011 EUR
Liquide middelen Stand per 31 december
320 320
295 295
Onder de liquide middelen worden opgenomen die kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen die onmiddellijk dan wel op korte termijn opeisbaar zijn. Er zijn geen kredietfaciliteiten van toepassing.
8.5.5
Stichtingskapitaal en reserves
Algemeen Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds en risico deelnemers en overige technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen. In de toelichting wordt opgenomen het krachtens de Pensioenwet minimaal vereiste eigen vermogen volgens de in het Besluit Financieel ToetsingsKader (FTK) voorgeschreven berekeningsmethodiek als het surplusvermogen. Solvabiliteitsreserve De Solvabiliteitsreserve is bedoeld om alle risico’s, zoals vastgelegd in de Regeling Pensioenwet onder vaststelling vereist eigen vermogen, op te kunnen vangen.
Jaarverslag 2012
pagina 65 | 94
Beleidsreserve De Beleidsreserve bevat het resterende gedeelte van het eigen vermogen van het pensioenfonds en kan gebruikt worden voor het verlenen van toeslagen. De beleidsreserve wordt gevoed door het resultaat nadat de solvabiliteitsreserve op het juiste niveau is gebracht. Dit betekent dat de beleidsreserve ook negatief kan zijn. Mutatieoverzicht eigen vermogen (x € 1.000)
stichtingskapitaal EUR
beleidsreserve
Totaal
EUR
solvabiliteits reserve EUR
Stand per 31 december 2011
0
5.581
18.917
24.498
Uit bestemming saldo van baten en lasten
-
8.209
-1.582
6.627
Stand per 31 december 2012
0
13.790
17.335
31.125
stichtingskapitaal EUR
beleidsreserve
Totaal
EUR
solvabiliteits reserve EUR
Stand per 31 december 2010
0
10.689
16.735
27.424
Uit bestemming saldo van baten en lasten
-
-5.108
2.182
-2.926
Stand per 31 december 2011
0
5.581
18.917
24.498
(x € 1.000)
EUR
EUR
Solvabiliteit
(x € 1.000) Aanwezig vermogen Af: technische voorzieningen op FTK-waardering
EUR 174.929 143.804
31 december 2012 % 121,6 100,0
31 december 2011 EUR % 157.152 118,5 132.654 100,0
Eigen vermogen Af: vereist eigen vermogen
31.125 17.335
21,6 12,1
24.498 18.917
18,5 14,3
Vrij vermogen
13.790
9,5
5.581
4,2
6.017
4,2
5.549
4,2
Minimaal vereist eigen vermogen Dekkingsgraad
121,6
118,5
Voor het bepalen van het vereist eigen vermogen (de solvabiliteitstoets) maakt het fonds gebruik van het standaardmodel. Het bestuur acht het gebruik van het standaardmodel passend voor de risico’s van het fonds. De uitkomsten van de solvabiliteitstoets zijn opgenomen onder toelichting 7.5.12 Risicobeheer. De dekkingsgraad is als volgt berekend: (Totale activa -/- schulden -/- voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers) / Technische voorzieningen * 100%. Jaarverslag 2012
pagina 66 | 94
Als het eigen vermogen lager is dan het minimale vereiste eigen vermogen bevindt het pensioenfonds zich in een situatie van dekkingstekort. Indien het eigen vermogen lager is dan het vereiste eigen vermogen, maar wel tenminste gelijk is aan het minimale vereiste eigen vermogen, bevindt het pensioenfonds zich in een situatie van reservetekort. De solvabiliteit van het pensioenfonds is toereikend. Er is geen sprake van een reservetekort als van een dekkingstekort. Voor de berekening van het vereist eigen vermogen wordt gebruik gemaakt van het standaard model van DNB. Premieverhoging Het bestuur van het fonds heeft de percentages voor de pensioenpremies 2013 vastgesteld op 17,0% (2012: 16,5%).
8.5.6
Technische voorzieningen
Specificatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds (x € 1.000)
Basisregeling Premievrijstelling / IBNR Stand per 31 december
2012 EUR
2011 EUR
141.424 2.380 143.804
130.030 2.624 132.654
Mutatieoverzicht voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds
(x € 1.000)
Stand per 1 januari Pensioenopbouw Rentetoevoegingen Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging overige actuariële uitgangspunten Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Overige mutatie voorziening pensioenverplichtingen Stand per 31 december
2012 EUR
2011 EUR
132.654 2.998 1.983
116.882 2.386 1.435
-4.405 9.197 111 1.118 148 143.804
-3.914 16.994 476 45 -1.650 132.654
Voor een toelichting op de verschillende posten wordt verwezen naar de toelichting op de verschillende posten uit de staat van baten lasten. Als gevolg van de invoering van de nieuwe AG-Prognosetafel is in het verslagjaar 2012 een last verantwoord van € 1,2 miljoen. Daartegenover staat het effect van het niet meer toepassen van de ervaringssterfte. Dit resulteert in een totale last van € 0,1 miljoen. In het mutatieoverzicht van de voorziening pensioenverplichting voor risico fonds is het effect van € 0,1 miljoen gepresenteerd onder de regel 'wijziging actuariële uitgangspunten' inclusief het effect van het niet meer toepassen van een ervaringssterfte.
