JAARVERSLAG 2012
JAARVERSLAG 2012
A.J. ERNSTSTRAAT 595-H 1082 LD AMSTERDAM TELEFOON: (020) 753 29 50 INTERNET: WWW.PENSIOENFONDSPGB.NL
PENSIOENFONDS VOOR DE GRAFISCHE BEDRIJVEN
PENSIOENFONDS VOOR DE GRAFISCHE BEDRIJVEN
GRAFIMEDIABRANCHE UITGEVERIJBEDRIJF KARTONNAGE- EN FLEXIBELE VERPAKKINGENBEDRIJF VERF- EN DRUKINKTINDUSTRIE KUNSTSTOF- EN RUBBERINDUSTRIE
Fotografie cover, pagina 10, 38, 42 en 74: Patricia Wolf Fotografie
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DE GRAFISCHE BEDRIJVEN JAARVERSLAG 2012 60e BOEKJAAR
A.J. ERNSTSTRAAT 595-H 1082 LD AMSTERDAM TELEFOON: (020) 753 29 50 INTERNET: WWW.PENSIOENFONDSPGB.NL
INHOUD Algemeen 5
Kerncijfers
6
Fondsorganen en hun samenstelling
9
Voorwoord
Verslag van het bestuur 11
Hoofdlijnen 2012
13
‘Pension Fund Governance’: over organisatie en besturing
17
Pensioenbeheer
17
Ontwikkeling pensioenregeling
18
Ontwikkeling in pensioenadministratie en werkgevers- en deelnemersbestand
21
Ontwikkeling communicatie
23
Financiële zaken
26
De actuariële analyse
28
Balans- en vermogensbeheer in 2012
30
Beleggingsresultaten in 2012
32
Risicobeheer
34
Kosten pensioenfonds
36
Toekomstverkenning
Jaarrekening 2012 39
Balans per 31 december 2012
40
Staat van baten en lasten over 2012
41
Kasstroomoverzicht over 2012
43
Toelichting behorende tot de jaarrekening 2012
68
Toelichting op de staat van baten en lasten
Overige gegevens 75
Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten
76
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
77
Verklaring van de actuaris
78
Verslag van de Visitatiecommissie (VC)
79
Verslag van het Verantwoordingsorgaan
Bijlagen 83
Bijlage 1: Profiel
84
Bijlage 2: Nieuwe aansluitingen
85
Bijlage 3: Belangrijke statuten- en reglementswijzigingen
86
Bijlage 4: Pensioencommunicatie in brochures, digitale nieuwsbrieven en magazines
87
Bijlage 5: Begrippenlijst
PGB JAARVERSLAG 2012
3
ALGEMEEN
Het begint allemaal aan het begin van de vorige eeuw. Concurrentie tussen drukkerijen en een dreigende wereldcrisis vormen een ideaal klimaat voor samenwerking tussen werkgevers en werknemers. In plaats van de gebruikelijke controverses tussen ‘patroons’ en werknemers ontstaat een gevoel van voor elkaar verantwoordelijk zijn. Het leidt in 1929 tot één van de eerste bedrijfstakpensioenfondsen in Nederland, het Pensioenfonds voor de Grafische Vakken.
4
ALGEMEEN
KERNCIJFERS Aan het einde van respectievelijk over de jaren 2008 t/m 2012 NB: alle bedragen van de kerncijfers zijn afgerond op miljoenen euro’s. De percentages zijn berekend op basis van de niet-afgeronde bedragen.
Aantal werkgevers Aangesloten werkgevers Aantal verzekerden Premiebetalende verzekerden Verzekerden met toerekening wegens arbeidsongeschiktheid Premievrije verzekerden Totaal Aantal pensioenen Ingegane ouderdomspensioenen Ingegane partnerpensioenen Ingegane wezenpensioenen Totaal Pensioenuitvoering Premieloon (pensioengrondslag) Premiebijdragen Pensioenuitvoeringskosten Uitkeringen Beleggingen Balanswaarde beleggingen Totale waarde beleggingsportefeuille1 Beleggingsopbrengst risico fonds Beleggingsopbrengst risico deelnemers Totaal rendement in %2 Z-score Performancetoets Vermogenssituatie en solvabiliteit Vrije reserve (+)/reservetekort (-) Vereiste reserve Voorziening pensioenverplichtingen Marktrente in %3 Aanwezige dekkingsgraad FTK in % Vereiste dekkingsgraad FTK4 in % Verhoging ingegane pensioenen en aanspraken per 1 januari in % Toeslag5
2012
2011
2010
2009
2008
2.221
2.186
2.361
2.485
2.622
41.024
35.697
37.920
38.578
40.186
4.168 122.803
4.490 105.359
4.563 111.026
4.786 153.442
5.120 189.107
167.995
145.546
153.509
196.806
234.413
34.256 15.757 716
28.979 13.826 608
26.871 13.625 620
24.582 12.902 564
23.757 12.753 607
50.729
43.413
41.116
38.048
37.117
€ € € €
986 202 15 407
€ € € €
854 167 12 374
€ € € €
900 167 10 383
€ € € €
903 188 8 305
€ € € €
901 172 8 276
€ € € €
13.960 13.756 1.543 2 13,0 0,05 1,49
€ € € €
11.740 11.440 685 1 6,6 0,19 1,51
€ € € €
11.077 10.962 1.047 1 10,7 0,35 1,51
€ € € €
11.459 9.291 1.166 1 14,5 0,90 1,66
€ € € €
10.474 8.208 1.776 1 17,8 1,02 1,31
1.896 1.967 13.646 2,42 101 114
€ € €
1.769 1.700 11.500 2,74 99 115
€ € €
1.023 1.840 10.128 3,47 108 118
€ € €
508 1.339 8.491 3,88 110 116
€ € €
€ € €
–
—
–
—
–
—
–
—
– – – –
–
1.440 1.171 8.480 3,55 97 114
2,09
1 Inclusief derivaten met een negatieve balanswaarde van -52 (v.j. -296), beleggingsdebiteuren en -crediteuren voor -347 (v.j. -189) en lopende interest voor 195 (v.j. 185). Deze post is inclusief de beleggingen voor risico deelnemers. 2 Weergegeven is het rendement inclusief renteafdekkingsinstrumenten. Exclusief renteafdekkingsinstrumenten is het rendement in 2012: 11,4% in 2011: 0,5%, in 2010: 10,8%, in 2009: 16,0% en in 2008: -20,7%. 3 Eind 2011 is de marktrente door De Nederlandsche Bank bepaald op basis van een driemaandsgemiddelde marktrente. Eind 2012 is de marktrente bepaald op basis van een driemaandsgemiddelde marktrente, waarbij rekening wordt gehouden met een Ultimate Forward Rate (UFR). 4 De vereiste dekkingsgraad FTK in de evenwichtssituatie voor de feitelijke beleggingsmix bedraagt 114,4% (reserve 1.967). Voor de strategische mix in de evenwichtssituatie bedraagt deze 114,7% (reserve 2.003). 5 Het bestuur heeft besloten per 1-1-2013 geen toeslag te verlenen.
PGB JAARVERSLAG 2012
5
ALGEMEEN
FONDSORGANEN EN HUN SAMENSTELLING Bestuur Statutair bestaat het bestuur uit maximaal tien leden (vijf namens de werkgeversorganisatie en eveneens vijf namens de werknemersorganisaties). Bestuurders worden voor vier jaar benoemd. Het bestuur bestaat momenteel uit negen leden. Werkgevers- en werknemersorganisaties dragen kandidaatbestuursleden voor. Het bestuur beoordeelt de voordracht op basis van de functieprofielen. De bestuursvergaderingen worden voorgezeten door een uit het bestuur gekozen voorzitter; tevens kiest het bestuur een plaatsvervangend voorzitter. Het bestuur werkt volgens een model waarbij de leden gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de besturing van PGB. Ieder bestuurslid is daarnaast portefeuillehouder met een eigen aandachtsgebied en een tweede aandachtsgebied om de continuïteit en de kwaliteit van de besluitvorming te waarborgen. Het bestuur vergadert in beginsel eens in de 14 dagen.
Mevrouw H. Kapteijn was in het verslagjaar aanvankelijk als vaste adviseur voor het werkgebied risicomanagement voor het fonds werkzaam. In mei 2012 is zij als bestuurder toegetreden. Het bestuur wordt op het gebied van beleggingen ondersteund door twee vaste externe adviseurs te weten drs. M.J.M. Jochems en drs. J.L.M.J. Klijnen. Het bestuur wordt ondersteund door een bestuursbureau. Directeur is de heer mr. I.J. van Vliet. In januari 2012 overleed de heer B. Hoogenboom, voormalig bestuurslid van PGB. De heer Hoogenboom, die sinds enige tijd ziek was, vervulde vanaf 1980 tot 2011 verschillende bestuursfuncties bij het fonds. PGB is hem zeer erkentelijk voor zijn jarenlange inzet voor het fonds.
De samenstelling van het bestuur is ultimo 2012 als volgt: Bestuurder
Functie
Portefeuille
Aanwijzende organisatie*
Aftreden volgens rooster
drs. L. Coenradie RA
lid
1e: financiële en actuariële zaken 2e: pensioeninhoudelijke zaken
KVGO
ultimo 2016
drs. R. Degenhardt
voorzitter
1e: bestuurlijke zaken 2e: uitbesteding
KVGO
ultimo 2014
H.A. Elzerman
lid
1e: communicatie 2e: juridische zaken/compliance
NVJ
ultimo 2015
F. de Haan
plv. voorzitter
1e: pensioeninhoudelijke zaken 2e: bestuurlijke zaken
FNV KIEM
ultimo 2014
drs. R.W.J. Heerkens
lid
1e: balansmanagement 2e: risicomanagement
FNV KIEM
april 2015
mr. M.M. Jansen
lid
1e: juridische zaken/compliance 2e: financiële en actuariële zaken
KVGO
april 2015
mw. drs. H. Kapteijn RA
lid
1e: risicomanagement 2e: balansmanagement
KVGO
mei 2016
mw. mr. N. Poelgeest
lid
1e: uitbesteding 2e: juridische zaken/compliance
CNV Media
ultimo 2014
drs. A.M. Verplancke
lid
1e: communicatie 2e: medezeggenschap/relatiebeheer
FNV KIEM
maart 2014
Vacature
lid
KVGO
* werkgeversorganisatie: Koninklijk Verbond voor Grafische Ondernemingen (KVGO); werknemersorganisaties: FNV Kunsten Informatie en Media (FNV KIEM), CNV Media, Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ).
6
PGB JAARVERSLAG 2012
ALGEMEEN
Deelnemersraad (DR) De raad bestaat uit tien leden. De deelnemers en pensioengerechtigden zijn in de raad evenredig op basis van onderlinge getalsverhoudingen vertegenwoordigd. De leden worden volgens een rooster van aftreden voor vier jaar aangewezen en zijn telkens nadien terstond herbenoembaar. Ultimo 2012 was er in de deelnemersraad één vacature. Tijdens het verslagjaar trad de heer A.F.A.H. Bergmans terug. Met de benoeming van de heer H. Jansen werd deze vacature in het verslagjaar vervuld. Wij danken de heer Bergmans voor de wijze waarop hij zijn functie binnen de deelnemersraad vervuld heeft. De raad oefent de wettelijk aan haar toegekende bevoegdheden uit als medezeggenschapsorgaan. Zo heeft de deelnemersraad een advies-, beroeps- en informatierecht. Deze bevoegdheden zijn vastgelegd in een afzonderlijk reglement. Jaarlijks worden er ten minste drie reguliere vergaderingen van de raad gehouden, waarvoor ook het bestuur wordt uitgenodigd. De samenstelling van de deelnemersraad is ultimo 2012 als volgt:
heeft het verantwoordingsorgaan een recht op informatie en overleg, een adviesrecht en enquêterecht. Jaarlijks worden er ten minste drie reguliere vergaderingen van het verantwoordingsorgaan gehouden, waarvoor ook het bestuur wordt uitgenodigd. De samenstelling van het verantwoordingsorgaan is ultimo 2012 als volgt: Naam
Groep
Aanwijzende Aftreden organisatie volgens rooster
I.J. Akkerman
werknemer
FNV KIEM
A.F.A.H. Bergmans
gepension.
FNV KIEM
juli 2016
drs. J.H.M. Brader (vz.)
gepension.
CNV Media
medio 2014
R. de Bree
werkgever
KVGO
april 2015
M. van den Brink
gepension.
CSO
maart 2014
W. Dubbeling BBA
werknemer
FNV KIEM
april 2015
drs. L. Dijkema
werkgever
KVGO
ultimo 2015
A. Emmink
werkgever
KVGO
ultimo 2015
F.P.M Haselaar
gepension.
FNV KIEM
ultimo 2015
B. Hoekstra
werkgever
KVGO
april 2015
FNV KIEM
april 2015
C.A.M. Hoendervangers werknemer
april 2015
Aanwijzende Aftreden organisatie* volgens rooster
H. Jansen (plv. vz.)
gepension.
FNV KIEM
april 2015
mw. K. Kamp
werkgever
KVGO
ultimo 2012
K.J.M. Langen
gepension.
FNV KIEM
juli 2016
FNV KIEM
april 2015
W.J. Monsieurs
werknemer
NVJ
april 2015
drs. J.H.M. Brader (plv.vz.) gepension.
CNV Media
medio 2014
P. Verhorst
werknemer
CNV Media
ultimo 2014
M. van den Brink
gepension.
CSO
maart 2014
R. Warnar
werkgever
KVGO
ultimo 2014
W. Dubbeling BBA (vz.)
werknemer
FNV KIEM
april 2015
Vacature
werknemer
Unie
F.P.M. Haselaar
gepension.
FNV KIEM
ultimo 2015
C.A.M. Hoendervangers
werknemer
FNV KIEM
april 2015
H. Jansen
gepension.
FNV KIEM
april 2015
W.J. Monsieurs
werknemer
NVJ
april 2015
P. Verhorst
werknemer
CNV Media
ultimo 2014
Vacature
werknemer
Unie
Naam
I.J. Akkerman
Groep
werknemer
* FNV Kunsten Informatie en Media (FNV KIEM), CNV Media, Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ), vakbond voor industrie en dienstverlening (Unie). Ouderenorganisatie: Coördinatieorgaan voor Samenwerkende Ouderenorganisaties (CSO).
Verantwoordingsorgaan Het verantwoordingsorgaan telt 18 leden en kent een tripartiete verdeling: 1/3 actieve deelnemers, 1/3 pensioengerechtigden en 1/3 werkgevers. De leden worden volgens een rooster van aftreden voor vier jaar aangewezen en zijn telkens nadien terstond herbenoembaar. Ultimo 2012 was er in het verantwoordingsorgaan één vacature. Tijdens het verslagjaar traden de heren L. van den Berg en J.C. Smit terug. Met de benoeming van de heren B. Hoekstra en R. de Bree werden deze vacatures in het verslagjaar vervuld. Wij danken de teruggetreden leden voor de wijze waarop zij hun functie vervuld hebben. Dit college heeft als taak een algemeen oordeel te geven over het handelen van het bestuur, het door het bestuur uitgevoerde beleid en beleidskeuzes voor de toekomst. Daartoe
PGB JAARVERSLAG 2012
Intern toezicht Om het functioneren van het bestuur te beoordelen, wordt voorafgaand aan een visitatie een visitatiecommissie ingesteld. De visitatiecommissie bestaat uit drie onafhankelijke deskundigen. De visitatiecommissie beoordeelt ten minste eens in de drie jaar de beleids- en bestuursprocedures, bestuursprocessen en de checks and balances binnen PGB, de wijze waarop PGB wordt aangestuurd en de risicokeuzes op langere termijn. Naast recht op alle benodigde informatie om haar functie in redelijkheid te kunnen uitoefenen, heeft de commissie recht op overleg met bestuur, externe accountant, interne accountant van de uitvoeringsorganisatie en externe actuaris. In 2012 is in overleg met het verantwoordingsorgaan een opdracht aan de visitatiecommissie verstrekt. De samenstelling van de visitatiecommissie is in 2012 als volgt: de heer C.G. Boot RA (voorzitter), mw. drs. O. Bisschop EMFC RC (lid) en de heer drs. M.W. de Wijs (lid). Klachtencommissie PGB kent een klachtencommissie bestaande uit twee bestuursleden, waarvan één van werkgeverszijde en één van werknemerszijde. Deze commissie neemt besluiten over schriftelijke bezwaren van belanghebbenden tegen de wijze waarop de klantenbehandeling heeft plaatsgevonden.
7
ALGEMEEN
De bevoegdheden van de commissie en de procedure voor het indienen van een klacht zijn vastgelegd in een afzonderlijk reglement. Tijdens het verslagjaar zijn geen klachten bij de commissie ingediend. De samenstelling van de klachtencommissie is ultimo 2012 als volgt: Naam
Functie
Aanwijzende organisatie
mr. M.M. Jansen
fungerend voorzitter in 2012
KVGO
fungerend voorzitter in 2013
FNV KIEM
drs. A.M. Verplancke
Commissie van bezwaar PGB kent een onafhankelijke commissie van bezwaar. Belanghebbenden die het niet eens zijn met een beslissing van het bestuur over de toepassing van de pensioenregeling kunnen zich tot die commissie wenden. De bevoegdheden van de commissie en de procedure voor het indienen van een bezwaar zijn geregeld in een afzonderlijk reglement. Tijdens het verslagjaar is geen geschil bij de commissie aanhangig gemaakt. De samenstelling van de commissie van bezwaar is ultimo 2012 als volgt: Naam
Functie
Aanwijzende organisatie
R.E. van Kesteren
fungerend voorzitter in 2013 lid lid fungerend voorzitter in 2012
CNV Media
J. Spaargaren T. van Veen B. Wals
Adviescommissie Balansmanagement Het bestuur heeft een beleggingsadviescommissie ingesteld die het bestuur op het gebied van balansmanagement (waaronder het vermogensbeheer is begrepen) adviseert. De commissie is samengesteld uit de bestuursleden die de portefeuilles vermogensbeheer en risicomanagement beheren, plus de externe beleggingsadviseurs en leden van het bestuursbureau en van de uitvoeringsorganisatie. Alle bestuursleden hebben een permanente uitnodiging om de vergaderingen van de commissie bij te wonen. Certificerend Actuaris B. den Hartog AAG van Towers Watson Netherlands Accountant N.M. Pul RA van Ernst & Young Accountants LLP Uitvoeringsorganisatie PGB heeft het pensioenbeheer, het vermogensbeheer en voor een deel de beleids- en bestuursondersteuning uitbesteed aan Timeos, een zelfstandige uitvoeringsorganisatie, kantoorhoudend te: Zwaansvliet 3, 1081 AP Amsterdam Postbus 7855, 1008 CA Amsterdam Telefoon 020-5418418 Kantoor pensioenfonds PGB is gevestigd in het kantoorgebouw ‘De Gelder’ aan de A.J. Ernststraat 595-H, 1082 LD Amsterdam. PGB is bereikbaar per telefoon 020-7532950 en via de website www.pensioenfondspgb.nl.
FNV KIEM KVGO KVGO
Bezwaren kunnen worden ingediend bij het secretariaat van de commissie: Advocatenkantoor Kennedy Van der Laan mw. mr. S.J. Schijf Postbus 58188 1040 HD AMSTERDAM Adviescommissie Audit & Risk Het bestuur heeft een Adviescommissie Audit & Risk ingesteld. De commissie heeft een adviserende taak ten aanzien van de opzet en werking van het risico- en controlesysteem van PGB, de externe financiële verslaggeving en de assurancerapportages van PGB. De commissie is samengesteld uit de bestuursleden die de portefeuilles financieel beleid, actuariaat, vermogensbeheer en risicomanagement beheren, plus leden van het bestuursbureau en van de uitvoeringsorganisatie. Alle bestuursleden hebben een permanente uitnodiging om de vergaderingen van de commissie bij te wonen.
8
PGB JAARVERSLAG 2012
ALGEMEEN
VOORWOORD Pensioenen zijn ‘hot’. Het aantal krantenkolommen dat in 2012 was gewijd aan ons Nederlandse pensioenstelsel valt niet te schatten. Journaals, actualiteitenrubrieken en consumentenprogramma’s besteedden er vele uren aan. En terecht. Pensioen vormt een vitale inkomstenbron voor de meeste 65plussers, naast de AOW als basisvoorziening. Voor het eerst kregen veel Nederlanders te horen dat hun pensioen of hun opgebouwde recht moest worden gekort. Ook de doorsneepremie kwam ter discussie: moeten jong en oud evenveel pensioenrecht blijven opbouwen voor dezelfde premie? Begrippen als rekenrente en stijgende levensverwachting leken alledaagse kost. Schijn bedriegt. Pensioen blijft een moeilijk onderwerp en niet alle publiciteit blijkt even uitgebalanceerd. Ook de pogingen van de wetgever om ons pensioenstelsel toekomstbestendiger te maken trokken volop aandacht, zij het vooral van deskundigen en insiders. Het zogenaamde nominale contract en het reële contract kregen hun eerste contouren. De minister rolde het septemberpakket uit. En ter versterking van de pensioenfondsbesturen nam het parlement eerst een initiatiefwet aan en begon de minister bijna gelijktijdig aan een veelomvattender vervangend wetsontwerp.
In al die turbulentie heeft pensioenfonds PGB primair gedaan waartoe het op aarde is. Alle pensioenen uitbetaald, de nieuwe pensioenopbouw vastgelegd en het inmiddels tot ruim € 13 miljard uitgegroeide vermogen van deelnemers en gepensioneerden verantwoord belegd. Niet dat het fonds zich afzijdig heeft gehouden van de nieuwsontwikkelingen. Waar mogelijk zijn interviews gegeven, is informatie verstrekt en meegewerkt aan tv-programma’s. Intern bereidt het fondsbestuur zich ook voor op alle veranderingen, in goede samenwerking met de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan. Maar de meeste tijd en energie heeft het toch gestoken in het beleggingsbeleid. Hoe zorgen we voor het zo broodnodige rendement op het gespaarde pensioengeld, met zo overzichtelijk mogelijke risico’s. Dat is in het afgelopen jaar gelukt. PGB noteert een rendement van ruim 13%. Ondanks alle tegenwind van lage rente en langer leven is de dekkingsgraad licht verbeterd en net boven de rode streep geëindigd. Bij PGB zijn nog geen kortingen nodig, maar indexeringen zijn ook nog
PGB JAARVERSLAG 2012
niet mogelijk. Om opgewassen te zijn tegen de lage rentestand heeft het fonds de premie moeten verhogen en de pensioenrichtleeftijd een jaar eerder dan wettelijk verplicht verschoven van 65 naar 67 jaar. Niet ontevreden, maar zeker niet voldaan, zijn we begonnen aan alle nieuwe uitdagingen van 2013. In de overtuiging dat het samen met onze adviseurs, onze uitvoeringsorganisatie, de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan moet lukken de opgaande lijn voort te zetten. Dat een groeiend aantal pensioenfondsen en bedrijven hun pensioenregeling bij PGB wil onderbrengen, geldt als een extra aanmoediging, maar geeft ook extra verantwoordelijkheid.
Ruud Degenhardt bestuursvoorzitter
9
VERSLAG
VAN HET BESTUUR
In 1953 fuseren het Pensioenfonds voor de Grafische Vakken, het Pensioenfonds voor de Boekbinders en het Pensioenfonds voor de Illustratiebedrijven tot het Pensioenfonds voor de Grafische Bedrijven (PGB). En in 1993 worden de ‘chefskas’ en de ‘gezellenkas’ samengevoegd.
VERSLAG VAN HET BESTUUR
HOOFDLIJNEN 2012 Het Pensioenfonds voor de Grafische bedrijven heeft een spannend jaar achter de rug. De voor 2012 vastgestelde premie bleek niet kostendekkend. De dekkingsgraad herstelde zich maar langzaam en zelfs de laatste maand was het nog onzeker of hij uiteindelijk wel boven het herstelpad zou uitkomen. De gestegen levensverwachting en de lage rekenrente maakten dat extra moeilijk. Toch kon PGB het nieuwe jaar ingaan met een hogere kostendekkende premie en een zodanige dekkingsgraad, dat het niet nodig was een kortingswaarschuwing te geven. De dekkingsgraad (die de verhouding weergeeft tussen wat het fonds werkelijk aan pensioenvermogen heeft en wat het volgens de huidige rekenregels zou moeten hebben) steeg in het verslagjaar van 99,4% naar 100,5%. Daarmee was een kortingswaarschuwing voorkomen, maar kon PGB helaas opnieuw geen toeslag toekennen om de pensioenen te indexeren. Financiële positie en ontwikkeling pensioen De financiële markten zijn in 2012 in rustiger vaarwater terechtgekomen. Maar de economie heeft een duidelijke opgaande lijn nog niet te pakken. De schuldencrisis hangt onverminderd boven de markt. Volgens de Europese Centrale Bank blijft de economie zwak en zal die maar langzaam gaan herstellen. Ondanks dat economisch klimaat heeft PGB in 2012 op zijn beleggingsportefeuille een rendement gemaakt van 13,04% (inclusief het effect van de afdekkingsinstrumenten). Het pensioenvermogen steeg door deze beleggingsresultaten en doordat nieuwe bedrijven en fondsen zich aansloten van € 11,4 miljard naar € 13,7 miljard. Dit positieve effect werd grotendeels tenietgedaan doordat ook de verplichtingen fors stegen: van € 11,5 miljard naar € 13,6 miljard. Dat kwam door de collectieve waardeovernames die vaak bij nieuwe aansluitingen horen, door de al eerder genoemde lage rente, de gestegen levensverwachting en de correctie van de voorziening voor het nabestaandenpensioen.
Dat mensen langer leven en dus langer pensioen zullen krijgen, zorgde voor een negatief effect van ongeveer 1% op de dekkingsgraad. Een aanpassing in de actuariële factoren met betrekking tot het nabestaandenpensioen had een negatief effect van circa 1,8% op de dekkingsgraad. Herstelplan PGB heeft een kortetermijnherstelplan. Dat loopt van 2009 tot 2014. Eind 2012 moest de dekkingsgraad volgens dat plan een niveau hebben bereikt van minimaal 99,5%. Het fonds bleef met 100,5% net op schema en hoefde vooralsnog geen aanvullende maatregelen te nemen of een kortingswaarschuwing af te geven. Op 31 december 2013 loopt het kortetermijnherstelplan af. Dan moet een niveau bereikt zijn van 104,1%. Geen toeslag Op grond van de financiële situatie van het fonds besloot het bestuur de pensioenen niet te verhogen. Zolang het fonds niet uit herstel is, blijft toeslagverlening achterwege. Per 1 januari 2012 en per 1 januari 2013 zijn de pensioenuitkeringen en de opgebouwde aanspraken dus niet geïndexeerd. Bedrijfsvoering Als richtsnoer voor het strategisch beleggingsbeleid gelden zowel koopkrachtbehoud als het beperken van eventuele kortingen. Het bestuur streeft ernaar de koopkracht van de pensioenen over 15 jaar gemeten, bij een normale ontwikkeling van de financiële markten, minimaal te laten uitkomen op ongeveer 90% van een volledig geïndexeerd pensioen. Deze doelstelling ligt nog binnen bereik. Voor deze langetermijnambitie moet het pensioenfonds beleggingsrisico nemen. De kans op het korten van pensioenen is echter groter dan bedoeld doordat de crisis langer duurt en het einde van het herstelplan nadert. De koopkrachtmeter en de risicometer laten respectievelijk de verwachte koopkracht en de kans op verlaging zien (zie volgende pagina).
Pensioenfondsen moeten meer geld voor de toekomstige uitkeringen reserveren als de rente daalt (lager verwacht rendement) en ook als de levensverwachting stijgt (langer uitkeren van pensioenen). Beide ontwikkelingen deden zich in het verslagjaar voor. De gewogen gemiddelde rente die al laag was, daalde verder van 2,7% eind 2011 naar 2,4% eind 2012. De daling werd nog beperkt doordat de overheid overstapte van de actuele marktrente op de UFR-rente (ultimate forward rate). Bij deze methode loopt de rente voor vaststelling van de verplichtingen bij zeer lange looptijden op naar een vast afgesproken percentage van 4,2%. Deze nieuwe rekenmethodiek gaf de dekkingsgraad van PGB een positieve impuls van 2,6% punt. Voor de berekening van de toekomstige verplichtingen heeft PGB rekening gehouden met de nieuwste prognosetafels (2012 - 2062) van het Actuarieel Genootschap die opnieuw een stijging van de levensverwachting laten zien.
PGB JAARVERSLAG 2012
1
1
VERSLAG VAN HET BESTUUR
KOOPKRACHTMETER: verwachte koopkrachtontwikkeling (eind 2012) Bij een gelijkmatige ontwikkeling van de economie en op basis van het huidige financiële beleid komen de pensioenen bij PGB volgens de koopkrachtmeter over 15 jaar gemeten gemiddeld uit op ongeveer 90% van een volledig geïndexeerd pensioen. Deze berekening is gebaseerd op de dekkingsgraad van 31 december 2012. Een jaar eerder lag de verwachte koopkracht nog op circa 86%. De koopkrachtverwachting is verbeterd door de hogere premie die wordt gevraagd, de verschuiving van de pensioenrichtleeftijd van 65 naar 67 jaar voor de opbouw vanaf 2013 en de nieuwe rentemethode die gebruikt wordt om de pensioenverplichtingen te berekenen. Als de prijzen gemiddeld over die 15 jaar met 2% stijgen, verleent het fonds gemiddeld ongeveer 1,3% per jaar aan toeslag. Per jaar daalt de koopkracht in deze verwachting dus met 0,7%. De eerste jaren zal volgens de berekeningen geen of minder toeslag worden verleend. Daarna kan naar verwachting weer meer dan het verwachte gemiddelde aan toeslag worden verleend.
RISICOMETER: kans op verlaging van het pensioen in 2014 De risicometer geeft de kans weer dat PGB moet besluiten 35 30 de pensioenen in 2014 te 40 25 verlagen. Die kans is met 45 ongeveer 50% hoog. De kans 20 op korting is zo sterk toe50 genomen omdat het fonds 15 een jaar minder de tijd heeft om een dekkingsgraad van 10 ongeveer 105% te bereiken. 5 0 Eind 2013 moet het zover kans 31-12-2011 zijn. PGB heeft daar een kans 31-12-2012 passende set van financiële stuurmiddelen voor ingezet. Pensioenfondsen zijn echter in hoge mate afhankelijk van de ontwikkelingen op de financiële markten.
