Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven (VNPS)
Dit jaarverslag is een uitgave van Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven administrateur
Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V. Postbus 3183,3502 GD De Meern telefoon: (0900) 465 65 65 (€ 0,05 p/m) datum
juni 2012
Jaarverslag 2011
pagina 1 | 88
Voorwoord Het bestuur van de Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven (VNPS) geeft in dit jaarverslag inzage in de werkzaamheden, het beleid en de pensioenontwikkelingen gedurende het jaar 2011. Het bestuur verstrekt duidelijkheid over de financiële positie en resultaten van het pensioenfonds. Dit jaarverslag is opgesteld in overeenstemming met de richtlijnen voor de jaarverslaggeving. Het afgelopen jaar stond in het teken van de kredietcrisis, de Eurocrisis en de gevolgen daarvan. Terwijl aanvankelijk sprake leek te zijn van goed herstel, kwam er een omwenteling in de zomer. De dekkingsgraad daalde snel als gevolg van een dalende rentestand en de dalende aandelenkoersen. De tweede helft van 2011 ontwikkelde zich onstuimig. Het pensioenfonds raakte in een reservetekort en heeft een lange termijn herstelplan bij De Nederlandse Bank (DNB) ingediend. Het pensioenfonds heeft het jaar kunnen afsluiten met een dekkingsgraad van 118,5%, waarmee het herstelplan met goedkeuring van DNB weer werd ingetrokken. Afgelopen jaren is duidelijk geworden dat enerzijds het draagvlak onder het fonds afneemt en er anderzijds meer kosten moeten worden gemaakt om als bestuur ‘in control’ te blijven. Begin 2009 constateerde het bestuur dat ook andere bedrijfstakpensioenfondsen met dit probleem worstelden en werd een start gemaakt door het inventariseren van ideeën en mogelijkheden voor een bestendige toekomst. In 2011 hebben gesprekken met diverse parijen plaatsgevonden. Het bestuur heeft zich voorgenomen om uiterlijk in 2015 concreet invulling te geven aan haar toekomst.
In hoofdstuk 1 van dit jaarverslag leest u meer over de organisatie van het pensioenfonds en de kerncijfers over 2011 en de voorafgaande jaren. De daaropvolgende hoofdstukken bevatten het verslag van het bestuur, het financieel beleid, het beleggingsbeleid en de uitvoering van de pensioenregeling. In de hoofdstukken 5 en 6 kunt u het verslag, oordeel en advies van het verantwoordingsorgaan en de deelnemersraad lezen, alsmede de reacties van het bestuur daarop. In hoofdstuk 7 komt de jaarrekening aan bod. Het jaarverslag wordt afgesloten met de verklaringen van de accountant en de waarmerkend actuaris. Graag bedanken wij iedereen die in het verslagjaar heeft bijgedragen aan het goed functioneren van het pensioenfonds. De Meern 21 juni 2012, namens het bestuur,
G.W. Hompe
M.H.J.M. Crijnen
Werknemersvoorzitter
Werkgeversvoorzitter
Jaarverslag 2011
pagina 2 | 88
Inhoud 1
Het fonds
6
1.1
Inleiding
6
1.2
Over het fonds
6
1.2.1
Naam en vestigingsplaats
6
1.2.2
Doelstelling
6
1.2.3
Aangesloten werkgevers
6
1.2.4
Samenwerkende organisaties
7
1.2.5
Externe partijen
7
1.3
De leden
8
1.3.1
Samenstelling en taak
8
1.3.2
Vergaderdata
8
1.4
Het bestuur
1.4.1 1.4.2 1.5
8
Samenstelling en taak
8
Vergaderdata
9
Het verantwoordingsorgaan
9
1.5.1
Samenstelling en vergaderdata
9
1.5.2
Vergaderdata en studiedagen
9
1.6
De deelnemersraad
1.6.1
9
Samenstelling
1.6.2
9
Vergaderdata en studiedagen
10
1.7
De visitatiecommissie
10
1.8
Uitbesteding
10
1.9
Meerjarenoverzicht kengetallen
11
1.10
Meerjarenoverzicht financiële gegevens
12
2
Verslag van het bestuur
13
2.1
Ontwikkelingen financiële positie
13
2.2
Toekomst fonds
13
2.3
Goed pensioenfondsbestuur
14
2.3.1
Nieuwe regels voor governance en medezeggenschap op komst
14
2.3.2
Maximaal vijf toezichthoudende functies toegestaan
14
2.3.3
Transparantiedocument
15
2.3.4
Intern toezicht en verantwoordingsorgaan
15
2.3.5
Naleving van de gedragscode
15
2.3.6
Deskundigheidsbevordering
16
2.4
Communicatie
16
2.5
Toezichthouder AFM en DNB
17
2.5.1
Autoriteit Financiële Markten (AFM)
17
2.5.2
De Nederlandsche Bank (DNB)
18
3
Financieel beleid
19
3.1
Inleiding
19
3.2
Premiebeleid
19
3.3
Toeslagenbeleid
19
3.4
Kosten uitvoering pensioenbeheer
20
3.5
Pensioenvermogen en voorzieningen
21
3.5.1 3.6
Samenvatting van de financiële positie van het fonds en ontwikkelingen gedurende het jaar
21
Actuariële analyse
Jaarverslag 2011
22 pagina 3 | 88
3.6.1
Analyse resultaat
22
3.6.2
Actuariële analyse
23
3.6.3
Uitkomsten van de solvabiliteitstoets
23
3.6.4
Oordeel van de waarmerkend actuaris over de financiële positie
24
3.7
Beleggingsbeleid
24
3.7.1
Terugblik economie en financiële markten
24
3.7.2
Gevoerd beleid
24
3.7.3
Kosten uitvoering vermogensbeheer
29
Z-score
30
3.7.4 3.8
Risicoparagraaf
30
4
Uitvoering van de pensioenregeling
32
4.1
Inleiding
32
4.2
De pensioenregeling
32
4.3
Wijzigingen statuten en reglementen
34
4.3.1
Statuten
34
4.3.2
Pensioenreglementen
34
4.3.3
Uitvoeringsreglement
34
4.3.4
Reglement excedentregeling
34
5
Verantwoordingsorgaan
35
5.1
Verslag van het verantwoordingsorgaan
35
5.1.1
Algemeen
35
5.1.2
Verslag 2011
35
5.1.3
Bevindingen
35
5.1.4
Oordeel
37
Aanbevelingen
37
5.1.5 5.2
Reactie bestuur
37
6
Deelnemersraad
38
6.1
Verslag van de deelnemersraad
38
6.1.1
Algemeen
38
6.1.2
Verslag 2011
38
Bevindingen en Advies
38
6.1.3 6.2
Reactie bestuur
39
7
Jaarrekening
40
7.1
Balans per 31 december 2011
41
7.2
Staat van baten en lasten over 2011
42
7.3
Kasstroomoverzicht over 2011
44
7.4
Algemene toelichting
45
7.4.1
Inleiding
45
7.4.2
Overeenstemmingverklaring
45
7.4.3
Presentatie
45
7.4.4
Grondslagen voor de waardering
45
7.4.5
Grondslagen voor de resultaatbepaling
50
Grondslagen kasstroomoverzicht
52
7.4.6 7.5
Toelichting op de Balans
53
7.5.1
Beleggingen voor risico fonds
53
7.5.2
Beleggingen voor risico deelnemers (PlusPensioenregeling)
59
7.5.3
Vorderingen en overlopende activa
60
Jaarverslag 2011
pagina 4 | 88
7.5.4
Overige activa
60
7.5.5
Stichtingskapitaal en reserves
61
7.5.6
Technische voorziening voor risico fonds
62
7.5.7
Technische voorziening voor risico deelnemers
63
7.5.8
Overige schulden en overlopende passiva
63
7.5.9
Risicobeheer en derivaten
64
Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen
71
7.5.10 7.6
Toelichting op de staat van baten en lasten
72
7.6.1
Premiebijdragen risico fonds
72
7.6.2
Premiebijdragen risico deelnemers
73
7.6.3
Beleggingsresultaten risico fonds
74
7.6.4
Beleggingsresultaten risico deelnemers
74
7.6.5
Overige baten
74
7.6.6
Pensioenopbouw
75
7.6.7
Indexering en overige toeslagen
75
7.6.8
Rentetoevoeging technische voorziening
75
7.6.9
Onttrekking uit technische voorziening voor pensioenuitkeringen
75
7.6.10
Onttrekking uit technische voorziening voor pensioenuitvoeringskosten
75
7.6.11
Pensioenuitkeringen
75
7.6.12
Pensioenuitvoeringskosten
76
7.6.13
Aantal personeelsleden
76
7.6.14
Verbonden partijen
76
7.6.15
Bezoldiging bestuurders
76
7.6.16
Wijziging marktrente
77
7.6.17
Wijziging overige actuariële uitgangspunten
77
7.6.18
Overige wijzigingen in de technische voorziening
77
7.6.19
Saldo overdracht van rechten
78
7.6.20
Wijziging technische voorziening risico deelnemers
78
7.6.21
Overige lasten
78
7.6.22
Vaststelling van de jaarrekening door het bestuur
79
8
Overige gegevens
80
8.1
Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten
80
8.2
Gebeurtenissen na balansdatum
80
8.3
Actuariële verklaring
81
8.4
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
83
9
Bijlagen
85
9.1
Bijlage 1 Volumeveranderingen
85
9.2
Bijlage 2 Nevenfuncties bestuursleden
87
Jaarverslag 2011
pagina 5 | 88
1 Het fonds 1.1 Inleiding De Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven (verder: het fonds) heeft verschillende organen, zoals het bestuur, de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan. Daarnaast is een aantal externe partijen bij het fonds betrokken. In dit hoofdstuk stelt het fonds de bestuursorganen en externe partijen voor. Allereerst volgen de doelstelling en een aantal algemene gegevens van het fonds. Dit hoofdstuk wordt afgesloten met meerjarenoverzichten met diverse kengetallen.
1.2 Over het fonds 1.2.1
Naam en vestigingsplaats
De Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven is opgericht op 11 januari 1933 en statutair gevestigd in Eindhoven. Het kantooradres van het fonds is Rijnzathe 10, 3454 PV De Meern. Postadres is Postbus 3183, 3502 GD Utrecht. Het fonds is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel Brabant onder nummer 40235301. De laatste statutenwijziging vond plaats op 26 januari 2010. Het fonds is lid van de VB en als gevolg daarvan ook aangesloten bij de Pensioenfederatie.
1.2.2
Doelstelling
Doelstelling van het fonds is het verlenen van pensioenen aan deelnemers, gewezen deelnemers en hun nabestaanden met inachtneming van de statuten en reglementen. Het fonds probeert dit doel te bereiken door premies te innen bij de aangesloten ondernemingen. De gelden worden belegd en beheerd en het fonds doet daaruit uitkeringen bij ouderdom, overlijden en arbeidsongeschiktheid.
1.2.3
Aangesloten werkgevers
Per 31 december 2011 waren de volgende werkgevers aangesloten bij het pensioenfonds: ·
Agio Sigarenfabrieken N.V. in Duizel
·
Deli-HTL B.V. Tabak Maatschappij in Eindhoven (vrijwillige aansluiting)
·
Swedish Match Cigars B.V. in Eersel
·
Scandinavian Tobacco Group Eersel B.V. in Eersel
·
Scandinavian Tobacco Groep Nederland B.V. in Eersel
·
Scandinavian Tobacco Group Tobacco Services BV in Tubbergen
·
Ritmeester Cigars in ’s-Hertogenbosch
·
Sigarenfabriek B.G. van ’t Veen B.V. in Grafhorst
·
VCT B.V. in Cruquius
·
Sigarenfabriek Hovens VOF in Tegelen
·
Hoogeboom’s Sigarenfabriek B.V. in Badhoevedorp
·
Pronk Import B.V. in Diemen
·
Sigarenfabriek “De Olifant” B.V. in Kampen
Jaarverslag 2011
pagina 6 | 88
1.2.4
Samenwerkende organisaties
De volgende organisaties benoemen leden in het bestuur, de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan: 1.
Nederlandse Vereniging voor de Sigarenindustrie (NVS) Postbus 4076 5004 JB Tilburg telefoonnummer: (013) 594 41 25 website: www.sigaar.nl
2.
De Unie, Postbus 400 4100 AK Culemborg telefoonnummer: (0345) 85 18 51 website: www.unie.nl
3.
FNV Bondgenoten Postbus 9208 3506 GE Utrecht telefoonnummer (0900) 9690 website: www.fnvbondgenoten.nl
4.
CNV Vakmensen Postbus 2550 3500 GM Utrecht telefoonnummer: (0900) 77 00 770 website: www.cnvvakmensen.nl
5.
Coördinatieorgaan Samenwerkende Ouderenorganisaties (CSO) Postbus 222 3500 AE Utrecht telefoonnummer: (030) 276 99 85 website www.ouderenorganisaties.nl
1.2.5
Externe partijen
Het fonds werkt samen met de volgende externe partijen. Uitvoeringsorganisatie Pensioenbeheer Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V. Vermogensbeheer Syntrus Achmea Vermogensbeheer B.V. Vastgoedbeheer Syntrus Achmea Vastgoed B.V. Adviserend actuaris De heer H.J.W. van Gemert AAG (Towers Watson B.V.) Waarmerkend actuaris De heer J. Smolenaers AAG (Towers Watson B.V.) Accountant De heer W.J. Thuss RA (Ernst & Young Accountants LLP) Adviseur Vermogensbeheer Mevrouw M. Verheul (ICC Verheul) Compliance officer Mevrouw mr. C. Boekkooi (Holland Van Gijzen Advocaten en Notarissen LLP)
Jaarverslag 2011
pagina 7 | 88
1.3 De leden 1.3.1
Samenstelling en taak
Leden van het fonds zijn: ·
de Nederlandse Vereniging voor de Sigarenindustrie, gevestigd in Tilburg;
·
FNV Bondgenoten, gevestigd in Utrecht;
·
CNV Vakmensen, gevestigd in Utrecht;
·
De Unie, vakbond voor industrie en dienstverlening, gevestigd in Culemborg.
De leden van het bestuur die gemandateerd zijn door de leden van het fonds vormen samen de ledenvergadering. De ledenvergadering heeft onder meer tot taak (wijzigingen in) de statuten, reglementen, balans, rekening van baten en lasten en het jaarverslag goed te keuren en vast te stellen.
1.3.2
Vergaderdata
De leden hebben in 2011 vijf keer vergaderd. De vergaderingen vonden plaats op 3 maart, 31 mei, 23 juni, 22 september en 24 november.
1.4 Het bestuur 1.4.1
Samenstelling en taak
Het paritaire bestuur was op 31 december 2011 als volgt samengesteld: Leden werkgevers
Benoemd tot
Plaatsvervanger
Organisatie
M.H.J.M. Crijnen
1 januari 2015
C. Dassen-Soons
NVS
C.N.J.M. de Gooijer
1 januari 2015
C. Dassen-Soons
NVS
A.M.P. de Jong
1 januari 2015
C. Dassen-Soons
NVS
vacature
NVS
(werkgeversvoorzitter)
Vacature Leden werknemers
Benoemd tot
Plaatsvervanger
Organisatie
G.W. Hompe
1 januari 2015
L.F.A.M. Jansen
FNV Bondgenoten
P.M.A.J. Verheggen
1 januari 2015
J.C. Dwarswaard
De Unie
R. Zwijnenburg
1 januari 2015
vacature
CNV Vakmensen
vacature
FNV Bondgenoten
(werknemersvoorzitter)
Vacature
In 2011 was de heer M.H.J.M. Crijnen voorzitter van het fonds. De heer G.W. Hompe was plaatsvervangend voorzitter. De samenstelling van het bestuur is in 2011 als volgt gewijzigd: ·
De heer J.C. Dwarswaard is vanaf 6 oktober 2011 plaatsvervanger geworden, hij was bestuurslid.
·
De heer P.M.A.J. Verheggen is vanaf 6 oktober 2011 toegetreden tot het bestuur, hij was plaatsvervanger.
Jaarverslag 2011
pagina 8 | 88
Het bestuur is belast met de leiding, het algemene beleid en het beheer van het fonds. Het bestuur of beide voorzitters samen mogen het fonds vertegenwoordigen, tenzij de statuten of het pensioenreglement dit anders regelen. Beide voorzitters samen bepalen het dagelijkse beleid van het fonds.
1.4.2
Vergaderdata
Het bestuur heeft in 2011 vijf keer vergaderd. De vergaderingen vonden plaats op 3 maart, 31 mei, 23 juni, 22 september en 24 november.
1.5 Het verantwoordingsorgaan 1.5.1
Samenstelling en vergaderdata
Het verantwoordingsorgaan bestaat uit 3 leden: één namens deelnemers, één namens gepensioneerden en één namens werkgevers. De leden zijn benoemd door de onder 1.2.4 genoemde organisaties. Het verantwoordingsorgaan is op 1 januari 2008 ingesteld. Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur, het door het bestuur uitgevoerde beleid en de beleidskeuzes voor de toekomst. Het verantwoordingsorgaan legt zijn oordeel minimaal één keer per jaar schriftelijk vast. Dit oordeel en de reactie van het bestuur daarop worden gepubliceerd in het jaarverslag. Het verantwoordingsorgaan was op 31 december 2011 als volgt samengesteld: Leden
Namens
Benoemd tot
Organisatie
A.P.M. Mens
Werkgevers
1 januari 2014
NVS
A.A.H.W. Wijnen
Gepensioneerden
1 januari 2014
werknemersorganisaties
A.L.M. Geerts
Werknemers
1 januari 2014
werknemersorganisaties
In juni 2011 is de heer J.C.M. Dankers teruggetreden en is de heer A.A.H.W. Wijnen toegetreden tot het verantwoordingsorgaan.
1.5.2
Vergaderdata en studiedagen
Het verantwoordingsorgaan vergaderde in 2011 vijf keer, te weten op 7 april (met de voorzitters van het bestuur), 9 juni, 23 juni (samen met het bestuur), 13 oktober (met de voorzitters van het bestuur) en 8 december. Op 7 april en 13 oktober zijn tevens studieochtenden gehouden. In april is de ALM-studie behandeld en in oktober zijn de diverse beleggingscategorieën aan bod gekomen.
1.6 De deelnemersraad 1.6.1
Samenstelling
De deelnemersraad bestaat statutair uit zeven leden, namens deelnemers en namens gepensioneerden. De verdeling wordt gebaseerd op de verhouding deelnemers-gepensioneerden bij het fonds. De leden zijn benoemd door de onder 1.2.4 genoemde werknemersorganisaties en het CSO. Namens het CSO zijn in 2011 geen deelnemersraadsleden benoemd, aangezien het CSO geen leden met een arbeidsverleden in de sigarenindustrie heeft. De deelnemersraad adviseert het bestuur gevraagd en ongevraagd over zaken die het fonds aangaan. In ieder geval adviseert de deelnemersraad over voorgenomen besluiten tot statuten- en reglementswijziging, vaststelling van het jaarverslag en de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN), het toeslagenbeleid en de jaarlijkse besluiten daarover. Naast het adviesrecht heeft de deelnemersraad in bepaalde omstandigheden het recht om beroep bij de rechtbank in te stellen. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als het bestuur een advies van de deelnemersraad niet opvolgt.
Jaarverslag 2011
pagina 9 | 88
De deelnemersraad was op 31 december 2011 als volgt samengesteld: Leden deelnemers
Benoemd tot
Organisatie
J. Daams
1 januari 2014
FNV Bondgenoten
J.G.P. Castelijns
1 januari 2014
De Unie
J.A.M. van Gool
1 januari 2014
De Unie
A.L.M. Geerts
1 januari 2014
FNV Bondgenoten
Leden gepensioneerden
Benoemd tot
Organisatie
J. Sterkenburg
1 januari 2014
CNV Vakmensen
J. van de Klundert
1 januari 2014
De Unie (in overleg met de andere
A.A.H.W. Wijnen
1 januari 2014
De Unie
Vacature
1 januari 2014
FNV Bondgenoten
werknemersorganisaties)
De voorzitter van de deelnemersraad, de heer J.C.M. Dankers is per 1 juli 2011 afgetreden. De heer A.A.H.W. Wijnen heeft per dezelfde datum het voorzitterschap overgenomen.
1.6.2
Vergaderdata en studiedagen
De deelnemersraad heeft in 2011 vier keer vergaderd. De vergaderingen vonden plaats op 7 april, 9 juni, 13 oktober en 8 december. Op 7 april en 13 oktober waren de voorzitters van het bestuur aanwezig. Op 7 april en 13 oktober zijn tevens studieochtenden gehouden. In april is de ALM-studie behandeld en in oktober zijn de diverse beleggingscategorieën aan bod gekomen.
1.7 De visitatiecommissie Tenminste één keer in de drie jaar wordt het functioneren van het fonds en dat van het bestuur kritisch bezien door onafhankelijke deskundigen. De laatste visitatie heeft plaatsgevonden in 2009. In 2011 is het functioneren van het fonds en zijn bestuur niet beoordeeld door een visitatiecommissie. In het najaar van 2012 staat een visitatie gepland.
1.8 Uitbesteding Het bestuur heeft de uitvoering van het pensioenbeheer en het vermogens- en vastgoedbeheer uitbesteed aan Syntrus Achmea. Het bestuur heeft dit bedrijf gemandateerd voor de hieraan verbonden werkzaamheden. Syntrus Achmea bestaat uit drie rechtspersonen: ·
Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V.
·
Syntrus Achmea Vermogensbeheer B.V.
·
Syntrus Achmea Vastgoed B.V.
Het fonds en Syntrus Achmea hebben hun afspraken over uitbesteding vastgelegd in een Mantelovereenkomst met onderliggende contracten met elke rechtspersoon. Nadere afspraken over de kwaliteit van de dienstverlening zijn vastgelegd in aparte dienstverleningsovereenkomsten (DVO’s) voor pensioenbeheer, vermogensbeheer en vastgoedbeheer. Alle overeenkomsten bieden de mogelijkheid om de bestaande dienstverlening tussentijds aan te passen of nieuwe diensten toe te voegen. Het bestuur en de uitvoerders leggen eventuele nieuwe afspraken altijd contractueel vast.