Jaarverslag 2012
pagina 67 | 94
Specificatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds
(x € 1.000)
Actieve deelnemers Pensioengerechtigden Gewezen deelnemers Netto pensioenverplichtingen Toekomstige kosten uitvoering pensioenregeling Stand per 31 december
2012 EUR
2011 EUR
45.401 58.463 33.092 136.956 6.848 143.804
41.424 49.786 35.127 126.337 6.317 132.654
De methode voor de berekening van de pensioenverplichtingen is zodanig toegepast dat er geen sprake is van een financieringsachterstand. Naar hun aard hebben de technische voorzieningen in het algemeen een langlopend karakter. Korte beschrijving van de pensioenregeling De pensioenregeling kan worden gekenmerkt als een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling met een pensioenleeftijd van 65 jaar. Jaarlijks wordt een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd van 1,75% van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevend loon verminderd met de franchise. De franchise wordt jaarlijks vastgesteld. Tevens bestaat er recht op nabestaanden- en wezenpensioen. Deelname aan de regeling is verplicht vanaf de leeftijd van 21 jaar (vóór 1 januari 2008: 25 jaar). Toeslagverlening Er is geen uitgewerkt plan om de pensioenen in de toekomst te verhogen. Jaarlijks beoordeelt het bestuur of de pensioenen verhoogd kunnen worden. Of en in hoeverre de pensioenen inderdaad worden verhoogd, hangt af van hoe het fonds er financieel voorstaat. Het is dus niet zeker óf de pensioenen in de toekomst worden verhoogd en ook niet met hoeveel. Voor verhoging is geen geld apart gezet. Dit komt overeen met variant B van de toeslagenmatrix. Het bestuur heeft besloten om per 1 januari 2013 de pensioenen te verhogen met 1%. Het gaat om de pensioenuitkeringen en om de opgebouwde pensioenen van deelnemers en gewezen deelnemers van het fonds.
8.5.7
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers
(x € 1.000)
Stand per 1 januari Stortingen Inkoop pensioen Kosten Beleggingsresultaten risico deelnemers Correcties Stand per 31 december
2012 EUR
2011 EUR
1.419 138 -96 -19 185 2 1.629
1.284 147 -82 -19 136 -47 1.419
De in bovenstaande tabel opgenomen stortingen zijn alleen die bijdragen die op het boekjaar betrekking hebben.
Jaarverslag 2012
pagina 68 | 94
8.5.8
Overige schulden en overlopende passiva
Specificatie overige schulden en overlopende passiva
(x € 1.000)
Derivaten Belastingen en premies sociale verzekeringen Overige schulden Stand per 31 december
2012 EUR
2011 EUR
13.158 81 201 13.440
8.496 84 299 8.879
Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. Nadere specificatie ‘Derivaten’ (x € 1.000)
Rentederivaten Valutaderivaten Stand per 31 december
8.5.9
2012 EUR
2011 EUR
13.150 8 13.158
7.670 826 8.496
Risicobeheer en derivaten
Solvabiliteitsrisico Het pensioenfonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het pensioenfonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de reële waarde van de pensioenverplichtingen. Het belangrijkste risico voor het pensioenfonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het pensioenfonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het pensioenfonds de premie voor de onderneming en deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele toeslag van opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen.
Jaarverslag 2012
pagina 69 | 94
Het surplus/tekort op FTK-grondslagen is als volgt:
(x € 1.000)
31 december 2012 EUR EUR
Technische voorzieningen (FTK-waardering) Buffers: S1 Renterisico S2 Risico zakelijke waarden S3 Valutarisico S4 Grondstoffenrisico S5 Kredietrisico S6 Verzekeringstechnisch risico S7 Liquiditeitsrisico S8 Concentratierisico S9 Operationeel risico Diversificatie-effect Aanvulling tot minimum vereist vermogen Totaal S (vereiste buffers)
31 december 2011 EUR EUR
143.804
1.659 14.956 5.059 2.224 1.796 3.936 -12.295 -
132.654
1.229 17.414 2.286 909 3.375 3.775 -10.071 17.335
18.917
Vereist vermogen (artikel 132 Pensioenwet)
161.139
151.571
Aanwezig vermogen (totaal activa - schulden)
174.929
157.152
13.790
5.581
Surplus
Het pensioenfonds heeft ter afdekking van risico’s derivatencontracten afgesloten (middels de participatie in het Liability Overlay Fund). Hiermee is bij het bepalen van de vereiste buffers rekening gehouden. Bij de berekening van de buffers past het fonds het standaard model van DNB toe. Voor de samenstelling van de beleggingen wordt uitgegaan van de beoogde asset mix, zoals opgenomen in de beleggingsrichtlijnen van het fonds. De belangrijkste verschillen in de vereiste buffers op 31 december 2012 ten opzichte van 31 december 2011 worden veroorzaakt door een verschuiving van aandelen ontwikkelde markten naar vastrentende waarden. Beleid en risicobeheer Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van deze risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen: •
beleggingsbeleid
•
premiebeleid
•
herverzekeringsbeleid
•
toeslagbeleid.
