Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven
Pensioenreglement 2015
administrateur
Syntrus Achmea Pensioenbeheer Rijnzathe 10, 3454 PV Utrecht Postbus 3183, 3502 GD Utrecht Telefoon (030) 245 39 22
versie
Juli 2015
Inhoud Pensioenreglement per 01-07-2015
4
Artikel 1
Begripsbepalingen
4
Artikel 2
Aanvang en beëindiging deelname
6
Artikel 3
Vrijwillige voortzetting
6
Artikel 4
Gemoedsbezwaarde werknemers
7
Artikel 5
Gedeeltelijk dienstverband
9
Artikel 6
Pensioenaanspraken
9
Artikel 7
Ouderdomspensioen
10
Artikel 8
Partnerpensioen
10
Artikel 9
Bijzonder partnerpensioen
11
Artikel 10
Wezenpensioen
12
Artikel 11
Hoogte van partnerpensioen tezamen met wezenpensioen
12
Artikel 12
Werknemers jonger dan 21 jaar
13
Artikel 13
Pensioenopbouw tijdens onbetaald verlof
13
Artikel 14
Arbeidsongeschiktheid
13
Artikel 15
Plicht tot waardeoverdracht
15
Artikel 16
Uitzondering op plicht tot waardeoverdracht
16
Artikel 17
Collectieve waardeoverdracht
17
Artikel 18
Verhoging van pensioenaanspraken en pensioenrechten
17
Artikel 19
Inkoop extra pensioenaanspraken
18
Artikel 20
Bijdragen
18
Artikel 21
Uitkering van de pensioenrechten
19
Artikel 22
Rechten bij voortijdige beëindiging van de deelneming
19
Artikel 23
Afkoop klein ouderdomspensioen bij beëindiging deelneming en bij ingang pensioen
19
Artikel 24
Afkoop klein partnerpensioen en wezenpensioen bij ingang
20
Artikel 25
Afkoop klein bijzonder partnerpensioen bij scheiding
21
Artikel 26
Uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen
22
Artikel 27
Uitruil partnerpensioen in ouderdomspensioen
23
Artikel 28
Vervroegen van het ouderdomspensioen
23
Artikel 29
Uitstel van het ouderdomspensioen
24
Artikel 30
Verevening van pensioen
24
Artikel 31
Verplichtingen van deelnemers en andere belanghebbende
25
Artikel 32
Informatie over de pensioenregeling
26
Artikel 33
Jaarlijkse pensioenopgave
27
Artikel 34
Informatie aan gewezen deelnemers
27
Artikel 35
Informatie aan gewezen partners
27
Artikel 36
Informatie aan pensioengerechtigden
28
Artikel 37
Informatie over toeslagverlening
28
Artikel 38
Informatie op verzoek
28
Artikel 39
Informatie bij vertrek naar een andere lidstaat
29
Artikel 40
Beslag en vervreemding
29
Artikel 41
Verlaging pensioenaanspraken en pensioenrechten
29
Artikel 42
Aanvullende regeling
30
Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven - 2015
pagina 2 | 43
Artikel 43
Klachten
30
Artikel 44
Geschillen
31
Artikel 45
Hardheidsclausule
32
Artikel 46
Ingangsdatum van het pensioenreglement
32
Aanhangsel I
Bedrag van het ouderdomspensioen
33
Aanhangsel II
Verhoging van pensioenaanspraken en pensioenrechten
35
Aanhangsel III
Premie en Franchise
37
Aanhangsel IV
Afkoopfactoren, behorende bij de artikelen 23, 24 en 25
39
Aanhangsel V
Ruilfactoren, behorende bij de artikelen 26 en 27
41
Aanhangsel VI
Vervroegingsfactoren ouderdomspensioen, behorende bij artikel 28
42
Aanhangsel VII
Uitstelfactoren ouderdomspensioen, behorende bij artikel 29
43
Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven - 2015
pagina 3 | 43
Pensioenreglement per 01-07-2015 Artikel 1 1.
Begripsbepalingen
In dit reglement worden geacht te zijn opgenomen de begripsbepalingen, omschreven in artikel 2 van de statuten.
2.
In dit reglement wordt verstaan onder: -
deelnemer Een werknemer als bedoeld in artikel 18 van de statuten die 21 jaar of ouder is en die een dienstverband heeft bij de aangesloten werkgever. Hij die tijdens zijn deelneming een salaris gaat verdienen dat uitstijgt boven het gestelde in de CAO voor de Sigarenindustrie dient deelnemer aan het pensioenfonds te blijven, evenwel tot het maximale salaris volgens deze CAO. Een werknemer die gebruik maakt van een ondernemingsprepensioenregeling bij een werkgever die aangesloten is bij het pensioenfonds blijft deelnemer aan het pensioenfonds tot de pensioendatum zoals genoemd in artikel 1 lid 2, achtste gedachtestreep.
-
gewezen deelnemer de persoon van wie de deelneming geëindigd is op een van de gronden zoals genoemd in artikel 2 lid 2 sub c of d.
-
gepensioneerde deelnemer de persoon, die ten laste van het pensioenfonds in het genot is gesteld van ouderdomspensioen.
-
partner a.
de persoon met wie de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde deelnemer is gehuwd;
b.
indien de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde deelnemer ongehuwd is, de ongehuwde persoon die als zijn partner is geregistreerd in de registers van de burgerlijke stand;
c.
indien de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde deelnemer anderszins ongehuwd is, de ongehuwde persoon met wie hij een samenlevingsverband is aangegaan, dat tenminste één jaar heeft geduurd en aantoonbaar is middels een notariële akte. Uit die akte moet voorts blijken dat de partners zich verbonden hebben duurzaam een gezamenlijke huishouding te voeren, onder de verplichting gezamenlijk te voorzien in huisvesting en in elkaars verzorging. Samenlevingsverbanden tussen partners met bloed- of aanverwantschap in de eerste graad zijn uitgezonderd.
-
pensioengevend loon het per 1 januari van het desbetreffend kalenderjaar vastgestelde bruto jaarloon verhoogd met de eindejaarsuitkering, de persoonlijke toeslag, de ploegentoeslag en de vuilwerktoeslag. De laatstelijk vastgestelde loonbestanddelen als bedoeld in de vorige zin worden volgens de loonontwikkeling in de sigarenindustrie aangepast, voor de duur dat de werknemer gebruik maakt van een ondernemingsprepensioenregeling bij een werkgever die aangesloten is bij het pensioenfonds. Het pensioengevend loon volgens dit pensioenreglement is gemaximeerd tot het maximum van de CAO voor de Sigarenindustrie en bedraagt per 2015 € 60.646 op jaarbasis.
Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven - 2015
pagina 4 | 43
-
franchise het deel van het pensioengevend loon dat voor de berekening van de pensioengrondslag buiten beschouwing wordt gelaten. Het bestuur stelt jaarlijks, aan de hand van de ontwikkeling van de lonen in de sigarenindustrie, de hoogte van de franchise vast. De hoogte van de van toepassing zijnde franchise is opgenomen in aanhangsel III.
-
pensioengrondslag het pensioengevend loon verminderd met de franchise.
-
de pensioendatum de eerste dag van de maand waarin de 65
-
ste
verjaardag van de deelnemer of gewezen deelnemer valt.
de pensioneringsdatum de eerste dag van de maand waarin de deelnemer of gewezen deelnemer voor het eerst een prepensioen of ouderdomspensioen van het pensioenfonds ontvangt.
-
afkoopgrens het grensbedrag bedoeld in artikel 66, eerste lid, van de Pensioenwet (2015: € 462,88 per jaar).
-
pensioenaanspraak het recht op een nog niet ingegaan pensioen.
-
pensioenrecht het recht op een ingegaan pensioen.
-
aanspraakgerechtigde de persoon die begunstigde is voor een nog niet ingegaan pensioen.
-
pensioengerechtigde de persoon voor wie op grond van het pensioenreglement het pensioen is ingegaan.
-
gepensioneerde de pensioengerechtigde voor wie het ouderdomspensioen is ingegaan.
-
AOW-leeftijd De eerste dag van de maand, waarin de deelnemer of gewezen deelnemer de leeftijd bereikt als bedoeld in artikel 7a, van de Algemene Ouderdomswet.
-
Maximum-uitkeringstermijn de termijn van 104 weken, bedoeld in artikel 7:629, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, respectievelijk in artikel 29, vijfde lid, van de Ziektewet, berekend en eventueel verlengd met inachtneming van het bepaalde in deze artikelen. Het UWV kan in het kader van de WIA op aanvraag van de verzekerde een kortere uitkeringstermijn vaststellen indien de verzekerde volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is als bedoeld in artikel 4, tweede lid Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen, en bij de aanvraag artikel 65 Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen in acht is genomen. Een verkorte uitkeringstermijn bedraagt ten minste 13 weken en ten hoogste 78 weken. Indien het UWV de maximum-uitkeringstermijn heeft verkort, heeft dat tot gevolg dat de premievrije deelneming als bedoeld in artikel 2.2 ingaat na afloop van de verkorte maximumuitkeringstermijn.
Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven - 2015
pagina 5 | 43
-
WIA Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
-
WAO Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering
Artikel 2 1.
Aanvang en beëindiging deelname
De deelneming vangt aan: a.
bij een aangesloten werkgever: op de eerste dag van de maand van indiensttreding bij die werkgever, echter niet vóór de eerste van de maand, waarin de werknemer 21 jaar wordt, of
b.
indien de aansluiting van de werkgever, waarbij de werknemer werkzaam is, plaatsvindt tijdens diens dienstverband: op de eerste dag van de maand, waarover voor het eerst door de werkgever de bijdrage verschuldigd is, of
c.
indien gebruik wordt gemaakt van de in artikel 3 genoemde mogelijkheid van vrijwillige voortzetting: op de door het bestuur met de verzoeker overeengekomen datum.
d. 2.
zodra wordt voldaan aan het gestelde in artikel 14 lid 3.
De deelneming eindigt door: a.
ingaan van het ouderdomspensioen op de pensioneringsdatum;
b.
overlijden;
c.
beëindiging van de arbeidsovereenkomst met een van de aangesloten werkgevers, zonder overplaatsing in dienst van een van de overige aangesloten werkgevers, tenzij deze beëindiging plaats heeft op een dag waarop een uitkering geniet krachtens de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) dan wel de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA);
d.
indien niet meer wordt voldaan aan het gestelde in artikel 2 lid 1 c, dan wel indien niet meer wordt voldaan aan het gestelde in artikel 14 lid 3.
Artikel 3 1.
Vrijwillige voortzetting
Indien de deelneming anders dan door overlijden eindigt vóór de pensioneringsdatum, is het pensioenfonds bevoegd op verzoek van de gewezen deelnemer toe te staan, dat deze de pensioenopbouw vrijwillig voortzet. Hierbij gelden de volgende voorwaarden: a.
het verzoek moet zijn gedaan binnen negen maanden na het einde van de deelneming;
b.
de voortzetting geldt voor een periode van maximaal drie jaar;
c.
de pensioengrondslag wordt gebaseerd op het loon dat direct voorafgaande aan de beëindiging van de deelneming gold voor de deelnemer. Deze pensioengrondslag wordt ieder jaar per 1 januari verhoogd of verlaagd met het percentage waarmee de lonen volgens de CAO voor de Sigarenindustrie ten opzichte van 1 januari van het voorafgaande jaar zijn gewijzigd;
d.
de premie wordt door het bestuur vastgesteld en wordt voldaan op de wijze, in de termijnen en op de tijdstippen zoals door het pensioenfonds bepaald.
2.
Indien de deelneming eindigt vóór de pensioendatum en de (gewezen) deelnemer niet deelneemt aan een andere pensioenregeling, gelden voor de vrijwillige voortzetting de volgende aanvullende voorwaarden: a.
de deelneming op grond van artikel 18 lid 1 onder a of b van de statuten heeft ten minste drie jaar geduurd;
b.
de pensioenregeling wordt niet verbeterd;
Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven - 2015
pagina 6 | 43
c.
de voortzetting heeft geen betrekking op een tijdvak van drie jaar vóór de pensioendatum, tenzij de beëindiging van de deelneming om medische redenen plaatsvond.
3.
De vrijwillige voortzetting eindigt: a.
door het verstrijken van de maximale periode van drie jaar;
b.
door opzegging door de deelnemer, zijn werkgever of het pensioenfonds bij aangetekend schrijven met een opzegtermijn van drie maanden;
c.
indien de verschuldigde premie niet op de vervaldag is voldaan, met ingang van een door het pensioenfonds te bepalen tijdstip;
d.
zodra de deelnemer komt te behoren tot de kring van personen, die hetzij krachtens de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 verplicht zijn tot deelneming in het pensioenfonds of in enig ander bedrijfstakpensioenfonds hetzij ingevolge een uitvoeringsovereenkomst in verband met vrijwillige aansluiting met een onderneming door het bestuur als deelnemers worden aangemerkt;
e.
op de dag direct voorafgaand aan de pensioneringsdatum;
f.
op de dag van overlijden van de deelnemer.
Artikel 4 1.
Gemoedsbezwaarde werknemers
De persoon die gemoedsbezwaren heeft tegen iedere vorm van verzekering, kan door het bestuur op zijn verzoek worden vrijgesteld van de verplichtstelling.
2.
De vrijstelling wordt aangevraagd door het indienen van een door de aanvrager ondertekende verklaring. Deze verklaring houdt ten minste in dat de aanvrager overwegende gemoedsbezwaren heeft tegen elke vorm van verzekering en daarom noch zichzelf, noch iemand anders, noch zijn eigendommen heeft verzekerd. Uit een door de werkgever ingediende verklaring moet voorts blijken of deze ook gemoedsbezwaren heeft tegen de nakoming van de hem als werkgever opgelegde verplichtingen.
3.
De in lid 2 bedoelde verklaring wordt ingediend bij het pensioenfonds. Het pensioenfonds onderzoekt of de verklaring overeenkomstig de waarheid is.
4.
Als de verklaring naar de mening van het pensioenfonds overeenkomstig de waarheid is, verleent het pensioenfonds de vrijstelling. Aan de vrijstelling kunnen voorwaarden worden verbonden die nodig zijn in verband met de administratie van het pensioenfonds. Aan een werkgever die heeft verklaard geen gemoedsbezwaren te hebben tegen de nakoming van de hem als werkgever opgelegde verplichtingen, kan op die grond een vrijstelling van de hem anders dan in zijn hoedanigheid van werkgever opgelegde verplichtingen niet worden geweigerd.
5.