Jaarverslag 2011
pagina 10 | 88
1.9 Meerjarenoverzicht kengetallen 2011
2010
2009
2008
2007
13
13
13
13
12
· Actieve deelnemers
672
643
666
709
679
· Arbeidsongeschikte
106
123
132
151
162
778
766
798
860
841
6.097
7.086
8.088
8.682
9.337
1.553
1.587
1.600
1.665
1.681
Ouderdomspensioen
982
980
960
984
1.003
Partnerpensioen
567
600
634
671
673
Wezenpensioen
4
7
7
10
5
Doorsneepremie
16,0%
13,50%
11,0%
10,5%
10,0%
Opbouwpercentage per
1,75%
1,75%
1,75%
1,75%
1,75%
Aantallen Werkgevers ultimo
deelnemers Deelnemers ultimo - totaal Gewezen deelnemers (slapers) Gepensioneerden Gepensioneerden
Premie en opbouwpercentage
dienstjaar Toeslag op pensioen en
Per 1-1-2012
Per 1-1-2011
Per 1-1-2010
Per 1-1-2009
Per 1-1-2008
pensioenaanspraken Actieven Gewezen deelnemers en gepensioneerden
Jaarverslag 2011
0,00%
0,00%
0,00%
3,00%
2,65%
0,00%
0,00%
0,00%
3,00%
1,00%
pagina 11 | 88
1.10 Meerjarenoverzicht financiële gegevens (Bedragen x EUR 1.000) 2011
2010
2009
2008
2007
EUR
EUR
EUR
EUR
EUR
157.152
144.306
130.220
116.872
129.947
24.498
27.424
24.702
15.694
51.677
132.654
116.882
105.518
101.178
78.270
Aanwezige dekkingsgraad
118,5%
123,5%
123%
116%
165%
Vereiste dekkingsgraad
114,3%
114,3%
115%
112%
123%
-2.926
2.722
9.008
-35.983
789
15.063
16.552
15.898
-10.575
499
11,1%
13,0%
13,8%
-7,8%
0,4%
-1,3%
12,0%
19,5%
-19,3%
2,5%
11,3%
12,0%
18,0%
-18,0%
2,7%
0,01
-0,16
0,66
-0,62
-0,08
Vermogenssituatie en solvabiliteit Pensioenvermogen (totaal activa -/- schulden) 1 Reserves Technische voorzieningen
2
Resultaat Beleggingsperformance Beleggingsopbrengsten
3
Fondsrendement (incl. hedges) Gemiddeld rendement op beleggingen (exclusief hedges) Benchmark Z-score Pensioenuitvoering Feitelijke premie
4
2.300
1.808
1.545
1.335
1.402
Kostendekkende premie
3.459
2.957
3.054
2.360
2.223
Gedempte premie
1.999
1.862
2.024
2.038
1.733
Uitkeringen
3.875
3.846
3.457
3.151
3.016
785
827
829
831
742
Aandelen
48.474
57.386
53.615
33.552
54.460
Vastrentende waarden
66.245
56.982
49.681
49.912
54.485
Vastgoedbeleggingen
17.776
18.077
17.087
17.853
17.643
Derivaten
28.174
6.732
7.381
12.193
263
Derivaten - schulden
-8.496
-168
-661
-1.691
-747
Pensioenuitvoeringskosten Beleggingsportefeuille5
Overige beleggingen Totaal belegd vermogen
5.879
5.995
3.695
5.008
3.564
158.052
145.004
130.798
116.827
129.668
1
Exclusief vermogen voor rekening en risico deelnemers
2
Exclusief voorziening voor rekening en risico deelnemers
3
Inclusief resultaat beleggingen voor rekening en risico deelnemers
4
Inclusief premie voor rekening en risico deelnemers
5
Inclusief beleggingen voor rekening en risico deelnemers
Jaarverslag 2011
pagina 12 | 88
2 Verslag van het bestuur 2.1 Ontwikkelingen financiële positie Dalende dekkingsgraad Op 31 december 2010 was de dekkingsgraad van het fonds 123,5%. Gedurende 2011 daalde de dekkingsgraad onder invloed van de dalende rente en dalende beurskoersen. Eind september 2011 was de dekkingsgraad 111,3% en lag daarmee onder de vereiste dekkingsgraad van 114,3%. Het pensioenfonds raakte in een reservetekort. Het bestuur stelde een lange termijn herstelplan op. Op 6 januari 2012 besloot DNB dat er eind 2011 uitzonderlijke omstandigheden op de financiële markten waren. Daarom paste zij de rentetermijnstructuur aan naar een driemaandsgemiddelde. De dekkingsgraad per 31 december 2011 is 118,5%. Het reservetekort was daarmee opgeheven. In overleg met DNB is het lange termijn herstelplan in januari 2012 ingetrokken. Dekkingsgraad De dekkingsgraad is, kort gezegd, de verhouding tussen het vermogen van een pensioenfonds en de verplichtingen van een pensioenfonds op korte en langere termijn. De dekkingsgraad geeft aan hoeveel euro’s het pensioenfonds in kas heeft tegenover de contante waarde van elke euro die het (straks) moet uitkeren. De Pensioenwet stelt regels voor het geval de dekkingsgraad van een pensioenfonds onvoldoende is. Pensioenfondsen zijn verplicht “geen dekking van waarden” of een “reservetekort” direct te melden bij De Nederlandsche Bank (DNB). Het fonds heeft een onderdekking als de dekkingsgraad lager is dan 104,2%, en een reservetekort als de dekkingsgraad lager is dan 114,3%. Geen toeslag per 1 januari 2012 In november 2011 heeft het bestuur van het fonds het besluit genomen om de pensioenen per 1 januari 2012 niet te verhogen. In november was sprake van een reservetekort en ging het met het fonds niet goed genoeg om een toeslag te kunnen geven. Het toeslagbeleid van het pensioenfonds komt overeen met variant B uit de toeslagenmatrix. Dit betekent dat er geen doelgericht toeslagenbeleid is, en dat het bestuur jaarlijks besluit of een toeslag kan worden verleend, rekening houdend met de financiële positie van het fonds. Er is geen ambitie om jaarlijks toeslagen te geven op pensioenrechten en pensioenaanspraken. En er is geen maatstaf waaraan de toeslagen gekoppeld zijn. Voor de financiering van de toeslagen wordt geen premie betaald en er wordt geen reserve aangehouden om in de toekomst toeslagen te kunnen toekennen. Bij de feitelijke toekenning van toeslagen kijkt het bestuur naast de financiële positie van het fonds ook naar de verwachte toekomstige ontwikkelingen in deze financiële positie en de risico’s die daarmee gepaard gaan.
2.2 Toekomst fonds Meer en meer is de afgelopen jaren duidelijk geworden dat enerzijds het draagvlak onder het fonds afneemt en daarmee het aantal premiebetalers. Anderzijds moeten er meer kosten worden gemaakt om aan de wetgeving te voldoen: er moet meer worden geadministreerd, gecommuniceerd en verantwoord. Hiervoor moet, mede gezien de geringe omvang van de sector, het bestuur meer deskundigen en adviseurs inschakelen om als bestuur ‘in control’ te zijn. Begin 2009 constateerde het bestuur dat ook andere bedrijfstakpensioenfondsen met dit probleem worstelden en werd een start gemaakt door het inventariseren van ideeën en mogelijkheden voor een bestendige toekomst. In 2011 is gekeken naar drie alternatieven: 1.
geheel of gedeeltelijk verzekeren
2.
een samenwerking/fusie met meerdere kleine fondsen
3.
een fusie met een groot fonds
Er zijn gesprekken gevoerd met mogelijke partijen. Ook in 2012 worden de gesprekken voortgezet. Het bestuur heeft zichzelf tot 2015 de tijd gegeven om concreet invulling te geven aan één van de mogelijkheden. Jaarverslag 2011
pagina 13 | 88
2.3 Goed pensioenfondsbestuur Het bestuur vindt het van groot belang om het fonds goed te besturen. In de afgelopen jaren zijn steeds meer richtlijnen en regels opgesteld om te zorgen dat pensioenfondsen hun taken daadwerkelijk goed uitvoeren. Zo publiceerde de Stichting van de Arbeid (STAR) in 2005 de “Principes voor goed pensioenfondsbestuur”. Deze principes bieden kaders voor zorgvuldig bestuur, intern toezicht, verantwoording, deskundigheid, openheid en communicatie. Maar ook andere regels spelen een rol: zo is de Code Tabaksblat van belang voor het beleggingsbeleid. Sinds 2007 zijn de Principes voor goed Pensioenfondsbestuur van de STAR verankerd in de Pensioenwet. De principes maken duidelijk waarvoor een pensioenfondsbestuur verantwoordelijk is en hoe het bestuur verantwoording aflegt.
2.3.1
Nieuwe regels voor governance en medezeggenschap op komst
Het kabinet wil de wettelijke regels in de Pensioenwet over governance en medezeggenschap voor pensioenfondsen integraal herzien. Het kabinet gaat hiermee verder dan het initiatiefwetsvoorstel van de Kamerleden Koçer Kaya (D66) en Blok (VVD) over bestuursdeelname van pensioengerechtigden. Minister Kamp stuurde op 31 oktober 2011 het wetsvoorstel voor spoedadvies naar de Raad van State. De Eerste Kamer wil de voorstellen van het kabinet en de Kamerleden begin 2012 gezamenlijk behandelen. In een voorontwerp van 1 juli 2011 stelde minister Kamp drie bestuursmodellen voor: ·
Paritair bestuursmodel.
·
Gemengd bestuursmodel (one tier board).
·
Extern bestuursmodel.
In het paritaire en externe bestuursmodel wordt intern toezicht uitgeoefend door een raad van toezicht (bedrijfstak- of ondernemingspensioenfondsen) of een visitatiecommissie (ondernemingspenioenfondsen). Minister Kamp wijzigde enkele zaken in het in oktober 2011 aan de Raad van State voorgelegde wetsvoorstel: ·
In een paritair samengesteld bestuur worden pensioengerechtigden opgenomen. Daarom vervallen de adviestaken van de deelnemersraad.
·
In een paritair samengesteld bestuur kunnen externe deskundigen op ‘neutrale’ zetels worden benoemd.
·
Het gemengde bestuursmodel vervalt.
Het bestuur wacht de wettelijke ontwikkelingen ten aanzien van eventuele bestuursdeelname van gepensioneerden verder af. Het streven van het pensioenfonds is altijd al geweest dat belanghebbenden zich zoveel mogelijk vertegenwoordigd voelen in het bestuur en de verschillende andere organen van het pensioenfonds.
2.3.2
Maximaal vijf toezichthoudende functies toegestaan
De Wet bestuur en toezicht beperkt het aantal toezichthoudende functies dat een persoon mag vervullen bij pensioenfondsen tot in totaal vijf. Een bestuurslid mag die rol met maximaal twee toezichthoudende functies combineren. De limitering heeft geen gevolgen voor de zittende bestuurder of toezichthouder, behalve bij herbenoeming. Deze wet treedt naar verwachting in werking op 1 juli 2012. Er is een reparatiewet in voorbereiding waarbij heel kleine pensioenfondsen van deze wet worden uitgezonderd. De Pensioenfederatie vindt deze reparatiewet niet ver genoeg gaan en aan het ministerie van SZW is gevraagd te werken aan een specifieke regeling voor pensioenfondsen. Er zijn bij het pensioenfonds geen bestuursleden met meerdere toezichthoudende functies. Op het moment dat er sprake is van herbenoeming of een benoeming van een nieuw bestuurslid zal vooraf gecheckt worden of het (beoogd) bestuurslid aan de wet bestuur en toezicht voldoet. In bijlage 2 van het jaarverslag is een overzicht van nevenfuncties van het huidige bestuur opgenomen.
Jaarverslag 2011
pagina 14 | 88
2.3.3
Transparantiedocument
Het bestuur van het fonds heeft begin 2008 een transparantiedocument vastgesteld. In 2011 zijn hier geen wijzigingen in aangebracht. In het Nederlandse pensioenstelsel staan collectiviteit en solidariteit centraal en de handhaving van deze waarden vraagt om transparantie: het bestuur dient verantwoording af te leggen over zijn doen en laten. Daarbij hoort een goed intern toezicht op het functioneren van het bestuur. Met het transparantiedocument probeert het bestuur alle belanghebbenden op een heldere wijze inzicht te geven in het beleid en de uitvoering daarvan. En ook hoe het bestuur invulling geeft aan begrippen zoals goed fondsbestuur, verantwoording en intern toezicht. Het transparantiedocument is te vinden op de website van het fonds: www.pensioenfondssigaren.nl.
2.3.4
Intern toezicht en verantwoordingsorgaan
Visitatiecommissie In 2007 heeft het bestuur besloten om een visitatiecommissie in te stellen als intern toezichthouder. De taken van deze commissie zijn vastgelegd in een reglement. De commissie bestaat uit drie onafhankelijke, deskundige leden, die minimaal één keer per drie jaar het functioneren van het fonds en zijn bestuur kritisch beziet. De visitatiecommissie beoordeelt in ieder geval de volgende zaken: ·
beleids- en bestuursprocedures, bestuursprocessen en de checks and balances binnen het fonds;
·
de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd;
·
de wijze waarop het bestuur omgaat met risico’s op de langere termijn.
De visitatiecommissie heeft in het voorjaar 2009 een eerste visitatie uitgevoerd. De commissie is samengesteld voor de duur van de visitatie. Het bestuur heeft in 2011 geen visitatieonderzoek laten verrichten. In 2012 staat wel een onderzoek van de visitatiecommissie gepland. Verantwoordingsorgaan Het bestuur heeft in 2007 besloten een apart verantwoordingsorgaan in te stellen. Dit orgaan bestaat uit drie leden: werknemers, werkgevers en gepensioneerden leveren ieder één vertegenwoordiger. De leden zijn met ingang van 1 januari 2008 benoemd. Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur, het door het bestuur uitgevoerde beleid en de beleidskeuzes voor de toekomst. Het verantwoordingsorgaan legt zijn oordeel tenminste één keer per jaar schriftelijk vast. Dit oordeel en de reactie van het bestuur daarop worden gepubliceerd in het jaarverslag. In hoofdstuk 5 zijn het oordeel en verslag van het verantwoordingsorgaan over 2011 opgenomen. Tevens is in dat hoofdstuk de reactie van het bestuur opgenomen.
2.3.5
Naleving van de gedragscode
Het pensioenfonds heeft een gedragscode die wordt nageleefd door de leden van het bestuur. Doel van deze gedragscode is het stellen van regels en richtlijnen teneinde belangenconflicten tussen het pensioenfonds en betrokkenen in privé te voorkomen. Daarnaast regelt de gedragscode hoe moet worden omgegaan met vertrouwelijke informatie van het pensioenfonds. De gedragscode bevordert de transparantie en zorgt ervoor dat alle verbonden personen, ook voor hun eigen bescherming, duidelijk weten wat wel en wat niet is geoorloofd. Elke verbonden persoon verklaart schriftelijk de gedragscode te zullen naleven. De compliance werkzaamheden worden uitgevoerd door Holland Van Gijzen Advocaten en Notarissen LLP. De compliance officer beoordeelt de correcte naleving van de gedragscode door alle betrokkenen jaarlijks een vragenlijst te verstrekken en te rapporteren over de naleving. De rapportages inzake naleving van de gedragscode over 2010 en 2011 zijn in maart 2012 binnen het bestuur besproken. De compliance officer concludeerde dat er geen zaken naar voren zijn gekomen waaruit blijkt dat er in strijd is gehandeld met de gedragscode.
Jaarverslag 2011
pagina 15 | 88
2.3.6
Deskundigheidsbevordering
Het bestuur is zich bewust van de eisen van deskundigheid in de Pensioenwet en de eisen aan de vormgeving die de “Principes voor goed pensioenfondsbestuur” stellen. Het bestuur onderschrijft de aanbevelingen uit het Plan van Aanpak Deskundigheidsbevordering (“PvAD”). Sinds 2001 heeft het bestuur een deskundigheidsplan. Dit plan is in 2011 vernieuwd op basis van het door de Pensioenfederatie in 2011 opgestelde Plan van Aanpak Deskundig en Goed Pensioenfondsbestuur. In het deskundigheidsplan formuleert het fonds op welke wijze het de deskundigheid van het bestuur wil bevorderen en op peil houden. Eind 2009 is een specifieke cursus gevolgd voor de onderdelen waar binnen het bestuur nog onvoldoende kennis over was. Met deze cursus hebben alle bestuursleden en plaatsvervangende bestuursleden deskundigheidsniveau 1 behaald. De bestuursleden die na 2009 zijn aangetreden hebben een cursus gevolgd om ook deskundigheidsniveau 1 te behalen. In 2012 staat voor het gehele bestuur een cursus gepland om deskundigheidsniveau 2 te behalen.
2.4 Communicatie De pensioenfondsen hadden in 2011 alle aandacht van de media. De verslechtering van de financiële positie bij veel fondsen en de berichtgeving over mogelijke ingrepen zoals korting van pensioenen bij een aantal fondsen bracht onrust bij gepensioneerden en deelnemers. Ondanks dat VNPS niet bij die fondsen hoort, is wel extra aandacht aan de communicatie besteed. Wat heeft het fonds aan communicatie gedaan? Het beleid is vastgelegd in een communicatiebeleidsplan. Daarnaast werkt het fonds de jaarlijkse doelen uit in een communicatiejaarplan. Hierin staan welke specifieke communicatieactiviteiten voor de verschillende doelgroepen zijn gepland en op welke trends en ontwikkelingen het fonds dat jaar nader ingaat. Deze activiteiten zijn een aanvulling op de gebruikelijke communicatie met belanghebbenden, zoals het jaarlijkse pensioenoverzicht. In 2011 heeft het pensioenfonds onder meer de volgende acties gerealiseerd: Nieuwsbrief “Uw Pensioen” In februari hebben deelnemers en gepensioneerden van het fonds een nieuwsbrief ontvangen. Hierin is uitgelegd hoe het fonds er financieel voor staat, hoe hoog de pensioenpremie is, wat de excedentregeling inhoudt en dat de pensioenen in 2011 niet verhoogd werden. De werkgevers hebben de nieuwsbrief ter informatie ontvangen. Samen sta je sterk Op 1 maart 2010 startte onder de slogan ‘Jouw Pensioenfonds. Samen sta jij sterk!’ de publiciteitscampagne van de bedrijfstakpensioenfondsen. Er is een site en er zijn advertenties verschenen in kranten en op populaire internetsites. Door het pensioenfonds is ervoor gekozen om gebruik te maken van de banner die vanuit de campagne werd aangeboden. De banner van de campagne is geplaatst op de site van het pensioenfonds, zodat bezoekers gemakkelijk meer informatie kunnen verkrijgen over de campagne. Website van het fonds In 2010 is de website vernieuwd met als een doel een verbetering van de toegankelijkheid voor de deelnemers, gepensioneerden en werkgevers. In 2011 is de website verder uitgebreid en met recente fondsdocumenten zoals het pensioenreglement en zijn nieuwsberichten over de financiële situatie van het fonds en andere actualiteiten geplaatst. Pensioenregister Het Pensioenregister ging op 6 januari 2011 van start. Via de website www.mijnpensioenoverzicht.nl kan elke Nederlander met zijn DigiD een overzicht van zijn pensioen opvragen. Het overzicht bevat alle pensioenen die hij of zij in het verleden heeft opgebouwd. Ook het opgebouwde pensioen bij het pensioenfonds zijn op het Pensioenregister te raadplegen.
Jaarverslag 2011
pagina 16 | 88
2.5 Toezichthouder AFM en DNB Sinds de invoering van de Wet op het financieel toezicht staat het fonds onder toezicht van DNB en van AFM. DNB is belast met het prudentieel toezicht en AFM met het gedragstoezicht. Het prudentieel toezicht richt zich op de financiële soliditeit van financiële ondernemingen en draagt bij aan de stabiliteit van de financiële sector. Het door de AFM uitgeoefende gedragstoezicht richt zich op ordelijke en transparante marktprocessen, zuivere verhoudingen tussen marktpartijen en zorgvuldige behandeling van cliënten van financiële ondernemingen.
2.5.1
Autoriteit Financiële Markten (AFM)
De AFM is als toezichthouder belast met het bevorderen van een zorgvuldige financiële dienstverlening aan consumenten, waaronder het bewaken van de informatie die pensioenfondsen verschaffen ten aanzien van juistheid en begrijpelijkheid. De AFM heeft in 2011 een zogenaamde “self assessment” aan het pensioenfonds verstuurd. Hierin verzocht de AFM informatie te geven over de wijze waarop communicatie aan deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden plaatsvindt. De gemiddelde score van alle pensioenfondsen was 88%. Dit pensioenfonds heeft een score behaald van 89%. De conclusie die de AFM hieraan verbond is dat er voor het pensioenfonds nog ruimte is voor het doorvoeren van verbeteringen, maar dat de informatieverstrekking op hoofdlijnen toereikend is. De aanbevelingen van AFM zijn besproken door het bestuur en meegenomen in de uitingen van het pensioenfonds. Vooruitlopend op evaluatie al aanpassingen in praktijk communicatie In 2011 is de doeltreffendheid van de informatiebepalingen in de pensioenwetgeving onderzocht. Hieruit blijkt dat pensioenuitvoerders de informatiebepalingen over het algemeen goed naleven. Uit het onderzoek kwam wel naar voren dat de bepalingen te gedetailleerd zijn. Ook is het verplichte taalgebruik te lastig en de verplichte hoeveelheid informatie is te omvangrijk. Het toeslagenlabel bijvoorbeeld is bedoeld om deelnemers snel inzicht te geven in de mate waarin het fonds hun pensioen naar verwachting kan verhogen. Een zeer grote meerderheid van de pensioenfondsen vindt het toeslagenlabel onduidelijk. Het label is onbegrijpelijk voor deelnemers en zorgt voor schijnzekerheid. Ook de toezichthouder, de Autoriteit Financiële Markten (AFM), liet zich negatief over het label uit. Begin 2011 gaf minister Kamp daarom al aan dat pensioenfondsen zelf de afweging mogen maken of het toeslagenlabel bruikbare informatie biedt of eerder tot verwarring leidt. De AFM zal niet handhavend optreden als een pensioenfonds het toeslagenlabel niet opneemt. Het pensioenfonds heeft er voor gekozen om vanaf 2012 het toeslagenlabel weg te laten in de communicatie, waarbij – waar van toepassing – wel een alternatieve tekst over de toeslagverlening is opgenomen. Pensioenfondsen moeten bij het informeren over de toeslagverlening ook een zogenaamde voorwaardelijkheidsverklaring gebruiken. De teksten daarvoor zijn voorgeschreven. Minister Kamp heeft per 1 april 2011 de regels gewijzigd. Het fonds hoeft afwijkingen van de voorgeschreven teksten in persoonlijke uitingen niet meer vooraf aan de AFM voor te leggen. Afwijkingen van de voorgeschreven teksten in reglementen zijn echter niet meer toegestaan. Het fonds heeft gebruik gemaakt van de mogelijkheid om af te wijken van de standaardteksten om de teksten begrijpelijker te maken. Naar aanleiding van het evaluatieonderzoek worden de informatiebepalingen in de wet aangepast. Het is de bedoeling dat de aangepaste informatiebepalingen tegelijk in werking treden met de wijzigingen in de pensioenwetgeving die uit het Pensioenakkoord voortvloeien. Kosten pensioenfondsen verdienen meer aandacht In 2011 is door de AFM het onderzoek ‘Kosten pensioenfondsen verdienen meer aandacht’ gepubliceerd. Dit betreft een verkennend onderzoek naar de hoogte van administratie- en beleggingskosten van pensioenregelingen bij pensioenfondsen in Nederland. De belangrijkste bevindingen luiden: ·
Kosten hebben een grote invloed op het ouderdomspensioen.