Kans op korten
Eind 2012 bedroeg de dekkingsgraad 100,5%. Bij het berekenen van de kans op verlaging van het pensioen is van deze dekkingsgraad en het huidige financiële beleid uitgegaan. Als het op de financiële markten gedurende langere tijd erg tegenzit, kunnen de pensioenen in het uiterste geval worden verlaagd. PGB maakt daarbij geen onderscheid tussen deelnemers, gewezen deelnemers/ partners of pensioengerechtigden.
1
2
Ontwikkeling beleggingsbeleid en risicomanagement Om een redelijke koopkracht op lange termijn te kunnen realiseren, continueerde het bestuur in het verslagjaar het (defensieve) beleggingsprofiel waarvoor het in 2011 mede op grond van het risicodraagvlak koos. De strategische renteafdekking is vanwege de verdere daling van de rente in de tweede helft van 2012 verlaagd van 60% naar 55%. Het valutarisico wordt strategisch vrijwel volledig met derivaten afgedekt. Medio 2012 besloot het bestuur de vreemde-valutaafdekking met het oog op het mogelijk verdiepen van de eurocrisis te verlagen tot 75%. Ontwikkeling premie en pensioenregeling PGB heeft de premie voor de basispensioenregeling moeten verhogen van 17,5% in 2012 naar 19,5% in 2013. De premie bleek niet meer kostendekkend als gevolg van de gestegen levensverwachting en de lage rentestand. In het verslagjaar maakte het fonds gebruik van een ‘adempauze’. De toezichthouder De Nederlandsche Bank (DNB) bood pensioenfondsen één jaar respijt om te voldoen aan de eisen. In de pensioenregelingen die PGB uitvoert, zullen met ingang van 2013 de pensioenrichtleeftijd en de standaardingangsdatum (ook wel pensioendatum genoemd) veranderen. De pensioenrichtleeftijd is de leeftijd die wordt aangehouden in de berekening van de jaarlijkse pensioenopbouw. Die verschuift per 1 januari aanstaande van 65 jaar naar 67 jaar. De standaardingangsdatum van het PGB-pensioen schuift voortaan mee met de AOW-leeftijd. Uitbreiding werkingssfeer en nieuwe aansluitingen In 2012 sloten twee verwante bedrijfstakken zich bij PGB aan. PGB is nu ook uitvoerder van de pensioenregelingen voor de bedrijven uit het kartonnage- en flexibele verpakkingenbedrijf en voor de bedrijven uit de verf- en drukinktindustrie. Daarnaast sloten zich een zevental bedrijven aan uit het uitgeverijbedrijf, de papier-, kunststof- en rubberindustrie en de chemische industrie. De werkingssfeer werd met beide verwante bedrijfstakken en de chemische en farmaceutische industrie uitgebreid. Ten opzichte van eind 2011 steeg het totaal aantal deelnemers en pensioenontvangers met bijna 15% van 83.600 naar 95.921. Door nieuwe aansluitingen zal het fonds met ingang van 2013 een verdere groei laten zien.
PGB JAARVERSLAG 2012
VERSLAG VAN HET BESTUUR
‘PENSION FUND GOVERNANCE’: OVER ORGANISATIE EN BESTURING Het bestuur van pensioenfonds PGB is verantwoordelijk voor de uitvoering van de pensioenregeling en de evenwichtige belangenbehartiging van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en werkgevers. Het bestuur is ook verantwoordelijk voor het behalen van de financiële doelstellingen en een solide beheer van het belegde vermogen en voor het risicomanagement. Bestuurders hebben een professionele achtergrond en handelen volgens de principes van goed pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance). Over de besturing van het pensioenfonds De bedrijfsvoering binnen het pensioenfonds is verschoven van het paritair uitvoeren van een pensioenregeling naar het actief besturen van een financiële instelling met een maatschappelijk doel. Het bestuur werkt sinds 2010 volgens een model waarbij de leden gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de besturing van het fonds. Ieder bestuurslid is daarnaast portefeuillehouder met een eigen aandachtsgebied en een tweede aandachtsgebied om de continuïteit en de kwaliteit van de besluitvorming te waarborgen. De bestuursleden en hun aandachtsgebieden zijn opgenomen in het hoofdstuk ‘fondsorganen en hun samenstelling’.
Sectorcommissies PGB biedt sectoren waarvoor het de pensioenregeling verzorgt, de mogelijkheid tot het instellen van een sectorcommissie. De commissie kan bestaan uit vertegenwoordigers van werkgevers- en werknemersorganisaties of uit een delegatie van opdrachtgevers. Ze zijn een platform voor overleg over de pensioenregeling in de betreffende sector en voor informatieuitwisseling met het bestuur van PGB over de algemene ontwikkelingen bij het fonds. Er zijn momenteel commissies voor het kartonnage- en flexibele verpakkingenbedrijf, de verfen drukinktindustrie en het uitgeverijbedrijf. De organisatie van het pensioenfonds en de besturing kan schematisch als volgt worden weergegeven: Besturing pensioenfonds Adviescommissie Balansmanagement
Deelnemersraad
Verantwoordingsorgaan
Adviescommissie Balansmanagement Het bestuur heeft in het verslagjaar een adviescommissie ingesteld die het bestuur op het terrein van balansmanagement adviseert. De commissie faciliteert de discussie en besluitvorming over het beleid en de uitvoering van het balansmanagement in het bestuur. De commissie bereidt daarvoor onder meer de besluitvorming voor met betrekking tot ALM-studies, actuariaat, beleggings- en overlaystrategieën, actief en passief beheerde mandaten, het jaarlijkse beleggingsplan en alle bijbehorende rapportages. De commissie is samengesteld uit bestuursleden die de portefeuilles Balansmanagement en Risicomanagement beheren, adviseurs van het bestuur, leden van het bestuursbureau en vertegenwoordigers van de uitvoeringsorganisatie.
PGB JAARVERSLAG 2012
Visitatiecommissie Adviescommissie Audit & Risk
Commissie van Bezwaar Pensioenontvangers
Het bestuur is in staat zelfstandig, met ondersteuning van een bestuursbureau, op alle onderdelen van beleid zijn koers te bepalen. De werving, selectie en beoordeling van portefeuillehouders vindt plaats op basis van functieprofielen. Het functioneren van het bestuurslid dat in principe voor vier jaar is benoemd, wordt jaarlijks beoordeeld. PGB vraagt van bestuursleden expertkennis en daarmee samenhangende competenties en een ruime beschikbaarheid voor het actief beheren van de portefeuilles. De gemiddelde werklast voor bestuurders komt uit op 1,5 tot 3 dagen per week, afhankelijk van de zwaarte van de portefeuille.
Bestuur Bestuursbureau
Deelnemers
De Nederlandsche Bank Pensioenfonds PGB
Klachtencommissie
Autoriteit Financiële Markten Actuaris
Werkgevers Accountant Klantenpanel
Sectorcommissies
Uitvoeringsorganisatie
Toelichting positie: het bestuur, dat wordt ondersteund door het bestuursbureau, overlegt met het verantwoordingsorgaan, de visitatiecommissie, de deelnemersraad en de uitvoeringsorganisatie. De uitvoeringsorganisatie zorgt ervoor, dat de deelnemer- en werkgevergegevens geregistreerd staan, de pensioenpremie geïnd en belegd wordt, dat belanghebbenden tijdig en begrijpelijk geïnformeerd worden en uiteindelijk over een pensioenuitkering kunnen beschikken. Het pensioenfonds PGB staat onder financieel toezicht van De Nederlandsche Bank. De Autoriteit Financiële Markten houdt toezicht op de communicatie-uitingen. Het klantenpanel toetst en adviseert over de begrijpelijkheid van de pensioencommunicatie. De relaties tussen PGB en externe organisaties zijn in het overzicht weergegeven met een stippellijn. De relaties binnen PGB, interne commissies en organen zijn weergegeven door middel van een ononderbroken lijn.
Evaluatie bestuurlijk functioneren Het bestuur beschikt over een deskundigheidsplan waarin is vastgelegd aan welke eisen individuele bestuursleden moeten voldoen en over welke kwalificaties het bestuur als collectief moet beschikken. Het plan is gebaseerd op het Plan van Aanpak Deskundigheidsbevordering van de Pensioenfederatie. Eind 2011 is een deskundigheidstoets door een extern bureau uitgevoerd, conform de Beleidsregel deskundigheid. Dit vindt eens per twee jaar plaats. Op collectief niveau zijn de bestuurscompetenties op orde. Ten aanzien van de aandachtsgebieden die bestuurders in hun portefeuille hebben, beschikt men over
1
3
VERSLAG VAN HET BESTUUR
het vereiste deskundigheidsniveau. Ten aanzien van het tweede aandachtsgebied zitten vrijwel alle bestuurders op het vereiste niveau. Er zijn in aansluiting op de toets functioneringsgesprekken gehouden. De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter evalueren de bestuursleden en twee bestuursleden de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter. Daarbij wordt ook de opleidingsbehoefte in kaart gebracht. Het opleidingsplan wordt jaarlijks aangepast. In 2012 zijn in het kader van deskundigheidsbevordering diverse workshops georganiseerd en bezocht. Bestuursvergoeding Door sociale partners in de grafimedia en een extern bureau is voor de bestuursvergoeding een vergoedingensysteem ontworpen. Dat is gebeurd met behulp van de zgn. CATSmethodiek, in de grafische sector gebruikelijk voor functiewaardering. De vergoeding is afhankelijk van de te besteden tijd (minimaal 1,5 dag en maximaal 3 dagen), de zwaarte van de functie en de ervaring. Omdat bestuurders niet in dienst zijn van het fonds zijn de vakantietoeslag, vakantiedagen, pensioenvoorziening, arbeidsongeschiktheidsvoorziening en andere lasten die de werkgever normaal gesproken betaalt, omgerekend en verwerkt in de vergoeding. Er worden twee groepen onderscheiden. Als een bestuurder in groep 1 zit, ontvangt hij of zij maximaal € 725 per dag en in groep 2 maximaal € 950 per dag. In de jaarrekening is een toelichting op de ontwikkeling van de bestuurskosten opgenomen. Crisisplan Het bestuur heeft in het verslagjaar een plan opgesteld, waarin beschreven is wat het gaat doen als het fonds in een crisissituatie terechtkomt of dreigt te komen. Er is sprake van een crisissituatie als het fonds niet meer in staat is om binnen de wettelijk beschikbaar gestelde tijd aan zijn verplichtingen te voldoen. Als het fonds onder het zgn. minimumherstelpad uitkomt, loopt het achter op schema en dreigt er een crisis. In het crisisplan wordt aangegeven hoe het bestuur wenst te voorkomen dat het zover komt en welke maatregelen het kan nemen als het toch in een crisissituatie raakt of dreigt te geraken. Tot slot geeft het bestuur aan, hoe het zal handelen als zich een crisis voordoet. Het crisisplan is na een positief advies van de deelnemersraad als bijlage opgenomen in de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. Toekomstbestendigheid pensioenstelstel De overheid werkt aan een nieuw Financieel Toetsingskader. Met het nieuwe financiële kader wil de overheid een stabielere toetsing voor pensioenfondsen creëren zodat de afhankelijkheid van dagkoersen vermindert en langetermijnbeleidsbeslissingen worden ondersteund. Deze aanpassing is één van de pijlers om de toekomstbestendigheid van het Nederlandse pensioenstelsel te versterken. In dat kader moeten pensioenfondsen straks kiezen voor uitvoering van een zogeheten nominaal contract of voor een zogenaamd reëel contract. Bij het eerste stuurt het fonds vooral op het veiligstellen van het ‘nominale’ (in euro’s vastgelegde) pensioen. In het tweede type moet het fonds
1
4
altijd de inflatie (geldontwaarding) vergoeden. Dat leidt tot meer wisselende pensioenuitkeringen, zowel omhoog als omlaag. Fondsen die meer financieel risico nemen, hebben op de lange duur meer ruimte voor toeslagverlening maar ook meer kans om tussentijds te moeten korten. Echte garanties bieden beide contracten niet, evenmin als de huidige contracten. Risicobereidheid PGB heeft tot doel om de pensioenen nu en in de toekomst uit te betalen en de koopkracht zoveel als mogelijk op peil te houden. Dat kan alleen als er toeslagen op de pensioenen worden gegeven die de stijging van de prijzen bijhouden. Maar voor die toeslagen wordt in het huidige pensioencontract geen premie betaald. Dat geld moet worden verdiend door extra rendement te maken op het vermogen. Pensioenfondsen doen dat door het vermogen te beleggen. Daardoor kunnen de fondsen extra verdienen, maar lopen zij onvermijdelijk ook risico. Garanties kunnen daarom niet worden gegeven en in uitzonderlijke gevallen kunnen de pensioenen zelfs worden verlaagd. In het jaarlijkse klanttevredenheidsonderzoek zijn voor het eerst ook vragen opgenomen naar risicobereidheid en solidariteit. Uit het onderzoek blijkt dat de overgrote meerderheid van de onderzochten ‘ja’ zegt tegen beleggen en dus (enig) risico durft te aanvaarden met kans op een hoger rendement. Van de actieven is dat 70% en van de pensioengerechtigden 83%. Op basis van deze eerste uitkomsten van het verkennende onderzoek lijkt er steun voor het gevoerde strategisch beleggingsbeleid, dat uitgaat van ongeveer 50% aandelen en alternatieve beleggingen waaronder onroerend goed en infrastructuur en 50% vastrentende waarden. Verder koos de overgrote meerderheid van jong en oud voor solidaire oplossingen bij het pensioenfonds: de lusten en de lasten moeten eerlijk worden verdeeld. Commissie voor nieuw pensioencontract Het bestuur heeft in het verslagjaar een commissie gevormd die de keuze voor een nieuw pensioencontract gaat voorbereiden. Naar welk contract de voorkeur ook uitgaat, de keuze heeft ingrijpende gevolgen voor de financiële opzet van het fonds, de pensioenadministratie, het vermogensbeheer, de communicatie en de besturing. Het bestuur gebruikt 2013 om tot een keuze te komen, daar waar nodig aanvullend onderzoek te doen (waaronder het nagaan van de risicobereidheid onder deelnemers) en voorstellen te bespreken met sociale partners en opdrachtgevers die over de pensioentoezegging gaan. Na besluitvorming door het bestuur en advisering door de deelnemersraad kunnen in 2014 vervolgens de noodzakelijke wijzigingen die samenhangen met de invoering van het contract worden voorbereid. Het nieuwe of aangepaste pensioencontract gaat dan, naar het zich nu laat aanzien, vanaf 1 januari 2015 in. Uitbestedingsovereenkomst PGB heeft het pensioen- en vermogensbeheer uitbesteed
PGB JAARVERSLAG 2012
VERSLAG VAN HET BESTUUR
aan een uitvoeringsorganisatie. De taken en verantwoordelijkheden van de uitvoeringsorganisatie zijn vastgesteld in een uitbestedingsovereenkomst (UBO). In 2012 is een nieuwe meerjarenmantelovereenkomst aangegaan waarbij aparte contracten zijn gesloten voor pensioenbeheer en vermogensbeheer.
PGB vindt integriteit belangrijk en wil daar actief op sturen. Voor integriteit is beleid ontwikkeld dat zich uitstrekt naar de uitvoeringsorganisatie en alle andere belangrijke uitbestedingsrelaties. Het fonds beschikt over een incidentenregeling en bewaakt de beheersing en opvolging in de adviescommissie Audit en Risk.
Alle diensten die in het kader van de UBO worden afgenomen, vallen onder het regime van de ISAE 3402-verklaring. Deze verklaring is een internationaal geaccepteerde assurance standaard. Het stelt organisaties in staat uniforme informatie over de interne beheersing van de organisatie en de werking van de risico- en controleprocessen aan haar opdrachtgever te verstrekken. Onderdeel van de UBO vormen ook het productenboek (met de toegestane financiële instrumenten) en de afspraken over het gewenste serviceniveau. PGB en de uitvoeringsorganisatie zijn overeengekomen om gedurende de looptijd van het contract via het pensioenfonds te gaan werken aan verbreding van het draagvlak.
Toezicht
Noodzakelijke aanpassing automatisering Met de aanstaande verschuiving van de AOW-leeftijd, de daarmee samenhangende verschuiving van de standaardingangsdatum van het PGB-pensioen, de verhoging van de pensioenrichtleeftijd en de invoering van het nieuwe of aangepaste pensioencontract, vragen de IT-ontwikkelingen meer aandacht. Mede naar aanleiding van de ISAE-verklaring van de uitvoeringsorganisatie besloot het bestuur tot het inzetten van een externe audit op de IT-situatie van de uitvoeringsorganisatie. Het automatiseringssysteem voor de pensioenadministratie kan voor de bestaande bedrijfsvoering nog enige tijd worden gebruikt maar het is, mede gezien de genoemde ontwikkelingen, aan vervanging toe. Om het bestaande IT-systeem gecontroleerd uit te faseren, wordt gewerkt aan een programmavoorstel waarover in 2013 verdere besluitvorming zal plaatsvinden. Uitbestedingsbeleid Het fonds heeft in 2012 het uitbestedingsbeleid aangescherpt en vastgesteld. De invoering van het beleid voor uitbesteding wordt planmatig aangepakt. Voor het pensioenfonds wordt in kaart gebracht welke uitbestedingen en onderuitbestedingen er zijn. Alle contracten worden beoordeeld en opgenomen in een contractregister. Alle uitbestedingen zullen periodiek worden geëvalueerd rekening houdend met het nieuwe beleid. De uitvoeringsorganisatie rapporteert daarover aan het bestuur. Gedragscode en integriteit PGB heeft voor de aan het fonds verbonden personen (bestuursleden en adviseurs) een gedragscode opgesteld. Die code is gebaseerd op de modelgedragscode die door de Pensioenfederatie is opgesteld. Doel is het stellen van regels en richtlijnen voor verbonden personen ter voorkoming van belangenconflicten en ter voorkoming van misbruik van vertrouwelijke informatie voor privédoeleinden. De bestuurders en adviseurs verklaren jaarlijks schriftelijk de code te hebben nageleefd.
PGB JAARVERSLAG 2012
Verantwoordingsorgaan Over het gevoerde beleid legt het bestuur verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan. In 2012 kwamen het verantwoordingsorgaan en het bestuur vier keer bijeen. Het bestuur informeerde het verantwoordingsorgaan daarnaast over de actuele ontwikkelingen en vroeg onder meer advies over de indelingssystematiek beloning en het communicatieplan. Buiten de vergaderingen om wordt het orgaan door het bestuur op de hoogte gehouden door middel van periodieke informatiebulletins. De verklaring van het orgaan over het in 2012 gevoerde beleid is opgenomen onder ‘Overige gegevens’ elders in het jaarverslag evenals de reactie op de verklaring door het bestuur. Deelnemersraad In het kader van medezeggenschap overlegt het bestuur periodiek met de deelnemersraad. In 2012 kwamen de raad en het bestuur vijf keer bijeen. Het bestuur informeerde de raad over actuele ontwikkelingen en vroeg advies over de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN), het jaarverslag, voorgenomen wijzigingen in de statuten en reglementen waaronder de uitbreiding van de werkingssfeer en nieuwe aansluitingen. Buiten de vergaderingen om wordt de raad op de hoogte gehouden door middel van periodieke informatiebulletins. Visitatiecommissie PGB kent een visitatiecommissie als vorm van intern toezicht op de bedrijfsvoering. In 2012 is in overleg met het verantwoordingsorgaan besloten om naast de gebruikelijke algemene visitatie apart aandacht te vragen voor de kwaliteit van de managementinformatie voor wat betreft de pensioenadministratie, het proces van aansluiting van nieuwe opdrachtgevers aan de hand van de praktijkcase Kartonnageen Flexibele Verpakkingenbedrijf en de risico’s van derivaten voor het fonds. Het verslag van de commissie en de reacties van het verantwoordingsorgaan en het bestuur is onder ‘Overige gegevens’ in het jaarverslag opgenomen. Toezichthouders DNB en AFM PGB staat onder toezicht van DNB en de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Het financieel toezicht vanuit DNB richt zich op de financiële soliditeit van het fonds en de stabiliteit van de sector. Het gedragstoezicht door de AFM heeft betrekking op transparante communicatie en de marktverhouding tussen pensioenuitvoerders. Het pensioenfonds en de toezichthouder DNB overleggen regelmatig over de gang van zaken bij het pensioenfonds. Daarbij komen onder meer aan de orde de wijzigingen in
1
5
VERSLAG VAN HET BESTUUR
statuten en reglementen, de ABTN en ontwikkelingen met betrekking tot de dekkingsgraad en het herstelplan. In 2012 is ook gesproken over de inrichting van het premiebeleid. In verband met het niet-kostendekkend zijn van de premie benadrukt de toezichthouder voortvarend te werken aan een structurele oplossing voor een deugdelijke financiële opzet. Het fonds heeft in het verslagjaar voorbereidingen getroffen voor een robuust premiebeleid, overlegde met sociale partners en opdrachtgevers en verhoogde uiteindelijk met ingang van 2013 de premie met 2% punt en bracht de pensioenrichtleeftijd naar 67 jaar. In het hoofdstuk ‘Pensioenbeheer’ zijn deze ontwikkelingen weergegeven. De toezichthouder heeft bij een tiental fondsen waaronder PGB onderzoek gedaan naar de kwaliteit van de pensioenadministratie. De uitkomst van het onderzoek is dat deelnemers en pensioengerechtigden bij PGB het pensioen krijgen waar zij aanspraak op mogen maken. Er worden periodiek steekproeven genomen waarbij aan de hand van ‘waarheidsmomenten’ zoals waardeoverdracht, pensioneren en overlijden, extra wordt getoetst. In het verslagjaar heeft de toezichthouder informatie opgevraagd over de financiële opzet van de regeling ‘voorwaardelijk extra pensioen’. PGB voert deze regeling voor een aantal opdrachtgevers uit waarbij de financiering in het verleden separaat is opgezet. Voor deze regeling zal een aparte uitvoeringsovereenkomst worden aangegaan tussen de betreffende sociale partners of tussen werkgever en het pensioenfonds. Verder is PGB betrokken geweest bij een gegevensuitvraag over beleggingen en onroerend goed en over het renterisicobeheer met derivatencontracten. De uitvraag leverde geen bijzonderheden op. Vanwege het risico van cybercriminaliteit moet de informatiebeveiliging optimaal zijn. De beveiliging voldoet aan de gestelde normen maar kan op onderdelen nog worden verbeterd. In 2011 was daarvoor een Plan van Aanpak opgesteld. De uitvoeringsorganisatie werkte in het verslagjaar aan verdere verbetering van de gegevensbeveiliging binnen de geautomatiseerde systemen. Klachten en geschillen PGB kent een klachten- en een geschillenregeling. Een klacht gaat over de manier waarop deelnemers of werkgevers door de uitvoeringsorganisatie zijn behandeld en een geschil heeft betrekking op de manier waarop de pensioenregeling wordt toegepast.
Commissie van Bezwaar. Eén deelnemer is zonder gebruikmaking van de interne rechtsgang naar de rechter gestapt. De eis van deze deelnemer werd niet ontvankelijk verklaard. Het bestuur beschouwt het beperkte aantal klachten ten opzichte van het transactievolume en het feit dat er geen klachten werden voorgelegd aan de klachtencommissie mede als een graadmeter voor de kwaliteit van de uitvoering van de pensioenregeling. Verbreding draagvlak en uitbreiding werkingssfeer Pensioenfonds PGB wil voor branches en ondernemingen in de grafimedia en verwante (industriële) sectoren waaronder de informatie- en mediasector de pensioenregeling verzorgen. Schaalgrootte wordt belangrijker om op een professionele en kostenbewuste wijze de pensioenperspectieven van de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden op langere termijn veilig te stellen. Met ingang van 2012 verzorgt het fonds de pensioenregeling voor het kartonnage- en flexibele verpakkingenbedrijf. Per 31 december 2012 besloten sociale partners in de verf- en drukinktindustrie de pensioenregeling bij PGB onder te brengen. De werkingssfeer werd daarvoor uitgebreid. PGB verzorgt nu in opdracht van werkgevers- en werknemersorganisaties de pensioenregeling voor de grafimediabranche, het kartonnage- en flexibele verpakkingenbedrijf en de verf- en drukinktindustrie. De pensioenregeling voor deze branches is verplichtgesteld. Op verzoek van verwante ondernemingen of branches heeft PGB zijn werkingssfeer uitgebreid. In 2012 sloten zeven bedrijven zich aan en met ingang van 2013 zes. In bijlage II zijn de nieuwe aansluitingen per sector weergegeven. Het vrijwillige bedrijfstakpensioenfonds voor de media, PNO Media, dat ook in de mediasector actief is en PGB hadden eerder de mogelijkheden van een samenwerking in de uitvoering van het pensioen- en vermogensbeheer verkend. Samenwerking biedt perspectief maar de meeste synergie is te behalen als beide fondsen integreren. In de eerste helft van 2012 is daarom een verkennend vooronderzoek naar een mogelijke fusie uitgevoerd. Beide besturen zien de meerwaarde van een fusie met het oog op de doelmatigheid en de continuïteit op langere termijn. De verschillen op actuarieel en financieel gebied (waaronder die van de dekkingsgraden en de bestandskarakteristieken) zijn gecompliceerd maar oplosbaar. Verdere besluitvorming is doorgeschoven naar 2013.
In 2012 werden er 22 (v.j. 43) klachten in ontvangst genomen. Het gaat vooral om klachten over de schriftelijke of mondelinge communicatie, het verstrekken van onjuiste informatie, achterblijvende service of trage reacties op ingediende verzoeken. De klachten konden worden afgehandeld zonder dat er klachten werden voorgelegd aan de klachtencommissie of dat er een bezwaarschrift werd ingediend bij de
1
6
PGB JAARVERSLAG 2012
VERSLAG VAN HET BESTUUR
PENSIOENBEHEER ONTWIKKELING PENSIOENREGELING De pensioenregeling die PGB uitvoert, is een zogeheten uitkeringsovereenkomst op basis van een middelloonsystematiek. Het PGB-pensioen is flexibel. Het fonds kent een basisregeling die voor alle deelnemers en aangesloten bedrijfstakken geldt en bepalingen die per sector of onderneming kunnen verschillen. Daarbij gaat het om variaties in het opbouwpercentage, het partnerpensioen, de franchise, het loonbegrip en natuurlijk ook de premie. PGB berekent de premie voor uitvoering van een pensioenregeling naar rato van een vastgestelde prijs per eenheid pensioen. Die is afgeleid van de doorsneepremie voor de basispensioenregeling. Deze bedraagt in 2012 17,5% voor de volgende componenten: – 1,75% opbouw per jaar voor ouderdomspensioen; – partnerpensioen voor 35% (van ouderdomspensioen) op opbouwbasis en voor 35% op risicobasis; – wezenpensioen (14% van ouderdomspensioen) gemaximeerd op 5 wezen; – premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid (maximaal 70%); – premievrijstelling bij wettelijk ouderschapsverlof; – pensioenrichtleeftijd 65 jaar; – standaard ingangsdatum pensioen 65 jaar; – voorwaardelijke toeslagverlening conform de wettelijk voorgeschreven toeslagen formulering (financiering uit overrendement). Voor alle sectoren geldt dat deelnemers kunnen kiezen voor extra pensioenopbouw en voor verschillende vormen van uitbetaling na pensionering. Wanneer een deelnemer na beëindiging van de deelname zijn pensioen niet meeneemt naar zijn nieuwe pensioenuitvoerder maar achterlaat bij PGB, wordt standaard - als dat nodig is een deel van het ouderdomspensioen uitgeruild voor een hoger partnerpensioen (70% van het opgebouwde ouderdomspensioen). De gewezen deelnemer die daar vanaf wil wijken en de bestaande verdeling wil handhaven, kan deze keuze doorgeven aan het pensioenfonds. Het beleid ten aanzien van vervroegde pensionering is in het verslagjaar verruimd. Vervroegde pensionering wordt in sommige situaties ook toegestaan indien het dienstverband reeds is beëindigd. Het PGB-pensioen kan ook bijvoorbeeld als vervolguitkering op de WW worden ingezet of wanneer na de WW-uitkering een IOAW- of IOW-uitkering wordt ontvangen die toch al wordt gekort omdat sprake is van een ander eigen inkomen of omdat de partner een eigen inkomen heeft. In het pensioenreglement werd de toekenning van vervroegd pensioen en uitstelpensioen gekoppeld aan het geheel of gedeeltelijk beëindigen van een dienstverband respectievelijk het geheel of gedeeltelijk voortzetten ervan.
PGB JAARVERSLAG 2012
Wijzigingen in 2013 In de pensioenregelingen die PGB uitvoert, zullen met ingang van 2013 de pensioenrichtleeftijd en de standaardingangsdatum (ook wel pensioendatum genoemd) gaan veranderen. De pensioenrichtleeftijd is de leeftijd die wordt aangehouden in de berekening van de jaarlijkse pensioenopbouw. Die verschuift per 1 januari 2013 van 65 jaar naar 67 jaar. Deze maatregel voert PGB een jaar eerder in dan de overheid via de fiscale wetgeving verplicht. Het pensioen dat al is opgebouwd tot en met 31 december 2012 verandert niet en behoudt de richtleeftijd van 65 jaar. Vanaf 2013 gaat de ingangsdatum van de AOW-uitkering stapsgewijs omhoog. De standaardingangsdatum van het PGB-pensioen schuift mee met de AOW-leeftijd. Dat betekent, dat als een deelnemer niets anders doorgeeft aan PGB, het fonds in 2013 zijn pensioen gaat uitbetalen vanaf 65 jaar en 1 maand, in 2014 vanaf 65 jaar en 2 maanden en in 2015 vanaf 65 jaar en 3 maanden. De pensioenrechten die zijn opgebouwd met een pensioenrichtleeftijd van 65 jaar en die van 67 jaar worden actuarieel herrekend naar het nieuwe uitbetalingsmoment. Het fonds heeft daarvoor gekozen omdat het voor de meeste deelnemers het gemakkelijkst zal zijn. De eerste AOW-uitkering wordt dan in dezelfde maand uitbetaald als het eerste PGB-pensioen. De deelnemer kan zijn pensioendatum echter zelf kiezen. De pensioendatum kan liggen tussen 55 en 70 jaar. Verhoging AOW-leeftijd (huidige regeling) Geboren...