Het pensioenfonds verstrekt een bewijs van de verleende vrijstelling. De persoon of rechtspersoon die is vrijgesteld van zijn verplichtingen als werkgever, is verplicht te zorgen dat het verstrekte bewijs van vrijstelling of een afschrift daarvan wordt en blijft opgehangen op een plaats, die vrij toegankelijk is voor alle in zijn dienst zijnde werknemers en waar deze geregeld plegen te komen, op zodanige wijze, dat van hetgeen op het desbetreffende stuk staat vermeld, gemakkelijk kan worden kennisgenomen.
6.
De persoon die is vrijgesteld, betaalt dezelfde bijdragen die hij verschuldigd zou zijn indien hij geen vrijstelling had, aan het pensioenfonds in de vorm van spaarbijdragen. Dit geldt ook voor de werkgever die niet is vrijgesteld, met betrekking tot de bijdragen die hij verschuldigd is voor een werknemer die wel is vrijgesteld.
Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven - 2015
pagina 7 | 43
7.
Op basis van een verzoek van de werknemer die niet is vrijgesteld en in dienst is van een werkgever die wel is vrijgesteld, betaalt de werkgever zowel de door de werknemer als de door de werkgever verschuldigde bijdragen aan het pensioenfonds. Deze bijdragen worden aangemerkt als pensioenpremies en de werknemer verkrijgt evenredige pensioenaanspraken overeenkomstig het pensioenreglement.
8.
De op grond van lid 6 ten behoeve van een werknemer betaalde spaarbijdragen worden door het pensioenfonds geboekt op een ten name van die werknemer staande spaarrekening. Het pensioenfonds verstrekt jaarlijks aan de werknemer met een spaarrekening, een opgave van het saldo op de spaarrekening aan het eind van het afgelopen kalenderjaar. Het spaarsaldo wordt jaarlijks per 1 januari verhoogd met de in het vorig jaar geldende rekenrente, alsmede met het percentage waarmee de pensioenaanspraken op grond van artikel 18 worden verhoogd, verminderd met een half procent en daarna naar beneden afgerond op een veelvoud van een/vierde procent.
9.
Het gespaarde bedrag wordt vanaf de 65-jarige leeftijd in gelijke termijnen aan de werknemer uitgekeerd gedurende 15 jaar. Ingegane uitkeringen worden jaarlijks verhoogd op de in lid 8 genoemde wijze.
10. Bij het overlijden van de werknemer voordat de uitkeringen zijn ingegaan, worden de spaarbedragen in gelijke termijnen uitgekeerd aan de echtgenoot c.q. partner gedurende 15 jaar. Als er geen partner is, maar wel één of meer kinderen onder de 18 jaar, worden de spaarbedragen uitgekeerd aan de kinderen in de periode tussen het overlijden en de 18-jarige leeftijd van het jongste kind. Bij afwezigheid van een partner en kinderen worden de spaarbedragen aangewend voor een eenmalige uitkering aan de erfgenamen. Ingegane uitkeringen worden jaarlijks verhoogd op de in lid 8 genoemde wijze. 11. Bij het overlijden van de werknemer nadat de uitkeringen zijn ingegaan, wordt de betaling van de vastgestelde uitkeringen voor de nog resterende periode voortgezet aan de partner. Als er geen partner is, maar wel één of meer kinderen onder de 18 jaar, geschiedt de uitkering aan de kinderen in de periode tussen het overlijden en de 18-jarige leeftijd van het jongste kind. Bij afwezigheid van een partner en kinderen wordt het nog niet tot uitkering gekomen spaarbedrag aangewend voor een eenmalige uitkering aan de erfgenamen. Ingegane uitkeringen worden jaarlijks verhoogd op de in lid 8 genoemde wijze. 12. Als bij toepassing van lid 9 of 10 de uitkering op jaarbasis niet meer bedraagt dan de afkoopgrens, wordt het spaarsaldo eenmalig uitgekeerd aan de werknemer, de partner of de kinderen. 13. Een vrijstelling wordt door het pensioenfonds ingetrokken: a. op verzoek van de persoon aan wie de vrijstelling is verleend; b. als naar het oordeel van het pensioenfonds de gemoedsbezwaren op grond waarvan de vrijstelling is verleend, niet langer geacht kunnen worden te bestaan. De vrijstelling kan door het pensioenfonds worden ingetrokken als de betrokkene de bij de vrijstelling gestelde voorwaarden niet of niet behoorlijk naleeft. 14. Door het intrekken of het vervallen van de vrijstelling wordt ten aanzien van de betrokkene de pensioenregeling volledig van kracht. Het spaarsaldo vervalt en wordt omgezet in evenredige pensioenaanspraken. 15. Degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit over vrijstelling is betrokken, kan tegen een besluit om vrijstelling te verlenen of te weigeren of in te trekken, dan wel tegen de daaraan verbonden voorwaarden, bezwaar maken bij het bestuur. De belanghebbende kan tegen een besluit op het bezwaarschrift beroep instellen bij de rechtbank te Rotterdam, sector bestuursrecht. Het bezwaarschrift wordt door belanghebbende ingediend binnen zes weken na de dag waarop het besluit bekend is gemaakt. Het bezwaarschrift wordt
Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven - 2015
pagina 8 | 43
ondertekend en bevat ten minste de naam en het adres van de indiener, de dagtekening, een omschrijving van het bestreden besluit en de gronden van het bezwaar. 16. De belanghebbende kan tegen een besluit op het bezwaarschrift beroep instellen bij de rechtbank te Rotterdam, sector bestuursrecht. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste de naam en het adres van de indiener, de dagtekening, een omschrijving van het bestreden besluit en de gronden van het beroep. Tevens wordt een afschrift van het bestreden besluit bijgevoegd.
Artikel 5
Gedeeltelijk dienstverband
Voor werknemers die minder dan de normale arbeidsduur werken, gelden de bepalingen in dit pensioenreglement met inachtneming van de volgende afwijkende voorwaarden: a.
De pensioenaanspraken en de te betalen bijdrage op grond van artikel 20 worden in eerste instantie berekend alsof er sprake zou zijn van een volledig dienstverband. Vervolgens wordt de aldus vastgestelde bijdrage alsook het aldus op grond van artikel 7 lid 2 vastgestelde ouderdomspensioen vermenigvuldigd met een breuk, waarvan de teller aangeeft het aantal werkuren per week van het gedeeltelijk dienstverband en de noemer het aantal werkuren per week van het volledig dienstverband.
b.
In geval van overlijden tijdens de deelneming in gedeeltelijk dienstverband zal voor de bepaling van het ouderdomspensioen over de periode tussen de overlijdensdatum en de pensioendatum rekening worden gehouden met de mate, waarin voor de deelnemer direct voor het overlijden sprake was van gedeeltelijk dienstverband.
c.
Wijzigingen in het aantal werkuren per week zullen voor de toepassing van dit pensioenreglement uitsluitend worden doorgevoerd per de eerste van de maand samenvallend met of volgend op het tijdstip, waarop de wijziging is doorgevoerd.
Artikel 6 1.
Pensioenaanspraken
De deelnemer en gewezen deelnemer hebben aanspraak op: a.
ouderdomspensioen ten behoeve van zichzelf;
b.
partnerpensioen ten behoeve van zijn partner;
c.
bijzonder partnerpensioen ten behoeve van zijn gewezen partner;
d.
wezenpensioen aan de kinderen beneden 18-jarige leeftijd van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde deelnemer, die tot deze deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde deelnemer in familierechtelijke betrekking staan, alsmede aan de pleeg- of stiefkinderen beneden de 18-jarige leeftijd van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde deelnemer die door de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde deelnemer als eigen kind worden onderhouden en opgevoed, mits voor deze kinderen recht op kinderbijslag bestaat of bestaan zou hebben. Met de kinderen beneden de 18-jarige leeftijd worden gelijkgesteld kinderen van 18 tot en met 26 jaar, voor wie de voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of een opleiding voor een beroep mits deze kinderen recht hebben op een studiebeurs krachtens de Wet op de studiefinanciering.
2.
De in het eerste lid genoemde pensioenaanspraken zijn gebaseerd op een uitkeringsovereenkomst, dat is een pensioenovereenkomst inzake een vastgestelde pensioenuitkering.
3.
Indien een werknemer tijdens het dienstverband met een aangesloten werkgever overlijdt vóór de eerste dag van de maand waarin de 21-jarige leeftijd zou aanvangen, bestaat tegenover het pensioenfonds aanspraak op
Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven - 2015
pagina 9 | 43
de in het eerste lid onder b en d bedoelde pensioenen voor de partner respectievelijk de kinderen van de overleden werknemer.
Artikel 7 1.
Ouderdomspensioen
Het jaarlijks ouderdomspensioen gaat in op a.
de pensioendatum, of
b.
de eerdere datum naar keuze van de (gewezen) deelnemer overeenkomstig het bepaalde in artikel 28.
Het jaarlijks ouderdomspensioen wordt uitbetaald tot en met de maand van overlijden van de (gewezen) deelnemer. 2.
Het ouderdomspensioen bedraagt de som van: a.
de per 31 december 1986 vastgestelde aanspraken, opgebouwd in de jaren 1933 tot en met 1986 (zie aanhangsel I bij dit reglement);
b.
de aanspraken opgebouwd na 1 januari 1987. Het ouderdomspensioen na 1 januari 1987 bedraagt per jaar 1,75% van de pensioengrondslag.
3.
De aanspraak op ouderdomspensioen van een (gewezen) deelnemer kan zonder toestemming van zijn partner niet bij overeenkomst tussen die (gewezen) deelnemer en het pensioenfonds worden verminderd, anders dan bij afkoop zoals voorzien in artikel 23 tenzij de (gewezen) deelnemer en zijn partner het recht op pensioenverevening ingevolge de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding hebben uitgesloten.
Artikel 8 1.
Partnerpensioen
Het partnerpensioen gaat in: a.
bij overlijden van een deelnemer of gewezen deelnemer: op de eerste dag van de maand, waarin het overlijden plaatsvond;
b.
bij overlijden van een pensioengerechtigde: op de eerste dag van de maand, volgende op die waarin het overlijden plaatsvindt.
Het partnerpensioen wordt uitgekeerd aan de partner van de overleden deelnemer, gewezen deelnemer of pensioengerechtigde en wordt uitbetaald tot en met de maand van overlijden van de rechthebbende. 2.
Het jaarlijks partnerpensioen bedraagt 70% van het in artikel 7 omschreven ouderdomspensioen. Bij overlijden tijdens deelneming wordt het ouderdomspensioen als dan vastgesteld op het bedrag, dat de deelnemer genoten zou hebben, indien hij op basis van de pensioengrondslag, bedoeld in artikel 1 lid 2 die gold op het moment van overlijden, in dienst van de aangesloten werkgever zou zijn gebleven tot de pensioendatum.
3.
Geen aanspraak op partnerpensioen bestaat: a.
indien het aangaan van het huwelijk, het geregistreerd partnerschap of het samenlevingsverband heeft plaatsgevonden na de pensioneringsdatum;
b. 4.
indien de uitruil als bedoeld in artikel 27 heeft plaatsgevonden.
Geen aanspraak op partnerpensioen heeft: a.
de partner die de (gewezen) deelnemer opzettelijk van het leven heeft beroofd of de partner die medeplichtig is bij het opzettelijk van het leven beroven van de (gewezen) deelnemer;
b.
de partner die niet middels een uittreksel van het bevolkingsregister kan aantonen op het moment van overlijden van de (gewezen) deelnemer samen te wonen.
Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven - 2015
pagina 10 | 43
5.
De aanspraak op partnerpensioen ten behoeve van de partner van een (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde kan zonder toestemming van de partner niet bij overeenkomst tussen de deelnemer en het pensioenfonds worden verminderd. Elk beding, strijdig met het bepaalde in de vorige zin, is nietig.
6.
Het partnerpensioen wordt verminderd met het eventueel toegekende bijzonder partnerpensioen.
7.
Indien een deelnemer overlijdt binnen achttien maanden na aanvang van onbetaald verlof als bedoeld in artikel 13, terwijl hij er niet voor gekozen heeft om de pensioenopbouw op grond van dat artikel voort te zetten, bedraagt het jaarlijks partnerpensioen, in afwijking van de vorige leden, het tot de dag van overlijden opgebouwde partnerpensioen, vermeerderd met het partnerpensioen dat nog opgebouwd zou worden indien de deelnemer niet was overleden en hij van de dag van aanvang van het verlof tot de pensioendatum zou hebben deelgenomen op basis van de het loon dat gold voor het opnemen van het verlof; daarbij wordt rekening gehouden met het bijzonder partnerpensioen verkregen op grond van artikel 9.
8.
De aanspraak op partnerpensioen ten behoeve van de partner van een (gewezen) deelnemer kan zonder toestemming van zijn partner niet bij overeenkomst tussen die (gewezen) deelnemer en het pensioenfonds worden verminderd anders dan bij afkoop zoals voorzien in artikel 24. Elk beding, strijdig met het bepaalde in de vorige zin, is nietig.
Artikel 9 1.
Bijzonder partnerpensioen
De gewezen partner van de (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde heeft aanspraak op bijzonder partnerpensioen indien: -
het huwelijk is geëindigd door echtscheiding of is ontbonden na scheiding van en bed. Als datum van beëindiging wordt aangehouden de dag van inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van het vonnis van echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel of bed; óf
-
het geregistreerd partnerschap anders dan door dood, vermissing of omzetting van het geregistreerd partnerschap in een huwelijk is geëindigd met wederzijds goedvinden dan wel is ontbonden. Als datum van beëindiging wordt aangehouden de dag van de inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van de verklaring dan wel de rechterlijke uitspraak van het met wederzijds goedvinden eindigen respectievelijk van de ontbinding van het geregistreerd partnerschap; óf
-
het samenlevingsverband anders dan door dood, vermissing of omzetting van het geregistreerd partnerschap in een huwelijk of geregistreerd partnerschap is geëindigd. Als datum van beëindiging wordt aangehouden de dag die blijkt uit een door de (gewezen) deelnemer of de pensioengerechtigde of de gewezen partner overgelegde notariële akte, dan wel een onderhandse overeenkomst of door beide gewezen partners ondertekende gelijkluidende verklaringen, waarbij de handtekeningen onder de overeenkomst of verklaringen door een notaris zijn gewaarmerkt.
2.
Indien de gewezen partner van een deelnemer aanspraak heeft op bijzonder partnerpensioen, is deze aanspraak gelijk aan het partnerpensioen dat verkregen zou zijn, indien op de in lid 1 bedoelde datum van beëindiging de deelneming zou zijn geëindigd anders dan door overlijden of het ingaan van het ouderdomspensioen op de pensioneringsdatum.
3.
Indien de gewezen partner van een gewezen deelnemer of pensioengerechtigde aanspraak heeft op bijzonder partnerpensioen, is deze aanspraak gelijk aan het partnerpensioen dat verkregen zou zijn bij het beëindigen van de deelneming.
Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven - 2015
pagina 11 | 43
4.
Er bestaat geen aanspraak op bijzonder partnerpensioen, indien de gewezen partner en (gewezen) deelnemer bij voorwaarden in verband met de partnerrelatie of een schriftelijk gesloten overeenkomst met betrekking tot de scheiding anders overeenkomen. Deze voorwaarden of overeenkomst zijn respectievelijk is slechts geldig indien het pensioenfonds zich bereid heeft verklaard hiermee in te stemmen en bereid is een uit de afwijking voortvloeiend risico te dekken dan wel het niveau van de uitkering aan te passen.
Vervreemding bij overlijden 5.
Bij het overlijden van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde kan de gewezen partner het recht op bijzonder partnerpensioen vervreemden aan een eerdere of latere partner van de overleden deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde, mits dit wordt overeengekomen bij notariële akte, het pensioenfonds bereid is een eventueel uit die overdracht voorvloeiende wijziging van het risico te dekken en de vervreemding onherroepelijk is.
6.
De (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde van wie het samenlevingsverband is geëindigd, is verplicht de beëindiging van het samenlevingsverband te melden aan het pensioenfonds, onder overlegging van een notariële akte, dan wel een onderhandse overeenkomst of door beide gewezen partners ondertekende gelijkluidende verklaringen, waarbij de handtekeningen onder de overeenkomst of verklaringen door een notaris zijn gewaarmerkt.
7.
Het bepaalde in artikel 8 lid 1,3 en 4 is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van een aanspraak op bijzonder partnerpensioen.
Artikel 10 1.
Wezenpensioen
Het jaarlijks wezenpensioen bedraagt voor elk kind per jaar 14% van het ouderdomspensioen, bepaald met de analoge inachtneming van artikel 8 lid 2.
2.
Indien de uitruil als bedoeld in artikel 26 of 27 heeft plaatsgevonden, wordt het wezenpensioen gebaseerd op het ouderdomspensioen, dat gegolden zou hebben als deze uitruil niet zou hebben plaatsgevonden. Indien de vervroeging als bedoeld in artikel 28 heeft plaatsgevonden, wordt het wezenpensioen gebaseerd op het ouderdomspensioen, dat gegolden zou hebben als deze vervroeging niet zou hebben plaatsgevonden.
3.
De 14% wordt verhoogd tot 28% per de eerste van de maand, waarin het kind ouderloos wordt.
4.
Het bepaalde in artikel 8 lid 1 is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van een aanspraak op wezenpensioen.
Artikel 11
Hoogte van partnerpensioen tezamen met wezenpensioen
De uitkeringen aan partnerpensioen en aan wezenpensioen zullen op de datum van ingang tezamen nooit meer mogen bedragen dan 100% van de voor de overleden deelnemer laatstgeldende pensioengrondslag als bedoeld in artikel 1 lid 2.
Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven - 2015
pagina 12 | 43
Artikel 12
Werknemers jonger dan 21 jaar
In afwijking van het in artikel 1 lid 2 onder ‘deelnemer’ bepaalde en voor zoveel mogelijk naar analogie van vorenstaande bepalingen hebben werknemers op wie de CAO voor de Sigarenindustrie van toepassing is en die de 21-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt, aanspraak op partner- en wezenpensioen. De kosten hiervoor komen ten laste van het pensioenfonds.
Artikel 13 1.
Pensioenopbouw tijdens onbetaald verlof
De deelnemer die onbetaald verlof heeft opgenomen, heeft de mogelijkheid om de pensioenopbouw over de verlofperiode geheel of gedeeltelijk tegen betaling van de volledige premie voort te zetten, indien tijdens deze periode de dienstbetrekking heeft voortgeduurd, daaronder begrepen perioden van: a.
ouderschapsverlof als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Wet arbeid en zorg;
b.
sabbatsverlof krachtens een schriftelijk vastgelegde regeling van de werkgever gedurende ten hoogste twaalf maanden;
c.
studieverlof voor cursussen, voor opleidingen of studie voor een beroep, voor het op peil houden van de vakkennis en voor cursussen, opleidingen of studie die door de werkgever worden gefinancierd;
d.
levensloopverlof als bedoeld in 19g van de Wet op de loonbelasting 1964;
met dien verstande dat bij een gedeeltelijk dienstverband de pensioenopbouw wordt gerelateerd aan de deeltijdfactor als bedoeld in artikel 5 lid 1. 2.
Indien de pensioenopbouw op grond van lid 1 wordt voortgezet, geldt als pensioengrondslag het verschil tussen de pensioengrondslag die gold vóór en de pensioengrondslag die geldt vanaf het opnemen van het verlof. In afwijking van het voorgaande wordt in geval van verlof als bedoeld in onderdeel d, waarbij niet ook sprake is van verlof als bedoeld in onderdeel a, b of c, indien en zolang tijdens de verlofperiode minder dan 70% van het laatstverdiende loon wordt genoten (levenslooploon en eventueel nog van de werkgever ontvangen loon), de pensioengrondslag gebaseerd op het feitelijk genoten loon.
3.
Indien de deelnemer ervoor heeft gekozen om de pensioenopbouw over de verlofperiode niet voort te zetten, blijft het risico van overlijden ten aanzien van het partnerpensioen tijdens het verlof met een maximum van 18 maanden gedekt op basis van de pensioengrondslag die gold vóór het opnemen van het verlof.
Artikel 14
Arbeidsongeschiktheid
§ 1 Arbeidsongeschiktheid in de zin van de WAO 1.1 Ingeval aan de deelnemer een uitkering krachtens de WAO is verstrekt, is de in artikel 20 omschreven bijdrage niet verschuldigd: -
100% als er sprake is van arbeidsongeschiktheid van 65% of meer;
-
50% als er sprake is van arbeidsongeschiktheid van 45% tot 65%;
-
25% als er sprake is van arbeidsongeschiktheid van 25% tot 45%.
Alsdan zal de toekomstige pensioenopbouw ten minste worden voortgezet op basis van 100% respectievelijk 50% respectievelijk 25% van het pensioengevend loon minus de franchise, zoals die golden op het tijdstip waarop de arbeidsongeschiktheid in de zin van de WAO voor het eerst is ontstaan, met dien verstande dat het pensioengevend loon en de franchise jaarlijks volgens de loonontwikkeling in de sigarenindustrie worden aangepast. Indien de pensioenopbouw die op basis van dit lid premievrij wordt voortgezet en de pensioenopbouw die wordt verkregen op basis van een dienstverband in de sigarenindustrie in enige periode
Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven - 2015
pagina 13 | 43
van deelneming tezamen meer bedragen dan 100% van de pensioengrondslag als bedoeld in de vorige volzin, zal het percentage van de premievrije voortzetting zodanig worden verlaagd dat bedoelde som 100% wordt. 1.2 Indien de mate van arbeidsongeschiktheid van een deelnemer wijzigt, wordt de volgens lid 1.1 vast te stellen premievrijstelling dienovereenkomstig aangepast. De mate van arbeidsongeschiktheid is het percentage waarvoor de deelnemer op grond van de eerste toekenning van de WAO-uitkering arbeidsongeschikt is verklaard. Indien de mate van arbeidsongeschiktheid van een deelnemer die bij de aanvang van de deelneming al gedeeltelijk arbeidsongeschikt was, zodanig toeneemt dat hij komt te vallen onder een andere staffel als bedoeld in lid 1.1, komt deze deelnemer eveneens in aanmerking voor premievrijstelling over de toegenomen arbeidsongeschiktheid. Als de arbeidsongeschiktheid hoger wordt dan 25% maar lager blijft dan 45% of als de arbeidsongeschiktheid hoger wordt dan 45% maar lager blijft dan 65% bedraagt de premievrijstelling 25%. Als de arbeidsongeschiktheid hoger wordt dan 65%, bedraagt de premievrijstelling 50%. 1.3 De premievrije deelneming eindigt: a. zodra de pensioenleeftijd is bereikt of bij eerder overlijden van de deelnemer; b. indien de deelnemer niet langer ten minste 25% arbeidsongeschikt is; c. indien de deelnemer niet de inlichtingen verstrekt, die het fonds voor uitvoering van de premievrije deelneming nodig oordeelt; d. indien de deelnemer geen loongerelateerde WAO-uitkering meer heeft, tenzij deze uitkering herleeft binnen 4 weken nadat deze is ingetrokken en het fonds hiervan binnen 3 maanden op de hoogte is gesteld. § 2 Arbeidsongeschiktheid in de zin van de WIA 2.1 Ingeval aan de (gewezen) deelnemer een uitkering krachtens de WIA is verstrekt, is van de in artikel 20 omschreven bijdrage niet verschuldigd: -
100% als er sprake is van arbeidsongeschiktheid van 65% of meer;
-
50% als er sprake is van arbeidsongeschiktheid van 45% tot 65%;
-
25% als er sprake is van arbeidsongeschiktheid van 35% tot 45%.
Alsdan zal de toekomstige pensioenopbouw ten minste worden voortgezet op basis van 100% respectievelijk 50% respectievelijk 25% van het pensioengevend loon minus de franchise, zoals die golden op het tijdstip waarop de arbeidsongeschiktheid in de zin van de WIA voor het eerst is ontstaan, met dien verstande dat het pensioengevend loon en de franchise jaarlijks volgens de loonontwikkeling in de sigarenindustrie wordt aangepast. Indien de pensioenopbouw die op basis van dit lid premievrij wordt voortgezet en de pensioenopbouw die wordt verkregen op basis van een dienstverband in de sigarenindustrie in enige periode van deelneming tezamen meer bedragen dan 100% van de pensioengrondslag als bedoeld in de vorige volzin, zal het percentage van de premievrije voortzetting zodanig worden verlaagd dat bedoelde som 100% wordt. 2.2 Om de pensioenopbouw op grond van lid 2.1 premievrij voort te zetten, dient aan de volgende voorwaarden te zijn voldaan: -
de (gewezen) deelnemer moet na de maximum-uitkeringstermijn van 104 weken recht hebben op een loongerelateerde WIA-uitkering (WGA-loondervingsuitkering, WGA-vervolguitkering of IVA-uitkering) of binnen een tijdsbestek van maximaal 4 weken na de maximum-uitkeringstermijn alsnog recht hebben op een loongerelateerde WIA-uitkering (WGA-loondervingsuitkering, WGA-vervolguitkering en IVA-uitkering), en
-
de (gewezen) deelnemer moet minimaal 35% arbeidsongeschikt zijn, en
De gewezen deelnemer moet daarnaast de dag direct voorafgaand aan de aanvang van de maximumuitkeringstermijn deelnemer zijn geweest aan de pensioenregeling van het fonds. Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven - 2015
pagina 14 | 43
1.3 De mate van premievrije deelneming is afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid. De mate van arbeidsongeschiktheid is het percentage waarvoor de (gewezen) deelnemer op grond van de eerste toekenning van de WIA-uitkering arbeidsongeschikt is verklaard. Indien de mate van arbeidsongeschiktheid van een (gewezen) deelnemer wijzigt wordt de volgens lid 2.1 vast te stellen premievrijstelling dienovereenkomstig aangepast , met dien verstande dat de mate van arbeidsongeschiktheid van een deelnemer, die gewezen deelnemer was voorafgaand aan de dag waarop voor het eerst een recht op een WIA-uitkering is ontstaan, nooit meer kan bedragen dan het percentage waarvoor deze deelnemer op grond van de eerste toekenning van de WIA-uitkering arbeidsongeschikt is verklaard. Indien de mate van arbeidsongeschiktheid van een deelnemer die bij de aanvang van de deelneming al gedeeltelijk arbeidsongeschikt was, zodanig toeneemt dat hij komt te vallen onder een andere staffel als bedoeld in lid 2.1, komt deze deelnemer eveneens in aanmerking voor premievrijstelling over de toegenomen arbeidsongeschiktheid. Als de arbeidsongeschiktheid hoger wordt dan 35% maar lager blijft dan 45% of als de arbeidsongeschiktheid hoger wordt dan 45% maar lager blijft dan 65% bedraagt de premievrijstelling 25%. Als de arbeidsongeschiktheid hoger wordt dan 65%, bedraagt de premievrijstelling 50%. 2.4 De premievrije deelneming eindigt: a. zodra de pensioenleeftijd is bereikt of bij eerder overlijden van de deelnemer; b. indien de (gewezen) deelnemer niet langer ten minste 35% arbeidsongeschikt is; c. indien de (gewezen) deelnemer niet de inlichtingen verstrekt, die het fonds voor uitvoering van de premievrije deelneming nodig oordeelt; d. indien de (gewezen) deelnemer geen loongerelateerde WIA-uitkering meer heeft, tenzij deze uitkering herleeft binnen 4 weken nadat deze is ingetrokken en het fonds hiervan tijdig op de hoogte is gesteld. § 3 Werkloosheid 3.1
Vervallen
Artikel 15 1.
Plicht tot waardeoverdracht
Het pensioenfonds is verplicht om na een verzoek van een gewezen deelnemer tot waardeoverdracht de overdrachtswaarde van zijn pensioenaanspraken over te dragen indien: a.
er sprake is van een individuele beëindiging van de deelneming; en
b.
die waardeoverdracht ertoe strekt het de gewezen deelnemer mogelijk te maken pensioenaanspraken te verwerven bij de ontvangende pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever of de beroepspensioenregeling;
tenzij sprake is van een van de in artikel 16 omschreven situaties. Indien het verzoek van de gewezen deelnemer tot waardeoverdracht partnerpensioen betreft, is voor de waardeoverdracht van dit partnerpensioen tevens vereist dat de partner die begunstigde is voor het partnerpensioen met de waardeoverdracht instemt. 2.
Het pensioenfonds is verplicht om na een verzoek tot waardeoverdracht van een deelnemer de overdrachtswaarde aan te wenden ter verwerving van pensioenaanspraken voor die deelnemer.
3.
De plicht van de overdragende pensioenuitvoerder om de waarde rechtstreeks over te dragen en de plicht van de ontvangende pensioenuitvoerder om de waarde aan te wenden ontstaat indien de deelnemer binnen zes maanden na aanvang van de verwerving van pensioenaanspraken in de door de ontvangende pensioenuitvoerder uitgevoerde pensioenregeling een opgave heeft gevraagd van zijn pensioenaanspraken
Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven - 2015
pagina 15 | 43
aan de ontvangende pensioenuitvoerder en daarna het verzoek tot waardeoverdracht doet aan de ontvangende pensioenuitvoerder. 4.
De artikelen 75, 76, 77, 78, 79, 85, 86, 87, 88, 91 en 92 van de Pensioenwet zijn eveneens van toepassing. Op de waardeoverdracht als hier bedoeld zijn de reken- en procedureregels, zoals vastgelegd in het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling, van toepassing.
5.
