Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven (VNPS)
Dit jaarverslag is een uitgave van Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven administrateur
Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V. Postbus 40069, 7300 AZ Apeldoorn telefoon: 088 0084 084 datum
16 juni 2014
Jaarverslag 2013
pagina 1 | 96
Jaarverslag 2013
pagina 2 |
96
Voorwoord Het bestuur van de Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven (VNPS) geeft in dit jaarverslag inzage in de werkzaamheden, het beleid en de pensioenontwikkelingen gedurende het jaar 2013. Het bestuur verstrekt duidelijkheid over de financiële positie en resultaten van het pensioenfonds. Dit jaarverslag is opgesteld in overeenstemming met de richtlijnen voor de jaarverslaggeving. Het afgelopen jaar stond voor veel fondsen nog steeds in het teken van de economische situatie. Ook ons fonds heeft de afgelopen jaren last gehad van de financiële crisis, maar gelukkig heeft dit niet tot grote problemen geleid in 2013. Het eerder uitgestippelde premiepad kan nog steeds worden gevolgd en het fonds heeft geen verlaging van de pensioenen hoeven aan te kondigen. Begin 2013 heeft het bestuur in afstemming met de deelnemersraad kunnen besluiten om voor het eerst sinds een aantal jaren weer een toeslag toe te kennen, en wel van 1%. Begin 2014 is eveneens besloten om een toeslag van 1% toe te kennen aan alle deelnemers en gepensioneerden van het fonds. De toekomst van het fonds is een heel belangrijk item voor het bestuur. Het aantal deelnemers in het fonds is gering en er moeten steeds meer kosten worden gemaakt om als bestuur ‘in control’ te blijven. Enkele jaren geleden constateerde het bestuur dat ook andere bedrijfstakpensioenfondsen met dit probleem worstelden en werd een start gemaakt met het onderzoeken van mogelijkheden voor een bestendige toekomst. In 2011 en 2012 hebben gesprekken met diverse partijen plaatsgevonden. De financiële positie van veel pensioenfondsen en de wijzigingen in de pensioenregelingen bemoeilijkten gesprekken over een mogelijke fusie. In 2013 heeft het bestuur een werkgroep Toekomst geformeerd met daarin een aantal bestuursleden en de adviserend actuaris. De werkgroep heeft de verschillende opties uitgebreid onderzocht en ook met verschillende pensioenfondsen gesproken. Bij iedere bestuursvergadering is het voltallige bestuur bijgepraat over de vorderingen van de werkgroep. In 2014 beraadt het bestuur zich verder over de toekomstplannen van het fonds. Zodra er een definitief besluit is genomen, zullen de betrokkenen geïnformeerd worden via de website en (nieuws)brieven. Ons pensioenfonds werd opgericht in 1933. In 2013 werd het 80-jarig jubileum gevierd. Het bestuur heeft besloten om het jubileum niet uitgebreid te vieren vanwege de stijgende kosten die het fonds al moet maken. Wel is er een speciale uitgave van de nieuwsbrief verschenen met een interview met twee oud bestuursleden, waarin aandacht werd besteed aan de verschillen tussen het besturen van een pensioenfonds toen en nu.
In hoofdstuk 1 van dit jaarverslag leest u meer over de organisatie van het pensioenfonds en de kerncijfers over 2013 en de daaraan voorafgaande jaren. De daaropvolgende hoofdstukken bevatten het verslag van het bestuur, het financieel beleid, het beleggingsbeleid en de uitvoering van de pensioenregeling. In hoofdstuk 5 is een samenvatting van het visitatierapport opgenomen. In hoofdstuk 5 en 6 kunt u het verslag, oordeel en advies van het verantwoordingsorgaan en de deelnemersraad lezen, alsmede de reacties van het bestuur daarop. In hoofdstuk 7 komt de jaarrekening aan bod. In hoofdstuk 8 zijn de verklaringen van de accountant en de waarmerkend actuaris opgenomen. Het jaarverslag wordt afgesloten met bijlage 1 Volumeveranderingen en bijlage 2 Nevenfuncties van de bestuursleden. Graag bedanken wij iedereen die in het verslagjaar heeft bijgedragen aan het goed functioneren van het pensioenfonds. Eindhoven 16 juni 2014, namens het bestuur,
M.H.J.M. Crijnen
G.W. Hompe
Voorzitter
Plaatsvervangend voorzitter
Jaarverslag 2013
pagina 3 |
96
Jaarverslag 2013
pagina 4 |
96
Inhoud 1
Het fonds
9
1.1
Inleiding
9
1.2
Over het fonds
9
1.2.1
Naam en vestigingsplaats
9
1.2.2
Doelstelling
9
1.2.3
Aangesloten werkgevers
9
1.2.4
Benoemende organisaties
10
1.2.5
Externe partijen
10
1.3
De leden
11
1.3.1
Samenstelling en taak
11
1.3.2
Vergaderdata
11
1.4 1.4.1 1.4.2 1.5
Het bestuur
11
Samenstelling en taak
11
Vergaderdata
12
Het verantwoordingsorgaan
12
1.5.1
Samenstelling en vergaderdata
12
1.5.2
Vergaderdata en studiedagen
12
1.6
De deelnemersraad
12
1.6.1
Samenstelling
12
1.6.2
Vergaderdata en studiedagen
13
1.7
De visitatiecommissie
13
1.8
Uitbesteding
13
1.9
Meerjarenoverzicht kengetallen
14
1.10
Meerjarenoverzicht financiële gegevens
15
2
Verslag van het bestuur
16
2.1
Ontwikkelingen financiële positie
16
2.2
Toekomst fonds
16
2.3
Goed pensioenfondsbestuur
17
2.3.1
Code Pensioenfondsen
17
2.3.2
Wet versterking bestuur pensioenfondsen
17
2.3.3
Keuze nieuw bestuursmodel
18
2.3.4
Implementatieplan
18
2.3.5
Geschiktheid
18
2.3.6
Deskundigheids- en geschiktheidsbevordering
19
2.3.7
Zelfevaluatie
19
2.3.8
Naleving gedragscode
19
2.3.9
Intern toezicht: visitatiecommissie
19
2.3.10
Verantwoordingsorgaan
20
2.3.11
Transparantiedocument
20
2.3.12
Maatschappelijk verantwoord beleggen
20
2.3.13
Risicobeheer
20
2.3.14
Uitbesteding
21
2.3.15
Wet- en regelgeving
21
Kennisdeling en advisering bij Klantenraad en de Raad van Advies
21
2.3.16 2.4 2.4.1
Communicatie
21
Wat heeft het fonds aan communicatie gedaan?
Jaarverslag 2013
22 pagina 5 |
96
2.5
Toezichthouder AFM en DNB
2.5.1 2.5.2
23
Autoriteit Financiële Markten (AFM)
23
De Nederlandsche Bank (DNB)
23
2.6
Externe ontwikkelingen
24
2.7
Nieuwe financiële opzet pensioenfondsen
25
2.7.1 2.7.2 2.8
Definitieve inhoud nieuw FTK nog niet bekend
25
Nieuwe UFR gekoppeld aan marktrente
25
Europa
2.8.1
25 Financial Transaction Tax (FTT)
25
3
Financieel beleid
26
3.1
Inleiding
26
3.2
Premiebeleid
26
3.3
Toeslagenbeleid
26
3.4
Kosten uitvoering pensioenbeheer
27
3.5
Pensioenvermogen en voorzieningen
28
3.5.1 3.6
Samenvatting van de financiële positie van het fonds en ontwikkelingen gedurende het jaar
28
Actuariële analyse
29
3.6.1
Analyse resultaat
29
3.6.2
Actuariële analyse
30
3.6.3
Uitkomsten van de solvabiliteitstoets
30
3.6.4
Oordeel van de waarmerkend actuaris over de financiële positie
31
3.7
Beleggingsbeleid
31
3.7.1
Terugblik economie en financiële markten
31
3.7.2
Verantwoord Beleggen
36
3.7.3
Vooruitblik
37
3.7.4
Beheerkosten van het fonds
38
3.7.5
Z-score
39
3.7.6
Risicoparagraaf
39
4
Uitvoering van de pensioenregeling
42
4.1
Inleiding
42
4.2
De pensioenregeling
42
4.3
Wijzigingen statuten en reglementen
44
4.3.1
Statuten
44
4.3.2
Pensioenreglementen
44
4.3.3
Uitvoeringsreglement
44
4.3.4
Reglement excedentregeling
44
5
Verantwoordingsorgaan
45
5.1
Verslag van het verantwoordingsorgaan
45
5.1.1
Algemeen
45
5.1.2
Verslag 2013
45
5.1.3
Bevindingen
45
5.1.4
Oordeel
46
5.1.5
Aanbevelingen
47
5.2
Reactie bestuur
47
6
Deelnemersraad
48
6.1
Verslag van de deelnemersraad
48
6.1.1
Algemeen
Jaarverslag 2013
48 pagina 6 |
96
6.1.2
Verslag 2013
48
6.1.3
Bevindingen en Advies
48
6.2
Reactie bestuur
49
7
Jaarrekening
50
7.1
Balans per 31 december
51
7.2
Staat van baten en lasten
52
7.3
Kasstroomoverzicht
54
7.4
Algemene toelichting
55
7.4.1
Inleiding
55
7.4.2
Overeenstemmingsverklaring
55
7.4.3
Stelselwijziging bepaling vereist eigen vermogen
55
7.4.4
Algemene grondslagen
55
7.4.5
Specifieke grondslagen
56
7.4.6
Grondslagen voor de resultaatbepaling
60
Grondslagen kasstroomoverzicht
61
7.4.7 7.5
Toelichting op de Balans
62
7.5.1
Beleggingen voor risico fonds
62
7.5.2
Beleggingen voor risico deelnemers
68
7.5.3
Vorderingen en overlopende activa
69
7.5.4
Overige activa
69
7.5.5
Stichtingskapitaal en reserves
70
7.5.6
Technische voorzieningen
71
7.5.7
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers
73
7.5.8
Overige schulden en overlopende passiva
73
7.5.9
Risicobeheer en derivaten
74
7.5.10
Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen
81
7.5.11
Verbonden partijen
81
7.6
Toelichting op de staat van baten en lasten
82
7.6.1
Premiebijdragen risico pensioenfonds
82
7.6.2
Premiebijdragen risico deelnemers
83
7.6.3
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds en risico deelnemers
84
7.6.4
Overige baten
84
7.6.5
Pensioenuitkeringen
85
7.6.6
Pensioenuitvoeringskosten
85
7.6.7
Pensioenopbouw
86
7.6.8
Indexering en overige toeslagen
86
7.6.9
Rentetoevoeging
87
7.6.10
Onttrekking pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten
87
7.6.11
Wijziging marktrente
87
7.6.12
Wijziging overige actuariële uitgangspunten
87
7.6.13
Saldo overdracht van rechten
88
7.6.14
Overige mutatie voorziening pensioenverplichtingen
88
7.6.15
Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers
88
7.6.16
Overige lasten
89
7.6.17
Belastingen
89
8
Overige gegevens
90
8.1
Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten
90
8.2
Gebeurtenissen na balansdatum
90
8.3
Actuariële verklaring
91
Jaarverslag 2013
pagina 7 |
96
8.4
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
92
9
Bijlagen
93
9.1
Bijlage 1 Volumeveranderingen
93
9.2
Bijlage 2 Nevenfuncties bestuursleden
95
Jaarverslag 2013
pagina 8 |
96
1 Het fonds 1.1 Inleiding De Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven (verder: het fonds) heeft verschillende organen, zoals het bestuur, de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan. Daarnaast is een aantal externe partijen bij het fonds betrokken. In dit hoofdstuk stelt het fonds de bestuursorganen en externe partijen aan u voor. Allereerst volgen de doelstelling en een aantal algemene gegevens van het fonds. Dit hoofdstuk wordt afgesloten met meerjarenoverzichten met diverse kengetallen.
1.2 Over het fonds 1.2.1
Naam en vestigingsplaats
De Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven is opgericht op 11 januari 1933 en statutair gevestigd in Eindhoven. Het kantooradres van het fonds is Rijnzathe 10, 3454 PV De Meern. Het postadres is Postbus 40079, 7300 AZ Apeldoorn. Het fonds is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel Brabant onder nummer 40235301. De laatste statutenwijziging vond plaats op 26 januari 2010. Het fonds is aangesloten bij de Pensioenfederatie.
1.2.2
Doelstelling
Doelstelling van het fonds is het verlenen van pensioenen aan deelnemers, gewezen deelnemers en hun nabestaanden met inachtneming van de statuten en reglementen. Het fonds probeert dit doel te bereiken door premies te innen bij de aangesloten ondernemingen. De gelden worden belegd en beheerd en het fonds doet daaruit uitkeringen bij ouderdom, overlijden en arbeidsongeschiktheid.
1.2.3
Aangesloten werkgevers
In het jaar 2013 waren de volgende werkgevers aangesloten bij het pensioenfonds: ·
Agio Sigarenfabrieken N.V. in Duizel
·
Deli-HTL B.V. Tabak Maatschappij in Eindhoven (vrijwillige aansluiting)
·
Scandinavian Tobacco Group Eersel B.V. in Eersel
·
Scandinavian Tobacco Groep Nederland B.V. in Eersel
·
Scandinavian Tobacco Group Tobacco Services BV in Tubbergen
·
Ritmeester Cigars in ’s-Hertogenbosch
·
Sigarenfabriek B.G. van ’t Veen B.V. in Grafhorst
·
VCT B.V. in Cruquius
·
Sigarenfabriek Hovens VOF in Tegelen
·
Hoogeboom’s Sigarenfabriek B.V. in Badhoevedorp
·
Pronk Import B.V. in Diemen
·
Sigarenfabriek “De Olifant” B.V. in Kampen
·
Swedish Match Cigars B.V. in Eersel
Jaarverslag 2013
pagina 9 |
96
1.2.4
Benoemende organisaties
De volgende organisaties dragen leden voor in het bestuur, de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan: 1.
Nederlandse Vereniging voor de Sigarenindustrie (NVS) Postbus 4076 5004 JB Tilburg telefoonnummer: (013) 594 41 25 website: www.sigaar.nl
2.
De Unie Postbus 400 4100 AK Culemborg telefoonnummer: (0345) 85 18 51 website: www.unie.nl
3.
FNV Bondgenoten Postbus 9208 3506 GE Utrecht telefoonnummer (0900) 9690 website: www.fnvbondgenoten.nl
4.
CNV Vakmensen Postbus 2550 3500 GM Utrecht telefoonnummer: (0900) 77 00 770 website: www.cnvvakmensen.nl
1.2.5
Externe partijen
Het fonds werkt samen met de volgende externe partijen. Uitvoeringsorganisatie Pensioenbeheer Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V. Vermogensbeheer Syntrus Achmea Vermogensbeheer B.V. Vastgoedbeheer Syntrus Achmea Real Estate & Finance B.V. Adviserend actuaris De heer drs. H.J.W. van Gemert AAG (Towers Watson B.V.) Waarmerkend actuaris De heer drs. M.B.H. Ceelaert AAG (Towers Watson B.V.) Accountant De heer M.C. Spierings RA (Ernst & Young Accountants LLP) Adviseur Vermogensbeheer Mevrouw drs. M.M. Verheul (ICC Verheul) Compliance officer De heer G.J. Mersch AA (Groenewegen, Haket, Ammerlaan Accountants)
Jaarverslag 2013
pagina 10 |
96
1.3 De leden 1.3.1
Samenstelling en taak
Leden van de vereniging zijn: ·
de Nederlandse Vereniging voor de Sigarenindustrie, gevestigd in Tilburg;
·
FNV Bondgenoten, gevestigd in Utrecht;
·
CNV Vakmensen, gevestigd in Utrecht;
·
De Unie, gevestigd in Culemborg.
De leden van het bestuur die gemandateerd zijn door de leden van het fonds vormen samen de ledenvergadering. De ledenvergadering heeft onder meer tot taak (wijzigingen in) de statuten, reglementen, balans, rekening van baten en lasten en het jaarverslag goed te keuren en vast te stellen.
1.3.2
Vergaderdata
De leden hebben in 2013 zes keer vergaderd. De vergaderingen vonden plaats op 7 maart, 6 juni, 25 juni, 26 september, 21 november en 17 december.
1.4 Het bestuur 1.4.1
Samenstelling en taak
Het paritaire bestuur was op 31 december 2013 als volgt samengesteld: Leden werkgevers
Benoemd tot
Plaatsvervanger
Organisatie
De heer ir. M.H.J.M. Crijnen
1 januari 2015
Mevrouw mr. C. Dassen-
NVS
(plaatsvervangend voorzitter) De heer C.N.J.M. de Gooijer
Soons 1 januari 2015
MBA De heer drs. R.A.J. Kaspers RA
Mevrouw mr. C. Dassen-
NVS
Soons 1 januari 2015
Mevrouw mr. C. Dassen-
NVS
Soons Vacature
vacature
NVS
Leden werknemers
Benoemd tot
Plaatsvervanger
Organisatie
De heer mr. G.W. Hompe
1 januari 2015
Mevrouw L.F.A.M. Jansen
FNV Bondgenoten
1 januari 2015
De heer J.C. Dwarswaard
De Unie
1 januari 2015
vacature
CNV Vakmensen
vacature
FNV Bondgenoten
(voorzitter) De heer mr. P.M.A.J. Verheggen De heer G.H. Koudys Vacature
In 2013 was de heer Hompe voorzitter van het fonds. De heer Crijnen was plaatsvervangend voorzitter. De samenstelling van het bestuur is in 2013 gewijzigd. Op 11 maart 2013 is de heer Koudys formeel benoemd tot nieuw bestuurslid na toetsing door De Nederlandsche Bank. Hij heeft de heer Zwijnenburg vervangen, die met pensioen is gegaan. De heer A.M.P. de Jong is op 5 juli vervangen in het bestuur door de heer Kaspers. De heer Kaspers is op 21 november 2013 formeel benoemd tot bestuurslid na toetsing van zijn geschiktheid en betrouwbaarheid door De Nederlandsche Bank. Het bestuur is belast met de leiding, het algemene beleid en het beheer van het fonds. Jaarverslag 2013
pagina 11 |
96
1.4.2
Vergaderdata
Het bestuur heeft in 2013 zes keer vergaderd. De vergaderingen vonden plaats op 7 maart, 6 juni, 25 juni, 26 september, 21 november en 17 december.
1.5 Het verantwoordingsorgaan 1.5.1
Samenstelling en vergaderdata
Het verantwoordingsorgaan bestaat uit 3 leden: één namens deelnemers, één namens gepensioneerden en één namens werkgevers. De leden zijn voorgedragen door de onder 1.2.4 genoemde organisaties. Het verantwoordingsorgaan is op 1 januari 2008 ingesteld. Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur, het door het bestuur uitgevoerde beleid en de beleidskeuzes voor de toekomst. Het verantwoordingsorgaan legt haar oordeel minimaal één keer per jaar schriftelijk vast. Dit oordeel en de reactie van het bestuur daarop worden gepubliceerd in het jaarverslag. Het verantwoordingsorgaan was op 31 december 2013 als volgt samengesteld: Leden
Namens
Benoemd tot
Organisatie
A.P.M. Mens
Werkgevers
1 januari 2014
NVS
A.A.H.W. Wijnen
Gepensioneerden
1 januari 2014
werknemersorganisaties
A.L.M. Geerts
Werknemers
1 januari 2014
werknemersorganisaties
Het verantwoordingsorgaan is in 2013 niet gewijzigd van samenstelling.
1.5.2
Vergaderdata en studiedagen
Het verantwoordingsorgaan vergaderde in 2013 vijf keer, te weten op 11 april (met de voorzitters van het bestuur), 11 juni, 25 juni (samen met het bestuur), 8 oktober (met de voorzitters van het bestuur) en 3 december. Op 11 april en 8 oktober zijn tevens studieochtenden gehouden. In april is het LOF en renteafdekking behandeld en in oktober is het nieuwe Financieel Toetsingskader aan bod gekomen.
1.6 De deelnemersraad 1.6.1
Samenstelling
De deelnemersraad bestaat statutair uit zeven leden, namens deelnemers en namens gepensioneerden. De leden zijn benoemd door de onder 1.2.4 genoemde werknemersorganisaties. De deelnemersraad adviseert het bestuur gevraagd en ongevraagd over zaken die het fonds aangaan. In ieder geval adviseert de deelnemersraad over voorgenomen besluiten tot statuten- en reglementswijziging, vaststelling van het jaarverslag en de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN), het toeslagenbeleid en de jaarlijkse besluiten daarover. Naast het adviesrecht heeft de deelnemersraad in bepaalde omstandigheden het recht om beroep bij de rechtbank in te stellen. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als het bestuur een advies van de deelnemersraad niet opvolgt.
Jaarverslag 2013
pagina 12 |
96
De deelnemersraad was op 31 december 2013 als volgt samengesteld: Leden deelnemers
Benoemd tot
Organisatie
H.G. Craens
1 januari 2018
De Unie
J.A.M. van Gool
1 januari 2018
De Unie
A.L.M. Geerts
1 januari 2018
FNV Bondgenoten
Vacature
FNV Bondgenoten
Leden gepensioneerden
Benoemd tot
Organisatie
J. Sterkenburg
1 januari 2018
CNV Vakmensen
A.A.H.W. Wijnen
1 januari 2018
De Unie
J. Daams
1 januari 2018
FNV Bondgenoten
J.G.P. Castelijns
1 januari 2018
De Unie (in overleg met de andere werknemersorganisaties)
De heer H.G. Craens is op 18 juli benoemd als nieuw lid van de deelnemersraad. De heer Castelijns is na zijn pensionering op 1 juli 2013 lid namens gepensioneerden geworden in plaats van lid namens deelnemers.
1.6.2
Vergaderdata en studiedagen
De deelnemersraad heeft in 2013 vier keer vergaderd. De vergaderingen vonden plaats op 11 april, 11 juni, 8 oktober en 3 december. Op 11 april en 8 oktober waren de voorzitters van het bestuur aanwezig. Op 11 april en 8 oktober zijn tevens studieochtenden gehouden. In april is het LOF en renteafdekking behandeld en in oktober is het nieuwe Financieel Toetsingskader aan bod gekomen.
1.7 De visitatiecommissie Ten minste één keer in de drie jaar wordt het functioneren van het fonds en dat van het bestuur kritisch bezien door onafhankelijke deskundigen. Begin 2013 is het functioneren van het fonds en zijn bestuur beoordeeld door een visitatiecommissie. De bevindingen van de visitatiecommissie zijn opgenomen in het jaarverslag 2012. De visitatiecommissie bestond uit de volgende leden: Leden visitatiecommissie J. van de Vall A. Doorduijn F. van de Meij
1.8 Uitbesteding Het bestuur heeft de uitvoering van het pensioenbeheer en het vermogens- en vastgoedbeheer uitbesteed aan Syntrus Achmea. Het bestuur heeft Syntrus Achmea gemandateerd voor de hieraan verbonden werkzaamheden. Syntrus Achmea bestaat uit drie rechtspersonen: ·
Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V.
·
Syntrus Achmea Vermogensbeheer B.V.
·
Syntrus Achmea Real Estate & Finance B.V.
Het fonds en Syntrus Achmea hebben hun afspraken over uitbesteding vastgelegd in een Mantelovereenkomst met onderliggende contracten met elke rechtspersoon. Nadere afspraken over de kwaliteit van de dienstverlening zijn vastgelegd in aparte dienstverleningsovereenkomsten (DVO’s) voor pensioenbeheer, vermogensbeheer en vastgoedbeheer. Jaarverslag 2013
pagina 13 |
96
Alle overeenkomsten bieden de mogelijkheid om de bestaande dienstverlening tussentijds aan te passen of nieuwe diensten toe te voegen. Het bestuur en de uitvoerders leggen eventuele nieuwe afspraken altijd contractueel vast. Het bestuur bespreekt de DVO-afspraken ieder kwartaal met de pensioenuitvoerder aan de hand van een kwartaalrapportage waarin wordt weergegeven welke afspraken behaald zijn en welke niet. Als afspraken niet gehaald zijn wordt door de uitvoerder aangegeven waarom niet en welke aanpassingen zijn gedaan om de afspraak in het vervolg wel te kunnen halen.