AOW in... Leeftijd bij ingang AOW
voor 1-1-1948
2012
65
na 31-12-1947 en voor 1-12-1948
2013
65 + 1 mnd
na 30-11-1948 en voor 1-11-1949
2014
65 + 2 mnd
na 31-10-1949 en voor 1-10-1950
2015
65 + 3 mnd
na 30-9-1950 en voor 1-8-1951
2016
65 + 5 mnd
na 31-7-1951 en voor 1-6-1952
2017
65 + 7 mnd
na 31-5-1952 en voor 1-4-1953
2018
65 + 9 mnd
na 31-3-1953 en voor 1-1-1954
2019
66
na 31-12-1953 en voor 1-10-1954
2020
66 + 3 mnd
na 30-9-1954 en voor 1-7-1955
2021
66 + 6 mnd
na 30-6-1955 en voor 1-4-1956
2022
66 + 9 mnd
na 31-3-1956 en voor 1-1-1957
2023
67
na 31-12-1956
2024
nog niet bekend
Toelichting: het parlement heeft in de zomer van 2012 een wetsvoorstel aangenomen waarbij vanaf 2013 de ingangsdatum van de AOW-uitkering stapsgewijs opschuift. Wie bijvoorbeeld op 1 juni 1952 geboren is, krijgt op grond van het huidige schema negen maanden na zijn 65e verjaardag AOW. Het PGB-pensioen wordt standaard uitbetaald vanaf de eerste van de maand waarin de AOW-leeftijd bereikt is. Deelnemers kunnen echter zelf kiezen wanneer zij willen stoppen met werken. Dat moment kan liggen tussen 55 jaar en 70 jaar. De AOW-leeftijd wordt mogelijk sneller verhoogd. In het regeerakkoord van VVD en PvdA zijn daar afspraken over gemaakt.
1
7
VERSLAG VAN HET BESTUUR
Regelingen voorwaardelijk extra pensioen Voor een aantal opdrachtgevers voert PGB de regeling ‘voorwaardelijk extra pensioen’ uit. Deelnemers die daarvoor in aanmerking komen, ontvangen op bepaalde voorwaarden over hun achterliggende dienstjaren in hun branche of bij hun werkgever extra opbouw over achterliggende dienstjaren vanaf hun 22e tot 1 januari 2006: per dienstjaar 0,2%. De premie voor financiering van deze voorwaardelijke aanspraken in de grafimediabedrijfstak bedraagt in 2012 2%. In het kader van de Vut-Prepensioen-Levensloopwetgeving moeten deze aanspraken voor 2021 afgefinancierd zijn. Het beleid van sociale partners in de grafimedia was erop gericht om ieder kalenderjaar het voorwaardelijk pensioen van twee geboortejaren onvoorwaardelijk te maken. Sociale partners hebben besloten om de premie voor de regeling voorwaardelijk extra pensioen voor 2013 en 2014 op te schorten. In 2014 wordt overlegd of (en zo ja onder welke voorwaarden) de regeling voor het voorwaardelijk extra pensioen kan worden gecontinueerd. Uit de bestaande daarvoor bestemde middelen kan, na de toekenning van geboortejaar 1955 per 1 januari 2013, nog één á twee geboortejaren worden gefinancierd. Per 1 januari 2012 werden de voorwaardelijke aanspraken voor de geboortejaren 1953 en 1954 onvoorwaardelijk toegekend. Pensioen Plus Met PGB Pensioen Plus kunnen deelnemers een extra periodieke pensioenpremie of een eenmalige koopsom storten in het pensioenfonds PGB. Zij doen dan voor eigen rekening en risico mee in het beleggingsbeleid van het gehele fonds. Bij pensioensparen heeft de deelnemer een inleggarantie. Die inleggarantie geldt als het oudste saldo minstens vijf jaar heeft uitgestaan. Bij pensionering of overlijden voor pensionering wordt dan minstens de som van alle stortingen uitgekeerd. In 2012 spaarden 1.465 deelnemers via PGB Pensioen Plus. Het totale spaarbedrag liep op tot € 15 miljoen. Over 2012 kregen ze een rendement over hun pensioenspaarrekening van 12,0% (v.j. 5,6%), namelijk het PGB-rendement inclusief het effect van de afdekkingsportefeuille (13,0%) onder aftrek van 1% kosten. Tariefswijzigingen en premieverhoging individuele aanvulling Het bestuur heeft op basis van actuele ontwikkelingen - waaronder de stijgende levensverwachting en de verschoven pensioeningangsdatum - de tarieven voor uitruil van pensioensoorten, de premie voor het bijverzekeren van extra partnerpensioen en de Anw-Plus premie aangepast. De individuele premie voor extra partnerpensioen komt in 2013 uit op 1,75% (in plaats van 1,5%). De individuele aanvulling van het partnerpensioen wordt op verzoek van sociale partners aangeboden aan deelnemers die werken voor grafimediabedrijven en Persgroep Nederland. In 2012 hadden 2.300 (v.j. 2.640) deelnemers voor hun partner zo’n extra partnerpensioen verzekerd.
1
8
De Anw-Plus uitkering, die gezien kan worden als een vangnet voor nabestaanden die geen recht of slechts gedeeltelijk recht hebben op een nabestaandenpensioen van de overheid (Anwuitkering), moet PGB als gevolg van het opschuiven van de AOW-gerechtigde leeftijd langer uitbetalen. PGB heeft de premie daarom moeten verhogen. De hoogte van de Anw-Plus premie is afhankelijk van de leeftijd. In 2012 hadden 5.285 (v.j. 5.802) deelnemers voor hun partner zo’n extra verzekering afgesloten. De deelnemer kan er bij pensioneren voor kiezen om extra partnerpensioen te verzekeren als dat nodig is. Voor € 100 aan partnerpensioen levert de deelnemer dan op basis van de tarieven van 2013 € 22 aan ouderdomspensioen in. Dat was in 2012 € 19,90. Het partnerpensioen kan ook worden uitgeruild voor extra ouderdomspensioen. Voor iedere € 100 aan opgebouwd partnerpensioen ontvangt de deelnemer bij pensioneren vanaf 2013 € 22 aan extra ouderdomspensioen. Dat was € 19,90. Ook de percentages waarmee het pensioen wordt verhoogd bij uitstel en verlaagd bij vervroeging, zijn aangepast. De premies en tarieven zijn opgenomen in het pensioenreglement. Opschorting waardeoverdracht Pensioenuitvoerders met een dekkingsgraad die onder de 100% ligt, mogen op grond van de Pensioenwet niet meewerken aan een individuele waardeoverdracht. De dekkingsgraad lag daar gedurende een groot deel van het jaar onder. Vanaf oktober 2012 kan PGB weer meewerken aan de overdracht van de waarde van de individuele pensioenaanspraken. ONTWIKKELING IN PENSIOENADMINISTRATIE EN WERKGEVERS- EN DEELNEMERSBESTAND PGB heeft de pensioenadministratie op basis van een uitbestedingsovereenkomst uitbesteed aan zijn pensioenuitvoeringsorganisatie. Voor branches en ondernemingen die zijn aangesloten bij het fonds zijn uitvoeringsovereenkomsten opgesteld. Eens per jaar krijgen deelnemers informatie over de ontwikkeling van hun pensioen. Pensioenoverzichten In 2012 is het voorgeschreven uniforme pensioenoverzicht (UPO) tijdig aan actieve deelnemers verstrekt. Pensioenspaarders ontvingen daarbij een aparte UPO. De overzichten zijn ook digitaal te vinden via de besloten website mijnpgbpensioen.nl. Ook gewezen deelnemers treffen hier hun pensioenoverzicht aan. Naast de UPO worden pensioenoverzichten bij einde deelname, bij echtscheiding, bij arbeidsongeschiktheid en bij pensionering verstrekt. Pensioenregister De pensioenstanden van PGB zijn beschikbaar gesteld voor de website www.mijnpensioenoverzicht.nl. Iedere Nederlander kan daar via zijn of haar DigiD een totaal pensioenoverzicht opvragen, inclusief de AOW.
PGB JAARVERSLAG 2012
VERSLAG VAN HET BESTUUR
Werkgevers In het verslagjaar nam het aantal aangesloten werkgevers met 1,6% toe. De krimp in de grafimedia werd meer dan gecompenseerd door de nieuwe aansluitingen. Aan het einde van 2012 stonden 2.221 (v.j. 2.186) werkgevers ingeschreven. De onderverdeling naar branche is als volgt:
Aantal werkgevers
2012
2011
Grafimedia en reprografie Kartonnage- en flexibele verpakkingenbedrijf Verf- en drukinktindustrie Uitgeverijbedrijf Papierindustrie Kunststof- en rubberindustrie Chemische en farmaceutische industrie
1.981
2.137
117 71 43 4 3
– – 49 – –
2
–
Stand per 31 december
2.221
Aantal deelnemers
2012
2011
26.846
29.190
3.784 1.700 6.000 1.850 844
0 0 6.507 0 0
4.168
4.490
Incl. de deelnemers met toerekening wegens arbeidsongeschiktheid Gewezen deelnemers Pensioengerechtigden*
45.192 122.803 55.923
40.187 105.359 47.471
Stand per 31 december
223.918
193.017
Grafimedia en reprografie Kartonnage- en flexibele verpakkingenbedrijf Verf- en drukinktindustrie Uitgeverijbedrijf Kunststof- en rubberindustrie Papierindustrie Met toerekening wegens arbeidsongeschiktheid
2.186
Deelnemers Het aantal deelnemers eind 2012 is gebaseerd op voorlopige cijfers. Het totale aantal actieve deelnemers, inclusief arbeidsongeschikten, is gestegen met 12,5% (v.j. een daling van 5%) van 40.187 naar 45.192. De toename van het aantal deelnemers wordt veroorzaakt doordat in 2012 de bedrijfstak van de kartonnage en flexibele verpakkingen en de bedrijfstak voor de verf-en drukinktindustrie de uitvoering van hun pensioenregeling bij PGB hebben ondergebracht. Verder dragen de bedrijven die zich hebben aangesloten uit overige sectoren, waaronder de papier-, kunststof- en rubberindustrie, ook bij aan de positieve ontwikkeling van het deelnemersbestand. De daling in de grafimediabranche en reprografie werd daarmee meer dan gecompenseerd.
* Toelichting: het aantal pensioengerechtigde deelnemers is hoger dan het aantal ingegane pensioenen zoals vermeld in de kerncijfers en het onder ‘ontwikkeling toegekende pensioenen’ vermelde aantal pensioenontvangers doordat een aantal pensioengerechtigden het pensioen nog niet heeft aangevraagd. Het betreft hier 5.194 deelnemers (v.j. 4.058) van wie het pensioenfonds PGB de woon- of verblijfplaats nog niet kent of van wie de uitbetaling is geblokkeerd. PGB spant zich in om de woon- of verblijfplaats te achterhalen.
Aantal verzekerden per einde van het jaar: (in duizenden) 300 280 260 240 220 200
Het aantal deelnemers inclusief pensioengerechtigden en gewezen deelnemers kwam eind 2012 uit op 223.918 (v.j. 193.017). In het onderstaande overzichten zijn de ontwikkelingen in de deelnemerskring weergegeven.
180 160 140 120 100
Herkomst deelnemerskring
80 60 Grafimedia en Reprografie
40
Uitgeverijbedrijf
20
Kartonnage en Flexibele Verpakkingen Verf- en Drukinktindustrie Overige sectoren
0
2008
2009
2010
2011
2012
Premiebetalenden Arbeidsongeschikten Pensioengerechtigden
Toelichting: de totale deelnemerskring bij PGB kwam eind 2012 uit op 223.918 (v.j. 193.017). Daarvan is 70% afkomstig uit de grafimediabranche, 15% uit het uitgeverijbedrijf, 10% uit het kartonnage- en flexibele verpakkingenbedrijf, 3% uit de verf- en drukinktindustrie en 2% van bedrijven uit de overige sectoren die onder de werkingssfeer van het fonds vallen.
PGB JAARVERSLAG 2012
Premievrij verzekerden
1
9
VERSLAG VAN HET BESTUUR
De verdeling van de deelnemerskring binnen de bedrijfstakken grafimedia, kartonnage en flexibele verpakkingen en de verfen drukinktindustrie waarvoor een verplichte deelname geldt, is in de onderstaande cirkeldiagrammen weergegeven. Deelnemerskring Grafimedia en Reprografie
Deelnemerskring Verf- en Drukinktindustrie
Actieve deelnemers
Actieve deelnemers
Premievrije toerekening i.v.m. AO
Premievrije toerekening i.v.m. AO
Gewezen deelnemers
Gewezen deelnemers
Pensioengerechtigden
Pensioengerechtigden
Toelichting: het aantal actieve deelnemers afkomstig uit de grafimedia en reprografie bedroeg eind 2012 30.663 (inclusief premievrije toerekening in verband met arbeidsongeschiktheid (AO) van 4.152 deelnemers). Het aantal pensioengerechtigden kwam uit op 40.989 en het aantal gewezen deelnemers op 85.688. Het totaal aantal deelnemers bedroeg 157.340. Ongeveer 70% van de PGB-deelnemerskring is afkomstig uit de grafimedia-industrie.
Deelnemerskring Kartonnage en Flexibele Verpakkingen
Toelichting: sociale partners uit de verf- en drukinktindustrie kozen met ingang van 31 december 2012 voor aansluiting bij PGB. Het aantal actieve deelnemers afkomstig uit deze bedrijfstak bedroeg eind 2012 1.700 (inclusief premievrije toerekening in verband met arbeidsongeschiktheid (AO) van 56 deelnemers). Eind 2011 was dat 1.744. Het aantal pensioengerechtigden kwam uit op 1.132 (v.j. 1.112) en het aantal gewezen deelnemers op 3.215 (v.j.3.221). Het totaal aantal deelnemers bedroeg 6.047 (v.j. 6.077). Ongeveer 4% van de PGB deelnemerskring is afkomstig uit de verf- en drukinktindustrie.
Uitkeringen In 2012 werd uitgekeerd: In miljoenen euro’s
Actieve deelnemers
2012
2011
Ouderdomspensioenen Partnerpensioenen Wezenpensioenen Afkoopsommen Vervroegd pensioen Anw
300 84 1 3 16 3
266 78 1 5 21 3
Ten laste van de rekening van baten en lasten
407
374
Premievrije toerekening i.v.m. AO Gewezen deelnemers Pensioengerechtigden
Toelichting: sociale partners uit het kartonnage- en flexibele verpakkingenbedrijf kozen met ingang van 1 januari 2012 voor aansluiting bij PGB. Het aantal actieve deelnemers afkomstig uit deze bedrijfstak bedroeg eind 2012 3.784 (inclusief premievrije toerekening in verband met arbeidsongeschiktheid (AO) van 149 deelnemers). Eind vorig jaar was dat 5.038. Het aantal pensioengerechtigden kwam uit op 4.269 (v.j. 3.799) en het aantal gewezen deelnemers op 15.358 (v.j. 15.776). Ongeveer 10% van de PGB-deelnemerskring is afkomstig uit het kartonnage- en flexibele verpakkingenbedrijf.
2
0
Toelichting: de stijging van het volume aan pensioenuitkeringen wordt veroorzaakt door de aansluitingen in 2012 van de bedrijfstak kartonnage en flexibele verpakkingen en bedrijven uit de kunststof- en rubberindustrie waarbij ook de pensioenverplichtingen zijn overgenomen.
PGB JAARVERSLAG 2012
VERSLAG VAN HET BESTUUR
Ontwikkeling van toegekende pensioenen Onderstaand overzicht toont het verloop van de pensioenuitkeringen in 2012.
Overzicht aantallen ingegane pensioenen
Ouderdomspensioen
Partnerpensioen
Wezenpensioen
Totaal
28.979
13.826
608
43.413
2.388 4.592
866 1.810
69 148
3.323 6.550
6.980
2.676
217
9.873
1.703
745
109
2.557
Stand per 31-12-2012
34.256
15.757
716
50.729
Ontwikkeling
18,2%
14,0%
17,8%
16,9%
Stand per 31-12-2011 Ingegaan o.b.v. toekenningen Ingegaan o.b.v. collectieve waardeoverdracht
Beëindigingen
Toelichting: de stijging van het aantal pensioenuitkeringen wordt veroorzaakt door de aansluitingen in 2012 van de bedrijfstak kartonnage en flexibele verpakkingen en bedrijven uit de kunststof- en rubberindustrie en verf- en drukinktindustrie, waarbij ook de pensioenverplichtingen zijn overgenomen.
ONTWIKKELING COMMUNICATIE Het bestuur wil alle belanghebbenden goed voorlichten over beleid, bestuur en organisatie van het pensioenfonds. Daarnaast wil het fonds het pensioenbewustzijn van de deelnemers versterken. Het daarvoor ontwikkelde communicatieplan is in het verslagjaar afgestemd met het verantwoordingsorgaan. Communicatiedoelen PGB streeft met zijn communicatie de volgende doelen na: ● Het juist, tijdig en begrijpelijk inlichten van (gewezen) deelnemers, (gewezen) partners en pensioengerechtigden over de ontwikkeling van hun opgebouwde aanspraken, te bereiken aanspraken, pensioenrechten en de voorwaardelijke toeslagverlening en de risico's daarbij (bieden van overzicht). ● het tijdig inlichten van belanghebbenden over actuele pensioenontwikkelingen en de rechten en plichten die voortvloeien uit deelname aan de pensioenregeling (bieden van overzicht). ● (gewezen) deelnemers, aanstaande pensioengerechtigden en werkgevers in staat stellen afgewogen beslissingen te nemen (bieden inzicht en actie). ● het bevorderen van een goede relatie tussen het fonds en de belanghebbenden met het oog op het in het fonds gestelde vertrouwen (bijdragen aan een goede reputatie van het fonds). ● het verhogen van de naamsbekendheid van het fonds en het positioneren van PGB als pensioenfonds voor de informatie- en mediasector en aanverwante branches om het draagvlak verder te verbreden (bijdragen aan bekendheid van het fonds).
PGB JAARVERSLAG 2012
Methodiek en middelen Om deze doelen te bereiken zet het fonds een evenwichtige mix van massa- en persoonlijke communicatiemiddelen in. PGB streeft ernaar de elektronische informatie-uitwisseling via website, besloten site en e-mail te optimaliseren. Het wil daarvoor daar waar mogelijk pensioentransacties automatiseren en online aanbieden. Daarbij rekening houdend met de behoefte aan persoonlijk contact van betrokkenen. Communicatiemix in 2012 Het fonds communiceert sinds eind 2011 onder eigen label. In 2012 verschenen onder meer PGB Bericht en PGB Beeld. PGB Bericht is de digitale nieuwsbrief van het fonds die minimaal vier keer per jaar wordt verzonden, met aparte edities voor deelnemers en voor werkgevers. Daarnaast heeft het fonds PGB Beeld uitgebracht, een gedrukt pensioenmagazine dat naar alle deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden wordt verstuurd. Het magazine verschijnt minimaal eenmaal per jaar. Deelnemers en pensioengerechtigden die niet geabonneerd zijn op de digitale nieuwsbrief en de website niet kunnen volgen, worden via het magazine op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen bij hun fonds. PGB verspreidt het pensioenmagazine en digitale nieuwsbrieven niet alleen naar werkgevers en deelnemers maar ook naar sectorvertegenwoordigers. In verband met de toenemende differentiatie van de klantenkring en het feit dat het primaat van de pensioenregeling bij sociale partners en opdrachtgevers ligt, worden de sectorvertegenwoordigers en opdrachtgevers naast werkgevers en deelnemers als aparte doelgroep beschouwd. Door middel van uitgebreide
2
1
VERSLAG VAN HET BESTUUR
kwartaalrapportages worden zij op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen bij PGB. Maar ook via de website, de branchesites, het jaarverslag, de populaire samenvatting daarvan en via diverse brochures en hun pensioenoverzichten blijven belanghebbenden op de hoogte van de strategie van het fonds, het bestuur, het beleggingsbeleid en de veranderingen daarin, het rendement, de dekkingsgraad en de ontwikkeling van hun pensioen. De samenstelling, agenda’s en notulen van de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan en het verslag van de jaarlijkse klantenpaneldag publiceert het fonds op de website. Bestuursblog Naar aanleiding van de actuele thema’s zoekt het bestuur sinds 2012 ook het contact met deelnemers en pensioengerechtigden via de bestuursblog. De blogs zijn voor de PGB-website ‘trending topic’. De columns worden goed gelezen en regelmatig van commentaar voorzien. In het verslagjaar werd onder meer geschreven over het uitgevoerde onderzoek naar risicobereidheid onder de deelnemers, over de ergernis onder pensioengerechtigden die een week later hun pensioen ontvingen en over de vraag hoe het pensioen wordt gefinancierd. Persoonlijke pensioenmeter De toezichthouder AFM verwacht dat veel deelnemers teleurgesteld zullen zijn als zij op hun pensioendatum een lagere uitkering krijgen dan ze hadden verondersteld. Dat gevaar is groter nu de risico’s in de pensioenopbouw meer en meer bij de deelnemer terecht lijken te gaan komen. De toezichthouder rekent het tot de zorgplicht van pensioenfondsen om die verwachtingskloof zoveel mogelijk te dichten. Nu een aantal ontwikkelingen elkaar kunnen gaan versterken zoals het jarenlang achterblijven van de toeslagverlening, de vergrote kans op korten van de pensioenen en de verschuiving van de pensioenrichtleeftijd naar 67 jaar, is het raadzaam om deelnemers meer bewust te maken van de opgebouwde aanspraken in relatie tot het laatstgenoten brutoloon en van eventuele risico’s. PGB heeft daarom in 2012 pensioenmeters ontwikkeld. Naast de koopkrachtmeter die de verwachte koopkracht laat zien en de risicometer die de kans op verlaging van het pensioen aangeeft, is de persoonlijke pensioenmeter geïntroduceerd. De meter wordt bij het inloggen op de besloten website getoond. Sinds oktober 2012 hebben iets minder dan 10.000 actieve deelnemers de meter inmiddels geraadpleegd. Daarmee is in korte tijd zo’n 25% van de doelgroep bereikt. Klanttevredenheid De monitoring en evaluatie van de dienstverlening en communicatie aan de hand van een klanttevredenheidsonderzoek (KTO) vindt jaarlijks plaats. Eind 2011 is onderzoek uitgevoerd onder deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Pensioengerechtigden waarderen de begrijpelijkheid van de informatie en de ingezette communicatie gemiddeld
2
2
PERSOONLIJKE PENSIOENMETER
Te bereiken pensioen 60
70
50
80 90
40
100
30 20
10
Pensioen inclusief AOW in percentage van het pensioengevend salaris
De persoonlijke pensioenmeter laat de stand van het te bereiken brutopensioen bij PGB zien inclusief de AOW. Daarbij is ook rekening gehouden met de burgerlijke staat. Weergegeven is het pensioen op de standaardpensioenleeftijd die voor de deelnemer van toepassing is in een percentage van het laatste, bij het fonds geregistreerde brutosalaris.
hoger dan deelnemers dat doen. De waarderingscijfers van pensioengerechtigden schommelen rond de 8. Die van deelnemers rond de 7,4. De (transparante) manier waarop het fonds zijn deelnemers informeert over het beleid, bestuur en organisatie wordt gewaardeerd met een gemiddeld rapportcijfer van 7,5. Deelnemers zijn met 7,2 kritischer dan pensioengerechtigden (7,9). PGB participeerde verder in het Benchmark Onderzoek Pensioen (BOP) dat dit jaar voor het eerst in samenwerking met TNS NIPO werd uitgevoerd en dat ook de waardering van de communicatie en dienstverlening mat. In dit BOP was eenzelfde beeld te zien als in het KTO: pensioengerechtigden waren met een 7,7 meer tevreden over de kwaliteit van de pensioencommunicatie en ingezette middelen dan deelnemers (7,2) dat waren. Toetsen van communicatie PGB voldoet aan de formele communicatievereisten van de Pensioenwet. Het beschikt over een plan waarin een uitvoeringsprogramma en een communicatiemonitor zijn opgenomen. In de monitor zijn meetbare doelen opgenomen. Het fonds is ook nagegaan of de verstrekte informatie overkomt: het klantenpanel heeft pensioencommunicatie op begrijpelijkheid beoordeeld en er is onderzoek onder deelnemers en pensioengerechtigden uitgevoerd. Over de gehele linie liggen de resultaten van de communicatie in lijn met de beoogde doelen van het fonds. Mede naar aanleiding van de opmerkingen van het klantenpanel en de resultaten van het klanttevredenheidsonderzoek wordt de communicatie jaarlijks op onderdelen aangescherpt. Pensioeninformatiedagen Deelnemers van PGB krijgen in het jaar voorafgaand aan hun pensioneren een uitnodiging voor een pensioeninformatiedag, samen met hun eventuele partner. In 2012 hebben 1.374 (v.j. 1.412) deelnemers/partners een voorlichtingsdag bijgewoond.
PGB JAARVERSLAG 2012
VERSLAG VAN HET BESTUUR
FINANCIËLE ZAKEN De dekkingsgraad laat over heel 2012 een lichte stijging zien. PGB zit nog licht boven het minimale herstelpad om ultimo 2013 de vereiste dekkingsgraad te kunnen halen. Het fonds hoeft daarom geen waarschuwing af te geven voor een korting in april 2014. De stijging van de dekkingsgraad kan worden toegeschreven aan het behaalde beleggingsrendement en de gewijzigde rentemethodiek om de pensioenverplichtingen vast te stellen. Dekkingsgraad In 2012 hebben de beleggingen van PGB 13,04% opgebracht. Het vermogen steeg mede als gevolg van collectieve waardeovernames (€ 0,94 miljard) van € 11,4 naar € 13,7 miljard. De gewogen gemiddelde rente waarmee de pensioenverplichtingen moet worden berekend, daalde echter van 2,7% eind 2011 naar 2,4% eind 2012. Dit ondanks het positieve effect van de door de overheid gewijzigde methode voor de vaststelling van deze rekenrente. In plaats van de actuele marktrente (driemaandsgemiddelde) wordt sinds eind september een methode (ultimate forward rate) gebruikt voor het berekenen van de verplichtingen waarbij de rente bij zeer lange looptijden oploopt naar een afgesproken vast percentage van 4,2%. De rekenrente die pensioenfondsen mogen hanteren, komt daarmee gemiddeld op een iets hoger niveau te liggen. Voor PGB komt die rekenrente eind december uit op de vermelde 2,4%. De eerder gebruikte risicovrije marktrente lag toen op 2,2%. De hogere rente komt de dekkingsgraad ten goede. PGB kon daardoor 2,6% punt aan dekkingsgraad bijschrijven. Het fonds heeft het minimum vereist eigen vermogen (MVEV) en zijn actuariële factoren bijgesteld. Ook de dekkingsgraden van eind 2012 en van dit jaar zijn met de nieuwe factoren geactualiseerd en ten opzichte van eerdere berekeningen licht naar beneden bijgesteld. De benodigde dekkingsgraad die op basis van het MVEV eind dit jaar moet zijn bereikt, komt uit op
104,1% waar eerder 104,8% werd aangehouden. De verplichtingen stegen van € 11,5 miljard naar € 13,6 miljard. Daarvoor zijn verantwoordelijk de stijging van levensverwachting, gerealiseerde collectieve waardeovernames en een verhoging van de voorziening voor nabestaandenpensioen als gevolg van bijstelling van actuariële factoren. Door de stijging van de levensverwachting leverde PGB ongeveer 1% punt aan dekkingsgraad in. De aanpassing in de actuariële factoren met betrekking tot het nabestaandenpensioen had een negatief effect van 1,8% op de dekkingsgraad. Per saldo steeg de dekkingsgraad in het verslagjaar van 99,4% naar 100,5%. Volgens het (eveneens bijgestelde) herstelpad had PGB eind 2012 minstens een dekkingsgraad van 99,5% nodig. Die werd dus gehaald. In tabel 1 zijn de oorzaken in beeld gebracht die hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van de dekkingsgraad in 2012 en 2011. Tabel 1: Verklaring ontwikkeling dekkingsgraad
▲ %-punt Dekkingsgraad primo M1 (premie)
2012 %
▲ %-punt
99,4%
108,1%
– 0,2%
0,0%
M2 (uitkering)
0,0%
0,3%
M3 (indexering)
0,0%
0,0%
M4 (rentetermijnstructuur) – 7,0%
– 14,0%
M5 (overrendement) M6 (overig)
11,1%
5,6%
– 2,8%
– 0,6%
Dekkingsgraad ultimo
100,5%
2011 %
99,4%
In tabel 2 zijn relevante kengetallen van het Financieel Toetsingskader weergegeven voor 2012 en 2011. In tabel 3 wordt op hoofdlijnen een overzicht gegeven van de baten en lasten van het fonds over 2012 en voorgaande jaren. Het overzicht is in de actuariële analyse uitgewerkt (zie pag. 26).
Grafiek 1: Rentetermijnstructuur DNB 4,5 4,0 3,5 3,0 2,5 2,0 1,5 1,0 0,5 0,0 1
3
5
7
9 11 13 15 17 19 21 23 25 27 29 31 33 35 37 39 41 43 45 47 49 51 53 55 57 59
31-12-2009
31-12-2010
31-12-2011
31-12-2012
* De door DNB vastgestelde rentecurves zijn op basis van de swapcurve. De swapcurve per 31 december 2012 is vastgesteld op basis van het gemiddelde van alle handelsdagen in de laatste drie maanden van 2012 met daarop de methodiek van de Ultimate Forward Rate (UFR) toegepast. De toepassing van de UFR betekent dat de curve op lange termijn naar 4,2% convergeert. Ondanks het verhogend effect van de UFR-systematiek ligt de gemiddelde rente behorende bij de pensioenverplichtingen per 31 december 2012 lager dan die per 31 december 2011.