Voordat de overdrachtswaarde wordt berekend volgens de hiervoor genoemde reken- en procedureregels, worden de over te dragen pensioenaanspraken verlaagd voor zover in het kader van een herstelplan verlagingen zijn verwerkt in de technische voorzieningen, maar nog niet doorgevoerd in de pensioenaanspraken.
Artikel 16 1.
Uitzondering op plicht tot waardeoverdracht
De in artikel 15 genoemde plicht tot waardeoverdracht geldt niet zolang: a.
de overdragende of ontvangende pensioenuitvoerder een pensioenfonds is waarbij de technische voorzieningen niet meer volledig door waarden worden gedekt;
b.
de overdragende of ontvangende pensioenuitvoerder een verzekeraar is waarop de noodregeling, bedoeld in artikel 3:160 van de Wet op het financieel toezicht van toepassing is, of die failliet is; of
c.
de overdragende pensioenuitvoerder een verzekeraar is en aanvullende bijdragen van de werkgever noodzakelijk zijn maar de financiële toestand van die werkgever blijkens een schriftelijke verklaring van een niet aan de onderneming van de werkgever verbonden accountant die aanvullende bijdragen niet toelaat.
2.
Indien de in het eerste lid genoemde omstandigheden niet meer van toepassing zijn: a.
herleven in artikel 15 genoemde plichten van de overdragende pensioenuitvoerder en de ontvangende pensioenuitvoerder;
b.
wordt de in artikel 15, derde lid, omschreven verplichting van de deelnemer om binnen zes maanden een opgave te vragen en daarna een verzoek tot waardeoverdracht te doen verlengd tot zes maanden na ontvangst van de mededeling, bedoeld in het derde lid.
3.
Een overdragende pensioenuitvoerder die in de periode waarin de in het eerste lid genoemde omstandigheden op hem van toepassing zijn verzoeken om waardeoverdracht heeft gekregen, informeert, wanneer deze omstandigheden niet meer van toepassing zijn, alle deelnemers die in die periode gewezen deelnemer zijn geworden en de betrokken ontvangende pensioenuitvoerders over de mogelijkheid alsnog waarde over te dragen.
4.
Een ontvangende pensioenuitvoerder die in de periode waarin de in het eerste lid genoemde omstandigheden op hem van toepassing zijn verzoeken om waardeoverdracht heeft gekregen, informeert, wanneer deze omstandigheden niet meer van toepassing zijn, alle deelnemers die in die periode een verzoek tot waardeoverdracht hebben gedaan en de betrokken overdragende pensioenuitvoerders over de mogelijkheid alsnog waarde over te dragen.
Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven - 2015
pagina 16 | 43
Artikel 17 1.
Collectieve waardeoverdracht
Het pensioenfonds is op verzoek van een werkgever bevoegd tot collectieve waardeoverdracht indien: a.
de waardeoverdracht ertoe strekt in verband met beëindiging van de verplichte aansluiting van de werkgever bij het pensioenfonds, dan wel in verband met beëindiging van de uitvoeringsovereenkomst tussen de werkgever en het pensioenfonds de waarde onder te brengen bij de ontvangende pensioenuitvoerder met wie de werkgever een uitvoeringsovereenkomst heeft gesloten;
b.
de waardeoverdracht ertoe strekt in verband met beëindiging van de verplichte aansluiting van de werkgever bij de overdragende pensioenuitvoerder, dan wel in verband met beëindiging van de uitvoeringsovereenkomst tussen de werkgever en de overdragende pensioenuitvoerder de waarde onder te brengen bij het pensioenfonds;
c.
de werkgever wordt overgenomen als gevolg van een overgang van een onderneming als bedoeld in artikel 7:662 BW, en de overnemende onderneming is aangesloten bij het pensioenfonds;
d.
de werkgever wordt overgenomen als gevolg van een overgang van een onderneming als bedoeld in artikel 7:662 BW, en de overnemende onderneming een uitvoeringsovereenkomst heeft gesloten of gaat sluiten met een andere pensioenuitvoerder of dezelfde pensioenuitvoerder; of
e.
de waardeoverdracht ertoe strekt in verband met een collectieve wijziging van de pensioenovereenkomst de waarde van pensioenaanspraken of pensioenrechten aan te wenden bij het pensioenfonds overeenkomstig de gewijzigde pensioenovereenkomst.
2.
Bij een collectieve waardeoverdracht als bedoeld in het eerste lid wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: a.
de deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners of de pensioengerechtigden hebben geen bezwaren jegens het pensioenfonds kenbaar gemaakt tegen de waardeoverdracht nadat zij over het voornemen schriftelijk zijn geïnformeerd;
b.
de overdrachtswaarde wordt door de overdragende pensioenuitvoerder zodanig vastgesteld dat de voor mannen en vrouwen te verwerven pensioenrechten gelijk zijn waarbij aan het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid op basis van dezelfde grondslagen wordt voldaan; en
c.
het voornemen tot waardeoverdracht aan een pensioenuitvoerder wordt door de overdragende pensioenuitvoerder uiterlijk drie maanden voor de beoogde datum van waardeoverdracht schriftelijk gemeld aan de toezichthouder en de toezichthouder heeft binnen die periode geen verbod tot waardeoverdracht opgelegd.
3.
De artikelen 84 en 90 van de Pensioenwet zijn eveneens van toepassing. Op de waardeoverdracht als hier bedoeld zijn de reken- en procedureregels, zoals vastgelegd in het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling, van toepassing
4.
Voordat de overdrachtswaarde ingeval van een uitgaande collectieve waardeoverdracht wordt berekend, worden de over te dragen pensioenaanspraken en pensioenrechten verlaagd voor zover in het kader van een herstelplan verlagingen zijn verwerkt in de technische voorzieningen, maar nog niet doorgevoerd in de pensioenaanspraken.
Artikel 18 1.
Verhoging van pensioenaanspraken en pensioenrechten
Er is geen sprake van een toeslagambitie ofwel het pensioenfonds streeft er niet naar om met te verlenen toeslagen een zekere vooraf gedefinieerde index/ maatstaf te volgen.
Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven - 2015
pagina 17 | 43
2.
Wanneer het pensioenfonds per 31 december van een kalenderjaar een beleidsdekkingsgraad heeft die hoger is dan 110%, kan het bestuur van het pensioenfonds besluiten om een toeslag te verlenen. De in een jaar te verlenen toeslag is gemaximeerd tot dat niveau welk structureel in de toekomst uit het eigen vermogen boven 110% waarover het pensioenfonds beschikt gefinancierd kan worden.
3.
Als het pensioenfonds besluit een toeslag te verlenen, is het pensioenfonds bevoegd daarbij onderscheid te maken tussen verschillende soorten pensioenaanspraken en pensioenrechten, voor zover dat onderscheid wettelijk is toegestaan.
4.
Eventuele verlening vindt altijd plaats per 1 januari van enig jaar en wordt verleend op de pensioenaanspraken en pensioenrechten per 31 december van het voorlaatste kalenderjaar, met inbegrip van eerder verleende toeslagen.
5.
Als het fonds een toeslag heeft verleend, maakt de toeslag deel uit van de pensioenaanspraak of het pensioenrecht.
Artikel 19
Inkoop extra pensioenaanspraken
Anders dan door waardeoverdracht kan de deelnemer door middel van deelname aan de PlusPensioenregeling zoals vastgelegd in het Reglement PlusPensioenregeling in de Sigarenindustrie, aanvullende pensioenaanspraken verwerven.
Artikel 20 1.
Bijdragen
In de kosten van deze pensioenregeling wordt voorzien door een bijdrage van de deelnemer en de aangesloten werkgever. Deze bijdrage bedraagt 16% van de in artikel 1 lid 2 omschreven pensioengrondslag. Met ingang van 2012 bedraagt de bijdrage het volgende percentage van de in artikel 1 lid 2 omschreven pensioengrondslag: - per 1 januari 2012: 16,5%; - per 1 januari 2013: 17%; - per 1 januari 2014: 17,5%; - per 1 januari 2015: 18%; - per 1 januari 2016: 19%. De werkgever kan de helft van de bijdrage inhouden op het loon van de deelnemer.
2.
De aangesloten werkgever houdt de bijdrage van de deelnemer in op zijn loon in dezelfde termijnen als waarin het loon wordt uitbetaald en draagt deze bijdrage onder toevoeging van haar bijdrage als in lid 1 bedoeld, aan het pensioenfonds af.
3.
In afwijking van het bepaalde in lid 1 kan het bestuur besluiten, in overleg met de waarmerkend actuaris, korting te verlenen op de te betalen bijdrage. Premiekorting kan uitsluitend plaatsvinden als voldaan is aan de voorwaarden die artikel 129 van de Pensioenwet daaraan stelt. De door het bestuur verleende kortingen zijn opgenomen in Aanhangsel III.
Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven - 2015
pagina 18 | 43
Artikel 21 1.
Uitkering van de pensioenrechten
De pensioenrechten worden onder inhouding van de verschuldigde belastingen en wettelijke heffingen uitgekeerd aan de rechthebbende door het pensioenfonds in maandelijkse termijnen bij achterafbetaling en wel op een door betrokkene aangewezen bank- of girorekening.
2.
Het maandbedrag van het pensioen wordt bepaald door het jaarbedrag te delen door 12.
3.
Voor elke betaling behoren aan het bestuur, indien het zulks verlangt, de stukken te worden overlegd, waaruit het recht op uitbetaling blijkt.
4.
Een pensioenrecht waarover niet door de pensioengerechtigde is beschikt, vervalt aan het pensioenfonds na het overlijden van de pensioengerechtigde.
Artikel 22 1.
Rechten bij voortijdige beëindiging van de deelneming
Bij beëindiging van de deelneming anders dan door overlijden of het bereiken van de pensioendatum, behoudt de gewezen deelnemer premievrije aanspraken op de in de artikelen 7 tot en met 10 omschreven pensioenen, te vermeerderen met de eventueel te verlenen verhogingen overeenkomstig artikel 18. De aanspraak dient voor de deelnemer in elk geval steeds aan het einde van ieder kalenderjaar dan wel, indien dat eerder is, bij beëindiging van de deelneming, volledig te zijn gefinancierd.
2.
In afwijking van het bepaalde in lid 1 kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, de opgebouwde pensioenaanspraken worden overgedragen aan het pensioenfonds dan wel aan de verzekeringsinstelling waar de nieuwe werkgever van de gewezen deelnemer de pensioenaanspraken van betrokkene heeft ondergebracht.
3.
Aanspraken op pensioen kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet.
Artikel 23
1.
Afkoop klein ouderdomspensioen bij beëindiging deelneming en bij ingang pensioen
Pensioenaanspraken van een gewezen deelnemer worden op zijn vroegst twee jaar na beëindiging van de deelneming afgekocht, indien op basis van de tot het tijdstip van beëindiging opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen, de uitkering van het ouderdomspensioen op jaarbasis op de pensioendatum minder zal bedragen dan de afkoopgrens, tenzij de gewezen deelnemer het pensioenfonds binnen twee jaar na beëindiging van de deelneming een procedure tot waardeoverdracht is gestart. De eventueel bij het ouderdomspensioen behorende aanspraken op partnerpensioen en wezenpensioen worden eveneens afgekocht. Het pensioenfonds informeert de gewezen deelnemer over zijn besluit tot afkoop binnen zes maanden na afloop van de periode van twee jaar na beëindiging van de deelneming en gaat over tot de uitbetaling van de afkoopwaarde binnen die termijn van zes maanden.
2.
Indien de pensioendatum ligt voor het verstrijken van de in lid 1 genoemde termijn van twee jaar en de uitkering van het ouderdomspensioen op de pensioneringsdatum, minder bedraagt dan de afkoopgrens, wordt de aanspraak op ouderdomspensioen op de pensioneringsdatum afgekocht. De bij het ouderdomspensioen behorende aanspraken op partnerpensioen en wezenpensioen worden eveneens afgekocht. Het
Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven - 2015
pagina 19 | 43
pensioenfonds informeert de gepensioneerde over zijn besluit tot afkoop binnen zes maanden na de pensioneringsdatum en gaat over tot de uitbetaling van de afkoopwaarde binnen die termijn van zes maanden. 3.
Het pensioenfonds koopt op de pensioendatum of na de in lid 1 bedoelde termijn van twee jaar en zes maanden pensioenaanspraken af indien: a.
de gewezen deelnemer of de gepensioneerde daarmee instemt; en
b.
de hoogte van het ouderdomspensioen op jaarbasis per 1 januari van dat jaar lager is dan de afkoopgrens.
4.
Indien het pensioenfonds op grond van het tweede of derde lid wil afkopen op de pensioendatum, dan heeft de (gewezen) deelnemer het recht ervoor te kiezen dat het ouderdomspensioen waarop de afkoop betrekking heeft, ingaat op de eerste dag van de maand volgende op de maand waarin de AOW-gerechtigde leeftijd wordt bereikt. Indien de (gewezen) deelnemer hier voor kiest, vindt de afkoop plaats op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de AOW-gerechtigde leeftijd wordt bereikt. Artikel 29, eerste lid is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat indien het ouderdomspensioen door herrekening boven de afkoopgrens uitkomt, afkoop mogelijk blijft. Bij gebruikmaking van het in dit artikel beschreven recht, hoeft in afwijking van het in artikel 29, derde lid bepaalde, niet in dienstbetrekking doorgewerkt te worden.
5.
Het pensioenfonds stelt de afkoopwaarde van de pensioenaanspraken ter beschikking aan de gewezen deelnemer dan wel de pensioengerechtigde, met uitzondering van de afkoopwaarde van een eventueel bijzonder partnerpensioen, die ter beschikking wordt gesteld aan de gewezen partner. Het pensioenfonds betaalt de uitkering op de dag dat de aanspraken vervallen in verband met de afkoop.
6.
De afkoopwaarde is gelijk aan de contante waarde van de pensioenaanspraken die worden afgekocht. De hoogte van de afkoopwaarde is afhankelijk van de leeftijd van degene van wie pensioenaanspraken worden afgekocht. Het bestuur besluit jaarlijks of de vastgestelde percentages per 1 januari van het volgende jaar gewijzigd worden. De afkoopwaarde is voor mannen en vrouwen gelijk. De afkoopwaarde wordt verminderd met wettelijke inhoudingen. De afkoopwaarde wordt vastgesteld door de af te kopen pensioenaanspraken van ouderdomspensioen en partnerpensioen te vermenigvuldigen met respectievelijk de ‘Factor uitgesteld OP’ en de ‘Factor latent PP’ uit de in Aanhangsel IV opgenomen tabel die overeenkomen met de leeftijd van degene wiens pensioenaanspraken worden afgekocht op de datum dat de afkoopwaarde wordt uitbetaald. Indien de datum van uitbetaling niet valt in de maand waarin de desbetreffende leeftijd is bereikt, wordt als afkoopfactoren van de tabel afwijkende factoren aangehouden die overeenkomen met de leeftijd van betrokkene op de datum van uitbetaling in maanden nauwkeurig. Voordat de afkoopwaarde wordt vastgesteld, worden de af te kopen pensioenaanspraken verlaagd voor zover in het kader van een herstelplan verlagingen zijn verwerkt in de technische voorzieningen, maar nog niet doorgevoerd in de pensioenaanspraken.