1.9 Meerjarenoverzicht kengetallen 2013
2012
2011
2010
2009
Aantallen Werkgevers ultimo
13
13
13
13
13
· Actieve deelnemers
678
691
672
643
666
· Arbeidsongeschikte
90
101
106
123
132
deelnemers Deelnemers ultimo - totaal
770
792
778
766
798
4.676
5.155
6.097
7.086
8.088
1.745
1.539
1.553
1.587
1.600
1.189
983
982
980
960
Partnerpensioen
552
552
567
600
634
Wezenpensioen
4
4
4
7
7
Doorsneepremie
17,0%
16,5%
16,0%
13,50%
11,0%
Opbouwpercentage per
1,75%
1,75%
1,75%
1,75%
1,75%
Gewezen deelnemers (slapers) Gepensioneerden Gepensioneerden Ouderdomspensioen
Premie en opbouwpercentage
dienstjaar Toeslag op pensioen en
Per 1-1-20141
Per 1-1-20132
Per 1-1-2012
Per 1-1-2011
Per 1-1-2010
pensioenaanspraken Actieven
1,00%
1,00%
0,00%
0,00%
0,00%
Gewezen deelnemers en
1,00%
1,00%
0,00%
0,00%
0,00%
gepensioneerden
1
De toeslagverlening per 1 januari 2014 met 1% is niet opgenomen in de jaarrekening 2013, omdat het besluit genomen is in
januari 2014. 2
De toeslagverlening per 1 januari 2013 met 1% is niet opgenomen in de jaarrekening 2012, omdat het besluit genomen is in januari
2013, maar wel in de jaarrekening 2013. Jaarverslag 2013
pagina 14 |
96
1.10 Meerjarenoverzicht financiële gegevens (Bedragen x EUR 1.000) 2013
2012
2011
2010
2009
EUR
EUR
EUR
EUR
EUR
172.734
174.929
157.152
144.306
130.220
33.019
31.125
24.498
27.424
24.702
139.715
143.804
132.654
116.882
105.518
123,6%
121,6%
118,5%
123,5%
123%
111,7%
111,7%
114,3%
114,3%
115%
1.894
6.627
-2.926
2.722
9.008
808
19.787
15.063
16.552
15.898
0,8%
13,2%
11,1%
13,0%
13,8%
5,1%
11,4%
-1,3%
12,0%
19,5%
4,5%
11,2%
11,3%
12,0%
18,0%
0,24
-0,20
0,01
-0,16
0,66
2.403
2.432
2.300
1.808
1.545
Kostendekkende premie
4.005
4.193
3.459
2.957
3.054
Gedempte premie
2.305
2.418
1.999
1.862
2.024
Uitkeringen
4.608
4.462
3.875
3.846
3.457
822
801
785
827
829
Aandelen
52.175
55.039
48.474
57.386
53.615
Vastrentende waarden
92.064
83.911
66.245
56.982
49.681
Vastgoedbeleggingen
16.894
17.825
17.776
18.077
17.087
Derivaten
10.250
20.457
28.174
6.732
7.381
Derivaten - schulden
-12.275
-13.158
-8.496
-168
-661
Overige beleggingen
14.921
10.973
5.879
5.995
3.695
174.029
175.047
158.052
145.004
130.798
Vermogenssituatie en solvabiliteit Pensioenvermogen (totaal activa -/- schulden) 1 Reserves Technische voorzieningen
2
Aanwezige dekkingsgraad Vereiste dekkingsgraad
3
Resultaat Beleggingsperformance Beleggingsopbrengsten
4
Fondsrendement (incl. hedges) Gemiddeld rendement op beleggingen (exclusief hedges) Benchmark Z-score Pensioenuitvoering Feitelijke premie
5
Pensioenuitvoeringskosten Beleggingsportefeuille
Totaal belegd vermogen
6
1
Exclusief vermogen voor rekening en risico deelnemers
2
Exclusief voorziening voor rekening en risico deelnemers
3
Vanaf 2013 wordt bij de bepaling van het vereist eigen vermogen uitgegaan van de strategische beleggingsmix in plaats van de
feitelijke mix. De vergelijkende cijfers 2012 zijn hierop aangepast. 4
Inclusief resultaat beleggingen voor rekening en risico deelnemers
5
Inclusief premie voor rekening en risico deelnemers
6
Inclusief beleggingen voor rekening en risico deelnemers
Jaarverslag 2013
pagina 15 |
96
2 Verslag van het bestuur 2.1 Ontwikkelingen financiële positie Dekkingsgraad De dekkingsgraad is, kort gezegd, de verhouding tussen het vermogen van een pensioenfonds en de verplichtingen van een pensioenfonds op korte en langere termijn. De dekkingsgraad geeft aan hoeveel euro’s het pensioenfonds in kas heeft tegenover de contante waarde van elke euro die het (straks) moet uitkeren. De Pensioenwet stelt regels voor het geval de dekkingsgraad van een pensioenfonds onvoldoende is. Pensioenfondsen zijn verplicht “geen dekking van waarden” of een “reservetekort” direct te melden bij De Nederlandsche Bank (DNB). Het fonds heeft een onderdekking als de dekkingsgraad lager is dan 104,2%, en een reservetekort als de dekkingsgraad lager is dan 111,7%. In 2013 is er bij ons fonds geen sprake geweest van een tekort of onderdekking. Ontwikkeling dekkingsgraad 2013 Op 31 december 2012 bedroeg de dekkingsgraad van het fonds 121,6%. Het fonds heeft het jaar afgesloten met een dekkingsgraad van 123,6%. Gedurende het jaar fluctueerde de dekkingsgraad tussen 117,4% en 126,2% Toeslagverlening In januari 2013 heeft het bestuur van het fonds het besluit genomen om de pensioenen per 1 januari 2013 met 1% te verhogen. Het bestuur heeft na een positief advies van de deelnemersraad besloten om een toeslag toe te kennen omdat de financiële situatie van het fonds voldoende was. In januari 2014 heeft het bestuur na een positief advies van de deelnemersraad eveneens besloten om een toeslag van 1% toe te kennen. De toeslag per 1 januari 2014 is niet verwerkt in de technische voorziening per 31 december 2013, maar is toegelicht in de jaarrekening 2013 onder de gebeurtenissen na balansdatum, aangezien het besluit tot toekenning van indexatie is genomen na sluiting van het boekjaar eindigend 31 december 2013. Het toeslagbeleid van het pensioenfonds komt overeen met variant B uit de toeslagenmatrix. Dit betekent dat er geen doelgericht toeslagenbeleid is en dat het bestuur jaarlijks besluit of een toeslag kan worden verleend en hoe hoog die toeslag is, rekening houdend met de financiële positie van het fonds. Er is geen ambitie om jaarlijks toeslagen te geven op pensioenrechten en pensioenaanspraken. Er is evenmin een maatstaf waaraan de toeslagen gekoppeld zijn. Voor de financiering van de toeslagen wordt geen premie betaald en er wordt geen reserve aangehouden om in de toekomst toeslagen te kunnen toekennen. Bij de feitelijke toekenning van toeslagen beoordeelt het bestuur naast de financiële positie van het fonds ook de verwachte toekomstige ontwikkelingen in deze financiële positie en de risico’s die daarmee gepaard gaan.
2.2 Toekomst fonds Meer en meer is de afgelopen jaren duidelijk geworden dat enerzijds het aantal werknemers en daarmee het aantal premiebetalers relatief klein is. Anderzijds moeten er meer kosten worden gemaakt om aan de wetgeving te voldoen: er moet meer worden geadministreerd, gecommuniceerd en verantwoord. Hiervoor moet, mede gezien de geringe omvang van de sector, het bestuur meer externe deskundigen en adviseurs inschakelen om als bestuur ‘in control’ te zijn. Ook De Nederlandsche Bank kijkt naar ons fonds en heeft eind 2013 een uitnodiging gestuurd om begin 2014 deel te nemen aan een seminar voor de 60 meest kwetsbare pensioenfondsen. Enkele jaren geleden constateerde het bestuur dat ook andere bedrijfstakpensioenfondsen met dit probleem worstelen en werd een start gemaakt met het inventariseren van ideeën en mogelijkheden voor een bestendige toekomst. In 2013 heeft het bestuur besloten om een werkgroep Toekomst te vormen met daarin een aantal bestuursleden en de adviserend actuaris. De werkgroep heeft drie alternatieven onderzocht: 1.
geheel of gedeeltelijk onderbrengen in een verzekerde regeling
Jaarverslag 2013
pagina 16 |
96
2.
een samenwerking/fusie met meerdere kleine fondsen
3.
een fusie met een groot fonds
Er zijn door de werkgroep gesprekken gevoerd met mogelijke partijen. Iedere bestuursvergadering heeft de werkgroep de uitkomsten van hun onderzoek gepresenteerd en met het bestuur besproken met welke opties of partijen verder moest worden gegaan. Het bestuur heeft de voorkeur uitgesproken voor een fusie met een groot bedrijfstakpensioenfonds. En heeft inmiddels een aantal gesprekken gevoerd. Zodra het bestuur een definitief besluit heeft genomen en overeenstemming is bereikt met een andere partij zullen alle betrokkenen geïnformeerd worden over de vervolgstappen en de gevolgen voor iedereen.
2.3 Goed pensioenfondsbestuur In 2005 publiceerde de STAR de “Principes voor goed Pensioenfondsbestuur”. Deze principes bieden kaders voor zorgvuldig bestuur, intern toezicht, verantwoording, deskundigheid, openheid en communicatie. Maar ook andere regels spelen een rol: zo is de Code Tabaksblat van belang voor het beleggingsbeleid. Sinds 2007 zijn de Principes voor goed pensioenfondsbestuur van de STAR verankerd in de Pensioenwet.
2.3.1
Code Pensioenfondsen
De Pensioenfederatie en de STAR ontwikkelden gezamenlijk een Code Pensioenfondsen in het kader van het wetsvoorstel Versterking bestuur pensioenfondsen. De Code komt in de plaats van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur uit 2005. Op 1 januari 2014 is de Code Pensioenfondsen in werking getreden als document van zelfregulering van de sector. De Code gaat in op het besturen van een pensioenfonds, het intern toezicht daarop en over het afleggen van verantwoording over wat het pensioenfonds doet, wat een pensioenfonds gepland en gerealiseerd heeft. Per 1 juli 2014 is de Code ook wettelijk verankerd in de Pensioenwet. De Code is gebaseerd op het pas toe of leg uit-beginsel. Het volledig volgen van alle normen uit de Code is dus niet verplicht. Wel wordt ieder fonds geacht aan te kunnen geven waarom ze bepaalde afwijkende keuzes hebben gemaakt. Het bestuur van VNPS committeert zich aan de Code Pensioenfondsen. Voor een groot deel voldeed het fonds reeds aan de principes bij de invoering per 1 januari 2014. Voor andere principes heeft het bestuur besloten om de benodigde aanpassingen door te voeren zodat vanaf 1 januari 2014 aan de principes wordt voldaan. Wat betreft de principes over de diversiteit binnen het bestuur en de organen heeft het bestuur besloten om af te wijken van de Code pensioenfondsen vanwege de toekomstplannen. Het bestuur bestaat uit zes mannelijke bestuursleden allemaal boven 40 jaar. Er is echter wel een vrouwelijke plaatsvervanger/toehoorder. Voor vermogensbeheer heeft het bestuur een vrouwelijke adviseur. Zij zijn vrijwel alle bestuursvergaderingen aanwezig. De leden van de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan zijn allemaal mannen. Het bestuur heeft besloten om niet in het waarschijnlijk laatste jaar als zelfstandig pensioenfonds de samenstelling van het bestuur en verantwoordingsorgaan te wijzigen om te voldoen aan de principes. De continuïteit, kennis en ervaring binnen het fonds prefereert bij het bestuur boven de diversiteit. In het jaarverslag 2014 zal een uitgebreider verslag over de naleving van de Code Pensioenfondsen worden opgenomen.
2.3.2
Wet versterking bestuur pensioenfondsen
De Wet versterking bestuur pensioenfondsen is een integrale herziening van de governance en medezeggenschap bij pensioenfondsen. De wet moet leiden tot verbetering van de kwaliteit van het pensioenfondsbestuur. De wet is van kracht vanaf 7 augustus 2013. De bepalingen over het verantwoorden van beleggingsbeleid en over geschiktheid en tijdsbeslag waren meteen van kracht. Ook verwante wijzigingen traden in werking. Zo zijn in het Besluit FTK regels over het beloningsbeleid vastgelegd en in het Besluit uitvoering PW regels over geschiktheid, betrouwbaarheid en tijdsbeslag. De overige bepalingen van de wet worden van kracht vanaf 1 juli 2014, wanneer de nieuwe bestuursmodellen gaan gelden. Een pensioenfonds kan kiezen uit vijf bestuursmodellen. 1.
Paritair bestuursmodel;
2.
Paritair gemengd bestuursmodel;
3.
Omgekeerd gemengd bestuursmodel;
4.
Onafhankelijk gemengd bestuursmodel;
Jaarverslag 2013
pagina 17 |
96
5.
Onafhankelijk bestuursmodel.
De paritaire modellen (model 1, 2 en 3) kennen een verantwoordingsorgaan (VO), waarin de deelnemers en pensioengerechtigden naar evenredigheid zijn vertegenwoordigd. Naar keuze kan de werkgever worden vertegenwoordigd. De onafhankelijke modellen (model 4 en 5) kennen een belanghebbendenorgaan (BO), waarin de drie geledingen zijn vertegenwoordigd. DNB gaat ervan uit dat fondsen voor 31 december 2013 een keuze voor een model maakten. In het derde en vierde kwartaal van 2013 deed DNB onderzoek naar hoe pensioenfondsen zich voorbereiden op de wijzigingen in de governance en hoe ver ze met de invoering van de nieuwe modellen zijn. DNB verwacht dat fondsen voor 1 april 2014 hun totaalpakket van wijzigingen in de governance aan DNB voorleggen. Dat wil zeggen, de voorgenomen wijzigingen in de statuten en alle meldingsformulieren behorende bij de voorgenomen benoemingen. VNPS heeft het totaalpakket in 2014 tijdig aan DNB voorgelegd.
2.3.3
Keuze nieuw bestuursmodel
Het bestuur heeft eind 2013 gekozen voor het paritaire bestuursmodel. Het nieuwe paritaire model lijkt op de huidige bestuursvorm; een bestuursvorm die, naar mening van het bestuur, zijn waarde heeft bewezen. In het paritaire model hebben de bestuursleden binding met de achterban. Het bestuur is van mening dat de betrokkenheid van werkgevers en werknemers in de branche bij de arbeidsvoorwaarde pensioen het meest en het best gewaarborgd wordt door het paritaire bestuursmodel. Vanaf 1 juli 2014 neemt een bestuurslid namens pensioengerechtigden zitting in het bestuur. Het bestuur heeft gekozen om hiervoor verkiezingen te houden onder alle pensioengerechtigden. Vanuit de pensioengerechtigden heeft niemand zichzelf voorgedragen voor de bestuurszetel. CNV Vakmensen heeft vervolgens de heer Koudys voorgedragen als bestuurslid namens pensioengerechtigden. Hij is vanaf 2013 benoemd namens de vakbond als bestuurslid in het fonds. CNV vakmensen heeft relatief gezien veel gepensioneerde leden in de sigarenbranche. Daarom is het bestuur van mening dat hij een goede vertegenwoordiger van deze doelgroep is in het bestuur. Ook de gepensioneerde leden van de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan delen deze mening.
2.3.4
Implementatieplan
Naar aanleiding van de keuze voor het paritaire bestuursmodel moeten door het bestuur diverse besluiten worden genomen, waaronder de gewenste samenstelling van het bestuur, verantwoordingsorgaan en permanente Raad van Toezicht, invulling van zetels, bevoegdheden en verkiezingen. Het bestuur heeft dit vastgelegd in een implementatieplan. In dit plan wordt beschreven welke stappen door het bestuur gezet moeten worden als gevolg van de invoering van het nieuwe bestuursmodel, in welke volgorde, de samenhang tussen onderdelen en het tijdspad. De Code Pensioenfondsen loopt voor een deel parallel met de invoering van het nieuwe bestuursmodel en ook de acties die hieruit volgen zijn op hoofdlijnen opgenomen in het implementatieplan.
2.3.5
Geschiktheid
De deskundigheid van individuele bestuursleden en het bestuur als geheel van pensioenfondsen heeft de afgelopen jaren bijzondere aandacht binnen de pensioensector. Halverwege 2012 werd de “Beleidsregel geschiktheid 2012” van kracht, die de Beleidsregel deskundigheid uit 2011 verving. De nieuwe beleidsregel omschrijft de eisen waaraan onder meer bestuurders van pensioenfondsen moeten voldoen om door DNB geschikt te worden bevonden voor een bestuursfunctie. Nieuw is dat een bestuurder vanaf de eerste dag geschikt moet zijn. Ook binnen het bestuur van het fonds is er aandacht voor deskundigheid. Het bestuur van het fonds heeft een deskundigheidsplan, met een daarbij behorende deskundigheidsmatrix. Het bestuur van het fonds heeft, naar aanleiding van de inwerkingtreding van de nieuwe beleidsregel het bestaande deskundigheidsplan uitgebreid met competenties. Het deskundigheidsbeleid van het fonds is erop gericht om de vereiste deskundigheden en competenties van het bestuur te laten Jaarverslag 2013
pagina 18 |
96
aansluiten bij wat nodig is voor het goed besturen van het fonds. De deskundigheden en competenties waarover het bestuur dient te beschikken worden bepaald aan de hand van het profiel van het fonds. De complexiteit van het fonds heeft zijn weerslag op de eisen die aan het bestuur worden gesteld. Het bestuur heeft die complexiteit en de daarbij behorende eisen neergelegd in een algemeen bestuursprofiel. Dit algemene bestuursprofiel wordt gebruikt bij het opstellen van een functieprofiel van individuele bestuursleden. De door de werkgevers- en werknemersverenigingen voorgedragen kandidaten voor een bestuursfunctie worden getoetst aan dit functieprofiel. Het bestuur zal het bestaande deskundigheidsplan op basis van de “Handreiking geschikt pensioenfondsbestuur” van de Pensioenfederatie aanpassen naar een geschiktheidsplan.
2.3.6
Deskundigheids- en geschiktheidsbevordering
Het bestuur is zich bewust van de veranderende eisen voor deskundigheid en geschiktheid in de Pensioenwet. Het bestuur onderschrijft de aanbevelingen uit het Plan van Aanpak Deskundigheidsbevordering (“PvAD”). Sinds 2001 heeft het bestuur een deskundigheidsplan. In het deskundigheidsplan formuleert het fonds op welke wijze het de deskundigheid van het bestuur wil bevorderen en op peil houden. Het bestuur gaat in 2014 aan de slag met het omvormen van het deskundigheidsplan naar een geschiktheidsplan.
2.3.7
Zelfevaluatie
Doel van een zelfevaluatie is de kwaliteit van het bestuur in stand te houden en/of te verbeteren. De zelfevaluatie door het bestuur vond plaats op 21 november 2013 onder begeleiding van een externe partij. Tijdens de zelfevaluatie heeft het bestuur gesproken over de plannen voor de toekomst en afspraken gemaakt over de samenwerking binnen het bestuur en met CAO-partijen omdat er extra tijd en inzet van de bestuursleden wordt gevraagd met het oog op de toekomstplannen van het fonds.
2.3.8
Naleving gedragscode
Het pensioenfonds heeft een gedragscode die wordt nageleefd door de leden van het bestuur, de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan. Doel van deze gedragscode is het stellen van regels en richtlijnen om belangenconflicten tussen het fonds en betrokkenen in privé voorkomen. Daarnaast regelt de gedragscode hoe bestuursleden moeten omgaan met vertrouwelijke informatie van het fonds. De gedragscode bevordert de transparantie en zorgt ervoor dat alle betrokkenen, ook voor hun eigen bescherming, duidelijk weten wat wel en niet geoorloofd is. Elk bestuurslid verklaart schriftelijk de gedragscode te zullen naleven. Jaarlijks ondertekenen de bestuursleden de gedragscode. De compliance werkzaamheden worden sinds het najaar van 2012 uitgevoerd door Groenwegen, Haket en Ammerlaan Accountants. De compliance officer beoordeelt de correcte naleving van de gedragscode jaarlijks en rapporteert zijn bevindingen aan het bestuur. In het rapport van de compliance officer over het jaar 2013 zijn geen bijzonderheden gemeld.
2.3.9
Intern toezicht: visitatiecommissie
Het intern toezicht is vormgegeven via een visitatiecommissie. De visitatiecommissie bestaat uit drie onafhankelijke, deskundige personen. De visitatiecommissie heeft als opdracht om eens per drie jaar het functioneren van (het bestuur van) het fonds kritisch te bezien. De leden zijn op geen enkele wijze betrokken bij het functioneren van het fonds. De leden worden benoemd door het bestuur, nadat het verantwoordingsorgaan advies over de beoogde samenstelling heeft uitgebracht. De leden van de visitatiecommissie dienen te beschikken over meerjarige bestuurlijke ervaring en dienen in staat te zijn het functioneren van het bestuur te beoordelen. De visitatiecommissie dient een onafhankelijk oordeel te vellen over het functioneren van het bestuur als zodanig. In de beoordeling dienen de volgende zaken te worden betrokken: ·
het beoordelen van beleids- en bestuursprocedures, bestuursprocessen en de checks and balances binnen het pensioenfonds;
Jaarverslag 2013
pagina 19 |
96
·
het beoordelen van de wijze waarop het pensioenfonds wordt aangestuurd;
·
het beoordelen van de wijze waarop door het bestuur wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn.
De visitatiecommissie rapporteert na afronding van de visitatie aan het bestuur. De taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de visitatiecommissie zijn vastgelegd in de statuten en verder uitgewerkt in een reglement. De meest recente visitatie vond plaats in 2013. In het jaarverslag over 2012 zijn de bevindingen, aanbevelingen en het oordeel van de visitatiecommissie opgenomen alsmede de reacties van het bestuur en het verantwoordingsorgaan. Vanaf 1 juli 2014 wordt het intern toezicht ingevuld door een permanente Raad van Toezicht.
2.3.10 Verantwoordingsorgaan Het bestuur heeft in 2007 besloten een apart verantwoordingsorgaan in te stellen. Dit orgaan bestaat uit drie leden: werknemers, werkgevers en gepensioneerden leveren ieder één lid. De leden zijn met ingang van 1 januari 2008 benoemd. Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur, het door het bestuur uitgevoerde beleid en de beleidskeuzes voor de toekomst. Het verantwoordingsorgaan legt zijn oordeel ten minste één keer per jaar schriftelijk vast. Dit oordeel en de reactie van het bestuur daarop worden gepubliceerd in het jaarverslag. Vanaf 1 juli 2014 worden de huidige deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan samengevoegd tot een nieuw verantwoordingsorgaan. Alle zittende leden hebben aangegeven zitting te willen nemen in dit nieuwe orgaan. In hoofdstuk 6 zijn het oordeel en verslag van het verantwoordingsorgaan over 2013 opgenomen. Tevens is in dat hoofdstuk de reactie van het bestuur opgenomen.
2.3.11 Transparantiedocument Het bestuur heeft een transparantiedocument opgesteld waarin de gemaakte keuzes en het beleid voor goed pensioenfondsbestuur zijn vastgelegd. In 2013 zijn hier geen wijzigingen in aangebracht. In 2014 wordt het transparantiedocument wel aangepast naar aanleiding van de Code Pensioenfondsen. In het Nederlandse pensioenstelsel staan collectiviteit en solidariteit centraal en de handhaving van deze waarden vraagt om transparantie: het bestuur dient verantwoording af te leggen over haar doen en laten. Daarbij hoort een goed intern toezicht op het functioneren van het bestuur. Met het transparantiedocument geeft het bestuur alle belanghebbenden op een heldere wijze inzicht in het beleid en de uitvoering daarvan en hoe het bestuur invulling geeft aan begrippen zoals goed fondsbestuur, verantwoording en intern toezicht. Het transparantiedocument is te vinden op de website van ons fonds: www.pensioenfondssigaren.nl.
2.3.12 Maatschappelijk verantwoord beleggen Het fonds geeft door middel van verantwoord beleggen blijk van haar maatschappelijke betrokkenheid. Sinds 2008 geeft het fonds invulling aan het verantwoord beleggen beleid. Als uitgangspunt hanteert het fonds de principes van het Global Compact van de Verenigde Naties. Deze principes zijn gerelateerd aan de mensenrechten, arbeidsnormen, milieu en anti corruptie. Het verantwoord beleggen beleid bestaat uit het uitsluiten van controversiële wapens, engagement, corporate governance en stemmen op aandeelhoudersvergaderingen. Aan het verantwoord beleggen beleid wordt aandacht besteed in hoofdstuk 3.
2.3.13 Risicobeheer Pensioenfondsbesturen moeten voldoen aan alle wet- en regelgeving en controle hebben over alle risico’s die zich voordoen. De Pensioenwet verplicht het bestuur tot het treffen van maatregelen voor een integere en beheerste bedrijfsvoering. Deze verplichting gaat verder dan de maatregelen die het bestuur heeft getroffen op het gebied van compliance en de gedragscode die het fonds heeft. Het gaat om een risicobeleid, waarbij integriteitrisico’s en ook andere risico’s in kaart worden gebracht.
Jaarverslag 2013
pagina 20 |
96
DNB volgt het risicomanagement van fondsen nauwgezet. Voor DNB geldt dat het bestuur van een pensioenfonds uiteindelijk altijd voor alles verantwoordelijk is. Deze verantwoordelijkheid kan het fonds niet uitbesteden. Daarbij is integraal risicomanagement meer dan een proces alleen. Het omvat ook een continue beoordeling en daar waar nodig bijsturing. Integraal risicomanagement is niet statisch. Het moet worden aangepast aan de veranderende omstandigheden. Dat vraagt van het fondsbestuur risicobewustzijn, gezond verstand, kennis en een voortdurende kritische houding. Aan het risicobeheer wordt aandacht besteed in paragraaf 3.7.6.
2.3.14 Uitbesteding Het bestuur heeft in 2013 regelmatig overleg gevoerd met de uitvoeringsorganisatie Syntrus Achmea Pensioenbeheer over de dienstverlening; dit aan de hand van kwartaalrapportages, waarbij het bestuur inzicht krijgt in de afgesproken dienstverlening aan de hand van eerder overeengekomen prestatienormen. Het bestuur heeft geconstateerd dat de dienstverlening aan de gestelde normen voldoet. Daar waar nodig is de dienstverlening van de uitvoeringsorganisatie bijgesteld. De Nederlandsche Bank heeft in 2013 een Themaonderzoek gedaan naar uitbesteding door pensioenfondsen. VNPS is in het kader van dit onderzoek uitgenodigd om een vragenlijst in te vullen en om op gesprek te komen bij DNB. Op 18 februari werden alle fondsen die bij DNB op gesprek geweest zijn voor dit themaonderzoek uitgenodigd voor een rondetafelbijeenkomst. De voorzitters zijn hierbij aanwezig geweest.
2.3.15 Wet- en regelgeving Het bestuur ziet toe op de naleving van wet- en regelgeving door het fonds. Het bestuur heeft geen overtredingen van wet- en regelgeving geconstateerd.
2.3.16 Kennisdeling en advisering bij Klantenraad en de Raad van Advies De uitvoeringsorganisatie van het fonds, Syntrus Achmea Pensioenbeheer heeft een Klantenraad. Het fonds heeft twee zetels in de Klantenraad. De leden van de Klantenraad kiezen uit hun midden een Raad van Advies, die ook in 2013 gevraagd en ongevraagd de directie van de uitvoeringsorganisatie adviseerde. Het belangrijkste doel van de Raad van Advies is om gezamenlijk na te denken over belangrijke thema’s in de pensioenwereld. Daarnaast is de Klantenraad een platform om veranderingen in de dienstverlening van de uitvoeringsorganisatie te toetsen.
2.4 Communicatie Communicatie naar de deelnemers en aangesloten werkgevers is een belangrijk onderwerp voor ons fonds. Pensioenfondsen hebben de laatste jaren de aandacht van de media vanwegede slechte financiële positie bij veel fondsen en de plannen voor een nieuw pensioenstelsel. VNPS hoort niet bij de fondsen met een matige financiële positie, maar goede communicatie is belangrijk. Het bestuur maakt voor de communicatie gebruik van een website waarop nieuwsberichten worden geplaatst en regelmatig de dekkingsgraad wordt gepubliceerd. Daarnaast is er een nieuwsbrief voor deelnemers waarin aandacht wordt besteed aan de financiële positie van het fonds. Voor werkgevers is er een digitale nieuwsbrief waarin de voor hen relevante onderwerpen aan bod komen. Ontwikkelingen De ontwikkelingen rondom pensioenen en pensioenfondsen stonden ook in 2013 volop in de schijnwerpers. Dit onderwerp kreeg in de media veel aandacht vanwege de aankomende wijzigingen in de Pensioenwet. Deze informatie zette VNPS uit via de reguliere middelen en aanvullend via onder meer de website en de schriftelijke nieuwsbrieven aan deelnemers en pensioengerechtigden. Staatssecretaris Klijnsma gaat de wet- en regelgeving verder aanpassen. Een belangrijk uitgangspunt hierbij is dat het perspectief van de deelnemer centraal zal staan. Dat betekent dat er meer ruimte zal zijn voor maatwerk door pensioenuitvoerders, gelaagdheid in informatie, meer digitalisering en uniforme communicatie over koopkracht en risico’s. Jaarverslag 2013
pagina 21 |
96
Uitgangspunt voor de nieuwe wetgeving zijn de aanbevelingen in het rapport Pensioen in duidelijke taal, een onderzoek naar het communiceren over koopkracht en risico’s en het advies van de Stichting van de Arbeid naar de rol van de werkgever.
2.4.1
Wat heeft het fonds aan communicatie gedaan?
Het beleid is vastgelegd in een communicatiebeleidsplan. Daarnaast werkt het fonds de jaarlijkse doelen uit in een communicatiejaarplan. Hierin staat welke specifieke communicatieactiviteiten voor de verschillende doelgroepen zijn gepland en op welke trends en ontwikkelingen het fonds dat jaar nader ingaat. Deze activiteiten zijn een aanvulling op de gebruikelijke communicatie met belanghebbenden, zoals het jaarlijkse pensioenoverzicht. De speerpunten voor VNPS waren in 2013: ·
Actualiteit: communicatie over de financiële situatie en het nieuwe pensioencontract.