De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruikgemaakt van ALM-studies. Een ALM-studie is een analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid moet plaatsvinden. Ze zijn gericht op het beheersen van de volgende belangrijkste (beleggings)risico’s. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van derivaten. Jaarverslag 2012
pagina 70 | 94
Marktrisico’s (S1 – S4) Het marktrisico omvat het renterisico, het prijs(koers)risico en het valutarisico. Marktrisico omvat de mogelijkheden voor winst of verlies en door een verandering van marktfactoren. Marktfactoren kunnen bijvoorbeeld marktprijzen zijn van aandelen, grondstoffen, vastgoed en private equity (prijsrisico), maar ook valutakoersen (valutarisico) of rentes (renterisico). De strategie van het pensioenfonds met betrekking tot het beleggingsrisico wordt bepaald door de beleggingsdoelstellingen. Het marktrisico wordt op dagelijkse basis beheerst in overeenstemming met de aanwezige beleidskaders en richtlijnen. De overallmarktposities worden periodiek gerapporteerd aan het bestuur. De mate waarin de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds gevoelig is voor het prijs- en renterisico is in de volgende alinea weergegeven, vervolgens worden de risico’s die het pensioenfonds loopt nader toegelicht. Renterisico (S1) Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen wijzigen als gevolg van veranderingen in de marktrente. De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van de duration. De duration geeft aan hoeveel procent bij benadering de reële waarde van een belegging of verplichting verandert bij een parallelle verschuiving van de rentecurve. Een hoge duration geeft een hoge gevoeligheid voor veranderingen in de rente weer. (x € 1.000)
Vastrentende waarden (voor derivaten) Vastrentende waarden (na derivaten) Duration van de technische voorzieningen
Waarde balanspost 31 december 2012 EUR 83.895 91.193 143.804
Duration 31 december 2012
Duration 31 december 2011
5,62 14,69 17,00
5,01 15,92 17,00
Op balansdatum is de duration van de beleggingen aanzienlijk korter dan de duration van de verplichtingen. Er is derhalve sprake van een zogenaamde “duration-mismatch”. Dit betekent dat bij een rentestijging de waarde van beleggingen minder snel daalt dan de waarde verplichtingen (bij toepassing van de actuele marktrentestructuur) daalt, de dekkingsgraad zal stijgen. Bij een rentedaling zal de waarde van de beleggingen minder snel stijgen dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt. Het beleid is om het renterisico voor 100% af te dekken waarbij de afdekking in 2013 in twee stappen verlaagd wordt naar 90%. Afdekkinqsportefeuille: LOF, vastrentende waarden (lnvestment grade euro en hypotheken). Het beleid van het pensioenfonds is gericht op het verkleinen van de “duration-mismatch”. Dit wordt gerealiseerd door het kopen van meer langlopende obligaties in plaats van aandelen (aandelen hebben per definitie een duration van nul), binnen de portefeuille kortlopende obligaties vervangen door langlopende obligaties of door middel van renteswaps of swaptions. Bij een renteswap wordt een vaste lange rente geruild tegen een variabele korte rente. Het pensioenfonds ontvangt in dit geval een lange rente, vergelijkbaar met de kasstroom van een langlopende obligatie en betaalt daarvoor een variabele korte rente (bijvoorbeeld Euribor). Hierdoor wordt de “duration-mismatch” verkleind, maar het pensioenfonds wordt wel afhankelijk van de ontwikkeling van de korte rente die het pensioenfonds aan de tegenpartij betaalt. Met een swaption kan het pensioenfonds tijdelijk het risico van een verdere rentedaling afdekken. Hiervoor betaalt het pensioenfonds een premie. Bij het afsluiten van een swap of een swaption kunnen dus mismatchrisico’s worden afgedekt en worden nieuwe risico’s geïntroduceerd die gepaard gaan met dit soort instrumenten (zoals liquiditeit, tegenpartij en juridisch risico).
Jaarverslag 2012
pagina 71 | 94
De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt:
(x € 1.000) Resterende looptijd < 1 jaar Resterende looptijd > 1 en < 5 jaar Resterende looptijd > 5 jaar
31 december 2012 EUR % 31.596 37,7 17.275 20,6 35.024 41,7 83.895 100
31 december 2011 EUR % 23.597 35,6 21.276 32,1 21.354 32,3 66.227 100
Prijsrisico Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen, die wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo van baten en lasten worden verwerkt, zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. Het prijsrisico wordt gemitigeerd door diversificatie. De segmentatie van vastgoed naar sectoren is als volgt:
(x € 1.000) Winkels Woningen
31 december 2012 EUR % 815 4,5 17.120 95,5 17.935 100
31 december 2011 EUR % 830 4,6 17.218 95,4 18.048 100
31 december 2012 EUR % 17.935 100,0 17.935 100
31 december 2011 EUR % 18.048 100,0 18.048 100
De segmentatie van vastgoed naar regio is als volgt:
(x € 1.000) Europa
De segmentatie van de aandelenportefeuille naar sectoren is als volgt:
(x € 1.000) Financiële instellingen (waaronder banken en verzekeraars) Nijverheid en industrie Handel Overige dienstverlening Diversen
Jaarverslag 2012
31 december 2012 EUR % 11.706 15.423 14.077 11.087 2.746 55.039
21,3 28,0 25,6 20,1 5,0 100
31 december 2011 EUR % 6.920 14.193 12.572 10.879 3.910 48.474
14,3 29,3 25,9 22,4 8,1 100
pagina 72 | 94
De segmentatie van de aandelenportefeuille naar regio is als volgt:
(x € 1.000) Europa Noord-Amerika Asia Pacific Emerging markets
31 december 2012 EUR % 21.167 38,5 16.179 29,4 7.134 13,0 10.559 19,1 55.039 100
31 december 2011 EUR % 17.719 36,6 18.945 39,1 5.629 11,6 6.181 12,7 48.474 100
Valutarisico (S3) Het percentage van de gehele beleggingsportefeuille dat buiten de euro wordt belegd ultimo 2012 bedraagt circa 30,7% (2011: % 27,4%). De vreemde valuta exposure van de beleggingscategorieën Global High Yield en Emerging Market Debt wordt binnen het fonds voor 100% afgedekt naar Euro´s. De valuta exposure naar de Amerikaanse Dollar, de Britse Pond, de Japanse Yen en de Zwitserse Frank van de overige beleggingen buiten vastrentende waarden in de portefeuille worden passief voor ca. 75% afgedekt op totaal portefeuilleniveau. Per einde boekjaar is de waarde van de uitstaande valutatermijncontracten € 264 (2011 € -826). Het valutarisico wordt in onderstaande tabel weergegeven.
(x € 1.000) EUR vóór
EUR valutaderivaten
31 december 2012
31 december 2011
EUR netto positie (na)
EUR netto positie (na)
EUR CHF GBP JPY USD
121.069 2.861 6.626 3.848 24.405
-2.019 -5.335 -2.235 -18.352
121.069 842 1.291 1.613 6.053
115.373 544 1.500 1.028 5.321
Overige
15.974 174.783
-27.941
15.974 146.842
9.772 133.538
Jaarverslag 2012
pagina 73 | 94
Kredietrisico (S5) Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het pensioenfonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het pensioenfonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het pensioenfonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het pensioenfonds financiële verliezen lijdt. Beheersing vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het pensioenfonds; het vragen van extra zekerheden zoals onderpand en dergelijke bij hypothecaire geldleningen en het uitlenen van effecten; het hanteren van prudente verstrekkingnormen bij hypothecaire geldleningen. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het pensioenfonds enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot OTC-derivaten wordt door het pensioenfonds enkel gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten zodat posities van het pensioenfonds adequaat worden afgedekt door onderpand. Er wordt gebruik gemaakt van dagelijkse waarderingen. In de onderstaande tabel wordt de verdeling van de vastrentende waarden naar sector weergegeven:
(x € 1.000)
Nederlandse overheidsinstellingen Buitenlandse overheidsinstellingen Financiële instellingen Handel- en industriële bedrijven Andere instellingen
2012 EUR 22.490 24.801 24.205 4.136 8.263 83.895
2011 EUR 18.445 21.230 16.999 4.822 4.731 66.227
De verdeling van vastrentende waarden naar regio is weergegeven in onderstaande tabel:
(x € 1.000)
Mature markets Emerging markets
2012 EUR 74.655 9.240 83.895
2011 EUR 61.900 4.327 66.227
Beleggingen waarvan de uitgevende partij is gevestigd in Azië (exclusief Japan), Latijns Amerika of Rusland worden gerekend tot de regio ‘Emerging Markets’. Beleggingen uit de beleggingsportefeuille waarvan van uitgevende partijen in overige landen zijn gevestigd, worden gerekend tot beleggingen in ‘Mature markets’.