PGB JAARVERSLAG 2012
2
3
VERSLAG VAN HET BESTUUR
Tabel 2: Kengetallen Financieel Toetsingskader op basis van de rentetermijnstructuur van DNB Bedragen in miljoenen euro’s eind 2012
eind 2011
Totaal vermogen
13.717
11.431
Pensioenverplichtingen
13.646
11.500
Reserves
71
–
69
Dekkingsgraad
101%
99%
Vereiste dekkingsgraad
114%
115%
Tabel 3: Overzicht baten en lasten Bedragen in miljoenen euro’s 2012
2011
2010
2009
Premieresultaat
–
14
14
22
42
Kostenresultaat
–
1
1
3
4
Interestresultaat Overig resultaat Totaal resultaat
485 –
–
330 140
–
903
125
2
–
164
886
–
14
1.289 –
herstelpad daarvoor liep eind 2012 namelijk langs 99,5%. Dat het fonds geen aanvullende maatregelen hoefde te nemen was overigens een gevolg van de beslissing van de toezichthouder om bij de berekening van de verplichtingen uit te gaan van de eerder genoemde ultimate forward rate. Daardoor hoefde PGB nog geen kortingswaarschuwing af te geven. De economische omstandigheden blijven echter onzeker. Eind 2012 is het risico op een verlaging van het pensioen ten opzichte van een jaar eerder toegenomen van 27% naar 50%. Dekkingsgraad en toeslagverlening PGB geeft niet automatisch toeslagen op de pensioenen om de prijs- of loonstijgingen bij te houden. Voor die toeslagen betalen de deelnemers geen premie. Het geld moet komen uit het extra rendement dat het pensioenfonds maakt op zijn beleggingen. PGB kan de pensioenen alleen verhogen met toeslagen als het bestuur oordeelt dat er genoeg geld voor is. Daarbij gebruikt het bestuur een richtlijn, die hieronder staat. Richtlijn dekkingsgraad en ontwikkeling pensioen
235 1.100
Ontwikkeling kortetermijnherstelplan In het herstelplan zit een prognose voor de nominale dekkingsgraad vanaf 31 december 2008 voor de volgende 15 jaar op basis van de toen afgesproken herstelmaatregelen en door DNB toegestane parameters. De verwachte lijn van herstel staat in grafiek 2. PGB verwachtte na de vijfjaarsherstelperiode uit te komen op ongeveer 106% en na 15 jaar (niet zichtbaar in de grafiek) op ongeveer 132%. Dit alles op basis van de inzichten eind 2008 en na correctie voor de eerder gestegen levensverwachting. Zowel het kortetermijn- als het langetermijnherstel zouden zo voldoen aan de voorwaarden van de toezichthouder. Volgens het herstelplan zou het fonds eind 2012 op een dekkingsgraad moeten uitkomen van 104%. In werkelijkheid was dat 101%. Hoewel PGB dus achterloopt op het uitgezette schema, hoeft het nog geen aanvullende maatregelen te nemen. Het fonds kan bij het uitkomen van de gemiddelde verwachtingen nog steeds tijdig (eind 2013) op het wettelijk vereiste minimumniveau van 104,1% komen. Het minimum-
Bij een dekkingsgraad:
kan de volgende toeslag worden verleend:
onder 105%
in het uiterste geval korting van pensioen
van 105% tot 115%
compensatie van eventuele korting + geen toeslag
van 115% tot 130%
gedeeltelijke toeslag over prijsinflatie van maximaal 4%
van 130% tot 140%
100% toeslag over prijsinflatie met maximum van 4%
van 140% tot 150%
100% toeslag over prijsinflatie zonder maximum
van 150%
100% toeslag over prijsinflatie zonder maximum + inhaaltoeslag + loonindex
Toelichting: ligt de dekkingsgraad gedurende drie jaar onder de 105% dan kan het bestuur besluiten om de pensioenen te korten. De korting zal zodanig zijn dat het fonds weer voldoet aan de wettelijk vereiste dekkingsgraad van circa 105%. Bij een dekkingsgraad tussen de 105 en 115% wordt een eventuele korting ongedaan gemaakt voor zover het herstelplan dat toestaat. Om voor compensatie van de korting in aanmerking te komen, moet iemand zowel op het moment dat de korting werd doorgevoerd als op het moment van het ongedaan maken (gewezen) deelnemer of de pensioengerechtigde van het fonds zijn. Zolang de dekkingsgraad onder de 115% ligt, kunnen de pensioenen op basis van de richtlijn niet worden verhoogd.
Grafiek 2: Feitelijk versus verwachte en minimumherstelpad 120,0% 115,0% 110,0% 105,0% 100,0% 95,0% 90,0% 85,0% 2008
2009
MVEV
2
4
2010
Herstelplan
2011
Werkelijk herstel
2012
2013
Minimum Herstelpad
PGB JAARVERSLAG 2012
VERSLAG VAN HET BESTUUR
Besluit toeslagverlening Op grond van de richtlijn zou de toeslagverlening bij een dekkingsgraad van 115% (gedeeltelijk) kunnen worden hervat. De gemiddelde dekkingsgraad over de maanden juli, augustus en september die als referentie wordt gebruikt, lag daar met ongeveer 100% ruim onder. Op grond van de richtlijn en omdat er nog steeds sprake is van een herstelsituatie, heeft het bestuur besloten de opgebouwde aanspraken en ingegane pensioenen per 1 januari 2012 en 1 januari 2013 niet te verhogen. De gemiste toeslagen bedragen resp. 2,61% en 2,26%. Het fonds heeft vanaf 2003 aan deelnemers, gewezen deelnemers en pensioenontvangers van de PGB-regeling voor de grafimedia de volgende toeslagen verleend: Ontwikkeling vanaf 1-1-2004 datum
verstrekte toeslag
niet verstrekte inhaaltoeslag
verstrekte inhaaltoeslag
toegepaste korting
compensatie korting
1-1-2004
2,04%
–
–
–
–
1-1-2005
–
1,09%
–
–
–
1-1-2006
1,00%
0,55%
–
–
–
1-1-2007
1,50%
0,30%
–
–
–
1-1-2008
1,00%
–
1,09%
–
–
1-1-2009
–
3,00%
–
–
–
1-1-2010
–
0,30%
–
–
–
1-1-2011
–
1,50%
–
–
–
1-1-2012
–
2,61%
–
–
–
1-1-2013
–
2,26%
–
–
–
Toelichting: De laatste jaren kunnen de pensioenen bij PGB de prijsontwikkeling niet volgen. Het totaal van de niet verstrekte toeslagen (=indexatie) bedraagt momenteel 10,52% (samengesteld 10,96%) . De gemiste toeslag op 1 januari 2005 (1,09%) is ingehaald op 1 januari 2008. Wanneer de financiële situatie het toelaat, kan het bestuur in de toekomst besluiten om gemiste toeslagen alsnog, al dan niet volledig, toe te kennen. Het bestuur heeft de bevoegdheid om op grond van de financiële situatie in het uiterste geval de pensioenen van deelnemers en pensioengerechtigden te korten. Tot nu toe heeft PGB deze maatregel niet behoeven te nemen.
Premiebeleid Het bestuur bepaalt jaarlijks de kostendekkende premie voor deelname aan de basispensioenregeling. Om premiefluctuaties te dempen werd tot nu toe de kostendekkende premie gebaseerd op het gemiddeld minimaal te verwachten toekomstig rendement van 4,25%. Gebruikmakend van die demping bleek de premie op het moment van besluitvorming in 2011 nog steeds kostendekkend. Zolang het fonds nog in onderdekking verkeert (wat bij PGB het geval is), moet de premie bijdragen aan herstel, hetgeen wordt vertaald in een eis dat de premiedekkingsgraad (de verhouding tussen de premie en de actuariële lasten van de jaarlijkse pensioentoezegging) minimaal 105% is. Daarbij moeten de fondsen rekenen met de huidige lage rente. Op basis van die rente bleek de huidige premie ontoereikend en niet langer kostendekkend. PGB heeft daarom voor 2012 een beroep gedaan op de ontheffing die DNB voor één jaar kan geven aan fondsen waarvan de premie ontoereikend is. De bijdrage voor deelname aan de basispensioenregeling bij PGB bleef daardoor
PGB JAARVERSLAG 2012
voor 2012 17,5%. De premies worden berekend over de pensioengrondslag (het brutoloon minus de franchise). De premie voor de financiering van de regeling voorwaardelijk extra pensioen (voorwaardelijke backservice) in de grafimediasector bedraagt daar bovenop 2%. Vanaf 2013 is het niet meer toegestaan om het premiebeleid te baseren op een gemiddeld toekomstig rendement. Wel is het nog mogelijk om de rekenrente te baseren op een gemiddelde marktrente van (maximaal) de afgelopen 10 jaar. Het nieuwe premiebeleid kan als volgt worden samengevat: 1. Op basis van de gedempte rente dient de premiedekkingsgraad minimaal 120% te zijn. Dat is dan een premie met inbegrip van een solvabiliteitstoeslag die overeenkomt met de eisen aan het vereist eigen vermogen (VEV). 2. Indien PGB een dekkingstekort heeft (ofwel een dekkingsgraad beneden de 105%), dient de premiedekkingsgraad minimaal 105% te zijn, dat is dan een premie met inbegrip van een solvabiliteitstoeslag die overeenkomt met de eisen aan het minimaal vereist eigen vermogen (MVEV).
2
5
VERSLAG VAN HET BESTUUR
Indien niet aan de laatste eis kan worden voldaan, dan wordt de opbouw van de rechten zodanig aangepast, dat wel wordt voldaan aan de eis van een minimale premiedekkingsgraad van 105%. Dit is verankerd in artikel 32 lid1 van het pensioenreglement. Na overleg met sociale partners, opdrachtgevers en de deelnemersraad is een combinatie van maatregelen overeengekomen. Enerzijds is de pensioenrichtleeftijd voor de nieuwe opbouw vanaf 2013 opgeschoven van 65 jaar naar 67 jaar en anderzijds zal voor de basispensioenregeling een hogere premie worden gevraagd. De premie stijgt met ingang van 2013 met 2% punt van 17,5% naar 19,5%.
Premieresultaat Binnen de eisen die de Pensioenwet stelt, mag het pensioenfonds naast de kostendekkende premie, een eigen kostendekkende of gedempte premie vaststellen waaraan de feitelijke premie wordt getoetst. De kostendekkende, gedempte en feitelijke premie (17,5% van de pensioengrondslag, exclusief VPL) volgens artikel 130 van de Pensioenwet is als volgt. Bedragen zijn afgerond in miljoenen euro’s
Kostendekkende premie ongedempt 1 Inkomsten op grond van feitelijke premie 2 Kostendekkende premie gedempt
DE ACTUARIËLE ANALYSE Het pensioenfonds maakt voor zijn financiële opzet gebruik van veronderstellingen. De actuariële analyse maakt inzichtelijk welke verschillen er zijn tussen de vooraf gedane veronderstellingen en de werkelijkheid zoals na afloop van het jaar vastgesteld. De actuariële analyse van het saldo van baten en lasten, een samenvatting van alle componenten van de verzekeringstechnische analyse, wordt als volgt weergegeven:
2012
2011
250 192 173
177 161 150
1. Individuele koopsommen zijn niet meegenomen in de analyse van de kostendekkende premie omdat deze koopsommen niet op een doorsneepremie worden gewaardeerd, maar op basis van de actuariële inkoop. 2. Deze feitelijke premie bestaat uit de premie ad € 218 miljoen + de kosten ad € 6 miljoen, exclusief de koopsommen ad € 16 miljoen en exclusief € 16 miljoen onttrekking van de voorziening VPL.
Bedragen zijn afgerond in miljoenen euro’s 2012
2011
2010
Premieresultaat Premiebijdragen Pensioenopbouw (incl. risicokoopsommen)
217
193 –
179
173
–
231
–
–
14
14
151 22
In premie begrepen bedrag voor kosten
6
6
6
Vrijval voor kosten uit voorziening
8
7
Kostenresultaat
Pensioenuitvoeringskosten (betaalde kosten)
–
15
–
1
–
12
7 –
1
10 3
Interestresultaat Beleggingsresultaten (direct en indirect, voor aftrek kosten vermogensbeheer) Rentetoevoeging VPV
1.545 –
Indexering en overige toeslagen Wijziging marktrente
–
184
686 –
128
0
1
876
– 1.462
485
–
1.048 –
118
–
805
0
903
125 38
Overig resultaat Resultaat op waardeoverdrachten (saldo-overdracht van rechten)
5
1
Resultaat op kanssystemen (overige wijzigingen)
–
5
9
Overgang op overlevingstafels 1
–
116
0
Correctie voorziening latent nabestaandenpensioen 2
–
212
0
0
Overige baten
–
1
0
18
Overige lasten
–
3
–
330
Totaal saldo baten en lasten
140
–
–
5 –
187
8
–
38
2
–
164
886
–
14
1. Resultaat als gevolg van de wijziging overlevingstafel AG Prognosetafel 2010-2060 in AG Prognosetafel 2012-2062. 2. Resultaat als gevolg van de correctie latent nabestaandenpensioen is gecorrigeerd op de beginstand 2012.
2
6
PGB JAARVERSLAG 2012
VERSLAG VAN HET BESTUUR
De gedempte en de ongedempte kostendekkende premie zijn berekend op de grondslagen primo boekjaar. De rente bij de berekening van de gedempte premie bedroeg 4,25% (evenals in 2011). De gewogen gemiddelde rente bij de berekening voor de ongedempte kostendekkende premie bedroeg primo 2012 2,74%, tegen 3,47% primo 2011.
De sterftegrondslagen zijn ultimo boekjaar gebaseerd op de prognosetafel 2012-2062 van het Actuarieel Genootschap (AG) inclusief ervaringssterfte. Ultimo 2011 werd gewaardeerd op de AG prognosetafel 2010-2060 inclusief ervaringssterfte. Het negatieve resultaat op de wijziging van de overlevingstafel bedraagt € 116 miljoen.
Premieresultaat in actuariële analyse De pensioenopbouw bestaat uit de onvoorwaardelijk ingekochte aanspraken op basis van ontvangen baten uit premies en koopsommen. De premies worden gefinancierd op basis van een doorsneepremie. De koopsommen worden gefinancierd op basis van inkooptarieven die voor 2012 gelden. De actuarieel benodigde premies zijn berekend op de grondslagen primo boekjaar 2012 waarbij de gewogen gemiddelde marktrente op 2,74% stond. Mede door deze lage discontovoet waren in 2012 de baten uit de premies en koopsommen minder dan de actuarieel benodigde premies.
Het positieve resultaat op collectieve waardeoverdrachten bedraagt € 5 miljoen en wordt veroorzaakt door de renteontwikkeling tussen het moment waarop het contract is gesloten en het moment van waardering van de betreffende pensioenverplichtingen in de jaarrekening.
Het premieresultaat is berekend exclusief VPL en de pensioenuitvoeringskosten, dat zijn de kosten eigen beheer, exclusief vermogensbeheer. De pensioenuitvoeringskosten zijn in het kostenresultaat opgenomen. Kostenresultaat Totaal beschikbaar voor kosten zijn het in de premie begrepen bedrag aan directe kosten (€ 6 miljoen) en de vrijval van excassokosten uit hoofde van reguliere uitkeringen (€ 8 miljoen). De pensioenuitvoeringskosten (exclusief kosten vermogensbeheer) bedragen € 15 miljoen. Het totale positieve resultaat bedraagt € 1 miljoen (€ 4 miljoen – € 3 miljoen).
Het resultaat op kanssystemen bestaat met name uit het resultaat op sterfte van € 6 miljoen. Het resultaat op sterfte wordt verklaard doordat de werkelijke sterfte afwijkt van de verwachte sterfte op basis van de in de voorziening gehanteerde overlevingstafels. Het fonds betaalt de ouderdomspensioenen langer uit dan statistisch verwacht. De extra lasten bedragen € 15 miljoen. Voor nabestaandenpensioen zijn de lasten echter € 9 miljoen lager dan verwacht. De overige baten zijn een positief resultaat op afkopen van € 1 miljoen. De overige lasten zijn een negatief resultaat op uitkeringen van € 3 miljoen.
Interestresultaat De benodigde interesttoevoeging aan de pensioenverplichtingen bedraagt 1,544% (dit is de eenjaarsrente per 31 december 2011) voor boekjaar 2012. In 2012 is de marktrente gedaald en dat heeft ertoe geleid dat het resultaat op wijziging marktrente negatief is. De positieve beleggingsopbrengsten (13,04%) waren hoger dan de lasten uit hoofde van de benodigde interest en wijziging marktrente waardoor er per saldo een positief interestresultaat is van € 485 miljoen. Overig resultaat Het totaal van de overige resultaten bedraagt € 330 miljoen negatief. De omvang van het overig resultaat heeft met name betrekking op de aangepaste berekeningswijze van het latent nabestaandenpensioen en de overgang naar de nieuwe prognosetafel. In 2012 heeft PGB de berekeningsmethodiek ter bepaling van het nabestaandenpensioen aangepast. In voorgaande jaren is gerekend met onbepaalde factoren voor nabestaandenpensioen bij bepaalde verplichtingen. Hierdoor werd de pensioenverplichting te laag ingeschat. Het negatieve resultaat op de gecorrigeerde voorziening bedraagt € 212 miljoen.
PGB JAARVERSLAG 2012
2
7
VERSLAG VAN HET BESTUUR
BALANS- EN VERMOGENSBEHEER IN 2012
Hoe het bestuur van het pensioenfonds de (financiële) ambities van het fonds probeert waar te maken, blijkt uit het balans- en vermogensbeheer. Het bestuur heeft deze ambities vertaald in een financieel kader. Daarvoor is in 2011 een uitgebreide ALMstudie uitgevoerd en in 2012 een continuïteitsanalyse. De conclusie is dat er onvoldoende stuurmiddelen zijn om de pensioenen, inclusief de toeslagen voor koopkrachtbehoud, veilig te stellen. Wijziging van het premie- of toeslagbeleid creëert onvoldoende financiële middelen voor een sterke solvabiliteit. Uiteindelijk resteert alleen het beleggingsbeleid waarmee de kans op gedeeltelijk koopkrachtbehoud versus de kans op kortingen kan worden beïnvloed. ALM-studie In de ALM-studie zijn duizenden economische scenario’s doorgerekend, waarvan sommige pessimistische scenario’s tot heel slechte pensioenuitkomsten leiden. De kans daarop wil het bestuur tot een laag niveau beperken. Daarom heeft het de volgende financiële maatstaven geformuleerd, die het ambitieniveau van het bestuur het beste vertalen:
Tabel 5: Beleggingsportefeuille Beleggingsportefeuille
Werkelijke portefeuille 31-12-2012
Strategische portefeuille
Matching portfolio, bestaande uit:
54%
50%
Euro-staatsobligaties
31%
32,0%
Euro-bedrijfsobligaties
16%
17,5%
Rentederivaten
6%
0,0%
Euro-liquiditeiten
2%
0,5%
Return portfolio, bestaande uit:
46%
50%
Aandelen
29%
30%
Alternatieve beleggingen
17%
20%
Onroerend goed
5%
6%
Infrastructuur
4%
5%
Inflatieobligaties
5%
5%
Grondstofderivaten
3%
4%
Renteafdekkingsbeleid
55%
60%
Valuta-afdekkingsbeleid
75%
100%
Alternatieve beleggingen, bestaande uit:
Tabel 4: Financiële maatstaven Financiële maatstaven Een over een periode van 15 jaar verwachte koopkracht van minimaal 90% Een over een periode van 3 jaar gemeten kans op korten van maximaal 1,5% Een over een periode van 3 jaar gemeten kans op korten van meer dan 10% van maximaal 0,3%
Er zit altijd spanning tussen het streven naar een goed beleggingsrendement om de toeslagen te kunnen bekostigen en het beperken van het risico op tegenvallers. Bovenstaande drie maatstaven vormen volgens het bestuur het optimum tussen de koopkracht, die toch zoveel mogelijk behouden moet blijven, en het risico dat daarvoor maximaal gelopen mag worden. Gelet op de financiële positie van het fonds ultimo 2012 liggen de verwachtingen voor de koopkracht ongeveer op het minimum ambitieniveau maar de kansen op korten van circa 50% beduidend hoger dan ten tijde van de ALM-studie. In lijn met de aanbevelingen van de Commissie Frijns die op verzoek van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in 2009 onderzoek deed naar de manier waarop pensioenfondsen hun beleggingsbeleid, het risicobeheer en de besturing hadden georganiseerd, is de transitie naar een eenvoudiger beleggingsportefeuille in het eerste kwartaal van 2012 afgerond. Beleggingsplan 2012 De afweging tussen koopkrachtbehoud en kans op korten is voor 2012 doorvertaald naar de volgende beleggingsmix:
2
8
Matching portefeuille De omvang van de matching portfolio is in het vierde kwartaal van 2011 verhoogd van circa 41% naar 54% in 2012. De matchingportefeuille heeft als primair doel om de kasstromen van de beleggingen zoveel als mogelijk in lijn te brengen met de kasstromen van de uit te keren pensioenen (matchen). Vanwege de eurocrisis is binnen de matching portfolio in 2012 voorzichtig geopereerd met beleggingen in staatsobligaties van de hoogst haalbare kredietwaardigheid (alleen Nederland, Duitsland, Oostenrijk en Finland). Dit is goed voor de liquiditeitspositie van het fonds. Aan de andere kant blijft ook een relatief grote positie in hoogwaardige eurocredits (bedrijfsobligaties) gehandhaafd, omdat het fonds ook rendement nodig heeft. Door de uitbreiding van de matchingportefeuille is er een kleinere swaprenteportefeuille nodig dan in voorgaande jaren (voor 2012). Dit verkleint de kans dat er plotseling veel extra liquiditeiten nodig zijn. Returnportefeuille De omvang van de return portfolio is in het vierde kwartaal van 2011 verlaagd van ca. 59% naar 46% in 2012. Daarmee daalt het risico, maar uiteraard ook het verwachte rendement. Met de returnportefeuille wordt beoogd een rendement op de lange termijn te maken binnen de risicokaders die het fonds bereid is te aanvaarden om toeslagverlening mogelijk te maken.
PGB JAARVERSLAG 2012
VERSLAG VAN HET BESTUUR
Het percentage aan alternatieve beleggingen is in het vierde kwartaal van 2011 gedaald van 26% naar 17% in 2012. Als deze 17% wordt gespreid over veel categorieën leidt dat tot versnippering. Daarom is ervoor gekozen het aantal beleggingscategorieën beperkt te houden. Dit vermindert ook de complexiteit van de totale beleggingsportefeuille en het aantal mandaten. Door enerzijds een relatief goed aandelenjaar en anderzijds dalende rentes (stijgende obligatiekoersen) bleef de verhouding tussen de matching portfolio en de return portfolio het gehele jaar - opvallend - dicht in de buurt van fifty-fifty, ondanks de volatiele perioden die zich ook weer in 2012 op de financiële markten voordeden (voorbeeld: de AEX-index bewoog tussen de 283 en 347 punten in 2012; de 10-jaars Nederlandse staatsrente tussen 1,49% en 2,56%). Renteafdekking omlaag Het niveau van de renteafdekking is medio 2012 verlaagd van 60% naar 55%. Het ALM-onderzoek wijst uit dat zowel een afdekking van 50% als van 70% verantwoord is, gegeven de financiële maatstaven van PGB. Omdat het fonds in ‘herstel is’, mag het zijn beleggingsrisico niet verhogen boven het risico dat werd gelopen bij het indienen van het herstelplan. Daarom heeft het fonds maar een beperkte ruimte om de renteafdekking te verlagen. Het bestuur heeft medio 2012 van die beperkte ruimte gebruik gemaakt toen de rentes in Europa nieuwe historische dieptepunten bereikten. Bovendien heeft het bestuur voor de curvepositionering de beleidskeuze gemaakt om kortere looptijden van de verplichtingen voor 60% en langere looptijden voor 50% af te dekken (tezamen 55%). Deze keuze heeft een positief resultaat opgeleverd. De rentes voor kortere looptijden zijn meer gedaald dan voor de langere looptijden. De invoering van de nieuwe rentetermijnstructuur (ultimate forward rate) per 30 september 2012 leidde tot een daling van de verplichtingen met 2,6%. De reden hiervoor is dat verplichtingen van het fonds na 20 jaar contant worden gemaakt tegen een hogere disconteringsrente (UFR) dan de marktrente met dezelfde looptijden.
ingegeven door de ongewisheid rond de eurocrisis en de mogelijkheid van een plotseling optredend liquiditeitsrisico. Op dat moment werd een vermindering van valuta-afdekkingsderivaten als risicomitigerend gezien in plaats van risicoverhogend. Deze keuze heeft in 2012 negatief bijgedragen aan het resultaat. Maatschappelijk verantwoord beleggen Bij het besluitvormingsproces met betrekking tot het balansen het vermogensbeheer is ook een belangrijke rol weggelegd voor maatschappelijk verantwoord beleggen (MVB). Maatschappelijk verantwoord beleggen is beleggen op grond van financiële, sociale, governance en milieuoverwegingen. Het fonds gaat ervan uit dat financieel en maatschappelijk rendement op lange termijn kunnen samengaan. Daardoor kan ook in de toekomst een goed en betaalbaar pensioen worden verzorgd, waarvan genoten kan worden in een ‘leefbare’ wereld. Naast het behalen van een zo hoog en zo stabiel mogelijk rendement - de financiële verantwoordelijkheid van het fonds voor zijn deelnemers - is dus ook van belang waarin wordt belegd. PGB kan niet alle MVB-onderzoeken of alle MVB-strategieën zelf uitvoeren. Daarom werkt het met een specialistisch netwerk van partners om het beleid uit te voeren. Het beleid is gestoeld op de zgn. ‘United Nations Principles for Responsible Investments’ en is uitgebreid met de uitsluiting van controversiële wapens. De principes hebben betrekking op de naleving van internationaal erkende mensenrechten, de ondersteuning van arbeidsstandaarden, de aandacht voor het milieu en de bestrijding van corruptie. Bij controversiële wapens gaat het om oorlogsmaterieel dat wordt gebruikt om veel slachtoffers te maken zoals anti-persoonsmijnen en clusterbommen. Het beleid geldt voor alle beleggingscategorieën, uitgezonderd beleggingsfondsen en beursgenoteerde derivatencontracten, omdat het fonds daarop geen invloed kan uitoefenen. Bij de selectie van beleggingsfondsen genieten fondsen die maatschappelijk verantwoord beleggen de voorkeur.
Het bestuur heeft er ook na 30 september 2012 voor gekozen om de verplichtingen van het fonds op basis van de werkelijke rentestanden (marktrente) te blijven afdekken en niet op basis van de ultimate forward rate. Hierdoor blijft de aansluiting behouden tussen de waardering van de bezittingen en de verplichtingen die dan beiden op gelijke grondslagen, de marktwaarde, blijven.
PGB maakt in zijn beleid zoveel mogelijk gebruik van benchmarks waarbij voor de samenstelling van de normportefeuille bedrijven in aanmerking komen die voldoen aan de duurzaamheidscriteria. Het fonds heeft het MVB-beleid langs de volgende sporen uitgezet: – uitsluitingsbeleid; – duurzaamheidsinvesteringen; – stemmen; – engagement.
Valuta-afdekking omlaag Voor wat betreft het valuta-afdekkingsbeleid heeft het bestuur medio 2012 besloten om circa 1 miljard euro van de in totaal ca. 4 miljard aan vreemde valuta niet langer af te dekken, uitgevoerd op de posities in US dollar, Japanse yen, en Zwitserse frank. Deze verruiming van de bandbreedte is
PGB legt verantwoording af over het gevoerde beleid, de samenstelling van de beleggingsportefeuille en de behaalde resultaten in kwartaalberichten en in het jaarverslag. De samenstelling van de beursgenoteerde aandelenbeleggingen en de obligatieportefeuille en het stemgedrag worden periodiek op de website van het fonds gepubliceerd.
PGB JAARVERSLAG 2012
2
9
VERSLAG VAN HET BESTUUR
BELEGGINGSRESULTATEN IN 2012 De wereld anno 2012 De wereld blijft de komende decennia snel veranderen. De verhouding tussen de gewichten van de verschillende economische blokken wijzigt in een hoog tempo. De samenstelling van de groei in de verschillende blokken en de handelsverhoudingen tussen de blokken is aan veranderingen onderhevig. In opkomende landen wordt gelijktijdig een transitie gemaakt van een landbouw-, naar zowel een industriële-, diensten- en een kenniseconomie. Daarnaast blijft de bevolking groeien. In economieën, zoals in Europa en Japan, zorgen vergrijzing, schulden/tekorten en de toegenomen afhankelijkheden in economische samenwerkingsverbanden voor een beperktere groeicapaciteit. De genoemde ontwikkelingen zijn met onzekerheid omgeven en hangen ook in belangrijke mate af van de politiek en het beleid van centrale banken. De euroschuldencrisis, de Amerikaanse begrotingsproblematiek (fiscal cliff), veranderende economische activiteiten in China en andere opkomende landen hebben een grote impact op wereldwijde economische groei en inflatie. Beleggingsresultaten 2012 Het brutorendement van de beleggingsportefeuille voor 2012 bedraagt 13,04%. Het nettorendement kwam uit op 12,9%. De matching portfolio rendeerde 9,3%, de aandelenportefeuille 17,2% en de alternatieve beleggingen 7,1%. Binnen de alternatieve beleggingen rendeerde onroerend goed 3,6%, infrastructuur 4,6%, grondstoffen -1,2% en inflatie gerelateerde obligaties 24,6%. Obligaties en aandelen rendeerden vanwege de lagere rente en de zoektocht naar rendement. Beleggingen in grondstoffen en vastgoed lijden onder de groeivertraging van de grotere economieën. Inflatiegerelateerde obligaties rendeerden vooral goed door een gedaalde risicoperceptie op Frankrijk vanwege uitgesproken ECB-garanties en acties om de euro te redden. De portefeuille overige beleggingen, een relatief kleine portefeuille met beleggingen die niet in één van de andere categorieën is onder te brengen, rendeerde 4,4%.