·
Communicatie rondom het UPO.
·
Mogelijke communicatie rondom de toekomst van VNPS.
Vooral de speerpunten ‘communicatie rondom actualiteiten’ en ‘communicatie rondom het UPO’ zijn gerealiseerd. Nieuwsbrief ‘Uw Pensioen’ In februari en oktober 2013 hebben deelnemers en gepensioneerden van het fonds een nieuwsbrief ontvangen. Hierin werd onder meer aandacht besteed aan de volgende onderwerpen: de financiële situatie van het fonds, reglementswijzigingen, de pensioenplanner, het 80-jarig bestaan van het fonds (interview met twee oud-bestuurders) en het verschijnen van het jaarverslag 2012. E-mailnieuwsbrief voor werkgevers In maart, juni, september en december 2013 hebben de werkgevers een e-mailnieuwsbrief van het fonds ontvangen. Hierin werd onder meer aandacht besteed aan: de financiële situatie van VNPS, het premieoverzicht 2014, het verdwijnen van de acceptgiro, pensioenzaken online regelen, de verhoging van de pensioenen met 1%, nieuwe kerncijfers 2013 en het 80-jarig bestaan van het fonds. Uniform Pensioenoverzicht (UPO) Rondom de verzending van het UPO communiceerde VNPS actief in verschillende vormen. Voordat de papieren versie werd verstuurd, ontvingen de deelnemers en de werkgevers een aankondiging via de gedrukte en digitale nieuwsbrief van het fonds. Online besteedde VNPS veel aandacht aan het UPO. De QR-code op het UPO, maar ook een dynamische banner en een nieuwsbericht op de VNPS-website leidden de bezoekers naar de speciaal opgestelde landingspagina. Hier konden deelnemers de antwoorden op veelgestelde vragen vinden en kregen ze een beeldende uitleg over het UPO. Website van het fonds Ook in 2013 is op de website van het fonds een groot aantal nieuwsberichten geplaatst. Deze geven een goed beeld van de ontwikkelingen van en rond het fonds. Een greep uit de onderwerpen van de verschenen nieuwsberichten: de maandelijkse dekkingsgraad, de verhoging van de pensioenen, de aankondiging van het UPO en de Pensioen3daagse in oktober 2013. De website van VNPS trekt in vergelijking met 2012 41,2% meer bezoekers. Waren er in 2012 nog 1.668 bezoekers, in 2013 wisten 2.355 personen de website te vinden. Het aantal bezoeken steeg in 2013 van 2.315 (in 2012) naar 3.469. Dit is een stijging van 49,8%. Het aantal bezoeken op de website was redelijk gelijkmatig aan het begin van het jaar. Na de zomer was er een terugval in het aantal bezoekers. In oktober was weer een stijgende lijn te zien in het aantal bezoekers, als gevolg van het uitkomen van de nieuwsbrief. Tegen het eind van het jaar daalde het aantal bezoekers van de website weer. Jaarverslag 2013
pagina 22 |
96
Bezoek pensioenplanner In 2013 is de pensioenplanner 595 keer bezocht. Dit is sterk verbeterd in vergelijking met een aantal jaar geleden. De extra aandacht voor dit onderwerp heeft dus zeker geholpen. Banner ‘Leef je pensioen’ op de website In 2013 is de banner ‘Leef je pensioen’ op de website geplaatst. Deze banner linkt door naar www.leefjepensioen.nl. Dat is het inspiratie- en motivatieplatform voor mensen die bezig zijn met hun pensioen. Op die website zijn inspirerende verhalen te vinden van hoe mensen hun pensioen in de praktijk invullen. De banner en de website leefjepensioen dragen bij aan een verhoogd pensioenbewustzijn.
2.5 Toezichthouder AFM en DNB Sinds de invoering van de Wet op het financieel toezicht staat het fonds onder toezicht van DNB en van AFM. DNB is belast met het prudentieel toezicht en AFM met het gedragstoezicht. Het prudentieel toezicht richt zich op de financiële soliditeit van financiële ondernemingen en draagt bij aan de stabiliteit van de financiële sector. Het door de AFM uitgeoefende gedragstoezicht richt zich op ordelijke en transparante marktprocessen, zuivere verhoudingen tussen marktpartijen en zorgvuldige behandeling van cliënten van financiële ondernemingen.
2.5.1
Autoriteit Financiële Markten (AFM)
De AFM is als toezichthouder belast met het bevorderen van een zorgvuldige financiële dienstverlening aan consumenten, waaronder het bewaken van de informatie die pensioenfondsen verschaffen ten aanzien van juistheid en begrijpelijkheid. In 2013 heeft de AFM geen specifieke onderzoeken naar de communicatie van ons fonds uitgevoerd.
2.5.2
De Nederlandsche Bank (DNB)
DNB is als toezichthouder belast met het prudentieel toezicht. Dit toezicht richt zich op de financiële stevigheid van financiële ondernemingen. Doel is bij te dragen aan de stabiliteit van de financiële sector. Het fonds legt structureel alle wijzigingen in statuten, reglementen, de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) en de jaarstukken aan DNB voor. Ook voorgenomen benoemingen van (plaatsvervangende) bestuursleden worden vooraf getoetst door DNB. Contact met DNB In 2013 zijn geen dwangsommen of boetes opgelegd aan het fonds. Ook heeft DNB geen aanwijzingen gegeven, geen bewindvoerder aangesteld of bevoegdheidsuitoefening van organen van het fonds gebonden aan toestemming. Van DNB heeft het fonds in 2013 verschillende brieven ontvangen inzake op dat moment actuele thema’s voor pensioenfondsen. Er heeft geen correspondentie plaatsgehad die anders is dan gebruikelijk, met uitzondering van het onderwerp ‘toekomst fonds’. Het bestuur heeft begin 2014 besloten om proactief met DNB in overleg te treden over de toekomstplannen. Themaonderzoek uitbesteding pensioenadministratie In juni 2013 deed DNB een onderzoek naar de beheersing van de risico’s die verband houden met de uitbesteding van de pensioenadministratie. Dit onderzoek vond plaats bij pensioenfondsen in toezichtklasse 2. Met dit onderzoek beoogde DNB inzicht te verkrijgen in de mate van beheersing van de uitbestede pensioenadministratie. Hiertoe werd het fonds verzocht om een vragenlijst in te vullen en om bij DNB op gesprek te komen. In kader van het onderzoek zijn de voorzitters op bezoek geweest bij DNB voor een interview. DNB heeft in de terugkoppeling naar aanleiding van dit gesprek een aantal aanbevelingen gedaan, waar het bestuur mee aan de slag gaat. In februarit 2014 zijn de voorzitters aanwezig geweest bij een rondetafelsessie van DNB waarin de vervolgacties naar aanleiding van het themaonderzoek werden besproken met de fondsen die ook uitgenodigd waren voor een gesprek.
Jaarverslag 2013
pagina 23 |
96
Themaonderzoek voorbereiding transitie pensioencontract In het kader van het themaonderzoek voorbereiding transitie pensioencontract, waarmee AFM en DNB in 2012 zijn gestart, werd het fonds (evenals alle middelgrote en kleine pensioenfondsen) verzocht om een vragenlijst in te vullen. DNB en AFM verwachten van de pensioenfondsen dat zij, in het kader van het nieuwe financiële toetsingskader, anticiperen op de komende veranderingen, de daarin te maken keuzes en de implicaties voor de bedrijfsvoering. Doel van de vragenlijst is om inzicht te verkrijgen in de voortgang die pensioenfondsen maken in hun voorbereiding op het nieuwe pensioencontract en de wijze waarop zij dit doen. Naar aanleiding van de vragenlijst heeft DNB het fonds verzocht om vóór 31 december 2013 een transitieplan op te stellen. Het fonds heeft eind 2013, op hoofdlijnen, een transitieplan opgesteld. Onderzoek implementatie Wet versterking bestuur pensioenfondsen Met ingang van 1 juli 2014 treden de wettelijke bepalingen met betrekking tot de aangepaste bestuursmodellen in werking en moet het nieuwe bestuursmodel operationeel zijn. Daarom heeft DNB aangekondigd enquêtes uit te zullen voeren. Doel van deze enquêtes is inzicht te krijgen in de voortgang van de implementatie van de governance-eisen. De eerste enquête is in september 2013 verzonden naar alle pensioenfondsen. Seminar Kwetsbare fondsen Begin 2014 is het bestuur uitgenodigd voor een seminar voor de 60 meest kwetsbare fondsen. DNB wilde hier met de fondsen van gedachten wisselen over de toekomstbestendigheid van pensioenfondsen. De groep uitgenodigde pensioenfondsen ziet zich veelal geconfronteerd met een ongunstige kostenstructuur, een beperkt premiestuur, een krimpend deelnemersbestand, moeite om geschikte beleidsbepalers aan te trekken en ingrijpende ontwikkelingen in wet- en regelgeving. DNB verwacht van de fondsen dat ze een analyse maken van de daadwerkelijke kwetsbaarheid van het fonds en de benodigde acties om de aanspraken van deelnemers te waarborgen. De voorzitter is bij het seminar aanwezig geweest.
2.6 Externe ontwikkelingen Verhoging van de AOW-leeftijd in stappen De AOW-leeftijd gaat in stappen omhoog naar 67 jaar. Dit is al in wetgeving vastgelegd. Een versnelling van de verhoging van de AOW-leeftijd tot 67 jaar in 2021 is de gecombineerde uitkomst van afspraken uit het Herfstakkoord en het Regeerakkoord van oktober 2012. De indiening van het wetsvoorstel voor versnelde verhoging van de AOW-leeftijd staat voor maart 2014 gepland. Verhoging van de pensioenrichtleeftijd van 65 jaar naar 67 jaar Per 1 januari 2014 is de pensioenrichtleeftijd verhoogd naar 67 jaar. Daarna wordt de pensioenrichtleeftijd gekoppeld aan de levensverwachting. Verdere verhoging van de pensioenrichtleeftijd gaat met stappen van één jaar. De komende jaren ligt de fiscale pensioenrichtleeftijd hoger dan de AOW-leeftijd. Het fonds heeft besloten om de pensioenrichtleeftijd nog niet aan te passen, omdat de huidige wet nog de fiscale ruimte biedt om in 2014 de pensioenleeftijd van 65 aan te houden. Het uitstellen van de pensioeningangsdatum is wel mogelijk gemaakt. Verlaging opbouwpercentage De Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd verlaagde per 1 januari 2014 de maximale opbouwpercentages met 0,1%. Voor middelloon geldt een maximaal opbouwpercentage van 2,15% en voor eindloon 1,9%. De opbouwpercentages gaan met ingang van 1 januari 2015 nog verder omlaag. Het kabinet bereikte hierover in december 2013 een akkoord met enkele oppositiepartijen. In maart 2014 worden de stukken aan de 1e en 2e Kamer voorgelegd. Voor VNPS heeft dat op dit moment nog geen gevolgen, omdat het opbouwpercentage van het fonds 1,75% is. De regeling is daarom per 1 januari 2014 ongewijzigd vastgesteld.
Jaarverslag 2013
pagina 24 |
96
2.7 Nieuwe financiële opzet pensioenfondsen 2.7.1
Definitieve inhoud nieuw FTK nog niet bekend
De eerste stap in de herziening van het pensioenstelsel is het verhogen van de AOW en pensioenrichtleeftijd. De tweede stap is het schokbestendig maken van de pensioencontracten. De financiële regels voor pensioenen liggen vast in het financieel toetsingskader (FTK). Het FTK is onderdeel van de Pensioenwet. De planning is dat 1 januari 2015 een nieuw FTK van kracht wordt. In de zomer van 2013 hield staatssecretaris Klijnsma een consultatie over een voorontwerp voor het nieuwe FTK. In het consultatiedocument werd een scheiding tussen nominale en reële contracten voorgesteld. Na de consultatie koos staatssecretaris Klijnsma alsnog voor één FTK, een tussenvariant. De tussenvariant, ook wel FTK1+ genoemd, is te omschrijven als een FTK met het nominale contract zoals we dat nu kennen. Met de introductie van de nieuwe tussenvariant wil Klijnsma ervoor zorgen dat pensioenfondsen oude rechten niet hoeven in te varen in het nieuwe contract. De Eerste Kamer heeft 27 mei 2014 ingestemd met de door het kabinet beoogde fiscale hervorming van de pensioenopbouw. De verlaging van de pensioenopbouw vanaf 2015 en de maximering van het pensioengevend inkomen zijn hierdoor een feit.
2.7.2
Nieuwe UFR gekoppeld aan marktrente
Het kabinet wil met de invoering van het nieuwe FTK in 2015 ook een nieuwe UFR-methode invoeren voor pensioenfondsen. De UFR is de benadering van de marktrente voor looptijden van meer dan 20 jaar. De Commissie UFR bracht een advies uit over drie onderdelen van de UFR-methode. Op 1 oktober gaf het kabinet aan het advies van de commissie te willen overnemen in het nieuwe FTK. Een belangrijke keuze die de commissie maakt, is de UFR niet meer als een vaste rente te definiëren, maar te koppelen aan een voortschrijdend gemiddelde marktrente (forward rente). Een voordeel van een variabele UFR is dat geen onduidelijkheid meer bestaat of en hoe dit niveau in de toekomst bijgesteld kan worden. Nadelen van de methodiek van de commissie UFR zijn de complexiteit van de methodiek en de onduidelijkheid over de vraag in hoeverre het renterisico nog te hedgen is voor pensioenfondsen en of een variabele UFR niet onnodig ten koste gaat van stabiliteit, aangezien de UFR nu ook meebeweegt met marktrentes. Na het advies en het besluit van Klijnsma besloot Europa eind oktober vrij onverwacht en definitief dat verzekeraars vanaf 1 januari 2016 een vaste UFR van 4,2% moeten hanteren. De STAR pleitte er eind november daarom voor om ook voor Nederlandse pensioenfondsen aan te sluiten bij de Europese vaste UFR.
2.8 Europa 2.8.1
Financial Transaction Tax (FTT)
De Europese Commissie wil een financiële transactiebelasting (FTT) om de financiële sector te dwingen bij te dragen aan het herstel van de crisis. Nederland doet hier vooralsnog niet aan mee. Minister Dijsselbloem verwacht dat de extra belasting grote gevolgen heeft voor de risico’s die fondsen nemen en voor de hoogte van de Nederlandse pensioenuitkeringen. Daarom onderhandelt Nederland verder over aanpassing van het voorstel. Een groep van 11 landen heeft er voor gekozen om via de weg van “enhanced cooperation” de FTT in te voeren. Frankrijk en Italië heffen inmiddels een transactietaks voor bedrijven met het hoofdkantoor in deze landen.
Jaarverslag 2013
pagina 25 |
96
3 Financieel beleid 3.1 Inleiding Zoals in paragraaf 1.2.2 reeds werd beschreven stelt het fonds zich ten doel pensioenen te verlenen aan deelnemers, gewezen deelnemers en hun nabestaanden, met inachtneming van de statuten en reglementen. Het is dus belangrijk dat het pensioenfonds voldoende geld ontvangt, zodat er altijd genoeg middelen zijn om (toekomstige) uitkeringen te kunnen betalen. Het bestuur gebruikt hiervoor de volgende beleidsinstrumenten; ¨
premiebeleid,
¨
toeslagenbeleid,
¨
beleggingsbeleid en
¨
de pensioenregeling.
In dit hoofdstuk komen de eerste drie instrumenten aan de orde. Na het premie- en toeslagenbeleid geeft het bestuur inzicht in het vermogen en de voorzieningen. Na de actuariële analyse volgt een uitleg over het beleggingsbeleid. De pensioenregeling komt aan bod in hoofdstuk 4.
3.2 Premiebeleid De financiering van de pensioenregeling geschiedt door betaling van een premie zoals omschreven in het uitvoeringsreglement tussen het fonds en de werkgevers. De verschuldigde premie is bepaald in overleg tussen de sociale partners en is door het bestuur – gehoord de actuaris van het fonds – getoetst op adequaatheid. De jaarlijks verschuldigde premie, uitgedrukt als een percentage van de pensioengrondslagsom, dient door de werkgevers betaald te worden. Op basis van de CAO afspraken wordt de helft van de premie ingehouden op het loon van de deelnemer. Een wijziging van de verschuldigde premie wordt, evenals een wijziging in de premiekorting, doorgevoerd met ingang van 1 januari. Er geldt geen bijstortingsverplichting voor de werkgevers. De jaarlijks verschuldigde premie is in de CAO vastgesteld op: 2012: 16,5%; 2013: 17,0%; 2014: 17,5%; 2015: 18,0%.
3.3 Toeslagenbeleid Het toeslagbeleid van het pensioenfonds komt overeen met variant B uit de toeslagenmatrix. Dit betekent dat er geen doelgericht toeslagenbeleid is en dat het bestuur jaarlijks besluit of een toeslag kan worden verleend, rekening houdend met de financiële positie van het fonds en zo ja, hoe hoog die toeslag is. Er is geen ambitie om jaarlijks toeslagen te geven op pensioenrechten en pensioenaanspraken en er is geen maatstaf waaraan de toeslagen gekoppeld zijn. Voor de financiering van de toeslagen wordt geen premie betaald en er wordt geen reserve aangehouden om in de toekomst toeslagen te kunnen toekennen. Bij de feitelijke toekenning van toeslagen kijkt het bestuur naast de financiële positie van het fonds ook naar de verwachte toekomstige ontwikkelingen in de financiële positie en de risico’s die daarmee gepaard gaan. Het bestuur van het fonds is bevoegd om bij de toekenning van toeslagen onderscheid te maken tussen verschillende soorten pensioenaanspraken en pensioenrechten, voor zover dat onderscheid wettelijk is toegestaan. Eventuele toeslagverlening vindt altijd plaats per 1 januari van enig jaar en wordt verleend op de pensioenaanspraken en pensioenrechten per 31 december van het voorlaatste Jaarverslag 2013
pagina 26 |
96
kalenderjaar, met inbegrip van eerder verleende toeslagen. Als het fonds een toeslag heeft verleend, maakt de toeslag deel uit van de pensioenaanspraak of het pensioenrecht. In alle persoonlijke uitingen richting deelnemers, slapers en gepensioneerden wordt het toeslagenbeleid toegelicht. Het bestuur behoudt zich het recht voor om het toeslagenbeleid aan te passen. Toekomstige wijzigingen zijn verbindend voor alle (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en andere aanspraakgerechtigden. Begin 2013 heeft het bestuur besloten om de pensioenen per 1 januari 2013 met 1% te verhogen. Begin 2014 heeft het bestuur besloten om de pensioenen ook per 1 januari 2014 met 1% te verhogen. In beide gevallen is de verhoging toegekend aan actieve deelnemers, inactieve deelnemers en gepensioneerden.
3.4 Kosten uitvoering pensioenbeheer Het bestuur maakt voor de uitvoering van de regeling diverse kosten. De kosten van pensioenbeheer (x 1.000) bedragen voor 2013 € 822 (2012 € 801). Omgerekend (in hele euro’s) is deze € 327,10 per deelnemer en gepensioneerde (2012: € 343,63). De uitvoeringskosten kunnen aan de volgende betrokkenen worden toegerekend (x €1.000):: Kosten deelnemer en gepensioneerde 254 Werkgeverskosten Kosten bestuur en financieel beheer
35 533
Hieronder volgt een korte toelichting bij deze kosten. Kosten deelnemer en gepensioneerde De kosten van de deelnemers en gepensioneerden hebben betrekking op alle werkzaamheden die in de pensioenadministratie moeten worden verricht om de aanspraken juist te administreren en de deelnemer volledig te informeren. Denk hierbij aan de pensioentoekenningen, betalen uitkeringen, verwerken waardeoverdrachten, afkoop, helpdesk, communicatie met deelnemers/gepensioneerden. Werkgeverskosten De werkgeverskosten hebben betrekking op de activiteiten die voortvloeien uit de contacten met de werkgever. Het gaat om kosten voor de aanlevering en verwerking van de werknemergegevens, de aanmaak van premienota’s en de premie-incasso, helpdesk werkgever, communicatie met werkgever. Hierbij horen ook de kosten voor het aansluiten van nieuwe werkgevers. Kosten bestuur en financieel beheer De kosten van bestuur en financieel beheer hebben betrekking op kosten verbonden aan het besturen van het fonds, het secretariaat van het bestuur, de toezichthouders en de adviseurs. Deze kosten kunnen als volgt worden gespecificeerd (x €1.000): Bestuursondersteuning en secretariaat
343
Advieskosten
83
Kosten bestuursorgaan
64
Accountantskosten
36
Overig
Jaarverslag 2013
7
pagina 27 |
96
3.5 Pensioenvermogen en voorzieningen 3.5.1
Samenvatting van de financiële positie van het fonds en ontwikkelingen gedurende het jaar
Bedragen x 1.000 euro
Stand per 1 januari
Pensioen-
Technische
Dekkingsgraad
vermogen
voorzieningen
%
EUR
EUR
174.929
143.804
121,6
794
514
0,1
2.254
2.920
-0,9
-4.608
-4.563
0,7
Wijziging marktrente
-
-4.435
3,9
Wijziging actuariële uitgangspunten
-
-
-635
1.475
-1,8
172.734
139.715
123,6
Beleggingsresultaten Premiebijdragen Uitkeringen
Overige
Stand per 31 december
-
In deze samenvatting zijn het vermogen en de voorziening van de vrijwillige PlusPensioenregeling alsmede derivaten met een negatieve waarde niet meegenomen. Dekkingsgraad De dekkingsgraad wordt bepaald door de som van de technische voorzieningen, het stichtingskapitaal en de reserves te delen door de technische voorzieningen. Het bestuur stelt vast dat de actuele dekkingsgraad boven het conform de voorschriften in de ABTN vastgelegde vereist vermogen van 111,7% ligt en dat dus geen maatregelen uit hoofde van een dekkings- of reservetekort noodzakelijk zijn. De dekkingsgraad ultimo jaar (op basis van de jaarrekening) heeft zich de afgelopen jaren als volgt ontwikkeld:
Dekkingsgraad ultimo
2013
2012
2011
2010
2009
123,6%
121,6%
118,5%
123,5%
123,4%
Hierbij is het vermogen en de voorziening van de PlusPensioenregeling niet meegenomen.
Jaarverslag 2013
pagina 28 |
96
3.6 Actuariële analyse 3.6.1
Analyse resultaat
Het saldo van baten en lasten over de afgelopen jaren kan als volgt worden geanalyseerd: Bedragen x 1.000 euro
2013
2012
2011
2010
2009
EUR
EUR
EUR
Premieresultaat
-1.408
-1.348
-787
-1.060
-1.377
Interestresultaat
4.736
8.422
-3.502
5.023
17.011
Overig resultaat
-1.434
-447
1.363
-1.241
-6.626
1.894
6.627
-2.926
2.722
9.008
Saldo van baten en lasten
Jaarverslag 2013
pagina 29 |
96
3.6.2
Actuariële analyse
De actuariële analyse van het saldo van baten en lasten kan als volgt worden weergegeven: 2013
2012
EUR
EUR
Premieresultaat
-1.408
-1.348
Interestresultaat
4.736
8.422
Resultaat op waardeoverdrachten (saldo overdacht van rechten)
-34
-220
Resultaat op kanssystemen (overige wijzigingen)
388
-148
14
39
-45
-139
-1.407
-
-
-111
-372
-
22
132
-1.434
-447
1.894
6.627
Overig resultaat
Resultaat op kosten Resultaat op uitkeringen Indexering en overige toeslagen Wijziging overige actuariële uitgangspunten Overige incidentele mutaties Andere oorzaken
Totaal saldo van baten en lasten
3.6.3
Uitkomsten van de solvabiliteitstoets
De vermogenspositie van het fonds kan worden gekarakteriseerd als een toereikende solvabiliteit. Voor de berekening van het vereiste eigen vermogen wordt gebruik gemaakt van het standaardmodel van DNB.
Jaarverslag 2013
pagina 30 |
96
3.6.4
Oordeel van de waarmerkend actuaris over de financiële positie
Het oordeel van de waarmerkend actuaris is opgenomen in hoofdstuk 8, onder paragraaf 8.3.