Artikel 24 1.
Afkoop klein partnerpensioen en wezenpensioen bij ingang
Een recht op partnerpensioen wordt afgekocht, indien de uitkering van het partnerpensioen op jaarbasis, inclusief het partnerpensioen dat ingekocht wordt krachtens eventuele deelname aan de PlusPensioenregeling op de ingangsdatum minder bedraagt dan de afkoopgrens. Het bij het partnerpensioen behorende recht op wezenpensioen wordt eveneens afgekocht. Het pensioenfonds informeert de partner over het besluit tot afkoop binnen zes maanden na de ingangsdatum en gaat binnen die termijn over tot de uitbetaling van de afkoopwaarde aan de partner.
Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven - 2015
pagina 20 | 43
2.
Het pensioenfonds koopt na de in lid 1 genoemde termijn een recht op partnerpensioen en wezenpensioen af indien:
3.
a.
de partner daarmee instemt; en
b.
de hoogte van het partnerpensioen op jaarbasis per 1 januari van dat jaar lager is dan de afkoopgrens.
Het pensioenfonds stelt de afkoopwaarde van het recht op partnerpensioen en wezenpensioen ter beschikking aan de partner, tenzij de wees meerderjarig is. Dan wordt de afkoopwaarde van het wezenpensioen ter beschikking gesteld aan de wees. Het pensioenfonds betaalt de uitkering op de dag dat de rechten vervallen in verband met de afkoop.
4.
De afkoopwaarde is gelijk aan de contante waarde van het pensioenrecht dat wordt afgekocht. De hoogte van de afkoopwaarde is afhankelijk van de leeftijd van degene van wie het pensioenrecht wordt afgekocht. Het bestuur besluit jaarlijks of de vastgestelde percentages per 1 januari van het volgende jaar gewijzigd worden. De afkoopwaarde is voor mannen en vrouwen gelijk. De afkoopwaarde wordt verminderd met wettelijke inhoudingen. De afkoopwaarde wordt vastgesteld door het af te kopen recht op partnerpensioen te vermenigvuldigen met de ‘Factor ingegaan partnerpensioen’ uit de in Aanhangsel IV opgenomen tabel die overeenkomt met de leeftijd van de partner op de datum dat de afkoopwaarde wordt uitbetaald en het af te kopen recht op wezenpensioen te vermenigvuldigen met de ‘Factor ingegaan wezenpensioen’ uit de in Aanhangsel IV opgenomen tabel dat overeenkomt met de leeftijd van de wees op de datum dat de afkoopwaarde wordt uitbetaald. Indien de datum van uitbetaling niet valt in de maand waarin de desbetreffende leeftijd is bereikt, wordt als afkoopfactor een van de tabel afwijkende factor aangehouden die overeenkomt met de leeftijd van betrokkene op de datum van uitbetaling in maanden nauwkeurig. Voordat de afkoopwaarde wordt vastgesteld, worden de af te kopen pensioenrechten verlaagd voor zover in het kader van een herstelplan verlagingen zijn verwerkt in de technische voorzieningen, maar nog niet doorgevoerd in de pensioenrechten.
Artikel 25 1.
Afkoop klein bijzonder partnerpensioen bij scheiding
Een aanspraak op bijzonder partnerpensioen wordt afgekocht, indien de uitkering van het bijzonder partnerpensioen op jaarbasis, inclusief het bijzonder partnerpensioen dat bij eventuele deelname aan de PlusPensioenregeling wordt ingekocht bij de beëindiging van het huwelijk, het geregistreerd partnerschap of het samenlevingsverband, op de ingangsdatum minder zal bedragen dan de afkoopgrens. Het pensioenfonds informeert de gewezen partner over zijn besluit tot afkoop binnen zes maanden na de melding van de scheiding en gaat binnen die termijn over tot de uitbetaling van de afkoopwaarde aan de gewezen partner.
2.
Het pensioenfonds koopt na de in lid 1 genoemde termijn een aanspraak op bijzonder partnerpensioen af indien: a.
de gewezen partner daarmee instemt; en
b.
de hoogte van het bijzonder partnerpensioen op jaarbasis per 1 januari van dat jaar lager is dan de afkoopgrens.
3.
Het pensioenfonds stelt de afkoopwaarde van de aanspraak op bijzonder partnerpensioen ter beschikking aan de gewezen partner. Het pensioenfonds betaalt de uitkering op de dag dat de aanspraak vervalt in verband met de afkoop.
Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven - 2015
pagina 21 | 43
4.
De afkoopwaarde is gelijk aan de contante waarde van de pensioenaanspraak die wordt afgekocht. De hoogte van de afkoopwaarde is afhankelijk van de leeftijd van degene van wie de pensioenaanspraak wordt afgekocht. Het bestuur besluit jaarlijks of de vastgestelde percentages per 1 januari van het volgende jaar gewijzigd worden. De afkoopwaarde is voor mannen en vrouwen gelijk. De afkoopwaarde wordt verminderd met wettelijke inhoudingen. De afkoopwaarde wordt vastgesteld door de af te kopen pensioenaanspraak te vermenigvuldigen met de ‘Factor latent PP’ uit de in Aanhangsel IV opgenomen tabel die overeenkomt met de leeftijd van de partner op de datum dat de afkoopwaarde wordt uitbetaald. Indien de datum van uitbetaling niet valt in de maand waarin de desbetreffende leeftijd is bereikt, wordt als afkoopfactor een van de tabel afwijkende factor aangehouden die overeenkomt met de leeftijd van betrokkene op de datum van uitbetaling in maanden nauwkeurig. Voordat de afkoopwaarde wordt vastgesteld, worden de af te kopen pensioenaanspraken verlaagd voor zover in het kader van een herstelplan verlagingen zijn verwerkt in de technische voorzieningen, maar nog niet doorgevoerd in de pensioenaanspraken.
Artikel 26 1.
Uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen
In afwijking van het gestelde in artikel 7 heeft de (gewezen) deelnemer het recht een deel van het ouderdomspensioen uit te ruilen in partnerpensioen bij beëindiging van de deelneming en op de pensioneringsdatum.
2.
Het pensioenfonds biedt de deelnemer bij beëindiging van de deelneming en in het laatste jaar voor ingang van het ouderdomspensioen standaard de mogelijkheid, genoemd in het eerste lid, aan.
3.
Indien gekozen wordt een deel van het ouderdomspensioen uit te ruilen in een hoger partnerpensioen, wordt het partnerpensioen verhoogd met een bedrag dat gelijk is aan het uit te ruilen deel van het ouderdomspensioen vermenigvuldigd met het percentage in de in Aanhangsel V opgenomen tabel dat overeenkomt met de leeftijd van de (gewezen) deelnemer op de datum van de uitruil. Indien de datum van de uitruil niet valt in de maand waarin de desbetreffende leeftijd is bereikt, wordt als percentage een van de tabel afwijkend percentage aangehouden dat overeenkomt met de leeftijd van betrokkene op de datum van uitruil in maanden nauwkeurig. Het bestuur besluit jaarlijks of de vastgestelde percentages per 1 januari van het volgende jaar gewijzigd worden.
4.
Na uitruil als hier bedoeld bedraagt het partnerpensioen maximaal 70% van het ouderdomspensioen dat na de uitruil resteert. Na uitruil van ouderdomspensioen is de uitgeruilde aanspraak op ouderdomspensioen vervangen door de aanspraak op (de verhoging van) partnerpensioen.
5.
Er vindt geen uitruil van een deel van het ouderdomspensioen plaats indien: a.
dit betrekking heeft op verevend ouderdomspensioen, als bedoeld in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding;
6.
b.
het ouderdomspensioen op jaarbasis door de uitruil lager zou worden dan de afkoopgrens;
c.
partnerpensioen wordt uitgeruild in ouderdomspensioen overeenkomstig artikel 27.
Het verzoek tot uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen dient minimaal 6 maanden voor de pensioneringsdatum bij het pensioenfonds ingediend te worden.
Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven - 2015
pagina 22 | 43
Artikel 27 1.
Uitruil partnerpensioen in ouderdomspensioen
In afwijking van het bepaalde in artikel 8 kan de (gewezen) deelnemer op de pensioneringsdatum het partnerpensioen uitruilen in een hoger ouderdomspensioen. Bij deze keuze is, wanneer de (gewezen) deelnemer een partner heeft, de instemming van die partner vereist, die daarmee tevens afstand doet van het partnerpensioen. De (gewezen) deelnemer en de partner dienen tevens te verklaren ermee bekend te zijn, dat als gevolg van de uitruil het partnerpensioen volledig vervalt, alsmede dat deze uitruil, toestemming en afstandsverklaring niet herroepen kunnen worden.
2.
Indien gekozen wordt voor deze uitruil, wordt het ouderdomspensioen op de ingangsdatum verhoogd met een bedrag dat gelijk is aan het op dat moment opgebouwde partnerpensioen vermenigvuldigd met het percentage in de in Aanhangsel V opgenomen tabel dat overeenkomt met de leeftijd van de (gewezen) deelnemer op de datum van de uitruil, mits het partnerpensioen op dat moment 70% is van het ouderdomspensioen. Indien het partnerpensioen lager is dan 70% van het ouderdomspensioen, wordt het ouderdomspensioen als gevolg van de uitruil met een lager percentage verhoogd, afhankelijk van de verhouding tussen het partnerpensioen en het ouderdomspensioen. Indien de datum van de uitruil niet valt in de maand waarin de desbetreffende leeftijd is bereikt, wordt als percentage een van de tabel afwijkend percentage aangehouden dat overeenkomt met de leeftijd van betrokkene op de datum van uitruil in maanden nauwkeurig. Het bestuur besluit jaarlijks of de vastgestelde percentages per 1 januari van het volgende jaar gewijzigd worden. Het in dit lid bepaalde geldt niet, indien het ouderdomspensioen op de pensioneringsdatum gelijk aan of lager is dan de afkoopgrens.
3.
Het wezenpensioen en een eventueel bijzonder partnerpensioen kunnen niet uitgeruild worden.
4.
Het verzoek tot uitruil van partnerpensioen in ouderdomspensioen dient minimaal 6 maanden voor de pensioneringsdatum bij het pensioenfonds ingediend te worden.
Artikel 28 1.
Vervroegen van het ouderdomspensioen
De (gewezen) deelnemer heeft het recht een deel van het ouderdomspensioen aan te wenden om het ouderdomspensioen eerder te laten ingaan dan op de pensioendatum. Het ouderdomspensioen kan slechts eerder ingaan dan op de pensioendatum voor zover de dienstbetrekking met de werkgever is beëindigd. Indien het ouderdomspensioen eerder ingaat dan op de pensioendatum, wordt het herrekend tot een lager ouderdomspensioen en vindt verdere opbouw van ouderdomspensioen en partnerpensioen plaats, voor zover en zolang in dienstbetrekking bij een aangesloten werkgever wordt doorgewerkt.
2.
Indien gekozen wordt een deel van het ouderdomspensioen aan te wenden om het ouderdomspensioen eerder te laten ingaan dan op de pensioendatum, wordt het ouderdomspensioen in de uitkeringsperiode vóór de pensioendatum vastgesteld door het uit te ruilen deel van het ouderdomspensioen te vermenigvuldigen met het percentage in de in Aanhangsel VI opgenomen tabel dat overeenkomt met de leeftijd van de (gewezen) deelnemer op de pensioneringsdatum. Indien de pensioneringsdatum niet valt in de maand waarin de desbetreffende leeftijd is bereikt, wordt als vervroegingsfactor een van onderstaande tabel afwijkend percentage aangehouden dat overeenkomt met de leeftijd van betrokkene op de pensioneringsdatum in maanden nauwkeurig. Het bestuur besluit jaarlijks of de vastgestelde percentages per 1 januari van het volgende jaar gewijzigd worden.
Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven - 2015
pagina 23 | 43
3.
Na vervroeging van het ouderdomspensioen bedraagt de laagste uitkering niet minder dan 75% van de hoogste uitkering. In de periode tussen de pensioneringsdatum en het bereiken van de 65-jarige leeftijd blijft bij de beoordeling van deze verhouding van de uitkering maximaal buiten aanmerking het gedeelte dat overeenkomt met tweemaal het bedrag bedoeld in artikel 18a, achtste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964.
4.
Het verzoek tot vervroegen van het ouderdomspensioen dient minimaal 6 maanden voor de gewenste pensioneringsdatum bij het pensioenfonds ingediend te worden.
Artikel 29 1.
Uitstel van het ouderdomspensioen
De (gewezen) deelnemer kan het ouderdomspensioen later dan de pensioendatum laten ingaan. De waarde van het opgebouwde recht op ouderdomspensioen van de (gewezen) deelnemer wordt in dat geval herrekend op basis van de door het bestuur pensioenfonds vastgestelde actuariële ruilfactoren uit Aanhangsel VII van dit pensioenreglement.
2.
Het ouderdomspensioen kan niet langer worden uitgesteld dan tot de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de 70-jarige leeftijd bereikt dan wel zoveel eerder indien het ouderdomspensioen 100% van het laatst genoten bruto arbeidsinkomen komt te bedragen.
1.
Het ouderdomspensioen kan op of na de pensioendatum slechts worden uitgesteld indien en voor zover de (gewezen) deelnemer op dat moment op grond van een arbeidsovereenkomst bij een werkgever daadwerkelijk arbeid verricht. Deze bepaling geldt niet voor (gewezen) deelnemers die zijn geboren voor 1 januari 1950 indien en voor zover het pensioen wordt uitgesteld tot de AOW-leeftijd.
4.
Indien en zodra het uitstellen van het ouderdomspensioen ertoe leidt dat de som van het ouderdomspensioen op grond van dit reglement en de dubbele uitkering krachtens de AOW voor gehuwden en het ouderdomspensioen waarop uit overige pensioenverzekeringen recht bestaat, op jaarbasis het laatstelijk vastgestelde bruto arbeidsinkomen van de deelnemer, herleid op jaarbasis overschrijdt, zal het ouderdomspensioen met ingang van de eerste dag van de maand volgende op die waarin deze overschrijding plaatsvindt, volledig ingaan.
Artikel 30 1.