Jaarverslag 2012
pagina 74 | 94
Ten aanzien van de kredietwaardigheid van de debiteuren van de vastrentende portefeuille wordt het volgende overzicht gegeven:
(x € 1.000) AAA AA A BBB BB B Lower than B Not rated
31 december 2012 EUR % 18.035 21,5 9.428 11,2 7.159 8,5 8.635 10,3 3.399 4,1 4.608 5,5 1.359 1,6 31.272 37,3 83.895 100
31 december 2011 EUR % 19.482 29,4 4.753 7,2 11.873 17,9 3.562 5,4 1.725 2,6 3.362 5,1 1.485 2,2 19.985 30,2 66.227 100
De post ‘not rated’ bestaat ultimo 2012 hoofdzakelijk uit posities binnen de diverse beleggingspools waarin het fonds belegd.
Verzekeringtechnische risico (S6) Langlevenrisico Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de technische voorziening. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van AG prognosetafel 2012-2062 met adequate correcties voor ervaringssterfte is het langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen. Overlijdensrisico Het overlijdensrisico betekent dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen. Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen (schadereserve). Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden periodiek herzien. Het beleid van het pensioenfonds is om het overlijdenen arbeidsongeschiktheidsrisico niet te herverzekeren. Toeslagrisico Het bestuur van het pensioenfonds heeft de ambitie om het pensioen te indexeren. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, rendement, looninflatie en demografie. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de toeslagtoezegging voorwaardelijk is. Het beleid en de ambitie inzake toeslagverlening is weergegeven in de toelichting van de post ‘Indexering en overige toeslagen’. Liquiditeitsrisico (S7) Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico wordt beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er wordt eveneens rekening gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Inzake het liquiditeitsrisico wordt vermeld dat het fonds in haar beleggingsportefeuille over voldoende obligaties beschikt die onmiddellijk zonder waardeverlies te gelde kunnen worden gemaakt om eventuele onvoorziene uitstroom van geldmiddelen te financieren.
Jaarverslag 2012
pagina 75 | 94
Concentratierisico (S8) Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen, moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Concentratierisico is gemeten naar concentratie van een land of bij een tegenpartij. Dit betreft per 31 december 2012 de volgende posten (percentage ten opzichte van het balanstotaal ultimo 2012 respectievelijk ultimo 2011):
(x € 1.000) Obligaties Frankrijk (staatsobligaties) Duitsland (staatsobligaties) Italie (staatsobligaties) Overige beleggingen Rabobank
31 december 2012 EUR %
31 december 2011 EUR %
4.828 5.465
3% 3%
3.807 3.323 3.622
2% 2% 2%
8.282
4%
-
0%
18.575
10.752
In het algemeen geldt dat concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Een portefeuille van beleggingen die sterk sectorgebonden is, kan door deze sectorconcentratie een verhoogd risico lopen. Indien aandelen in dezelfde sector worden aangehouden is sprake van een cumulatief concentratierisico. Bij de bepaling van het vereist vermogen past het pensioenfonds het standaardmodel van de DNB toe. In dat model wordt het concentratierisico vooralsnog op nihil gesteld. Op grond hiervan heeft het bestuur geconcludeerd dat er geen sprake is van concentratie in de activa of verplichtingen en dat er daarom geen buffer voor concentratierisico wordt aangehouden. Overige niet-financiële risico’s Operationeel risico (S9) Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico’s worden door het pensioenfonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn op gebieden zoals interne organisatie, procedures, processen en controles, kwaliteit geautomatiseerde systemen, enzovoorts. Deze kwaliteitseisen worden periodiek getoetst door het bestuur. Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert waardoor beleggingen van het pensioenfonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het pensioenfonds niet beheersbaar.
Jaarverslag 2012
pagina 76 | 94
8.5.10 Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen Langlopende contractuele verplichtingen Het fonds heeft een uitbestedingsovereenkomst afgesloten met Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V., Syntrus Achmea Vermogensbeheer B.V. en Syntrus Achmea Vastgoed B.V. Dit contract is ingegaan op 1 januari 2011 en loopt voor onbepaalde tijd met een opzegtermijn van 12 maanden. Met het bestuur zijn afspraken gemaakt over de vergoedingensystematiek. Deze systematiek bestaat zowel uit vaste als uit variabele componenten. De jaarlijks te betalen vergoeding voor het vermogensbeheer wordt berekend op basis van een percentage (staffel) over het gemiddeld daadwerkelijk belegd vermogen. De vergoeding over het gemiddeld daadwerkelijk belegd vermogen in aandelen is daarmee gebaseerd op 0,23 tot 0,33%, de vergoeding over het gemiddeld daadwerkelijk belegd vermogen in vastrentende waarden is daarmee gebaseerd op 0,10 tot 0,20%. De jaarlijks te betalen vergoeding voor financieel management en advies bedragen jaarlijkse 0,75% over het belegd vermogen. Voor het vastgoedbeheer bedraagt de jaarlijks te betalen vergoeding 0,5% van het gemiddeld daadwerkelijk belegd vermogen in vastgoed. Investering- en stortingsverplichtingen Per jaareinde zijn er geen investerings- en stortingsverplichtingen (zogenaamde voorbeleggingen). Voorwaardelijke verplichtingen Per jaareinde lopen er geen juridische procedures tegen het pensioenfonds en heeft het pensioenfonds tevens geen juridische procedures aangespannen tegenover derden. Verstrekte zekerheden en garanties Per jaareinde is er geen sprake van gestelde zekerheden en garanties.