·
De kosten van pensioenfondsen van gelijke omvang verschillen sterk, zeker de administratiekosten.
Jaarverslag 2011
pagina 17 | 88
·
Vooral kleine tot middelgrote pensioenfondsen kunnen nog kosten besparen door schaalvoordelen te benutten en regelingen tegelijk te vereenvoudigen.
·
Veel pensioenfondsen rapporteren niet alle kosten.
Naar voren komt dat het rapport zich vooral richt op het hebben van zicht op de daadwerkelijke beleggingskosten. In de paragrafen 3.4 en 3.7.3 worden de kosten voor vermogensbeheer en pensioenuitvoering gespecificeerd.
2.5.2
De Nederlandsche Bank (DNB)
De Nederlandsche Bank heeft in 2011 geen onderzoek gedaan bij het fonds. Er zijn geen dwangsommen of boetes opgelegd aan het fonds. Ook heeft DNB geen aanwijzingen gegeven, geen bewindvoerder aangesteld of bevoegdheidsuitoefening van organen van het fonds gebonden aan toestemming. Financieel crisisplan Tijdens een bijeenkomst voor bestuurders van pensioenfondsen op 21 september 2011 introduceerde De Nederlandsche Bank een financieel crisisplan. Naar de mening van DNB waren veel pensioenfondsen tijdens de kredietcrisis namelijk onvoldoende voorbereid op een scenario waarin de dekkingsgraad snel verslechtert. Alle pensioenfondsen moeten als onderdeel van de actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn) een financieel crisisplan opstellen. Een nieuwe beleidsregel stelt de deadline daarvoor op 1 mei 2012. Het bestuur is hiermee begin 2012 aan de slag gegaan. Op 13 februari 2012 werd een themasessie met de voorzitters gehouden over het crisisplan, waarna het financieel crisisplan op 1 maart 2012 door het bestuur werd besproken en goedgekeurd en aan de ABTN is toegevoegd. Op 5 april 2012 heeft de deelnemersraad een positief advies uitgebracht aan het bestuur. Op 12 april 2012 is de ABTN inclusief het crisisplan aan DNB toegezonden.
Jaarverslag 2011
pagina 18 | 88
3 Financieel beleid 3.1 Inleiding Zoals in paragraaf 1.2.2 reeds werd beschreven stelt het fonds zich ten doel pensioenen te verlenen aan deelnemers, gewezen deelnemers en hun nabestaanden, met inachtneming van de statuten en reglementen. Het is dus belangrijk dat het pensioenfonds voldoende geld ontvangt, zodat er altijd genoeg middelen zijn om (toekomstige) uitkeringen te kunnen betalen. Het bestuur gebruikt hiervoor de volgende beleidsinstrumenten: ¨
Premiebeleid,
¨
toeslagenbeleid,
¨
beleggingsbeleid en
¨
de pensioenregeling.
In dit hoofdstuk komen de eerste drie instrumenten aan de orde. Na het premie- en toeslagenbeleid geeft het bestuur inzicht in het vermogen en de voorzieningen. Na de actuariële analyse volgt een uitleg over het beleggingsbeleid. De pensioenregeling komt aan bod in hoofdstuk 4.
3.2 Premiebeleid De financiering van de pensioenregeling geschiedt door betaling van een premie zoals omschreven in het uitvoeringsreglement tussen het fonds en de werkgevers. De verschuldigde premie is bepaald in overleg tussen de sociale partners en is door het bestuur – gehoord de actuaris van het fonds – getoetst op adequaatheid. De jaarlijks verschuldigde premie, uitgedrukt als een percentage van de pensioengrondslagsom, dient door de werkgevers betaald te worden. De werkgever kan de helft van de verschuldigde premie inhouden op het loon van de deelnemer. Een wijziging van de verschuldigde premie wordt, evenals een wijziging in de premiekorting, doorgevoerd met ingang van 1 januari. Er geldt geen bijstortingsverplichting voor de werkgevers. De jaarlijks verschuldigde premie vastgesteld op: 2011: 16,0%; 2012: 16,5%; 2013: 17,0%; 2014: 17,5%; 2015: 18,0%. Eind 2011 raakte het fonds in reservetekort waardoor het toekennen van een premiekorting niet meer mogelijk zou zijn. Het bestuur is daarop in overleg gegaan met CAO-partijen en heeft de afspraak gemaakt dat indien er een reservetekort zou zijn op 31 december de premie zou stijgen naar 18%. Aangezien er van een reservetekort geen sprake was op 31 december is de premie voor 2012 in januari 2012 definitief vastgesteld op 16,5%.
3.3 Toeslagenbeleid Het toeslagbeleid van het pensioenfonds komt overeen met variant B uit de toeslagenmatrix. Dit betekent dat er geen doelgericht toeslagenbeleid is, en dat het bestuur jaarlijks besluit of een toeslag kan worden verleend, rekening houdend met de financiële positie van het fonds. Er is geen ambitie om jaarlijks toeslagen te geven op pensioenrechten en pensioenaanspraken en er is geen maatstaf waaraan de toeslagen gekoppeld zijn. Voor de financiering van de toeslagen wordt geen premie betaald en er wordt geen reserve aangehouden om in de toekomst toeslagen te kunnen toekennen.
Jaarverslag 2011
pagina 19 | 88
Bij de feitelijke toekenning van toeslagen kijkt het bestuur naast de financiële positie van het fonds ook naar de verwachte toekomstige ontwikkelingen in deze financiële positie en de risico’s die daarmee gepaard gaan. Het bestuur van het fonds is bevoegd om bij de toekenning van toeslagen onderscheid te maken tussen verschillende soorten pensioenaanspraken en pensioenrechten, voor zover dat onderscheid wettelijk is toegestaan. Eventuele toeslagverlening vindt altijd plaats per 1 januari van enig jaar en wordt verleend op de pensioenaanspraken en pensioenrechten per 31 december van het voorlaatste kalenderjaar, met inbegrip van eerder verleende toeslagen. Als het fonds een toeslag heeft verleend, maakt de toeslag deel uit van de pensioenaanspraak of het pensioenrecht. In alle persoonlijke uitingen richting deelnemers, slapers en gepensioneerden wordt het toeslagenbeleid toegelicht. Het bestuur behoudt zich het recht voor om het toeslagenbeleid aan te passen. Toekomstige wijzigingen zijn verbindend voor alle (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en andere aanspraakgerechtigden. Per 1 januari 2011 zijn de pensioenen niet verhoogd. In 2011 heeft het bestuur besloten om ook per 1 januari 2012 de pensioenen niet te verhogen.
3.4 Kosten uitvoering pensioenbeheer Het bestuur maakt voor de uitvoering van de regeling diverse kosten. De kosten van pensioenbeheer bedragen voor 2011: € 785.000. Omgerekend is dit € 333,62 per deelnemer en gepensioneerde. In paragraaf 7.6.12 van de jaarrekening worden deze kosten nader gespecificeerd. De uitvoeringskosten kunnen aan de volgende betrokkenen worden toegerekend: Kosten deelnemer en gepensioneerde
€ 320.000
Werkgeverskosten
€ 3.000
Kosten bestuur en financieel beheer
€ 462.000
Hieronder volgt een korte toelichting bij deze kosten. Kosten deelnemer en gepensioneerde De kosten van de deelnemers en gepensioneerden hebben betrekking op alle werkzaamheden die in de pensioenadministratie moeten worden verricht om de aanspraken juist te administreren en de deelnemer volledig te informeren. Denk hierbij aan de pensioentoekenningen, betalen uitkeringen, verwerken waardeoverdrachten, afkoop, helpdesk, communicatie met deelnemers/gepensioneerden. Werkgeverskosten De werkgeverskosten hebben betrekking op de activiteiten die voortvloeien uit de contacten met de werkgever. Het gaat om kosten voor de aanlevering en verwerking van de werknemergegevens, de aanmaak van premienota’s en de premie-incasso, helpdesk werkgever, communicatie met werkgever. Hierbij horen ook de kosten voor het aansluiten van nieuwe werkgevers. Kosten bestuur en financieel beheer De kosten van bestuur en financieel beheer hebben betrekking op kosten verbonden aan het besturen van het fonds, het secretariaat van het bestuur, de toezichthouders en de adviseurs. Deze kosten kunnen als volgt worden gespecificeerd: Bestuursondersteuning en secretariaat
€ 257.000
Advieskosten
€ 114.000
Kosten bestuursorganen
€ 45.000
Accountantskosten
€ 36.000
Overig (lidmaatschappen, toezichthouder, etc.)
€ 10.000
Jaarverslag 2011
pagina 20 | 88
3.5 Pensioenvermogen en voorzieningen 3.5.1
Samenvatting van de financiële positie van het fonds en ontwikkelingen gedurende het jaar
Bedragen x 1.000 euro
Stand per 1 januari
Pensioen-
Technische
Dekkingsgraad
vermogen
voorzieningen
%
EUR
EUR
144.308
116.882
14.927
1.435
2.156
2.454
-3.557
-3.489
Wijziging marktrente
-
16.994
Wijziging actuariële uitgangspunten
-
-
-682
-1.622
157.152
132.654
Beleggingsresultaten Premiebijdragen Uitkeringen
Overige
Stand per 31 december
123,5
118,5
In deze samenvatting zijn het vermogen en de voorziening van de vrijwillige PlusPensioenregeling alsmede derivaten met een negatieve waarde niet meegenomen. Dekkingsgraad De dekkingsgraad wordt bepaald door de som van de technische voorzieningen, het stichtingskapitaal en de reserves te delen door de technische voorzieningen. Het bestuur stelt vast dat de actuele dekkingsgraad boven het conform de voorschriften in de ABTN vastgelegde vereist vermogen van 114,3% ligt en dat dus geen maatregelen uit hoofde van een dekkings- of reservetekort noodzakelijk zijn. De dekkingsgraad ultimo jaar (op basis van de jaarrekening) heeft zich de afgelopen jaren als volgt ontwikkeld:
Dekkingsgraad ultimo
2011
2010
2009
2008
2007
118,5%
123,5%
123,4%
115,5%
165,2%
Hierbij is het vermogen en de voorziening van de PlusPensioenregeling niet meegenomen.
Jaarverslag 2011
pagina 21 | 88
3.6 Actuariële analyse 3.6.1
Analyse resultaat
Het saldo van baten en lasten over de afgelopen jaren kan als volgt worden geanalyseerd: Bedragen x 1.000 euro
2011
2010
2009
2008
2007
EUR
EUR
EUR
EUR
EUR
Premieresultaat
-787
-1.060
-1.377
-874
-648
Interestresultaat
-3.502
5.023
17.011
-31.906
4.088
Overig resultaat
1.363
-1.241
-6.626
-3.203
-2.651
-2.926
2.722
9.008
-35.983
789
Saldo van baten en lasten
Jaarverslag 2011
pagina 22 | 88
3.6.2
Actuariële analyse
De actuariële analyse van het saldo van baten en lasten kan als volgt worden weergegeven: 2011
2010
EUR
EUR
Premieresultaat Premiebijdragen
2.300
1.808
-148
-135
-2.256
-1.990
Onttrekking PlusPensioenregeling tbv kosten
19
17
Onttrekking uit technische voorziening voor pensioenuitvoeringskosten
83
67
-785
-827
-787
-1.060
Beleggingsresultaten
14.927
16.410
Rentetoevoeging technische voorzieningen
-1.435
-2.628
-16.994
-10.055
-3.502
5.023
65
31
1.650
-410
-44
45
-
-
-476
-779
Overige baten
169
10
Overige lasten
-1
-138
1.363
-1.241
-2.926
2.722
Bijdragen PlusPensioenregeling Pensioenopbouw
Pensioenuitvoeringskosten
Interestresultaat
Wijziging marktrente
Overig resultaat Resultaat op waardeoverdrachten (saldo overdacht van rechten) Resultaat op kanssystemen (overige wijzigingen) Resultaat op uitkeringen Indexering en overige toeslagen Wijziging overige actuariële uitgangspunten
Totaal saldo van baten en lasten
3.6.3
Uitkomsten van de solvabiliteitstoets
De vermogenspositie van het fonds kan worden gekarakteriseerd als een toereikende solvabiliteit. Voor de berekening van het vereiste eigen vermogen wordt gebruik gemaakt van het standaardmodel van DNB.
Jaarverslag 2011
pagina 23 | 88
3.6.4
Oordeel van de waarmerkend actuaris over de financiële positie
De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum ten minste gelijk aan het wettelijk vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een toereikende solvabiliteit. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De vermogenspositie van Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven is naar mijn mening voldoende. Daarbij is in aanmerking genomen dat de mogelijkheden tot het realiseren van de toeslagen beperkt zijn. Hierbij hebben wij in aanmerking genomen dat er sprake is van een intentie tot toeslagverlening die niet gekoppeld is aan een maatstaf en dat de gerealiseerde toeslagen de afgelopen jaren beperkt zijn.
3.7 Beleggingsbeleid 3.7.1
Terugblik economie en financiële markten
Het jaar 2010 was al een turbulent jaar voor beleggers in Europese staatsobligaties, in 2011 was een verdere escalatie van de crisis waarneembaar. Op meerdere momenten werd zelfs betwijfeld of de eurozone zou blijven bestaan. Er vonden diverse topontmoetingen van de Europese regeringsleiders plaats, maar iedere keer bleek dat de genomen besluiten niet tot een definitieve oplossing van de problemen leidden. Griekenland was net als in 2010 ook in 2011 één van de bronnen van de problemen. Door het traag doorvoeren van overeengekomen of opgelegde bezuinigingen en privatiseringen en het feit dat de economie in een diepe recessie belandde, werd bij de sanering van de Griekse overheidsfinanciën weinig concreet resultaat geboekt. De ECB werd gedwongen de grenzen van haar mandaat af te tasten. Zo ging de ECB over tot het opkopen van perifere staatsleningen tot een bedrag van circa € 212 miljard en verschafte daarmee ongekende liquiditeitssteun aan het Europese bankwezen. Om de problemen het hoofd te bieden werden in diverse landen bezuinigingen aangekondigd en in een snel tempo door het parlementaire proces geloodst. Hierbij was veelal ook sprake van drastische ingrepen in de pensioenstelsels. Dit alles vond plaats tegen de achtergrond van een conjunctuur die in de loop van de tweede helft van het jaar in een snel tempo afkoelde. Dit leidde vooral in Zuid Europese landen, maar ook in de VS, tot een hoge werkloosheid. De grote onzekerheid over de economie, de euro en financiële markten leidde er toe dat beleggers hun toevlucht namen tot de minst risicovolle beleggingen. Vooral Duitse staatsleningen fungeerden als "vluchthaven", waardoor de Duitse rente tot zeer lage niveaus daalde. De Nederlandse rente volgde, als gebruikelijk, op korte afstand.
3.7.2
Gevoerd beleid
In het jaarverslag 2010 hebben we het afbouwen van schulden bij banken en overheden genoemd als hét grote thema voor 2011. Dit had inderdaad een negatief effect op de economische groei. Ook de inflatie bleef laag en de korte rentes bleven laag. We hadden verwacht dat de lange rente voorzichtig iets zou stijgen, maar de lange rente bleek nog verder te dalen. Gedurende 2011 werd het verloop van de dekkingsgraden van pensioenfondsen opnieuw in belangrijke mate beïnvloed door de ontwikkelingen in de lange rente en op de financiële markten. De dekkingsgraad van het Pensioenfonds is gedurende het jaar met ruim 8% afgenomen. De strategische rentehedge, waarmee 90% van het renterisico is afgedekt, heeft echter een dempende werking op de daling van de dekkingsgraad gehad.
Jaarverslag 2011
pagina 24 | 88
Gedurende 2011 is het beleggingsbeleid op hoofdlijnen onveranderd gebleven. De belangrijkste vermogenscategorieën bleven aandelen, vastrentende waarden en vastgoed.
Jaarverslag 2011
pagina 25 | 88
Portefeuillewaarde De waarde van de portefeuille en de verdeling van het vermogen over de verschillende beleggingscategorieën aan het einde van het jaar ten opzichte van de situatie aan het begin van het jaar wordt weergegeven in onderstaande tabel: 2011
Bedragen x € 1.000.000
2010
Bedrag
Percentage
Normportefeuille
Bedrag
Percentage
Normportefeuille
Aandelen
48,5
42,4%
38,15%
57,4
50,7%
34,0%
Vastrentende waarden
41,3
36,2%
44,0%
33,1
29,2%
46,0%
2,7
2,4%
2,0%
2,7
2,4%
7,0%
17,8
15,6%
14,85%
18,1
16,0%
13,0%
3,9
3,4%
1,0%
1,9
1,7%
0,0%
114,2
100%
100%
113,2
100%
100%
Alternatieve beleggingen Vastgoed Liquide middelen Totaal Waarde portefeuilles ter
43,8
31,8
158,0
145,0
afdekking rente- en valutarisico’s Totaal inclusief portefeuilles ter afdekking valutarisico Rendementen Onderstaande tabel geeft de performance weer uitgesplitst naar de verschillende categorieën waarin voor het pensioenfonds wordt belegd.
Aandelen Vastrentende waarden (excl. LOF) Alternatieve beleggingen Vastgoed Liquide middelen
2011
2011
Portefeuille
Benchmark
-4,9%
-4,5%
4,2%
3,8%
-0,0%
2,1%
1,2%
3,8%
1,7%
0,9%
Totaal
-1,3%
-0,4%
Inclusief rente- en valutahedge
11,0%
Aansluiting met de jaarrekening In bovenstaande tabel wordt een voor vermogensbeheer gebruikelijke rubricering gehanteerd die echter afwijkt van die in de jaarrekening. De aansluiting is als volgt: -
de post Alternatieve beleggingen bestaat uit de beleggingen in Grondstoffen. In de jaarrekening worden deze gerubriceerd onder Overige beleggingen.
-
de post Liquide middelen bestaat uit banksaldi en beleggingen in een geldmarktfonds, deze laatste is in de jaarrekening terug te vinden onder Overige beleggingen.
-
de post Vastrentende Waarden bestaat naast de positie in obligaties tevens uit het Liability Overlay Fund (LOF), die ten behoeve van de rentehedge wordt aangehouden. In de jaarrekening wordt deze gerubriceerd onder derivaten en overige schulden.
Dynamische Asset Allocatie (DAA) De beleggingsportefeuille omvatte aan het begin van het jaar een beperkte overweging op aandelen ten koste van vastrentende waarden. Door de aanhoudende problemen in de financiële sector en de doorgaande afbouw van posities gefinancierd met geleend geld (‘deleveraging’) werd in juni besloten de overweging in aandelen terug te draaien en een neutrale positie in te nemen. Ondanks de relatief hoge verwachte 5-jaarsrendementen op aandelen, zijn gedurende het derde en vierde kwartaal geen
Jaarverslag 2011
pagina 26 | 88
actieve posities ingenomen. De reden hiervoor was het verhoogde risico door de schuldencrisis evenals de economische neergang. Per saldo heeft dit DAA beleid een licht positieve bijdrage geleverd aan het totaalresultaat. Vastrentende waarden Binnen de beleggingsportefeuille was sprake van grote spreiding in de rendementen. De portefeuille staatsobligaties en betere bedrijfsobligaties profiteerde van de dalende rente en nam daardoor in waarde toe. Binnen de portefeuille staatsobligaties waren forse bewegingen te zien met extreem grote variaties in de spreads (de risico opslag) tussen diverse landen. Het "hoogtepunt" was veranderingen van de spread tussen Italië en Duitsland van 1% op één dag. Het belang in Portugese en Ierse staatsleningen werd in april en mei 2011 geheel afgebouwd. Portugal is medio 2011 ook uit de benchmark verdwenen. Gedurende het gehele jaar is er een onderweging in Spaanse en Italiaanse staatsleningen aangehouden. Deze positionering heeft verdere verliezen vermeden. De markt voor betere bedrijfsobligaties werd gekenmerkt door een grote mate van illiquiditeit, volatiliteit en onzekerheid. De alsmaar toenemende bezorgdheid over de financierbaarheid van de overheidstekorten van de verschillende Eurolanden had een ongunstig effect op de door beleggers gestelde rendementseisen. Daardoor daalden in het bijzonder de koersen van obligaties in de financiële sectoren. De portefeuille sloot het jaar af met een resultaat dat nagenoeg in lijn was met de benchmark. De totale vastrentende waarden portefeuille is uitgekomen op een rendement van 4,2% versus een benchmarkrendement van 3,8%. Aandelen Na twee hersteljaren was 2011 een jaar met twee gezichten, waarbij de balans uiteindelijk negatief doorsloeg. Onder invloed van de staatsschuldcrisis in Europa daalden de aandelenmarkten in deze regio in 2011 sterk (-9,9%). De Aziatische en opkomende markten daalden nog sterker (-17,0% respectievelijk -12,8% in lokale valuta) op basis van negatieve verwachtingen over de wereldwijde economische groei. De Amerikaanse beurs deed het nog het best en steeg in dollars met 1,8%. Omdat de dollar ten opzichte van de euro in waarde steeg, resulteerde dit in een positief resultaat voor Europese beleggers. Het jaar begon behoorlijk goed waarbij de cyclische sectoren, zoals industrie en materialen, het voortouw namen. Het tweede kwartaal verliep vrij vlak, terwijl de onzekerheid over de Euro en de tekenen van economische verzwakking in het derde kwartaal uiteindelijk resulteerden in forse koersdalingen. Het vierde kwartaal bracht weer herstel. Uiteindelijk waren het de cyclische sectoren en financiële waarden die over 2011 het meeste terrein verloren, terwijl aandelen met een lager risicoprofiel (bijvoorbeeld consumentengoederen) zich het beste staande wisten te houden. Ook de aandelenportefeuille van het fonds kende bovengenoemde grote spreiding van rendementen. In de Verenigde Staten werd een beter rendement dan de benchmark behaald, maar in Europa bleef de portefeuille achter. De portefeuilles zijn opgebouwd uit waarde, groei, kwaliteit, herstructurering en momentum aandelen. Van deze vijf typen aandelen presteerden in Europa alleen kwaliteitsaandelen beter dan de markt, terwijl de andere vier typen het slechter deden. De totale aandelen portefeuille liet over 2011 per saldo een negatief rendement zien van -4,9% versus een benchmark rendement van -4,5%. Alternatieve beleggingen De portefeuille alternatieve beleggingen bestond in 2011 uit een positie in grondstoffen (commodities). Grondstoffen De markt voor grondstoffen (bestaande uit olie, goud, metalen etc.) liet een positief rendement zien over geheel 2011. In het begin van het jaar had de onrust in diverse Arabische landen een belangrijke invloed op de olieprijs. Het prijsopdrijvende effect van deze onrust werd later in het jaar meer dan tenietgedaan door het feit dat de wereldwijde economische groei werd vertraagd door de Europese schuldencrisis. In het laatste kwartaal raakte de schuldencrisis iets op de achtergrond en namen grondstoffenprijzen weer toe. De grondstoffen portefeuille bleef over geheel 2011 per saldo gelijk (in Euro’s), wat resulteerde in een underperformance van -2,2% t.o.v. de benchmark. Jaarverslag 2011
pagina 27 | 88
Vastgoed De Nederlandse vastgoedmarkt werd in 2011 sterk beïnvloed door de onzekere economische situatie. Per sector: ·
Woningen: in een onzeker economisch klimaat nemen mensen minder snel grote beslissingen. Daarnaast is het waarschijnlijk dat de hypotheekrente aftrek in de huidige vorm niet op lange termijn zal blijven bestaan. Dit geeft extra onzekerheid. Prijzen en transactievolume daalden daardoor. In de huurmarkt bleef de bezettingsgraad hoog.