In relatieve zin presteerde de beleggingsportefeuille beter dan het rendement van de samengestelde benchmark. Vooral goed presterende aandelenfondsen hebben hieraan bijgedragen. Tabel 6: Beleggingsresultaten 2012 In procenten Beleggingsresultaten 2012
rendement PGB
rendement benchmark
Matching portfolio:
9,34
9,79
Euro-staatsobligaties
10,22
10,20
Euro-bedrijfsobligaties
8,87
9,30
Euroliquiditeiten
0,23
0,23
Return portfolio:
9,34
9,79
17,23
15,74
7,14
8,64
Onroerend goed
3,6
6,56
Infrastructuur
4,61
4,44
24,58
24,40
Aandelen Alternatieve beleggingen Alternatieve beleggingen:
Inflatie gerelateerde obligaties 1 Grondstofderivaten
–
1,17
Totaal beleggingsportefeuille
11,44
Totaal beleggingen Incl. afdekking rente/valutarisico, incl. beheerskosten
12,91
Totaal beleggingen Incl. afdekking rente/valutarisico, excl. beheerskosten
13,04
–
2,58 11,33
1. De inflatie gerelateerde obligaties zijn opgenomen onder alternatieve beleggingen omdat zij vanwege het inflatie gerelateerde karakter worden aangehouden en niet vanwege de matching van de rentegevoeligheid van de verplichtingen. In de jaarrekening worden de inflatie gerelateerde obligaties onder vastrentende waarden gerubriceerd.
Tabel 7: Verwachte rendementen op lange termijn Benchmarks In het beleggingsplan worden de voor dat jaar gehanteerde benchmarks (vergelijkingsmaatstaven) bepaald. Tegen deze benchmarks worden de eigen prestaties van de beleggingsportefeuille gemeten. De voornaamste benchmarks voor de hoofd- en subonderdelen van de beleggingsportefeuille zijn voor 2012 naar bron als volgt vastgesteld: Vastrentende waarden Aandelen Vastgoed Grondstoffen Overige
– Citigroup WGBI, Barclays, JPM EMBI, Merrill Lynch, Credit/ Suisse – MSCI onderverdeeld per regio/land – GPR/portefeuille gerelateerd – S&P GSCI – product of rentetarief gerelateerd
Beleggingsportefeuille
15-jaars meetkundig gemiddelde rendement uit de ALM-studie
Euro-staatsobligaties
3,3%
Euro-bedrijfsobligaties
4,2%
Aandelen
8,8%
Onroerend goed
7,6%
Infrastructuur
7,6%
Grondstofderivaten
6,4%
Inflatieobligaties
3,8%
Totaal
5,8%
Toelichting: in de tabel zijn de rendementen opgenomen zoals die op de lange termijn werden verwacht bij het uitvoeren van de ALM-studie in 2011. In het beleggingsplan worden de verwachte rendementen voor zover nodig geactualiseerd.
3
0
PGB JAARVERSLAG 2012
VERSLAG VAN HET BESTUUR
Z-score In het kader van het Vrijstellingsbesluit Wet Bpf 2000 wordt het behaalde rendement van het fonds vergeleken met het rendement van de jaarlijks vooraf vastgestelde normportefeuille, uitmondend in een jaarlijkse score, de zogenaamde Z-score. De Z-score over 2012 bedroeg 0,05 (v.j. 0,19). De score was positief omdat het rendement van de beleggingsportefeuille met 11,44% hoger was dan dat van de normportefeuille met 11,33%. Bij de wettelijk voorgeschreven jaarlijkse performancetoets dient het gemiddelde van de Zscores over de laatste vijf jaar ieder jaar te worden vastgesteld. Indien het gemiddelde, berekend volgens een voorgeschreven formule, negatief is dan heeft het fonds volgens de wet onvoldoende gepresteerd. De performancetoets 2012 over de jaren 2008 tot en met 2012 komt uit op een score voor het fonds van + 1,49 (v.j. 1,51) wat ruim positief is.
De kansen die voor de middellange termijn toegekend worden aan de verschillende scenario’s luiden als volgt: I een grote kans op lage groei en lage inflatie op korte termijn, II een substantiële kans op lage groei en hogere inflatie op langere termijn en III een kleine kans op hoge groei, met lage inflatie, zowel op korte als op langere termijn, zie tabel 8. Tabel 8: Kans op wereldwijde inflatie groei scenario's
Inflatie/Groei
Lage inflatie
Hoge inflatie
Lage groei
Grote kans korte termijn
Substantiële kans langere termijn
Hoge groei
Kleine kans
Kleine kans
Vooruitzichten 2013 In navolging van genomen beleidsmaatregelen door de toonaangevende centrale banken (Verenigde Staten, Verenigd Koninkrijk, Europa, Zwitserland en Japan) in 2012 en reeds daarvoor, wordt ook voor 2013 verwacht dat zij binnen hun instrumentarium alles zullen doen om een terugval van de crisis te voorkomen en derhalve een ruim monetair beleid zullen blijven voeren. Het opkopen van staatsobligaties is daarbij een belangrijk (onorthodox) middel. De korte en lange rentes zullen relatief laag blijven. Voor 2013 wordt mede door de onzekerheid over de fase waarin de crisis zich bevindt een volatiel aandelenjaar verwacht. De economie is nog niet in rustig vaarwater terechtgekomen, zodat bij economisch en/of politiek tegenvallend nieuws, bijvoorbeeld een oplaaiende eurocrisis, grote koersbewegingen verwacht mogen worden. Het omgekeerde, beter dan verwacht nieuws, valt uiteraard ook niet uit te sluiten (zie de verbeterende huizenmarkt in de Verenigde Staten). Bovendien zorgen de lage rente en het gebrek aan renderende alternatieve beleggingen voor veel liquiditeit die relatief snel in en uit (liquide) aandelenmarkten kan bewegen. Per saldo wordt een positief jaar verwacht, mede door de lage waardering van aandelenkoersen. Gebaseerd op hun relatieve waardering genieten (Noord-)Europese aandelen de voorkeur boven Amerikaanse aandelen. Ook aandelenmarkten in opkomende landen zijn relatief gunstig gewaardeerd. De middellangetermijn vooruitzichten Het bestuur analyseert verschillende economische scenario’s, van deflatie tot inflatie en van stagflatie tot hoge economische groei, met lage inflatie. Hierdoor krijgt het bestuur meer inzicht in de niveaus die de nominale dekkingsgraad van het fonds zou kunnen bereiken, gegeven de geschetste scenario’s. Dit inzicht ondersteunt het bestuur bij de uiteindelijke keuzes tussen koopkracht enerzijds en de kans op korten anderzijds.
PGB JAARVERSLAG 2012
3
1
VERSLAG VAN HET BESTUUR
RISICOBEHEER Het pensioenfonds streeft naar een integrale beheersing van risico’s, waarbij de risicocultuur en de risicogovernance actief gemanaged worden, waarbij de risicostrategie en het risicobeleid helder zijn en waarbij hoogwaardige risicomanagementprocessen worden uitgevoerd. De strategische doelstelling van PGB is het beschermen van zijn deelnemers en hun gezinnen tegen de financiële gevolgen van ouderdom en overlijden. Meer concreet is de doelstelling het uitkeren van de nominale pensioenverplichtingen met daarbij de ambitie om toeslagen toe te kennen. De financiële maatstaven daarbij zijn eerder in het hoofdstuk ‘balans- en vermogensbeheer’ weergegeven. Het risicomanagement van PGB is gericht op het beheersen van de risico’s die bij het realiseren van zijn strategische doelstellingen bestaan. Daarbij zijn de volgende aandachtspunten belangrijk: – evenwicht tussen te nemen risico’s en te ontvangen rendementen. Dat is noodzakelijk in een economische omgeving waarbij premies laag zijn en de beleggingswereld onzeker blijft. – een doelmatig beleggingsbeleid. Het fonds streeft ernaar om waarde toe te voegen bij een overzichtelijk risicoprofiel. – inzicht in de ontwikkeling van risico’s. Het bestuur houdt bij de besturing van het fonds rekening met de financiële, actuariële en operationele risico’s. Risicobereidheid Het bestuur wil, mede op basis van het risicodraagvlak en de risicobereidheid onder belanghebbenden, een bewust gekozen hoeveelheid risico nemen om met de beleggingsaanpak de strategische ambitie te bereiken. Dit zogeheten risicobudget is beperkt. Het doel is niet meer risico in de beleggingsportefeuille te nemen dan een limiet van circa tien procentpunt van de dekkingsgraad. Bij een dekkingsgraad van 100% en uitgaande van een normale verdeling van de rendementen van de dekkingsgraad, kan het beleggingsresultaat ertoe leiden dat de dekkingsgraad over één jaar in tweederde van de gevallen tussen 90% en 110% beweegt. (Op basis van de ALM-studie is vastgesteld dat deze risicoruimte past binnen de grenzen van het herstelplan van het fonds.) Ieder kwartaal wordt het beslag op de risicoruimte berekend. Daarbij worden economische veronderstellingen gemaakt en statistische modellen gebruikt. Het beheersen van beleggingsrisico gaat gepaard met modelrisico, want modellen zijn slechts een benadering van de werkelijkheid. In 2012 heeft het fonds hiermee te maken gehad. Het model voor inschatting van de benutting van het risicobudget houdt meer rekening met de korte- en langetermijneffecten, met staartrisico’s, tijdsafhankelijke bewegelijkheid en niet-normale verdelingen van rendementen. Het gevolg was dat het geschatte risico van de theoretische normportefeuille steeg
3
2
met 1,2%. Omdat het pensioenfonds toch enige ruimte voor actief beleggingsbeleid nodig heeft, is de limiet van het risicobudget verhoogd naar 10,2%. Overwegingen waren daarbij de conservatieve samenstelling van de beleggingsportefeuille, het reeds passieve profiel van de portefeuille en de ruimte die er nog binnen de limiet van het Vereist Eigen Vermogen (Herstelplan) was. De benutting van de risicoruimte in de beleggingsportefeuille bedroeg ultimo 2012 9,4%. Solvabiliteitsrisico De introductie van de UFR-methodiek heeft een gunstig effect op de schatting van de uitkomsten van de pensioendoelstellingen op langere termijn. Voor een completer beeld volgt het bestuur de langetermijnverwachtingen ook op basis van de actuele (lagere) marktrente en stuurt het balansmanagement op basis van de werkelijke rentestanden. Het pensioenfonds heeft te maken met het Herstelplan dat in 2008 is opgesteld. Het fonds heeft daarin aangegeven een financieel beleid te willen voeren dat op prudente wijze naar een langetermijnherstel van solvabiliteit zal voeren. Het risicoprofiel zal binnen de destijds berekende buffer conform de solvabiliteitstoets blijven. Het Vereist Eigen Vermogen (VEV) bedroeg 117,5%, op basis van de destijds verwachte ontwikkeling in de normportefeuille en een renteafdekking van 70%. Vanaf 2011 is het risicoprofiel van de beleggingsportefeuille aanzienlijk teruggebracht. Daarentegen is de renteafdekking lager geworden. Het gevolg was dat het VEV daalde naar 114,8% (ultimo 2011). Het VEV op basis van de feitelijke beleggingsmix en de huidige valuta-afdekking van circa 90% en renteafdekking van ca. 55% bedroeg ultimo 2012 114,4%, inclusief verdere verzwaring van het langlevenrisico. Tabel 9: Overzicht solvabiliteitsbuffers ultimo 2012 versus 2011
S1
renterisico
S2
risico zakelijke waarden
S3 S4
2012
2011
%VEV
%VEV
3,5%
3,2%
11,7%
12,5%
valutarisico
2,2%
0,5%
grondstoffenrisico
1,2%
0,9%
S5
kredietrisico
0,7%
0,2%
S6
verzekeringstechnisch risico
2,8%
2,9%
− 7,7%
− 5,6%
14,4%
14,8%
Diversificatie-effect Totaal Vereist Eigen Vermogen
In het verslagjaar zijn de vereiste solvabiliteitsbuffers iets gedaald. Op het terrein van renterisico en valutarisico zijn in 2012 aanpassingen in de risico-afdekkingsposities doorgevoerd. Dat werd vooral ingegeven door de onzekerheid in het eurogebied en vanwege de invoering van UFR-rentecurve.
PGB JAARVERSLAG 2012
VERSLAG VAN HET BESTUUR
Het gevolg van de aanpassing was vooral een stijging van de aan te houden buffer voor valutarisico. De stijging van buffers voor kredietrisico met 0,5% is het gevolg van een wijziging in de rekenregels. Voorts een stijging van 0,3% voor aan te houden buffers voor grondstoffenrisico door een wijziging in de onderliggende samenstelling naar grondstoffensoort. Tegenover de stijging van solvabiliteitsbuffers staat een daling van 0,8% voor risico zakelijke waarden, grotendeels het gevolg van een lager actief risico in de aandelenportefeuille. De toename van het diversificatie-effect van 2,1% heeft grotendeels te maken met de voorgeschreven berekeningsmethodiek waarbij verondersteld wordt dat de meeste risico’s uit de opstelling geen onderlinge correlatie hebben. Het pensioenfonds houdt geen solvabiliteitsbuffers aan voor liquiditeitsrisico, voor concentratierisico en voor operationeel risico (S7 tot en met S9). Het fonds heeft veel liquide beleggingen die relatief snel, zonder direct tot waardeverlies te leiden, te gelde kunnen worden gemaakt om een eventuele grote uitstroom van geldmiddelen te financieren. Het belangrijkste instrument dat PGB inzet tegen concentratierisico is spreiding van de beleggingen over verschillende beleggingscategorieën, regio’s, landen, sectoren en debiteuren. Concentratierisico op hoogwaardige Europese staatsobligaties wordt bewust geaccepteerd. Pensioenfonds PGB tracht operationele risico’s zoveel als mogelijk te vermijden door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de uitvoeringsorganisatie en het opvragen en analyseren van zogeheten ISAE 3402verklaringen van vrijwel al haar uitbestedingsrelaties. Het fonds heeft een incidentenmanagementbeleid.
Inrichting risicomanagement De bestuurstaken van het fonds zijn verdeeld over portefeuillehouders. Elk bestuurslid heeft een primair aandachtsgebied en een tweede aandachtsgebied om de continuïteit en de kwaliteit van de besluitvorming te waarborgen. Bestuursleden dragen gezamenlijk en ieder afzonderlijk specifiek voor hun aandachtsgebied verantwoordelijkheid om de risico’s te managen die met de eerder genoemde doelstellingen samenhangen. Risicomanagement is daarbij een afzonderlijke portefeuille. Het bestuur wordt ondersteund door het bestuursbureau dat ook de vergaderingen van de risico- en auditcommissie voorbereidt. Het bestuur beschikt over een integraal risicomanagementbeleid en risicoregister. Het toezichtkader ‘Focus’ van DNB wordt daarbij als referentiekader gehanteerd. Overkoepelend worden het bedrijfsmodel en de bedrijfsstrategie, het gedrag, de cultuur en de governance alsmede de ICT- en infrastructuur van het pensioenfonds beoordeeld. Vervolgens worden alle prudentiële en integriteitsrisico’s geïdentificeerd, beoordeeld en daar waar nodig gemitigeerd. De risico’s, de risicomaatstaven en het normatieve kader zijn opgenomen in een risicoregister. Het bestuur van het fonds maakt periodiek een risicoanalyse en behandelt regelmatig de voortgang in de beheersing van belangrijke risico’s.
Ieder jaar wordt het herstelplan geëvalueerd en uit de stand van zaken ultimo 2012 wordt geconcludeerd dat de kans om op tijd te herstellen haalbaar maar geenszins zeker is. Gezien de solvabiliteitsgraad en de onzekerheid in de financiële markten is er een gerede kans dat het fonds alsnog een bepaalde mate van korten zal moeten toepassen. De kans op korten is bijna 50%, veroorzaakt door een combinatie van een lage dekkingsgraad en een steeds kortere herstelperiode om nog op het minimum eigen vermogen uit te komen. De strategische doelen van het pensioenfonds zijn gedefinieerd in termen van de dekkingsgraad. De UFR-dekkingsgraad is daarbij leidend met een stand van 100,5%. In 2013 zal worden gewerkt aan de verdere ontwikkeling van het intern risicomodel om onderzoek te doen naar de relatie tussen achterliggende risicofactoren en het pensioenresultaat. In 2012 heeft het bestuur het integriteitsrisicobeleid aangescherpt, evenals het uitbestedingsrisicobeleid en de documentatie voor vermogensbeheerders en tegenpartijen op de Over-The-Counter markt. De beoordeling van de risico’s in innovatieve beleggingen, bij PGB betreft het grotendeels posities in onroerend goed en infrastructuur, leidde tot de conclusie dat de stuurinformatie aanscherping behoeft en een verdere doelmatigheid van de portefeuille nodig is. Alle juridische structuren van de beleggingsfondsen zijn door de uitvoeringsorganisatie in kaart gebracht.
PGB JAARVERSLAG 2012
3
3
VERSLAG VAN HET BESTUUR
KOSTEN PENSIOENFONDS Pensioenfondsen innen de premie, houden de administratie bij, beleggen het vermogen, keren de pensioenen uit en informeren belanghebbenden. Daarvoor maakt het fonds uitvoeringskosten, waarbij onderscheid gemaakt wordt in pensioenbeheer- en vermogensbeheerkosten. Het bestuur onderschrijft het belang van transparantie over uitvoeringskosten die het pensioenfonds maakt. Daarom heeft het pensioenfonds vanaf 2011 de aanbevelingen van de Pensioenfederatie zoveel mogelijk overgenomen. Op sommige aspecten heeft het pensioenfonds gewerkt met schattingen, gebaseerd op informatie van vermogensbeheerders en veronderstellingen van de Pensioenfederatie. Tabel 10: Overzicht kosten pensioenuitvoering, vermogensbeheer- en transactiekosten (in miljoenen euro’s) 2012
2011
136
126
– excl. onroerend goed en infrastructuur
0,15
0,211
– incl. onroerend goed en infrastructuur
0,28
n.b.
Structurele pensioenuitvoeringskosten in euro’s per deelnemer Reguliere vermogensbeheerkosten
Tabel 11: Kosten pensioenbeheer (in miljoenen euro’s)
Kosten pensioenfondsorganisatie
2012
2011
2,3
1,8
Kosten uitvoeringsorganisatie
10,7
8,7
Subtotaal structurele kosten
13,0
10,5
Projecten bestuur PGB
0,2
1,0
Incidentele kosten uitvoeringsorganisatie
1,7
0,0
Subtotaal incidentele kosten
1,9
1,0
14,9
11,5
Totaal
De kosten pensioenfondsorganisatie betreffen de bestuurskosten, de kosten voor het bestuursbureau, advies- en overige kosten voor zover toe te rekenen aan pensioenbeheer. De kosten van het bestuursbureau zijn in het verslagjaar gestegen met € 0,7 miljoen en kwamen in 2012 voor een volledig jaar ten laste van het fonds (in 2011 slechts gedeeltelijk). Elders in de jaarrekening wordt de hoogte van de bestuursvergoeding toegelicht.
als percentage gemiddeld belegd vermogen Transactiekosten – aandelen
0,02
0,03
– totaal
0,08
n.b.
als percentage gemiddeld belegd vermogen 1. Vorig jaar is 0,23 als reguliere vermogensbeheerkosten verantwoord. Hierin zit 0,02% aan prestatievergoeding.
Kosten pensioenbeheer De kosten voor pensioenbeheer zijn de kosten die het fonds moet maken voor de deelnemersadministratie, de werkgeversadministratie, besturing van het fonds, het financieel beheer en voor de uitvoering van projecten. De kosten per deelnemer zijn sterk afhankelijk van de schaalgrootte van een pensioenfonds, het gewenste serviceniveau en de wijze van communiceren met deelnemers. De pensioenbeheerkosten bestaan uit toerekenbare kosten en de helft van de indirecte kosten. De pensioenbeheerkosten zijn in de tabel hiernaast weergegeven.
3
4
De kosten van de uitvoeringsorganisatie zijn in het verslagjaar met € 2,0 miljoen sterk gestegen. Het synergievoordeel door het poolen van het administratief systeem voor de uitvoering van meerdere sociale fondsen nam af. Dat was het gevolg van het grotendeels wegvallen van activiteiten bij die sociale fondsen. Het pensioenfonds kreeg daardoor meer kosten (€ 1,7 miljoen) doorbelast. De incidentele kosten van het bestuur namen af omdat het project Reset ter versterking van het beleid en bestuur in het verslagjaar werd afgerond. De incidentele kosten bij de uitvoeringsorganisatie daarentegen namen toe en betreffen de kosten voor een vooronderzoek (€ 1,1 miljoen) naar een nieuw pensioenadministratiesysteem en de herinrichting van pensioenprocessen. Vervanging van het systeem is noodzakelijk om alle toekomstige wijzigingen in wet- en regelgeving op te kunnen vangen. Daarnaast droeg PGB ook bij aan de kosten van een sociaal plan in het kader van verdere versterking van de kwaliteit van de uitvoeringsorganisatie (€ 0,6 miljoen). De structurele pensioenbeheerkosten, dat zijn de kosten minus de incidentele kosten en de projectkosten, bedragen over 2012 € 13,0 miljoen. Omgerekend per (actieve en pensioengerechtigde) deelnemer zijn de structurele kosten voor pensioenbeheer met € 10 gestegen naar € 136. De in 2012 bereikte schaalvergroting heeft de kostenstijging kunnen beperken. Indien alle kosten worden meegenomen, dan bedragen de kosten per deelnemer € 155 in 2012 (vorig jaar € 138 per deelnemer per jaar).
PGB JAARVERSLAG 2012
VERSLAG VAN HET BESTUUR
Kosten vermogensbeheer De kosten die het pensioenfonds maakt voor het beheer van het vermogen bestaan uit kosten voor het portefeuillebeheer, kosten voor selectie en monitoring door de uitvoeringsorganisatie, kosten van bewaarloon, kosten voor accountants en juridische adviseurs en prestatieafhankelijke vergoedingen. Tabel 12: Kosten vermogensbeheer (in miljoenen euro’s)
2012
2011
Kosten pensioenfondsorganisatie
3,4
5,5
Kosten uitvoeringsorganisatie
Tabel 13: Transactiekosten (in miljoenen euro’s) 2012 Transactiekosten aandelen
2,6
2,9
Transactiekosten vastrentende waarden
4,3
n.b.
Transactiekosten onroerend goed en infrastructuur
0,1
n.b.
Transactiekosten grondstoffen en afdekkingsportefeuilles
3,9
n.b.
10,9
2,9
Totaal 6,2
5,4
Beheerkosten directe- en indirecte beleggingen 1
10,1
12,4
Subtotaal
19,7
23,3
Beheerkosten onroerend goed en infrastructuur
15,5
n.b.
5,3
2,1
40,5
25,4
Prestatievergoeding directe- en indirecte beleggingen Totaal
2011
Slechts bij vastrentende waarden is gebruik gemaakt van een schatting van transactiekosten op basis van de aannames van de Pensioenfederatie. De kostenontwikkeling van vermogensbeheer voor pensioenfonds PGB ten opzichte van het gemiddeld belegd vermogen geeft het volgende beeld. Tabel 14: Kosten vermogensbeheer (procentueel)
1. Dit betreft de beheerkosten voor alle (in)directe beleggingen uitgezonderd beleggingen in onroerend goed en infrastructuur. Toelichting: In de jaarrekening zijn bij de toelichting van de beleggingsresultaten (toelichting 13) ook de kosten verantwoord. De in de jaarrekening vermelde kosten bedragen € 25 miljoen. Dit zijn de bovengenoemde totale kosten ad € 40,5 miljoen exclusief de beheerskosten onroerend goed en infrastructuur ad € 15,5 miljoen. Deze beheerskosten zijn direct ten laste van het rendement gebracht.
De kosten pensioenfondsorganisatie zijn gedaald met € 2,1 miljoen. De daling wordt vooral veroorzaakt door een eenmalige BTW-bate. De beheerkosten voor directe en indirecte beleggingen zijn gedaald met € 2,3 miljoen door de omzetting van actieve naar passieve mandaten en de concentratie van externe mandaten met een lagere beheervergoeding. In 2012 is voortgang geboekt met het transparant maken van de ‘beheerkosten onroerend goed en infrastructuur’. Het pensioenfonds belegt in onroerend goed en infrastructuur door middel van beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde fondsen. De betreffende beheerkosten zijn weliswaar hoog maar zijn inherent aan de aard van de beleggingen in onroerend goed en infrastructuur.
2012
2011
2010
2009
Kosten t.o.v. gemiddeld belegd vermogen
0,15
0,21
0,24
0,25
Kosten onroerend goed en infrastructuur
0,13
n.b.
n.b.
n.b.
Subtotaal structurele kosten vermogensbeheer
0,28
—
—
—
Kosten prestatievergoeding
0,04
0,02
0,00
0,00
Transactiekosten
0,08
0,03
n.b.
n.b.
Totaal kosten vermogensbeheer
0,40
0,26
n.b.
n.b.
De toename van de kosten met 14 basispunten (bp) wordt verklaard door: – de toename prestatievergoeding als gevolg van een sterk resultaat op aandelenmandaten; – de lagere beheervergoeding als gevolg van aanpassing van de mandaten van actief naar passief, concentratie van externe mandaten tegen een lagere beheervergoeding en door stijging van de assets under management (-6 bp); – de opname van de kosten van onroerend goed (7bp) en infrastructuur (6bp) in de kosten; – toegenomen inzicht in de transactiekosten (5 bp).
Onder transactiekosten wordt verstaan de kosten die gemaakt moeten worden om een beleggingstransactie tot stand te brengen en uit te voeren. Deze kosten zijn impliciet onderdeel van de aan- en verkoopprijs en onderdeel van het behaalde rendement. Deze kosten zijn voor 2012 in kaart gebracht; de informatie was een jaar eerder nog niet volledig voorhanden. De toegenomen transparantie ten aanzien van de transactiekosten versterkt het inzicht in de afweging tussen rendement, risico en kosten.
PGB JAARVERSLAG 2012
3
5
VERSLAG VAN HET BESTUUR
TOEKOMSTVERKENNING Een overgangsjaar. Zo is 2013 aanvankelijk betiteld in de pensioenwereld. Immers in 2014 zouden een nieuw Financieel Toezichtskader (FTK) en de nieuwe pensioencontracten gaan gelden. Maar de invoering van de nieuwe wetten is inmiddels een jaar opgeschort naar 2015. De regelgeving wacht nog op de zo onmisbare uitwerking en verfijning. Een pilot project van het ministerie samen met een groot pensioenfonds zal in de loop van 2013 laten zien welke hobbels er opduiken op de weg naar nieuwe pensioencontracten en hoe die eventueel te overwinnen zijn. Betekent dit dat PGB in 2013 alle ontwikkelingen vol verwachting aanziet? Integendeel, het fonds staat voor nieuwe en ingrijpende beslissingen en uitdagingen. Pensioenadministratie De uitvoeringsorganisatie van PGB, Timeos geheten, voert de pensioenadministratie uit met een automatiseringssysteem ‘Brains’ dat stamt uit 1994. Het voldoet nog, maar is gebaseerd op verouderde technologie en loopt tegen de grenzen van zijn mogelijkheden aan. Een verdere flexibilisering van AOW en pensioenen en alle te verwachten wijzigingen in wet- en regelgeving, kan het systeem niet meer aan. Het biedt ook onvoldoende mogelijkheden om deelnemers zelfstandiger zaken te laten regelen rond hun pensioen. Kortom het is aan vervanging toe. Zelfbouw van een nieuw automatiseringssysteem blijkt geen goede optie, zo hebben PGB en Timeos rond de jaarwisseling samen geconcludeerd. Het pensioenfonds zal tijdig moeten beslissen over de aanschaf van een nieuw automatiseringssysteem – dat een miljoeneninvestering zal vergen – als er zich geen betere alternatieven voordoen. Nieuwe pensioencontracten Het Pensioenakkoord dat een paar jaar geleden is gesloten, stuurde al aan op nieuwe pensioencontracten in Nederland. Hoewel veel mensen dachten dat pensioentoezeggingen spijkerharde garanties waren, bleek dat niet zo te zijn. Als een fonds niet aan zijn verplichtingen op lange termijn kan voldoen – lees: als de dekkingsgraad onvoldoende is – zal een fonds als uiterste middel de pensioenen moeten korten. Dat werd actueel toen de economische crisis uitbrak en de fondsen tot hun schrik zagen dat de rekenrente razendsnel daalde, waardoor zij hun toekomstige verplichtingen zagen stijgen en hun dekkingsgraden dalen. Daar bovenop kwam nog de steeds stijgende levensverwachting, die verrekend moest worden en ook een hap uit de rendementen nam. Plotseling merkten gepensioneerden en deelnemers dat hun fondsen niet meer konden indexeren voor de gestegen prijzen en dat sommige fondsen de pensioenen zelfs moesten gaan verlagen. De pensioentoezeggingen bleken niet spijkerhard. Verwachtingen van deelnemers en mogelijkheden van de fondsen liepen ver uiteen. Besturen voelden zich klem zitten tussen de dubbele doelstelling: een toegezegd pensioenbedrag (nominaal) garanderen en tegelijk de geldontwaarding bevechten om de koopkracht van de pensioenen in stand te
3
6
houden. Voor het eerste zou een fonds zo min mogelijk risico moeten nemen, voor het tweede moet het juist een fors rendement bereiken en dus wel risico nemen. Om fondsen uit die spagaat te redden, construeerde het Pensioenakkoord en later ook het ministerie in zijn Hoofdlijnennotitie twee verschillende contracten. Een ‘nominaal’ contract, dat vooral stuurt op het realiseren van het toegezegde nominale pensioen, uitgedrukt in een vast bedrag. Of een zogenaamd ‘reëel’ contract dat elk jaar het pensioenbedrag indexeert om de inflatie tegen te gaan maar indien nodig tegelijk kort om de dekkingsgraad van het fonds altijd op 100% te houden. Tegenvallende rendementen en stijgende levensverwachtingen moet dit ‘reële’ contract automatisch absorberen, al mag hun effect worden uitgesmeerd over een aantal jaren. PGB zal evenals alle andere fondsen moeten weten welk type pensioencontract het vanaf 2015 gaat uitvoeren. Daarvoor zal het fonds niet alleen zelf de voor- en nadelen van de twee modellen op een rijtje moeten zetten in 2013 en begin 2014. Het zal dat met alle betrokken partijen moeten doen. Een commissie binnen het bestuur is daarmee begonnen en zal volgens afspraak de Deelnemersraad (DR) en het Verantwoordingsorgaan (VO) daar tijdig bij betrekken. Maar ook de sociale partners zullen een beslissende rol spelen in de contractkeuze. Bij PGB gaat het om verschillende sociale partners en andere opdrachtgevers, met name ook van de vrijwillig aangesloten bedrijven. In dit hele consultatieproces moeten de opvattingen van de ruim 50.000 gepensioneerden en 45.000 actieve deelnemers eveneens meewegen. Uit vragen in het kader van het klanttevredenheidsonderzoek weet PGB dat de achterban ermee instemt dat het fonds enig beleggingsrisico neemt in zijn streven naar een mogelijke indexering en koopkrachtbehoud van de pensioenen. Ook dat een grote meerderheid van degenen die aan het onderzoek meededen, nog steeds vóór onderlinge solidariteit is tussen jong en oud. Niettemin zal het fonds de voor- en nadelen van beide contractvormen goed moeten afwegen, ook in hun effecten op jongeren en ouderen. Enerzijds het nominale contract dat waarschijnlijk minder vaak tot kortingen leidt, maar áls er gekort moet worden, wel tot grotere ingrepen. Anderzijds het reële contract dat vereist dat ook de pensioenen in het nieuwe regime ‘invaren’ en dus jaarlijks gaan meebewegen met indexering én afwaardering. De wetenschap dat PGB in het reële contract zou starten met een lagere dekkingsgraad zal het overleg niet vergemakkelijken. Nieuw bestuursmodel Alle pensioenfondsen zullen in 2013 en 2014 opnieuw naar de samenstelling van hun besturen moeten kijken. De initiatiefwet ‘Koser Kaya Blok’ gaat per 1 juli a.s. in en schrijft voor dat binnen een jaar (dus medio 2014) vertegenwoordigers van
PGB JAARVERSLAG 2012
gepensioneerden een plaats moeten krijgen in besturen van pensioenfondsen. Rekenkundig zou dat betekenen dat in het PGB-bestuur van (nu) maximaal tien personen er drie namens de gepensioneerden moeten zitten. Inmiddels werkt het ministerie aan een nieuwe Wet ‘Versterking bestuur pensioenfondsen’ die veel ingrijpender consequenties krijgt en waarschijnlijk de eerder genoemde wet zal achterhalen. Volgens dat ontwerp zal een bedrijfstakpensioenfonds als PGB in de meeste gevallen een (onafhankelijke) Raad van Toezicht krijgen met een aantal goedkeuringsbevoegdheden, een bestuur waarvoor verschillende modellen bestaan en één raad van deelnemers- en gepensioneerden of een nog breder belanghebbendenorgaan (in de plaats van huidige DR en VO). Het bestuur van PGB zal zich buigen over deze ingrijpende wijziging van de besturingsstructuur, na alle verbeteringen die juist zeer recent al zijn doorgevoerd in en rond het bestuur. Dat zal weer gebeuren in overleg met de organen van het fonds (DR en VO), de sociale partners en sectorvertegenwoordigers. Drie modellen Het nieuwe ingrijpende wetsontwerp inzake de versterking van de bestuursstructuur schetst drie modellen en nog enkele subvarianten: – Een paritair model waarin - zoals nu - werkgeversorganisaties en werknemersorganisaties afgevaardigden benoemen, maar ook gepensioneerden hun vertegenwoordigers kiezen. Bij PGB zouden op grond van het wetsontwerp twee vertegenwoordigers namens de gepensioneerden toetreden tot het bestuur. – Een onafhankelijk bestuursmodel met een bestuur van deskundigen los van de achterban. Werkgevers, werknemers en gepensioneerden vormen samen een belanghebbendenorgaan dat advies- en goedkeuringsbevoegdheden heeft. – Een gemengd (one tier) bestuursmodel waarin een onafhankelijke Raad van Toezicht ontbreekt en in het bestuur zowel uitvoerende als toezichthoudende bestuurders zitten. Naast dit gemengde model bestaat evenals in het eerstgenoemde paritaire model - een deelnemers- en gepensioneerdenraad.