3.7 Beleggingsbeleid 3.7.1
Terugblik economie en financiële markten
Gematigde groei en lage inflatie Gematigde groei, een ruim monetair beleid, politieke strubbelingen en een afzwakkende eurocrisis kenmerkten 2013. De wereldwijde economische groei bedroeg volgens het IMF circa 2,9% in 2013, maar de verschillen tussen de regio’s waren groot. De Eurozone kende per saldo economische krimp, al was er sprake van herstel gedurende het jaar. De economie in de Verenigde Staten groeide met circa 1,6%. In de opkomende landen nam de economische groei af maar de groeicijfers liggen nog steeds beduidend hoger dan in de ontwikkelde landen. Per saldo bleef de inflatie laag, waardoor het voor centrale banken mogelijk was een zeer ruim monetair beleid te voeren. De Amerikaanse centrale bank (Fed) handhaafde gedurende 2013 het opkoopprogramma van staats- en hypotheekgerelateerde obligaties. Dit beleid wordt in 2014 verkleind. De ECB verlaagde de beleidsrente in twee stappen naar het historisch lage niveau van 0,25%. De Bank of Japan continueerde het eind 2012 ingezette beleid van kwantitatieve verruiming. De politiek blijft in veel landen een onzekere factor. In de Verenigde Staten stonden de Democraten en Republikeinen regelmatig lijnrecht tegenover elkaar aangaande de overheidsfinanciën. In Italië zorgde de eurosceptische verkiezingsuitslag voor onzekerheid. Ondanks een enkele oprisping, zoals de financiële problemen in Cyprus, nam de vrees over het uiteenvallen van de muntunie af. Jaar van het aandeel Vooral het monetaire beleid drukte een belangrijke stempel op de financiële markten in 2013. De lage beleidsrentes en de diverse opkoopprogramma’s waren een ondersteunende factor voor de meeste risicovolle beleggingen. Vooral aandelen uit de ontwikkelde markten profiteerden hiervan. De aankondiging van de afbouw van het opkoopprogramma door de Fed in mei zorgde voor wereldwijd stijgende renteniveaus. Het rendement op veilige staatsobligaties in de portefeuille was daardoor negatief. Vooral de opkomende markten bleken gevoelig voor de beleidsintenties van de Amerikaanse centrale bank. Het afzwakken van de eurocrisis leidde in de periferie juist tot dalende renteniveaus en een relatief sterke euro. Duitse staatsobligaties eindigden het afgelopen jaar voor het eerst sinds 2006 in het rood. De stijging van de kapitaalmarktrente werd gedreven door de verwachte afbouw van het opkoopprogramma van de Fed, een beleidskoers die wordt aangeduid met de term ‘tapering’. De Duitse 10-jaarsrente steeg van 1,3% eind 2012 naar 1,9% eind 2013. De obligaties van andere Europese kernlanden lieten een vergelijkbaar verloop zien. De neerwaartse bijstelling van de Nederlandse kredietwaardigheid door S&P had nauwelijks effect op de kapitaalmarktrente. De Nederlandse 10-jaarsrente steeg van het historisch lage niveau van 1,5% eind 2012 tot 2,2% eind 2013. Dit in tegenstelling tot de perifere landen waar de effectieve renteniveaus per saldo daalden. Het totaalrendement op Spaanse en Ierse obligaties bedroeg meer dan 10%. De Spaanse 10-jaarsrente daalde van 5,3% eind 2012 naar 4,2% eind 2013. Inflatiegerelateerde obligaties hadden last van de reële rentestijging. Gecombineerd met de hogere duratie resulteerde dit in een min van bijna 4%. De hoge rendementen voor Investment Grade Credits en High Yield uit 2012 werden niet geëvenaard, maar in 2013 zijn de behaalde rendementen nog wel hoger dan die op staatsobligaties van de kernlanden. Het totaalrendement op schuldpapier uit de opkomende landen was negatief. Het rendement op Emerging Market Debt in harde valuta werd zowel negatief beïnvloed door de oplopende rente in de Verenigde Staten als een stijging van de risico-opslag. De lokale valuta variant had te lijden onder de forse koersdaling van de meeste opkomende marktenvaluta’s. Vooral landen met een tekort op de lopende rekening bleken erg kwetsbaar, waaronder: Indonesië, Zuid-Afrika, Brazilië en Turkije. De aandelenmarkten van de ontwikkelde landen kenden een goed jaar. Door het zeer ruime monetaire beleid van de Bank of Japan (BoJ) is de Japanse aandelenmarkt in lokale valuta koploper. Het beleid van de BoJ leidde tot een forse daling van de Japanse yen wat gunstig uitwerkte op de winstgevendheid van Japanse exporteurs. Maar ook de Amerikaanse en Europese Jaarverslag 2013
pagina 31 |
96
aandelenmarkten noteerden hoge rendementen. Naast de gematigde economische groei en het ruime monetair beleid, profiteerden aandelen van hun aantrekkelijke waardering. Opkomende markten bleven daarentegen fors achter. Afzwakkende economische groei in China, dalende grondstofprijzen, de forse depreciatie van de Japanse yen drukten de winstgevendheid van bedrijven uit de opkomende markten. Ook door de verwachte tapering stonden opkomende markten onder druk. Het rendement op grondstoffenbeleggingen was matig in 2013. Ondanks dat de energiesector redelijk stand hield door een gestegen olieprijs, leverden de andere grondstoffen fors in. Vooral de edelmetalen stonden onder druk. Door de afzwakkende eurocrisis keerde het vertrouwen in de euro gedeeltelijk terug. Per saldo nam de euro in waarde toe ten opzichte van zowel de Amerikaanse dollar als het Britse pond. De Japanse yen nam in waarde af ten opzichte van vrijwel alle belangrijke valuta’s. Gevoerd beleid De belangrijkste thema’s en de ontwikkelingen op het gebied van portefeuillesturing in 2013 zijn hieronder opgenomen: Het pensioenfonds heeft haar strategische portefeuille geëvalueerd om te kunnen inspringen op eventueel veranderde risico- en rendementskarakteristieken. Hierbij zijn de beleggingscategorieën en hun verdeling geanalyseerd of deze nog past binnen de economische situatie en verwachtingen. Naast deze evaluatie is de portefeuille ook beoordeeld op robuustheid. Dat wil zeggen dat de portefeuille bestendig is tegen verschillende macro economische omgevingen. Daarom is de positionering van de strategische portefeuille naar risicocategorieën en gevoeligheden voor economische schokken bekeken. Door te sturen op risicocategorieën kan een goede risicodiversificatie worden gewaarborgd en een efficiënte en robuuste portefeuille worden geconstrueerd die bestand is in de verschillende economische scenario’s. Op basis van deze evaluatie heeft het pensioenfonds een nieuwe strategische portefeuille vastgesteld welke meer robuust is. In 2013 heeft het pensioenfonds het proces “Sturen op Risico” geïmplementeerd. Het doel van “Sturen op Risico” is om het lange termijn beoogde risicoprofiel te beheersen door de gekozen risicomaat op korte termijn te monitoren. Dit proces vormt het beleidskader om te bepalen of de portefeuille dient te worden aangepast of dat het huidige beleid kan worden voortgezet om binnen het gewenste risicoprofiel te blijven. In 2013 kreeg het beleggingsbeleid verder vorm door het Dynamische Asset Allocatie (DAA) beleid. De doelstelling van DAA is het verbeteren van het rendement-/risicoprofiel van de strategische asset allocatie door in te spelen op kansen en risico’s. In het voorjaar van 2013 is de omvang van de rebalancing afgewogen tegen de ontwikkelingen op de financiële markten en de financiële situatie van het pensioenfonds. Het marktsentiment van de financiële markten vormde op dat moment geen beperking om de rebalancing conform mandaat uit te voeren. Per saldo zijn aandelen en high yield verkocht en vastrentende waarden en commodities aangekocht. In het eerste kwartaal van 2013 is de allocatie naar Obligaties Opkomende Markten Local Currency toegevoegd. Uit een portefeuilleconstructie studie was al eerder gebleken dat Obligaties Opkomende Markten een waardevolle toevoeging aan de beleggingsportefeuille zouden zijn. Door een gedeelte vanuit Obligaties Opkomende Markten HC (hard currency) te spreiden naar Obligaties Opkomende Markten LC (local currency) wordt het risico-rendementsprofiel van de portefeuille verder verbeterd. Door te beleggen in de lokale valuta van opkomende markten wordt ingespeeld op de verwachte appreciatie van deze valuta als gevolg van de aantrekkende economische groei.
Jaarverslag 2013
pagina 32 |
96
Portefeuillewaarde De waarde van de portefeuille en de verdeling van het vermogen over de verschillende beleggingscategorieën aan het einde van het jaar ten opzichte van de situatie aan het begin van het jaar wordt weergegeven in onderstaande tabel: 2013
Bedragen x € 1.000.000
2012
Bedrag
Percentage
Normportefeuille
Bedrag
Percentage
Aandelen
52,1
29,6%
24,0%
55,0
32,8%
Vastrentende waarden
92,1
52,3%
53,0%
83,9
50,0%
Alternatieve beleggingen
14,9
8,4%
6,0%
10,9
6,5%
Vastgoed
16,8
9,5%
15,0%
17,8
10,6%
0,3
0,2%
2,0%
0,6
0,1%
176,2
100,0%
100,0%
168,2
100,0%
Liquide middelen Totaal Waarde portefeuilles ter
10,1
20,5
186,3
188,7
afdekking rente- en valutarisico’s Totaal inclusief portefeuilles ter afdekking rente- en valutarisico Rendementen Onderstaande tabel geeft de performance weer uitgesplitst naar de verschillende categorieën waarin door het pensioenfonds wordt belegd. 2013
2013
Portefeuille
Benchmark
14,7%
15,2%
0,3%
-0,7%
Alternatieve beleggingen
-1,3%
-5,5%
Vastgoed
-1,1%
0,5%
Liquide middelen
0,0%
0,1%
Totaal
5,1%
4,5%
Totaal inclusief portefeuilles ter afdekking rente-
0,8%
Aandelen Vastrentende waarden
en valutarisico en DAA Afdekking renterisico Hoewel de rentegevoeligheid van de Technische Voorziening is afgenomen sinds de introductie van de UFR rekenrente in 2012 door DNB, is renterisico nog steeds een groot risico in de pensioenbalans. Het pensioenfonds beheerst het renterisico door te beleggen in vastrentende waarden en het Liability Overlay Fund (LOF). Zoals in 2012 werd besloten is gedurende 2013 de afdekking van het renterisico verlaagd van 100% per januari 2013 naar 95% per april 2013 en vervolgens naar 90% per juli 2013. Over 2013 is de 30-jaars swaprente gestegen met 50 basispunten van 2,23% naar 2,73%. Dit leidde tot een daling van de waarde van het LOF en de vastrentende waarde portefeuille. Voor het bepalen van de waarde van de Technische Voorziening schrijft DNB een rekenrente voor die geen gebruik maakt van de actuele swaprente uit de markt maar van een 3-maands gemiddelde swaprente in combinatie met de UFR-rekenrente. De 30-jaars rekenrente is het afgelopen jaar met 0,34% gestegen waardoor de waarde van de Technische Voorziening is gedaald. Doordat de marktrente meer gestegen is dan de DNB-rekenrente is de waarde van het LOF en de vastrentende waarde portefeuille sterker gedaald dan de waarde van de Technische Voorziening. Indien voor het bepalen van de waardeverandering van de Technische Voorziening het effect van de 3-maands middeling buiten beschouwing wordt gelaten, heeft de renteverandering een positief effect op de dekkingsgraad gehad. Jaarverslag 2013
pagina 33 |
96
Valutahedge Het pensioenfonds belegt in verschillende beleggingen die in buitenlandse valuta genoteerd zijn. De belangrijkste buitenlandse valuta waarin belegd wordt, zijn: de Amerikaanse dollar, het Britste pond, de Japanse yen en de Zwitserse franc. Het valutarisico van deze valuta wordt voor een aantal beleggingscategorieën voor 75% afgedekt naar de euro. Voor de beleggingscategorieën Global high yield en obligaties in opkomende landen in harde valuta wordt het valutarisico volledig afgedekt. In het valuta afdekkingsbeleid heeft zich gedurende 2013 geen verandering voorgedaan. Gedurende 2013 werden de afgedekte buitenlandse valuta gemiddeld genomen zwakker ten opzichte van de euro. De bijdrage van de valuta afdekking aan het resultaat van de portefeuille was positief. De ontwikkeling van dit resultaat werd vooral gedreven door de ontwikkeling van de grootste buitenlandse valuta positie: de Amerikaanse dollar. Dynamische Asset Allocatie (DAA) 2013 werd ingegaan met een overwogen positie op de categorie High Yield en op aandelen opkomende markten ten koste van Europese staatsobligaties. De overweging op High Yield is gedurende de eerste vier maanden afgebouwd vanwege de normalisatie van de risicopremie naar een niveau rond het lange termijn gemiddelde. Medio 2013, na de correctie op de aandelenmarkten, is een nieuwe overwogen positie op aandelen geïnitieerd ten koste van Europese staatsobligaties. In onze optiek was de daling op de financiële markten als gevolg van de angst voor afbouw van het ruime monetaire beleid in de Verenigde Staten overtrokken. Mede vanuit diversificatieoogpunt werd gekozen om de overweging te spreiden over Amerikaanse en Europese aandelen. Per saldo zorgde de overweging van aandelen ten koste van staatsobligaties gedurende 2013 voor outperformance. Vooral de overweging van Amerikaanse aandelen droeg hieraan bij, terwijl de overweging op aandelen uit opkomende markten juist een drukkend effect had op het resultaat. Vastrentende waarden Het doel van het vastrentende waarden mandaat is om een veilige basis te bieden binnen de beleggingsportefeuille en hiermee aan de nominale verplichtingen van het fonds te kunnen voldoen. De crisis rond de eurozone staatsleningen nam in 2013 verder af. In 2013 bleef de economie van de eurozone als geheel krimpen terwijl de werkloosheid opliep tot recordniveaus. De dalende inflatie werd door de ECB steeds als zorgwekkend ervaren. De overheidfinanciën van de perifere eurozone landen lieten in 2013 weinig verbetering zien. De begrotingstekorten daalden niet en de staatsschulden namen niet af. Opmerkelijk was dat de financiële markten op verwachte positieve ontwikkelingen vooruit liepen, waardoor de risico opslag van de perifere landen in de loop van 2013 gestaag daalden, terwijl de feitelijke ontwikkelingen daar nog geen aanleiding toe gaven. Na de sterke daling van de rente op langere looptijden in de kernlanden binnen de eurozone liep de rente in 2013 weer op. In de perifere landen daalde de rente juist. Het gewicht van deze landen in de portefeuille is aanzienlijk kleiner, waardoor het effect op het portefeuille rendement beperkt was. Achteraf was de positionering in de portefeuille te defensief en leidde tot een underperformance. Ook in 2013 was er een grote vraag naar bedrijfsobligaties (credits). Het aanbod van nieuw papier was vrij beperkt. Dit geldt vooral voor bankpapier waar per saldo meer leningen afliepen dan er aan nieuw papier werd uitgegeven. De aanhoudende steunmaatregelen van Centrale Banken en een lage inflatie zorgden er voor dat de gemiddelde risico opslag voor credits in 2013 wederom verder afnam. De Europese kernlanden gerelateerde leningen presteerden over het algemeen het beste. High Yield Ondanks dat het hoge rendement voor high yield obligaties uit 2012 niet geëvenaard werd, was het rendement met 6.3% wel hoger dan dat voor staatsobligaties van kernlanden. Per saldo daalden de risico-opslagen waardoor, ondanks de stijgende staatsobligatierente, toch een positief rendement genoteerd werd. Het bedrijfsleven staat er per saldo goed voor. Het aantal faillissementen is laag en de marktverwachting is dat dit voorlopig zo blijft. Daarnaast is er door de lage renteomgeving een aanhoudende vraag naar bedrijfsobligaties.
Jaarverslag 2013
pagina 34 |
96
Emerging Markets Debt Hard Currency Het totaalrendement op schuldpapier uit de opkomende landen was negatief. Het rendement op deze belegging werd negatief beïnvloed door de oplopende rente in de VS en door een stijging van de risico-opslag. De belangrijkste ontwikkeling die hieraan ten grondslag lag was de economische groei. Structurele hervormingen, een verkrappend monetair beleid en lagere grondstoffenprijzen stonden het economische herstel in de weg. Emerging Markets Debt Local Currency Schuldpapier uit opkomende landen in lokale valuta had te lijden onder de forse afname van de meeste valuta’s. Het totaalrendement op deze categorie was fors negatief. Door de lagere economische groei, nemen de tekorten toe en daarmee ook de afhankelijkheid van buitenlands kapitaal. Dit leidt tot een toename van de bewegelijkheid op de valutamarkten. Per saldo heeft de vastrentende waarden portefeuille met een rendement van 0,3% versus een benchmarkrendement van -0,7% een outperformance van 1,0% behaald. Voor 2014 wordt een zeer bescheiden herstel verwacht, waardoor de rendementen op vastrentende waarden bescheiden zullen blijven. Aandelen Ondanks een aanhoudend somber beeld in Europa als gevolg van de eurocrisis, was 2013 een goed jaar voor aandelenbeurzen. Tegen het einde van het jaar werden diverse jaarrecords gevestigd. Belangrijkste reden hiervoor was het aanhoudende ruime monetaire beleid van de verschillende centrale banken. Het beeld in de Verenigde Staten duidt op een gestaag doorzettende economische groei. In Europa lijkt de eurocrises onder controle en zijn de vooruitzichten nu voorzichtig positief. In de opkomende markten is echter juist sprake van een afnemende groei. De Europese beurzen stegen met ruim 19%. De Amerikaanse beurs steeg in euro’s gemeten met 26%. Opkomende markten daalden in euro’s met ruim 6%. Hoewel de beurzen in de breedte flink stegen, was er sprake van duidelijke voorkeuren binnen de verschillende markten. Dit kwam tot uitdrukking in het soort aandelen dat werd gekocht. Aandelen van bedrijven van lagere kwaliteit (een minder stabiele winstgroei, lagere winstmarges of een matige balanskwaliteit) deden het beter dan aandelen van hogere kwaliteit. Ook deden goedkope (waarde)aandelen het beter dan groeiaandelen. Het waren vooral de sectoren met een blootstelling aan de Europese economie die goed presteerden, zoals telecommunicatie en cyclische consumentengoederen. Sectoren met een blootstelling aan opkomende markten en grondstoffen bleven achter, zoals basismaterialen en energie. De totale aandelenportefeuille van het pensioenfonds is in 2013 met 14,7% gestegen versus een benchmark rendement van 15,2%. Alternatieve beleggingen Alternatieve beleggingen zijn beleggingen die niet direct verband houden met traditionele beleggingen zoals aandelen en obligaties. De portefeuille alternatieve beleggingen van het Pensioenfonds vallen onder de categorie: grondstoffen Grondstoffen Beleggingen in grondstoffen (commodities) zijn investeringen in natuurlijke materialen die gebruikt worden in productieprocessen (olie, metalen bijvoorbeeld). De markt van grondstofbeleggingen liet in 2013, net zoals in 2012, een wisselend beeld zien. Vooral macro economische ontwikkelingen hebben het rendement bepaald in 2013. Het begin van het jaar werd gekenmerkt door onzekerheid over de financiële stabiliteit in Europa, voornamelijk door de crisis op Cyprus. Grondstoffen werden in het tweede kwartaal voornamelijk gedreven door een sterke dollar en een afnemende economische groei in China. Door goede economische vooruitzichten in de Verenigde Staten, was er angst in de markt dat de Fed zou stoppen met het opkopen van obligaties. Dit leidde ertoe dat de investeringen in grondstoffen minder waard werden. De tweede helft van 2013 werd gekenmerkt door de onrusten in het Midden-Oosten. Dit zorgde voor een prijsstijging van olie. Het koude weer in de Verenigde Staten zorgde voor een prijsstijging van Natural Gas. Edelmetalen werden minder waard na de aankondiging van de Fed dat de stimuleringsmaatregelen worden afgebouwd.
Jaarverslag 2013
pagina 35 |
96
De grondstoffen portefeuille liet over 2013 een negatief rendement zien van -1,3% als gevolg van de marktontwikkelingen en overtrof daarmee de benchmark die uitkwam op -5,5%. Vastgoed Het beeld van de Nederlandse vastgoedmarkt was in 2013 weinig positief. Dit werd door een belangrijk deel veroorzaakt door de recessie in Nederland. Daarnaast zijn er ook structurele oorzaken van de afwaardering van vastgoed. Hieronder wordt aangeven wat in 2013 de situatie per sector was: §
Woningen: In de huurwoningenmarkt waren er in 2013 tal van ontwikkelingen. Belangrijk waren de (ver)huurdersheffing in het gereguleerde huursegment en de mogelijkheid om scheefhuurders hogere huurverhogingen in rekening te brengen.
Door
het
stilvallen
van
de
koopwoningmarkt
was
het
makkelijker
voor
pensioenfondsen
om
beleggingshuurwoningen te verkrijgen. Toch waren er ook lichtpuntjes op de koopwoningmarkt. De daling van de huizenprijzen lijkt uit te bodemen en er worden weer meer woningen verkocht dan een jaar geleden. §
Winkels: de tweedeling in de winkelmarkt lijkt door te zetten. De waarde van winkels op A-locaties is relatief stabiel. Op B en C-locaties dalen de huren van winkelruimte en staat ook de waarde van de winkels onder druk. Ook de leegstand neemt in dit segment toe.
§
Kantoren: de structurele overcapaciteit zorgt voor aanhoudende druk op de kantorenmarkt. De waarderingen van kantoren bleven dalen in 2013 en de leegstand is nog steeds relatief groot. Wel worden tal van initiatieven genomen om de leegstand te verminderen, zoals transformatie van kantoren naar appartementen of hotels.
Naast de positieve invloed van huuropbrengsten, werd het rendement van de portefeuille negatief beïnvloed door de waardeontwikkeling van het vastgoed. De portefeuille presteerde met -1,1% slechter dan de ROZ/IPD benchmark (0,5%). VNPS heeft één winkelpand in de portefeuille. In 2013 heeft de huurder van dit pand (een supermarktketen) de huur opgezegd. Er wordt gezocht naar een nieuwe huurder, maar dit is gezien de afmetingen van het pand en de locatie niet eenvoudig. Voor een kantoorpand dat jaren geleden door het fonds verkocht is, is VNPS aansprakelijk gesteld voor bodemverontreiniging vanwege een benzinetank die niet verwijderd is. Syntrus Achmea handelt dit dossier namens VNPS af met de huidige eigenaar van het pand en de eigenaar van het buurpand.
3.7.2
Verantwoord Beleggen
Verantwoord beleggen en corporate governance Het pensioenfonds vindt het belangrijk invulling te geven aan verantwoord beleggen. Het pensioenfonds belegt in de beleggingspools van Syntrus Achmea Vermogensbeheer waarop het verantwoord beleggen beleid wordt toegepast. Als uitgangspunt worden de principes van de Global Compact van de Verenigde Naties gehanteerd. Deze tien principes zijn gerelateerd aan de mensenrechten, arbeidsnormen, milieu en anti-corruptie en vinden hun oorsprong in internationaal breed geaccepteerde verdragen zoals de Universele Verklaring inzake de Rechten van de Mens en de conventies van de International Labour Organisation. Het verantwoord belegen beleid bestaat uit de volgende onderdelen: - Uitsluiten van controversiële wapens Het gaat hier om bedrijven die kernwapens, biologische wapens, chemische wapens, anti persoonsmijnen of clusterbommen produceren. Naast de aandelenpools en de vastrentende waarden pool wordt sinds 2012 het uitsluitingsbeleid ook toegepast op de Syntrus Achmea Global High Yield Pool en de Syntrus Achmea Geldmarkt Fonds. Per 1 januari 2013 is het wettelijk verboden om in ondernemingen te beleggen die clusterbommen produceren. Voor het pensioenfonds heeft de wettelijke bepaling geen impact aangezien de beleggingspools clusterbommen expliciet uitsluiten van hun beleggingen.
Jaarverslag 2013
pagina 36 |
96
- Uitsluiten van landen In de vastrentende waarden pool wordt onder andere belegd in staatsobligaties. Ten aanzien van het uitsluiten van bepaalde landen is in 2013 het gewijzigde landenbeleid geaccordeerd door de participanten tijdens de jaarvergadering. Dit betekent dat een aantal landen is uitgesloten van beleggingen. Het betreft landen waartegen de Europese Unie en/of de Verenigde Naties sancties hebben afgekondigd. De sanctie maatregelen zijn opgelegd naar aanleiding van schendingen van het internationale recht of mensenrechten. - Engagement, aangaan van dialoog met ondernemingen Het doel van engagement is om ondernemingen waarin door het fonds is belegd aan te sporen tot beter gedrag en om aandeelhouderswaarde te creëren. Aan de hand van thema’s gaat het fonds de dialoog aan met ondernemingen. In 2013 stonden twee nieuwe thema’s centraal, ‘Veilige arbeidsomstandigheden in de kledingsector’ en CO2 management in de vastgoedsector’. - Corporate governance en stemmen op aandeelhoudersvergaderingen Syntrus Achmea Vermogensbeheer stemde voor de Aandelenpool Amerika in 2013 op 340 vergaderingen. In totaal passeerden 4212 agendapunten de revue. In 2013 werd in ongeveer 9% van alle agendapunten tegen het management gestemd. - Integratie van duurzaamheidsinformatie in het beleggingsproces De laatste jaren is er toenemende belangstelling om duurzaamheidsinformatie ook te integreren in het beleggingsproces. Sinds 2010 neemt Syntrus Achmea Ecologische, Sociale en Goed bestuurfactoren (ESG factoren) mee in het High Conviction aandelenbeleggingsproces. Dit wordt gedaan vanuit de overtuiging dat het meenemen van duurzaamheidsinformatie bijdraagt aan een beter geïnformeerde beleggingsbeslissing. Op de website van Syntrus Achmea wordt uitgebreid gerapporteerd over het verantwoord beleggen beleid, het uitsluitingsbeleid en het stembeleid.
3.7.3
Vooruitblik
Voor 2014 is de verwachting dat de wereldwijde economische groei aantrekt en dat de inflatie laag blijft. Zeker in de eurozone bevinden de inflatiecijfers zich in een dalende trend. Het gematigde economisch herstel in de Verenigde Staten zal naar verwachting doorzetten. De Fed zal het obligatie-opkoopprogramma gedurende 2014 verder afbouwen. Europa krabbelt verder op, maar is met de op de achtergrond sluimerende schuldencrisis nog wel gebaat bij nieuwe monetaire impulsen. In de opkomende landen wordt een lichte groeiversnelling verwacht ten opzichte van 2013. Ondanks dat de Fed is gestart met de afbouw van het opkoopprogramma blijft het wereldwijde monetaire beleid ruim. In de Verenigde Staten zal de beleidsrente naar verwachting laag blijven en in Europa en Japan worden mogelijk nieuwe verruimende maatregelen doorgevoerd. Het aanhoudend ruime monetaire beleid kan leiden tot verder dalende risicopremies. Deze dalende risicopremies zijn naar verwachting minder sterk dan de afgelopen jaren. De eurocrisis, een forse groeivertraging in China en de onzekerheid over het monetaire beleid zijn de grootste risico’s. Ondanks dat de onrust over de muntunie in 2013 is geluwd, blijven de macro-economische verschillen in de eurozone groot en de groei per saldo laag. Beleidsmakers zullen op nationaal- en supranationaal niveau door moeten gaan met hervormingen en het op orde brengen van de overheidsfinanciën. Toenemende sociale onrust kan opnieuw leiden tot het oplaaien van de eurocrisis. Een forse groeivertraging in China heeft ook nadelige effecten op andere opkomende landen en zal de wereldwijde groei negatief beïnvloeden. De Fed is vanaf januari 2014 gestart met de afbouw van het opkoopprogramma. Indien de verbeteringen in de macro-economische data aanhouden, zal de Fed geleidelijk aan het opkoopprogramma verder afbouwen. Onverwachte wijzigingen in dit beleid kunnen leiden tot een snelle en forse stijging van de kapitaalmarktrente in de Verenigde Staten.
Jaarverslag 2013
pagina 37 |
96
3.7.4
Beheerkosten van het fonds
In april 2011 bracht de Autoriteit Financiële Markten (AFM) het rapport “Kosten pensioenfondsen verdienen meer aandacht” uit. Hierin wordt gepleit voor een helder en transparant inzicht in de kosten die pensioenfondsen maken. In dit rapport is onder andere aandacht gevraagd voor de kosten op het gebied van vermogensbeheer. De Pensioenfederatie heeft dit in november 2011 concreet gemaakt in de vorm van ‘aanbevelingen over het afleggen van verantwoording over de kosten’. In dit jaarverslag zijn deze aanbevelingen gevolgd. De gemaakte kosten, zoals hieronder opgenomen, worden ook aan de toezichthouder (DNB) gerapporteerd. De kosten van fiduciair management en vermogensbeheer zijn te onderscheiden naar de volgende kosten componenten: Kosten per beleggingscategorie
Beheerkosten
Performance
Transactiekosten
totaal
90
gerelateerde kosten Vastgoed Aandelen Vastrentende waarden Commodoties Overige beleggingen Totaal kosten toe te wijzen aan categorieën
90
-
-
88
-31
22
79
145
51
93
289
24
-
-
24
-
-
1
1
347
20
116
483
-
-
21
21
347
20
137
504
260
121
381
20
-
20
280
121
401
exclusief overlay Kosten overlay beleggingen Totaal kosten toe te wijzen aan categorieën inclusief overlay Overige vermogensbeheerkosten Kosten fiduciar beheer Bewaarloon Totaal overige vermogensbeheerkosten Totaal kosten vermogensbeheer
905
De kosten van bewaarloon betreffen de kosten van het in bewaargeving van effecten bij de custodian en de kosten voor het aanhouden van bankrekeningen. Overige kosten zijn de kosten die zijn gemaakt voor het verantwoord beleggen beleid. Hieronder valt corporate governance, screening en uitsluiting van posities op basis van dit beleid. Diverse vermogensbeheerkosten zijn op basis van een schatting opgenomen: ·
Als onderdeel van de vermogensbeheerkosten zijn beheerkosten voor het vierde kwartaal 2013 (€ 87) geschat omdat gegevens nog niet beschikbaar waren;
·
Beheerkosten van grondstoffen (€ 24) zijn geschat op basis van de contractueel afgesproken beheerfee;
·
Performance gerelateerde kosten (€ 20) zijn ingeschat op basis van afspraken met externe beheerders en verwachte performance over 2013;
·
De transactiekosten (€ 116) zijn de kosten die gemaakt worden om de effectentransactie tot stand te brengen en uit te voeren. Deze kosten zijn veelal op basis van een schatting tot stand gekomen, omdat er bijvoorbeeld bij transacties in de categorie vastrentende waarden niet separaat kosten in rekening worden gebracht, maar deze zich uiten zich in het verschil tussen de bied- en laat-spread. Daarnaast is het bij participatie in beleggingsfondsen niet exact te bepalen
Jaarverslag 2013
pagina 38 |
96
welke kosten er zijn gemaakt. Daarvoor is een schatting gemaakt van de ‘turn-over’ in de portefeuille en op basis van gemiddelde transactie kosten in de markt zijn vervolgens de transactiekosten bij benadering bepaald. ·
De transactiekosten overlay beleggingen (€ 21) zijn geschat conform de door de pensioenfederatie gehanteerde formule.