·
Winkels: op A-locaties laten winkels nog steeds een goede bezettingsgraad en stijging in waarde zien. Op B en C-locaties neemt de leegstand toe en is er sprake van waardedalingen
·
Kantoren: de structurele overcapaciteit zorgt voor aanhoudende druk op de kantorenmarkt. Signalen in de markt laten zien dat het voor sommige partijen goedkoper is om een nieuw kantoor te bouwen dan het huidige huurcontract te verlengen. Dit geeft aan dat er een grote kans is op nog meer afwaardering in de kantorenmarkt.
Huren bleven over het algemeen stabiel of stegen iets. Dankzij de huurinkomsten werd in 2011 toch nog een positief rendement gehaald in 2011. De portefeuille presteerde met 1,2% slechter dan de ROZ/IPD benchmark markt (3,8%). Hedgeportefeuille Beleggingen en pensioenverplichtingen zijn niet in dezelfde mate gevoelig voor rentebewegingen. Daardoor kan de dekkingsgraad sterk meebewegen met rentebewegingen en loopt het fonds een groter risico met betrekking tot de dekkingsgraad. Dit renterisico kan worden verkleind door de rentegevoeligheid van de beleggingen meer in overeenstemming te brengen met de looptijd van de verplichtingen. Het fonds voert dit beleid uit door middel van een participatie in het Liability Overlay Fonds (LOF). Het fonds heeft gekozen voor een afdekkingstrategie waarbij 90% van de VPV (het verschil in rentegevoeligheid van de voorziening) wordt afgedekt. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de vastrentende waarden beleggingen. Over geheel 2011 is de kapitaalmarktrente gedaald, zo daalde de 10-jaars swaprente van 3,3% naar een dieptepunt van 2,4%. De waarde van de verplichtingen is daardoor toegenomen met een negatief effect op de dekkingsgraad. Door de gedaalde rente is echter ook de waarde van de LOF participatie toegenomen wat resulteerde in een positief effect op het rendement van ruim 57%. Aangezien het fonds het renterisico niet helemaal volledig afdekt, resulteerde per saldo een klein negatief effect op de dekkingsgraad. Corporate governance en verantwoord beleggen De aandelenbeleggingen van het fonds vinden grotendeels plaats via aandelenbeleggingsfondsen die door Syntrus Achmea Vermogensbeheer worden beheerd. Deze voeren een maatschappelijk verantwoord beleggingsbeleid. Als uitgangspunt hanteren deze pools de principes van de Global Compact van de Verenigde Naties. Deze tien principes zijn gerelateerd aan de mensenrechten, arbeidsnormen, milieu en anticorruptie. Zij vinden hun oorsprong in internationaal breed geaccepteerde verdragen zoals de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens en de conventies van de International Labour Organisation. Het beleid bestaat uit: ·
uitsluiten van controversiële wapens. Het gaat hier om bedrijven die kernwapens, biologische wapens, chemische wapens, anti persoonsmijnen of clusterbommen produceren.
·
engagement en aangaan van dialoog met ondernemingen. Het doel van engagement is om ondernemingen waarin het fonds is belegd aan te sporen tot beter gedrag en om aandeelhouderswaarde te creëren. Aan de hand van thema’s gaat het fonds de dialoog aan met ondernemingen. In 2010 stonden twee nieuwe thema’s centraal, ‘Global Compact milieuschendingen’ en ‘Medewerkertevredenheid en gezondheid’.
·
corporate governance en stemmen op aandeelhoudersvergaderingen. Syntrus Achmea Vermogensbeheer stemde voor de beleggingspools in 2010 op 892 vergaderingen. In totaal passeerden 11.358 agendapunten de revue. In 2010 werd in ongeveer 10% van alle agendapunten tegen het management gestemd.
Jaarverslag 2011
pagina 28 | 88
Vooruitzichten De financieel-economische vooruitzichten blijven buitengewoon onzeker. De hoge volatiliteit op financiële markten getuigt hiervan. Europa werkt met vallen en opstaan aan een oplossing van de schuldencrisis. Het probleem is dat dit via een uiterst moeizaam proces tot stand komt en dat de afloop met aanzienlijke onzekerheden omgeven blijft. Dit heeft geleid tot een brede vertrouwenscrisis. Aan de Europese conjunctuur is hierdoor grote schade toegebracht. Het realiseren van een keer ten goede is een grote uitdaging en zal eerder een kwestie zijn van 1-3 jaar dan van enkele kwartalen. Vooralsnog ontwikkelt de Amerikaanse economie zich conform onze verwachtingen. Wel bestaat er grote onzekerheid over de vraag of de politiek in dat land in staat is de overheidsfinanciën weer onder controle te krijgen. De snelgroeiende economieën in Azië vertragen momenteel wat, maar zijn naar onze taxatie in staat een zeer scherpe terugval of harde landing af te wenden
3.7.3
Kosten uitvoering vermogensbeheer
In april 2011 bracht de Autoriteit Financiële Markten (AFM) het rapport “Kosten pensioenfondsen verdienen meer aandacht” uit. Hierin wordt gepleit voor een helder en transparant inzicht in de kosten die pensioenfondsen maken. In deze rapportage is onder andere aandacht voor kosten op het gebied van vermogensbeheer. De Pensioenfederatie heeft dit concreet gemaakt in november 2011 in de vorm van ‘aanbevelingen over het afleggen van verantwoording over de kosten’. In dit jaarverslag over 2011 zijn deze aanbevelingen gevolgd. Totale kosten De totale kosten over 2011 bedragen € 795.072. Uitgedrukt in een percentage van het gemiddeld belegd vermogen zijn de kosten 0,52%. Hiervan zijn de geschatte transactiekosten 0,09% van het gemiddeld belegd vermogen. De kosten van de uitvoering van het vermogensbeheer zijn te onderscheiden naar de volgende kostencomponenten (x €1000): 2011
2010
653,1
572,0
2,4
13,0
Transactiekosten
139,5
100,0
Totaal
795,0
685,0
Beheerkosten Kosten bewaarloon
Beheerkosten De beheerkosten bestaan onder andere uit de gemaakte kosten van: ·
Het bestuur gerelateerd aan het monitoren van de beleggingen,
·
Het fiduciair beheer, het portefeuillebeheer en de prestatieafhankelijke vergoeding;
·
De externe beleggingsadviseur.
Kosten bewaarloon De kosten van bewaarloon betreffen de kosten van het in bewaargeving van effecten bij de custodian en de kosten voor het aanhouden van bankrekeningen. Transactiekosten De transactiekosten zijn de kosten die gemaakt worden om de effectentransactie tot stand te brengen en uit te voeren. Deze kosten zijn veelal op basis van een schatting tot stand gekomen, omdat er bijvoorbeeld bij transacties in de categorie vastrentende waarden niet separaat kosten in rekening worden gebracht, maar deze uiten zich in het verschil tussen de bied- en laat-spread. Daarnaast is het bij participatie in beleggingsfondsen niet exact te bepalen welke kosten er zijn gemaakt, daarvoor is er een schatting gemaakt van de ‘turn-over’ in de portefeuille en op basis van gemiddelde transactie kosten in de markt zijn de kosten bij benadering bepaald.
Jaarverslag 2011
pagina 29 | 88
In onderstaande tabel zijn de kosten die gemaakt zijn uitgesplitst opgenomen. (x €1000) Kostencomponent
Algemeen *)
Vastgoed
Aandelen
Vastrentende
Derivaten
waarden - Beheerkosten - Kosten bewaarloon
192,8
88,1
191,2
5,1
27,8
74,6
37,1
203,7
265,8
42,2
2,4
- Transactiekosten Totaal
175,9
195,2
88,1
De gearceerde velden zijn niet van toepassing en/of de kosten zijn daarvan zijn niet (uitgesplitst) beschikbaar *) De in deze kolom genoemde kosten zijn niet te splitsen naar de verschillende vermogensbeheercategorieën De kosten in voorgaande tabel omvatten naast de kosten, zoals gerapporteerd in de jaarrekening dus ook een uitsplitsing ‘onzichtbare kosten’ voor beheer van onderliggende beleggingsfondsen, waarvan kosten zijn verwerkt in het beleggingsrendement en de schatting van kosten van de individuele transacties. In de jaarrekening worden alleen (directe) kosten getoond die het fonds op factuurbasis betaalt aan de tegenpartijen, waardoor deze cijfers niet aansluiten. Het doel van deze tabel is om extra inzicht te verschaffen in lijn met het rapport van de AFM en de Pensioenfederatie.
3.7.4
Z-score
Op 24 april 1998 is de ‘Vrijstellingsregeling Wet Bedrijfspensioenfondsen’ officieel in werking getreden. Deze regeling is uitgevaardigd door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en heeft als belangrijkste doel ondernemingen vrijstelling te verlenen van de verplichtstelling van deelname aan een bedrijfstakpensioenfonds indien de beleggingsperformance van het fonds ontoereikend is. Op basis van artikel 5 lid 1a Vrijstellingsregeling moet vrijstelling worden verleend als uit de performancetoets blijkt dat het feitelijk behaalde beleggingsrendement van het bedrijfspensioenfonds in negatieve zin afwijkt van het rendement van de door het fonds vastgestelde normportefeuille. Volgens de vrijstellingsregeling zal de performancetoets worden toegepast over de periode 2006 tot en met 2011 Indien de uitkomst van de performancetoets lager valt dan 0, kan een deelnemer vanaf 1 januari 2010 een verzoek indienen tot vrijstelling van deelname. Over 2011 is een Z-score behaald 0,01% De performancetoets over de periode januari 2006 tot en met december 2011 bedraagt 1,20. Daarmee blijft de performancetoets ruimschoots boven het vereiste minimum.
3.8 Risicoparagraaf Het Financieel Toetsingskader (“FTK”) voor pensioenfondsen is een onderdeel van de Pensioenwet. De regelgeving van het FTK werkt de economische risico´s voor pensioenfondsen verbonden aan onder meer aandelen, valuta’s en rente uit. Het vertaalt deze naar vereiste reserveposities en dekkingsgraden. Hiermee worden pensioenfondsen gedwongen te overwegen welk totaal risiconiveau ze kunnen of willen accepteren. Het pensioenfonds zet, binnen de kaders van het geformuleerde risicobeleid, in op maximalisatie van het rendement op het vermogen. Renterisico Renterisico is het risico dat een rentebeweging de financiële situatie van het pensioenfonds negatief beïnvloedt. Dit risico bestaat doordat beleggingen en verplichtingen niet in dezelfde mate gevoelig zijn voor rentebewegingen. Het renterisico neemt af naarmate de looptijd van de beleggingen meer overeenkomt met de looptijd van de verplichtingen. Het pensioenfonds dekt 90% van het renterisico over de pensioenverplichtingen af. Gezien de grote volatiliteit op de financiele markten heeft het bestuur in 2011 besloten om een verdere afbouw van de afdekking tijdelijk stil te zetten. Dit met als doel om het neerwaarts risico als gevolg van een rentedaling niet te vergroten. Het verkleinen van het renterisico leidt tot een lagere vereiste dekkingsgraad voor het fonds, dan het geval zou zijn geweest zonder beperking van het renterisico.
Jaarverslag 2011
pagina 30 | 88
Inflatierisico Inflatierisico is het risico dat inflatie de waarde van de beleggingen aantast in termen van koopkracht. Het inflatierisico kan worden verkleind door meer inflatiegevoelige beleggingen in de portefeuille op te nemen. Keerzijde daarvan is dat zulke inflatiegevoelige beleggingen de kans kunnen vergroten dat het fonds niet aan haar nominale pensioenverplichtingen kan voldoen. Het pensioenfonds dekt dit risico niet specifiek af. Valutarisico Valutarisico is het risico dat wisselkoersschommelingen de waarde van een belegging beïnvloeden. Dit risico is voor het fonds beperkt, aangezien het grootste gedeelte van de beleggingsportefeuille bestaat uit in euro’s genoteerde waarden. Het resterende valutarisico is voor een belangrijk deel afgedekt, doordat het pensioenfonds de valuta’s USD, JPY, GBP en CHF voor 75% afdekt. Aandelen- en onroerend goed risico Dit is voornamelijk het koersrisico van beleggingen in de verschillende onroerend goed en aandelenmarkten. Door dit risico te lopen wordt op de lange termijn naar verwachting een extra rendement gehaald dat het fonds gebruikt om aan haar doelstellingen te voldoen. Dit risico wordt beheerst doordat in de uitvoering wordt gezorgd voor een goede selectie van aandelen en vastgoedobjecten en spreiding over regio’s en sectoren. Dit risico is niet door het pensioenfonds afgedekt. Tegenpartij-/kredietrisico Het risico dat de tegenpartij niet (meer) aan zijn verplichtingen kan voldoen, bijvoorbeeld door liquiditeits-
of
solvabiliteitsproblemen. Om dit risico te beheersen worden door de vermogensbeheerder de tegenpartijen nauwgezet geselecteerd. Daarnaast worden transacties over meerdere aanbieders gespreid en wordt in sommige gevallen onderpand geëist. Ook de frequentie waarmee het onderpand wordt uitgewisseld wordt steeds verder verhoogd. Liquiditeitsrisico Het risico dat een belegging niet tijdig tegen een redelijke prijs kan worden geliquideerd. Ook dit risico wordt beheerst doordat de vermogensbeheerder de beleggingsportefeuille op zo een manier opzet dat het naar verwachting aan de liquiditeitsbehoefte van het fonds kan voldoen. Daarom is bijvoorbeeld een groot deel van de portefeuille belegd in effecten die worden verhandeld op openbare, gereguleerde markten. Ook zijn eisen gesteld aan de minimale marktkapitalisatie van effecten. Dit risico is geanalyseerd en in een normale marktsituatie kan in de eerste week 57% van de beleggingsportefeuille liquide worden gemaakt. In 4 weken tijd kan ruim 75% worden geliquideerd. Zelfs in een stresssituatie, zoals eind 2008 met het omvallen van Lehman, kan de helft van de portefeuille binnen 4 weken worden afgebouwd. Het fonds heeft hiermee een ruimere liquiditeitpositie en die risico is derhalve ook beperkt. Operationele risico’s Het fonds beheerst operationele risico’s zoveel mogelijk door eisen te stellen aan haar dienstverleners. Daarbij kan worden gedacht aan regels voor procuratie, functiescheiding, ‘chinese walls’, enzovoort.
Jaarverslag 2011
pagina 31 | 88
4 Uitvoering van de pensioenregeling 4.1 Inleiding Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling van het fonds. Daarnaast komen de wijzigingen in statuten en reglementen die in 2011 zijn doorgevoerd, aan de orde.
4.2 De pensioenregeling Karakter De regeling is een uitkeringsovereenkomst. Op basis van de regeling wordt een uitkering van bepaalde hoogte toegekend. De hoogte van de uitkering is afhankelijk van salaris en diensttijd. Het langlevenrisico en het beleggingsrisico liggen bij het fonds. Pensioensysteem Het pensioensysteem is een middelloonregeling. De pensioenuitkering is gebaseerd op het salaris dat gemiddeld verdiend werd/wordt in de sigarenindustrie. Toetredingsleeftijd Een werknemer die in dienst is bij een werkgever die is aangesloten bij het fonds neemt verplicht deel aan de pensioenregeling. De deelname gaat in op de eerste dag van de maand waarin de werknemer 21 jaar wordt. Uitgezonderd hierop zijn werknemers die een boven-CAO-salaris ontvangen. Hierbij geldt dat als een deelnemer, die een salaris onder het maximum van de CAO ontving, op enig moment een salaris boven het maximum van de CAO gaat ontvangen, hij deelnemer blijft aan het fonds voor het maximale salaris volgens de CAO. Pensioenleeftijd De normale pensioenleeftijd is 65 jaar; het is mogelijk de ingangsdatum van het pensioen te vervroegen tot op zijn vroegst 60 jaar. Pensioengrondslag Over de pensioengrondslag wordt pensioen opgebouwd. De pensioengrondslag wordt vastgesteld door het pensioengevend loon te verminderen met de franchise. Het pensioengevend loon is het per 1 januari van het desbetreffende kalenderjaar vastgestelde bruto jaarloon verhoogd met de eindejaarsuitkering, de persoonlijke toeslag, de ploegentoeslag en de vuilwerktoeslag. De franchise wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld aan de hand van de ontwikkeling van de lonen in de sigarenindustrie. In 2011 bedroeg de franchise € 16.061 (2012: € 16.463). Opbouwpercentage ouderdomspensioen Elk jaar wordt 1,75% van de pensioengrondslag opgebouwd aan ouderdomspensioen. Partnerpensioen Voor eventuele nabestaanden (ook voor werknemers tot 21 jaar) wordt een partnerpensioen opgebouwd. Het partnerpensioen bedraagt 70% van het te behalen ouderdomspensioen.
Jaarverslag 2011
pagina 32 | 88
Wezenpensioen Het halfwezenpensioen bedraagt 14% van het te behalen ouderdomspensioen en wordt uitgekeerd tot 18 jaar of tot 27 jaar voor studerende kinderen. Als beide ouders zijn overleden, wordt het wezenpensioen verdubbeld. Herschikken ·
De deelnemer kan bij beëindiging van de deelneming en bij pensionering een deel van zijn ouderdomspensioen uitruilen in extra partnerpensioen.
·
De deelnemer kan bij pensionering zijn totale partnerpensioen omruilen in extra ouderdomspensioen.
·
De deelnemer kan, alleen bij vervroeging van zijn pensioen, gedeeltelijk van zijn pensioen gebruik maken.
Premie Voor 2011 is de verschuldigde premie door het bestuur vastgesteld op 16% van de pensioengrondslag. (2012: 16,5%). Werkgevers kunnen 50% van de premie inhouden op het loon van de werknemer. Premievrijstelling Als een deelnemer een uitkering krachtens de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) dan wel krachtens de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ontvangt, kan de pensioenopbouw premievrij worden voortgezet. Naar rato van de arbeidsongeschiktheid wordt een deel van de premie dan betaald door het fonds: ·
100% als er sprake is van arbeidsongeschiktheid van 65% of meer;
·
50% als er sprake is van arbeidsongeschiktheid van 45% tot 65%;
·
25% als er sprake is van arbeidsongeschiktheid van 35% tot 45%;
·
25% als er sprake is van een WAO-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid van 25% tot 35%.
Vrijwillige voortzetting van de deelneming Deelnemers hebben de mogelijkheid om bij beëindiging van de deelneming voor 65 jaar de deelneming voor eigen rekening tegen de normale premie voort te zetten. Sinds 2001 is wettelijk bepaald dat een vrijwillige voortzetting maximaal drie jaren mag duren. Afkoop kleine pensioenen Met ingang van 1 januari 2007 is in het pensioenreglement opgenomen dat kleine pensioenen worden afgekocht. Kleine pensioenen zijn pensioenuitkeringen van minder dan € 427,29 op jaarbasis (bedrag 2011). Het fonds mag deze pensioenen afkopen binnen zes maanden nadat de deelneming twee jaar is geëindigd. De gewezen deelnemer kan daartegen geen bezwaar maken. Voor deelnemingen die zijn geëindigd vóór 1 januari 2007 gelden andere wettelijke regels. Een pensioenfonds mag dan besluiten tot afkoop, maar de gewezen deelnemer kan hiertegen bezwaar maken. PlusPensioenregeling Naast de pensioenregeling van het fonds kunnen deelnemers sinds 1 januari 2003 op vrijwillige basis premies inleggen voor extra pensioen: de PlusPensioenregeling (voorheen Pensioenspaarregeling). Deze regeling heeft het karakter van een premieovereenkomst. De ingelegde premies worden door de werkgever ingehouden op het salaris en afgedragen aan het fonds. Het fonds belegt de premies. De pensioensaldi worden jaarlijks achteraf verhoogd (of, in geval van een negatief rendement, verlaagd) met het fondsrendement. Bij pensionering worden de premie plus het behaalde rendement omgezet in extra pensioen. De kosten voor de deelnemer aan het PlusPensioenfonds zijn 8% van de inleg plus 0,5% van het beleggingsresultaat. Vrijwillige deelname aan basisregeling en excedentregeling Sinds 1 januari 2011 is er een excedentregeling voor deelnemers aan de basisregeling die een hoger pensioengevend salaris hebben dan het grenssalaris in de basisregeling. Neemt men niet verplicht deel aan de basisregeling dan dient men, om mee te kunnen doen aan de excedentregeling, op vrijwillige basis deel te nemen aan de basisregeling.
Jaarverslag 2011
pagina 33 | 88
4.3 Wijzigingen statuten en reglementen 4.3.1
Statuten
De statuten zijn op 28 januari 2010 voor het laatst gewijzigd. In 2011 zijn de statuten niet gewijzigd.
4.3.2
Pensioenreglementen
Het bestuur heeft in 2010 besloten om vanaf 1 januari 2011 structureel vorm te geven aan een excedentregeling. Als gevolg hiervan is per 1 januari 2011 in het pensioenreglement artikel 41 gewijzigd. Hierin wordt voortaan verwezen naar bijlage 3, waarin de bepalingen voor de excedentregeling zijn opgenomen.
4.3.3
Uitvoeringsreglement
Als gevolg van de hierboven genoemde excedentregeling is het uitvoeringsreglement per 1 januari 2011 op de volgende punten gewijzigd. ·
(artikel 3, lid 1 en 2) Hierin wordt verwezen naar de aanvullende pensioenregeling
·
(artikel 6, lid 1 en 2) hierin wordt verwezen naar de premie voor de aanvullende pensioenregeling
4.3.4
Reglement excedentregeling
Het reglement voor de excedentregeling is op 25 november 2010 vastgesteld. Dit reglement is opgenomen in bijlage 3 van het pensioenreglement en is op 1 januari 2011 in werking getreden.