Verbreding draagvlak Los van alle bovengenoemde wijzigingen in wet- en regelgeving zal PGB doorgaan op de ingeslagen weg met een prudent beleggingsbeleid (50% obligaties, 30% aandelen en 20% alternatieven) en een renteafdekking van gemiddeld 55%. De verwachting is dat de komende jaren opnieuw ondernemingspensioenfondsen en bedrijven uit aanverwante bedrijfstakken zullen vragen hun pensioenregelingen bij PGB te mogen onderbrengen. Dat kan een belangrijke versterking van het draagvlak blijken, aangezien de kernsectoren (grafisch en uitgeverij) nog steeds afslanken. Op het gebied van het maatschappelijk verantwoord beleggen (MVB) overweegt PGB nieuwe stappen. Het fonds volgt de United Nations Global Compact Principles of Responsible Investment. Die bevorderen de internationale mensenrechten en arbeidsrechten en vragen aandacht voor milieu en corruptiebestrijding. Aanvullend hierop heeft PGB ook investeringen uitgesloten in zogeheten controversiële wapens (zoals clusterbommen en bermbommen). Een wereldwijd werkend orgaan adviseert PGB en licht de beleggingen door op deze punten. Als gevolg daarvan sluit PGB bepaalde bedrijven uit van beleggingen (op dit moment ongeveer 50). Volledigheidshalve wil PGB ook expliciet bedrijven gaan uitsluiten die eventueel betrokken zijn bij de productie van chemische en biologische wapens. Daarnaast overweegt het fonds niet alleen bedrijven uit te sluiten, maar met bedrijven waar iets op aan te merken valt, eerst een dialoog aan te gaan. Het doel is toch dat ondernemingen meer maatschappelijk verantwoord te werk gaan. Daarvoor moeten wel bureaus worden ingehuurd om ook in verre buitenlanden dit ‘engagement’ uit te voeren en dat kost natuurlijk geld. Over de baten en lasten zal het bestuur zich binnenkort buigen in overleg met het VO, dat de afgelopen jaren blijk heeft gegeven van een onmiskenbare belangstelling voor dit onderwerp.
Voor alle pensioenfondsen en de daarbij betrokken partijen betekent het een zorgvuldige afweging van de voor- en nadelen van de verschillende modellen. Het huidige PGBbestuur heeft kenmerken van de eerste twee modellen. De bestuursleden zijn paritair benoemd door werkgevers- en werknemersorganisaties. Maar de bestuursleden werken binnen hun eigen portefeuilles reeds als deskundigen. In de eerste twee modellen zal de onafhankelijke Raad van Toezicht de huidige Visitatiecommissie vervangen, die veel minder frequent in actie komt.
PGB JAARVERSLAG 2012
3
7
JAARREKENING 2012
Als gevolg van de toenemende digitalisering en innovatie groeien de grafische sector en het uitgeverijbedrijf steeds meer naar elkaar toe. Om beter te kunnen aansluiten op deze ontwikkelingen en overlap te voorkomen, breidt PGB zijn werkingssfeer in overleg met sociale partners in 2007 uit. Eind 2012 maken 43 uitgevers daar gebruik van. Daardoor zijn 6.000 werknemers uit deze sector voor hun pensioen bij PGB verzekerd.
3
8
JAARREKENING 2012
BALANS PER 31 DECEMBER 2012 (na voorgestelde bestemming van het saldo van baten en lasten)
Activa Beleggingen: 2 – Vastgoed en infrastructuur – Aandelen – Vastrentende waarden – Derivaten – Overige beleggingen
Vorderingen en overlopende activa Liquide middelen
Passiva Stichtingskapitaal en reserves Technische voorzieningen Overige voorzieningen Voorziening voor risico deelnemers Overige schulden en overlopende passiva
Bedragen in miljoenen euro’s
Toelichting 1
2012
2011
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5
1.319 3.969 8.249 422 1
1.228 3.411 6.332 639 130
5 6
13.960 238 8
11.740 278 18
14.206
12.036
7 8 9 10 11
Dekkingsgraad (in %)
71 13.646 27 15 447
–
69 11.500 26 12 567
14.206
12.036
101
99
1. De nummering verwijst naar de toelichting zoals opgenomen vanaf pagina 42. 2. In 2012 is voor alle indirecte beleggingen doorkijk toegepast. De vergelijkende cijfers voor 2011 zijn hierop aangepast.
PGB JAARVERSLAG 2012
3
9
JAARREKENING 2012
STAAT VAN BATEN EN LASTEN OVER 2012
Bedragen in miljoenen euro’s
Baten Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers) Beleggingsresultaten Overige baten
Toelichting
2012
2011
12 13 14
202 1.545 23
167 686 25
1.770
878
Lasten Pensioenopbouw 15 Indexering en overige toeslagen 16 Rentetoevoeging voorziening pensioenverplichtingen 17 Onttrekking uit voorziening pensioenverplichtingen voor pensioenuitkeringen 18 Onttrekking uit voorziening pensioenverplichtingen voor pensioenuitvoeringskosten 19 Wijziging marktrente 20.1 Correctie voorziening latent nabestaandenpensioen 20.2 Wijziging overige actuariële uitgangspunten 20.3 Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten 20.4 Overige wijzigingen in de voorziening pensioenverplichtingen 20.5
– –
Totale wijziging voorziening pensioenverplichtingen Wijziging overige voorzieningen Pensioenuitkeringen Pensioenuitvoeringskosten Saldo overdracht van rechten Overige lasten
231 ─ 184 401 8 876 212 116 934 2
– – –
–
2.146
21 22 23
–
1 407 15 940 1
156 1 128 366 7 1.462 — — 13 13 1.372
–
1.630
6 374 12 12 — 1.764
140
–
886
267 127
– –
140 746
Toevoeging / onttrekking aan stichtingskapitaal en reserves
140
–
886
4
PGB JAARVERSLAG 2012
Saldo van baten en lasten Bestemming van het saldo van baten en lasten: Onttrekking aan de vereiste reserve Toevoeging / onttrekking aan de vrije reserve
0
–
JAARREKENING 2012
KASSTROOMOVERZICHT OVER 2012
Bedragen in miljoenen euro’s
Kasstroom uit pensioenactiviteiten Ontvangen premies Ontvangen waardeoverdrachten Betaalde pensioenuitkeringen Betaalde waardeoverdrachten Betaalde pensioenuitvoeringskosten
− −
Totaal kasstroom uit pensioenactiviteiten Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Verkopen en aflossingen van beleggingen Ontvangen directe beleggingsopbrengsten Aankopen beleggingen Betaalde kosten van vermogensbeheer Ontvangen zekerheden in liquide middelen
− −
2012
2011
223 842 407 0 15
– – –
181 11 374 25 12
643
–
219
1.866 378 2.965 25 100
– –
8.905 434 9.313 25 240
Totaal kasstroom uit beleggingsactiviteiten
−
646
Netto kasstroom Koers- en omrekeningsverschillen op liquide middelen
− −
3 7
Mutatie liquide middelen
−
10
10
8 18
18 8
10
10
Liquide middelen einde boekjaar Liquide middelen begin boekjaar Mutatie liquide middelen
PGB JAARVERSLAG 2012
−
241 22 12
–
4
1
TOELICHTING
JAARREKENING 2012
Er worden steeds hogere eisen gesteld aan de deskundigheid en beschikbaarheid van bestuurders en aan de besturing bij pensioenfondsen. Schaalgrootte wordt belangrijker. PGB wil in dat kader zijn financiële kracht verder versterken met verwante branches en ondernemingen, onder meer in de informatie- en mediasector. Sociale partners uit het kartonnage- en flexibele verpakkingenbedrijf besluiten de uitvoering van de pensioenregeling met ingang van 2012 bij PGB onder te brengen. Eind 2012 hebben 117 werkgevers afkomstig uit deze branche de pensioenregeling voor 3.784 werknemers bij PGB verzekerd.
JAARREKENING 2012
TOELICHTING
BEHORENDE TOT DE JAARREKENING 2012 1.1 Inleiding Het doel van de Stichting Pensioenfonds voor de Grafische Bedrijven, statutair gevestigd te Amsterdam (hierna ‘het pensioenfonds PGB’), opgericht in 1952, is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden. Het pensioenfonds PGB geeft invulling aan de uitvoering van de pensioenregeling voor ondernemingen uit de grafimedia bedrijfstak en het uitgeverijbedrijf. Met ingang van 2012 wordt ook de uitvoering verzorgd voor ondernemingen uit het kartonnage- en flexibele verpakkingenbedrijf, het karton- en papierproducerend en verwerkend bedrijf, de kunststof- en rubberindustrie, de verf- en drukinktindustrie en enkele bedrijven uit de chemie en farmacie. Alle bedragen zijn in miljoenen euro’s, tenzij anders vermeld. 1.2 Overeenstemmingsverklaring De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving, in het bijzonder Richtlijn 610 Pensioenfondsen. Het bestuur heeft op 20 juni 2013 de jaarrekening vastgesteld. 1.3 Foutherstel - aanpassing berekeningsmethodiek nabestaandenpensioen In 2012 heeft PGB de berekeningsmethodiek ter bepaling van het nabestaandenpensioen gecorrigeerd. Vanaf 2006 is ten onrechte gerekend met onbepaalde factoren voor de voorziening latent nabestaandenpensioen bij deelnemers met een ingegaan ouderdomspensioen. Hierdoor ontstond in 2006 in de actuariële berekening een inconsistentie en werd de pensioenverplichting te laag berekend, die relatief vrijwel ongewijzigd is gebleven, maar in absolute omvang is meegegroeid met de omvang van de verplichtingen sedert 2006. Naar aard en omvang heeft het bestuur geconcludeerd dat geen sprake is van een fundamentele fout, zodat correctie heeft plaatsgevonden in 2012. De aanpassing van de actuariële factoren heeft geleid tot een verhoging van de voorziening met 212 (1,8% van de pensioenverplichtingen) per begin 2012 en is in de staat van baten en lasten als mutatie pensioenverplichtingen verantwoord onder ‘Correctie voorziening latent nabestaandenpensioen’. Naar aanleiding van de geconstateerde fout heeft het bestuur gedetailleerde aanvullende actuariële controles laten verrichten alvorens het jaarwerk 2012 af te ronden.
de waardering van de voorziening voor pensioenverplichtingen. Als gevolg van de toegenomen levensverwachting is de voorziening pensioenverplichtingen per 31 december 2012 met 116 (1,0% van de pensioenverplichtingen) gestegen. Wijziging DNB rentecurve Het pensioenfonds PGB hanteert onverkort de rentecurve die De Nederlandsche Bank (DNB) publiceert ten behoeve van de waardebepaling van de pensioenverplichtingen. Met de introductie van het septemberpakket door het Ministerie van Sociale Zaken is het pensioenfonds PGB overgestapt naar de door DNB geïntroduceerde en voorgeschreven gemiddelde rente, waarbij een zogenaamde Ultimate Forward Rate (UFR) is toegepast. Introductie van de UFR betekent een aanpassing van het deel van de rentecurve voorbij het zogenoemde laatste liquide punt (20 jaar). Rentes voor looptijden tot en met 20 jaar blijven gelijk aan de huidige methodiek: de gemiddelde euroswaprente over de laatste 3 maanden. Voor looptijden vanaf 20 tot en met 60 jaar worden alternatieve rentes berekend op basis van aangepaste termijnrentes. De aanpassing bestaat uit een benadering van de rentepunten vanaf looptijd 21 jaar naar de UFR rente op looptijd 60 jaar. Gevolg is dat de waarde van de voorziening pensioenverplichtingen, welke afhankelijk is van deze rentetermijnstructuur, zich stabieler ontwikkelt. De toepassing van de nieuwe methodiek heeft ultimo 2012 een positief effect van 2,6% op de dekkingsgraad. Toepassing EONIA rentecurve voor de rentederivaten Voor de waardering van rentederivaten is het pensioenfonds PGB overgestapt van de Euro Interbank Offered Rate (EURIBOR) naar de Euro OverNight Index Average (EONIA). Eerstgenoemde rente kent als gevolg van de huidige kredietcrisis een risico-opslag. Doordat het pensioenfonds PGB hoogwaardig onderpand uitwisselt met tegenpartijen, is waardering tegen de risicovrije EONIA curve gewenst. De overgang op de EONIA rentecurve heeft ultimo 2012 een positief effect van 4 op de waarde van de rentederivaten. 1.5 Presentatiewijzigingen
1.4 (Schattings-)wijzigingen
Doorkijk beleggingsfondsen Tot 2012 zijn aandelenbeleggingsfondsen gerubriceerd onder de aandelenbeleggingen. In 2012 heeft het bestuur er voor gekozen doorkijk toe te passen. Daar waar deze fondsen zijn belegd in vastgoed en infrastructuur, is de rubricering aangepast. Voor de vergelijkende cijfers is in de beginstand van 2011 voor 370 aan beleggingsfondsen onder vastgoed en infrastructuur opgenomen. Hiervoor zijn ook de aandelen -299, vastrentende waarden -9 en overige beleggingen -62 aangepast.
Overgang Prognosetafel Eind 2012 heeft het bestuur besloten tot toepassing van de meest recente overlevingstafel AG Prognosetafel 2012 2062 bij
Herrubricering niveau-indeling In 2012 is de verhandelbaarheid van beleggingsfondsen nader onderzocht. Voor beleggingsfondsen waarin PGB een aan-
PGB JAARVERSLAG 2012
4
3
JAARREKENING 2012
zienlijk belang heeft, is rekening gehouden met contractuele beperkingen in de verhandelbaarheid. Op basis van deze beperkingen wordt een deel van de fondsen niet meer onder niveau 1 opgenomen, maar onder niveau 2. Op basis van de huidige inzichten zijn ook de vergelijkende cijfers van 2011 aangepast door 571 uit niveau 1 te verplaatsen naar niveau 2. 2
ALGEMENE GRONDSLAGEN
Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds PGB zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat alle of nagenoeg alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post ‘nog af te wikkelen transacties’. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Verantwoording van baten en lasten Baten en lasten worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben. Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld.
4
4
Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur een oordeel vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden periodiek beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft. Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. Bepaling vereiste reserve De vereiste reserve wordt bepaald volgens de in het Financieel Toetsingskader (FTK) voor pensioenfondsen gehanteerde normen voor beleggingsrisico’s en verzekeringstechnische risico’s. Voor de bepaling van de vereiste reserve wordt gebruik gemaakt van een partieel intern model. Er wordt uitgegaan van de feitelijke beleggingsportefeuille. De belangrijkste afwijkingen ten opzichte van het standaardmodel van DNB zijn: ● Voor actief beheerde aandelen wordt een opslag gehanteerd ten opzichte van het standaard model. ● Gezien de karakteristieken van inflatieobligaties zijn deze separaat gemodelleerd. Vreemde valuta Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro’s, zijnde de functionele valuta, tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta’s worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. Alle valutakoersverschillen zijn verwerkt in de staat van baten en lasten. Valutaresultaten voortvloeiend uit beleggingen zijn opgenomen in het resultaat beleggingen.
PGB JAARVERSLAG 2012
JAARREKENING 2012
De koers van de euro ten opzichte van de belangrijkste valuta is: Vreemde valuta per euro
GBP JPY
3
31 dec. 2012
Gemiddelde 2012
31 dec. 2011
Gemiddelde 2011
31 dec. 2010
0,8111
0,8232
0,8353
0,84605
0,8568
114,0000
106,9400
99,8800
104,3450
108,8100
USD
1,3184
1,3083
1,2981
1,3199
1,3416
CHF
1,20680
1,21035
1,21390
1,23220
1,25050
SPECIFIEKE GRONDSLAGEN
Beleggingen Algemeen In overeenstemming met de Pensioenwet en Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving worden beleggingen gewaardeerd op actuele waarde. Participaties in beleggingsinstellingen die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen, worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor die soort beleggingen. Beleggingen voor risico pensioenfonds en voor risico deelnemers worden op dezelfde wijze gewaardeerd. Vastgoed en infrastructuur Beleggingen in direct vastgoed worden gewaardeerd tegen de actuele waarde, zijnde de reële waarde per balansdatum, gebaseerd op door onafhankelijke deskundigen verrichte taxaties. De taxaties vinden elk jaar plaats. Indien daartoe aanleiding is, wordt bij de waardering rekening gehouden met de feitelijke verhuursituatie en/of renovatieactiviteiten. Resultaten door wijziging in reële waarde worden in de staat van baten en lasten verantwoord. Beursgenoteerde (indirecte) beleggingen in vastgoed en infrastructuur worden gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Niet-beursgenoteerde (indirecte) beleggingen in vastgoed en infrastructuur worden gewaardeerd tegen de actuele waarde, welke is bepaald op de netto vermogenswaarde volgens opgave van de fondsbeheerder. Aandelen Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Niet-beursgenoteerde aandelen of participaties in beleggingsfondsen worden volgens de grondslagen van de fondsbeheerder gewaardeerd. Waar nodig worden correcties gemaakt op basis van meer betrouwbare informatie aangaande deze opgaven. Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoersen. De lopende rente wordt verantwoord onder ‘vorderingen en overlopende activa’.
PGB JAARVERSLAG 2012
Indien vastrentende waarden of participaties in beleggingsinstellingen niet-beursgenoteerd zijn, vindt waardebepaling plaats op basis van de geschatte toekomstige netto kasstromen (rente en aflossingen) die uit de beleggingen zullen voortvloeien, contant gemaakt tegen de geldende marktrente en rekening houdend met het risicoprofiel (kredietrisico en/of oninbaarheid) en de looptijd, of anders conform opgave van de fondsbeheerder. Derivaten Derivaten worden gewaardeerd tegen reële waarde, te weten de relevante marktnotering of, indien die niet beschikbaar zijn, de waarde die wordt bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Derivaten met een positieve marktwaarde worden opgenomen onder de beleggingen. Derivatenposities met een negatieve marktwaarde worden opgenomen onder de overige schulden en overlopende passiva. Overige beleggingen Overige beleggingen worden gewaardeerd op actuele waarde en waar mogelijk tegen beurswaarde ultimo boekjaar. In geval van hedgefunds en private equity wordt de waarde gebaseerd op de opgave van derden, waarbij deze waarde is gebaseerd op de reële waarde van de onderliggende beleggingen. Het management van de betreffende beleggingsfondsen maakt hierbij gebruik van schattingen, die later door het pensioenfonds PGB worden getoetst met gecontroleerde jaarrekeningen. Vorderingen en overlopende activa Vorderingen en overlopende activa worden tegen nominale waarde gewaardeerd, voor zover van toepassing onder aftrek van noodzakelijk geachte voorzieningen voor het risico van oninbaarheid. Liquide middelen Liquide middelen worden tegen nominale waarde opgenomen. Stichtingskapitaal en reserves Vereiste reserve Onder de vereiste reserve wordt opgenomen het bedrag aan
4
5
JAARREKENING 2012
solvabiliteitsbuffers dat moet worden aangehouden in de zogenaamde evenwichtssituatie van het vermogen van het pensioenfonds PGB.
●
Vrije reserve Het saldo van baten en lasten wordt, voor zover niet toegevoegd aan de vereiste reserve, toegevoegd aan de vrije reserve.
●
Technische voorzieningen
●
Voorziening pensioenverplichtingen De voorziening pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (toeslag-) toezeggingen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de door DNB voorgeschreven rente. Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of op de opgebouwde pensioenaanspraken een toeslag kan worden verleend. Alle per balansdatum bestaande toeslagbesluiten zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met arbeidsongeschiktheid op basis van de contante waarde van premies waarvoor vrijstelling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid. De actuariële uitgangspunten zijn bepaald op prudente grondslagen, waarbij rekening is gehouden met de te verwachten trend in overlevingskansen. De actuariële grondslagen en veronderstellingen zijn: Onder de marktrente wordt verstaan de rentetermijnstructuur per einde boekjaar zoals (maandelijks) gepubliceerd door DNB. In oktober 2012 heeft DNB een aangepaste rentecurve geïntroduceerd, welke mede is gebaseerd op de zogenaamde UFR-swapcurve. Ten opzichte van de 3-maands gemiddelde swapcurve kent de UFR-swapcurve een meer stabiele rente vanaf 20 jaar. ● Financieringssysteem van de jaarlijkse pensioenopbouw door middel van doorsneepremie. ● Overlevingstafels: AG prognosetafel van de overlevingskansen 2012-2062 met startjaar 2013, zonder leeftijdsterugtelling, waarbij een leeftijdsafhankelijke correctiefactor wordt toegepast op de overlijdenskansen op grond van een intern (fondsspecifiek) ervaringssterfte-onderzoek, uitgevoerd in 2011. ● De toeslagverlening van pensioenaanspraken gebeurt, alleen indien de middelen dit toelaten en het bestuur daartoe een besluit neemt, op basis van de Consumenten●
4
6
●
●
●
●
●
●
prijsindex voor alle huishoudens, zoals deze wordt vastgesteld door het CBS. Voor de waardering van de pensioenverplichtingen geldt dat de partner 3 jaar jonger is dan de verzekerde man en 3 jaar ouder dan de verzekerde vrouw. Voor alle actieve verzekerden in de PGB-basisregeling is een partnerpensioen verzekerd, welke voor de helft op risicobasis is verzekerd. Kostenopslag ter grootte van 2% van de voorziening voor pensioenverplichtingen ten behoeve van toekomstige administratie- en excassokosten. Financiering van de op te bouwen aanspraken ineens, tot de pensioendatum, van verzekerden die langer dan 3 jaar arbeidsongeschikt zijn. Bij de bepaling van de pensioenopbouw voor arbeidsongeschikte deelnemers is geen rekening gehouden met een revalidatiekans. In 2012 is besloten om voor deelnemers aan de grafimediaregeling de voorwaardelijke backservicerechten van de in 1955 geboren deelnemers toe te kennen voor zover zij daar reglementair voor in aanmerking komen. De standaarduitkering vindt plaats vanaf het moment van het bereiken van de 65-jarige leeftijd. Voor niet-ingegane arbeidsongeschiktheid (langdurig zieken) is een voorziening gevormd ter grootte van 6. Alle afwijkingen van de PGB-basisregeling zijn vastgelegd in excedentcontracten en worden meegenomen bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. De toezeggingen uit de excedentcontracten worden conform bovenstaande grondslagen en veronderstellingen gewaardeerd.
Overige voorzieningen Onder ‘Overige voorzieningen’ wordt de reeds beschikbare financiering voor de uitvoering van de voorwaardelijke backservice verantwoord. Op grond van reglementaire of contractuele bepalingen wordt de door werkgevers in de grafimedia verschuldigde premie (2% van de pensioengrondslag) aan de voorziening toegevoegd. De toekenning van onvoorwaardelijke pensioenrechten vindt plaats op basis van besluiten van sociale partners. In het kader van de wet VPL (VUT, PrePensioen, Levensloop) kunnen voorwaardelijke backservicerechten tot 2021 worden gefinancierd. Aan de voorziening wordt tot 2013 geen rente toegevoegd. Voorziening voor risico deelnemers De waardering van de voorziening voor risico deelnemers wordt bepaald door de waarde van de tegenover deze voorziening aangehouden beleggingen. De deelnemer belegt voor eigen rekening en risico en heeft onder specifieke voorwaarden een inleggarantie. De garantie komt ten laste van het pensioenfonds PGB en wordt verantwoord onder ‘overige schulden en overlopende passiva’. Overige schulden en overlopende passiva Overige schulden en overlopende passiva worden tegen nominale waarde gewaardeerd.
PGB JAARVERSLAG 2012
JAARREKENING 2012
Collectieve waardeovernames Aansluitingen worden verwerkt op het overdrachtsmoment van de verplichtingen. Het resultaat dat ontstaat vanaf het moment dat het contract is afgesloten tot het overdrachtsmoment, wordt verantwoord onder het resultaat beleggingen. Dekkingsgraad De nominale dekkingsgraad van het pensioenfonds PGB wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de overige voorzieningen, voorziening voor risico deelnemers en overige schulden en overlopende passiva te delen op de technische voorzieningen zoals opgenomen in de balans. Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is conform de directe methode opgesteld. Dit houdt in dat alle ontvangsten en uitgaven ook als zodanig worden gepresenteerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en beleggingsactiviteiten. Onder de post waardeoverdrachten zijn de ontvangen liquide middelen van overgedragen pensioenregelingen verantwoord. 4
BELEGGINGEN
De ontwikkelingen in de beleggingsportefeuille zijn als volgt samen te vatten: Bedragen in miljoenen euro’s Vastgoed en infrastructuur
Aandelen
Vastrentende waarden
Stand per 1 januari 2011
1.328
3.626
5.713
Aankopen/verstrekkingen
253
3.251
5.648
Verkopen/aflossingen
–
Herwaardering
–
5.152
Derivaten
– –
Overige beleggingen
Totaal
53
219
10.833
—
19
115
–
157
9.171
407
–
3.016
–
54
–
450
123
511
49
8.847 287
Stand per 31 december 2011
1.228
3.411
6.332
343
130
11.444
Rubricering Overige Schulden
—
—
—
296
—
296
Stand per 31 december 2011
1.228
3.411
6.332
639
130
11.740
Stand per 1 januari 2012
1.228
3.411
6.332
343
130
11.444
Aankopen/verstrekkingen
98
370
2.603
—
1
Verkopen/aflossingen Herwaardering Stand per 31 december 2012 Rubricering Overige schulden Stand per 31 december 2012
PGB JAARVERSLAG 2012
–
21
–
310
–
1.137
–
3.072
115
–
129
–
–
1
1.104
1.712
14
498
451
142
1.319
3.969
8.249
370
1
13.908
—
—
—
52
—
52
1.319
3.969
8.249
422
1
13.960
4
7
JAARREKENING 2012
Van de beleggingen wordt 15 (2011: 12) aangehouden voor risico van individuele deelnemers. De premiebijdragen voor risico van deelnemers worden belegd in de beleggingsmix van het pensioenfonds. Hiervoor wordt geen separaat beleggingsdepot aangehouden. Deelnemers beleggen voor eigen rekening en risico en hebben onder specifieke voorwaarden een inleggarantie. Vanwege de positieve beleggingsresultaten in recente jaren is de garantie ultimo 2012 nihil (2011: nihil).