De totale kosten over 2013 bedragen € 905. Uitgedrukt in een percentage van het gemiddeld belegd vermogen bedragen de kosten 0,518%. De geschatte transactiekosten als percentage van het gemiddeld belegd vermogen bedragen: 0,078%. De kosten in voorgaande tabel omvatten naast de kosten, zoals gerapporteerd in de jaarrekening dus ook een uitsplitsing van ‘onzichtbare kosten’ voor beheer van onderliggende beleggingsfondsen, waarvan kosten zijn verwerkt in het beleggingsrendement en de schatting van kosten van de individuele transacties. In de jaarrekening worden alleen (directe) kosten getoond die het fonds op factuurbasis betaalt aan de tegenpartijen, waardoor deze cijfers niet aansluiten. Het doel van deze tabel is om extra inzicht te verschaffen in lijn met het rapport van de AFM en de Pensioenfederatie.
3.7.5
Z-score
Op grond van de Vrijstellingsregeling Wet Bedrijfspensioenfondsen moet vrijstelling worden verleend als uit de performancetoets blijkt dat het feitelijk behaalde beleggingsrendement van het bedrijfspensioenfonds in negatieve zin afwijkt van het rendement van de door het fonds vastgestelde normportefeuille. Volgens de vrijstellingsregeling zal de performancetoets worden toegepast over de periode 2009 tot en met 2013. Indien de uitkomst van de performancetoets lager valt dan 0, kan een deelnemer binnen het verplicht gestelde bedrijfstakpensioenfonds een verzoek indienen tot vrijstelling van deelname. Over 2013 is een Z-score behaald van 0,24%. De performancetoets over de periode 2009 tot en met 2013 bedraagt 1,53%. Daarmee blijft de performancetoets ruimschoots boven het vereiste minimum.
3.7.6
Risicoparagraaf
Het Financieel Toetsingskader (“FTK”) voor pensioenfondsen is een onderdeel van de Pensioenwet. De regelgeving van het FTK werkt de economische risico´s voor pensioenfondsen verbonden aan onder meer aandelen, valuta’s en rente uit. Het vertaalt deze naar vereiste reserveposities en dekkingsgraden. Hiermee worden pensioenfondsen gedwongen te overwegen welk totaal risiconiveau ze kunnen of willen accepteren. Het pensioenfonds zet, binnen de kaders van het geformuleerde risicobeleid, in op maximalisatie van het rendement op het vermogen. De belangrijkste risico’s zijn: Marktrisico Verschillende risico’s kunnen elkaar versterken of werken juist diversifiërend. Om die reden wordt het risico van marktwaardebewegingen op totaalniveau getoetst. Beheersmaatregelen: ·
Gewenste risico’s worden meegenomen in een ALM studie. Het betreft risico’s waar bewust voor gekozen wordt op basis van risico/rendement verwachtingen. Dit geldt niet voor ‘ongewenste’ risico’s. Tot die laatste behoren liquiditeitsrisico, concentratierisico en tegenpartijrisico.
·
Bij Sturen op Risico wordt op basis van de tracking error beoordeeld of het risico van het fonds binnen de bandbreedtes beweegt.
Renterisico Een pensioenfonds loopt renterisico doordat de waarde van de verplichtingen van het fonds anders op renteveranderingen reageert dan de waarde van de beleggingen. Beheersmaatregelen: ·
Op basis van het in de ALM-studie bepaalde risicoprofiel wordt het renterisico voor 90% afgedekt.
·
De netto impact van renteveranderingen op de dekkingsgraad worden in kwartaal- en risicorapportages inzichtelijk gemaakt.
Jaarverslag 2013
pagina 39 |
96
Inflatierisico Een pensioenfonds loopt inflatierisico doordat de waarde van de geïndexeerde pensioentoezeggingen anders op inflatieveranderingen reageert dan de waarde van de beleggingen. Het (gedeeltelijk) streven naar een reëel pensioen geeft een risico dat de verandering van de pensioenvoorzieningen als gevolg van inflatie niet gecompenseerd worden door een waardeverandering van de beleggingen. Beheersmaatregelen: ·
De indexatieambitie wordt in de ALM getoetst.
·
De kans op indexatie wordt inzichtelijk gemaakt in de risicorapportage.
Valutarisico De waarde van beleggingen kan veranderen door schommelingen in de wisselkoersen ten opzichte van de euro. Beheersmaatregelen: ·
Op basis van het risicoprofiel wordt het valutarisico op aandelen en grondstoffen voor 75% (USD, JPY, GBP en CHF) afgedekt.
Aandelenrisico Het risico op een daling van de marktwaarde van aandelen en zakelijke waarden. Beheersmaatregelen: ·
In de ALM wordt de gewenste allocatie naar aandelen en zakelijke waarden bepaald aan de hand van het risicoprofiel.
·
In de portefeuille constructie wordt het gewenste aandelenrisico omgezet in een feitelijke portefeuille.
·
Door middel van de risicorapportage wordt het aandelenrisico inzichtelijk gemaakt en waar nodig bijgestuurd.
Kredietrisico Het risico dat een verlies optreedt als een kredietnemer zijn afgesproken betalingen niet nakomt of dat de kredietwaardigheid van een kredietnemer afneemt. Beheersmaatregelen ·
In de portefeuille constructie wordt op basis van risicomaten een allocatie naar vastrentende waarden bepaald.
·
Binnen de beleggingsportefeuilles worden limieten opgenomen op kredietwaardigheidratings van beleggingen in instrumenten, landen en/of sectoren.
Liquiditeitsrisico Het risico dat een fonds niet op korte termijn aan zijn betalingsverplichtingen kan voldoen. Beheersmaatregelen ·
Liquiditeitsrisico wordt bewaakt met behulp van stress tests. Deze geven inzicht in de mate waarin de portefeuille over voldoende liquiditeit beschikt om marktschokken op te vangen. Indien het pensioenfonds niet slaagt voor de stress test volgt een advies van de Beheerder.
Concentratierisico Door gebrekkige spreiding kan concentratierisico ontstaan waarbij verliezen optreden doordat een te grote gevoeligheid bestaat naar één regio, sector of marktpartij. Beheersmaatregelen ·
Concentraties worden periodiek weergegeven in de risicorapportage. Op basis van analyses wordt beoordeeld of deze acceptabel zijn of dat deze teruggebracht moeten worden.
Tegenpartijrisico Bij het aangaan van transacties met externe partijen (o.a. derivatenposities en het gebruik van securities lending) wordt exposure opgebouwd bij tegenpartijen. Een faillissement van een tegenpartij kan tot verliezen leiden. Beheersmaatregelen ·
Bij het aangaan van nieuwe derivatentransacties wordt de tegenpartij getoetst op kredietwaardigheid, bestaande exposure en aan de hand van de gehanteerde watchlist.
Jaarverslag 2013
pagina 40 |
96
·
De kwaliteit van het onderpand wordt vooraf vastgelegd en voortdurend gemonitord.
Actief risico Met actief risico wordt bedoeld de mate waarin de daadwerkelijke performance afwijkt van de strategische benchmark Beheersmaatregelen ·
Voor actief beheerde mandaten worden limieten op de maximale tracking error gehanteerd. Daarmee wordt de afwijking ten opzichte van de benchmark gelimiteerd.
Jaarverslag 2013
pagina 41 |
96
4 Uitvoering van de pensioenregeling 4.1 Inleiding Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling van het fonds. Daarnaast komen de wijzigingen in reglementen die in 2013 zijn doorgevoerd, aan de orde.
4.2 De pensioenregeling Karakter De regeling is een uitkeringsovereenkomst. Op basis van de regeling wordt een uitkering van bepaalde hoogte toegekend. De hoogte van de uitkering is afhankelijk van salaris en diensttijd. Het langlevenrisico en het beleggingsrisico liggen bij het fonds. Pensioensysteem Het pensioensysteem is een middelloonregeling. De pensioenuitkering is gebaseerd op het salaris dat door de deelnemer gemiddeld verdiend werd/wordt in de sigarenindustrie. Toetredingsleeftijd Een werknemer die in dienst is bij een werkgever die is aangesloten bij het fonds neemt verplicht deel aan de pensioenregeling. De deelname gaat in op de eerste dag van de maand waarin de werknemer 21 jaar wordt. Uitgezonderd hierop zijn werknemers die een boven-CAO-salaris ontvangen. Hierbij geldt dat als een deelnemer die een salaris onder het maximum van de CAO ontving, op enig moment een salaris boven het maximum van de CAO gaat ontvangen, hij deelnemer blijft aan het fonds voor het maximale salaris volgens de CAO (Maximaal pensioengevend loon 2013: € 58.286). Pensioenleeftijd De normale pensioenleeftijd is 65 jaar; het is mogelijk de ingangsdatum van het pensioen te vervroegen tot op zijn vroegst 60 jaar. Het uitstellen van de pensioenleeftijd tot uiterlijk 70 jaar is vanaf 2013 ook mogelijk. Zowel bij vervroegen als uitstellen vindt een actuariële herrekening van de pensioenaanspraken plaats. Pensioengrondslag Over de pensioengrondslag wordt pensioen opgebouwd. De pensioengrondslag wordt vastgesteld door het pensioengevend loon te verminderen met de franchise. Het pensioengevend loon is het per 1 januari van het desbetreffende kalenderjaar vastgestelde bruto jaarloon verhoogd met de eindejaarsuitkering, de persoonlijke toeslag, de ploegentoeslag en de vuilwerktoeslag. Het maximaal pensioengevend loon bedroeg in 2013 € 58.286. De franchise wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld aan de hand van de ontwikkeling van de lonen in de sigarenindustrie. In 2013 bedroeg de franchise € 16.627. Opbouwpercentage ouderdomspensioen Elk jaar wordt 1,75% van de pensioengrondslag opgebouwd aan ouderdomspensioen. Partnerpensioen Voor eventuele partners wordt een partnerpensioen opgebouwd. Het partnerpensioen bedraagt 70% van het te behalen ouderdomspensioen. Voor werknemers jonger dan 21 jaar geldt dat het partnerpensioen verzekerd is.
Jaarverslag 2013
pagina 42 |
96
Wezenpensioen Het wezenpensioen bedraagt 14% van het te behalen ouderdomspensioen en wordt uitgekeerd tot 18 jaar (of tot 27 jaar voor studerende kinderen). Als beide ouders zijn overleden, wordt het wezenpensioen verdubbeld. Herschikken De pensioenregeling kent een aantal mogelijkheden tot het herschikken van pensioenaanspraken: ·
De deelnemer kan bij beëindiging van de deelneming en bij pensionering een deel van zijn ouderdomspensioen uitruilen in extra partnerpensioen.
·
De deelnemer kan bij pensionering zijn partnerpensioen geheel of gedeeltelijk omruilen in extra ouderdomspensioen.
·
De deelnemer kan, alleen bij vervroeging van zijn pensioen, gedeeltelijk van zijn pensioen gebruik maken.
Premie Voor 2013 is de verschuldigde premie door het bestuur vastgesteld op 17,0% van de pensioengrondslag. Werkgevers houden op grond van de CAO-afspraken maximaal 50% van de premie in op het brutoloon van de werknemer. Premievrijstelling Als een deelnemer een uitkering krachtens de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) dan wel krachtens de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ontvangt, kan de pensioenopbouw premievrij worden voortgezet. Naar rato van de arbeidsongeschiktheid wordt een deel van de premie dan betaald door het fonds: ·
100% als er sprake is van arbeidsongeschiktheid van 65% of meer;
·
50% als er sprake is van arbeidsongeschiktheid van 45% tot 65%;
·
25% als er sprake is van arbeidsongeschiktheid van 35% tot 45%;
·
25% als er sprake is van een WAO-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid van 25% tot 35%.
Vrijwillige voortzetting van de deelneming Deelnemers hebben de mogelijkheid om bij beëindiging van de deelneming voor het 65e jaar de deelneming onder bepaalde voorwaarden voor eigen rekening tegen de doorsneepremie voort te zetten. Afkoop kleine pensioenen Met ingang van 1 januari 2007 is in het pensioenreglement opgenomen dat kleine pensioenen worden afgekocht. Kleine pensioenen zijn pensioenuitkeringen van minder dan € 458,06 op jaarbasis (bedrag 2014). Het fonds mag deze pensioenen afkopen binnen zes maanden nadat de deelneming twee jaar is geëindigd. De gewezen deelnemer kan daartegen geen bezwaar maken. Voor deelnemingen die zijn geëindigd vóór 1 januari 2007 gelden andere wettelijke regels. Een pensioenfonds mag dan besluiten tot afkoop, maar de gewezen deelnemer kan hiertegen wel bezwaar maken. PlusPensioenregeling Naast de pensioenregeling van het fonds kunnen deelnemers op vrijwillige basis premies inleggen voor extra pensioen: de PlusPensioenregeling (voorheen Pensioenspaarregeling). Deze regeling heeft het karakter van een premieovereenkomst. De hoogte van de maximale premie is afhankelijk van de leeftijd van de deelnemer. De ingelegde premies worden door de werkgever ingehouden op het salaris en afgedragen aan het fonds. Het fonds belegt de premies. De pensioensaldi worden jaarlijks achteraf verhoogd (of, in geval van een negatief rendement, verlaagd) met het fondsrendement. Bij pensionering worden de premie plus het behaalde rendement omgezet in extra pensioen. De kosten voor de deelnemer aan het PlusPensioenfonds zijn 8% van de inleg plus 0,5% van het beleggingsresultaat. Vrijwillige deelname aan basisregeling en excedentregeling Sinds 1 januari 2011 is er voor aangesloten werkgevers de mogelijkheid om gebruik te maken van een excedentregeling voor deelnemers aan de basisregeling die een hoger pensioengevend salaris hebben dan het maximaal pensioengevend loon in de basisregeling. Nemen de betreffende deelnemers niet verplicht deel aan de basisregeling dan dient de aangesloten werkgever, om mee te kunnen doen aan de excedentregeling, voor deze deelnemers op vrijwillige basis deel te nemen aan de basisregeling.
Jaarverslag 2013
pagina 43 |
96
4.3 Wijzigingen statuten en reglementen 4.3.1
Statuten
De statuten zijn op 28 januari 2010 voor het laatst gewijzigd. In 2013 zijn de statuten niet gewijzigd. In 2014 worden de statuten aangepast aan de wijzigingen in het kader van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen.
4.3.2
Pensioenreglementen
Het bestuur heeft in 2013 besloten de volgende wijzigingen in het pensioenreglement door te voeren: · mogelijkheid tot het uitstellen van de pensioeningangsdatum mogelijk tot uiterlijk 70 jaar
· · ·
4.3.3
aanpassing van de flexibiliserings- en afkoopfactoren aanpassing van de parameters zoals de premie, franchise, maximum salaris aanpassing van de voorwaarden voor partnerpensioen
Uitvoeringsreglement
Het uitvoeringsreglement is in 2013 niet gewijzigd.
4.3.4
Reglement excedentregeling
Het reglement voor de excedentregeling is in 2013 niet gewijzigd.
Eindhoven,16 juni 2014
M.H.J.M. Crijnen
G.W. Hompe
Voorzitter
Plaatsvervangend voorzitter
G.H. Koudys
C.N.J.M. de Gooijer
P.M.A.J. Verheggen
R.A.J. Kaspers
Jaarverslag 2013
pagina 44 |
96
5 Verantwoordingsorgaan 5.1 Verslag van het verantwoordingsorgaan 5.1.1
Algemeen
Het verantwoordingsorgaan van het fonds is op 1 januari 2008 ingesteld. Op basis van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance) van de Stichting van de Arbeid (STAR) heeft het bestuur de werkwijze van het verantwoordingsorgaan in een reglement vastgelegd. Er zijn afspraken gemaakt over welke informatie het verantwoordingsorgaan ontvangt, de frequentie van het overleg met het bestuur en de te behandelen onderwerpen. Het bestuur legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het beleid en de wijze waarop het is uitgevoerd. Tevens legt het bestuur verantwoording af over de naleving van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur, zoals vastgesteld door de STAR op 16 december 2005. Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur, over het door het bestuur uitgevoerde beleid, alsmede over beleidskeuzes voor de toekomst. Het verantwoordingsorgaan legt zijn oordeel ten minste één maal per jaar schriftelijk vast. Dit oordeel wordt, samen met de reactie van het bestuur daarop, opgenomen in het jaarverslag over het jaar waar het oordeel betrekking op heeft. Het verantwoordingsorgaan heeft een adviesrecht ten aanzien van: -
het vaststellen en wijzigen van de vergoedingsregeling voor bestuursleden;
-
het wijzigen van het beleid ten aanzien van het verantwoordingsorgaan;
-
de vorm, inrichting en samenstelling van het interne toezicht;
-
het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure;
-
het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid.
5.1.2
Verslag 2013
In 2013 heeft het verantwoordingsorgaan vier keer vergaderd, waarvan twee keer met de voorzitters van het bestuur. In deze vergaderingen werd gesproken over het jaarverslag en onderwerpen die op de bestuursagenda staan waaronder de toekomstvisie van het fonds. In het kader van de deskundigheidsbevordering heeft het verantwoordingsorgaan in april en in oktober een opleiding gevolgd die aansluit bij de actualiteiten
5.1.3
Bevindingen
Het verantwoordingsorgaan heeft in het kader van haar taakuitoefening kennis genomen van het jaarverslag 2013, de reglementen en de ABTN 2013. Het verantwoordingsorgaan heeft geen gebruik gemaakt van haar recht op overleg met de waarmerkend actuaris en de accountant. Het verantwoordingsorgaan heeft de volgende bevindingen: Financiële positie van het fonds De financiële situatie is licht verbeterd ten opzichte van voorgaande jaren en de dekkingsgraad is mede door de invoering van UFR gestegen ten opzichte van de eindstand 2012. Er is begin januari besloten tot een toeslag van 1,0% voor alle deelnemers en gepensioneerden. Het verantwoordingsorgaan is van mening dat door het bestuur de juiste keuzes zijn gemaakt op gebied van beleggingsbeleid.
Jaarverslag 2013
pagina 45 |
96
Goed pensioenfondsbestuur Het bestuur heeft in 2013 haar best gedaan om zorgvuldig en transparant te besturen. Het bestuur heeft regelmatig overleg gevoerd met de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan en heeft voldoende aandacht besteed aan haar eigen deskundigheid. De aanbevelingen van het verantwoordingsorgaan, de visitatiecommissie, waarmerkend actuaris en accountant zijn opgepakt en hebben tot acties geleid Communicatie In 2013 is in voldoende mate met de deelnemers, gepensioneerden, slapers en werkgevers gecommuniceerd door middel van een nieuwsbrief en actuele informatie op de website. Wetgeving en reglementen Het bestuur heeft zich voor zover het verantwoordingsorgaan dit kan beoordelen op een correcte wijze aan de geldende wet- en regelgeving, de reglementen en de statuten van het fonds gehouden. Premie- en toeslagenbeleid Het premiebeleid is in 2013 uitgevoerd conform de afspraken daaromtrent van en met Cao-partijen. Het besluit om per 1 januari 2014 toeslagen toe te kennen is in overeenstemming met het toeslagenbeleid en de financiële situatie van het fonds. Het verantwoordingsorgaan is van mening dat het streven van dit pensioenfonds juist is om toeslag te verlenen als de financiële situatie dat toelaat. Beleggingsbeleid Het beleggingsbeleid heeft in 2013 geleid tot een beperkt fondsrendement van 0,8%. Dit rendement is mede veroorzaakt door het afdekken van het renterisico. Risicobeleid In 2013 is het beheersen van risico’s voldoende door het bestuur aan de orde geweest. Het verantwoordingsorgaan is van mening dat het bestuur de (fondsspecifieke) risico’s goed in beeld heeft en op deze risico’s stuurt. Toekomst fonds Het verantwoordingsorgaan ziet de noodzaak om stappen te ondernemen voor de toekomst van het fonds. De organisaties en de kosten moeten door een beperkte groep deelnemers worden opgebracht. Het bestuur is met plannen voor de toekomst bezig. Het verantwoordingsorgaan blijft graag nauw betrokken bij deze plannen en de keuzes die het bestuur maakt.
5.1.4
Oordeel
Op grond van het voorgaande komt het verantwoordingsorgaan tot het volgende oordeel: Het verantwoordingsorgaan van de Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven is van oordeel dat: -
het bestuur afdoende informatie aan het verantwoordingsorgaan heeft verstrekt om zich een oordeel te vormen;
-
het handelen van het bestuur in 2013 in overeenstemming is geweest met de statuten en reglementen;
-
het bestuur in 2013 een consistent beleid heeft gevoerd, waarbij de belangen van alle betrokkenen afgewogen en geborgd zijn
-
het bestuur logische beleidskeuzes voor de toekomst heeft gemaakt.
Jaarverslag 2013
pagina 46 |
96
5.1.5
Aanbevelingen
Het verantwoordingsorgaan doet de volgende aanbevelingen aan het bestuur: ·
De waarmerkend actuaris en de accountant doen in hun rapport enkele aanbevelingen. Aanbevolen wordt dat deze door het bestuur opgepakt worden.
·
Het plannen van de toekomst van de pensioenregeling voor de werknemers, gepensioneerden en slapers van de Sigarenindustrie moet in 2014 doorgaan. Hierbij dient zorgvuldigheid boven tijdsdruk te staan. Het verantwoordingsorgaan ziet het belang van samengaan met een ander pensioenfonds, maar ziet vooralsnog geen reden om overhaast besluiten te nemen.
Eindhoven, 16 juni 2014 Verantwoordingsorgaan Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven A.P.M. Mens (voorzitter)
5.2 Reactie bestuur Het bestuur constateert dat het verantwoordingsorgaan op professionele wijze het beleid van het bestuur onder de loep heeft genomen. De bevindingen en aanbevelingen van het verantwoordingsorgaan zijn van grote waarde voor het bestuur en het fonds. Het bestuur is tevreden met het oordeel van het verantwoordingsorgaan. Het bestuur neemt de aanbevelingen over en gaat daar mee aan de slag.
Jaarverslag 2013
pagina 47 |
96
6 Deelnemersraad 6.1 Verslag van de deelnemersraad 6.1.1
Algemeen
De deelnemersraad adviseert het bestuur desgevraagd of uit eigen beweging over aangelegenheden die het fonds betreffen. De deelnemersraad adviseert in ieder geval over elk voorgenomen besluit van het bestuur tot bijvoorbeeld statuten- en reglementswijzigingen, vaststelling jaarverslag, vaststelling Actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN), het toeslagbeleid en het verlenen van de jaarlijkse toeslagen. Naast het adviesrecht heeft de deelnemersraad in bepaalde omstandigheden beroepsrecht, bijvoorbeeld wanneer het bestuur een advies van de deelnemersraad niet opvolgt.
6.1.2
Verslag 2013
De deelnemersraad heeft in 2013 viermaal vergaderd, waarvan bij twee vergaderingen de voorzitters van het bestuur aanwezig waren. De deelnemersraad heeft het bestuur geadviseerd met betrekking tot de volgende onderwerpen: ·
het jaarverslag 2012;
·
wijzigingen in het pensioenreglement en het uitvoeringsreglement;
·
flex- en afkoopfactoren per 1 januari 2014;
·
de ABTN inclusief het financieel crisisplan;
·
wijziging van de gedragscode;
·
de toeslagen per 1 januari 2014;
·
de premie, franchise en het maximum pensioengevend salaris voor 2014.
Wat betreft het jaarverslag, de ABTN, de gedragscode en de wijzigingen in de reglementen is de deelnemersraad overgegaan tot het geven van een positief advies aan het bestuur. Naast de advisering heeft de deelnemersraad zich over diverse actuele onderwerpen laten informeren. De toekomst van het pensioenfonds is een terugkerend belangrijk onderwerp geweest. Met de voorzitters van het bestuur is uitgebreid gesproken over de mogelijkheden die het fonds heeft en de gesprekken die hierover met andere partijen zijn gevoerd. In het kader van de deskundigheidsbevordering heeft de deelnemersraad in april en in oktober een opleiding gevolgd die aansluit bij de actualiteiten.
6.1.3
Bevindingen en Advies
De deelnemersraad is van mening dat het jaarverslag een volledig en correct beeld over het fonds in 2013 geeft. De deelnemersraad is van mening dat het bestuur in 2013 het fonds op goede wijze heeft beheerd en geleid. De deelnemersraad adviseert het beleid te continueren. De deelnemersraad wil graag vijf adviezen aan het bestuur meegeven: ·
Geadviseerd wordt om de ontwikkelingen in wet- en regelgeving nauwgezet te blijven volgen en daarop te anticiperen.
·
Geadviseerd wordt om de aanbevelingen uit het actuarieel rapport en accountantsrapport op te volgen.
·
Geadviseerd wordt om door te gaan met de plannen voor de toekomst van het fonds. Gezien de financiele situatie van het fonds adviseert de deelnemersraad om grote zorgvuldigheid te betrachten en een weloverwogen keuze te maken. De deelnemersraad wil ook in 2014 graag tijdig en volledig meegenomen worden in het verdere proces en betrokken worden bij de discussie rondom de toekomst voor VNPS.
Jaarverslag 2013
pagina 48 |
96
·
De deelnemersraad vindt het belangrijk om ook de kleinere werkgevers die niet aan de bestuurstafel zitten goed te informeren over de toekomstplannen. Geadviseerd wordt om alle werkgevers regelmatig op de hoogte te houden van de vorderingen rondom de toekomst plannen.
·
Geadviseerd wordt om in verband met de wijzigingen in het pensioenstelsel per 1 januari 2015 te onderzoeken in hoeverre het fonds wijzigingen moet doorvoeren in de pensioenregeling en de deelnemersraad tijdig en volledig mee te nemen bij eventuele wijzigingen.
Conform artikel 12 van de statuten van het fonds adviseert de deelnemersraad positief aan het bestuur ten aanzien van de vaststelling van het jaarverslag 2013. Eindhoven, 16 juni 2014 Deelnemersraad Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven (VNPS) A.A.H.W. Wijnen, voorzitter
6.2
Reactie bestuur
Het bestuur bedankt de deelnemersraad voor de advisering en het goede overleg in 2013. Het bestuur besluit het advies van de deelnemersraad om het jaarverslag en de jaarrekening vast te stellen, over te nemen.