8.5.11 Verbonden partijen Identiteit van verbonden partijen Er zijn geen partijen die als verbonden partij te kwalificeren zijn. Transacties met bestuurders Inzake de beloning van bestuurders wordt verwezen naar 8.6.6. Er zijn geen leningen verstrekt aan, noch is er sprake van vorderingen op, (voormalige) bestuurders. De bestuurders nemen geen deel aan de pensioenregeling van het pensioenfonds.
Jaarverslag 2012
pagina 77 | 94
8.6
Toelichting op de staat van baten en lasten
8.6.1
Premiebijdragen risico pensioenfonds
(x € 1.000)
Werkgevers- en werknemersgedeelte Excedent Vrijwillige voortzetting
2012 EUR 2.145 124 21 2.290
2011 EUR 2.042 99 15 2.156
De totale bijdrage van werkgever en werknemers bedraagt 16,5% (2011: 16%) van de pensioengrondslag. De kostendekkende, gedempte en feitelijke premie volgens artikel 130 van de Pensioenwet zijn als volgt:
(x € 1.000)
Kostendekkende premie Feitelijke premie Gedempte kostendekkende premie
2012 EUR 4.193 2.290 2.418
2011 EUR 3.459 2.156 1.999
De kostendekkende premie is gebaseerd op de marktrente (nominale rentetermijnstructuur van 31 december 2011 gepubliceerd door DNB). Het bestuur heeft de gedempte premie vastgesteld op 5,5% rekenrente. De feitelijke premie is in 2012 lager dan de gedempte premie. De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate verantwoord. De samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt:
(x € 1.000)
Kosten pensioenopbouw Pensioenuitvoeringskosten Solvabiliteitsopslag Mutatie technische voorzieningen voor excassokosten
Jaarverslag 2012
2012 EUR
2011 EUR
3.132 801 447 -187 4.193
2.491 785 357 -174 3.459
pagina 78 | 94
De samenstelling van de gedempte premie is als volgt:
(x € 1.000)
Kosten pensioenopbouw Pensioenuitvoeringskosten Solvabiliteitsopslag
2012 EUR
2011 EUR
1.587 605 226 2.418
1.354 452 193 1.999
De kosten pensioenopbouw betreffen de kosten van de jaarinkoop van de pensioenaanspraken inclusief de kosten voor premievrijstelling voor nieuwe arbeidsongeschiktheidsgevallen. De toeslagverlening is voorwaardelijk en daarom geen onderdeel van de kosten pensioenopbouw. De pensioenuitvoeringskosten volgen uit de staat van baten en lasten. De solvabiliteitsopslag 2012 wordt berekend door het percentage vereist vermogen per 31 december 2011 te vermenigvuldigen met de kosten pensioenopbouw. Er is wel sprake van premiekortingen. De verschillen tussen de kostendekkende premie, de feitelijke premie en de gedempte kostendekkende premie zijn het gevolg van vergelijkingen tussen kostendekkende premies op 5,5% de kostendekkende premie en de feitelijk ontvangen premie. De reglementaire premie bedroeg in 2012 16,5% van de pensioengrondslag. Deze premie is niet kostendekkend indien het beleggingsrendement zich structureel onder de 5,5% bevindt. Uit bovenstaande tabel blijkt dat deze premie in 2012 niet kostendekkend was. De premie voor 2012 is vastgesteld op 16,5% van de pensioengrondslag, terwijl het rendement waarop de gedempt kostendekkende premie wordt vastgesteld is verlaagd tot 5,5%.
8.6.2
Premiebijdragen risico deelnemers
Het fonds kent een vrijwillige aanvullende pensioenregeling (PlusPensioen). De deelnemer kan hieraan deelnemen voor een aanvullend pensioen. De deelnemer kan bijdragen storten voor zover de deelnemer hiervoor ‘fiscale ruimte’ heeft. De bijdragen zijn geheel voor rekening van de deelnemer.
Jaarverslag 2012
pagina 79 | 94
8.6.3
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds en risico deelnemers
2012
Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
2011
Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
Directe beleggingsopbrengsten EUR 456 8 151 -1 614
Indirecte Kosten van beleggingsvermogensbeheer opbrengsten EUR EUR -119 -165 7.810 -182 12.826 -195 -370 -14 -382 -36 19.765 -592 Af: Resultaat voor rekening en risico deelnemers
Directe beleggingsopbrengsten EUR -342 -20 30 2 -330
Indirecte Kosten van beleggingsvermogensbeheer opbrengsten EUR EUR 555 -159 -2.909 -219 17.955 -154 562 -24 -192 -22 15.971 -578 Af: Resultaat voor rekening en risico deelnemers
Totaal
EUR 172 7.636 12.782 -384 -419 19.787 -185 19.602
Totaal
EUR 54 -3.148 17.831 538 -212 15.063 -136 14.927
De kosten van vermogensbeheer bedragen in 2012 € 592 (2011: € 578.). De kosten van vermogensbeheer bestaan uit kosten van exploitatie vastgoed ad € 165 (2011: € 159) en overige kosten van vermogensbeheer ad € 427 (2011: € 419). Transactiekosten zijn onderdeel van de aan- en verkooptransacties van beleggingen.
8.6.4
Overige baten
(x € 1.000)
2012 EUR
2011 EUR
Interest Andere baten
41 99 140
8 161 169
De andere baten hebben hoofdzakelijk betrekking op ontvangen FVP bijdragen.