De reële waarde van de beleggingen wordt bepaald volgens een hiërarchisch onderscheid in waarderingsmethoden.
De transactievolumes zijn in 2012 substantieel lager dan in het voorgaande jaar. In 2011 is de beleggingsportefeuille actief omgevormd naar een meer defensieve portefeuille met minder beleggingsrisico’s. Dit heeft eenmalig geleid tot een groot volume aan aan- en verkopen. In 2012 hebben een aantal collectieve waardeovernames plaats gevonden, welke grotendeels in liquide middelen (842) en voor een relatief klein deel in stukken (97) en overige (1) zijn afgehandeld. Het totaal van deze waardeovernames ad 940 wordt toegelicht in paragraaf 23 Saldo overdracht van rechten. Met de verkregen middelen heeft pensioenfonds PGB beleggingen aangekocht, die passend zijn binnen de strategische beleggingsmix en welke onder de juiste rubriek zijn verantwoord. De overgenomen beleggingen zijn als allocatie verwerkt en onder de juiste rubriek verantwoord.
Niveau 1: De waarde van de belegging is gebaseerd op direct waarneembare marktnoteringen in een actieve markt. Niveau 2: De waarde wordt vastgesteld aan de hand van waarderingsmodellen waarin gebruik is gemaakt van waarneembare marktdata. Niveau 3: De waarde wordt vastgesteld met waarderingsmodellen en technieken, waarbij inschattingen zijn gemaakt door het management vanwege het ontbreken van volledig waarneembare marktdata. Schattingen van de actuele waarde zijn een momentopname, gebaseerd op de marktomstandigheden en de beschikbare informatie over het financiële instrument. Deze schattingen zijn van nature subjectief en bevatten onzekerheden en een significante oordeelsvorming (bijvoorbeeld rentestand, volatiliteit, schatting van kasstromen, etc.) en kunnen daarom niet met precisie worden vastgesteld. Op basis van de hiervoor beschreven indeling is de beleggingsportefeuille als volgt in te delen:
Bedragen in miljoenen euro’s Per 31 december 2012 Vastgoed en infrastructuur
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Totaal 1.319
153
203
963
Aandelen
3.406
517
46
3.969
Vastrentende waarden
8.234
─
15
8.249
Derivaten (incl. schuldpositie)
─
370
─
370
Overige beleggingen
─
─
1
1
Totaal beleggingen
11.793
1.090
1.025
13.908
Bedragen in miljoenen euro’s Per 31 december 2011 Vastgoed en infrastructuur
Niveau 1
Niveau 21
Niveau 3
Totaal 1.228
125
153
950
Aandelen
2.947
418
46
3.411
Vastrentende waarden
6.242
—
90
6.332
Derivaten (incl. schuldpositie)
—
343
—
343
Overige beleggingen
—
40
90
130
Totaal beleggingen
9.314
954
1.176
11.444
1. Zoals beschreven in de grondslagen is de presentatie van niveau-indeling over 2011 gewijzigd. Voor beleggingsfondsen waar PGB een aanzienlijk belang in heeft, is rekening gehouden met specifieke beperkingen in de verhandelbaarheid. Deze zijn gerubriceerd onder niveau 2, waarvoor ook de vergelijkende cijfers zijn aangepast.
4
8
PGB JAARVERSLAG 2012
JAARREKENING 2012
In het verslagjaar 2012 is een relatieve verschuiving opgetreden naar meer liquide beleggingen met een waarde gebaseerd op genoteerde prijzen in een actieve markt. Het bestuur heeft in 2011 de beleggingsstrategie gewijzigd naar een portefeuille met een gematigder risicoprofiel. Als gevolg daarvan is een deel van de participaties in niet-genoteerde beleggingsfondsen vervangen door beursgenoteerde beleggingen. De transitie is eind 2011 gestart en in het eerste kwartaal van 2012 afgerond. Voor de meerderheid van de beleggingen is sprake van objectief vast te stellen frequente marktnoteringen. De betreffende aandelen, obligaties en beleggingsfondsen zijn opgenomen onder niveau 1 en worden gewaardeerd tegen de slotkoers. Bij de waardering van derivaten wordt gebruikgemaakt van algemeen aanvaarde waarderingsmodellen en -technieken, waarbij de inputvariabelen afkomstig zijn uit een actieve markt, zoals interbancaire rentecurves, swaprentes, of valutakoersen. De betreffende swaps en valutatermijncontracten zijn opgenomen onder niveau 2. De berekende waarden worden dagelijks afgestemd met de tegenpartijen in het kader van het collateral managementproces. Niet-genoteerde beleggingsfondsen in vastgoed en infrastructuur, direct onroerend goed en onderhandse leningen zijn opgenomen onder niveau 3. De waarde van niet-genoteerde beleggingsfondsen is gebaseerd op de netto vermogenswaarde zoals gerapporteerd door de beheerder. De aannames van de beheerder zijn afhankelijk van de specifieke beleggingen en zijn daarmee niet direct waarneembaar en vragen een bepaalde mate van professionele expertise op het betreffende marktsegment. De gebruikte methoden om de waarde te bepalen bevatten daarmee subjectieve elementen, waardoor de reële waarde kan afwijken van de waarde die bij verkoop gerealiseerd zou worden. Het pensioenfonds PGB bewaakt de kwaliteit van het waarderingsproces door de gerapporteerde waarden achteraf te vergelijken met de gecertificeerde jaarcijfers van het beleggingsfonds en tussentijdse waardeontwikkelingen te monitoren en waar gewenst tussentijds te bespreken met de beheerder. De waardering kan hoger of lager zijn, maar het bestuur verwacht op basis van verrichte interne controles, waaronder vergelijking van prijzen afgegeven in het verleden met later gecontroleerde jaarrekeningen, dat dit niet materieel zal zijn. Voor het merendeel van de beleggingen in beleggingsfondsen is bij de vaststelling van de jaarrekening een gecertificeerde opgave per 31 december 2012 ontvangen. De waarde van directe vastgoedbeleggingen wordt tenminste eenmaal per jaar extern getaxeerd door onafhankelijke, gecertificeerde en beëdigde taxateurs. De taxateurs volgen de taxatierichtlijnen van de stichting ROZ-IPD vastgoedindex en stellen taxaties op in overeenstemming met de Practice Statements uit de International Valuation Standards, zoals gepubliceerd door RICS (Royal Institutional of Chartered Surveyors). De uitkomsten van de hertaxaties worden beoordeeld aan de
PGB JAARVERSLAG 2012
hand van het interne waarderingsmodel dat de uitvoeringsorganisatie van het pensioenfonds PGB hanteert. Daarbij wordt rekening gehouden met de aanbevelingen van het Platform Taxateurs en Accountants zoals dat in oktober 2012 is gepubliceerd. Het taxatieproces is vooraf met het bestuur afgestemd. De waarde van onderhandse leningen wordt bepaald aan de hand van de netto contante waarde van de toekomstige kasstromen, waarbij de marktrente wordt gehanteerd met een risico-opslag voor het debiteuren- en liquiditeitsrisico. Onder niveau 3 zijn ook enkele beleggingen opgenomen die resteren na de verkoop van de belangen in hedgefunds. Het betreft 1 aan beleggingen die niet vrij verhandelbaar zijn. De waarde is gebaseerd op de laatste prijsopgave van de fondsbeheerder. 4.1 Vastgoed en infrastructuur Bedragen in miljoenen euro’s
Direct vastgoed
31 dec. 2012
31 dec. 2011
56
80
Indirect vastgoed en infrastructuur (via beleggingsfondsen)
1.263
1.148
Balanswaarde
1.319
1.228
De directe vastgoedportefeuille is volledig in Nederland belegd en bestaat voor een bedrag van 29 (2011: 41) uit winkelbedrijven, 26 (2011: 37) uit kantoorgebouwen en 1 (2011: 2) uit woningen. De huidige en verwachte leegstand heeft een significante invloed op de waardering. De directe vastgoedportefeuille heeft naar de aard van de beleggingen een beperkte verhandelbaarheid. In de portefeuille is voor 3 (2011: 4) een kantoorgebouw opgenomen dat verhuurd is aan de uitvoeringsorganisatie van het pensioenfonds. Met betrekking tot de vrije verhandelbaarheid door het pensioenfonds PGB gelden geen restricties voor dit kantoorgebouw. De verslechterde toekomstverwachtingen in de Nederlandse markt voor zakelijk vastgoed hebben geleid tot een substantiële afwaardering van het direct vastgoed. De afwaardering in 2012 bedraagt 22 (2011: 11). De direct vastgoedportefeuille bestaat uit een tiental beleggingen, voornamelijk kantoren. Alle objecten zijn ultimo 2012 getaxeerd en de externe taxatie is onverkort doorgevoerd (conform bestaand beleid). De lagere taxatiewaarde is in lijn met de uitkomst van de marktscan die het bestuur medio 2012 heeft laten uitvoeren. De indirecte beleggingen betreffen participaties in vastgoedmaatschappijen en infrastructuur. Indirecte beleggingen in vastgoed zijn geconcentreerd in Nederland en Europa (circa 70%) en Azië/Pacific (circa 25%). De beleggingen
4
9
JAARREKENING 2012
zijn gespreid over de segmenten woningen, winkels en kantoren en logistiek. Participaties in infrastructuurfondsen zijn gespreid over de verschillende sectoren (nutsbedrijven, water, transport, schone energie, parkeren) en geconcentreerd in Europa (circa 70%) en de Verenigde Staten (circa 20%). 4.2 Aandelen Bedragen in miljoenen euro’s 31 dec. 2012
31 dec. 2011
Aandelen mature markets
2.903
2.527
Aandelen emerging markets
1.022
840
44
44
3.969
3.411
Overige Balanswaarde
In bovenstaande opstelling is doorkijk toegepast op de beleggingsfondsen en zijn de exposures zoveel als mogelijk toegedeeld aan de verschillende marktsegmenten. De categorie Overige bestaat uit doelinvesteringen inzake maatschappelijk verantwoord beleggen. Per balansdatum zijn geen aandelen uitgeleend (2011: nihil). 4.3 Vastrentende waarden Bedragen in miljoenen euro’s 31 dec. 2012
31 dec. 2011
Staatsobligaties
4.154
2.967
Bedrijfsobligaties
2.161
1.961
Deposito’s
1.291
921
628
394
Leningen op schuldbekentenis
15
24
Obligatiebeleggingsfondsen
—
65
8.249
6.332
Inflatieobligaties
Balanswaarde
Staatsobligaties betreffen vastrentende waarden uitgegeven door overheden in Nederland, Duitsland, Oostenrijk en Finland. De inflatieobligaties betreffen obligaties uitgegeven door de Franse overheid. De bedrijfsobligaties betreffen uitsluitend emissies in euro en hebben een goede kredietwaardigheid (zogenaamde investment grade credits). Per balansdatum zijn geen vastrentende waarden uitgeleend (2011: nihil). Het pensioenfonds PGB ontvangt liquide middelen als zekerheid voor de reële waarde van derivatencontracten. Deze middelen worden in het kader van risicospreiding uitgezet op kortlopende deposito’s. Eind 2012 bedraagt de omvang van de liquide middelen inzake verkregen onderpand 340 (2011: 240). Een deel van de obligatieportefeuille met een totale marktwaarde van 7 (2011: 38) is gestort in een gesepareerd depot als zekerheid voor derivaten met een negatieve marktwaarde. Deze obligaties staan niet ter vrije beschikking van het pensioenfonds.
5
0
Onder leningen op schuldbekentenis is een lening inbegrepen van 5 (2011: 9) aan de premiebijdragende onderneming Persgroep Nederland en leningen aan overige premiebijdragende ondernemingen van 3 (2011: 3). 4.4 Derivaten Onderdeel van het beleggingsbeleid is het gebruik van financiële derivaten, voor zover dit passend is. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen te bevinden. Bedragen in miljoenen euro’s 31 dec. 2012
31 dec. 2011
Rentederivaten
325
596
Valutaderivaten
97
40
Grondstofderivaten
—
3
422
639
Balanswaarde
Voor derivaten met een positieve waarde per 31 december 2012 zijn zekerheden ontvangen. Deze zekerheden bedragen 421 (2011: 445) en bestaan voor 340 uit liquide middelen (2011: 240) en voor 81 uit staatsobligaties (2011: 205) met een rating van minimaal A-. Het pensioenfonds PGB monitort dagelijks de hoogte van de ontvangen zekerheden. Indien hiertoe aanleiding is, worden van tegenpartijen aanvullende zekerheden gevraagd. De omvang van de ontvangen zekerheden moet, per individuele tegenpartij, in samenhang worden gezien met derivatenposities met een negatieve balanswaarde. 4.5 Overige beleggingen Het pensioenfonds PGB heeft in 2012 haar beleggingen in hedgefondsen en private equity verder afgebouwd. Wat resteert zijn enkele illiquide restposities. De waarde van deze posities bedraagt 1 (totaal belang in 2011: 130). De illiquide posities zullen tot het einde van de looptijd worden aangehouden. 5
VORDERINGEN EN OVERLOPENDE ACTIVA Bedragen in miljoenen euro’s
Lopende interest Beleggingsdebiteuren Premie Overige vorderingen Balanswaarde
31 dec. 2012
31 dec. 2011
195
185
6
59
34
33
3
1
238
278
Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. Onder de post premie is een bedrag voor oninbaarheid opgenomen. Het betreft een bedrag van 0,1 (2011: 0,1).
PGB JAARVERSLAG 2012
JAARREKENING 2012
6
LIQUIDE MIDDELEN
●
Onder de liquide middelen worden die kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen opgenomen die onmiddellijk dan wel op korte termijn opeisbaar zijn. Het bedrag van 8 (2011: 18) bestaat voor 9 aan liquide middelen die bij externe vermogensbeheerders beschikbaar zijn (2011: nihil) en een negatief saldo van 1 aan liquide middelen bij het pensioenfonds zelf. 7
●
●
STICHTINGSKAPITAAL EN RESERVES Bedragen in miljoenen euro’s Vereiste reserve
Stand per 1 jan. 2011 Uit bestemming saldo van baten en lasten 2011
–
Stand per 31 dec. 2011
Vrije reserve
Totaal
817
1.840
–
1.023
140
–
746
–
886
–
69
1.700
–
1.769
Uit bestemming saldo van baten en lasten 2012
267
–
127
140
Stand per 31 dec. 2012
1.967
–
1.896
71
Bij de vaststelling van de vereiste reserve wordt uitgegaan van de feitelijke mix in de evenwichtssituatie. De vereiste reserve bij de strategische mix in de evenwichtssituatie bedraagt 2.003 (2011: 1.675). In de vrije reserve is 1.134 euro (2011: 1.134 euro) stichtingskapitaal opgenomen. Vereiste reserve Bedragen in miljoenen euro’s 31 dec. 2012 Minimaal vereist eigen vermogen
31 dec. 2011
559
552
Vereist eigen vermogen
1.408
1.148
Totaal
1.967
1.700
Het minimaal vereist vermogen is vastgesteld op 4,1% van de voorziening pensioenverplichtingen (2011: 4,8%). Uitgaande van de vereiste reserve van 1.967 resteert een vereist eigen vermogen van 1.408. HERSTELPLAN Het PGB bestuur heeft naar aanleiding van haar financiële positie per 31 december 2008 een herstelplan opgesteld en het na een positief advies van de Deelnemersraad ingediend bij de toezichthouder. Dit herstelplan is in 2009 door de toezichthouder goedgekeurd en ultimo 2012 nog van kracht. De belangrijkste uitgangspunten van het oorspronkelijke herstelplan waren:
PGB JAARVERSLAG 2012
●
In de vijfjaarsperiode 2009-2013 wordt verondersteld dat er alleen conform de beleidsstaffel (zie voor deze staffel de paragraaf risicobeheer) sprake is van toeslagverlening. De premie voor de basis PGB-regeling is verhoogd naar een vast niveau van 19,5%, waarvan 17,5% voor pensioenopbouw en risicodekking. Verder wordt 2% premie geheven voor de financiering van de voorwaardelijke backservice binnen de grafimedia. Het beleggingsbeleid is aangepast: er zal geleidelijk worden toegewerkt naar een vaste assetmix van circa 1/3 aandelen, 1/3 vastrentende waarden en 1/3 alternatives. De Richtlijn besluitvorming toeslagverlening is aangepast.
Het herstelplan is nog steeds van kracht. Inmiddels zijn de volgende aanpassingen doorgevoerd: ● In 2011 is op basis van een ALM-studie een aantal belangrijke aanpassingen doorgevoerd. Deze hebben betrekking op het beleid toeslagverlening, de noodmaatregel van korting op pensioenen en uitkeringen welke een positief effect hebben op het herstelpad. Tevens is het strategisch beleggingsbeleid op basis van de studie aangepast. Het beleggingsbeleid is prudenter waardoor de verwachte rendementen naar beneden zijn bijgesteld, hetgeen een negatief effect heeft op het herstelpad. ● Het pensioenfonds PGB heeft een voorwaardelijke toeslagambitie die gelijk is aan een over een periode van 15 jaar verwacht behoud van koopkracht van minimaal 90%. De koopkracht wordt gemeten met de ontwikkeling van de Consumentenprijsindex voor alle huishoudens, zoals deze wordt vastgesteld door het CBS. ● Als laatste middel om het noodzakelijke minimum niveau van dekkingsgraad te bereiken staat het bestuur van het pensioenfonds PGB korting van rechten en uitkeringen ter beschikking. Dit middel wordt alleen ingezet als alle andere middelen niet meer tot de oplossing leiden en zal met in achtneming van de belangen van alle betrokkenen worden gebruikt. ● Bij het nieuwe strategische beleggingsbeleid wordt uitgegaan van een principeverdeling van 30% zakelijke waarden, 50% vastrentende waarden en 20% alternatieve beleggingen (vastgoed, infrastructuur, hedgefunds en commodities). Hiermee is gekozen voor een meer defensieve rendement/risico verhouding ten opzichte van de oude verdeling van 1/3, 1/3, 1/3. Feitelijke situatie herstelplan 31 december 2012 Ultimo 2012 is het minimaal vereist eigen vermogen (MVEV) herrekend en vastgesteld op 104,1% (2011: 104,8%). Eind 2012 bedraagt de dekkingsgraad 100,5%, waarmee deze zich onder het te bereiken niveau van het MVEV bevindt. De evaluatie van het herstelplan heeft ertoe geleid, dat het kritieke herstelpunt ultimo boekjaar kon worden verlaagd van 101,4% naar 99,5%. De dekkingsgraad ligt ultimo 2012 wel boven het kritieke herstelpunt van 99,5%. De werkelijke dekkingsgraad ligt onder de geprognosticeerde waarde uit het oorspronkelijke herstelplan. Het te bereiken niveau van het lange termijn herstelplan is nog niet bereikt, zodat het plan onverkort blijft bestaan.
5
1
JAARREKENING 2012
Bijgesteld herstelpad Op basis van de nieuwe beleidskeuzes en de lagere verwachte toekomstige rendementen, zoals voorgeschreven door DNB, is een nieuw herstelpad berekend. Dit laat zien dat de verwachte dekkingsgraad ultimo 2013 de waarde 105,9% zou kunnen bereiken, een niveau net boven het minimaal vereist eigen vermogen. Hieruit blijkt net voldoende herstelkracht. Naar verwachting wordt in 2017 de einddatum van het lange termijn herstelplan afgerond. De dekkingsgraad bereikt dan naar verwachting het niveau van 117,6%, ruim boven het niveau van het vereist eigen vermogen dat is berekend op 114,7% in de evenwichtssituatie. Tabel 15: vergelijking van feitelijk herstelpad met de prognose conform Herstelplan van Pensioenfonds PGB (in percentages) Jaar
Werkelijk verloop dekkingsgraad
Prognose dekkingsgraad (conform herstelplan)
Prognose dekkingsgraad (conform minimum herstelplan)
8
TECHNISCHE VOORZIENINGEN
De pensioenverplichtingen van het pensioenfonds PGB zijn gewaardeerd tegen de actuele waarde per balansdatum. Deze actuele waarde wordt vastgesteld met behulp van de levensverwachting, de ervaringssterfte en de kostenopslag. Inherent aan schattingen, zoals voor de ervaringssterfte, is dat deze op een later moment op basis van meer recente informatie bijgesteld moeten worden. De voorziening voor pensioenverplichtingen kan hierdoor hoger of lager uitvallen. Bedragen in miljoenen euro’s 31-12-2012 31-12-2011 Voorziening voor pensioenverplichtingen
13.646
11.500
Het mutatieoverzicht voor de voorziening voor pensioenverplichtingen is als volgt: Bedragen in miljoenen euro’s 31 dec. 2012
31 dec. 2011
11.500
10.128
2008
96,8
96,9
95,5
Stand 1 januari
2009
109,8
97,3
95,8
Pensioenopbouw
2010
108,1
98,5
96,4
Indexering en overige toeslagen
2011
99,4
101,0
98,1
Rentetoevoeging
2012
100,5
103,5
99,5
Onttrekking voor pensioenuitkeringen
–
2013
—
106,2
104,1
2014
—
109,0
Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten
–
2015
—
111,8
Wijziging marktrente
876
1.462
2016
—
114,7
2017
—
117,6
Correctie latent nabestaandenpensioen
212
—
Wijziging overige actuariële uitgangspunten
116
—
Saldo van inkomende en uitgaande waardeoverdrachten
934
2018
—
120,0
2019
—
121,8
2020
—
123,6
2021
—
125,3
2022
—
128,1
2023
—
131,7
231 —
156 –
184
1 128
401
–
8
–
–
366 7
13
Overige wijzigingen
2
13
Stand 31 december
13.646
11.500
Ultimo boekjaar bedraagt de gehanteerde DNB gemiddelde marktrente 2,42% (2011: 2,74%). In 2012 is de methodiek van de DNB-marktrente aangepast door toepassing van de UFR. Op basis van een 3-maands gemiddelde actuele rente (oude methodiek DNB-rente) zouden de pensioenverplichtingen ultimo 2012 op circa 13.995 zijn uitgekomen. Dit zou een extra effect van 349 op de post wijziging marktrente hebben gehad. De overgang naar de nieuwe DNB-UFRmethodiek had ultimo 2012 een positief effect van 2,6% op de dekkingsgraad. In 2012 is een aantal collectieve waardeovernamen uitgevoerd, welke onder de post saldo van inkomende en uitgaande waardeoverdrachten zijn verantwoord. Verdere toelichting wordt verstrekt onder paragraaf 23 Saldo overdracht van rechten. Voor een toelichting op de verschillende posten wordt verwezen naar de toelichting op de staat van baten en lasten.
5
2
PGB JAARVERSLAG 2012
JAARREKENING 2012
De voorziening voor pensioenverplichtingen is naar categorieën van deelnemers als volgt samengesteld: Bedragen in miljoenen euro’s 31 december 2012 € aantal
31 december 2011 € aantal
Actieve deelnemers
4.169
45.192
3.839
40.187
Pensioengerechtigden
5.678
55.923
4.587
47.471
Gewezen deelnemers
3.799
122.803
3.074
105.359
13.646
223.918
11.500
193.017
Netto pensioenverplichtingen inclusief toekomstige kosten uitvoering pensioenregeling
De netto pensioenverplichtingen van 13.646 (2011: 11.500) zijn de contante waarde van de verwachte toekomstige kasstromen, vermeerderd met een opslag van 2% (2011: 2%) voor toekomstige uitvoeringskosten. De methode voor de berekening van de pensioenverplichtingen is zodanig toegepast dat er geen sprake is van een financieringsachterstand. Naar hun aard hebben de technische voorzieningen in het algemeen een langlopend karakter. Korte beschrijving van de basis pensioenregeling De basis pensioenregeling kan worden gekenmerkt als een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling met een pensioenleeftijd van 65 jaar. Jaarlijks wordt een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd van 1,75% van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. Daarnaast bestaat de mogelijkheid excedentcontracten af te sluiten met specifieke aanvullingen op de hoofdregeling. De pensioengrondslag is gelijk aan het loon verminderd met de franchise. Onder loon wordt verstaan het in een jaar werkelijk verdiende brutoloon inclusief alle vaste en variabele loonbestanddelen. De franchise wordt jaarlijks vastgesteld. Tevens bestaat er recht op nabestaandenpensioen. Jaarlijks beslist het bestuur van het pensioenfonds PGB over de mate waarin de opgebouwde aanspraken worden geïndexeerd. Overeenkomstig artikel 10 van de Pensioenwet wordt de pensioenregeling als een uitkeringsovereenkomst gekwalificeerd. Toeslagverlening De toeslag in een jaar is voorwaardelijk en is afhankelijk van een vastgestelde matrix gebaseerd op de hoogte van de dekkingsgraad. De toeslag is maximaal gelijk aan de stijging van de Consumentenprijsindex voor alle huishoudens, zoals vastgesteld door het CBS, of indien hoger, de grafimedia loonindex. Er is geen recht op toekomstige toeslagen. Het is niet zeker of en in hoeverre, op basis van de Richtlijn dekkingsgraad en ontwikkeling pensioen, in de toekomst toeslagen kunnen worden verleend. Het pensioenfonds PGB heeft geen geld gereserveerd voor toekomstige toeslagen. Voor het antwoord op de vraag of er voldoende financiële middelen voor toeslagverlening zijn, toetst het bestuur jaarlijks de dekkingsgraad van pensioenfonds PGB aan een afgesproken richtlijn. Met de Richtlijn dekkingsgraad en ontwikkeling pensioen krijgen de (gewezen) deelnemer en de
PGB JAARVERSLAG 2012
pensioengerechtigde inzicht in de mogelijke ontwikkeling van hun pensioen. Het bestuur heeft besloten om op de pensioenaanspraken per 1 januari 2013 geen toeslag te verlenen. De som van niet toegekende toeslagen bedraagt per 1 januari 2013: 10,52% (samengesteld 10,96%) en heeft betrekking op de jaren 2005 tot en met 2012. 9
OVERIGE VOORZIENINGEN
De ‘Overige voorzieningen’ hebben betrekking op de reeds beschikbare financiering voor de uitvoering van de voorwaardelijke backservice. Binnen het pensioenfonds PGB worden twee separate regelingen geadministreerd: voor de grafimedia en voor de sector kartonnage- en flexibele verpakkingenbedrijf. Op grond van reglementaire of contractuele bepalingen wordt de door werkgevers in de grafimedia verschuldigde premie (2% van de pensioengrondslag) aan de voorziening toegevoegd. De toekenning van onvoorwaardelijke pensioenrechten vindt plaats op basis van besluitvorming door sociale partners. In het kader van de wet VPL (VUT, PrePensioen, Levensloop) kunnen voorwaardelijke backservicerechten tot 2021 worden gefinancierd. Aan de overige voorziening wordt geen rente toegevoegd. Op grond van reglementaire bepalingen wordt binnen de sector kartonnage- en flexibele verpakkingenbedrijf een premie geheven van 1,5% van de pensioengrondslag. Met de premie over 2012 is een voorziening gevormd. Toekenningen vinden plaats voor 1 januari 2021 of indien van toepassing bij eerdere ingang van het pensioen vanaf 1 januari 2013. Het verloop in de voorziening voor de financiering van de voorwaardelijke backservice is als volgt: Bedragen in miljoenen euro’s 31 dec. 2012
31 dec. 2011
Stand 1 januari
26
32
Dotatie inzake premie
17
Onttrekking inzake backservicerechten Balanswaarde
–
16
15 –
21
27
26
5
3
JAARREKENING 2012
De dotatie van 17 bestaat uit een bijdrage vanuit de grafimedia van 14 en een bijdrage vanuit de sector Kartonnage- en Flexibele Verpakkingenbedrijf van 3. Het onvoorwaardelijk maken van backservicerechten voor de grafimedia vindt per geboortejaar plaats. Eind 2012 zijn voor de grafimedia de voorwaardelijke rechten van de geboortejaren tot en met 1955 onvoorwaardelijk gemaakt. In 2012 zijn de rechten van het geboortejaar 1955 (2011: 1953 en 1954) ingekocht voor een bedrag van 12 (2011: 22). Uit de premieopslag is 14 (2011: 15) toegevoegd aan de voorziening. De definitieve afhandeling van de inkoop van de geboortejaren 1951 t/m 1954 heeft een additionele last van 4 opgeleverd. In oktober 2012 is door sociale partners besloten om per 1 januari 2013 de financiering van de voorwaardelijke backservice voorlopig op te schorten. 10 VOORZIENING VOOR RISICO DEELNEMERS Het verloop in de voorziening voor risico deelnemers is als volgt: Bedragen in miljoenen euro’s 31 dec. 2012
31 dec. 2011
12
11
Stand 1 januari Inleg en stortingen
2
Uitkeringen en onttrekkingen
–
Beleggingsresultaten risico deelnemers Balanswaarde
1
1 –
11.1 Derivaten Bedragen in miljoenen euro’s
Rentederivaten Grondstofderivaten Valutaderivaten
31 dec. 2012
31 dec. 2011
46
19
6
2
—
275
52
296
Per balansdatum zijn in het kader van derivaten door het pensioenfonds PGB zekerheden gesteld ter waarde van 7 (2011: 38). De omvang van de gestelde zekerheden moet, per individuele tegenpartij, in samenhang worden gezien met derivatenposities met een positieve balanswaarde. Dit verklaart het verschil tussen de balanspost en de omvang van de gestelde zekerheden. 11.2 Schulden uit hoofde van onderpand in liquide middelen Voor derivaten met een positieve reële waarde zijn liquide middelen ontvangen als zekerheid voor de toekomstige afrekening van de opgebouwde waarde. Dergelijke ontvangen zekerheden zet het pensioenfonds PGB uit op deposito en zij vergoedt een overeengekomen geldmarktrente aan de tegenpartij. Eind 2012 bedraagt de corresponderende verplichting aan tegenpartijen 340 (2011: 240).
1
2
1
15
12
11.3 Beleggingscrediteuren Het saldo beleggingscrediteuren bestaat uit nog te betalen c.q. vooruit ontvangen bedragen inzake beleggingen. Ultimo boekjaar is het saldo 23 (2011: 8).