Jaarverslag 2013
pagina 49 |
96
7 Jaarrekening In dit hoofdstuk presenteert het bestuur van de Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante bedrijven statutair gevestigd te Eindhoven de jaarrekening over boekjaar 2013 eindigend op 31 december 2013. In hoofdstuk 8 Overige gegevens volgen de verklaringen van de certificerend actuaris en van de accountant van het pensioenfonds. De in dit hoofdstuk vermelde bedragen zijn in duizenden euro’s, tenzij anders is aangegeven.
Jaarverslag 2013
pagina 50 |
96
7.1
Balans per 31 december
(Na voorgestelde bestemming van het saldo van baten en lasten)
(x € 1.000) Activa Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Beleggingen voor risico fonds
Toelichting *)
7.5.1
Beleggingen voor risico deelnemers
7.5.1 / 7.5.2
Vorderingen en overlopende activa Overige activa
7.5.3 7.5.4
2013 EUR
2012 EUR
16.894 52.175 92.064 10.250 13.151 184.534
17.825 55.039 83.911 20.457 9.344 186.576
1.770
1.629
458 317
1.473 320
187.079
189.998
Passiva Stichtingskapitaal en reserves
7.5.5
33.019
31.125
Technische voorziening voor risico fonds Technische voorzieningen
7.5.6
139.715 139.715
143.804 143.804
Voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers Overige schulden en overlopende passiva
7.5.7 7.5.8
1.770 12.575 187.079
1.629 13.440 189.998
*) De nummering verwijst naar de toelichting Dekkingsgraad op basis van FTK (in %) Nominaal
Jaarverslag 2013
7.5.5
%
%
123,6
121,6
pagina 51 |
96
7.2
Staat van baten en lasten
(x € 1.000)
Toelichting
2013 EUR
2012 EUR
Baten Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers) Premiebijdragen risico deelnemers Beleggingsresultaten risico fonds Beleggingsresultaten risico deelnemers Overige baten
7.6.1 7.6.2 7.6.3 7.6.3 7.6.4
2.254 149 794 14 23 3.234
2.290 142 19.602 185 140 22.359
Lasten Pensioenuitkeringen Pensioenuitvoeringskosten
7.6.5 7.6.6
4.608 822
4.462 801
7.6.7 7.6.8 7.6.9 7.6.10
2.920 1.407 514
2.998 1.983
-4.657 -4.435 177
-4.405 9.197 111 1.118
-15 -4.089
148 11.150
141 -143 1 1.340
209 -898 8 15.732
1.894
6.627
Mutatie technische voorzieningen: · Pensioenopbouw · Indexering en overige toeslagen · Rentetoevoeging · Ontrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten · Wijziging marktrente · Wijziging overige actuariële uitgangspunten
7.6.11 7.6.12
· Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten · Overige mutatie voorziening pensioenverplichtingen
7.6.13 7.6.14
Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers
7.6.15
Saldo overdrachten van rechten Overige lasten
7.6.13 7.6.16
Saldo van baten en lasten
Jaarverslag 2013
pagina 52 |
96
Samenvatting van de actuariële analyse
(x € 1.000)
Premieresultaat Interestresultaat Overig resultaat Saldo van baten en lasten
2013
2012
EUR
EUR
-1.408 4.736 -1.434 1.894
-1.348 8.422 -447 6.627
Bestemming van het saldo van baten en lasten
(x € 1.000)
Beleidsreserve Solvabiliteitsreserve Saldo van baten en lasten
Jaarverslag 2013
2013 EUR
2012 EUR
2.336 -442 1.894
8.209 -1.582 6.627
pagina 53 |
96
7.3
Kasstroomoverzicht
(x € 1.000)
2013 EUR
2012 EUR
2.403 1.041 -4.554 1 -722 -1.831
2.388 45 -4.509 -690 -2.766
370.029 1.152 -368.351 -804 2.026
348.474 475 -345.846 -592 2.511
Mutatie liquide middelen
195
-255
Stand liquide middelen per 1 januari
438
694
Stand liquide middelen per 31 december *)
633
439
316 317 633
118 321 439
Kasstroom uit pensioenactiviteiten Ontvangen premies Ontvangen waardeoverdrachten Betaalde pensioenuitkeringen Betaalde waardeoverdrachten Betaalde pensioenuitvoeringskosten Totaal kasstroom uit pensioenactiviteiten Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Verkopen en aflossingen van beleggingen Ontvangen directe beleggingsopbrengsten Aankopen beleggingen Betaalde kosten van vermogensbeheer Totaal kasstroom uit beleggingsactiviteiten
*) De liquide middelen zijn als volgt opgebouwd: - deel opgenomen onder de Beleggingen voor risico fonds - overige liquide middelen (opgenomen onder de Overige activa)
Jaarverslag 2013
pagina 54 |
96
7.4
Algemene toelichting
7.4.1
Inleiding
Het doel van het pensioenfonds is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden. Het pensioenfonds geeft invulling aan de uitvoering van de in de branche verplicht gestelde pensioenregeling.
7.4.2
Overeenstemmingsverklaring
De Jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. De bedragen opgenomen in de jaarrekening zijn vermeld in duizenden euro’s, tenzij anders is aangegeven. Het bestuur heeft op 16 juni 2014 de jaarrekening opgemaakt.
7.4.3
Stelselwijziging bepaling vereist eigen vermogen
Vanaf 2013 wordt bij de bepaling van het vereist eigen vermogen uitgegaan van de strategische beleggingsmix in plaats van de feitelijke mix. Deze wijziging heeft geen effect op het resultaat. De vergelijkende cijfers zijn hierop aangepast.
7.4.4
Algemene grondslagen
Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Verantwoording van baten en lasten Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post “nog af te wikkelen transacties”. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn. Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en
Jaarverslag 2013
pagina 55 |
96
bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft. Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief transactiekosten, provisies, valutakoersverschillen e.d., worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. Vreemde valuta Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro’s tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta’s worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. Alle valutakoersverschillen zijn verwerkt in de staat van baten en lasten.
31 december 2013 EUR 1,540 1,226 7,460 0,832 10,684 144,830 8,360 1,674 8,850 1,740 1,378
AUD CHF DKK GBP HKD JPY NOK NZD SEK SGD USD
7.4.5
gemiddeld 2013 EUR 1,405 1,216 7,461 0,822 10,452 129,413 7,849 1,636 8,713 1,675 1,348
31 december 2012 EUR 1,270 1,207 7,461 0,811 10,219 113,996 7,337 1,598 8,577 1,610 1,318
gemiddeld 2012 EUR 1,268 1,210 7,447 0,823 10,150 106,938 7,542 1,631 8,738 1,647 1,308
Specifieke grondslagen
Beleggingen Algemeen De beleggingen worden gewaardeerd op reële waarde. Participaties in beleggingspools en -instellingen die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor die onderliggende beleggingen (look-through benadering). Vorderingen en schulden uit beleggingen welke samenhangen met een specifieke beleggingscategorie worden onder beleggingsdebiteuren dan wel -crediteuren opgenomen in de betreffende beleggingscategorie. Beleggingen voor risico pensioenfonds en voor risico deelnemers worden op dezelfde wijze gewaardeerd.
Vastgoedbeleggingen Beleggingen in direct vastgoed worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs inclusief transactiekosten, vervolgwaardering geschiedt tegen de reële waarde. De reële waarde wordt gebaseerd op taxatiewaarde. De taxaties worden verricht door onafhankelijke deskundigen. Indien daartoe aanleiding is, wordt bij de waardering rekening gehouden met de feitelijke verhuursituatie en/of renovatieactiviteiten. Resultaten door wijziging in reële waarde worden in de staat van baten en lasten Jaarverslag 2013
pagina 56 |
96
verantwoord. Elk kwartaal wordt circa 25% van de vastgoedportefeuille extern getaxeerd door een erkende taxateur conform de richtlijnen van de vermogensbeheerder. Deze richtlijnen sluiten aan bij de ROZ/IPD-index. Het overige deel van de portefeuille wordt per kwartaal gewaardeerd op basis van interne indexering. Deze is gebaseerd op externe taxaties per sector per kwartaal. Ten aanzien van de waardering per 31 december is voor de objecten die niet extern getaxeerd zijn, in het laatste kwartaal een update van de externe taxateur ontvangen. Aandelen Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd op reële waarde. De reële waarde is de beursnotering per balansdatum. De reële waarde van niet beursgenoteerde participaties is bepaald op basis van de laatst bekende intrinsieke waarde. Dit is het aandeel in het zichtbare eigen vermogen. Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd op reële waarde. De reële waarde is de per balansdatum geldende beurskoers. Niet beursgenoteerde vastrentende waarden worden gewaardeerd tegen reële waarde. Deze waarde wordt bepaald door de te ontvangen kasstromen (rente, aflossingen en verwachte boeterente bij vervroegde aflossingen) contant te maken op basis van geldende marktrente, waarin opgenomen een opslag voor debiteurenrisico en liquiditeitsrisico. Deposito’s en vorderingen op banken worden gewaardeerd op verkrijgingsprijs. Participaties in beleggingsfondsen die beleggen in hypothecaire leningen worden gewaardeerd tegen actuele waarde. De actuele waarde is berekend door middel van de “discounted cash flow”-methode (hierna: DCF-model). Bij de actuele waarde berekening is uitgegaan van een aantal parameters c.q. veronderstellingen met betrekking tot de disconteringsvoet en de verwachte kasstroom. De disconteringsvoet bestaat uit een basisrente gelijk aan de euroswapcurve plus opslagen voor type onderpand, soort financiering en risicocategorie. De verwachte kasstroom is de te ontvangen rente en aflossing op basis van het gewogen gemiddelde moment van ontvangst inclusief het vervroegd aflossingsrisico. De gehanteerde parameters in het DCF-model zijn ultimo boekjaar geactualiseerd. Derivaten Derivaten worden gewaardeerd op reële waarde, zijnde de marktwaarde van het contract. Voor beursgenoteerde contracten is dit de beurskoers per balansdatum. Voor niet beursgenoteerde contracten is de waardering gebaseerd op beschikbare marktinformatie als input voor gehanteerde waarderingsmodellen. Creditposities in derivaten worden separaat verantwoord onder de overige schulden. Overige beleggingen Voor het bepalen van de reële waarde voor niet-beursgenoteerde commodities contracten is de waardering gebaseerd op beschikbare marktinformatie als input voor de gehanteerde waarderingsmodellen. Geldmarktbeleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde, zijnde de contante waarde van de toekomstige kasstromen (rente en aflossing). Posities in rekening courantsaldi worden tegen verkrijgingsprijs gewaardeerd. Vorderingen en overlopende activa Vorderingen en overlopende activa worden bij de eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na de eerste verwerking worden vorderingen gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten) onder aftrek van eventuele bijzondere waardeverminderingen, indien sprake is van oninbaarheid.
Jaarverslag 2013
pagina 57 |
96
Overige activa Onder meer worden hieronder de liquide middelen opgenomen voor zover dit banktegoeden betreft welke onmiddellijk opeisbaar zijn. Liquide middelen worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Zij worden onderscheiden van tegoeden in verband met beleggingstransacties. Liquide middelen uit hoofde van beleggingstransacties worden gepresenteerd onder de beleggingen. Stichtingskapitaal en reserves Algemeen Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds en risico deelnemers en overige technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen. In de toelichting wordt opgenomen het krachtens de Pensioenwet minimaal vereiste eigen vermogen volgens de in het Besluit Financieel ToetsingsKader (FTK) voorgeschreven berekeningsmethodiek als het surplusvermogen. Solvabiliteitsreserve De Solvabiliteitsreserve is bedoeld om alle risico’s, zoals vastgelegd in de Regeling Pensioenwet onder vaststelling vereist eigen vermogen, op te kunnen vangen. Beleidsreserve De Beleidsreserve bevat het resterende gedeelte van het eigen vermogen van het pensioenfonds en kan gebruikt worden voor het verlenen van toeslagen. De beleidsreserve wordt gevoed door het resultaat nadat de solvabiliteitsreserve op het juiste niveau is gebracht. Dit betekent dat de beleidsreserve ook negatief kan zijn. Technische voorziening Voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds De voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds wordt gewaardeerd op reële waarde. De reële waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (toeslag)toezeggingen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur. Vanaf 2012 betreft dit de rentetermijnstructuur op basis van een driemaandsgemiddelde met toepassing van de Ultimate Forward Rate. Het hanteren van de UFR houdt in dat voor ver in de toekomst liggende verplichtingen (20 jaar tot 60 jaar) een aangepaste rentecurve (ultimo 2013 hogere rente) wordt gehanteerd. Voor verplichtingen korter dan 20 jaar geldt de rentetermijnstructuur op basis van een driemaandsgemiddelde. Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of de opgebouwde pensioenaanspraken worden geïndexeerd. Alle per balansdatum bestaande toeslagbesluiten (ook voor toeslagbesluiten na balansdatum voor zover sprake is van ex ante condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis van de contante waarde van de toekomstige opbouw waarvoor vrijstelling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid. Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor de toezichthouder acceptabele grondslagen, waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen.
Jaarverslag 2013
pagina 58 |
96
De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen per 31 december 2013: ·
Overlevingstafels: AG prognosetafels 2012-2062.
·
Voor de berekening van de technische voorzieningen voor nog niet ingegane partnerpensioenen wordt een partnerfrequentie gehanteerd volgens de sterftetafel GBM/V 1985-1990, met uitzondering van de leeftijden 60 tot en met 65. Voor deze leeftijden wordt 100% gehanteerd. Voor de pensioentrekkenden wordt uitgegaan van het bepaalde partnersysteem (feitelijke burgerlijke staat)
·
Voor partnerpensioen is aangenomen dat de partner 3 jaar jonger is dan de verzekerde man en 3 jaar ouder dan de verzekerde vrouw.
·
De lasten van nog niet ingegaan wezenpensioen zijn gesteld op 5% van de lasten van van het latent partnerpensioen van nog niet ingegaan ouderdomspensioen. Bij de vaststelling van de lasten van ingegaan wezenpensioen wordt verondersteld dat het pensioen moet worden uitgekeerd tot de 18-jarige leeftijd en bij oudere wezen tot de 27-jarige leeftijd, waarbij geen rekening wordt gehouden met sterftekansen.
·
Kostenopslag ter grootte van 5% van de technische voorziening in verband met toekomstige administratie- en excassokosten. Deze kostenopslag is vastgesteld met als uitgangspunt een liquidatiescenario van het pensioenfonds.
·
Bij de bepaling van de pensioenopbouw voor arbeidsongeschikte deelnemers en ingegaan AOP is uitgegaan van een revalidatiekans van 0%.
·
Een voorziening voor het risico van premievrijstelling van zieke deelnemers die in de WIA terecht kunnen komen, wordt berekend op tweemaal de invaliditeitsopslag uit de premie.
·
Niet opgevraagd pensioen: Voor ouderdomspensioen vanaf 65 jaar dat nog niet is ingegaan omdat de deelnemer onvindbaar is of niet reageert wordt een stelpost opgenomen. De stelpost wordt vastgesteld als de contante waarde op 65 jaar van de aan deze stelpost toegerekende pensioenaanspraken. Door uit te gaan van de contante waarde op 65 jaar wordt rekening gehouden met het feit dat deelnemers bij alsnog aanmelden recht hebben op alle pensioenuitkeringen vanaf de pensioengerechtigde leeftijd (65 jaar). Vanaf boekjaar 2009 worden de aan de stelpost toe te rekenen pensioenaanspraken op levenslang ouderdomspensioen en latent partnerpensioen gelijk gesteld aan de pensioenaanspraken van het voorgaande jaar in deze stelpost plus 5% van de vrijval uit pensionering van actieve en premievrije deelnemers gedurende het jaar minus de gedurende het jaar en na de reglementaire pensioenleeftijd opgevraagde uitkeringen. Het gekozen percentage is gebaseerd op ervaringscijfers uit de voorgaande 8 jaar. Door de gekozen methodiek is geen sprake van oprenting van de voorziening of een risicopremie. Wel vormt de wijziging van de rentetermijnstructuur en de wijziging van het prognosejaar van de overlevingstafel onderdeel van het verloop van de voorziening. De totale voorziening voor niet ingegaan pensioen zal nooit negatief worden.
Voorziening voor risico deelnemers De waardering van de voorzieningen voor risico van deelnemers wordt bepaald door de waardering van de tegenover deze voorzieningen aangehouden beleggingen. Overige schulden en overlopende passiva Overige schulden en overlopende passiva worden bij de eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na de eerste verwerking worden schulden gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten). Dekkingsgraad De (nominale) dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de kortlopende schulden en Voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers, te delen op de technische voorzieningen zoals opgenomen in de balans.
Jaarverslag 2013
pagina 59 |
96
7.4.6
Grondslagen voor de resultaatbepaling
Algemeen Baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop deze betrekking hebben. De in de staat van baten en lasten opgenomen posten zijn in belangrijke mate gerelateerd aan de in de balans gehanteerde waarderingsgrondslagen voor beleggingen en de voorzieningen pensioenverplichtingen. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde resultaten worden rechtstreeks verantwoord in het resultaat. Premiebijdragen risico fonds Onder premiebijdragen van werkgevers en werknemers wordt verstaan de aan derden in rekening gebrachte c.q. te brengen bedragen voor de in het verslagjaar verzekerde pensioenen onder aftrek van kortingen. Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. De premiebaten in het boekjaar zijn gebaseerd op de voorlopige loonsomopgaven van de werkgevers, tenzij definitieve loonsomopgaven al zijn verwerkt in dat boekjaar. Beleggingsresultaten risico fonds (In)directe beleggingsresultaten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Indirecte beleggingsopbrengsten Onder de indirecte beleggingsopbrengsten worden verstaan de gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen en valutaresultaten. In de jaarrekening wordt onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als indirecte beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. Aankoopkosten zijn verwerkt in de reële waarde van de beleggingen. Verkoopkosten worden verantwoord als onderdeel van de gerealiseerde herwaarderingen. Directe beleggingsopbrengsten Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt in dit verband verstaan rentebaten en -lasten, dividenden, huuropbrengsten en soortgelijke opbrengsten. Dividend wordt verantwoord op het moment van betaalbaarstelling. Kosten van vermogensbeheer Onder kosten van vermogensbeheer worden de externe en de daaraan toegerekende interne kosten verstaan. Exploitatiekosten van onroerende zaken in exploitatie zijn in de kosten van vermogensbeheer opgenomen. Verrekening van kosten Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde transactiekosten, provisies, valutaverschillen e.d. Pensioenopbouw De pensioenopbouw is de contante waarde van de pensioenaanspraken die toegekend zijn in het boekjaar. Rentetoevoeging technische voorziening De pensioenverplichtingen worden contant gemaakt tegen de nominale marktrente op basis van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur. De interesttoevoeging wordt tegen de rekenrente primo berekend over de beginstand en de mutaties gedurende het jaar.
Jaarverslag 2013
pagina 60 |
96
Onttrekking uit technische voorziening voor pensioenuitkeringen Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de technische voorziening. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen in de verslagperiode. Mutatie technische voorziening voor pensioenuitvoeringskosten Jaarlijks wordt 5% van de pensioenopbouw en de inkomende waardeoverdrachten toegevoegd aan de technische voorziening ten behoeve van de pensioenuitvoeringskosten. Daarnaast valt 5% van de uitkeringen, afkopen en uitgaande waardeoverdrachten vrij uit de technische voorziening ten behoeve van pensioenuitvoeringskosten (excassokosten). Pensioenuitkeringen De pensioenuitkeringen betreffen de aan deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen. De pensioenuitkeringen zijn berekend op actuariële grondslagen en toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de reële waarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. Pensioenuitvoeringskosten De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Saldo overdrachten van rechten De post saldo overdrachten van rechten bevat het saldo van bedragen uit hoofde van overgenomen dan wel overgedragen pensioenverplichtingen. Overige baten en lasten De overige baten en lasten worden opgenomen voor de aan het verslagjaar toe te rekenen bedragen.
7.4.7
Grondslagen kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht is conform de directe methode opgesteld. Alle ontvangsten en uitgaven worden hierbij als zodanig gepresenteerd. Er wordt onderscheid gemaakt tussen kasstromen uit pensioenuitvoeringsactiviteiten en beleggingsactiviteiten.
Jaarverslag 2013
pagina 61 |
96
7.5
Toelichting op de Balans
7.5.1
Beleggingen voor risico fonds
Overzicht totale waarde per beleggingscategorie Ultimo 2013 (x € 1.000) VastgoedAandelen beleggingen EUR EUR Belegde waarden in betreffende beleggingscategorie 16.810 52.175 Beleggingsdebiteuren 227 Liquide middelen 113 Beleggingscrediteuren -256 -
Negatieve derivaten verantwoord aan passiefzijde
Vastrentende waarden EUR
Derivaten EUR
Overige beleggingen EUR
Totaal EUR
92.052
-2.209
14.902
173.730
12 -
184
19
239 316
-
-
-
-256
16.894
52.175
92.064
-2.025
14.921
174.029
16.894
52.175
92.064
12.275 10.250
14.921
12.275 186.304
Af: beleggingen risico deelnemers
-1.770
Stand per 31 december 2013 Ultimo 2012 (x € 1.000)
Belegde waarden in betreffende beleggingscategorie Beleggingsdebiteuren Liquide middelen Beleggingscrediteuren
Negatieve derivaten verantwoord aan passiefzijde
184.534
Vastgoedbeleggingen EUR
Aandelen EUR
Vastrentende waarden EUR
Derivaten EUR
Overige beleggingen EUR
Totaal EUR
17.935
55.039
83.895
7.299
10.917
175.085
112 62
-
16 -
-
56
128 118
-284
-
-
-
-
-284
17.825
55.039
83.911
7.299
10.973
175.047
17.825
55.039
83.911
13.158 20.457
10.973
13.158 188.205
Af: beleggingen risico deelnemers Stand per 31 december 2012
-1.629 186.576
Binnen de beleggingsfondsen wordt gebruik gemaakt van derivaten, er is sprake van collateral management. Ultimo 2013 bedraagt het ontvangen collateral € 1.534 (2012: € 7.679). Het ontvangen onderpand staat niet ter vrije beschikking van het fonds.
Jaarverslag 2013
pagina 62 |
96
Verloopoverzicht van belegde waarden per beleggingscategorie Ultimo 2013 (x € 1.000) VastgoedAandelen Vastrentende beleggingen waarden EUR EUR EUR Stand per 1 januari 2013 17.935 55.039 83.895 Aankopen / verstrekkingen 27 5 51.925 Verkopen/ aflossingen -300 -10.301 -45.361 Overige mutaties (2) 9.361 Gerealiseerde herwaardering 820 534 Ongerealiseerde herwaardering -852 6.612 -8.302
Stand per 31 december 2013
16.810
52.175
92.052
Derivaten (1)
Totaal
EUR
Overige beleggingen EUR
7.299
10.917
175.085
298.113
18.281
368.351
-300.294 -9.361
-14.049 -
-370.305 -
2.180
218
3.752
-146
-465
-3.153
-2.209
14.902
173.730
EUR
(1) De hieronder opgenomen waarden betreffen belegde gelden in derivaten welke onder de activa zijn opgenomen onder de ‘beleggingen voor risico fonds’, met daarop in mindering gebracht de derivaten welke onder de passiva als onderdeel van de ‘overige schulden’ zijn opgenomen. (2) Overige mutaties betreft een reclassificatie van beleggingsinstrumenten. Per saldo een verschuiving, maar geen effect op het resultaat.
Ultimo 2012 (x € 1.000)
Stand per 1 januari 2012 Aankopen / verstrekkingen Verkopen/ aflossingen Overige mutaties Gerealiseerde herwaardering Ongerealiseerde herwaardering Stand per 31 december 2012
Jaarverslag 2013
Vastgoedbeleggingen EUR
Aandelen
Derivaten
EUR
Vastrentende waarden EUR
Totaal
EUR
Overige beleggingen EUR
18.048
48.474
66.227
19.363
5.835
157.947
11
9.705
51.085
271.857
13.188
345.846
-5 -
-10.950 -
-59.397 13.154
-270.397 -13.154
-7.664 -
-348.413 -
-
1.252
13.813
-1.460
90
13.695
-119
6.558
-987
1.090
-532
6.010
17.935
55.039
83.895
7.299
10.917
175.085
pagina 63 |
EUR
96
Reële waarde Schattingen en oordelen Afgezien van de beleggingsvorderingen en -schulden zijn de beleggingen van het pensioenfonds gewaardeerd tegen reële waarde per balansdatum. Het is over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de reële waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de reële waarde. De vastgoedbeleggingen in de beleggingsportefeuille zijn gewaardeerd op basis van onafhankelijke taxaties. De derivaten en een deel van de vastrentende waarden in de beleggingsportefeuille zijn gewaardeerd door middel van een contante waarde berekening. De aandelen, een deel van de vastrentende waarden en een deel van de overige beleggingen in de beleggingsportefeuille zijn gewaardeerd op basis van de intrinsieke waarde. Het resterende deel van de overige beleggingen is gewaardeerd volgens andere methode en technieken. Op basis van de boekwaarde kan het volgende onderscheid worden gemaakt:
(x € 1.000)
Actief per 31 december 2013 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
Genoteerde Onafhankelijke Contante Waarde Marktprijzen Taxaties Berekening EUR
Intrinsieke Waarde EUR
Andere Methode EUR
totaal EUR
-
16.810 -
11.350 10.066 -
52.175 80.702 4.695
10.207
16.810 52.175 92.052 10.066 14.902
-
16.810
21.416
137.572
10.207
186.005
Passief per 31 december 2013 Derivaten
-
-
-12.275
-
-
-12.275
Actief per 31 december 2012 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
-
17.935 -
7.111 20.457 -
55.039 76.784 2.806
8.111
17.935 55.039 83.895 20.457 10.917
-
17.935
27.568
134.629
8.111
188.243
-
-
-13.158
-
-
-13.158
Passief per 31 december 2012 Derivaten Schatting van reële waarde ·
Vastgoed Zoals bij de grondslagen staat vermeld is de waarde gebaseerd op de taxatiewaarde. De eerste waardering is verkrijgingsprijs inclusief transactiekosten. Deze taxaties worden verricht door verscheidene externe erkende taxateurs. Iedere externe taxateur hanteert, binnen de algemene richtlijnen zoals binnen de branche gelden, eigen uitgangspunten. De richtlijnen binnen de branche geven aan dat voor de waardebepaling in dit geval moet worden uitgegaan van de verkoopwaarde van een object met als doelstelling om met het object huurinkomsten te genereren. Als basis wordt hiervoor een contante waardeberekening gebruikt van de toekomstige kasstromen.
·
Aandelen
Jaarverslag 2013
pagina 64 |
96
Beleggingen in niet-beursgenoteerde beleggingsinstellingen worden gewaardeerd tegen intrinsieke waarde, zoals door de fondsbeheerder gepubliceerd. ·
Vastrentende waarden Het deel van de vastrentende waarden waarvan de reële waarde op basis van schatting wordt vastgesteld, betreft leningen op schuldbekentenis en hypotheken. De berekeningsgrondslag staat vermeld in de algemene toelichting op de grondslagen. Onderstaand is een overzicht opgenomen van de rentevoet welke hierbij wordt gehanteerd:
(x € 1.000)
2013 %
2012 %
Vastrentende waarden
2,23
1,50
·
Derivaten Bij de schatting van de reële waarde van derivaten wordt uitgegaan van verwachte toekomstige kasstromen.