Eindhoven, 21 juni 2012
G.W. Hompe
M.H.J.M. Crijnen
Werknemersvoorzitter
werkgeversvoorzitter
R.J. Zwijnenburg
C.N.J.M. de Gooijer
P.M.A.J. Verheggen
A.M.P. de Jong
Jaarverslag 2011
pagina 34 | 88
5 Verantwoordingsorgaan 5.1 Verslag van het verantwoordingsorgaan 5.1.1
Algemeen
Het verantwoordingsorgaan van het fonds is op 1 januari 2008 ingesteld. Op basis van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance) van de Stichting van de Arbeid (STAR) heeft het bestuur de werkwijze van het verantwoordingsorgaan in een reglement vastgelegd. Er zijn afspraken gemaakt over welke informatie het verantwoordingsorgaan ontvangt, de frequentie van het overleg met het bestuur en de te behandelen onderwerpen. Het bestuur legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het beleid en de wijze waarop het is uitgevoerd. Tevens legt het bestuur verantwoording af over de naleving van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur, zoals vastgesteld door de STAR op 16 december 2005. Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur, over het door het bestuur uitgevoerde beleid, alsmede over beleidskeuzes voor de toekomst. Het verantwoordingsorgaan legt zijn oordeel ten minste één maal per jaar schriftelijk vast. Dit oordeel wordt, samen met de reactie van het bestuur daarop, opgenomen in het jaarverslag over het jaar waar het oordeel betrekking op heeft. Het verantwoordingsorgaan heeft een adviesrecht ten aanzien van: -
het vaststellen en wijzigen van de vergoedingsregeling voor bestuursleden;
-
het wijzigen van het beleid ten aanzien van het verantwoordingsorgaan;
-
de vorm, inrichting en samenstelling van het interne toezicht;
-
het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure;
-
het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid.
5.1.2
Verslag 2011
In 2011 heeft het verantwoordingsorgaan vijf keer vergaderd, waarvan twee keer met de voorzitters van het bestuur en een keer met het volledige bestuur. In deze vergaderingen werd gesproken over het jaarverslag 2010 en onderwerpen die op de bestuursagenda staan waaronder de toekomstvisie van het fonds. Ter kennisname zijn de notulen van bestuursvergaderingen aan het verantwoordingsorgaan toegezonden. In het kader van de deskundigheidsbevordering heeft het verantwoordingsorgaan in april en in oktober een opleiding gevolgd die aansluit bij de actualiteiten. In april is de ALM-studie behandeld en in oktober zijn de diverse beleggingscategorieën aan bod gekomen.
5.1.3
Bevindingen
Het verantwoordingsorgaan heeft in het kader van haar taakuitoefening kennis genomen van het jaarverslag 2011, de notulen van de bestuursvergaderingen, de reglementen en de ABTN 2011. Het verantwoordingsorgaan heeft geen gebruik gemaakt van haar recht op overleg met de waarmerkend actuaris en de accountant.
Jaarverslag 2011
pagina 35 | 88
Het verantwoordingsorgaan heeft de volgende bevindingen: Financiële positie van het fonds De financiële situatie is nagenoeg gelijk gebleven ten opzichte van voorgaande jaren en de dekkingsgraad is stabiel gebleven ten opzichte van de eindstand 2010. De dekkingsgraad blijft hiermee voldoende, maar is niet ruim. Er kan niet geïndexeerd worden en dus is de dekkingsgraad wat betreft het verantwoordingsorgaan nog niet op het gewenste niveau. Het verantwoordingsorgaan is van mening dat door het bestuur de juiste keuzes zijn gemaakt op gebied van beleggingsbeleid. Ook het tussentijdse bestuursbesluit om, gezien de negatieve ontwikkeling van de rentestand, de renteafdekking niet verder te verlagen richting de nieuwe strategische weging, heeft een positieve uitwerking gehad op de financiële positie van het fonds. Goed pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance) Het bestuur heeft in 2011 haar best gedaan om zorgvuldig en transparant te besturen. Het bestuur heeft regelmatig overleg gevoerd met de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan en heeft voldoende aandacht besteed aan haar eigen deskundigheid. De aanbevelingen van het verantwoordingsorgaan, de visitatiecommissie, waarmerkend actuaris en accountant zijn opgepakt en hebben tot acties geleid Communicatie In 2011 is in voldoende mate met de deelnemers, gepensioneerden, slapers en werkgevers gecommuniceerd door middel van een nieuwsbrief en actuele informatie op de website. Wetgeving en reglementen Het bestuur heeft zich op een correcte wijze aan de geldende wet- en regelgeving, de reglementen en de statuten van het fonds gehouden. Premie- en toeslagenbeleid Het premiebeleid is in 2011 uitgevoerd conform de afspraken daaromtrent van en met Cao-partijen. Het besluit om per 1 januari 2012 geen toeslagen toe te kennen is in overeenstemming met het toeslagenbeleid en de financiële situatie van het fonds. Het verantwoordingsorgaan is van mening dat het streven van dit pensioenfonds zou moeten zijn om toeslag te verlenen als de financiële situatie dat toelaat. In juni 2011 is een ALM-studie afgerond. Op basis daarvan is door bestuur geconcludeerd dat het premiebeleid in stand kan worden gehouden. Het toeslagbeleid is evenmin aangepast. Wel is er sprake van een gewijzigde beleidsstaffel. Deze staffel is een leidraad, het bestuur neemt jaarlijks een discretionair besluit. Beleggingsbeleid Het beleggingsbeleid heeft in 2011 geleid tot een mooi fondsrendement van 11,1%. Het fonds heeft een rendement behaald dat iets lager ligt dan het rendement van de benchmark. Op basis van de ALM-studie in 2011 heeft het bestuur besloten om het percentage aandelen in de beleggingsmix te verlagen met 10%. Ook is de renteafdekking opengezet door aanbrengen dynamische renteafdekking via een staffel. Gedurende het jaar is tussentijds besloten om de renteafdekking niet verder open te zetten, vanwege de almaar dalende rentestanden. Risicobeleid In 2011 is het beheersen van risico’s voldoende door het bestuur aan de orde geweest. Het verantwoordingsorgaan is van mening dat het bestuur de (fondsspecifieke) risico’s goed in beeld heeft en op deze risico’s stuurt.
Jaarverslag 2011
pagina 36 | 88
Toekomst fonds Het aantal deelnemers en gepensioneerden is in 2011 stabiel gebleven. Het verantwoordingsorgaan maakt zich desondanks nog steeds zorgen over de levensvatbaarheid van het fonds. De organisaties en de kosten moeten door een beperkte groep deelnemers worden opgebracht. Het bestuur is bezig om de toekomstmogelijkheden voor het fonds te onderzoeken. Het verantwoordingsorgaan blijft graag nauw betrokken bij de ontwikkelingen binnen deze discussies en de keuzes die het bestuur hierin maakt.
5.1.4
Oordeel
Op grond van het voorgaande komt het verantwoordingsorgaan tot het volgende oordeel: Het verantwoordingsorgaan van de Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven is van oordeel dat: -
het bestuur afdoende informatie aan het verantwoordingsorgaan heeft verstrekt om zich een oordeel te vormen;
-
het handelen van het bestuur in 2011 in overeenstemming is geweest met de statuten en reglementen;
-
het bestuur in 2011 een consistent beleid heeft gevoerd, waarbij de belangen van alle betrokkenen afgewogen en geborgd zijn
-
het bestuur logische beleidskeuzes voor de toekomst heeft gemaakt.
5.1.5
Aanbevelingen
Het verantwoordingsorgaan doet de volgende aanbevelingen aan het bestuur: ·
De waarmerkend actuaris doet in zijn rapport enkele aanbevelingen. Aanbevolen wordt dat deze door het bestuur opgepakt worden.
·
Het onderzoeken van de toekomst(-mogelijkheden) van de pensioenregeling voor de werknemers, gepensioneerden en slapers van de Sigarenindustrie moet ook in 2012 voortgaan. Hierbij dient zorgvuldigheid boven tijdsdruk te staan. De richtdatum van het bestuur om in 2015 een besluit over de toekomst van het fonds te nemen, mag wat het verantwoordingsorgaan betreft losgelaten worden. Zij zien geen noodzaak om onder de huidige economische omstandigheden overhaast besluiten te nemen. Het verantwoordingsorgaan beveelt aan om in 2012 het onderzoek voort te zetten, maar nog geen definitieve keuzes te maken. Indien het bestuur daar prijs op stelt biedt het verantwoordingsorgaan aan om hierover van gedachte te wisselen met het bestuur.
Eindhoven, 21 juni 2012 Verantwoordingsorgaan Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven A.P.M. Mens (voorzitter)
5.2 Reactie bestuur Het bestuur constateert dat het verantwoordingsorgaan op professionele wijze het beleid van het bestuur onder de loep heeft genomen. De bevindingen en aanbevelingen van het verantwoordingsorgaan zijn van grote waarde voor het bestuur en het fonds. Het bestuur is tevreden met het oordeel van het verantwoordingsorgaan. Het bestuur neemt de aanbevelingen over en gaat daar mee aan de slag. Eindhoven, 21 juni 2012
Jaarverslag 2011
pagina 37 | 88
6 Deelnemersraad 6.1 Verslag van de deelnemersraad 6.1.1
Algemeen
De deelnemersraad adviseert het bestuur desgevraagd of uit eigen beweging over aangelegenheden die het fonds betreffen. De deelnemersraad adviseert in ieder geval over elk voorgenomen besluit van het bestuur tot bijvoorbeeld statuten- en reglementswijzigingen, vaststelling jaarverslag, vaststelling Actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN), het toeslagbeleid en het verlenen van de jaarlijkse toeslagen. Naast het adviesrecht heeft de deelnemersraad in bepaalde omstandigheden beroepsrecht, bijvoorbeeld wanneer het bestuur een advies van de deelnemersraad niet opvolgt.
6.1.2
Verslag 2011
De deelnemersraad heeft in 2011 viermaal vergaderd, waarvan bij twee vergaderingen de beide bestuursvoorzitters aanwezig waren. De deelnemersraad heeft het bestuur geadviseerd met betrekking tot de volgende onderwerpen: ·
het jaarverslag 2010;
·
wijzigingen in het pensioenreglement en in het reglement van de excedentregeling;
·
het lange termijn herstelplan;
·
flex- en afkoopfactoren per 1 januari 2012;
·
de toeslagen per 1 januari 2012;
·
de premie, franchise en het maximum pensioengevend salaris voor 2012.
Wat betreft het jaarverslag, het herstelplan en de wijzigingen in de reglementen is de deelnemersraad overgegaan tot het geven van een positief advies aan het bestuur. Naast de advisering heeft de deelnemersraad zich over diverse actuele onderwerpen laten informeren. De toekomst van het pensioenfonds is een terugkerend onderwerp geweest. Met de voorzitters van het bestuur is uitgebreid gesproken over de mogelijkheden die het fonds heeft en de gesprekken die hierover met andere partijen zijn gevoerd. In het kader van de deskundigheidsbevordering heeft de deelnemersraad in april en in oktober een opleiding gevolgd die aansluit bij de actualiteiten. In april is de ALM-studie behandeld en in oktober zijn de diverse beleggingscategorieën aan bod gekomen.
6.1.3
Bevindingen en Advies
De deelnemersraad is van mening dat het jaarverslag een volledig en correct beeld over het fonds in 2011 geeft. De deelnemersraad is van mening dat het bestuur in 2011 het fonds op goede wijze heeft beheerd en geleid. De deelnemersraad adviseert het beleid te continueren. De deelnemersraad wil graag vier adviezen aan het bestuur meegeven: ·
Geadviseerd wordt om de ontwikkelingen in wet- en regelgeving nauwgezet te blijven volgen en daarop te anticiperen.
·
Geadviseerd wordt om de aanbevelingen uit het actuarieel rapport op te volgen.
·
Geadviseerd wordt om door te gaan met het onderzoek naar de mogelijkheden voor de toekomst van het fonds. Gezien de huidige situatie en de ontwikkelingen op de pensioenmarkt adviseert de deelnemersraad om grote zorgvuldigheid te betrachten en een weloverwogen keuze te maken. De genoemde mijlpaal van 2015 is voor de deelnemersraad geen
Jaarverslag 2011
pagina 38 | 88
vereiste. De deelnemersraad wil ook in 2012 graag tijdig en volledig meegenomen worden in het verdere proces en betrokken worden bij de discussie rondom de toekomst voor VNPS. ·
In navolging op het rapport van de AFM adviseert de deelnemersraad om de pensioenbeheerskosten en de vermogensbeheerkosten scherp te monitoren en waar mogelijk verlaging van de kosten te realiseren.
Conform artikel 12 van de statuten van het fonds adviseert de deelnemersraad positief aan het bestuur ten aanzien van de vaststelling van het jaarverslag 2011. Eindhoven, 12 juni 2012 Deelnemersraad Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven (VNPS) A.A.H.W. Wijnen, voorzitter
6.2
Reactie bestuur
Het bestuur bedankt de deelnemersraad voor de advisering en het goede overleg in 2011. Het bestuur besluit het advies van de deelnemersraad om het jaarverslag en de jaarrekening vast te stellen, over te nemen. Eindhoven, 21 juni 2012
Jaarverslag 2011
pagina 39 | 88
7 Jaarrekening In dit hoofdstuk presenteert het bestuur van de Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven (verder: het fonds) de jaarrekening. De in dit hoofdstuk vermelde bedragen zijn in duizenden euro’s, tenzij anders is aangegeven.
Jaarverslag 2011
pagina 40 | 88
7.1 Balans per 31 december 2011
(na voorgestelde bestemming saldo baten en lasten)
(x € 1.000)
Toelichting *)
2011 EUR
2010 EUR
Activa Beleggingen voor risico fonds Beleggingen voor risico deelnemers Vorderingen en overlopende activa Overige activa
7.5.1 7.5.2 7.5.3 7.5.4
165.129 1.419 607 295 167.450
143.888 1.284 451 300 145.923
Passiva Stichtingskapitaal en reserves Technische voorziening voor risico fonds Technische voorziening voor risico deelnemers Overige schulden en overlopende passiva
7.5.5 7.5.6 7.5.7 7.5.8
24.498 132.654 1.419 8.879 167.450
27.424 116.882 1.284 333 145.923
*) De nummering verwijst naar de toelichting Dekkingsgraad op basis van FTK (in %)
Jaarverslag 2011
%
%
118,5
123,5
pagina 41 | 88
7.2
Staat van baten en lasten over 2011
(x € 1.000)
Toelichting
2011 EUR
2010 EUR
Baten Premiebijdragen risico fonds Premiebijdragen risico deelnemers Beleggingsresultaten risico fonds Beleggingsresultaten risico deelnemers Overige baten
7.6.1 7.6.2 7.6.3 7.6.4 7.6.5
2.156 144 14.927 136 169 17.532
1.670 138 16.410 142 604 18.964
Lasten Pensioenuitkeringen Pensioenuitvoeringskosten
7.6.11 7.6.12
3.875 785
3.846 827
7.6.6 7.6.8
2.386 1.435 -3.831 -83 16.994 45 476 -1.650 15.772
2.039 1.332 -3.758 -66 10.055 -20 779 1.003 11.364
135 -110 1 20.458
211 -11 5 16.242
-2.926
2.722
Mutatie technische voorzieningen: · · · · · · · ·
Pensioenopbouw Rentetoevoeging Onttrekking pensioenuitkeringen Mutatie pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Wijziging overige actuariële uitgangspunten Overige wijzigingen in de technische voorzieningen
Wijziging technische voorziening risico deelnemers Saldo overdrachten van rechten Overige lasten
Saldo van baten en lasten
Jaarverslag 2011
7.6.16 7.6.19 7.6.17 7.6.18
7.6.20 7.6.19 7.6.21
pagina 42 | 88
Samenvatting van de actuariële analyse
(x € 1.000)
Premieresultaat Interestresultaat Overig resultaat Saldo van baten en lasten
2011 EUR
2010 EUR
-787 -3.502 1.363 -2.926
-1.060 5.023 -1.241 2.722
Bestemming van het saldo van baten en lasten
(x € 1.000)
Beleidsreserve Solvabiliteitsreserve Saldo van baten en lasten
2011 EUR -5.108 2.182 -2.926
2010 EUR 2.100 622 2.722
De bestemming van het saldo van baten en lasten vindt plaats conform de grondslagen van waardering, welke in hoofdstuk 7.4.4 nader staan toegelicht.
Jaarverslag 2011
pagina 43 | 88
7.3
Kasstroomoverzicht over 2011
(x € 1.000)
2011 EUR
2010 EUR
2.178 97 -3.864 -10 -420 -2.019
2.381 76 -3.847 -78 -805 -2.273
300.355 -81 -298.688 -579 1.007
329.678 1.612 -329.798 -335 1.157
Mutatie liquide middelen
-1.012
-1.116
Stand liquide middelen per 1 januari
1.707
2.823
695
1.707
400 295 695
1.407 300 1.707
Kasstroom uit pensioenactiviteiten Ontvangen premies Ontvangen waardeoverdrachten Betaalde pensioenuitkeringen Betaalde waardeoverdrachten Betaalde pensioenuitvoeringskosten Totaal kasstroom uit pensioenactiviteiten Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Verkopen en aflossingen van beleggingen Ontvangen directe beleggingsopbrengsten Aankopen beleggingen Betaalde kosten van vermogensbeheer Totaal kasstroom uit beleggingsactiviteiten
Stand liquide middelen per 31 december *)
*) De liquide middelen zijn als volgt opgebouwd: - deel opgenomen onder de Beleggingen voor risico fonds - overige liquide middelen (opgenomen onder de Overige activa)
Jaarverslag 2011
pagina 44 | 88
7.4
Algemene toelichting
7.4.1
Inleiding
Het doel van Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven, statutair gevestigd te Eindhoven (hierna “het fonds”) is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden. Om dit doel te realiseren worden in overeenstemming met de statuten en het pensioenreglement premies geïnd bij de aangesloten ondernemingen en worden de verkregen middelen beheerd en belegd.
7.4.2
Overeenstemmingverklaring
De Jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in de Pensioenwet en Titel 9 Boek 2 BW, met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (RJ 610). Het bestuur heeft op 21 juni 2012 de jaarrekening opgemaakt.
7.4.3
Presentatie
Algemeen Alle bedragen zijn vermeld in duizenden euro’s, tenzij anders is aangegeven. Beleggingen en technische voorziening voor risico deelnemers Sinds 1 april 2003 kent het fonds een PlusPensioenregeling (tot 1 april 2008: Pensioenspaarregeling) waarbij deelnemers premie inleggen voor extra pensioen. De beleggingen en technische voorziening voor risico deelnemers zijn sinds 2008 in de jaarrekening verbijzonderd naar het deel voor risico deelnemers en het deel voor risico van het fonds. Vergelijkende cijfers Met het oog op de vergelijkbaarheid heeft er binnen de post vorderingen en overlopende activa een herrubricering plaatsgevonden tussen de categorieën vordering op werkgevers en overige vorderingen. Deze herrubricering heeft geen invloed op het vermogen en resultaat gehad.
7.4.4
Grondslagen voor de waardering
Algemeen Beleggingen en pensioenverplichtingen worden gewaardeerd op actuele waarde. Voor de overige activa en passiva geldt, tenzij in de specifieke grondslagen hieronder anders is aangegeven, dat deze zijn gewaardeerd tegen nominale waarde. Deze boekwaarde benadert de actuele waarde als gevolg van het korte termijnkarakter van deze vorderingen en schulden. De gehanteerde grondslagen voor waardering en resultaatbepaling zijn ongewijzigd ten opzichte van het voorgaande jaar. Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW en de Pensioenwet vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen.
Jaarverslag 2011
pagina 45 | 88
De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, indien de herziening alleen voor die periode gevolgen heeft, of in de periode van herziening en toekomstige perioden, indien de herziening gevolgen heeft voor zowel de verslagperiode als toekomstige perioden. Indien het voor het geven van het in artikel 2:362 lid 1 BW vereiste inzicht noodzakelijk geacht wordt, is de aard van deze oordelen en schattingen inclusief de bijbehorende veronderstellingen nader toegelicht in de toelichting bij de jaarrekening.
Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het fonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post “nog af te wikkelen transacties”. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn.
Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen.
Jaarverslag 2011
pagina 46 | 88
Vreemde valuta Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro’s tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta’s worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum.
AUD CAD CHF DKK GBP HKD JPY NOK NZD SEK SGD USD
31 december 2011 EUR 1,27 1,32 1,21 7,43 0,84 10,08 99,88 7,75 1,66 8,90 1,68 1,30
gemiddeld 2011 EUR 1,29 1,33 1,23 7,44 0,85 10,26 104,34 7,77 1,69 8,96 1,70 1,32
31 december 2010 EUR 1,31 1,33 1,25 7,45 0,86 10,43 108,81 7,80 1,72 9,02 1,72 1,34
gemiddeld 2010 EUR 1,45 1,42 1,37 7,45 0,87 10,78 121,19 8,04 1,84 9,63 1,87 1,39
31 december 2009 EUR 1,60 1,50 1,48 7,44 0,89 11,13 133,57 8,29 1,97 10,24 2,01 1,44
Beleggingen voor risico fonds Algemeen In overeenstemming met de Pensioenwet worden beleggingen gewaardeerd op actuele waarde. Participaties in beleggingspools en -instellingen, die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor die onderliggende beleggingen (look-through benadering). Vorderingen en schulden uit beleggingen welke samenhangen met een specifieke beleggingscategorie worden onder beleggingsdebiteuren dan wel –crediteuren opgenomen in de betreffende beleggingscategorie.
Herrubricering Op basis van een betere look-through in de beleggingscijfers is de segmentatie in 2011 voor een aantal segmentatietabellen aangepast. Daar waar mogelijk zijn de vergelijkende cijfers ook aangepast aan deze verbeterde look-through.
Vastgoedbeleggingen Direct vastgoed Beleggingen in direct vastgoed worden gewaardeerd tegen de actuele waarde, zijnde de reële waarde per balansdatum, gebaseerd op door onafhankelijke deskundigen verrichte taxaties. De taxaties vinden gedurende het boekjaar één keer op basis van het partieel roulerend systeem plaats met een herijking ultimo het boekjaar. Indien daartoe aanleiding is, wordt bij de waardering rekening gehouden met de feitelijke verhuursituatie en/of renovatieactiviteiten.
Jaarverslag 2011
pagina 47 | 88
Aandelen Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd op actuele waarde. De actuele waarde is de beursnotering per balansdatum. De actuele waarde van niet beursgenoteerde participaties is bepaald op basis van de laatst bekende intrinsieke waarde. Dit is het aandeel in het zichtbare eigen vermogen.