Jaarverslag 2012
pagina 80 | 94
8.6.5
Pensioenuitkeringen
(x € 1.000)
2012 EUR
Ouderdomspensioen Partnerpensioen Wezenpensioen Afkopen
2011 EUR
3.073 836 5 548 4.462
2.764 788 5 318 3.875
De post Afkopen betreft de afkoop van pensioenen die lager zijn dan € 438,44 (2011: € 427,29) per jaar (de afkoopgrens) overeenkomstig de Pensioenwet (artikel 66).
8.6.6
Pensioenuitvoeringskosten
(x € 1.000)
2012 EUR
2011 EUR
Bestuurskosten Administratiekostenvergoeding Controle- en advieskosten (excl. accountantskosten) Accountantskosten Contributies en bijdragen
64 590 101 36 10 801
45 578 114 36 12 785
Bezoldiging bestuurders De transacties met bestuurders hebben betrekking op de vergoedingen voor de werkzaamheden verband houdende met de bestuurs- en commissievergaderingen. De vergoedingen bestaan uit vacatiegeld, vergoeding van reis- en verblijfkosten, overige kosten bestuur en overige bestuurskosten 2012: € 64 (2011: € 45). De stijging van de bestuurskosten in 2012 worden hoofdzakelijk veroorzaakt door extra kosten in verband met de visitatiecommissie en opleidingen voor het bestuur en de deelnemersraad.
Afgezien hiervan zijn geen bezoldigingen toegekend. Honoraria accountant
(x € 1.000)
2012 Controle van de jaarrekening
2011 Controle van de jaarrekening
Jaarverslag 2012
EUR Accountant
EUR Overig netwerk
EUR Totaal
36 36
-
36 36
36 36
-
36 36 pagina 81 | 94
Aantal personeelsleden Bij het fonds zijn geen werknemers in dienst. De pensioenuitvoering is volledig uitbesteed aan Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V.
8.6.7
Pensioenopbouw
Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling.
8.6.8
Indexering en overige toeslagen
In de staat van baten en lasten is de last uit hoofde van indexering en overige toeslagen welke aan het verslagjaar moet worden toegerekend verantwoord. Als de middelen van het pensioenfonds het toelaten, streeft het bestuur ernaar de pensioenen van de actieve deelnemers jaarlijks aan te passen aan de stijging van het indexcijfer van de cao-lonen van de detailhandelsbranches die onder het pensioenfonds vallen, exclusief bijzondere beloningen. Dit indexcijfer stelt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) speciaal voor het pensioenfonds vast (CBS-indexcijfer van de CAO-lonen in de detailhandel). Het bestuur streeft ernaar de opgebouwde pensioenen van gewezen deelnemers en de ingegane pensioenen jaarlijks aan te passen aan de stijging van de CBS-consumentenprijsindex “afgeleid”. Dit betekent dat de index niet beïnvloed wordt door belasting- en accijnseffecten. De toeslagen voor de gewezen deelnemers en de ingegane pensioenen mogen daarbij niet hoger zijn dan de toeslag voor de actieve deelnemers. Het bestuur beoordeelt jaarlijks of de financiële middelen van het pensioenfonds toereikend zijn om de opgebouwde pensioenaanspraken en de ingegane pensioenen te verhogen. Er bestaat geen recht op toeslagverlening en er is dus geen zekerheid of en in hoeverre het pensioenfonds in de toekomst een toeslag kan verlenen. Het pensioenfonds reserveert namelijk geen gelden voor toekomstige toeslagen. Over 2012 heeft er geen toeslag verlening plaatsgevonden als gevolg van de lage dekkingsgraad. In januari 2013 heeft het bestuur van het fonds het besluit genomen om de pensioenen per 1 januari 2013 met 1% te verhogen. Het bestuur heeft met instemming van de deelnemersraad besloten om een toeslag toe te kennen omdat de financiële situatie van het fonds voldoende was en er de laatste jaren geen mogelijkheid was om een toeslag toe te kennen. De toeslagverlening is in de jaarrekening 2012 opgenomen onder de gebeurtenissen na balansdatum, omdat het besluit genomen is in januari 2013.
8.6.9
Rentetoevoeging
De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 1,544% (2011: 1,296%), zijnde € 1.983 (2011: € 1.435). Het rentepercentage is afgeleid van de éénjaarsrente uit de rentetermijnstructuur per begin van het boekjaar zoals gepubliceerd door DNB.
8.6.10 Onttrekking pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten
Jaarverslag 2012
pagina 82 | 94
Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte pensioenuitkeringen in de verslagperiode. Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte uitvoeringskosten in de verslagperiode.
8.6.11 Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de reële waarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente.
8.6.12 Wijziging overige actuariële uitgangspunten De actuariële grondslagen en/of methoden worden periodiek beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen voor zowel de gehele bevolking als specifiek voor de populatie van het pensioenfonds. De vaststelling van de toereikendheid van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces, waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het pensioenfonds. Het effect van deze wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien. Vanaf boekjaar 2012 is de grondslag voor overlevingskansen gebaseerd op de Prognosetafel 2012-2062 van het Actuarieel Genootschap (AG). De AG-Prognosetafel 2012-2062 houdt rekening met de voorzienbare trend in overlevingskansen van de gehele Nederlandse bevolking. De algemene sterftekansen die volgen uit de tafel worden voor het fonds gecorrigeerd in verband met ervaringssterfte. Als gevolg van de invoering van de nieuwe AG-Prognosetafel is in het verslagjaar 2012 een last verantwoord van € 1,2 miljoen. Daartegenover staat het effect van het niet meer toepassen van de ervaringssterfte. Dit resulteert in een totale last van € 0,1 miljoen.