·
Overige beleggingen Het deel van de overige beleggingen dat niet op basis van intrinsieke waarde is gewaardeerd, betreft beleggingen in commodities. Voor niet-beursgenoteerde contracten is de waardering gebaseerd op beschikbare marktinformatie als input voor de gehanteerde waarderingsmodellen.
Belegde waarden in vastgoed
(x € 1.000)
Direct vastgoed Stand per 31 december
2013 EUR
2012 EUR
16.810 16.810
17.935 17.935
In 2013 is 97% (2012: 87%) van het directe vastgoed getaxeerd door onafhankelijke, beëdigde taxateurs. 3% (2012: 13%) is intern getaxeerd.
Jaarverslag 2013
pagina 65 |
96
Belegde waarden in aandelen
(x € 1.000)
Indirect aandelenbeleggingsfondsen: - Aandelenbeleggingsfondsen Stand per 31 december
2013 EUR
2012 EUR
52.175 52.175
55.039 55.039
Belegde waarden in vastrentende waarden
(x € 1.000)
Directe vastrentende waardenbeleggingen: Staatsobligaties Bedrijfsobligaties (credits) Leningen op schuldbekentenissen Hypotheken Covered fondsen Deposito's Inflation linked bonds
Indirecte vastrentende waardenbeleggingen: Obligatiebeleggingsfondsen Kortlopende vorderingen op banken Overige
Stand per 31 december
2013 EUR
2012 EUR
34.584 10.020 394 10.955 4.005 14.053 301 74.312
25.523 10.538 7.028 83 1.756 18.302 471 63.701
14.754 1.190 1.796 17.740
15.692 2.984 1.518 20.194
92.052
83.895
Belegde waarden in derivaten
(x € 1.000)
Rentederivaten Positieve waarde Negatieve waarde
Valutaderivaten Positieve waarde Negatieve waarde
Stand per 31 december
Jaarverslag 2013
2013 EUR
2012 EUR
9.917 12.244 -2.327
20.185 13.150 7.035
149 31 118
272 8 264
-2.209
7.299
pagina 66 |
96
Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruikgemaakt van financiële derivaten. Als hoofdregel geldt dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen (limieten) te bevinden. Het pensioenfonds gebruikt derivaten voornamelijk om het valutarisico en het renterisico af te dekken. Eén van de belangrijkste risico’s bij derivaten is het kredietrisico. Dit is het risico dat tegenpartijen niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met te goeder naam en faam bekend staande partijen. Bovendien geldt dat zoveel mogelijk wordt gewerkt met onderpand. Gebruik wordt gemaakt van onder meer de volgende instrumenten: ·
Interest rate swaps (Renteswaps): dit betreft met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het uitwisselen van rentebetalingen over een nominale hoofdsom. Door middel van swaps kan het pensioenfonds de rentegevoeligheid van de portefeuille beïnvloeden.
·
Futures; dit zijn standaard beursgenoteerde instrumenten waarmee snel posities kunnen worden gewijzigd. Futures worden gebruikt voor het tactische beleggingsbeleid. Tactisch beleggingsbeleid is slechts zeer beperkt mogelijk binnen de grenzen van het strategische beleggingsbeleid.
·
Forwards (Valutatermijncontracten): dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten worden valutarisico’s afgedekt.
Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities per 31 december 2013:
Type contract Interest rate swaps Futures Forward
Contractomvang EUR 82.812.601 -699.393 27.422.723 109.535.931
Actuele waarde activa EUR 9.917 149 10.066
Actuele waarde passiva EUR -12.244 -31 -12.275
Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities per 31 december 2012:
Type contract Interest rate swaps Futures Forward
Contractomvang EUR 68.678.853 28.196.891 96.875.744
Actuele waarde activa EUR 20.185 272 20.457
Actuele waarde passiva EUR -13.150 -8 -13.158
Belegde waarden in overige beleggingen
(x € 1.000)
Commodities Beleggingsfondsen (geldmarktfondsen) Stand per 31 december
Jaarverslag 2013
2013 EUR
2012 EUR
10.207 4.695 14.902
8.111 2.806 10.917
pagina 67 |
96
Beleggingsdebiteuren
(x € 1.000)
Te vorderen bedragen uit hoofde van: - dividend- en couponbelasting - interest - huur Overige Stand per 31 december
2013 EUR
2012 EUR
0 12 8 219 239
16 13 99 128
2013 EUR
2012 EUR
-1 -255 -256
-2 -282 -284
2013 EUR
2012 EUR
Beleggingscrediteuren
(x € 1.000)
Te betalen bedragen uit hoofde van: - huur Overige Stand per 31 december
Door het fonds wordt niet belegd in premiebijdragende (aangesloten) ondernemingen.
7.5.2
Beleggingen voor risico deelnemers
(x € 1.000)
Stand per 1 januari Stortingen Onttrekking in verband met inkoop rechten Onttrekking in verband met kosten Beleggingsresultaten risico deelnemers Correcties Stand per 31 december
(x € 1.000)
Overige beleggingen Stand per 31 december
Jaarverslag 2013
1.629 149 -21 14 -1 1.770
1.419 138 -96 -19 185 2 1.629
2013 EUR
2012 EUR
1.770 1.770
1.629 1.629
pagina 68 |
96
7.5.3
Vorderingen en overlopende activa
Specificatie vorderingen en overlopende activa
(x € 1.000)
2013 EUR
Vordering op werkgevers Waardeoverdrachten Nog te factureren premie Uitkeringen Overige vorderingen Stand per 31 december
390 16 13 39 458
2012 EUR 95 899 310 60 109 1.473
Bij de waardering van vorderingen wordt rekening gehouden met het risico van oninbaarheid door hiervoor een voorziening in aftrek te brengen op het saldo van de uitstaande vorderingen. Voor gelijksoortige posten met gelijksoortige risico’s wordt gezamenlijk een schatting gemaakt van verliezen en risico’s op balansdatum. Deze systematiek om de voorziening vast te stellen wordt gerekend tot de statische methode. Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. Nadere specificatie ‘Vorderingen op werkgevers’
(x € 1.000)
2013 EUR
2012 EUR
Werkgevers Voorziening dubieuze debiteuren Stand per 31 december
390 390
114 -19 95
In 2013 is een bedrag van € 19 onttrokken aan de voorziening (2012: toevoeging € 7). Er werd een bedrag van € 0 aan premies over voorgaande jaren als oninbaar afgeschreven (2012: € 0).
7.5.4
Overige activa
(x € 1.000)
2013 EUR
2012 EUR
Liquide middelen Stand per 31 december
317 317
320 320
Onder de liquide middelen worden opgenomen die kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen die onmiddellijk dan wel op korte termijn opeisbaar zijn. Er zijn geen kredietfaciliteiten van toepassing.
Jaarverslag 2013
pagina 69 |
96
7.5.5
Stichtingskapitaal en reserves
Algemeen Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds en risico deelnemers en overige technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen. In de toelichting wordt opgenomen het krachtens de Pensioenwet minimaal vereiste eigen vermogen volgens de in het Besluit Financieel ToetsingsKader (FTK) voorgeschreven berekeningsmethodiek als het surplusvermogen. Solvabiliteitsreserve De Solvabiliteitsreserve is bedoeld om alle risico’s, zoals vastgelegd in de Regeling Pensioenwet onder vaststelling vereist eigen vermogen, op te kunnen vangen. Beleidsreserve De Beleidsreserve bevat het resterende gedeelte van het eigen vermogen van het pensioenfonds en kan gebruikt worden voor het verlenen van toeslagen. De beleidsreserve wordt gevoed door het resultaat nadat de solvabiliteitsreserve op het juiste niveau is gebracht. Dit betekent dat de beleidsreserve ook negatief kan zijn.
Mutatieoverzicht eigen vermogen
(x € 1.000)
stichtingskapitaal EUR
beleidsreserve
Totaal
EUR
solvabiliteits reserve EUR
Stand per 31 december 2012
0
14.290
16.835
31.125
Uit bestemming saldo van baten en lasten
-
2.336
-442
1.894
Stand per 31 december 2013
0
16.626
16.393
33.019
stichtingskapitaal EUR
beleidsreserve
Totaal
EUR
solvabiliteits reserve EUR
Stand per 31 december 2011
0
5.581
18.917
24.498
Correctie vereist eigen vermogen o.b.v. strategisch in plaats van feitelijke beleggingsmix
0
500
-500
-
Uit bestemming saldo van baten en lasten
-
8.209
-1.582
6.627
Stand per 31 december 2012
0
14.290
16.835
31.125
(x € 1.000)
EUR
EUR
Vanaf 2013 wordt bij de bepaling van het vereist eigen vermogen uitgegaan van de strategische beleggingsmix in plaats van de feitelijke mix. Deze wijziging heeft geen effect op het resultaat, maar geeft een verschuiving van € 500 tussen de beleidsreserve en de solvabiliteitsreserve. De vergelijkende cijfers zijn hierop aangepast.
Jaarverslag 2013
pagina 70 |
96
Solvabiliteit
(x € 1.000) Aanwezig vermogen Af: technische voorzieningen op FTK-waardering
EUR 172.734 139.715
31 december 2013 % 123,6 100,0
31 december 2012 EUR % 174.929 121,6 143.804 100,0
Eigen vermogen Af: vereist eigen vermogen
33.019 16.393
23,6 11,7
31.125 16.835
21,6 11,7
Vrij vermogen
16.626
11,9
14.290
9,9
5.816
4,2
6.017
4,2
Minimaal vereist eigen vermogen Dekkingsgraad
123,6
121,6
Voor het bepalen van het vereist eigen vermogen (de solvabiliteitstoets) maakt het fonds gebruik van het standaardmodel. Het bestuur acht het gebruik van het standaardmodel passend voor de risico’s van het fonds. De uitkomsten van de solvabiliteitstoets zijn opgenomen onder toelichting 8.5.9 Risicobeheer. De dekkingsgraad is als volgt berekend: (Totale activa -/- schulden -/- voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers) / Technische voorzieningen * 100%. Als het eigen vermogen lager is dan het minimale vereiste eigen vermogen bevindt het pensioenfonds zich in een situatie van dekkingstekort. Indien het eigen vermogen lager is dan het vereiste eigen vermogen, maar wel tenminste gelijk is aan het minimale vereiste eigen vermogen, bevindt het pensioenfonds zich in een situatie van reservetekort. De solvabiliteit van het pensioenfonds is toereikend. Er is geen sprake van een reservetekort als van een dekkingstekort. Voor de berekening van het vereist eigen vermogen wordt gebruik gemaakt van het standaard model van DNB. Vanaf 2013 wordt bij de bepaling van het vereist eigen vermogen uitgegaan van de strategische beleggingsmix in plaats van de feitelijke mix. Deze wijziging heeft geen effect op het resultaat. De vergelijkende cijfers zijn hierop aangepast. Premieverhoging Het bestuur van het fonds heeft de percentages voor de pensioenpremies 2014 vastgesteld op 17,5% (2013: 17,0%).
7.5.6
Technische voorzieningen
Specificatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds
(x € 1.000)
Basisregeling Premievrijstelling / IBNR Stand per 31 december
Jaarverslag 2013
2013 EUR
2012 EUR
137.863 1.852 139.715
141.424 2.380 143.804
pagina 71 |
96
Mutatieoverzicht voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds
(x € 1.000)
Stand per 1 januari Pensioenopbouw Indexering en overige toeslagen Rentetoevoegingen Ontrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging overige actuariële uitgangspunten Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Overige mutatie voorziening pensioenverplichtingen Stand per 31 december
2013 EUR
2012 EUR
143.804 2.920 1.407 514
132.654 2.998 1.983
-4.657 -4.435 177 -15 139.715
-4.405 9.197 111 1.118 148 143.804
Voor een toelichting op de verschillende posten wordt verwezen naar de toelichting op de verschillende posten uit de staat van baten lasten. Als gevolg van de invoering van de nieuwe AG-Prognosetafel is in het verslagjaar 2012 een last verantwoord van € 1,2 miljoen. Daartegenover staat het effect van het niet meer toepassen van de ervaringssterfte. Dit resulteert in een totale last van € 0,1 miljoen. In het mutatieoverzicht van de voorziening pensioenverplichting voor risico fonds is het effect van € 0,1 miljoen gepresenteerd onder de regel 'wijziging actuariële uitgangspunten' inclusief het effect van het niet meer toepassen van een ervaringssterfte. Specificatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds
(x € 1.000)
Actieve deelnemers Pensioengerechtigden Gewezen deelnemers Overigen Netto pensioenverplichtingen Toekomstige kosten uitvoering pensioenregeling Stand per 31 december
2013 EUR
2012 EUR
41.196 57.779 30.976 3.111 133.062 6.653 139.715
45.401 58.463 33.092 136.956 6.848 143.804
Naar hun aard hebben de technische voorzieningen in het algemeen een langlopend karakter. Korte beschrijving van de pensioenregeling De pensioenregeling kan worden gekenmerkt als een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling met een pensioenleeftijd van 65 jaar. Jaarlijks wordt een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd van 1,75% van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevend loon verminderd met de franchise. De franchise wordt jaarlijks vastgesteld. Tevens bestaat er recht op nabestaanden- en wezenpensioen. Deelname aan de regeling is verplicht vanaf de leeftijd van 21 jaar (vóór 1 januari 2008: 25 jaar).
Jaarverslag 2013
pagina 72 |
96
Toeslagverlening Er is geen uitgewerkt plan om de pensioenen in de toekomst te verhogen. Jaarlijks beoordeelt het bestuur of de pensioenen verhoogd kunnen worden. Of en in hoeverre de pensioenen inderdaad worden verhoogd, hangt af van hoe het fonds er financieel voorstaat. Het is dus niet zeker óf de pensioenen in de toekomst worden verhoogd en ook niet met hoeveel. Voor verhoging is geen geld apart gezet. Dit komt overeen met variant B van de toeslagenmatrix. Het bestuur heeft besloten om per 1 januari 2014 de pensioenen te verhogen met 1%. Het gaat om de pensioenuitkeringen en om de opgebouwde pensioenen van deelnemers en gewezen deelnemers van het fonds.
7.5.7
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers
(x € 1.000)
Stand per 1 januari Stortingen Inkoop pensioen Kosten Beleggingsresultaten risico deelnemers Correcties Stand per 31 december
7.5.8
2013 EUR
2012 EUR
1.629 149 -21 14 -1 1.770
1.419 138 -96 -19 185 2 1.629
2013
2012
EUR
EUR
Overige schulden en overlopende passiva
Specificatie overige schulden en overlopende passiva
(x € 1.000)
Derivaten Belastingen en premies sociale verzekeringen Overige schulden Stand per 31 december
12.275 88 212 12.575
13.158 81 201 13.440
Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. Nadere specificatie ‘Derivaten’
(x € 1.000)
Rentederivaten Valutaderivaten Stand per 31 december
Jaarverslag 2013
2013 EUR
2012 EUR
12.244 31 12.275
13.150 8 13.158
pagina 73 |
96
7.5.9
Risicobeheer en derivaten
Solvabiliteitsrisico Het pensioenfonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het pensioenfonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de reële waarde van de pensioenverplichtingen. Het belangrijkste risico voor het pensioenfonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het pensioenfonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het pensioenfonds de premie voor de onderneming en deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele toeslag van opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. Het surplus/tekort op FTK-grondslagen is als volgt:
(x € 1.000)
31 december 2013 EUR EUR
Technische voorzieningen (FTK-waardering) Buffers: S1 Renterisico S2 Risico zakelijke waarden S3 Valutarisico S4 Grondstoffenrisico S5 Kredietrisico S6 Verzekeringstechnisch risico S7 Liquiditeitsrisico S8 Concentratierisico S9 Operationeel risico S10 Actief beheerrisico Diversificatie-effect Aanvulling tot minimum vereist vermogen Totaal S (vereiste buffers)
31 december 2012 EUR EUR
139.715
3.345 12.812 5.091 2.810 1.718 3.711 -13.094 -
143.804
3.201 13.184 5.477 2.891 1.821 3.936 -13.675 16.393
16.835
Vereist vermogen (artikel 132 Pensioenwet)
156.108
160.639
Aanwezig vermogen (totaal activa - schulden)
172.734
174.929
16.626
14.290
Surplus
Het pensioenfonds heeft ter afdekking van risico’s derivatencontracten afgesloten (middels de participatie in het Liability Overlay Fund). Hiermee is bij het bepalen van de vereiste buffers rekening gehouden. Bij de berekening van de buffers past het fonds het standaard model van DNB toe. Voor de samenstelling van de beleggingen wordt uitgegaan van de beoogde asset mix, zoals opgenomen in de beleggingsrichtlijnen van het fonds. Vanaf 2013 wordt bij de bepaling van het vereist eigen vermogen uitgegaan van de strategische beleggingsmix in plaats van de feitelijke mix. Deze wijziging heeft geen effect op het resultaat. De vergelijkende cijfers zijn hierop aangepast.
Jaarverslag 2013
pagina 74 |
96
Beleid en risicobeheer Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van deze risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen: ·
beleggingsbeleid
·
premiebeleid
·
herverzekeringsbeleid
·
toeslagbeleid.
De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruikgemaakt van ALM-studies. Een ALM-studie is een analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid moet plaatsvinden. Ze zijn gericht op het beheersen van de volgende belangrijkste (beleggings)risico’s. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van derivaten. Marktrisico’s (S1 – S4) Het marktrisico omvat het renterisico, het prijs(koers)risico en het valutarisico. Marktrisico omvat de mogelijkheden voor winst of verlies en door een verandering van marktfactoren. Marktfactoren kunnen bijvoorbeeld marktprijzen zijn van aandelen, grondstoffen, vastgoed en private equity (prijsrisico), maar ook valutakoersen (valutarisico) of rentes (renterisico). De strategie van het pensioenfonds met betrekking tot het beleggingsrisico wordt bepaald door de beleggingsdoelstellingen. Het marktrisico wordt op dagelijkse basis beheerst in overeenstemming met de aanwezige beleidskaders en richtlijnen. De overallmarktposities worden periodiek gerapporteerd aan het bestuur. De mate waarin de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds gevoelig is voor het prijs- en renterisico is in de volgende alinea weergegeven, vervolgens worden de risico’s die het pensioenfonds loopt nader toegelicht. Renterisico (S1) Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen wijzigen als gevolg van veranderingen in de marktrente. De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van de duration. De duration geeft aan hoeveel procent bij benadering de reële waarde van een belegging of verplichting verandert bij een parallelle verschuiving van de rentecurve. Een hoge duration geeft een hoge gevoeligheid voor veranderingen in de rente weer.
(x € 1.000)
Vastrentende waarden (voor derivaten) Totale portefeuille (na derivaten) Duration van de technische voorzieningen
Waarde balanspost 31 december 2013 EUR 92.052 173.730 139.715
Duration 31 december 2013
Duration 31 december 2012
5,57 13,76 15,7
5,62 14,69 17,0
Op balansdatum is de duration van de beleggingen aanzienlijk korter dan de duration van de verplichtingen. Er is derhalve sprake van een zogenaamde “duration-mismatch”. Dit betekent dat bij een rentestijging de waarde van beleggingen minder snel daalt dan de waarde verplichtingen (bij toepassing van de actuele marktrentestructuur) daalt, de dekkingsgraad zal stijgen. Bij een rentedaling zal de waarde van de beleggingen minder snel stijgen dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt. Zoals in 2012 werd besloten is gedurende 2013 de afdekking van het renterisico verlaagd van 100% per januari 2013 naar 95% per april 2013 en vervolgens naar 90% per juli 2013.
Jaarverslag 2013
pagina 75 |
96
Afdekkinqsportefeuille: LOF, vastrentende waarden (lnvestment grade euro en hypotheken). Het beleid van het pensioenfonds is gericht op het verkleinen van de “duration-mismatch”. Dit wordt gerealiseerd door het kopen van meer langlopende obligaties in plaats van aandelen (aandelen hebben per definitie een duration van nul), binnen de portefeuille kortlopende obligaties vervangen door langlopende obligaties of door middel van renteswaps of swaptions. Bij een renteswap wordt een vaste lange rente geruild tegen een variabele korte rente. Het pensioenfonds ontvangt in dit geval een lange rente, vergelijkbaar met de kasstroom van een langlopende obligatie en betaalt daarvoor een variabele korte rente (bijvoorbeeld Euribor). Hierdoor wordt de “duration-mismatch” verkleind, maar het pensioenfonds wordt wel afhankelijk van de ontwikkeling van de korte rente die het pensioenfonds aan de tegenpartij betaalt. Met een swaption kan het pensioenfonds tijdelijk het risico van een verdere rentedaling afdekken. Hiervoor betaalt het pensioenfonds een premie. Bij het afsluiten van een swap of een swaption kunnen dus mismatchrisico’s worden afgedekt en worden nieuwe risico’s geïntroduceerd die gepaard gaan met dit soort instrumenten (zoals liquiditeit, tegenpartij en juridisch risico). De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt:
(x € 1.000) Resterende looptijd < 1 jaar Resterende looptijd > 1 en < 5 jaar Resterende looptijd > 5 jaar
31 december 2013 EUR % 26.200 28,5 23.404 25,4 42.448 46,1 92.052 100
31 december EUR 31.596 17.275 35.024 83.895
2012 % 37,7 20,6 41,7 100
Prijsrisico Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen, die wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo van baten en lasten worden verwerkt, zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. Het prijsrisico wordt gemitigeerd door diversificatie. Een nadere detaillering van de segmentatie van de vastgoedbeleggingen naar aard van het vastgoed is als volgt:
(x € 1.000) Winkels Woningen
31 december 2013 EUR % 465 2,8 16.345 97,2 16.810 100
31 december 2012 EUR % 815 4,5 17.120 95,5 17.935 100
31 december 2013 EUR % 16.810 100,0 16.810 100
31 december 2012 EUR % 17.935 100,0
De segmentatie van vastgoed naar regio is als volgt:
(x € 1.000) Europa
Jaarverslag 2013
17.935
pagina 76 |
100
96
De segmentatie van de aandelenportefeuille naar sectoren is als volgt:
(x € 1.000)
31 december 2013 EUR %
Financiële instellingen (waaronder banken en verzekeraars) Nijverheid en industrie Handel Overige dienstverlening Diversen
11.997 14.071 11.232 12.909 1.966 52.175
23,0 27,0 21,5 24,7 3,8 100
31 december 2012 EUR % 11.706 15.423 14.077 11.087 2.746 55.039
21,3 28,0 25,6 20,1 5,0 100
De segmentatie van de aandelenportefeuille naar regio is als volgt:
(x € 1.000) Europa Noord-Amerika Asia Pacific Emerging markets
31 december 2013 EUR 18.817 16.567 6.946 9.845 52.175
% 36,0 31,8 13,3 18,9 100
31 december 2012 EUR 21.167 16.179 7.134 10.559 55.039
% 38,4 29,4 13,0 19,2 100
Valutarisico (S3) Het totaalbedrag van de gehele beleggingsportefeuille dat buiten de euro wordt belegd bedraagt ultimo 2013 circa € 53.397 (2012: € 53.714). Van dit bedrag is 51% (2012: 52%) afgedekt naar de euro. De vreemde valuta exposure van de beleggingscategorieën Global High Yield en Emerging Market Debt wordt binnen het fonds voor 100% afgedekt naar Euro´s. De valuta exposure naar de Amerikaanse Dollar, de Britse Pond, de Japanse Yen en de Zwitserse Frank van de overige beleggingen buiten vastrentende waarden in de portefeuille worden passief voor ca. 75% afgedekt op totaal portefeuilleniveau. Per einde boekjaar is de waarde van de uitstaande valutatermijncontracten € 118 (2012: € 264). Het valutarisico wordt in onderstaande tabel weergegeven.
(x € 1.000) EUR vóór EUR CHF GBP JPY USD Overige
120.514 2.485 5.703 3.710 26.999 14.500 173.911
EUR valutaderivaten -1.836 -4.476 -2.599 -18.392 -27.303
31 december 2013 EUR netto positie (na) 120.514 649 1.227 1.111 8.607 14.500 146.608
31 december 2012 EUR netto positie (na) 121.069 842 1.291 1.613 6.053 15.974 146.842
Kredietrisico (S5) Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het pensioenfonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het pensioenfonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars.
Jaarverslag 2013
pagina 77 |
96
Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het pensioenfonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het pensioenfonds financiële verliezen lijdt. Beheersing vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het pensioenfonds; het vragen van extra zekerheden zoals onderpand en dergelijke bij hypothecaire geldleningen en het uitlenen van effecten; het hanteren van prudente verstrekkingnormen bij hypothecaire geldleningen. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het pensioenfonds enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot OTC-derivaten wordt door het pensioenfonds enkel gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten zodat posities van het pensioenfonds adequaat worden afgedekt door onderpand. Er wordt gebruik gemaakt van dagelijkse waarderingen. In de onderstaande tabel wordt de verdeling van de vastrentende waarden naar sector weergegeven:
(x € 1.000)
Nederlandse overheidsinstellingen Buitenlandse overheidsinstellingen Financiële instellingen Handel en industriele bedrijven Andere instellingen
2013 EUR
2012 EUR
21.925 32.338 24.298 4.381 9.110 92.052
22.490 24.801 24.205 4.136 8.263 83.895
De verdeling van vastrentende waarden naar regio is weergegeven in onderstaande tabel:
(x € 1.000)
Mature markets Emerging markets
2013 EUR
2012 EUR
87.194 4.858 92.052
74.655 9.240 83.895
Beleggingen waarvan de uitgevende partij is gevestigd in Azië (exclusief Japan), Latijns Amerika of Rusland worden gerekend tot de regio ‘Emerging Markets’. Beleggingen uit de beleggingsportefeuille waarvan van uitgevende partijen in overige landen zijn gevestigd, worden gerekend tot beleggingen in ‘Mature markets’.