Vastrentende waarden Obligaties en obligatiebeleggingsfondsen Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd op marktwaarde. De marktwaarde is de per balansdatum geldende beurskoers. Leningen op schuldbekentenis en hypotheken Leningen worden gewaardeerd tegen reële waarde. Deze waarde wordt bepaald door de te ontvangen kasstromen (rente, aflossingen en verwachte boeterente bij vervroegde aflossingen) contant te maken op basis van geldende marktrente, waarin opgenomen een opslag voor debiteurenrisico en liquiditeitsrisico. Deposito’s en kortlopende vorderingen op banken Deposito’s worden gewaardeerd op nominale waarde, vermeerderd met de sinds moment van ontstaan opgelopen rente. Geldmarktbeleggingen worden gewaardeerd tegen de actuele waarde, zijnde de contante waarde van de toekomstige kasstromen (rente en aflossing). Posities in rekening courantsaldi worden tegen nominale waarde gewaardeerd.
Derivaten Derivaten worden gewaardeerd op reële waarde, zijnde de marktwaarde van het contract. Voor beursgenoteerde contracten is dit de beurskoers per balansdatum. Voor niet beursgenoteerde contracten is de waardering gebaseerd op beschikbare marktinformatie als input voor gehanteerde waarderingsmodellen. Creditposities in derivaten worden separaat verantwoord onder de overige schulden.
Overige beleggingen Commodities Beleggingen in commodities zijn veelal niet-beursgenoteerde derivatencontracten. Voor niet-beursgenoteerde contracten is de waardering gebaseerd op beschikbare marktinformatie als input voor de gehanteerde waarderingsmodellen. Beleggingsfondsen Beleggingsfondsen zijn gewaardeerd op marktwaarde. De marktwaarde is de per balansdatum geldende beurskoers.
Beleggingen voor risico deelnemers De grondslagen voor de waardering van de beleggingen voor risicopolishouders zijn gelijk aan die voor de beleggingen die voor rekening van het fonds worden aangehouden.
Vorderingen en overlopende activa Voor zover noodzakelijk is een voorziening voor oninbaarheid in mindering gebracht.
Overige activa Onder meer worden hieronder de liquide middelen opgenomen voor zover dit banktegoeden betreft welke onmiddellijk opeisbaar zijn. Zij worden onderscheiden van tegoeden in verband met beleggingstransacties. Liquide middelen uit hoofde van beleggingstransacties worden gepresenteerd onder de beleggingen.
Jaarverslag 2011
pagina 48 | 88
Stichtingskapitaal en reserves Algemeen Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het vreemd vermogen, inclusief de technische voorziening voor risico van het fonds en overige technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen. De statutaire reserves en de overige wettelijke reserves die het fonds conform artikel 2:389 en artikel 2:390 BW vormt, blijken op grond van artikel 2:373 lid 1BW afzonderlijk uit de toelichting bij balans. Solvabiliteitsreserve De Solvabiliteitsreserve is bedoeld om alle risico’s, zoals vastgelegd in de Regeling Pensioenwet onder vaststelling vereist eigen vermogen, op te kunnen vangen. Beleidsreserve De Beleidsreserve bevat het resterende gedeelte van het eigen vermogen van het pensioenfonds en kan gebruikt worden voor het verlenen van toeslagen. De beleidsreserve wordt gevoed door het resultaat nadat de solvabiliteitsreserve op het juiste niveau is gebracht. Dit betekent dat de beleidsreserve ook negatief kan zijn. Technische voorziening voor risico fonds De technische voorziening wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (indexatie)toezeggingen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de rentetermijnstructuur. Bij de berekening van de technische voorziening is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of de opgebouwde pensioenaanspraken worden geïndexeerd. Alle per balansdatum bestaande indexatiebesluiten (ook voor indexatiebesluiten na balansdatum voor zover sprake is van ex ante condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis van de contante waarde van premies waarvoor vrijstelling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid. Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor de toezichthouders, DNB (De Nederlandsche Bank) en AFM (Autoriteit Financiële Markten), acceptabele grondslagen. Hierbij wordt rekening gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen per 31 december 2011: ·
Rekenrente: gebaseerd op de nominale rentetermijnstructuur zoals maandelijks gepubliceerd door DNB. Door uitzonderlijke marktomstandigheden en gebrekkige liquiditeit in het lange eind van de interbancaire swapmarkt bestaat er volgens DNB onzekerheid omtrent juiste prijsvorming op de interbancaire swapmarkt. Als gevolg hiervan heeft DNB in lijn met artikel 126 van de Pensioenwet besloten de RTS (rentetermijnstructuur) ultimo 2011 vast te stellen als een gemiddelde van de RTS van alle handelsdagen in de periode 1 oktober tot en met 31 december 2011. De pensioenverplichtingen van het fonds zijn berekend op basis van deze door DNB aangepaste RTS. Dit heeft geresulteerd in een positief effect op de dekkingsgraad.
·
AG Prognosetafel 2010 – 2060, waarbij de sterftekansen zijn vermenigvuldigd met een leeftijdsafhankelijke factor, die gelijk is aan de in 2010 door Towers Watson vastgestelde (specifiek op Bpf-en van toepassing zijnde) correctie om de sterftekansen van de generatietafel aan te passen aan de verzekeringssterfte van het pensioenfonds. De hoogte van deze vermenigvuldiging wordt 2-jaarlijks geëvalueerd.
·
Voor nog niet ingegane partnerpensioenen wordt zowel voor als na pensionering uitgegaan van het “onbepaalde partnersysteem”. Tot 65 jaar geldt een partnerfrequentie volgens de overlevingstafel GBM/V 1985-1990 met uitzondering van de leeftijden 60 tot en met 65. Voor deze leeftijden van 100% gehanteerd. Vanaf 65 jaar neemt de partnerfrequentie af met de veronderstelde sterfte van de partner.
Jaarverslag 2011
pagina 49 | 88
·
De lasten van nog niet ingegaan wezenpensioen zijn gesteld op 5% van de lasten van het nog niet ingegaan partnerpensioen; bij de vaststelling van de lasten ter zake van ingegaan wezenpensioen wordt verondersteld dat het pensioen moet worden uitgekeerd tot de 18-jarige leeftijd en bij oudere wezen tot de 27-jarige leeftijd, waarbij geen rekening wordt gehouden met sterftekansen.
·
Voor partnerpensioen is aangenomen dat de partner 3 jaar jonger is dan de verzekerde man en 3 jaar ouder dan de verzekerde vrouw.
·
Voor de dekking van toekomstige (excasso) kosten wordt de netto voorziening verhoogd met 5%. Deze kostenopslag is vastgesteld met als uitgangspunt een liquidatiescenario van het fonds. Voor het liquideren van het fonds wordt een periode van (maximaal) 4 jaar uitgetrokken. Voor de uitvoeringskosten (inclusief liquidatiekosten) gedurende deze vier jaren wordt uitgegaan van een opslag van 3%, terwijl 2% aangehouden wordt voor de kosten die na de overdracht door een verzekeraar worden gevraagd.
·
De leeftijden op de balansdatum zijn vastgesteld door het balansjaar te verminderen met het geboortejaar en bij het verschil 0,5 op te tellen.
·
Voor ouderdomspensioen vanaf 65 jaar dat nog niet is ingegaan omdat de deelnemer onvindbaar is of niet reageert wordt een stelpost opgenomen. De stelpost wordt vastgesteld als de contante waarde op 65 jaar van de aan deze stelpost toegerekende pensioenaanspraken. Door uit te gaan van de contante waarde op 65 jaar wordt rekening gehouden met het feit dat deelnemers bij alsnog aanmelden recht hebben op alle pensioenuitkeringen vanaf de pensioengerechtigde leeftijd (65 jaar). Vanaf boekjaar 2009 worden de aan de stelpost toe te rekenen pensioenaanspraken op levenslang ouderdomspensioen en latent partnerpensioen gelijk gesteld aan de pensioenaanspraken van het voorgaande jaar in deze stelpost plus 5% van de vrijval uit pensionering van actieve en premievrije deelnemers gedurende het jaar minus de gedurende het jaar en na de reglementaire pensioenleeftijd opgevraagde uitkeringen. Het gekozen percentage is gebaseerd op ervaringscijfers uit de voorgaande 8 jaar. Door de gekozen methodiek is geen sprake van oprenting van de voorziening of een risicopremie. Wel vormt de wijziging van de rentetermijnstructuur en de wijziging van het prognosejaar van de overlevingstafel onderdeel van het verloop van de voorziening. De totale voorziening voor niet ingegaan pensioen zal nooit negatief worden.
·
De flexibiliserings- en afkoopfactoren zijn voor de jaren 2009 tot en met 2011 vastgesteld op basis van de bovenstaande actuariële grondslagen met uitzondering van de interest. Voor de interest is een vaste disconteringsvoet van 4,5% gehanteerd. Voor de periode na 2011 geldt dat de flexibiliserings- en afkoopfactoren voor onbepaalde tijd zijn vastgesteld, waarbij jaarlijks in juli getoetst wordt of er gronden zijn waarop de factoren aangepast dienen te worden. De gehanteerde rente is 3,561% per 01-01-2012. Dit is de gemiddelde 25-jaarsrente van juli 2010 tot en met juni 2011. Er wordt een bandbreedte van 0,5% aangehouden voor de rente, waarbij jaarlijks getoetst wordt op basis van de gemiddelde maandelijkse rentestanden van het afgelopen jaar. Wanneer de bandbreedte overschreden wordt, worden de factoren in de advisering naar deelnemers alvast voorlopig aangepast. In de eerst volgende bestuursvergadering volgt dan de definitieve vaststelling van de (gewijzigde) factoren.
Technische voorziening voor risico van deelnemers De waardering van de voorzieningen voor risico van deelnemers wordt bepaald door de waardering van de tegenover deze voorzieningen aangehouden beleggingen.
7.4.5
Grondslagen voor de resultaatbepaling
Algemeen Baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop deze betrekking hebben. De in de staat van baten en lasten opgenomen posten zijn in belangrijke mate gerelateerd aan de in de balans gehanteerde waarderingsgrondslagen voor beleggingen en de technische voorzieningen. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde resultaten worden rechtstreeks verantwoord in het resultaat.
Jaarverslag 2011
pagina 50 | 88
Premiebijdragen risico fonds Onder premiebijdragen risico fonds wordt verstaan de aan derden in rekening gebrachte c.q. te brengen bedragen voor de in het verslagjaar verzekerde pensioenen onder aftrek van kortingen. Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Premiebijdragen risico deelnemers Dit betreft vrijwillige bijdragen van deelnemers in het kader van de PlusPensioenregeling. Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Beleggingsresultaten risico fonds (In)directe beleggingsresultaten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
Indirecte beleggingsopbrengsten Onder de indirecte beleggingsopbrengsten worden verstaan de gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen en valutaresultaten. In de jaarrekening wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. Aankoopkosten zijn verwerkt in de actuele waarde van de beleggingen. Verkoopkosten worden verantwoord als onderdeel van de gerealiseerde herwaarderingen.
Directe beleggingsopbrengsten Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt in dit verband verstaan rentebaten en -lasten, dividenden, huuropbrengsten en soortgelijke opbrengsten. Dividend wordt verantwoord op het moment van betaalbaarstelling. Kosten van vermogensbeheer Onder kosten van vermogensbeheer worden zowel de externe als de daaraan toegerekende interne kosten verstaan. Exploitatiekosten van onroerende zaken in exploitatie zijn in de kosten van vermogensbeheer opgenomen.
Verrekening van kosten De kosten uit hoofde van beheervergoeding alsmede transactiekosten gerelateerd aan beleggingen zijn in mindering gebracht op de directe en indirecte beleggingsopbrengsten.
Beleggingsresultaten risico deelnemers De grondslagen voor bepaling van het resultaat betreffende beleggingsresultaten risico deelnemers zijn gelijk aan de grondslagen voor bepaling van het resultaat betreffende beleggingsresultaten risico fonds, inclusief hedges. Mutatie technische voorziening voor pensioenuitvoeringskosten Jaarlijks valt een percentage van de uitkeringen vrij uit de technische voorziening ten behoeve van pensioenuitvoeringskosten (excassokosten). Daarnaast wordt een percentage van de pensioenopbouw en de inkomende waardeoverdrachten toegevoegd aan de technische voorziening ten behoeve van pensioenuitvoeringskosten. Pensioenopbouw De pensioenopbouw is de contante waarde van de pensioenaanspraken die toegekend zijn in het boekjaar. Rentetoevoeging technische voorziening De pensioenverplichtingen worden contant gemaakt tegen de nominale marktrente op basis van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur. De interesttoevoeging wordt tegen de rekenrente primo berekend over de beginstand en de mutaties gedurende het jaar. Jaarverslag 2011
pagina 51 | 88
Onttrekking uit technische voorziening voor pensioenuitkeringen Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de technische voorziening. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen in de verslagperiode. Pensioenuitkeringen De pensioenuitkeringen betreffen de aan deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen. De pensioenuitkeringen zijn berekend op actuariële grondslagen en toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente.
7.4.6
Grondslagen kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht is conform de directe methode opgesteld. Dit houdt in dat alle ontvangsten en uitgaven ook als zodanig worden gepresenteerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit pensioenuitvoeringsactiviteiten en beleggingsactiviteiten.
Jaarverslag 2011
pagina 52 | 88
7.5
Toelichting op de Balans
7.5.1
Beleggingen voor risico fonds
Overzicht totale waarde per beleggingscategorie
Ultimo 2011 Vastgoedbeleggingen EUR Belegde waarden in betreffende beleggingscategorie Beleggingsdebiteuren Liquide middelen Beleggingscrediteuren Stand per 31 december 2011
Aandelen EUR
Vastrentende waarden EUR
Derivaten EUR
Overige beleggingen EUR
Totaal EUR
18.048
48.474
66.227
27.859
5.835
166.443
182 41
-
18 -
315
44
200 400
-495
-
-
-
-
-495
17.776
48.474
66.245
28.174
5.879
166.548
Af: beleggingen risico deelnemers
-1.419
Stand per 31 december 2011
165.129
Ultimo 2010 Vastgoedbeleggingen EUR Belegde waarden in betreffende beleggingscategorie Beleggingsdebiteuren Liquide middelen Beleggingscrediteuren Stand per 31 december 2010 Af: beleggingen risico deelnemers Stand per 31 december 2010
Aandelen EUR
Vastrentende waarden EUR
Derivaten EUR
Overige beleggingen EUR
Totaal EUR
17.210
57.357
56.964
6.732
5.540
143.803
6 952
29 -
20 -
-
455
55 1.407
-91
-
-2
-
-
-93
18.077
57.386
56.982
6.732
5.995
145.172 -1.284 143.888
De premies voor beleggingen risico deelnemers (PlusPensioenregeling) worden op dezelfde manier verwerkt als de premies voor beleggingen risico fonds (basis-pensioenregeling). Hierdoor renderen de ingelegde premies op identieke wijze en kan er gebruik gemaakt worden van de schaalvoordelen van een groter geheel. Als gevolg hiervan zijn beide soorten premies ook geïntegreerd in het hierboven genoemde overzicht.
Jaarverslag 2011
pagina 53 | 88
Verloopoverzicht van belegde waarden per beleggingscategorie
Ultimo 2011 Vastgoedbeleggingen EUR Stand per 1 januari 2011 Aankopen / verstrekkingen Verkopen/ aflossingen Overige mutaties Gerealiseerde herwaardering Ongerealiseerde herwaardering
Derivaten (2)
EUR
Vastrentende waarden (1) EUR
Totaal
EUR
Overige beleggingen EUR
17.210
57.357
56.964
6.732
5.540
143.803
283
1.900
40.747
248.758
7.000
298.688
-
-7.874 -
-35.710 -13.728
-250.251 13.728
-6.748 -
-300.583 -
-
-327
-2.863
1.493
24
-1.673
555
-2.582
20.817
-929
19
17.880
18.048
48.474
66.227
19.531
5.835
158.115
-
-
-
8.328
-
8.328
18.048
48.474
66.227
27.859
5.835
166.443
Mutatie derivaten passiva Stand per 31 december 2011
Aandelen
(1) de relatief hoge omzet aan-/verkopen in vastrentende waarden en derivaten wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door: - overgang van een discretionaire vastrentende portefeuille naar een pool-belegging (vastrentende waarden). - periodieke afdekking van valutarisico (derivaten). (2) De hieronder opgenomen waarden betreffen belegde gelden in derivaten welke onder de activa zijn opgenomen onder de ‘beleggingen voor risico fonds’, met daarop in mindering gebracht de derivaten welke onder de passiva als onderdeel van de ‘overige schulden’ zijn opgenomen.
Jaarverslag 2011
pagina 54 | 88
EUR
Ultimo 2010 Vastgoedbeleggingen EUR Stand per 1 januari 2010 Aankopen / verstrekkingen Verkopen/ aflossingen Overige mutaties Gerealiseerde herwaardering Ongerealiseerde herwaardering
Mutatie derivaten passiva Stand per 31 december 2010
Jaarverslag 2011
Aandelen
Derivaten
EUR
Vastrentende waarden EUR
Totaal
EUR
Overige beleggingen EUR
17.108
53.436
48.983
7.260
1.217
128.004
-
8.153
60.132
255.213
6.300
329.798
-160 -
-11.376 -2.371
-62.076 790
-251.665 -790
-4.699 2.371
-329.976 -
1
1.009
6.182
-3.548
1
3.645
261
8.506
2.953
755
350
12.825
17.210
57.357
56.964
7.225
5.540
144.296
-
-
-
-493
-
-493
17.210
57.357
56.964
6.732
5.540
143.803
pagina 55 | 88
EUR
Actuele waarde Schattingen en oordelen Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen van het fonds nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen actuele waarde per balansdatum en is het over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor sommige andere financiële instrumenten, zoals beleggingsvorderingen en -schulden, geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benadert als gevolg van het korte termijn karakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de actuele waarde. Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het fonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen. Echter, bepaalde financiële instrumenten zijn gewaardeerd door middel van gebruikmaking van waarderingsmodellen en -technieken, inclusief verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten. Op basis van de boekwaarde kan het volgende onderscheid worden gemaakt: marktnoteringen direct EUR Actief per 31 december 2011 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
marktnoteringen afgeleid EUR
waarderingsmodellenen technieken EUR
EUR
3.617 2.717
48.408 42.879 477
18.048 66 19.731 27.859 2.641
18.048 48.474 66.227 27.859 5.835
6.334
91.764
68.345
166.443
-8.496
-8.496
Passief per 31 december 2011 Derivaten
Actief per 31 december 2010 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
totaal
2.568 3.337 2.718
54.776 31.068 326
17.210 13 22.559 6.732 2.496
17.210 57.357 56.964 6.732 5.540
8.623
86.170
49.010
143.803
-168
-168
Passief per 31 december 2010 Derivaten
In vergelijking met jaarrekening 2010 wordt in de jaarrekening 2011 een indeling in drie categorieën vermeld. De vergelijkende cijfers zijn aangepast naar deze nieuwe indeling. Schattingen van de actuele waarde zijn een momentopname, gebaseerd op de marktomstandigheden en de beschikbare informatie over het financiële instrument. Deze schattingen zijn van nature subjectief en bevatten onzekerheden en een significante oordeelsvorming (bijvoorbeeld rentestand, volatiliteit, schatting van kasstromen, etc.) en kunnen derhalve niet met precisie worden vastgesteld. Schatting van reële waarde Bij de schatting van de actuele waarde wordt gebruik gemaakt van verwachte, toekomstige kasstromen. De kasstromen uit hoofde van rentederivaten worden contant gemaakt aan de hand van de zerocoupon swapcurve.
Jaarverslag 2011
pagina 56 | 88
Gehanteerde rentevoeten voor de bepaling van de reële waarde Op balansdatum zijn de volgende gemiddelde rentevoeten gehanteerd:
Vastrentende waarden
2011 %
2010 %
2,19
3,15
2011 EUR
2010 EUR
Belegde waarden in vastgoed
Direct vastgoed Stand per 31 december
18.048 18.048
17.210 17.210
In 2011 is 89% (2010: 100%) van het direct vastgoed getaxeerd door onafhankelijke, beëdigde taxateurs. 11% (2010: 0%) is intern getaxeerd. De taxaties vinden gedurende het boekjaar één keer plaats op basis van het partieel roulerend systeem met een herijking ultimo boekjaar. In de vastgoedportefeuille zijn geen kantoorpanden opgenomen; er worden derhalve geen kantoorpanden aan aangesloten werkgevers verhuurd. De directe vastgoedportefeuille is volledig in Nederland belegd. Het fonds heeft het economisch en juridisch eigendom van het vastgoed.
Belegde waarden in aandelen
2011 EUR Aandelenbeleggingsfondsen Stand per 31 december
Jaarverslag 2011
48.474 48.474
2010 EUR 57.357 57.357
pagina 57 | 88
Belegde waarden in vastrentende waarden
2011 EUR Obligaties Credit funds Leningen op schuldbekentenissen Hypotheken Covered fondsen Deposito's Inflation linked bonds Obligatiebeleggingsfondsen Kortlopende vorderingen op banken Overige Stand per 31 december
23.055 10.992 624 86 2.254 15.932 650 9.210 1.779 1.645 66.227
2010 EUR 17.067 8.060 648 92 1.632 8.643 108 7.152 11.811 1.751 56.964
Belegde waarden in derivaten
2011 EUR Valutaderivaten Rentederivaten Stand per 31 december
0 27.859 27.859
2010 EUR 272 6.460 6.732
Belegde waarden in overige beleggingen
2011 EUR Commodities Kunst Beleggingsfondsen Stand per 31 december
2.717 8 3.110 5.835
2010 EUR 2.718 8 2.814 5.540
Beleggingsdebiteuren
Te vorderen bedragen uit hoofde van: - dividend- en couponbelasting - interest - huur Overige Stand per 31 december
Jaarverslag 2011
2011 EUR
2010 EUR
18 6 176 200
29 20 6 55
pagina 58 | 88
Beleggingscrediteuren
2011 EUR Nog af te wikkelen transacties Te betalen bedragen uit hoofde van: - huur Overige Stand per 31 december
7.5.2
2010 EUR
-
-86
-2 -493 -495
-6 -1 -93
2011 EUR
2010 EUR
Beleggingen voor risico deelnemers (PlusPensioenregeling)
Stand per 1 januari Stortingen Onttrekking in verband met inkoop rechten Onttrekking in verband met kosten Beleggingsresultaten risico deelnemers Correcties Stand per 31 december
1.284 147 -82 -19 136 -47 1.419
2011 EUR Overige beleggingen Stand per 31 december
1.419 1.419
1.073 135 -49 -17 142 1.284
2010 EUR 1.284 1.284
De beleggingen voor risico deelnemers zijn niet ondergebracht in een gesepareerd depot en worden derhalve op dezelfde wijze en in dezelfde verhouding belegd als de beleggingen voor risico fonds.