8.6.13 Saldo overdracht van rechten
(x € 1.000) Saldo overdrachten van rechten Inkomende waardeoverdrachten Uitgaande waardeoverdrachten Subtotaal Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Toevoeging aan de technische voorzieningen Onttrekking aan de technische voorzieningen Totaal overige resultaten Saldo overdracht van rechten
2012 EUR
2011 EUR
-898 -898
-120 10 -110
1.118 1.118
60 -15 45
220
-65
Een inkomende waardeoverdracht betreft de ontvangst van het pensioenfonds of de pensioenverzekeraar van de vorige werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn Jaarverslag 2012
pagina 83 | 94
opgebouwd. Een uitgaande waardeoverdracht betreft de overdracht aan het pensioenfonds of de pensioenverzekeraar van de nieuwe werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd. De ontvangen koopsommen worden aangewend voor de inkoop van extra pensioenaanspraken. Als gevolg van onderdekking bij pensioenfondsen is de onderlinge afrekening van waardeoverdrachten nagenoeg tot stilstand gekomen. Zodra de financiële positie van een pensioenfonds dit toelaat zal de onderlinge afrekening weer worden hervat.
8.6.14 Overige mutatie voorziening pensioenverplichtingen
(x € 1.000) Kanssystemen Sterfte Arbeidsongeschiktheid Mutaties Totaal kanssystemen Overige mutaties Overig Totaal overige mutaties Totaal overige wijzigingen in de technische voorzieningen
2012 EUR
2011 EUR
52 -146 242 148
-1.128 -18 -504 -1.650
-
-
148
-1.650
8.6.15 Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers De dotatie aan de technische voorziening risico deelnemers bedraagt in het boekjaar € 138 (2011: € 147). Aan de voorziening is in het boekjaar € 96 (2011: € 82) onttrokken uit hoofde van opnames. De wijziging van de overige mutaties bedraagt € 168 (2011: € 70). Per saldo wijzigt de voorziening risico deelnemers met € 210 (2011: € 135).
8.6.16
Overige lasten
(x € 1.000)
Dotatie voorziening dubieuze debiteuren Andere lasten
Jaarverslag 2012
2012 EUR
2011 EUR
7 1 8
1 1
pagina 84 | 94
8.6.17 Belastingen De activiteiten van het pensioenfonds zijn vrijgesteld van belastingheffing in het kader van de vennootschapsbelasting.
Eindhoven, 25 juni 2013
G.W. Hompe
M.H.J.M. Crijnen
Voorzitter
Plaatsvervangend voorzitter
G.H. Koudys
C.N.J.M. de Gooijer
P.M.A.J. Verheggen
A.M.P. de Jong
Jaarverslag 2012
pagina 85 | 94
9 Overige gegevens 9.1 Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten Ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en lasten is geen bepaling opgenomen in de statuten van het fonds. De bestemming is uitgewerkt in de ABTN: •
De Solvabiliteitsreserve is bedoeld om alle risico’s, zoals vastgelegd in de Regeling Pensioenwet onder vaststelling vereist eigen vermogen, op te kunnen vangen.
•
De beleidsreserve wordt gevoed door het resultaat nadat de solvabiliteitsreserve op het juiste niveau is gebracht.
• Het voorstel resultaatbestemming 2012 is opgenomen in de paragraaf van de staat van baten en lasten in de jaarrekening.
9.2 Gebeurtenissen na balansdatum In januari 2013 heeft het bestuur van het fonds het besluit genomen om de pensioenen per 1 januari 2013 met 1% te verhogen. Het bestuur heeft met instemming van de deelnemersraad besloten om een toeslag toe te kennen omdat de financiële situatie van het fonds voldoende was en er de laatste jaren geen mogelijkheid was om een toeslag toe te kennen. De toeslagverlening is niet opgenomen in de jaarrekening 2012, omdat het besluit genomen is in januari 2013. Als gevolg van de toeslagverlening zal de technische voorziening voor risico fonds in 2013 stijgen met € 1.319. De dekkingsgraad primo 2013 daalt hierdoor met ca. 1,3%.
Jaarverslag 2012
pagina 86 | 94
9.3 Actuariële verklaring Opdracht Door Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven te Eindhoven is aan Towers Watson B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het verslagjaar 2012. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn 'Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen' heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt voor mijn beoordelingswerkzaamheden heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: • heb ik onder meer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; en • heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een toereikende solvabiliteit. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet.
Jaarverslag 2012
pagina 87 | 94
De vermogenspositie van Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven is naar mijn mening goed. Daarbij is in aanmerking genomen dat enigerlei intentie tot het verlenen van toeslagen ontbreekt.
Eindhoven, 25 juni 2013
drs. M.B.H. Ceelaert AAG verbonden aan Towers Watson Netherlands B.V.
Jaarverslag 2012
pagina 88 | 94
9.4 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan: het bestuur van Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit rapport opgenomen jaarrekening van Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven te Eindhoven gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2012, de staat van baten en lasten en het kasstroomoverzicht over 2012 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van het pensioenfonds is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW), met inachtneming van het bepaalde in artikel 146 Pensioenwet. Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico's dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de entiteit. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de entiteit gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven per 31 december 2012 en van het resultaat over 2012 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW, met inachtneming van het bepaalde in artikel 146 Pensioenwet.