Jaarverslag 2013
pagina 78 |
96
Ten aanzien van de kredietwaardigheid van de debiteuren van de vastrentende portefeuille wordt het volgende overzicht gegeven:
(x € 1.000) AAA AA A BBB BB B Lower than B Not rated
31 december 2013 EUR % 12.465 23.256 7.513 13.090 2.364 2.618 1.095 29.651 92.052
13,5 25,3 8,2 14,2 2,6 2,8 1,2 32,2 100
31 december 2012 EUR % 18.034 9.428 7.159 8.636 3.399 4.608 1.359 31.272 83.895
21,5 11,2 8,5 10,3 4,1 5,5 1,6 37,3 100
De post ‘not rated’ bestaat ultimo 2013 en 2012 hoofdzakelijk uit posities binnen de diverse beleggingspools waarin het fonds belegd. Verzekeringtechnische risico (S6) Langlevenrisico Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de technische voorziening. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van AG prognosetafel 2012-2062 met adequate correcties voor ervaringssterfte is het langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen. Overlijdensrisico Het overlijdensrisico betekent dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen. Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen (schadereserve). Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden periodiek herzien. Het beleid van het pensioenfonds is om het overlijdenen arbeidsongeschiktheidsrisico niet te herverzekeren. Toeslagrisico Het bestuur van het pensioenfonds heeft de ambitie om het pensioen te indexeren. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, rendement, looninflatie en demografie. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de toeslagtoezegging voorwaardelijk is. Het beleid en de ambitie inzake toeslagverlening is weergegeven in de toelichting van de post ‘Indexering en overige toeslagen’. Liquiditeitsrisico (S7) Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen. Hierdoor kan het pensioenfonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico wordt beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er wordt eveneens rekening gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Inzake het liquiditeitsrisico wordt vermeld dat het pensioenfonds in haar beleggingsportefeuille over voldoende obligaties beschikt die onmiddellijk zonder waardeverlies te gelde kunnen worden gemaakt om eventuele onvoorziene uitstroom van geldmiddelen te financieren. Jaarverslag 2013
pagina 79 |
96
Concentratierisico (S8) Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen, moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Concentratierisico is gemeten naar concentratie van een land of bij een tegenpartij. Dit betreft per 31 december 2013 de volgende posten (percentage ten opzichte van het balanstotaal ultimo 2013 respectievelijk ultimo 2012):
(x € 1.000) Obligaties Frankrijk (staatsobligaties) Duitsland (staatsobligaties) Nederland (staatsobligaties) Overige beleggingen Rabobank
31 december 2013 EUR %
31 december 2012 EUR %
6.708 8.255 9.525
4% 4% 5%
4.828 5.465
3% 3%
12.730
7%
8.282
4%
19.438
13.110
In het algemeen geldt dat concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Een portefeuille van beleggingen die sterk sectorgebonden is, kan door deze sectorconcentratie een verhoogd risico lopen. Indien aandelen in dezelfde sector worden aangehouden is sprake van een cumulatief concentratierisico. Bij de bepaling van het vereist vermogen past het pensioenfonds het standaardmodel van de DNB toe. In dat model wordt het concentratierisico vooralsnog op nihil gesteld. Op grond hiervan heeft het bestuur geconcludeerd dat er geen sprake is van concentratie in de activa of verplichtingen en dat er daarom geen buffer voor concentratierisico wordt aangehouden. Overige niet-financiële risico’s Operationeel risico (S9) Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico’s worden door het pensioenfonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn op gebieden zoals interne organisatie, procedures, processen en controles, kwaliteit geautomatiseerde systemen, enzovoorts. Deze kwaliteitseisen worden periodiek getoetst door het bestuur. Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert waardoor beleggingen van het pensioenfonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het pensioenfonds niet beheersbaar.
Jaarverslag 2013
pagina 80 |
96
7.5.10 Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen Langlopende contractuele verplichtingen Het fonds heeft een uitbestedingsovereenkomst afgesloten met Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V., Syntrus Achmea Vermogensbeheer B.V. en Syntrus Achmea Vastgoed B.V. Dit contract is ingegaan op 1 januari 2011 en loopt voor onbepaalde tijd met een opzegtermijn van 12 maanden. Met het bestuur zijn afspraken gemaakt over de vergoedingensystematiek. Deze systematiek bestaat zowel uit vaste als uit variabele componenten. De jaarlijks te betalen vergoeding voor het vermogensbeheer wordt berekend op basis van een percentage (staffel) over het gemiddeld daadwerkelijk belegd vermogen. De vergoeding over het gemiddeld daadwerkelijk belegd vermogen in aandelen is daarmee gebaseerd op 0,23 tot 0,33%, de vergoeding over het gemiddeld daadwerkelijk belegd vermogen in vastrentende waarden is daarmee gebaseerd op 0,10 tot 0,20%. De jaarlijks te betalen vergoeding voor financieel management en advies bedragen jaarlijkse 0,75% over het belegd vermogen. Voor het vastgoedbeheer bedraagt de jaarlijks te betalen vergoeding 0,5% van het gemiddeld daadwerkelijk belegd vermogen in vastgoed. Investering- en stortingsverplichtingen Per jaareinde zijn er geen investerings- en stortingsverplichtingen (zogenaamde voorbeleggingen). Voorwaardelijke verplichtingen Per jaareinde lopen er geen juridische procedures tegen het pensioenfonds en heeft het pensioenfonds tevens geen juridische procedures aangespannen tegenover derden. Verstrekte zekerheden en garanties Per jaareinde is er geen sprake van gestelde zekerheden en garanties. Bevinding arbeidsongeschikten Uit controles op aanspraakberekeningen naar aanleiding van de conversie naar MAIA zijn enkele bevindingen gebleken. Naast een aantal kleinere bevindingen op deelnemerniveau is hierbij na nader onderzoek geconstateerd dat voor een groep van 186 arbeidsongeschikte deelnemers de pensioengrondslag op basis waarvan premievrije pensioenaanspraken worden vastgesteld een onverklaarbare stijging laten zien in het jaar 2006. Als gevolg hiervan zijn voor deze arbeidsongeschikte deelnemers méér premievrije aanspraken geadministreerd dan waar zij reglementair recht op hebben. Het bestuur onderzoekt momenteel de mogelijkheden tot (gedeeltelijke) correctie van de onterecht geadministreerde opbouw van premievrije aanspraken. Het bestuur heeft hierover nog geen besluit genomen. In afwachting van de besluitvorming hieromtrent is een eventuele vrijval van de voorziening pensioenverplichtingen daarom nog niet verwerkt in de jaarrekening over het boekjaar 2013.
7.5.11 Verbonden partijen Identiteit van verbonden partijen Er zijn geen partijen die als verbonden partij te kwalificeren zijn. Transacties met bestuurders Inzake de beloning van bestuurders wordt verwezen naar 7.6.6. Er zijn geen leningen verstrekt aan, noch is er sprake van vorderingen op, (voormalige) bestuurders. De bestuurders nemen geen deel aan de pensioenregeling van het pensioenfonds. Overige transacties met verbonden partijen Er zijn geen overige transacties met verbonden partijen.
Jaarverslag 2013
pagina 81 |
96
7.6
Toelichting op de staat van baten en lasten
7.6.1
Premiebijdragen risico pensioenfonds
(x € 1.000)
Werkgevers- en werknemersgedeelte Excedent Vrijwillige voortzetting
2013 EUR
2012 EUR
2.120 113 21 2.254
2.145 124 21 2.290
De totale bijdrage van werkgever en werknemers bedraagt 17,0% (2012: 16,5%) van de pensioengrondslag. De kostendekkende, gedempte en feitelijke premie volgens artikel 130 van de Pensioenwet zijn als volgt:
(x € 1.000)
Kostendekkende premie Feitelijke premie Gedempte kostendekkende premie
2013
2012
EUR
EUR
4.005 2.254 2.305
4.193 2.290 2.418
De kostendekkende premie is gebaseerd op de marktrente (nominale rentetermijnstructuur van 31 december 2012 gepubliceerd door DNB). Het bestuur heeft de gedempte premie vastgesteld op 5,5% rekenrente. De feitelijke premie is in 2013 lager dan de gedempte premie. De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate verantwoord. De samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt:
(x € 1.000)
2013 EUR
2012 EUR
Kosten pensioenopbouw Pensioenuitvoeringskosten
3.054 822
3.132 801
Solvabiliteitsopslag Mutatie technische voorzieningen voor excassokosten
357 -228 4.005
447 -187 4.193
Jaarverslag 2013
pagina 82 |
96
De samenstelling van de gedempte premie is als volgt:
(x € 1.000)
Kosten pensioenopbouw Pensioenuitvoeringskosten Solvabiliteitsopslag
2013 EUR
2012 EUR
1.520 608 177 2.305
1.587 605 226 2.418
De kosten pensioenopbouw betreffen de kosten van de jaarinkoop van de pensioenaanspraken inclusief de kosten voor premievrijstelling voor nieuwe arbeidsongeschiktheidsgevallen. De toeslagverlening is voorwaardelijk en daarom geen onderdeel van de kosten pensioenopbouw. De pensioenuitvoeringskosten volgen uit de staat van baten en lasten. De solvabiliteitsopslag 2013 wordt berekend door het percentage vereist vermogen per 31 december 2012 te vermenigvuldigen met de kosten pensioenopbouw. Er is wel sprake van premiekortingen. De verschillen tussen de kostendekkende premie, de feitelijke premie en de gedempte kostendekkende premie zijn het gevolg van vergelijkingen tussen kostendekkende premies op 5,5% de kostendekkende premie en de feitelijk ontvangen premie. De reglementaire premie bedroeg in 2013 17,0% van de pensioengrondslag. Deze premie is niet kostendekkend indien het beleggingsrendement zich structureel onder de 5,5% bevindt. Uit bovenstaande tabel blijkt dat deze premie in 2013 niet kostendekkend was. De premie voor 2013 is vastgesteld op 17,0% van de pensioengrondslag, terwijl het rendement waarop de gedempt kostendekkende premie wordt vastgesteld is verlaagd tot 5,5%.
7.6.2
Premiebijdragen risico deelnemers
Het fonds kent een vrijwillige aanvullende pensioenregeling (PlusPensioen). De deelnemer kan hieraan deelnemen voor een aanvullend pensioen. De deelnemer kan bijdragen storten voor zover de deelnemer hiervoor ‘fiscale ruimte’ heeft. De bijdragen zijn geheel voor rekening van de deelnemer.
Jaarverslag 2013
pagina 83 |
96
7.6.3
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds en risico deelnemers
2013
Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
2012
Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
Directe beleggingsopbrengsten EUR 674 5 359 1.038
Indirecte Kosten van beleggingsvermogensbeheer opbrengsten EUR EUR -852 -122 7.432 -194 -7.768 -188 2.034 -4 -522 -46 324 -554 Af: Resultaat voor rekening en risico deelnemers
Directe beleggingsopbrengsten EUR 456 8 151 -1 614
Indirecte Kosten van beleggingsvermogensbeheer opbrengsten EUR EUR -119 -165 7.810 -182 12.826 -195 -370 -14 -382 -36 19.765 -592 Af: Resultaat voor rekening en risico deelnemers
Totaal
EUR -300 7.243 -7.597 2.030 -568 808 -14 794
Totaal
EUR 172 7.636 12.782 -384 -419 19.787 -185 19.602
De kosten van vermogensbeheer bedragen in 2013 € 804 (2012: € 592). De kosten van vermogensbeheer bestaan uit kosten van exploitatie vastgoed ad € 372 (2012: € 165) en overige kosten van vermogensbeheer ad € 432 (2012: € 427). Transactiekosten zijn onderdeel van de aan- en verkooptransacties van beleggingen. Deze zijn eveneens onderdeel van de indirecte beleggingsopbrengsten en bedragen over 2013 € 137 (2012: € 179).
7.6.4
Overige baten
(x € 1.000)
Interest Andere baten
Jaarverslag 2013
2013 EUR
2012 EUR
6 17 23
41 99 140
pagina 84 |
96
7.6.5
Pensioenuitkeringen
(x € 1.000)
2013 EUR
2012 EUR
Ouderdomspensioen Partnerpensioen
3.324 863
3.073 836
Wezenpensioen Afkopen
8 413 4.608
5 548 4.462
De post Afkopen betreft de afkoop van pensioenen die lager zijn dan € 451,22 (2012: € 438,44) per jaar (de afkoopgrens) overeenkomstig de Pensioenwet (artikel 66).
7.6.6
Pensioenuitvoeringskosten
(x € 1.000)
2013 EUR
2012 EUR
Bestuurskosten Administratiekostenvergoeding Controle- en advieskosten (excl. accountantskosten) Accountantskosten Contributies en bijdragen
64 623 83 36 16 822
64 590 101 36 10 801
Bezoldiging bestuurders De transacties met bestuurders hebben betrekking op de vergoedingen voor de werkzaamheden verband houdende met de bestuurs- en commissievergaderingen. De vergoedingen bestaan uit vacatiegeld, vergoeding van reis- en verblijfkosten, overige kosten bestuur en overige bestuurskosten 2013: € 64 (2012: € 64). Afgezien hiervan zijn geen bezoldigingen toegekend.
Jaarverslag 2013
pagina 85 |
96
Honoraria accountant
(x € 1.000)
EUR Accountant
2013 Controle van de jaarrekening
2012 Controle van de jaarrekening
EUR Overig netwerk
EUR Totaal
36 36
-
36 36
36 36
-
36 36
Aantal personeelsleden Bij het fonds zijn geen werknemers in dienst. De pensioenuitvoering is volledig uitbesteed aan Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V.
7.6.7
Pensioenopbouw
Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling.
7.6.8
Indexering en overige toeslagen
In de staat van baten en lasten is de last uit hoofde van indexering en overige toeslagen welke aan het verslagjaar moet worden toegerekend verantwoord. Als de middelen van het pensioenfonds het toelaten, streeft het bestuur ernaar de pensioenen van de actieve deelnemers jaarlijks aan te passen aan de stijging van het indexcijfer van de cao-lonen van de detailhandelsbranches die onder het pensioenfonds vallen, exclusief bijzondere beloningen. Dit indexcijfer stelt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) speciaal voor het pensioenfonds vast (CBS-indexcijfer van de CAO-lonen in de detailhandel). Het bestuur streeft ernaar de opgebouwde pensioenen van gewezen deelnemers en de ingegane pensioenen jaarlijks aan te passen aan de stijging van de CBS-consumentenprijsindex “afgeleid”. Dit betekent dat de index niet beïnvloed wordt door belasting- en accijnseffecten. De toeslagen voor de gewezen deelnemers en de ingegane pensioenen mogen daarbij niet hoger zijn dan de toeslag voor de actieve deelnemers. Het bestuur beoordeelt jaarlijks of de financiële middelen van het pensioenfonds toereikend zijn om de opgebouwde pensioenaanspraken en de ingegane pensioenen te verhogen. Er bestaat geen recht op toeslagverlening en er is dus geen zekerheid of en in hoeverre het pensioenfonds in de toekomst een toeslag kan verlenen. Het pensioenfonds reserveert namelijk geen gelden voor toekomstige toeslagen. Over 2013 heeft er een toeslag verlening plaatsgevonden van 1%. In januari 2014 heeft het bestuur van het fonds het besluit genomen om de pensioenen per 1 januari 2013 met 1% te verhogen. Het bestuur heeft met instemming van de deelnemersraad besloten om een toeslag toe te kennen omdat de financiële situatie van het fonds voldoende was en er de laatste jaren geen mogelijkheid was om een toeslag toe te kennen. De toeslagverlening is in de jaarrekening 2013 opgenomen onder de gebeurtenissen na balansdatum, omdat het besluit genomen is in januari 2014.
Jaarverslag 2013
pagina 86 |
96
7.6.9
Rentetoevoeging
De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 0,351% (2012: 1,544%), zijnde € 514 (2012: € 1.983). Het rentepercentage is afgeleid van de éénjaarsrente uit de rentetermijnstructuur per begin van het boekjaar zoals gepubliceerd door DNB.
7.6.10 Onttrekking pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte pensioenuitkeringen in de verslagperiode. Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte uitvoeringskosten in de verslagperiode.
7.6.11 Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de reële waarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente.
7.6.12 Wijziging overige actuariële uitgangspunten De actuariële grondslagen en/of methoden worden periodiek beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen voor zowel de gehele bevolking als specifiek voor de populatie van het pensioenfonds. De vaststelling van de toereikendheid van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces, waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het pensioenfonds. Het effect van deze wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien. Vanaf boekjaar 2012 is de grondslag voor overlevingskansen gebaseerd op de Prognosetafel 2012-2062 van het Actuarieel Genootschap (AG). De AG-Prognosetafel 2012-2062 houdt rekening met de voorzienbare trend in overlevingskansen van de gehele Nederlandse bevolking. De algemene sterftekansen die volgen uit de tafel worden voor het fonds gecorrigeerd in verband met ervaringssterfte. Als gevolg van de invoering van de nieuwe AG-Prognosetafel is in het verslagjaar 2012 een last verantwoord van € 1,2 miljoen. Daartegenover staat het effect van het niet meer toepassen van de ervaringssterfte. Dit resulteert in een totale last van € 0,1 miljoen.
Jaarverslag 2013
pagina 87 |
96
7.6.13 Saldo overdracht van rechten
(x € 1.000)
2013 EUR
2012 EUR
Saldo overdrachten van rechten Inkomende waardeoverdrachten Uitgaande waardeoverdrachten Subtotaal
-142 -1 -143
-898 -898
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Toevoeging aan de technische voorzieningen Onttrekking aan de technische voorzieningen Totaal overige resultaten
179 -2 177
1.118 1.118
34
220
Saldo overdracht van rechten
Een inkomende waardeoverdracht betreft de ontvangst van het pensioenfonds of de pensioenverzekeraar van de vorige werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd. Een uitgaande waardeoverdracht betreft de overdracht aan het pensioenfonds of de pensioenverzekeraar van de nieuwe werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd. De ontvangen koopsommen worden aangewend voor de inkoop van extra pensioenaanspraken.
7.6.14 Overige mutatie voorziening pensioenverplichtingen
(x € 1.000)
2013 EUR
2012 EUR
Kanssystemen Sterfte Arbeidsongeschiktheid Mutaties Totaal kanssystemen
-343 -150 106 -387
52 -146 242 148
Overige mutaties Conversieverschil Totaal overige mutaties
372 372
-
-15
148
Totaal
De post “conversieverschil” wordt veroorzaakt door resultaten die verband houden met de migratie van het pensioenfonds naar een nieuwe pensioenadministratiesysteem. Dit resultaat wordt komt voort uit verandering van enkele aannames bij het administreren van de deelnemers, waarbij in het nieuwe pensioenadministratiesysteem een nauwkeurigere aanname gemaakt kan worden.
7.6.15 Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers De dotatie aan de technische voorziening risico deelnemers bedraagt in het boekjaar € 149 (2012: € 138). Aan de voorziening is in het boekjaar € - (2012: € 96) onttrokken uit hoofde van opnames. De wijziging van de overige mutaties bedraagt € -8 (2012: € 168). Per saldo wijzigt de voorziening risico deelnemers met € 103 (2012: € 210).
Jaarverslag 2013
pagina 88 |
96
7.6.16 Overige lasten
(x € 1.000)
2013 EUR
Dotatie voorziening dubieuze debiteuren Andere lasten
2012 EUR
1 1
7 1 8
7.6.17 Belastingen De activiteiten van het pensioenfonds zijn vrijgesteld van belastingheffing in het kader van de vennootschapsbelasting.
Eindhoven, 16 juni 2014
M.H.J.M. Crijnen
G.W. Hompe
Voorzitter
Plaatsvervangend voorzitter
G.H. Koudys
C.N.J.M. de Gooijer
Bestuurslid
Bestuurslid
P.M.A.J. Verheggen
R.A.J. Kaspers
Bestuurslid
Bestuurslid
Jaarverslag 2013
pagina 89 |
96
8 Overige gegevens 8.1 Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten Ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en lasten is geen bepaling opgenomen in de statuten van het fonds. De bestemming is uitgewerkt in de ABTN: • De Solvabiliteitsreserve is bedoeld om alle risico’s, zoals vastgelegd in de Regeling Pensioenwet onder vaststelling vereist eigen vermogen, op te kunnen vangen. • De beleidsreserve wordt gevoed door het resultaat nadat de solvabiliteitsreserve op het juiste niveau is gebracht. Het voorstel resultaatbestemming 2013 is opgenomen in de paragraaf van de staat van baten en lasten in de jaarrekening.
8.2 Gebeurtenissen na balansdatum In januari 2014 heeft het bestuur van het fonds het besluit genomen om de pensioenen per 1 januari 2014 met 1% te verhogen. Het bestuur heeft met instemming van de deelnemersraad besloten om een toeslag toe te kennen omdat de financiële situatie van het fonds voldoende was en er de laatste jaren geen mogelijkheid was om een toeslag toe te kennen. De toeslagverlening is niet opgenomen in de jaarrekening 2013, omdat het besluit genomen is in januari 2014. Als gevolg van de toeslagverlening zal de technische voorziening voor risico fonds in 2013 stijgen met € 1.406. De dekkingsgraad primo 2013 daalt hierdoor met ca. 1,2%.
Jaarverslag 2013
pagina 90 |
96
8.3 Actuariële verklaring Opdracht Door Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven te Eindhoven is aan Towers Watson Netherlands B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2013. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. De accountant van het pensioenfonds heeft mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid (materiële juistheid en volledigheid) van de basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeel van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: ·
Heb ik onder meer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; en
·
Heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds.
Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Koninklijk Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een toereikende solvabiliteit. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De vermogenspositie van Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven is naar mijn mening goed. Daarbij is in aanmerking genomen dat enigerlei intentie tot het verlenen van toeslagen ontbreekt. Eindhoven, 16 juni 2014 drs. M.B.H. Ceelaert AAG verbonden aan Towers Watson Netherlands B.V. Jaarverslag 2013
pagina 91 |
96
8.4 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit jaarverslag opgenomen jaarrekening 2013 van Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven, gevestigd te Eindhoven gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2013 en de staat van baten en lasten over 2013 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van het pensioenfonds is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico's dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van het pensioenfonds. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van het pensioenfonds gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel betreffende de jaarrekening Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven per 31 december 2013 en van het resultaat over 2013 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Den Haag, 16 juni 2014 Ernst & Young Accountants LLP w.g. M.C. Spierings RA Jaarverslag 2013
pagina 92 |
96
9 Bijlagen 9.1
Bijlage 1 Volumeveranderingen
Mutatieoverzicht Deelnemers
Gewezen
Arbeidsongeschikte
Gepensio-
(excl. ao)
deelnemers
deelnemers
neerden
Stand per 1 januari 2013
691
Toetreding / hertoetreding
86
Pensionering
101
1.539
7.486
-4
-
-
82
-3
-486
-9
563
65
Arbeidsongeschiktheid
-
-
-
-
-
Revalidering
-
-
-
-
-
-1
-15
-2
-99
-117
-91
91
-
-
-
Waardeoverdracht
-
-1
-
-
-1
Afkoop emigratie / klein pensioen
-
-15
-
-250
-265
Beëindiging wezenpensioen
-
-
-
-1
-1
-4
-49
-
-7
-60
4.676
90
1.745
7.189
Overlijden Premievrij gemaakt door uitdienst
Overige oorzaken
Stand per 31 december 2013
5.155
Totaal
678
Individuele waardeoverdracht Bedragen x 1.000 euro
2013
Uitgaande overdrachten (aantallen) Uitgaande overdrachten
3 €
Inkomende overdrachten (aantallen) Inkomende overdrachten
Jaarverslag 2013
2012
4
0 €
6 €
156
2011
-
8 €
8 €
99
2010
10
13 €
5 €
120
2009
78
2 €
15 €
89
19 0
€
pagina 93 |
0
96
Pensioenopbouw tijdens werkloosheid Deelnemers die werkloos zijn geworden komen onder bepaalde voorwaarden in aanmerking voor een bijdrage voor de voortzetting van de opbouw van hun pensioenaanspraken. Deze bijdrage wordt verstrekt door de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP). Voor het onderstaande aantal personen is in het jaar een (of meer) bijdrage(n) ontvangen. 2013 Opbouw tijdens WW
2012 -
2011
15
2010
15
2009
39
39
Pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid Voor deelnemers die (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt zijn geworden wordt de pensioenopbouw vanaf de eerste W AO-dag of WIAdag (gedeeltelijk) zonder verdere premiebetaling voortgezet. Bedragen x 1.000 euro
2013
Opbouw tijdens WAO/WIA (aantallen) Opbouw tijdens WAO/WIA
2012
90 €
17
2011
101 €
21
2010
106 €
22
2009
123 €
29
132 €
30
Vrijwillige voortzetting van de deelneming Deelnemers hebben de mogelijkheid om bij beëindiging van de deelneming voor 65 jaar de deelneming voor eigen rekening tegen de normale premie voort te zetten. Sinds 2001 is wettelijk bepaald dat een vrijwillige voortzetting maximaal drie jaren mag duren. Bedragen x 1.000 euro
2013
Vrijwillige voortzetting (aantallen) Vrijwillige voortzetting
2012 6
€
21
2011 6
€
21
2010 5
€
15
2009 -
€
-
€
-
Deelnemers PlusPensioenregeling Met ingang van 1 januari 2003 is de PlusPensioenregeling (voorheen pensioenspaarregeling) in de sigarenindustrie van kracht. Met deze regeling van het fonds kunnen de aangesloten werkgevers een aantrekkelijker arbeidsvoorwaardenpakket aanbieden. Werknemers krijgen meer keuzemogelijkheden in hun oudedagsvoorzieningen. Deelnemers kunnen kiezen voor een aanvulling op het reguliere ouderdoms- en partnerpensioen bij het fonds of een eerdere ingangsdatum van het ouderdomspensioen. Bedragen x 1.000 euro
2013
2012
2011
2010
2009
Aantal deelnemers
217
212
201
207
212
Aantal deelnemers die in het jaar inlegden
125
134
118
112
114
Totale inleg1
1
€
149
€
142
€
147
€
135
€
130
Acht procent van de inleg komt ter dekking van de kosten toe aan het fonds
Jaarverslag 2013
pagina 94 |
96
9.2
Bijlage 2 Nevenfuncties bestuursleden
Hieronder staan de relevante (neven)functies vermeld van de bestuursleden van 2013: De heer G.W. Hompe ·
Vakbondsbestuurder FNV Bondgenoten
De heer M.H.J.M. Crijnen ·
Voorzitter Nederlandse Vereniging voor de Sigarenindustrie
·
Algemeen secretaris European Cigar Manufacturers Association
De heer C.N.J.M. de Gooijer ·
Bestuurslid Tabaserv
·
Voorzitter Eindhovensche Fabrikanten Kring Sectie Personeelsverantwoordelijken
De heer P.M.A.J. Verheggen Hoofdfunctie: ·
Belangen Behartiger Collectief, sector Industrie & Handel, De Unie, Culemborg
·
Bestuurslid Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor de Betonproductenindustrie
·
Bestuurslid Stichting CAO Fonds Graanbe- en verwerkende bedrijven Andere Nevenfuncties:
·
Voorzitter Beroepscommissie van de examens ROC De Leijgraaf Brabant NO
De heer R.A.J. Kaspers ·
Financieel manager STG Eersel bv
·
Bestuurder STG Nederland bv
·
Bestuurder Swedish Match Cigars bv
De heer G.H. Koudys ·
Bestuurslid BPF Landbouw
·
Bestuurslid BPF Groente en Fruitverwerkende Industrie
·
Voorzitter BPF Molenaars
Mevrouw C. Dassen-Soons ·
Adviseur Nederlandse Vereniging voor de Sigarenindustrie
·
Secretaris Federatie Nederlandse Lederwaren- en Schoenfabrikanten
·
Secretaris Federatie Nederlandse Lederfabrikanten
·
Bestuurslid Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie
·
Secretaris Vereniging van Groothandelaren, Importeurs, Exporteurs en Agenten in Schoeisel (Vimagro)
Mevrouw L.F.A.M. Jansen ·
Pensioenadviseur FNV Bondgenoten
·
Bestuurslid Bedrijfstakpensioenfonds Kalkzandsteenindustrie per 31-12-2011 geliquideerd)
·
Bestuurslid Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
·
Bestuurslid en lid beleggingscommissie Bedrijfstakpensioenfonds Beroepsvervoer over de Weg
·
Voorzitter Vereniging van Eigenaren “De ronde 48” te Utrecht
Jaarverslag 2013
pagina 95 |
96
De heer J.C. Dwarswaard ·
Bestuurslid Bedrijfstakpensioenfonds Particuliere beveiliging
·
Bestuurslid Bedrijfstakpensioenfonds Banden- en Wielenbranche
·
Bestuurslid Kenniscentrum Leiden (VACO)
Jaarverslag 2013
pagina 96 |
96