Jaarverslag 2011
pagina 59 | 88
7.5.3
Vorderingen en overlopende activa
Specificatie vorderingen en overlopende activa
Vordering op werkgevers Waardeoverdrachten Nog te factureren premie Uitkeringen Overige vorderingen Stand per 31 december
2011 EUR
2010 EUR
18 46 350 16 177 607
11 22 235 183 451
Bij de waardering van vorderingen wordt rekening gehouden met het risico van oninbaarheid door hiervoor een voorziening in aftrek te brengen op het saldo van de uitstaande vorderingen. Voor gelijksoortige posten met gelijksoortige risico’s wordt gezamenlijk een schatting gemaakt van verliezen en risico’s op balansdatum. Deze systematiek om de voorziening vast te stellen wordt gerekend tot de statische methode. Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. Nadere specificatie ‘Vorderingen op werkgevers’
Werkgevers Voorziening dubieuze debiteuren Stand per 31 december
2011 EUR
2010 EUR
31 -13 18
24 -13 11
In 2011 is er geen bedrag toegevoegd aan de voorziening (2010: toevoeging € 0). Er werd in 2011 geen bedrag aan premies over voorgaande jaren als oninbaar afgeschreven (2010: € 0).
7.5.4
Overige activa
Liquide middelen Stand per 31 december
2011 EUR
2010 EUR
295 295
300 300
De overige activa bestaan uit liquide middelen. Onder de liquide middelen worden opgenomen die kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen, die onmiddellijk dan wel op korte termijn opeisbaar zijn. Er zijn geen kredietfaciliteiten van toepassing.
Jaarverslag 2011
pagina 60 | 88
7.5.5
Stichtingskapitaal en reserves
Mutatieoverzicht eigen vermogen
stichtingskapitaal EUR
beleidsreserve
Totaal
EUR
solvabiliteits reserve EUR
Stand per 31 december 2010
0
10.689
16.735
27.424
Uit bestemming saldo van baten en lasten
-
-5.108
2.182
-2.926
Stand per 31 december 2011
0
5.581
18.917
24.498
stichtingskapitaal EUR
beleidsreserve
Totaal
EUR
solvabiliteits reserve EUR
Stand per 31 december 2009
0
8.589
16.113
24.702
Uit bestemming saldo van baten en lasten
-
2.100
622
2.722
Stand per 31 december 2010
0
10.689
16.735
27.424
EUR
EUR
Solvabiliteit
Aanwezig vermogen Af: technische voorzieningen op FTK-waardering Eigen vermogen Af: vereist eigen vermogen
EUR 157.152 132.654
31 december 2011 % 118,5 100,0
31 december 2010 EUR % 144.306 123,5 116.882 100,0
24.498 18.917
18,5 14,3
27.424 16.735
23,5 14,3
Vrij vermogen
5.581
4,2
10.689
9,2
Minimaal vereist eigen vermogen
5.549
4,2
4.857
4,2
Dekkingsgraad
118,5
123,5
Als het eigen vermogen lager is dan het minimale vereiste eigen vermogen bevindt het fonds zich in een situatie van dekkingstekort. Indien het eigen vermogen lager is dan het vereiste eigen vermogen, maar wel ten minste gelijk is aan het minimale vereiste eigen vermogen, bevindt het fonds zich in een situatie van reservetekort. De vermogenspositie van het fonds kan worden gekarakteriseerd als toereikende solvabiliteit. Voor de berekening van het vereist eigen vermogen wordt gebruik gemaakt van het standaard model van DNB.
Jaarverslag 2011
pagina 61 | 88
7.5.6
Technische voorziening voor risico fonds
Specificatie technische voorziening naar aard
2011 EUR Technische voorziening voor risico fonds Technische voorziening voor risico deelnemers Stand per 31 december
2010 EUR
132.654 1.419 134.073
116.882 1.284 118.166
Mutatieoverzicht technische voorziening
Stand per 1 januari Pensioenopbouw Rentetoevoegingen Onttrekking voor pensioenuitkeringen Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Wijziging overige actuariële uitgangspunten Overige wijzigingen Stand per 31 december
2011 EUR
2010 EUR
116.882 2.386 1.435 -3.831 -83 16.994 45 476 -1.650 132.654
105.518 2.039 1.332 -3.758 -66 10.055 -20 779 1.003 116.882
Bovenstaande mutaties betreffen alleen de mutaties van de technische voorziening voor risico van het fonds. De technische voorziening voor risico van deelnemers wordt verder in paragraaf 7.5.6 toegelicht. Voor een toelichting op de verschillende posten wordt verwezen naar de toelichting op de verschillende posten uit de staat van baten lasten.
Specificatie technische voorziening naar categorieën deelnemers
2011 EUR Actieve deelnemers Pensioengerechtigden Gewezen deelnemers Netto pensioenverplichtingen Toekomstige kosten uitvoering pensioenregeling Stand per 31 december
2010 EUR
41.424 49.786 35.127 126.337 6.317 132.654
36.856 43.141 31.319 111.316 5.566 116.882
De methode voor de berekening van de pensioenverplichtingen is zodanig toegepast dat er geen sprake is van een financieringsachterstand. Naar hun aard hebben de technische voorzieningen in het algemeen een langlopend karakter.
Jaarverslag 2011
pagina 62 | 88
Korte beschrijving van de pensioenregeling De pensioenregeling kan worden gekenmerkt als een middelloonregeling met een standaard pensioenleeftijd van 65 jaar. Jaarlijks wordt een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd van 1,75% van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevend loon onder aftrek van een franchise. Tevens bestaat er recht op partner- en wezenpensioen. Deelname aan de regeling is verplicht vanaf de leeftijd van 21 jaar (vóór 01-01-2008: 25 jaar), dan wel vanaf de datum van indiensttreding bij een werkgever in de bedrijfstak. Toeslagverlening Er is geen uitgewerkt plan om de pensioenen in de toekomst te verhogen. Jaarlijks beoordeelt het bestuur of de pensioenen verhoogd kunnen worden. Of en in hoeverre de pensioenen inderdaad worden verhoogd, hangt af van hoe het fonds er financieel voorstaat. Het is dus niet zeker óf de pensioenen in de toekomst worden verhoogd en ook niet met hoeveel. Voor verhoging is geen geld apart gezet. Dit komt overeen met variant B van de toeslagenmatrix. In het verslagjaar heeft het bestuur besloten om geen toeslag te verlenen op de tot en met 31 december 2011 opgebouwde rechten. Inhaalindexaties In het boekjaar zijn geen inhaalindexaties toegekend.
7.5.7
Technische voorziening voor risico deelnemers
2011 EUR Stand per 1 januari Stortingen Inkoop pensioen Kosten Beleggingsresultaten risico deelnemers Correcties Stand per 31 december
2010 EUR
1.284 147 -82 -19 136 -47 1.419
1.073 135 -49 -17 142 1.284
De in bovenstaande tabel opgenomen stortingen zijn alleen die bijdragen die op het boekjaar betrekking hebben.
7.5.8
Overige schulden en overlopende passiva
Specificatie overige schulden en overlopende passiva
2011 EUR Uitkeringen Derivaten Belastingen en premies sociale verzekeringen Overige schulden Stand per 31 december
8.496 84 299 8.879
2010 EUR -4 168 61 108 333
Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
Jaarverslag 2011
pagina 63 | 88
Nadere specificatie ‘Derivaten’
2011 EUR Valutaderivaten Rentederivaten Stand per 31 december
7.5.9
2010 EUR
826 7.670 8.496
168 168
Risicobeheer en derivaten
Solvabiliteitsrisico Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de pensioenverplichtingen. Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het fonds de premie voor de onderneming en deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele indexatie van opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. Het surplus op FTK-grondslagen is als volgt:
31 december 2011 EUR EUR Technische voorzieningen (FTK-waardering) Buffers: S1 Renterisico S2 Risico zakelijke waarden S3 Valutarisico S4 Grondstoffenrisico S5 Kredietrisico S6 Verzekeringstechnisch risico S7 Liquiditeitsrisico S8 Concentratierisico S9 Operationeel risico Diversificatie-effect Totaal S (vereist eigen vermogen conform art. 132 PW)
31 december 2010 EUR EUR
132.654
1.229 17.414 2.286 909 3.375 3.775 -10.071
116.882
892 15.351 3.770 802 2.133 3.239 -9.452 18.917
16.735
Vereist vermogen
151.571
133.617
Aanwezig vermogen (totaal activa - schulden)
157.152
144.306
5.581
10.689
Surplus
Het fonds heeft ter afdekking van risico’s derivatencontracten afgesloten (middels de participatie in het Liability Overlay Fund). Hiermee is bij het bepalen van de vereiste buffers op de volgende wijze rekening gehouden: Bij de berekening van de buffers past het fonds het standaard model van DNB toe. Voor de samenstelling van de beleggingen wordt uitgegaan van de beoogde asset mix, zoals opgenomen in de beleggingsrichtlijnen van het fonds.
Jaarverslag 2011
pagina 64 | 88
Marktrisico Marktrisico omvat de mogelijkheden voor winst of verlies en door een verandering van marktfactoren. Marktfactoren kunnen bijvoorbeeld marktprijzen zijn van aandelen, grondstoffen, vastgoed en private equity (prijsrisico), maar ook valutakoersen (valutarisico) of rentes (renterisico). De strategie van het fonds met betrekking tot het beleggingsrisico wordt bepaald door de beleggingsdoelstellingen. Het marktrisico wordt op dagelijkse basis beheerst in overeenstemming met de aanwezige beleidskaders en richtlijnen. De overallmarktposities worden periodiek gerapporteerd aan het bestuur. De mate waarin de beleggingsportefeuille van het fonds gevoelig is voor het prijs- en renterisico is in de volgende alinea weergegeven, vervolgens worden de risico’s die het fonds loopt nader toegelicht.
Renterisico Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden, directe vastgoed en de pensioenverplichtingen wijzigen als gevolg van veranderingen in de marktrente. De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van de duration. De duration geeft aan hoeveel procent bij benadering de marktwaarde van een belegging of verplichting verandert bij een parallelle verschuiving van de rentecurve. Een hoge duration geeft een hoge gevoeligheid voor veranderingen in de rente weer.
Vastrentende waarden (voor derivaten) Vastrentende waarden (na derivaten) Technische voorzieningen
Waarde balanspost 31 december 2011 EUR 66.227 85.590 132.654
Duration 31 december 2011
Duration 31 december 2010
5,01 38,00 17,00
5,25 15,25 16,00
Op balansdatum is de duration van de beleggingen aanzienlijk korter dan de duration van de verplichtingen. Er is derhalve sprake van een zogenaamde “duration-mismatch”. Dit betekent dat bij een rentestijging de waarde van de beleggingen minder snel daalt dan de waarde van de verplichtingen (bij toepassing van de actuele marktrentestructuur) daalt, waardoor de dekkingsgraad zal stijgen. Bij een rentedaling zal de waarde van de beleggingen minder snel stijgen dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt. Het beleid van het fonds is gericht op het verkleinen van de “duration-mismatch”. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door het kopen van meer langlopende obligaties in plaats van aandelen (aandelen hebben per definitie een duration van nul), binnen de portefeuille kortlopende obligaties vervangen door langlopende obligaties of door middel van renteswaps of swaptions. Bij een renteswap wordt een vaste lange rente geruild tegen een variabele korte rente. Het fonds ontvangt in dit geval een lange rente, vergelijkbaar met de kasstroom van een langlopende obligatie en betaalt daarvoor een variabele korte rente (bijvoorbeeld Euribor). Hierdoor wordt de “duration-mismatch” verkleind, maar het fonds wordt wel afhankelijk van de ontwikkeling van de korte rente die het fonds aan de tegenpartij betaalt. Met een swaption kan het fonds tijdelijk het risico van een verdere rentedaling afdekken. Hiervoor betaalt het fonds een premie. Bij het afsluiten van een swap of een swaption kunnen dus mismatchrisico’s worden afgedekt en worden nieuwe risico’s geïntroduceerd die gepaard gaan met dit soort instrumenten (zoals liquiditeit, tegenpartij en juridisch risico). De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt:
Resterende looptijd < 1 jaar Resterende looptijd > 1 en < 5 jaar Resterende looptijd > 5 jaar
Jaarverslag 2011
31 december 2011 EUR % 23.597 35,6 21.276 32,1 21.354 32,3 66.227 100
31 december 2010 EUR % 32.580 57,2 10.551 18,5 13.833 24,3 56.964 100
pagina 65 | 88
Gevoeligheidsanalyse In onderstaande tabel wordt de gevoeligheid van de dekkingsgraad getoond voor waardeveranderingen van de aandelenbeleggingen en voor verschuivingen van de rente. In het midden van de tabel staat de huidige dekkingsgraad van 118,5%.
• rente
• zakelijke waarden -30%
-15%
0%
15%
30%
-1.00%
105,9%
111,0%
116,1%
121,2%
126,4%
-0.50%
106,0%
111,6%
117,2%
122,8%
128,4%
0.00%
106,3%
112,4%
118,5%
124,6%
130,7%
0.50%
106,8%
113,4%
120,0%
126,7%
133,3%
1.00%
107,4%
114,6%
121,8%
129,0%
136,2%
Ondanks dat het renterisico grotendeels is afgedekt, zullen plotselinge schokken in de rente toch beperkt invloed kunnen hebben op de dekkingsgraad. Dit geldt uiteraard ook voor schokken op de aandelenbeurs, aangezien dit risico ook niet volledig is afgedekt. Prijsrisico Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen, die wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen actuele waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo van baten en lasten worden verwerkt, zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. Het prijsrisico wordt gemitigeerd door diversificatie De segmentatie van vastgoed naar sectoren is als volgt:
Winkels Woningen
31 december 2011 EUR % 830 4,6 17.218 95,4 18.048 100
31 december 2010 EUR % 875 5,1 16.335 94,9 17.210 100
31 december 2011 EUR % 18.048 100,0 18.048 100
31 december 2010 EUR % 17.210 100,0 17.210 100
De segmentatie van vastgoed naar regio is als volgt:
Europa
Jaarverslag 2011
pagina 66 | 88
De segmentatie van de aandelenportefeuille naar sectoren is als volgt:
31 december 2011 EUR % 0,0
Beleggingsinstelling Financiële instellingen (waaronder banken en verzekeraars) Nijverheid en industrie Handel Overige dienstverlening Diversen
6.920 14.193 12.572 10.879 3.910 48.474
14,3 29,3 25,9 22,4 8,1 100
31 december 2010 EUR % 34.805 60,7 4.157 6.465 4.888 5.993 1.049 57.357
7,2 11,3 8,5 10,4 1,8 100
De segmentatie van de aandelenportefeuille naar regio is als volgt:
Europa Wereldwijd Noord-Amerika Asia Pacific Emerging markets
31 december 2011 EUR % 17.719 36,5 0,0 18.945 39,1 5.629 11,6 6.181 12,8 48.474 100
31 december 2010 EUR % 19.488 34,0 20.688 36,0 2.568 4,5 6.418 11,2 8.195 14,3 57.357 100
Valutarisico Het percentage van de gehele beleggingsportefeuille dat buiten de euro wordt belegd ultimo 2011 bedraagt circa 27,4% (2010: % 34,3%). De vreemde valuta exposure van de beleggingscategorieën Global High Yield en Emerging Market Debt wordt binnen het fonds voor 100% afgedekt naar Euro´s. De valuta exposure naar de Amerikaanse Dollar, de Britse Pond, de Japanse Yen en de Zwitserse Frank van de overige beleggingen buiten vastrentende waarden in de portefeuille worden passief voor 75% afgedekt op totaal portefeuilleniveau. Per einde boekjaar is de waarde van de uitstaande valutatermijncontracten € -826 (2010 € 103). Het valutarisico wordt in onderstaande tabel weergegeven.
EUR vóór EUR GBP JPY USD CHF Overige
115.373 5.844 4.037 21.730 2.122 9.772 158.878
EUR valutaderivaten -4.344 -3.009 -16.409 -1.578 -25.340
31 december 2011 EUR netto positie (na) 115.373 1.500 1.028 5.321 544 9.772 133.538
31 december 2010 EUR netto positie (na) 95.148 1.601 2.094 8.744 643 7.374 115.604
Kredietrisico Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars. Over beursgenoteerde derivaten wordt geen kredietrisico gelopen. Jaarverslag 2011
pagina 67 | 88
Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het fonds financiële verliezen lijdt. Beheersing vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het fonds; het vragen van extra zekerheden zoals onderpand en dergelijke bij hypothecaire geldleningen en het uitlenen van effecten; het hanteren van prudente verstrekkingnormen bij hypothecaire geldleningen. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het fonds enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het fonds enkel gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten zodat posities van het fonds adequaat worden afgedekt door onderpand. In de onderstaande tabel wordt de verdeling van de vastrentende waarden naar sector weergegeven:
2011 EUR Nederlandse overheidsinstellingen Buitenlandse overheidsinstellingen Beleggingsinstellingen Financiële instellingen Handel- en industriële bedrijven Andere instellingen
18.445 21.230 16.999 4.822 4.731 66.227
2010 EUR 12.603 14.979 7.152 17.992 1.072 3.166 56.964
De verdeling van vastrentende waarden naar regio is weergegeven in onderstaande tabel:
2011 EUR Mature markets Emerging markets
61.900 4.327 66.227
2010 EUR 53.082 3.882 56.964
Ten aanzien van de kredietwaardigheid van de debiteuren van de vastrentende portefeuille wordt het volgende overzicht gegeven:
AAA AA A BBB BB B CCC Overig
Jaarverslag 2011
31 december 2011 EUR % 19.482 29,4 4.753 7,2 11.873 17,9 3.562 5,4 1.725 2,6 3.362 5,1 1.485 2,2 19.985 30,2 66.227 100
31 december 2010 EUR % 13.122 23,0 7.845 13,8 4.273 7,5 1.534 2,7 93 0,2 0,0 0,0 30.097 52,8 56.964 100
pagina 68 | 88
Verzekeringtechnische risico (actuariële risico’s) Langlevenrisico Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de technische voorziening. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. De AG-prognosetafel 2010-2060 is ontworpen om door middel van adequate correcties voor ervaringssterfte het langlevenrisico nagenoeg geheel te verdisconteren in de waardering van de pensioenverplichtingen. Overlijdensrisico Het overlijdensrisico betekent dat het fonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het fonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen.
Indexatierisico (actuariële risico’s) Sinds de invoering van het toeslagenmatrix variant B in 2009 heeft het bestuur van het fonds niet de ambitie om het pensioen te indexeren. Het beleid en de ambitie inzake indexatie en toeslagverlening is weergegeven in de alinea ‘Toeslagverlening’ onder de paragraaf inzake de toelichting op de balanspost ‘Voorziening pensioenverplichting risico fonds’, waaruit blijkt dat variant B van de toeslagenmatrix van toepassing is.
Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico wordt beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er wordt eveneens rekening gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Inzake het liquiditeitsrisico wordt vermeld dat het fonds in haar beleggingsportefeuille over voldoende obligaties beschikt die onmiddellijk zonder waardeverlies te gelde kunnen worden gemaakt om eventuele onvoorziene uitstroom van geldmiddelen te financieren.
Concentratierisico Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Dit betreft per 31 december 2011 de volgende posten (percentage ten opzichte van het balanstotaal in 2011 respectievelijk 2010):
Abn-Amro ING Pictet Blackrock Barclays RBS JP Morgan Achmea / Interpolis Nederland (staatsobligaties) Italie (staatsobligaties) Frankrijk (staatsobligaties) Duitsland (staatsobligaties)
Jaarverslag 2011
31 december 2011 EUR % 4.044 2% 0% 3.617 2% 26.891 16% 6.779 4% 4.272 3% 4.687 3% 5.593 3% 4.945 3% 3.545 2% 3.811 2% 0% 68.184
31 december 2010 EUR % 5.712 4% 5.714 4% 3.337 2% 35.549 24% 0% 0% 0% 3.815 3% 0% 3.153 2% 0% 3.204 2% 60.484
pagina 69 | 88
In het algemeen geldt dat concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Een portefeuille van leningen die sterk sectorgebonden is, kan door deze sectorconcentratie een verhoogd risico lopen. Indien aandelen in dezelfde sector worden aangehouden is sprake van een cumulatief concentratierisico.
Overige niet-financiële risico’s Operationeel risico Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico’s worden door het fonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn op gebieden zoals interne organisatie, procedures, processen en controles, kwaliteit geautomatiseerde systemen, enzovoorts. Deze kwaliteitseisen worden periodiek getoetst door het bestuur. Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het fonds niet beheersbaar.
Specifieke financiële instrumenten (derivaten) Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt tevens gebruikgemaakt van financiële derivaten. Als hoofdregel geldt, dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekent inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen (limieten) te bevinden. Het fonds gebruikt derivaten voornamelijk om het valutarisico en het renterisico af te dekken. Een van de belangrijkste risico’s bij derivaten is het kredietrisico. Dit is het risico dat tegenpartijen niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met te goeder naam en faam bekend staande partijen. Bovendien geldt dat zoveel mogelijk wordt gewerkt met onderpand. Gebruik kan worden gemaakt van onder meer de volgende instrumenten: ·
Futures: dit zijn standaard beursgenoteerde instrumenten waarmee snel posities kunnen worden gewijzigd. Futures worden gebruikt voor het tactische beleggingsbeleid. Tactisch beleggingsbeleid is slechts zeer beperkt mogelijk binnen de grenzen van het strategische beleggingsbeleid.
·
FX Forwards (valutatermijncontracten): dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten worden valutarisico’s afgedekt.
·
Interest rate swaps (renteswaps): dit betreft met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het uitwisselen van rentebetalingen over een nominale hoofdsom. Door middel van swaps kan het fonds de rentegevoeligheid van de portefeuille beïnvloeden.
Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities per 31 december 2011:
Type contract Futures Forward Interest rate swaps
Jaarverslag 2011
Contractomvang EUR 699.080 36.930.529 269.644.804 307.274.413
Actuele waarde activa EUR 0 27.859 27.859
Actuele waarde passiva EUR -826 -7.670 -8.496
pagina 70 | 88
Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities per 31 december 2010:
Type contract Forward Interest rate swaps
Contractomvang EUR 29.432 163.602 193.034
Actuele waarde activa EUR 272 6.460 6.732
Actuele waarde passiva EUR -168 -168
De contractwaarde die in deze tabel wordt genoemd betreft de nominale waarde van het derivaat. De waarde van future is nul, omdat futures iedere dag worden afgerekend. Het fonds neemt niet deel aan een zogenaamd “security lending programme”, waarbij het fonds een vergoeding zou krijgen voor het tijdelijk uitlenen van effecten.