Jaarverslag 2012
pagina 89 | 94
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Den Haag, 25 juni 2013
Ernst & Young Accountants LLP
w.g. W.J. Thuss RA
Jaarverslag 2012
pagina 90 | 94
10 10.1
Bijlagen Bijlage 1 Volumeveranderingen
Mutatieoverzicht Deelnemers
Gewezen
Arbeidsongeschikte
Gepensio-
(excl. ao)
deelnemers
deelnemers
neerden
Totaal
Stand per 1 januari 2012
672
6.097
106
1.553
8.428
Toetreding / hertoetreding
71
-26
-
-
45
Pensionering
-8
-635
-4
467
-180
Arbeidsongeschiktheid
-1
-
1
-
-
Revalidering
-
-
-
-
-
Overlijden
-4
-29
-2
-110
-145
-48
48
-
-
-
Waardeoverdracht
8
-
-
-
8
Afkoop emigratie / klein pensioen
-
-293
-
-368
-661
Beëindiging wezenpensioen
-
-
-
-1
-1
Overige oorzaken
1
-7
-
-2
-8
1.539
7.486
Premievrij gemaakt door uitdienst
Stand per 31 december 2012
691
5.155
101
Individuele waardeoverdracht Bedragen x 1.000 euro
2012
Uitgaande overdrachten (aantallen) Uitgaande overdrachten
0 €
Inkomende overdrachten (aantallen) Inkomende overdrachten
Jaarverslag 2012
2011
-
8 €
8 €
99
2010
10
13 €
5 €
120
2009
78
2 €
15 €
89
2008
19
15 €
0 €
0
145 13
€
143
pagina 91 | 94
Pensioenopbouw tijdens werkloosheid Deelnemers die werkloos zijn geworden komen onder bepaalde voorwaarden in aanmerking voor een bijdrage voor de voortzetting van de opbouw van hun pensioenaanspraken. Deze bijdrage wordt verstrekt door de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP). Voor het onderstaande aantal personen is in het jaar een (of meer) bijdrage(n) ontvangen. 2012 Opbouw tijdens WW
2011
15
2010
15
2009
39
2008
39
32
Pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid Voor deelnemers die (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt zijn geworden wordt de pensioenopbouw vanaf de eerste WAO-dag of WIAdag (gedeeltelijk) zonder verdere premiebetaling voortgezet. Bedragen x 1.000 euro
2012
Opbouw tijdens WAO/WIA (aantallen) Opbouw tijdens WAO/WIA
2011
101 €
21
2010
106 €
22
2009
123 €
29
2008
132 €
30
151 €
34
Vrijwillige voortzetting van de deelneming Deelnemers hebben de mogelijkheid om bij beëindiging van de deelneming voor 65 jaar de deelneming voor eigen rekening tegen de normale premie voort te zetten. Sinds 2001 is wettelijk bepaald dat een vrijwillige voortzetting maximaal drie jaren mag duren. Bedragen x 1.000 euro
2012
Vrijwillige voortzetting (aantallen) Vrijwillige voortzetting
2011 6
€
21
2010 5
€
15
2009 -
€
-
2008 -
€
-
€
-
Deelnemers PlusPensioenregeling Met ingang van 1 januari 2003 is de PlusPensioenregeling (voorheen pensioenspaarregeling) in de sigarenindustrie van kracht. Met deze regeling van het fonds kunnen de aangesloten werkgevers een aantrekkelijker arbeidsvoorwaardenpakket aanbieden. Werknemers krijgen meer keuzemogelijkheden in hun oudedagsvoorzieningen. Deelnemers kunnen kiezen voor een aanvulling op het reguliere ouderdoms- en partnerpensioen bij het fonds of een eerdere ingangsdatum van het ouderdomspensioen. Bedragen x 1.000 euro
2012
2011
2010
2009
2008
Aantal deelnemers
212
201
207
212
223
Aantal deelnemers die in het jaar inlegden
134
118
112
114
141
Totale inleg7
7
€
142
€
147
€
135
€
130
€
148
Acht procent van de inleg komt ter dekking van de kosten toe aan het fonds
Jaarverslag 2012
pagina 92 | 94
10.2
Bijlage 2 Nevenfuncties bestuursleden
Hieronder staan de relevante (neven)functies vermeld van de bestuursleden van 2012: De heer G.W. Hompe •
Vakbondsbestuurder FNV Bondgenoten
De heer M.H.J.M. Crijnen •
Voorzitter Nederlandse Vereniging voor de Sigarenindustrie
•
Algemeen secretaris European Cigar Manufacturers Association
De heer C.N.J.M. de Gooijer •
Bestuurslid Tabaserv
•
Voorzitter Eindhovensche Fabrikanten Kring Sectie Personeelsverantwoordelijken
De heer J.C. Dwarswaard •
Bestuurslid Bedrijfstakpensioenfonds Architectenbureaus
•
Bestuurslid Bedrijfstakpensioenfonds Particuliere beveiliging
•
Bestuurslid Bedrijfstakpensioenfonds Banden- en Wielenbranche
•
Bestuurslid Kenniscentrum Leiden (VACO)
De heer A.M.P. de Jong •
Secretaris contactgroep Buitenland II
•
Bestuurder STG Eersel BV
De heer R. Zwijnenburg •
Vakgroepbestuurder CNV Vakmensen
•
Bestuurslid Molenaarspensioenfonds
•
Bestuurslid pensioenfonds Groente en Fruit
•
Bestuurslid Vut fonds Groente en Fruit
•
Bestuurslid Aequor (kenniscentrum voedsel en leefomgeving)
•
Plaatsvervangend Bestuurslid diverse Collandfondsen (Suwas, arbeidsmarktfonds en sectorraad)
Mevrouw L.F.A.M. Jansen •
Pensioenadviseur FNV Bondgenoten
•
Bestuurslid Bedrijfstakpensioenfonds Kalkzandsteenindustrie per 31-12-2011 geliquideerd)
•
Bestuurslid Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
•
Bestuurslid en lid beleggingscommissie Bedrijfstakpensioenfonds Beroepsvervoer over de Weg
•
Voorzitter Vereniging van Eigenaren “De ronde 48” te Utrecht
Mevrouw C. Dassen-Soons •
Adviseur Nederlandse Vereniging voor de Sigarenindustrie
•
Secretaris Federatie Nederlandse Lederwaren- en Schoenfabrikanten
•
Secretaris Federatie Nederlandse Lederfabrikanten
•
Bestuurslid Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie
•
Secretaris Vereniging van Groothandelaren, Importeurs, Exporteurs en Agenten in Schoeisel (Vimagro)
Jaarverslag 2012
pagina 93 | 94
De heer P.M.A.J. Verheggen Hoofdfunctie: •
Belangen Behartiger Collectief, sector Industrie & Handel, De Unie, Culemborg
•
Bestuurslid Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor de Betonproductenindustrie
•
Bestuurslid Stichting CAO Fonds Graanbe- en verwerkende bedrijven
•
Lid van de commissie Arbeid van het Productschap Diervoeders Andere Nevenfuncties:
•
Voorzitter Beroepscommissie van de examens ROC De Leijgraaf Brabant NO.
•
Lid Ontslagadviescommissie UWV Eindhoven
Jaarverslag 2012
pagina 94 | 94