Verevening van pensioen
In geval van echtscheiding of scheiding van tafel en bed dan wel beëindiging van het geregistreerd partnerschap met wederzijds goedvinden of door ontbinding, heeft de gewezen partner overeenkomstig dit artikel recht op pensioenverevening, tenzij de partners de toepasselijkheid van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding hebben uitgesloten bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding dan wel bij partnerschapsvoorwaarden. Op de pensioenverevening is het bepaalde bij of krachtens de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding overigens onverminderd van toepassing.
2.
De gewezen partner heeft jegens het pensioenfonds een recht op uitbetaling van een deel van het ouderdomspensioen, mits binnen twee jaar na de inschrijving, bedoeld in artikel 9, lid 1, het pensioenfonds is geïnformeerd door een van beide partners door middel van een formulier, waarvan het model is vastgesteld door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en bekend is gemaakt in de Staatscourant. Een recht
Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven - 2015
pagina 24 | 43
op uitbetaling jegens het pensioenfonds sluit een recht op uitbetaling jegens de tot verevening verplichte partner uit. Standaardverevening 50-50 3.
Het deel van het pensioen dat uitbetaald moet worden aan de gewezen partner, bedraagt de helft van het pensioen dat zou moeten worden uitbetaald indien: a.
de tot verevening verplichte partner uitsluitend gedurende de deelnemingsjaren tussen de aanvang van het huwelijk dan wel het geregistreerd partnerschap en het tijdstip van scheiding dan wel beëindiging van het geregistreerd partnerschap zou hebben deelgenomen; én
b.
hij op het tijdstip van scheiding dan wel beëindiging van het geregistreerd partnerschap de deelneming beëindigd zou hebben.
Indien het pensioen na ingang daarvan wordt verhoogd, wordt het bedrag dat uitbetaald moet worden aan de gewezen partner evenredig verhoogd. 4.
Een pensioen wordt niet verevend, indien op het tijdstip van scheiding dan wel beëindiging van het geregistreerd partnerschap het deel van dat pensioen, waarop recht op uitbetaling ontstaat, gelijk aan of lager is dan de afkoopgrens.
Afwijkende verevening; andere verdeling 5.
Bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding dan wel bij partnerschapsvoorwaarden kunnen de partners, in afwijking van het derde lid, aanhef en onder a, overeenkomen, dat het deel van het pensioen dat uitbetaald moet worden aan de gewezen partner, bepaald wordt op een door hen te kiezen vast percentage, dan wel dat de in het derde lid, onder a, bepaalde periode gewijzigd wordt. Het door de partners overeen te komen deel van het pensioen dat uitbetaald moet worden aan de gewezen partner, kan niet worden bepaald op een percentage dat op het tijdstip van scheiding dan wel beëindiging van het geregistreerd partnerschap resulteert in een pensioenaanspraak gelijk aan of lager dan de afkoopgrens.
Conversie van pensioenaanspraak ex-partner in eigen pensioenaanspraak 6.
Bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding dan wel bij partnerschapsvoorwaarden kunnen de partners in geval van echtscheiding dan wel beëindiging van het geregistreerd partnerschap met wederzijds goedvinden of door ontbinding overeenkomen, dat het tweede lid buiten toepassing blijft en dat de partner die anders een recht op uitbetaling van ouderdomspensioen zou hebben verkregen, in de plaats van dat recht én zijn aanspraak op partnerpensioen jegens het pensioenfonds een eigen recht op ouderdomspensioen verkrijgt. De overeenkomst is slechts geldig indien aan de overeenkomst een verklaring van het pensioenfonds is gehecht dat het instemt met bedoelde omzetting.
7.
Indien de partners omzetting van een deel van de aanspraak op ouderdomspensioen én de aanspraak op partnerpensioen zijn overeengekomen, zoals bedoeld in het zesde lid, wordt een bedrag van € 115,-- aan kosten in rekening gebracht. In dat geval kan tevens een gezondheidsverklaring verlangd worden.
Artikel 31 1.
Verplichtingen van deelnemers en andere belanghebbende
Elke deelnemer, gewezen deelnemer, andere aanspraakgerechtigde of pensioengerechtigde is verplicht tot naleving van het bij of krachtens de statuten en dit reglement bepaalde.
Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven - 2015
pagina 25 | 43
2.
Elke deelnemer, gewezen deelnemer, andere aanspraakgerechtigde of pensioengerechtigde is verplicht aan het pensioenfonds, binnen een door het pensioenfonds gestelde termijn, alle stukken en gegevens te verstrekken die het pensioenfonds nodig acht voor de goede uitvoering van de statuten en van dit reglement. Indien deze verplichting niet wordt nagekomen, is het pensioenfonds bevoegd de nodige gegevens naar beste weten vast te stellen en te registreren. Indien gedurende een jaar na bekendmaking niet gereageerd is op door het pensioenfonds geregistreerde gegevens, mag het pensioenfonds veronderstellen dat deze correct zijn en is het pensioenfonds bevoegd eventueel later gemelde wijzigingen niet door te voeren.
3.
Het pensioenfonds aanvaardt geen aansprakelijkheid voor de gevolgen van het niet aanleveren van informatie, dan wel het aanleveren van onvolledige, onjuiste of niet tijdige informatie.
Artikel 32 1.
Informatie over de pensioenregeling
Het pensioenfonds informeert de deelnemer binnen drie maanden na aanvang van de deelneming, door middel van een startbrief, over: a.
de inhoud van de basispensioenregeling;
b.
de toeslagverlening;
c.
het recht van de werknemer om bij het pensioenfonds het geldende pensioenreglement op te vragen;
d.
het bestaan van de PlusPensioenregeling
e.
het bestaan van de mogelijkheid voor de werkgever een aanvullende pensioenregeling af te sluiten;
f.
omstandigheden die betrekking hebben op het functioneren van het pensioenfonds; en
g.
het recht van de werknemer om bij het pensioenfonds een verzoek in te dienen voor een berekening van de effecten van uitruil op zijn pensioenaanspraak.
Er wordt geen startbrief verstrekt als de werknemer uiterlijk zes maanden vóór aanvang van de deelneming in dienst is getreden bij dezelfde werkgever, op grond waarvan de deelnemer de hiervoor bedoelde informatie heeft ontvangen. Informatie die sinds de vorige verstrekking is gewijzigd wordt wel verstrekt. 2.
De informatie over de inhoud van de basispensioenregeling, bedoeld in het eerste lid, bevat in ieder geval het volgende: a.
de datum van aanvang van de deelneming;
b.
de pensioensoorten, waarbij aangegeven wordt of partnerpensioen, al dan niet samen met ouderdomspensioen, deel uitmaakt van de basispensioenregeling;
c.
het karakter van de pensioenovereenkomst;
d.
de wijze waarop de pensioenaanspraken worden vastgesteld;
e.
de ingangsdatum van het pensioen en de duur van de uitkering;
f.
de gevolgen van beëindiging van de deelneming voor de hoogte van de pensioenaanspraken, waarbij aangegeven wordt welke pensioenaanspraken op risicobasis zijn;
3.
g.
de gevolgen van arbeidsongeschiktheid voor de verwerving van pensioenaanspraken;
h.
de mogelijkheid tot vrijwillige voortzetting; en
i.
de informatieverplichtingen van de werknemer jegens de werkgever en het pensioenfonds.
In de startbrief wordt ook informatie verstrekt over: a.
het wettelijk recht op waardeoverdracht of de mogelijkheid tot waardeoverdracht als niet voldaan is aan de voorwaarden voor het wettelijk recht op waardeoverdracht;
b.
de keuzemogelijkheden die er zijn ten aanzien van uitruil;
c.
de pensioensoorten waarop de PlusPensioenregeling betrekking heeft;
d.
welke informatie op verzoek wordt verstrekt;
e.
het actueel zijn van een herstelplan; en
Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven - 2015
pagina 26 | 43
f. 4.
de bij het pensioenfonds geldende klachtenregeling.
Het pensioenfonds informeert de deelnemer binnen drie maanden na een wijziging in het pensioenreglement over die wijziging en de mogelijkheid om het gewijzigde pensioenreglement op te vragen.
Artikel 33 1.
Jaarlijkse pensioenopgave
Het pensioenfonds verstrekt de deelnemer jaarlijks: a.
een opgave van de verworven pensioenaanspraken;
b.
een opgave van de reglementair te bereiken pensioenaanspraken;
c.
informatie over toeslagverlening; en
d.
een opgave van de aan het voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen waardeaangroei van pensioenaanspraken.
2.
De reglementair te bereiken pensioenaanspraken betreffen een opgave van de hoogte van het periodiek uit te keren pensioen vanaf de ingangsdatum van het pensioen. Bij deze opgave wordt ten aanzien van het partnerpensioen aangegeven wat de gevolgen zijn van de gekozen wijze van financieren.
Artikel 34 1.
Informatie aan gewezen deelnemers
Het pensioenfonds verstrekt de deelnemer bij beëindiging van de deelneming: a.
een opgave van de opgebouwde pensioenaanspraken, die behouden blijven bij beëindiging van de deelneming;
b.
informatie over toeslagverlening;
c.
informatie die voor de deelnemer specifiek in het kader van de beëindiging relevant is;
d.
informatie over omstandigheden die betrekking hebben op het functioneren van de pensioenuitvoerder;
e.
informatie over de mogelijkheid van afkoop als de pensioenaanspraak onder de afkoopgrens ligt;
f.
informatie over het recht op waardeoverdracht of de mogelijkheid tot waardeoverdracht als niet voldaan is aan de voorwaarden voor het wettelijk recht op waardeoverdracht;
2.
g.
informatie over de gevolgen van arbeidsongeschiktheid;
h.
informatie over het actueel zijn van een herstelplan;
i.
informatie over de mogelijkheid tot vrijwillige voortzetting; en
j.
informatie over het recht een deel van het ouderdomspensioen uit te ruilen in een hoger partnerpensioen.
Het pensioenfonds verstrekt de gewezen deelnemer een keer in de vijf jaar: a.
een opgave van zijn opgebouwde pensioenaanspraken; en
b.
informatie over toeslagverlening.
Artikel 35 1.
Informatie aan gewezen partners
Het pensioenfonds verstrekt de gewezen partner van de (gewezen) deelnemer: a.
een opgave van de opgebouwde pensioenaanspraak op partnerpensioen;
b.
informatie over toeslagverlening;
c.
informatie die voor de gewezen partner specifiek van belang is; en
d.
informatie over de mogelijkheid van afkoop als de pensioenaanspraak onder de afkoopgrens ligt.
Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven - 2015
pagina 27 | 43
2.
Het pensioenfonds verstrekt de gewezen partner een keer in de vijf jaar: a.
een opgave van zijn opgebouwde aanspraak op partnerpensioen; en
b.
informatie over toeslagverlening.
Artikel 36 1.
Informatie aan pensioengerechtigden
Het pensioenfonds verstrekt degene die pensioengerechtigde wordt: a.
een opgave van zijn pensioenrecht;
b.
een opgave van de opgebouwde aanspraken op partnerpensioen wanneer de pensioenregeling daarin voorziet;
2.
c.
informatie over toeslagverlening;
d.
het recht een deel van het ouderdomspensioen uit te ruilen in een hoger partnerpensioen; en
e.
het recht het partnerpensioen geheel of gedeeltelijk uit te ruilen in een hoger ouderdomspensioen.
Het pensioenfonds verstrekt de pensioengerechtigde jaarlijks: a.
een opgave van zijn pensioenrecht;
b.
een opgave van de opgebouwde aanspraken op partnerpensioen wanneer de pensioenregeling daarin voorziet; en
c.
informatie over toeslagverlening.
Artikel 37 1.
Informatie over toeslagverlening
De in de artikelen 31 tot en met 35 bedoelde informatie over toeslagverlening heeft betrekking op: a.
het ambitieniveau en de voorwaarden die gelden bij de toeslagverlening;
b.
de wijze van financiering van voorwaardelijke toeslagverlening en, indien daartoe technische voorzieningen worden gecreëerd, de hoogte van de voorziening in relatie tot de benodigde voorziening;
c.
de verwachtingen ten aanzien van toekomstige toeslagverlening; en
d.
de toeslagverlening over de afgelopen drie jaar waarbij wordt aangegeven of dit in overeenstemming met het gepresenteerde toeslagbeleid is geweest.
2.
Het pensioenfonds informeert gewezen deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over die wijziging.
Artikel 38 1.
Informatie op verzoek
Het pensioenfonds verstrekt de deelnemer, de gewezen deelnemer, de gewezen partner en de pensioengerechtigde op verzoek: a.
het geldende pensioenreglement;
b.
het jaarverslag en de jaarrekening van het pensioenfonds;
c.
het uitvoeringsreglement;
d.
de verklaring inzake beleggingsbeginselen;
e.
het herstelplan als dat van toepassing is;
f.
informatie over de hoogte van de beleidsdekkingsgraad;
g.
informatie over het van toepassing zijn van een aanwijzing door de toezichthouder; en
h.
informatie over de aanstelling van een bewindvoerder.
Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven - 2015
pagina 28 | 43
2.
Het pensioenfonds verstrekt de deelnemer, de gewezen deelnemer en de gewezen partner op verzoek informatie die specifiek voor hem relevant is, waaronder: a.
de mogelijkheden van uitruil; en
b.
een indicatie van de aanspraak op ouderdomspensioen en partnerpensioen bij omzetting van de ingelegde premies plus het rendement in de PlusPensioenregeling.
3.
Het pensioenfonds verstrekt de gewezen deelnemer op verzoek een opgave van de hoogte van zijn opgebouwde pensioenaanspraken.
Artikel 39
Informatie bij vertrek naar een andere lidstaat
Het pensioenfonds verstrekt deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden die zich in een andere lidstaat vestigen informatie over hun pensioenaanspraken en pensioenrechten en over de mogelijkheden die hun op grond van de pensioenregeling worden geboden. Deze informatie is ten minste overeenkomstig de informatie die wordt verstrekt aan deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden die in Nederland blijven.
Artikel 40 1.
Beslag en vervreemding
Beslag op de uit dit reglement voortvloeiende rechten is slechts toegelaten binnen de bij of krachtens de wet toegestane en geregelde wijze.
2.
Overdracht, inpandgeving of elke andere handeling, waardoor de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde deelnemer enig recht op zijn pensioen of zijn aanspraak op pensioen aan een ander toekent, is nietig met uitzondering van de in artikel 64, lid 1 van de Pensioenwet onder a en b genoemde situaties.
3.
Volmacht tot invordering van het pensioen, onder welke vorm of welke benaming ook verleend, is steeds herroepelijk.
Artikel 41 1.