7.5.10
Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen
Langlopende contractuele verplichtingen Het fonds heeft een uitbestedingsovereenkomst afgesloten met Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V., Syntrus Achmea Vermogensbeheer B.V. en Syntrus Achmea Vastgoed B.V. Dit contract is ingegaan op 1 januari 2011 en loopt voor onbepaalde tijd met een opzegtermijn van 12 maanden. Met het bestuur zijn afspraken gemaakt over de vergoedingensystematiek. Deze systematiek bestaat zowel uit vaste als uit variabele componenten. De jaarlijks te betalen vergoeding voor het vermogensbeheer wordt berekend op basis van een percentage (staffel) over het gemiddeld daadwerkelijk belegd vermogen. De vergoeding over het gemiddeld daadwerkelijk belegd vermogen in aandelen is daarmee gebaseerd op 0,23 tot 0,33%, de vergoeding over het gemiddeld daadwerkelijk belegd vermogen in vastrentende waarden is daarmee gebaseerd op 0,10 tot 0,20%. De jaarlijks te betalen vergoeding voor financieel management en advies bedragen jaarlijkse 0,75% over het belegd vermogen. Voor het vastgoedbeheer bedraagt de jaarlijks te betalen vergoeding 0,5% van het gemiddeld daadwerkelijk belegd vermogen in vastgoed. Voorwaardelijke verplichtingen Ultimo boekjaar lopen er geen juridische procedures aangespannen tegen het fonds. Identiteit van verbonden partijen Er zijn geen partijen die als verbonden partij te kwalificeren zijn. Transacties met bestuurders Leden van het bestuur, de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan ontvangen enkel een vergoeding voor vergaderingen en de bijbehorende reiskosten. De vergoeding bedroeg in 2011 € 410,00 per vergadering/dagdeel. Er zijn geen leningen verstrekt aan en geen vorderingen op (voormalige) bestuurders
Jaarverslag 2011
pagina 71 | 88
7.6
Toelichting op de staat van baten en lasten
7.6.1
Premiebijdragen risico fonds
2011 EUR Werkgevers- en werknemersgedeelte Excedent Vrijwillige voortzetting
2010 EUR
2.042 99 15 2.156
1.661 9 1.670
De totale bijdrage van werkgever en werknemers bedraagt 16,0% (2010: 13,5%) van de loonsom. Het fonds factureert alleen aan aangesloten werkgevers. De werkgevers verhalen een deel van de premie op de werknemers. Dit betreft 8,0% (2010 6,75%) van de pensioengrondslag. De kostendekkende, gedempte kostendekkende en feitelijke premie volgens artikel 130 van de Pensioenwet zijn als volgt:
2011 EUR Kostendekkende premie Feitelijke premie Gedempte kostendekkende premie
2010 EUR
3.459 2.156 1.999
2.957 1.670 1.862
De verschillen tussen de kostendekkende premie, de feitelijke premie en de gedempte kostendekkende premie zijn het gevolg van vergelijkingen tussen kostendekkende premies op 5,9%, de kostendekkende premie en de feitelijk ontvangen premie. De reglementaire premie bedroeg in 2011 16,0% van de pensioengrondslag. Deze premie is niet kostendekkend indien het beleggingsrendement zich structureel onder de 5,9% bevindt. Uit bovenstaande tabel blijkt dat deze premie in 2011 kostendekkend was. De premie voor 2012 is vastgesteld op 16,5% van de pensioengrondslag, terwijl het rendement waarop de gedempt kostendekkende premie wordt vastgesteld is verlaagd tot 5,5%.
De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate verantwoord. De samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt:
2011 EUR Kosten pensioenopbouw Pensioenuitvoeringskosten Solvabiliteitsopslag Afslag in verband met toetsing op oude grondslagen Vrijval technische voorzieningen voor excassokosten
Jaarverslag 2011
2.491 785 357 -174 3.459
2010 EUR 2.089 826 319 -112 -165 2.957
pagina 72 | 88
De samenstelling van de gedempte kostendekkende premie is als volgt:
2011 EUR Nominale pensioeninkoop Kostenopslag Solvabiliteitsopslag Afslag in verband met toetsing op oude grondslagen
7.6.2
1.354 452 193 1.999
2010 EUR 1.300 414 198 -50 1.862
Premiebijdragen risico deelnemers
Het fonds kent een vrijwillige aanvullende pensioenregeling (PlusPensioen). De deelnemer kan hieraan deelnemen voor een aanvullend pensioen. De deelnemer kan bijdragen storten voor zover de deelnemer hiervoor ‘fiscale ruimte’ heeft. De bijdragen zijn geheel voor rekening van de deelnemer.
Jaarverslag 2011
pagina 73 | 88
7.6.3
Beleggingsresultaten risico fonds
2011
Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
Directe beleggingsopbrengsten EUR -342 -20 30 2 -330
Indirecte Kosten van beleggingsvermogensbeheer opbrengsten EUR EUR 555 -159 -2.909 -219 17.955 -154 562 -24 -192 -22 15.971 -578 Af: Resultaat voor rekening en risico deelnemers
Totaal
EUR 54 -3.148 17.831 538 -212 15.063 -136 14.927
De negatieve directe beleggingsopbrengsten onder vastgoedbeleggingen worden onder andere veroorzaakt doordat onderhoud, waarbij geen waardevermeerdering teweeg wordt gebracht, ten laste van het resultaat is gebracht. De negatieve directe beleggingsopbrengsten onder aandelen in 2011 worden veroorzaakt doordat er in 2011 voor € 27 aan niet terug te vorderen dividend belasting als oninbaar is afgeschreven.
2010
Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
7.6.4
Directe beleggingsopbrengsten EUR 542 36 137 715
Indirecte Kosten van beleggingsvermogensbeheer opbrengsten EUR EUR 262 -111 9.514 -118 9.133 -88 -2.793 -9 56 -9 16.172 -335 Af: Resultaat voor rekening en risico deelnemers
Totaal
EUR 693 9.432 9.182 -2.802 47 16.552 -142 16.410
Beleggingsresultaten risico deelnemers
Het aan de beleggingen voor risico deelnemers toegerekende rendement bedraagt € 136 (2010: € 142).
7.6.5
Overige baten
FVP bijdragen Andere baten
Jaarverslag 2011
2011 EUR
2010 EUR
141 28 169
593 11 604
pagina 74 | 88
7.6.6
Pensioenopbouw
Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de technische voorziening van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling.
7.6.7
Indexering en overige toeslagen
Het beleid en de ambitie inzake indexatie en toeslagverlening is weergegeven in de alinea ‘Toeslagverlening’ onder de paragraaf inzake de toelichting op de balanspost ‘Technische voorziening risico fonds’. Uit deze paragraaf blijkt dat het bestuur van het fonds sinds 2009 niet de ambitie en daaruitvoortkomend een uitgewerkt plan heeft om de pensioenen in de toekomst te verhogen. Derhalve heeft het bestuur besloten om de pensioenen per 1 januari 2011 niet te verhogen.
7.6.8
Rentetoevoeging technische voorziening
De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 1,296% (2010: 1,303% ), zijnde € 1.435 (2010: € 1.332). Het rentepercentage is afgeleid van de eenjaarsrente uit de rentetermijnstructuur per begin van het boekjaar zoals gepubliceerd op de website van DNB.
7.6.9
Onttrekking uit technische voorziening voor pensioenuitkeringen
Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de technische voorziening. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen van de verslagperiode.
7.6.10 Onttrekking uit technische voorziening voor pensioenuitvoeringskosten Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de technische voorziening. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de kosten van de verslagperiode.
7.6.11 Pensioenuitkeringen
2011 EUR Ouderdomspensioen Partnerpensioen Wezenpensioen Afkopen Correcties en nabetalingen
2.764 788 5 318 3.875
2010 EUR 2.554 753 8 397 134 3.846
De post Afkopen betreft de afkoop van pensioenen die op de afkoopdatum lager zijn dan € 427,29 (2010: € 420,69) per jaar. Dit betreft de afkoopgrens overeenkomstig de Pensioenwet (artikel 66).
Jaarverslag 2011
pagina 75 | 88
7.6.12 Pensioenuitvoeringskosten
2011 EUR
2010 EUR
45 578 114 36 12 785
37 573 168 31 18 827
Bestuurskosten Administratiekostenvergoeding Controle- en advieskosten (excl. accountantskosten) Accountantskosten Contributies en bijdragen
De accountantskosten, zoals hierboven opgenomen als onderdeel van de pensioenuitvoeringskosten, kunnen als volgt worden gespecificeerd:
2011 EUR
2010 EUR
36 36
31 31
Controle van de jaarrekening
7.6.13 Aantal personeelsleden Bij het fonds zijn geen werknemers in dienst. De pensioenuitvoering is volledig uitbesteed aan Syntrus Achmea.
7.6.14 Verbonden partijen Identiteit van verbonden partijen Er zijn geen partijen die als verbonden partij te kwalificeren zijn.
Transacties met bestuurders Er zijn geen leningen verstrekt aan, noch is er sprake van vorderingen op (voormalige) bestuurders.
Overige transacties met verbonden partijen Er zijn geen overige transacties met verbonden partijen.
7.6.15 Bezoldiging bestuurders De transacties met bestuurders hebben betrekking op de vergoedingen voor de werkzaamheden verband houdende met de bestuurs- en commissievergaderingen. De vergoedingen bestaan uit vacatiegeld, vergoeding van reis- en verblijfkosten, overige kosten bestuur en overige bestuurskosten 2011: € 45 (2010: € 37). Afgezien hiervan zijn geen bezoldigingen toegekend.
Jaarverslag 2011
pagina 76 | 88
7.6.16 Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente.
7.6.17 Wijziging overige actuariële uitgangspunten De actuariële grondslagen en/of methoden worden periodiek beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien van sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen voor zowel de gehele bevolking als specifiek voor de populatie van het fonds. Onderzoek op basis van het deelnemersbestand heeft aanleiding gegevens de zogenaamde revalidatiekans te herzien. Deze bij de vaststelling van de voorziening voor de toekomstige opbouw van arbeidsongeschikte (gewezen) deelnemers gehanteerde kans is met ingang van 2012 verlaagd van 20% naar 0%. Als gevolg hiervan neemt deze voorziening per ultimo 2011 toe met € 476. De publicatie in 2010 van het Actuarieel Genootschap van nieuwe informatie over de overlevingskansen van de Nederlandse bevolking gaf het bestuur aanleiding voor verdere actualisering van de door haar gebruikte schattingen bij het berekenen van de technische voorzieningen. Toepassing van de nieuwe prognosetafels en fondsspecifieke ervaringssterfte leidde in 2010 tot een verzwaring van de technische voorziening met € 779.
7.6.18 Overige wijzigingen in de technische voorziening
2011 EUR Kanssystemen Sterfte Arbeidsongeschiktheid Mutaties Totaal kanssystemen Overige mutaties Overig FVP Totaal overige mutaties Totaal overige wijzigingen in de technische voorzieningen
Jaarverslag 2011
2010 EUR
-1.128 -18 -504 -1.650
-138 106 675 643
-
-233 593 360
-1.650
1.003
pagina 77 | 88
7.6.19 Saldo overdracht van rechten
2011 EUR
2010 EUR
-120 10 -110
-89 78 -11
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Toevoeging aan de technische voorzieningen Onttrekking aan de technische voorzieningen Totaal overige resultaten
60 -15 45
114 -134 -20
Saldo overdracht van rechten
-65
-31
Saldo overdrachten van rechten Inkomende waardeoverdrachten Uitgaande waardeoverdrachten Subtotaal
Een inkomende waardeoverdracht betreft de ontvangst van het fonds of de pensioenverzekeraar van de vorige werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd. Een uitgaande waardeoverdracht betreft de overdracht aan het fonds of de pensioenverzekeraar van de nieuwe werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd. De ontvangen koopsommen worden aangewend voor de inkoop van extra pensioenaanspraken.
7.6.20 Wijziging technische voorziening risico deelnemers De dotatie aan de technische voorziening risico deelnemers bedraagt in het boekjaar € 147 (2010: € 135). Aan de voorziening is in het boekjaar € 82 (2010: € 49) onttrokken uit hoofde van opnames. De wijziging van de overige mutaties bedraagt € 70 (2010: € 125). Per saldo wijzigt de voorziening risico deelnemers met € 135 (2010: € 211).
7.6.21 Overige lasten
2011 EUR Andere lasten
2010 EUR
1 1
5 5
De activiteiten van het fonds zijn vrijgesteld van belastingheffing in het kader van de vennootschapsbelasting.
Jaarverslag 2011
pagina 78 | 88
7.6.22 Vaststelling van de jaarrekening door het bestuur Het bestuur van de Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven (VNPS) heeft de jaarrekening 2011 vastgesteld in de vergadering van 21 juni 2012. Eindhoven, 21 juni 2012
G.W. Hompe
M.H.J.M. Crijnen
Werknemersvoorzitter
werkgeversvoorzitter
R.J. Zwijnenburg
C.N.J.M. de Gooijer
J.C. Dwarswaard
A.M.P. de Jong
L.F.A.M. Jansen
C. Dassen-Soons
P.M.A.J. Verheggen
Jaarverslag 2011
pagina 79 | 88
8 Overige gegevens 8.1
Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten
Ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en lasten is geen bepaling opgenomen in de statuten van het fonds. De bestemming is uitgewerkt in de ABTN: ·
De Solvabiliteitsreserve is bedoeld om alle risico’s, zoals vastgelegd in de Regeling Pensioenwet onder vaststelling vereist eigen vermogen, op te kunnen vangen.
·
De beleidsreserve wordt gevoed door het resultaat nadat de solvabiliteitsreserve op het juiste niveau is gebracht.
Het voorstel resultaatbestemming 2011 is opgenomen in de paragraaf van de staat van baten en lasten in de jaarrekening.
8.2
Gebeurtenissen na balansdatum
Er zijn geen gebeurtenissen na de balansdatum die van invloed kunnen zijn op dit jaarverslag.
Jaarverslag 2011
pagina 80 | 88
8.3
Actuariële verklaring
Opdracht Door Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven te Eindhoven is aan Towers Watson B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het verslagjaar 2011.
Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds.
Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening.
In overeenstemming met de richtlijn ‘Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen’ heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn.
Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet.
De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt voor mijn beoordelingswerkzaamheden heb aanvaard.
Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: l
heb ik onder meer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; en
l
heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds.
Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds.
De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum ten minste gelijk aan het wettelijk vereist eigen vermogen.
Jaarverslag 2011
pagina 81 | 88
Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een toereikende solvabiliteit. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De vermogenspositie van Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven is naar mijn mening voldoende. Daarbij is in aanmerking genomen dat de mogelijkheden tot het realiseren van de toeslagen beperkt zijn. Hierbij hebben wij in aanmerking genomen dat er sprake is van een intentie tot toeslagverlening die niet gekoppeld is aan een maatstaf en dat de gerealiseerde toeslagen de afgelopen jaren beperkt zijn. Eindhoven, 21 juni 2012
drs. J.G.A. Smolenaers AAG verbonden aan Towers Watson B.V.
Jaarverslag 2011
pagina 82 | 88
8.4
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Aan: Het bestuur van Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven
Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit rapport opgenomen jaarrekening van Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven te Eindhoven gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2011, de staat van baten en lasten en het kasstroomoverzicht over 2011 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van het pensioenfonds is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW), met inachtneming van het bepaalde in artikel 146 Pensioenwet. Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico's dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de entiteit. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de entiteit gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel betreffende de jaarrekening Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Vereniging Nederlands Pensioenfonds voor de Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven per 31 december 2011 en van het resultaat over 2011 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW, met inachtneming van het bepaalde in artikel 146 Pensioenwet.
Jaarverslag 2011
pagina 83 | 88
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Den Haag, 21 juni 2012
Ernst & Young Accountants LLP
w.g. W.J. Thuss RA
Jaarverslag 2011
pagina 84 | 88
9 Bijlagen 9.1 Bijlage 1 Volumeveranderingen Mutatieoverzicht Deelnemers
Gewezen
Arbeidsongeschikte
Gepensio-
(excl. ao)
deelnemers
deelnemers
neerden
Totaal
Stand per 1 januari 2011
643
7.086
123
1.587
9.439
Toetreding / hertoetreding
246
-181
-
-
65
Pensionering
-8
-660
-14
406
-276
Arbeidsongeschiktheid
-2
-
2
-
-
3
-
-3
-
-
-152
-40
-2
-66
66
-
-
-
Waardeoverdracht
8
-5
-
-
3
Afkoop emigratie / klein pensioen
-
-134
-
-320
-454
Beëindiging wezenpensioen
-
-
-
-3
-3
Overige oorzaken
-
-35
-
-8
-43
1.553
8.428
Revalidering Overlijden Premievrij gemaakt door uitdienst
Stand per 31 december 2011
672
6.097
-109
106
-303
Individuele waardeoverdracht Bedragen x 1.000 euro
2011
Uitgaande overdrachten (aantallen) Uitgaande overdrachten
€
Inkomende overdrachten (aantallen) Inkomende overdrachten
Jaarverslag 2011
2010 8
10
€
5 €
120
2009
13 78
€
15 €
89
2008 2
19
€
0 €
0
2007
15 145
24 €
13 €
143
168 4
€
54
pagina 85 | 88
Pensioenopbouw tijdens werkloosheid Deelnemers die werkloos zijn geworden komen onder bepaalde voorwaarden in aanmerking voor een bijdrage voor de voortzetting van de opbouw van hun pensioenaanspraken. Deze bijdrage wordt verstrekt door de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP). Voor het onderstaande aantal personen is in het jaar een (of meer) bijdrage(n) ontvangen. 2011 Opbouw tijdens WW
2010
15
2009
39
2008
39
2007
32
25
Pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid Voor deelnemers die (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt zijn geworden wordt de pensioenopbouw vanaf de eerste W AO-dag of WIAdag (gedeeltelijk) zonder verdere premiebetaling voortgezet. Bedragen x 1.000 euro
2011
Opbouw tijdens WAO/WIA (aantallen) Opbouw tijdens WAO/WIA
2010
106 €
22
2009
123 €
29
2008
132 €
30
2007
151 €
34
162 €
30
Vrijwillige voortzetting van de deelneming Deelnemers hebben de mogelijkheid om bij beëindiging van de deelneming voor 65 jaar de deelneming voor eigen rekening tegen de normale premie voort te zetten. Sinds 2001 is wettelijk bepaald dat een vrijwillige voortzetting maximaal drie jaren mag duren. Bedragen x 1.000 euro
2011
Vrijwillige voortzetting (aantallen) Vrijwillige voortzetting
2010 5
€
15
2009 -
€
-
2008 -
€
-
2007 -
€
-
€
-
Deelnemers PlusPensioenregeling Met ingang van 1 januari 2003 is de PlusPensioenregeling (voorheen pensioenspaarregeling) in de sigarenindustrie van kracht. Met deze regeling van het fonds kunnen de aangesloten werkgevers een aantrekkelijker arbeidsvoorwaardenpakket aanbieden. Werknemers krijgen meer keuzemogelijkheden in hun oudedagsvoorzieningen. Deelnemers kunnen kiezen voor een aanvulling op het reguliere ouderdoms- en partnerpensioen bij het fonds of een eerdere ingangsdatum van het ouderdomspensioen.
Bedragen x 1.000 euro
2011
2010
2009
2008
2007
Aantal deelnemers
201
207
212
223
262
Aantal deelnemers die in het jaar inlegden
118
112
114
141
153
Totale inleg1
1
€
147
€
135
€
130
€
148
€
129
Acht procent van de inleg komt ter dekking van de kosten toe aan het fonds
Jaarverslag 2011
pagina 86 | 88
9.2 Bijlage 2 Nevenfuncties bestuursleden Hieronder staan de relevante (neven)functies vermeld van de bestuursleden van 2011: De heer G.W. Hompe ·
Vakbondsbestuurder FNV Bondgenoten
De heer M.H.J.M. Crijnen ·
Voorzitter Nederlandse Vereniging voor de Sigarenindustrie
·
Algemeen secretaris European Cigar Manufacturers Association
De heer C.N.J.M. de Gooijer ·
Bestuurslid Tabaserv
·
Voorzitter Eindhovensche Fabrikanten Kring Sectie Personeelsverantwoordelijken
De heer J.C. Dwarswaard ·
Bestuurslid Bedrijfstakpensioenfonds Architectenbureaus
·
Bestuurslid Bedrijfstakpensioenfonds Particuliere beveiliging
·
Bestuurslid Bedrijfstakpensioenfonds Banden- en Wielenbranche
·
Bestuurslid Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars (SBZ)
·
Bestuurslid Bedrijfstakpensioenfonds Kunststof- en RubberIndustrie
De heer A.M.P. de Jong ·
Secretaris contactgroep Buitenland II
De heer R. Zwijnenburg ·
Vakgroepbestuurder CNV Vakmensen
·
Bestuurslid Molenaarspensioenfonds
·
Bestuurslid pensioenfonds Groente en Fruit
·
Bestuurslid Vut fonds Groente en Fruit
·
Bestuurslid Aequor (kenniscentrum voedsel en leefomgeving)
·
Plaatsvervangend Bestuurslid diverse Collandfondsen (Suwas, arbeidsmarktfonds en sectorraad)
Mevrouw L.F.A.M. Jansen ·
Pensioenadviseur FNV Bondgenoten
·
Bestuurslid Bedrijfstakpensioenfonds Kalkzandsteenindustrie per 31-12-2011 geliquideerd)
·
Bestuurslid Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie
·
Bestuurslid en lid beleggingscommissie Bedrijfstakpensioenfonds Beroepsvervoer over de Weg
·
Voorzitter Vereniging van Eigenaren “De ronde 48” te Utrecht
Mevrouw C. Dassen-Soons ·
Adviseur Nederlandse Vereniging voor de Sigarenindustrie
·
Secretaris Federatie Nederlandse Lederwaren- en Schoenfabrikanten
·
Secretaris Federatie Nederlandse Lederfabrikanten
·
Bestuurslid Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie
·
Secretaris Vereniging van Groothandelaren, Importeurs, Exporteurs en Agenten in Schoeisel (Vimagro)
Jaarverslag 2011
pagina 87 | 88
De heer P.M.A.J. Verheggen Hoofdfunctie: ·
Belangen Behartiger Collectief, sector Industrie & Handel, De Unie, Culemborg
·
Bestuurslid Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor de Betonproductenindustrie
·
Bestuurslid Stichting CAO Fonds Graanbe- en verwerkende bedrijven
·
Lid van de commissie Arbeid van het Productschap Diervoeders Andere Nevenfuncties:
·
Voorzitter Beroepscommissie van de examens ROC De Leijgraaf Brabant NO.
·
Lid Ontslagadviescommissie UWV Eindhoven
Jaarverslag 2011
pagina 88 | 88