Verlaging pensioenaanspraken en pensioenrechten
Het bestuur van het fonds kan verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten uitsluitend verlagen indien: a. het fonds gezien de beleidsdekkingsgraad niet voldoet aan de op grond van de Pensioenwet gestelde eisen ten aanzien van het minimaal vereist eigen vermogen of het vereist eigen vermogen; b. het fonds niet in staat is binnen de wettelijke hersteltermijn van tien jaar te voldoen aan de op grond van de Pensioenwet gestelde eisen ten aanzien van het minimaal vereist eigen vermogen of het vereist eigen vermogen zonder dat de belangen van actieve deelnemers, inactieve deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgevers onevenredig worden geschaad; en c. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet zoals het herstelplan als bedoeld in de Pensioenwet.
2.
Het pensioenfonds informeert de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de aangesloten werkgevers schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten.
Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven - 2015
pagina 29 | 43
3.
De vermindering, bedoeld in het eerste lid, kan op zijn vroegst een maand nadat de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, aangesloten werkgevers en de toezichthouder hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd.
4.
Het bestuur is bevoegd om verschillende kortingspercentages te hanteren voor verschillende groepen belanghebbenden en/of verschillende pensioensoorten. Hierbij wordt rekening gehouden met een evenwichtige belangenbehartiging.
Artikel 42 1.
Aanvullende regeling
Het bestuur kan op verzoek van een aangesloten werkgever als bedoeld in artikel 16 van de statuten voor zijn werknemers die een salaris verdienen dat hoger is dan het maximum salaris volgens de CAO voor de Sigarenindustrie aanvullend ouderdoms-, partner – en wezenpensioen verzekeren.
2.
Het bestuur heeft op grond van het bepaalde in het vorige lid een excedentregeling vastgesteld die als aanvullend reglement bij het pensioenreglement is opgenomen.
Artikel 43 1.
Klachten
Een deelnemer, gewezen deelnemer, andere aanspraakgerechtigde of pensioengerechtigde heeft het recht bij de administrateur een klacht in te dienen over de uitvoering van dit reglement. De klacht kan zowel mondeling als schriftelijk als per e-mail worden ingediend. De klacht bevat zo duidelijk mogelijk een omschrijving van de wijze van uitvoering van de werkzaamheden waarover geklaagd wordt.
2.
De klacht wordt als volgt afgehandeld. a.
De administrateur stuurt binnen twee werkdagen na de dag van ontvangst van de klacht aan klager een schriftelijke ontvangstbevestiging, tenzij de klacht binnen twee werkdagen kan worden afgehandeld. De ontvangstbevestiging bevat informatie over de verwachte termijn van afhandeling en geeft aan tot wie de klager zich kan wenden bij vragen.
b.
De klacht wordt in beginsel binnen tien werkdagen na de dag van ontvangst afgehandeld. Indien de klacht niet binnen deze termijn kan worden afgehandeld, deelt de administrateur dit vóór het einde van die termijn schriftelijk aan klager mee, waarbij een nieuwe afhandelingstermijn wordt vermeld.
c.
Klager kan zich ter behartiging van zijn belangen laten vertegenwoordigen door een gemachtigde.
d.
Klager wordt in de gelegenheid gesteld zijn standpunt nader toe te lichten, indien dit noodzakelijk is voor de goede afhandeling van zijn klacht.
e.
Klager heeft recht op inzage in het klachtdossier.
f.
Het oordeel over de klacht dient gebaseerd te zijn op een toereikend onderzoek en op voor klager kenbare feiten en stukken.
g.
De beslissing dient te berusten op een deugdelijke motivering en dient op alle onderdelen van de klacht in te gaan. De beslissing bevat een oordeel over de vraag of de wijze van uitvoering van de werkzaamheden waarover geklaagd wordt voldoende zorgvuldig jegens klager is geweest.
h.
Indien na een gedegen onderzoek wordt vastgesteld dat het niet mogelijk is de ware toedracht met zodanige zekerheid te achterhalen dat daarop een oordeel gebaseerd kan worden, kan het geven van een oordeel achterwege blijven.
i.
De beslissing op de klacht wordt schriftelijk aan klager meegedeeld, tenzij klager heeft aangegeven daarop geen prijs te stellen.
Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven - 2015
pagina 30 | 43
3.
Indien klager het niet eens is met de beslissing van de administrateur, heeft klager het recht in beroep te gaan bij het bestuur. Dit wordt bij de beslissing op de klacht aan klager meegedeeld. Klager kan binnen vier weken nadat hij over de beslissing op de klacht is geïnformeerd, schriftelijk, mondeling of per e-mail verzoeken de klacht aan het bestuur voor te leggen. Dit verzoek bevat zo duidelijk mogelijk een omschrijving van de redenen waarom naar het oordeel van klager de beslissing op de klacht niet in stand kan blijven. Binnen vier weken na ontvangst van het verzoek geeft het bestuur een oordeel over de vraag of de beslissing op de klacht in redelijkheid genomen had kunnen worden. Klager wordt zo spoedig mogelijk op de hoogte gesteld van het besluit van het bestuur.
4.
Indien het bestuur de beslissing van de administrateur bevestigt, heeft klager het recht een beroep te doen op de Ombudsman Pensioenen. Dit wordt bij de beslissing van het bestuur aan klager meegedeeld. De klacht wordt als volgt afgehandeld. a.
De Ombudsman neemt klachten in behandeling, die betrekking hebben op de uitvoering van dit reglement.
b.
De Ombudsman neemt een klacht niet in behandeling indien: - klager geen gebruik gemaakt heeft van de mogelijkheid een klacht in te dienen bij de administrateur, dan wel klager, indien hij het niet eens is met de beslissing van de administrateur, niet in beroep is gegaan bij het bestuur; of - hem bekend is dat deze in handen van een advocaat is gesteld, aan het oordeel van de rechter is onderworpen of waarin een onherroepelijke rechterlijke uitspraak is gedaan.
c.
Klachten kunnen zowel schriftelijk als mondeling aan de Ombudsman worden voorgelegd.
d.
De Ombudsman kan te allen tijde deskundigen raadplegen bij de behandeling van bij hem ingediende klachten.
e.
De Ombudsman handelt een klacht af door het geven van een schriftelijk advies dat hij uitsluitend aan klager en het bestuur ter kennis brengt.
f.
Indien het bestuur besluit het advies van de Ombudsman niet op te volgen, stelt het pensioenfonds klager daarvan schriftelijk en gemotiveerd in kennis. Het pensioenfonds verstrekt de Ombudsman een afschrift van het besluit. De Ombudsman doet daarvan mededeling aan de voorzitter van het bestuur van de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen onder overlegging van het uitgebrachte advies.
Artikel 44 1.
Geschillen
Een deelnemer, gewezen deelnemer, andere aanspraakgerechtigde of pensioengerechtigde heeft het recht bij het bestuur een geschil aanhangig te maken over de toepassing van dit reglement, niet zijnde een besluit van algemene strekking of een besluit in de zin van artikel 42. Het geschil dient schriftelijk aanhangig te worden gemaakt. Het verzoek tot behandeling van het geschil bevat zo duidelijk mogelijk een omschrijving van het onderwerp waarover het geschil gaat en de redenen waarom naar het oordeel van de indiener het betreffende besluit niet in stand kan blijven.
2.
Het bestuur behandelt het geschil en neemt daarbij het advies van de administrateur in overweging. Het bestuur geeft een oordeel over de vraag of het betreffende besluit in redelijkheid gehandhaafd kan worden. De indiener van het verzoek wordt zo spoedig mogelijk op de hoogte gesteld van het besluit van het bestuur.
3.
Bij geschillen over vrijstellingsbesluiten is de bestuursrechter, rechtbank Rotterdam, bevoegd. Het beroepschrift wordt ingediend binnen zes weken na de dag waarop het besluit bekend is gemaakt. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste de naam en het adres van de indiener, de dagtekening, een omschrijving van het bestreden besluit en de gronden van het beroep. Tevens wordt een afschrift van het bestreden besluit bijgevoegd.
Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven - 2015
pagina 31 | 43
4.
Tot kennisneming van geschillen niet zijnde een geschil als bedoeld in lid 3 is de kantonrechter bevoegd.
Artikel 45
Hardheidsclausule
Wanneer toepassing van enige bepaling van dit reglement ten opzichte van een bepaalde deelnemer, gewezen respectievelijk gepensioneerde deelnemer of hun nagelaten betrekkingen tot een onbillijkheid zou leiden, is het bestuur, na schriftelijk rapport van de actuaris met betrekking tot de financiële consequenties, bevoegd voor die deelnemer, gewezen respectievelijk gepensioneerde deelnemer, of hun nagelaten betrekkingen een bijzonder voorziening te treffen. De kosten van deze bijzondere voorziening komen ten laste van het pensioenfonds.
Artikel 46
Ingangsdatum van het pensioenreglement
Dit pensioenreglement treedt in werking per 1 januari 1987 en is laatstelijk gewijzigd op 22 oktober 2015 met dien verstande dat de wijzigingen per 1 juli 2015 in werking treden.
Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven - 2015
pagina 32 | 43
Aanhangsel I Bedrag van het ouderdomspensioen 1.
Het jaarbedrag van het ouderdomspensioen bedraagt, onverminderd het in lid 2 en artikel 7 lid 2 van het pensioenreglement bepaalde: a.
voor elke bijdrage-week ná 1977 wordt het sub b genoemde bedrag groot 0,64 ná 1977 over een bepaald boekjaar in principe gewijzigd in dezelfde mate als waarin sprake is geweest van wijziging voor het boekjaar van het wettelijk minimumloon plus de vakantie-uitkering. Voor elke bijdrage-week tussen 1 januari 1978 en 31 december 1978 is dit 0,70; voor elke bijdrage-week tussen 1 januari 1979 en 31 december 1979 is dit 0,73; voor elke bijdrage-week tussen 1 januari 1980 en 31 december 1980 is dit 0,76; voor elke bijdrage-week tussen 1 januari 1981 en 31 december 1981 is dit 0,78; voor elke bijdrage-week ná 1 januari 1982 0,82.
b.
voor elke bijdrage-week tussen 1 januari 1977 en 31 december 1977 0,64;
c.
voor elke bijdrage-week tussen 1 januari 1972 en 31 december 1976 0,60;
d.
voor elke bijdrage-week tussen 1 januari 1969 en 31 december 1971 0,50;
e.
voor elke bijdrage-week vóór 31 december 1968, indien de deelnemer de leeftijd van 21 jaar bereikt heeft 0,42;
f.
voor overige bijdrage-weken een bedrag volgens onderstaande tabel: het kalenderjaar waarin valt
bedrag per bijdrage-week in kalenderjaren
de 14e, 15e of 16e verjaardag
0,22
de 17e verjaardag
0,26
de 18e verjaardag
0,32
de 19e verjaardag
0,36
de 20e verjaardag
0,40
de 21e verjaardag
0,46
vóór 1969
g.
het jaarbedrag van het ouderdomspensioen, verworven vóór 1 januari 1980, van diegenen die op 31 december 1979 deelnemer waren, wordt verhoogd met 30%.
2.
In afwijking van het bepaalde in lid 1 van dit aanhangsel bedraagt het jaarbedrag van het ouderdomspensioen voor deelnemers, die in de periode van 1 januari tot 15 augustus 1932 in de industrie waren en die bovendien vóór 11 januari 1908 geboren zijn en die op de datum van oprichting van het zijnde pensioenfonds, 11 januari 1933 derhalve de 25e verjaardag gepasseerd waren: 1.043,52, verminderd met een evenredige deel van dat bedrag, welk deel wordt berekend conform het navolgende: a.
bepaald wordt het aantal weken, niet zijnde bijdrage-weken, tussen 11 januari 1933 en de 65e verjaardag;
b.
het onder a bedoelde aantal weken wordt gedeeld door 52 en de uitkomst wordt op het dichtbijzijnde gehele getal naar beneden afgerond;
c.
het volgens b gevonden getal wordt gedeeld door het aantal naar boven afgeronde jaren, gelegen tussen 11 januari 1933 en de 65e verjaardag;
d.
het evenredig deel wordt bepaald door het in de aanhef van dit lid genoemde bedrag te vermenigvuldigen met de volgens c gevonden uitkomst.
3.
Indien een vóór 1 januari 1954 uitgetreden deelnemer na deze datum opnieuw toetreedt zal zijn ouderdomspensioen tenminste gelijk zijn aan het premievrije pensioen vóór die datum bij het pensioenfonds verworven.
4.
Indien het jaarbedrag van het ouderdomspensioen dat een vóór 1969 gepensioneerde inclusief de daarop verleende toeslag op grond van artikel 14A van het vóór 1969 van kracht zijn het pensioen reglement, per 31
Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven - 2015
pagina 33 | 43
december 1968 genoot, hoger is dan het pensioen, dat berekend volgens het bepaalde in de leden 1, 3 en 4 van dit aanhangsel zou gelden, blijft het hogere bedrag ook ná 31 december 1968 gelden. 5.
In dit aanhangsel is de opbouw vastgelegd in de jaren 1933 tot en met 1986.
Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven - 2015
pagina 34 | 43
Aanhangsel II Verhoging van pensioenaanspraken en pensioenrechten
Aanpassing rechten na 1 januari 1987 -
Alle rechten opgebouwd vóór 1 januari 1987 zijn per 1 januari 1988 verhoogd met 5%
-
Alle rechten opgebouwd op 31 december 1988 zijn per 1 januari 1989 verhoogd met 1,5%
-
Alle rechten opgebouwd op 31 december 1989 zijn per 1 januari 1990 verhoogd met 1,5%
-
Alle rechten opgebouwd op 31 december 1990 zijn per 1 januari 1991 verhoogd met 3%
-
Alle rechten opgebouwd op 31 december 1991 zijn per 1 januari 1992 verhoogd met 3,5%
-
Alle rechten opgebouwd op 31 december 1992 zijn per 1 januari 1993 verhoogd met 3,5%
-
Alle rechten opgebouwd op 31 december 1993 zijn per 1 januari 1994 verhoogd met 3,5%
-
Alle rechten opgebouwd op 31 december 1995 zijn per 1 januari 1996 verhoogd met 1,1%
-
Alle rechten opgebouwd op 31 december 1996 zijn per 1 januari 1997 verhoogd met 2,0%
-
Alle rechten opgebouwd op 31 december 1997 zijn per 1 januari 1998 verhoogd met 2,4%
-
Alle rechten opgebouwd op 31 december 1998 zijn per 1 januari 1999 verhoogd met 1,3%
-
Alle rechten opgebouwd op 31 december 1999 zijn per 1 januari 2000 verhoogd met 1,6%
-
Alle rechten opgebouwd op 31 december 2000 zijn per 1 januari 2001 verhoogd met 2,6%
-
Alle rechten opgebouwd op 31 december 2001 zijn per 1 januari 2002 verhoogd met 3,7%
-
Alle rechten opgebouwd op 31 december 2002 zijn per 1 januari 2003 verhoogd met 4,0% voor de actieve deelnemers en met 2,98% voor de gepensioneerden en de gewezen deelnemers
-
Alle rechten opgebouwd op 31 december 2003 zijn per 1 januari 2004 verhoogd met 3,25% voor de actieve deelnemers en met 2,1% voor de gepensioneerden en de gewezen deelnemers
-
Alle rechten opgebouwd op 31 december 2004 zijn per 1 januari 2005 niet verhoogd voor de actieve deelnemers en met 0,6% voor de gepensioneerden en de gewezen deelnemers
-
Alle rechten opgebouwd op 31 december 2005 zijn per 1 januari 2006 verhoogd met 1,0% voor de actieve deelnemers en met 1,6% voor de gepensioneerden en de gewezen deelnemers
-
Alle rechten opgebouwd op 31 december 2006 zijn per 1 januari 2007 verhoogd met 1,25% voor de actieve deelnemers en met 1,8% voor de gepensioneerden en de gewezen deelnemers
-
Alle rechten opgebouwd op 31 december 2007 zijn per 1 januari 2008 verhoogd met 2,65% voor de actieve deelnemers en met 1,0% voor de gepensioneerden en de gewezen deelnemers
-
Alle rechten opgebouwd op 31 december 2008 zijn per 1 januari 2009 verhoogd met 3,00% voor de actieve deelnemers en met 3,0% voor de gepensioneerden en de gewezen deelnemers
-
Alle rechten opgebouwd op 31 december 2009 zijn per 1 januari 2010 verhoogd met 0,00% voor de actieve deelnemers en met 0,0% voor de gepensioneerden en de gewezen deelnemers
-
Alle rechten opgebouwd op 31 december 2010 zijn per 1 januari 2011 verhoogd met 0,00% voor de actieve deelnemers en met 0,0% voor de gepensioneerden en de gewezen deelnemers
-
Alle rechten opgebouwd op 31 december 2011 zijn per 1 januari 2012 verhoogd met 0,00% voor de actieve deelnemers en met 0,0% voor de gepensioneerden en de gewezen deelnemers
-
Alle rechten opgebouwd op 31 december 2012 zijn per 1 januari 2013 verhoogd met 1,00% voor de actieve deelnemers en met 1,0% voor de gepensioneerden en de gewezen deelnemers
-
Alle rechten opgebouwd op 31 december 2013 zijn per 1 januari 2014 verhoogd met 1,00% voor de actieve deelnemers en met 1,0% voor de gepensioneerden en de gewezen deelnemers
-
Alle rechten opgebouwd op 31 december 2014 zijn per 1 januari 2015 verhoogd met 1,00% voor de actieve deelnemers en met 1,00% voor de gepensioneerden en de gewezen deelnemers
Bovenstaande aanpassingen van rechten na 1 januari 1987 hebben plaatsgevonden op basis van het door het pensioenfonds gevoerde toeslagenbeleid, waarbij voorwaardelijke toeslagverlening plaatsvond, gekoppeld aan een
Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven - 2015
pagina 35 | 43
ex ante bepaalde maatstaf, volgens het toeslagenbeleid D in de zin van de ‘Matrix fondsen ten aanzien van toeslagen over pensioenaanspraken en pensioenrechten’ (Toeslagenmatrix). Met ingang van 1 januari 2010 is het toeslagenbeleid van het pensioenfonds gewijzigd in het toeslagenbeleid B van de Toeslagenmatrix (geen doelgericht toeslagenbeleid). Eventuele aanpassingen die hebben plaatsgevonden op basis van dit nieuwe toeslagenbeleid worden afzonderlijk in dit aanhangsel opgenomen.
Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven - 2015
pagina 36 | 43
Aanhangsel III Premie en Franchise Premie Op de premie zoals bedoeld in artikel 20 wordt de volgende korting toegepast: -
per 1 januari 1998 bedraagt de korting 7,75%. De premie die in rekening wordt gebracht bedraagt aldus 6,25%, waarvan 3,125% voor de werkgever en 3,125% voor de werknemer;
-
per 1 januari 1999 bedraagt de korting 7,5%. De premie die in rekening wordt gebracht bedraagt aldus 6,50%, waarvan 3,25% voor de werkgever en 3,25% voor de werknemer;
-
per 1 januari 2000 bedraagt de korting 7,25%. De premie die in rekening wordt gebracht bedraagt aldus 6,75%, gelijkelijk te verdelen over de werkgever en de werknemer;
-
per 1 januari 2001 bedraagt de korting 7,0%. De premie die in rekening wordt gebracht bedraagt aldus 7,0%, gelijkelijk te verdelen over de werkgever en de werknemer;
-
per 1 januari 2002 bedraagt de korting 6,5%. De premie die in rekening wordt gebracht bedraagt aldus 7,5%, gelijkelijk te verdelen over de werkgever en de werknemer;
-
per 1 januari 2003 bedraagt de korting 6,0%. De premie die in rekening wordt gebracht bedraagt aldus 8,0%, gelijkelijk te verdelen over de werkgever en de werknemer.
-
per 1 januari 2004 bedraagt de korting 5,5%. De premie die in rekening wordt gebracht bedraagt aldus 8,5%, gelijkelijk te verdelen over de werkgever en de werknemer.
-
per 1 januari 2005 bedraagt de korting 5,0%. De premie die in rekening wordt gebracht bedraagt aldus 9,0%, gelijkelijk te verdelen over de werkgever en de werknemer.
-
per 1 januari 2006 bedraagt de korting 4,5%. De premie die in rekening wordt gebracht bedraagt aldus 9,5%, gelijkelijk te verdelen over de werkgever en de werknemer.
-
per 1 januari 2007 bedraagt de korting 4,0%. De premie die in rekening wordt gebracht bedraagt aldus 10,0%, gelijkelijk te verdelen over de werkgever en de werknemer.
-
per 1 januari 2008 bedraagt de korting 3,5%. De premie die in rekening wordt gebracht bedraagt aldus 10,5%, gelijkelijk te verdelen over de werkgever en de werknemer.
-
per 1 januari 2009 bedraagt de korting 3,0%. De premie die in rekening wordt gebracht bedraagt aldus 11,0%, gelijkelijk te verdelen over de werkgever en de werknemer.
-
per 1 januari 2010 bedraagt de korting 2,5%. De premie die in rekening wordt gebracht bedraagt aldus 13,5%, gelijkelijk te verdelen over de werkgever en de werknemer.
-
Per 1 januari 2011 bedraagt de premie 16%, gelijkelijk te verdelen over de werkgever en de werknemer.
-
Per 1 januari 2012 bedraagt de premie 16,5%, gelijkelijk te verdelen over de werkgever en de werknemer.
-
Per 1 januari 2013 bedraagt de premie 17%, gelijkelijk te verdelen over de werkgever en de werknemer.
-
Per 1 januari 2014 bedraagt de premie 17,5%, gelijkelijk te verdelen over de werkgever en de werknemer.
-
Per 1 januari 2015 bedraagt de premie 18%, gelijkelijk te verdelen over de werkgever en de werknemer.
-
Per 1 januari 2016 bedraagt de premie 19%, gelijkelijk te verdelen over de werkgever en de werknemer.
Franchise -
Per 1 januari 1998 bedraagt de franchise 25.880,-
-
Per 1 januari 1999 bedraagt de franchise 26.656,-
-
Per 1 januari 2000 bedraagt de franchise 27.389,-
-
Per 1 januari 2001 bedraagt de franchise 28.635,-
-
Per 1 januari 2002 bedraagt de franchise 29.422,- (€ 13.351,-)
-
Per 1 januari 2003 bedraagt de franchise € 13.885,-
-
Per 1 januari 2004 bedraagt de franchise € 14.336,-
-
Per 1 januari 2005 bedraagt de franchise € 14.336,-
-
Per 1 januari 2006 bedraagt de franchise € 14.479,-
Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven - 2015
pagina 37 | 43
-
Per 1 januari 2007 bedraagt de franchise € 14.660,-
-
Per 1 januari 2008 bedraagt de franchise € 15.048,-
-
Per 1 januari 2009 bedraagt de franchise € 15.499,-
-
Per 1 januari 2010 bedraagt de franchise € 15.708,-
-
Per 1 januari 2011 bedraagt de franchise € 16.061,-
-
Per 1 januari 2012 bedraagt de franchise € 16.463,-
-
Per 1 januari 2013 bedraagt de franchise € 16.627,-
-
Per 1 januari 2014 bedraagt de franchise € 17.003,-
-
Per 1 januari 2015 bedraagt de franchise € 17.301,-
-
Per 1 januari 2016 bedraagt de franchise € 17.000,-
Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven - 2015
pagina 38 | 43
Aanhangsel IV
Afkoopfactoren, behorende bij de artikelen 23, 24 en 25
(geldend vanaf 1 januari 2015) Factor uitgesteld Leeftijd OP 21 5,27 22 5,40 23 5,52 24 5,66 25 5,79 26 5,93 27 6,07 28 6,21 29 6,36 30 6,51 31 6,66 32 6,82 33 6,98 34 7,14 35 7,21 36 7,38 37 7,55 38 7,72 39 7,90 40 8,09 41 8,27 42 8,46 43 8,66 44 8,86 45 9,11 46 9,32 47 9,54 48 9,77 49 10,01 50 10,25 51 10,49 52 10,75 53 11,02 54 11,30 55 11,62
Factor latent PP 1,32 1,37 1,41 1,46 1,51 1,56 1,61 1,67 1,72 1,77 1,83 1,89 1,95 2,01 2,28 2,35 2,42 2,49 2,56 2,64 2,72 2,79 2,87 2,95 2,94 3,01 3,09 3,16 3,23 3,31 3,38 3,45 3,52 3,58 3,56
Factor ingegaan PP 30,82 30,64 30,45 30,25 30,05 29,84 29,62 29,40 29,17 28,94 28,69 28,44 28,19 27,92 27,75 27,48 27,19 26,90 26,60 26,29 25,97 25,65 25,32 24,98 24,59 24,23 23,87 23,50 23,12 22,73 22,33 21,93 21,52 21,10 20,62
Factor uitgesteld Leeftijd OP 56 11,92 57 12,24 58 12,56 59 12,90 60 13,38 61 13,76 62 14,16 63 14,58 64 15,03 65 15,13 66 0,00 67 0,00 68 0,00 69 0,00 70 0,00 71 0,00 72 0,00 73 0,00 74 0,00 75 0,00 76 0,00 77 0,00 78 0,00 79 0,00 80 0,00 81 0,00 82 0,00 83 0,00 84 0,00 85 0,00 86 0,00 87 0,00 88 0,00 89 0,00 90 0,00
Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven - 2015
Factor latent PP 3,63 3,68 3,74 3,79 3,59 3,61 3,63 3,64 3,64 4,14 4,16 4,17 4,18 4,18 4,17 4,15 4,13 4,09 4,05 4,08 4,01 3,94 3,85 3,75 3,64 3,53 3,40 3,27 3,13 2,99 2,84 2,69 2,54 2,39 2,24
Factor ingegaan PP 20,19 19,74 19,29 18,83 18,23 17,75 17,27 16,78 16,28 16,14 15,63 15,11 14,59 14,06 13,53 12,99 12,45 11,91 11,37 10,87 10,33 9,79 9,26 8,74 8,22 7,72 7,23 6,76 6,30 5,87 5,45 5,06 4,69 4,34 4,02
pagina 39 | 43
Afkoopfactoren ingegaan wezenpensioen, behorende bij artikel 24 (geldend vanaf 1 januari 2015) Leeftijd
Duur
WzP
0
18
14,26
1
17
13,63
2
16
12,99
3
15
12,33
4
14
11,66
5
13
10,96
6
12
10,25
7
11
9,52
8
10
8,76
9
9
7,99
10
8
7,2
11
7
6,38
12
6
5,54
13
5
4,68
14
4
3,79
15
3
2,88
16
2
1,95
17
1
0,99
18
0
0
Voor studerende wezen geldt: Leeftijd
Duur
WzP
19
8
7,2
20
7
6,38
21
6
5,54
22
5
4,68
23
4
3,79
24
3
2,88
25
2
1,95
26
1
0,99
27
0
0
Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven - 2015
pagina 40 | 43
Aanhangsel V Ruilfactoren, behorende bij de artikelen 26 en 27 (geldend vanaf 1 januari 2015) Ruilfactoren ouderdomspensioen in partnerpensioen bij beëindiging deelneming, behorende bij artikel 26 Bij ontslag op leeftijd
Bij ontslag Ruilfactoren
op leeftijd
Bij ontslag Ruilfactoren
op leeftijd
Ruilfactoren
21
363%
36
331%
51
321%
22
361%
37
329%
52
323%
23
358%
38
327%
53
325%
24
356%
39
325%
54
327%
25
354%
40
324%
55
330%
26
352%
41
323%
56
333%
27
350%
42
321%
57
337%
28
348%
43
320%
58
341%
29
345%
44
319%
59
346%
30
343%
45
319%
60
351%
31
341%
46
319%
61
357%
32
339%
47
318%
62
364%
33
337%
48
319%
63
372%
34
335%
49
319%
64
381%
35
333%
50
320%
65
410%
Ruilfactoren ouderdomspensioen in partnerpensioen bij pensionering, behorende bij artikel 26
Pensioneringsdatum
ruilfactoren
60
473%
61
455%
62
438%
63
422%
64
406%
65
410%
66
395%
67
380%
68
366%
69
352%
70
339%
Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven - 2015
pagina 41 | 43
Ruilfactoren partnerpensioen in ouderdomspensioen, behorende bij artikel 27 (geldend vanaf 1 januari 2015) Ingangsleeftijd ouderdomspensioen
Ruilfactoren
60
20%
61
21%
62
22%
63
22%
64
23%
65
24%
66
25%
67
26%
68
27%
69
28%
70
29%
Aanhangsel VI Vervroegingsfactoren ouderdomspensioen, behorende bij artikel 28 (geldend vanaf 1 januari 2015) Ingangsleeftijd
Vervroegingsfactor
ouderdomspensioen
Levenslang OP
60
74%
61
78%
62
83%
63
88%
64
94%
65
100%
Uitruilfactoren ouderdomspensioen in tijdelijk ouderdomspensioen, behorende bij artikel 28, lid 2 Ingangsleeftijd TOP
Uitruilfactor vervroegd OP
60
388%
61
464%
62
592%
63
848%
64
1615%
Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven - 2015
pagina 42 | 43
Aanhangsel VII Uitstelfactoren ouderdomspensioen, behorende bij artikel 29 (geldend vanaf 1 januari 2015) Pensioneringsdatum
uitstelfactor
66
107%
67
114%
68
123%
69
132%
70
142%
Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven - 2015
pagina 43 | 43