11 OVERIGE SCHULDEN EN OVERLOPENDE PASSIVA Bedragen in miljoenen euro’s Toelichting 31 dec. 2012 Derivaten
31 dec. 2011
11.1
52
296
Schulden uit hoofde van onderpand in liquide middelen 11.2
340
240
23
8
Beleggingscrediteuren Belastingen en premies sociale verzekeringen Overige schulden Balanswaarde
11.3
7
7
25
16
447
567
Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. De derivaten met een negatieve balanswaarde worden onder de overige schulden en overlopende passiva gerubriceerd. Deze post derivaten betreft de marktwaarde van afgeleide financiële instrumenten, die worden aangehouden voor het verminderen van balansrisico’s, zoals rente- en valutarisico. Deze derivaten hebben veelal een langdurige looptijd. De waardering is afhankelijk van de waardeontwikkeling van de onderliggende instrumenten en kan sterk fluctueren.
5
4
RISICOBEHEER Beleid en risicobeheer Het bestuur beschikt over meerdere beleidsinstrumenten om risico’s te beheersen. De belangrijkste financiële risico’s worden beheerst met de normstelling, risicomaatstaven en afspraken uit het beleggingsbeleid, premiebeleid, toeslagenbeleid, kortingbeleid en de pensioenregeling. De inzet van deze instrumenten is toegelicht in het bestuursverslag. Voorts beschikt het bestuur over een specifiek risicobeleid en risicoregister met een beschrijving van de gekozen risicomaatstaven en risiconormen. Het bestuur voert periodiek een risicoanalyse uit en gebruikt de uitkomsten om haar beleid bij te sturen. Solvabiliteitsrisico Het pensioenfonds PGB wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het pensioenfonds PGB is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de pensioenverplichtingen. Het belangrijkste risico voor het pensioenfonds PGB betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het pensioenfonds PGB niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de
PGB JAARVERSLAG 2012
JAARREKENING 2012
pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten op basis van algemeen geldende normen zoals deze door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het pensioenfonds PGB zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het pensioenfonds PGB de premie moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele toeslag van opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds PGB verworven pensioenaanspraken en pensioenuitkeringen moet verminderen. Eind 2013 moet volgens het herstelplan een dekkingsgraad zijn bereikt van 104,1%. De financiële stuurmiddelen van het pensioenfonds PGB zijn daarop gericht.
Ter afdekking van renterisico’s heeft het pensioenfonds PGB rentederivaten (nominale renteswaps) afgesloten. Bij het bepalen van de vereiste buffer voor het renterisico is rekening gehouden met de netto positie. Het berekende tekort aan het einde van de boekjaren is als volgt: Bedragen in miljoenen euro’s
S2 Risico zakelijke waarden
301
64
158
102
108,1
Diversificatie-effect
0,2
0,0
Uitkering
0,0
0,3
Indexering
0,0
0,0
–
Overig Dekkingsgraad per 31 december
7,0
–
11,1 –
2,8 100,5
–
S6 Verzekeringstechnisch risico
Toetswaarde solvabiliteit
5,6
Vereist eigen vermogen (artikel 132 Pensioenwet)
0,6
Aanwezig vermogen 1
14,0
–
91
23
379
334
1.055
–
640
(b)
1.967
1.700
(a+b)
15.613
13.200
13.717
11.431
99,4 Saldo vereist versus aanwezig eigen vermogen
Ondanks een positief resultaat op de beleggingen van 13,04% steeg de dekkingsgraad maar beperkt. De belangrijkste reden hiervoor is een verdere daling van de marktrente van 2,74% naar 2,42%. Als gevolg van de gedaalde rente stegen de pensioenverplichtingen met een negatieve invloed op de dekkingsgraad van 7,0%. De dekkingsgraad ultimo 2012 is positief beïnvloed door de aanpassing van de door DNB voorgeschreven rentecurve. De DNB-marktrente houdt naast de bestaande driemaandsmiddeling rekening met een Ultimate Forward Rate (UFR). Het positieve effect van deze aanpassing was eind 2012 circa 2,6%. De kans dat het pensioenfonds moet korten is nog steeds reëel en in het verslagjaar verder gestegen. Het herstelplan geeft het pensioenfonds steeds minder tijd om nog te herstellen tot het minimum solvabiliteitsniveau. Het is binnen het resterende tijdsbestek lastig om actief de kans op korten te verminderen; het pensioenfonds is afhankelijk van de beweging op de financiële markten. Opstelling Vereist Eigen Vermogen Om het solvabiliteitsrisico te beheersen dient het pensioenfonds PGB buffers in het vermogen aan te houden. Bij de berekening van deze buffers past het pensioenfonds PGB een partieel intern model toe. Dit betekent dat de standaardmethode van DNB wordt aangevuld voor risico’s die niet gemodelleerd zijn in het standaard model van DNB, maar die het pensioenfonds PGB wel relevant acht. De belangrijkste aanvullingen hebben betrekking op de separate modellering van inflatieobligaties en actief beheerde aandelenportefeuilles.
PGB JAARVERSLAG 2012
374 1.443
S4 Grondstoffenrisico
99,4
Overrendement
484 1.609
S3 Valutarisico S5 Kredietrisico
Renteverandering
11.500
Buffers:
2011 %
–
13.646
Voorziening pensioenverplichtingen (FTK-waardering) (a)
2012 %
Premie
31 dec. 2011
S1 Renterisico
Dekkingsgraad De dekkingsgraad heeft zich als volgt ontwikkeld:
Dekkingsgraad per 1 januari
31 dec. 2012
–
1.896
–
1.769
1. Het Aanwezig vermogen bestaat uit het Stichtingskapitaal en reserves en de Technische voorzieningen.
Bij de vaststelling van het vereist eigen vermogen wordt van de feitelijke beleggingsmix uitgegaan om aan te sluiten bij de actuele balans. Daarbij wordt gerekend met de evenwichtssituatie. De evenwichtssituatie is de fictieve situatie waarbij de algemene reserve exact toereikend is om het totale effect van voorgeschreven negatieve scenario’s op te vangen. De eerste stap (iteratie) bij de vaststelling van het vereist eigen vermogen is ter bepaling van de buffer voor de feitelijke beleggingen en verplichtingen. Eind 2012 bedraagt deze zogeheten toetswaarde solvabiliteit 1.813 (2011: 1.548). Het vereist eigen vermogen in de evenwichtssituatie bij de feitelijke beleggingsmix bedraagt eind 2012 1.967 (2011: 1.700). De waarde in de evenwichtssituatie is hoger dan de berekening volgens de eerste iteratie, omdat er voor het verschil tussen het vereist eigen vermogen en het aanwezige vermogen ook weer een buffer moet worden aangehouden. Het vereist eigen vermogen in de evenwichtssituatie van de strategische beleggingsmix is 114,7% en bedraagt 2.003 (2011: 1.675). Renterisico (S1) Het renterisico is impliciet het risico dat het saldo van de waarden van de beleggingsportefeuille in vastrentende waarden en van de pensioenverplichtingen verandert als gevolg van veranderingen in de marktrente. Hieruit volgt het
5
5
JAARREKENING 2012
expliciete renterisico op de dekkingsgraad wat ontstaat omdat de kasstromen van de beleggingsportefeuille niet overeenkomen met de kasstromen van de pensioenverplichtingen. Voor de beheersing van het renterisico bewaakt het pensioenfonds PGB maandelijks de kasstromen van de beleggingsportefeuille in vastrentende waarden en stemt die af op de voorziening pensioenverplichtingen. Gedurende het verslagjaar is de strategische renteafdekking bijgesteld van 60% naar 55%. De tactische ruimte is gehandhaafd op een bandbreedte van 2,5%.
Op de balansdatum is de duratie van de totale beleggingsportefeuille korter dan de duratie van de nominale verplichtingen. Er is derhalve sprake van een zekere vorm van ‘duratieongelijkheid’. Dit betekent dat bij een rentestijging de waarde van de totale beleggingen minder snel daalt dan de waarde van de verplichtingen (bij toepassing van de actuele marktrentestructuur), waardoor de dekkingsgraad zal stijgen. Bij een rentedaling zal de waarde van de totale beleggingen minder snel stijgen dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad zal dalen.
Het renterisico is berekend met inachtneming van de kasstromen van de vastrentende waarden (kasstroommethode). De stijging van de reservering voor het renterisico binnen het vereist eigen vermogen houdt verband met de sterk gedaalde marktrente en de neerwaartse aanpassing van de renteafdekking. Voor de verschillende looptijdsegmenten worden limieten gehanteerd. De rentegevoeligheid wordt onder andere gemeten door middel van de duratie. De duratie is de (met de contante waarde van de kasstromen) gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren.
Het pensioenfonds PGB voert een actief beleid ten aanzien van het renterisico door de toepassing van cashflow matching. De kasstromen in de verschillende looptijdsegmenten van de toekomstige pensioenverplichtingen worden voor 55% afgedekt (‘gematcht’) met kasstromen uit de beleggingsportefeuille. Het matchen van de kasstromen gebeurt door het kopen van langlopende obligaties en door middel van het inzetten van renteswaps.
Balanswaarde in miljoenen euro’s
31 dec. 2012
31 dec. 2011
Duratie van de: - vastrentende waarden (voor rentederivaten) - rentederivaten
8.249 279
8,3 14,9
8,2 18,2
- (nominale) pensioenverplichtingen
13.646
16,2
16,5
Op basis van de verwachte kasstromen volgens actuariële grondslagen ziet de planning van het pensioenfonds er op de lange termijn als volgt uit:
Bedragen in miljoenen euro’s
Vastrentende waarden Derivaten Pensioenverplichtingen Saldo
5
6
Balanswaarde
Totale nominale kasstroom
<1 jaar
1-5 jaar
5 - 10 jaar
10 - 20 jaar
> 20 jaar
8.249
8.166
416
1.610
1.725
2.324
2.091
279
3.203
75
332
316
1.087
1.393
13.646
21.704
439
1.909
2.652
5.847
10.857
− 5.118
− 10.335
52
33
611
− 2.436
− 7.373
−
PGB JAARVERSLAG 2012
JAARREKENING 2012
Het pensioenfonds PGB heeft het verschil in de rentetypische looptijd teruggebracht door het aangaan van renteswaps en bewaakt bovendien de rentegevoeligheid op de looptijd van de rentecurve. Bij een renteswap wordt een vaste lange rente geruild tegen een variabele korte rente. Het pensioenfonds PGB ontvangt in dit geval een lange rente, vergelijkbaar met de kasstroom van een langlopende obligatie en betaalt daarvoor een variabele korte rente (bijvoorbeeld 6-maands Euribor). Hierdoor wordt de ongelijkheid van de kasstromen verkleind, maar het pensioenfonds PGB wordt wel blootgesteld aan de ontwikkeling van de korte rente die het aan de tegenpartij dient te betalen. Bij het afsluiten van een renteswap kunnen dus ongelijkheidsrisico’s worden afgedekt en worden nieuwe risico’s geïntroduceerd die gepaard gaan met dit soort instrumenten (zoals liquiditeits-, tegenpartij- en juridisch risico). Deze risico’s worden onder meer afgedekt door het opeisen van onderpand en het afsluiten van contracten. Bedragen in miljoenen euro’s Stand bij 1% rentedaling
Stand ultimo boekjaar
Stand bij 1% rentestijging
15.870
13.646
11.491
8.830
8.249
734
279
−
7
5.118
−
4.027
Voorziening pensioenverplichtingen Vastrentende waarden (exclusief derivaten) Rentederivaten Saldo ultimo boekjaar
−
6.306
−
7.471
De looptijdverdeling van de vastrentende waarden is als volgt: Bedragen in miljoenen euro’s 31 december 2012 % Resterende looptijd < 1 jaar
31 december 2011 %
1.490
18
1.107
17
917
11
930
15
Resterende looptijd 5 - 10 jaar
1.127
14
932
15
Resterende looptijd > 10 jaar
4.715
57
3.363
53
Balanswaarde
8.249
100
6.332
100
Resterende looptijd 1 - 5 jaar
Risico zakelijke waarden (S2) Het vereist eigen vermogen voor aandelenrisico inclusief vastgoedbeleggingen en infrastructuur is gebaseerd op een grote koersdaling van de index. Daarbij geldt een onderscheid tussen beursgenoteerde aandelen 'mature markets' (78%) en aandelen 'emerging markets' (22%). De laatste categorie is risicovoller dan de eerste: aandelen van dit type blijken grotere waardeschommelingen te kennen dan beursgenoteerde aandelen op volwassen markten.
PGB JAARVERSLAG 2012
5
7
JAARREKENING 2012
Binnen mature en emerging markets wordt het aandelenrisico verder gesplitst naar actief en passief beheer voor de berekening van de buffer. Een nadere detaillering van de beleggingen in vastgoed en infrastructuur naar de aard van de belegging is als volgt: Bedragen in miljoenen euro’s 31 december 2012 %
31 december 2011 %
Kantoren
26
2
37
3
Winkels
29
2
41
3
1
0
2
0
Fondsbeleggingen in vastgoed en infrastructuur
1.263
96
1.148
94
Balanswaarde
1.319
100
1.228
100
Woningen
De segmentatie van vastgoed en infrastructuur naar regio is als volgt: Bedragen in miljoenen euro’s 31 december 2012 %
31 december 2011 %
Europa
944
72
952
Noord-Amerika
110
8
56
5
Pacific
216
16
110
9
49
4
110
9
1.319
100
1.228
100
Emerging markets Balanswaarde
77
Bij deze tabel is gebruikgemaakt van het inzicht in de feitelijke posities van de indirecte beleggingen. Van de beleggingen in Europees vastgoed en infrastructuur bevindt 319 (2011: 360) zich in Nederland.
De segmentatie van de aandelenportefeuille naar sector is als volgt: Bedragen in miljoenen euro’s 31 december 2012 % Financiële instellingen Handel en industriële bedrijven
31 december 2011 %
530
13
432
13
1.827
47
1.599
47
Serviceorganisaties
531
13
484
14
Andere instellingen
1.081
27
896
26
Balanswaarde
3.969
100
3.411
100
5
8
PGB JAARVERSLAG 2012
JAARREKENING 2012
De segmentatie van de aandelenportefeuille naar regio is als volgt: Bedragen in miljoenen euro’s 31 december 2012 %
31 december 2011 %
Europa
1.151
29
1.361
Noord Amerika
1.470
37
994
29
Pacific
423
11
401
12
Emerging markets
925
23
655
19
3.969
100
3.411
100
Balanswaarde
40
Bij bovenstaande tabel is gebruikgemaakt van het inzicht in de feitelijke posities van de indirecte beleggingen.
Valutarisico (S3) Valutarisico is het risico dat de waarde van een belegging wijzigt als gevolg van veranderingen in valutakoersen. Met het beleggen in vreemde valuta wordt een valutarisico genomen, aangezien de verplichtingen in euro’s luiden. Het strategische valutabeleid van het pensioenfonds PGB is gericht op het grotendeels afdekken van valutaposities met behulp van valutatermijncontracten. Specifiek voor aandelen in de Emerging Markets hanteert het pensioenfonds PGB een pragmatische aanpak door een combinatie van valutatermijncontracten in te zetten, zijnde een derde US Dollar, een derde (lokale) Emerging Markets valuta’s en een derde niet afdekken. Het verschil tussen deze pragmatische aanpak en de daadwerkelijk Emerging Markets valuta’s is een basisrisico. Dit risico wordt geprefereerd boven het niet afdekken van valutarisico in de Emerging Markets. Het aandeel dat buiten de euro wordt belegd, bedraagt ultimo boekjaar circa 33% (2011: circa 34%) van de beleggingsporte-
feuille. De belangrijkste vreemde valuta daarin zijn in procenten: USD 46%, GBP 11% en JPY 8% (2011: USD 41%, GBP 15% en JPY 9%). Het strategisch beleid van het pensioenfonds PGB is om vrijwel alle vreemde valutaposities af te dekken. In verband met de onzekerheid in het eurogebied is in de loop van het tweede halfjaar van 2012 besloten om maximaal een positie van 10% in vreemde valuta aan te houden. Eind 2012 is 92,1% (2011: 97,6 %) afgedekt naar de euro. Mede vanwege de lagere afdekking is de aan te houden buffer toegenomen tot 301 (2011: 64). Eind 2012 is de waarde van de uitstaande valutatermijncontracten 97 (2011: – 235). De beleggingen in vreemde valuta kunnen per categorie als volgt worden gespecificeerd:
Bedragen in miljoenen euro’s 31 december 2012 % Vastgoed en infrastructuur Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige Balanswaarde
–
31 december 2011 %
687
15
218
6
3.357
75
3.259
85
458
10
356
9
6
0
0
0
1
0
11
0
4.497
100
3.844
100
Bij deze tabel is gebruikgemaakt van het inzicht in de feitelijke posities van de indirecte beleggingen.
PGB JAARVERSLAG 2012
5
9
JAARREKENING 2012
De valutapositie voor en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven: Bedragen in miljoenen euro’s Voor
31-12-2012 Valutaderivaten
Netto positie (na)
31-12-2011 Netto positie (na)
12.363
11.060
67
69
EUR
9.314
GBP
479
–
546
JPY
339
–
19
320
15
USD
2.089
–
1.714
375
-260
Overige
1.590
–
673
917
560
97
13.908
11.444
13.811
3.049 –
Bij deze tabel is gebruikgemaakt van het inzicht in de feitelijke posities van de indirecte beleggingen.
Grondstoffenrisico (S4) De actuele waarde van de posities in grondstoffen bedraagt – 6 (2011: 1). De posities zijn opgebouwd met behulp van derivaten. De onderliggende waarde bedraagt 464 (2011: 293). Het beperkte aandeel van grondstoffenexposure in de totale beleggingsportefeuille zorgt ervoor dat het pensioenfonds PGB slechts in geringe mate gevoelig is voor een daling in de grondstoffenprijzen. Kredietrisico (S5) Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het pensioenfonds PGB als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het pensioenfonds PGB (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst en marktpartijen waarmee over the counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan. Beheersing van het kredietrisico vindt plaats door diversificatie, het stellen van positielimieten voor tegenpartijen, zowel op product- als op totaalniveau, het stellen van limieten voor de kredietbeoordeling van de portefeuilles, tegenpartijen en het land van hoofdtoezicht op deze tegenpartijen, het vragen van onderpand en het hanteren van prudente verstrekkings-
normen. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het pensioenfonds PGB enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het pensioenfonds PGB enkel gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten, zodat posities van het pensioenfonds PGB adequaat worden afgedekt door onderpand. Deze zekerheden bestaan alleen uit liquide middelen en hoogwaardige staatsobligaties. Liquide middelen worden op deposito uitgezet bij tegenpartijen met een kredietwaardigheid van minimaal A-, gevestigd in een (toezicht)land met een kredietwaardigheid van minimaal AA. Voorts worden positielimieten aangehouden voor deposito’s en voor een totaalbedrag aan vorderingen (bijvoorbeeld als gevolg van nettoderivatenposities). Het kredietrisico is berekend op basis van de verwachte kasstromen van alle vastrentende waarden (kasstroommethodiek). In de onderstaande tabel wordt de verdeling van de vastrentende beleggingen naar sector weergegeven: Bedragen in miljoenen euro’s 31 december 2012 %
31 december 2011 %
Overheidsinstellingen
5.232
63
3.562
56
Financiële instellingen
1.476
18
1.295
21
Handel en industriële bedrijven
1.148
14
1.042
16
Serviceorganisaties
319
4
295
5
Andere instellingen
74
1
138
2
8.249
100
6.332
100
Balanswaarde
6
0
PGB JAARVERSLAG 2012
JAARREKENING 2012
In de onderstaande tabel wordt de verdeling van de vastrentende beleggingen naar perifere eurolanden weergegeven: Bedragen in miljoenen euro’s Per 31 december 2012
Staatobligaties
Staats gegarandeerde bedrijfsobligaties
Bedrijfsobligatie
Totaal
55
Italië
—
—
55
Spanje
—
—
2
2
Ierland
—
—
10
10
Portugal
—
—
—
—
Totaal
—
—
67
67
Bedragen in miljoenen euro’s Per 31 december 2011
Staatobligaties
Staats gegarandeerde bedrijfsobligaties
Bedrijfsobligatie
Totaal
Italië
—
—
130
130
Spanje
—
—
55
55
Ierland
—
7
8
15
Portugal
—
—
6
6
Totaal
—
7
199
206
Vanwege het besluit slechts in hoogwaardige Europese staatsobligaties te beleggen, heeft het pensioenfonds PGB bewust een concentratierisico geaccepteerd op voornamelijk Nederland en Duitsland. Het pensioenfonds PGB heeft alleen bedrijfsobligaties met een minimale kredietwaardigheid van BBB en stuurt de portefeuille op een gewogen gemiddelde kredietkwaliteit van A. Vanwege de risicoconcentratie in de financiële sector in het universum van de benchmark heeft het bestuur besloten een maximum van 25% in te stellen voor de
financiële instellingen. Voorts beperken beleggingen in banken zich tot banken met een hoge kredietwaardigheid. Het pensioenfonds PGB heeft geen posities in Hongarije en Griekenland. Wel heeft zij een verwaarloosbare positie in Cyprus. Ten aanzien van de kredietwaardigheid van de debiteuren van de vastrentende portefeuille kan het volgende overzicht worden gegeven: Bedragen in miljoenen euro’s 31 december 2012 %
31 december 2011 %
AAA
3.511
43
3.378
AA
1.717
21
396
54 6
A
1.676
20
1.407
22
BBB
39
—
128
2
BB
—
—
3
—
B
—
—
5
—
Lager dan B
—
—
2
—
Geen Rating
1.306
16
1.013
16
Balanswaarde
8.249
100
6.332
100
PGB JAARVERSLAG 2012
6
1
JAARREKENING 2012
Bij deze tabel is gebruik gemaakt van het inzicht in de feitelijke posities van de indirecte beleggingen. De categorie ‘Geen rating’ bevat 1.291 (99%) aan deposito’s (2011: 921). Actuariële risico’s (S6) Verzekeringstechnische risico’s De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van lang leven, kort leven en arbeidsongeschiktheid. Het langlevenrisico is het belangrijkste verzekeringstechnische risico. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichtingen. Door toepassing van de meest recente prognosetafel 2012 - 2062 van het Actuarieel Genootschap is het langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen. Het kortlevenrisico betekent dat het pensioenfonds PGB in geval van overlijden voor de leeftijd van 65 jaar mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen. Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit. Voor de risico’s van overlijden voor de leeftijd van 65 en voor het arbeidsongeschiktheidsrisico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De AG prognosetafel van de overlevingskansen 2012-2062 met startjaar 2013 is ingevoerd en toegepast bij de technische analyse. Voorts heeft een kwalitatieve beoordeling van de populatie van de recent aangesloten werkgevers en collectief overgedragen pensioenverplichtingen (eveneens industrie met volcontinue arbeid) niet tot aanpassing geleid in de veronderstellingen voor door het pensioenfonds PGB specifiek toegepaste ervaringssterfte. Het pensioenfonds PGB bewaakt de sterfteresultaten. De uitkomsten in 2012 geven geen aanleiding tot aanpassing van de ervaringssterfte. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden periodiek beoordeeld.
Liquiditeitsrisico (S7) Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het pensioenfonds PGB op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Bij een oordeel over dit risico moet tevens rekening worden gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Daarnaast kan de financiële afwikkeling van derivaten grote mutaties teweegbrengen in de liquide middelen. Het pensioenfonds PGB heeft relatief grote posities in (passief beheerde) staatsobligaties en (passief beheerde) aandelen in Noord-Amerika en in Europa. Deze beleggingen kunnen relatief snel, zonder direct waardeverlies te leiden, te gelde worden gemaakt om een eventuele onvoorziene uitstroom van geldmiddelen te financieren. Het pensioenfonds PGB volgt de ontwikkeling van de liquiditeitspositie en het liquiditeitsrisico op maandbasis. Op dit moment wordt geen buffer berekend voor dit risico. Concentratierisico (S8) Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Het concentratierisicobeleid is erop gericht om te voorkomen dat als gevolg van ontoereikende spreiding binnen de portefeuille een specifieke ontwikkeling of gebeurtenis een bovengemiddeld effect heeft op de waarde van de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds. Het belangrijkste instrument dat het pensioenfonds PGB hiertoe inzet betreft spreiding over meerdere beleggingscategorieën, regio’s, landen, sectoren en debiteuren. Om het concentratierisico te bepalen, worden alle instrumenten met dezelfde debiteur gesommeerd. Als grote post wordt aangemerkt elke gesommeerde positie die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Per 31 december 2012 is hier alleen sprake van bij staatsobligaties van de volgende landen:
Gezien de omvang van het pensioenfonds wordt geen gebruikgemaakt van herverzekering. Toeslagrisico Het bestuur van het pensioenfonds PGB heeft de ambitie om op de pensioenen toeslag te verlenen. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, beleggingsrendementen, prijsinflatie en demografie. Wanneer deze componenten zich ongunstig ontwikkelen, bestaat het risico dat het pensioenfonds PGB geen indexatie kan verlenen. In het meest ongunstige geval bestaat het risico dat de aanspraken zelfs verminderd moeten worden. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de toeslagverlening voorwaardelijk is. Het toeslagrisico betreft een risico voor de deelnemers.
6
2
PGB JAARVERSLAG 2012
JAARREKENING 2012 Bedragen in miljoenen euro’s 31 december 2012 %
31 december 2011 %
Nederland
1.924
13,5
1.371
11,4
Duitsland
1.450
10,2
1.071
8,9
Oostenrijk
667
4,7
454
3,8
Frankrijk
633
4,5
398
3,3
4.674
32,9
3.294
27,4
Balanswaarde
Vanwege het besluit uitsluitend in hoogwaardige Europese staatsobligaties te beleggen, heeft het pensioenfonds PGB bewust een concentratierisico geaccepteerd op voornamelijk Nederland en Duitsland. De belangrijkste vorm van concentratierisico in de verplichtingen van het pensioenfonds PGB is de demografische opbouw van de deelnemers. Gegeven de aard is dit risico niet te beïnvloeden. Voor het pensioenfonds PGB is ultimo 2012 een man-vrouwverhouding van 66:34 (2011: 64:36) van toepassing. De gemiddelde leeftijd van de deelnemers, gewogen naar de verplichtingen, is 61,2 jaar (2011: 61,1 jaar). Het bestuur volgt de potentiële concentraties in de activa of verplichtingen nauwlettend en beoordeelt de grote posities op maandbasis. Er worden geen financiële buffers voor concentratierisico’s aangehouden. Operationeel risico (S9) Operationeel risico is het risico van een onjuiste afhandeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico’s worden door het pensioenfonds PGB beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de uitvoeringsorganisatie. Het niveau van de dienstverlening is vastgelegd in een Service Level Agreement. Op basis van periodieke rapportages wordt de kwaliteit van de dienstverlening door het bestuur getoetst. Aanvullend toont de uitvoeringsorganisatie met een ISAE 3402 type II-verklaring aan dat zij de operationele risico’s van de uitvoering van de pensioenregeling en het vermogensbeheer op een adequate wijze beheerst. Met deze verklaring bevestigt de accountant van de uitvoeringsorganisatie dat de beheersmaatregelen en de beheersstructuur in opzet, bestaan en werking aanwezig is en dat door de beheersmaatregelen de beheersdoelstellingen ook daadwerkelijk worden bereikt. In maart 2013 heeft de uitvoeringsorganisatie de ISAE 3402 type II-verklaring over de periode 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 aan het pensioenfonds PGB overlegd. Onder de scope van de verklaring vallen de processen inzake vermogensbeheer en pensioenbeheer. De uitvoeringsorganisatie van het pensioenfonds PGB beoordeelt ieder jaar de ISAE 3402-verklaringen van de grote uitbestedingsrelaties van het pensioenfonds. Op basis van het uitbestedings- en integratiebeleid van het pensioenfonds PGB wordt een analyse gemaakt en worden de aandachtspunten
PGB JAARVERSLAG 2012
gerapporteerd aan het risk- and audit committee van het pensioenfonds. Van twee van de drie relaties is een dergelijke verklaring beschikbaar. Indien nodig worden aanvullende controlemaatregelen uitgevoerd, zoals een ad hoc operational audit. Voor een derde partij zijn deze controlewerkzaamheden uitgevoerd. In het verslagjaar is aandacht besteed aan de juridische situatie van de zogenaamde non-custody assets, waarbij per belegging is beoordeeld hoe het eigendomsrecht vastgesteld wordt. Voorts is de documentatie met derivatenpartijen aangescherpt. Voor het operationeel risico wordt geen buffer aangehouden. Specifieke financiële instrumenten (derivaten) Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruikgemaakt van financiële derivaten. Als hoofdregel geldt dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. Het pensioenfonds PGB gebruikt derivaten hoofdzakelijk om grote financiële risico’s af te dekken binnen de door het bestuur gestelde limieten. Een van de belangrijkste risico’s bij derivaten is het kredietrisico. Dit is het risico dat tegenpartijen niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met te goeder naam en faam bekend staande partijen. Bovendien geldt dat zoveel mogelijk wordt gewerkt met onderpand. Gebruik kan worden gemaakt van onder meer de volgende instrumenten: Valutatermijncontracten: dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten worden valutarisico’s afgedekt. Renteswaps: dit betreft met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het uitwisselen van rentebetalingen over een nominale hoofdsom. Door middel van renteswaps kan het pensioenfonds PGB de rentegevoeligheid van de portefeuille beïnvloeden. Grondstofderivaten: Grondstoffen ofwel commodities vormen een beleggingscategorie waarin wordt geïnvesteerd door middel van afgeleide financiële instrumenten in onder andere energie en grondstoffen.
6
3
JAARREKENING 2012
Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities per 31 december 2012: Bedragen in miljoenen euro’s Type contract
Valutatermijncontracten
Renteswaps
Grondstoffenswaps
Balanswaarde
6
4
Expiratiedatum
Onderliggend
Contractomvang
Actuele waarde activa
Actuele waarde passiva
2013
AUD
92
5
—
2013
BRL
78
4
—
2013
CAD
106
7
—
2013
GBP
562
18
—
2013
HKD
53
3
—
2013
INR
45
1
—
2013
JPY
23
3
—
2013
KRW
80
—
—
2013
NOK
28
—
—
2013
SEK
65
2
—
2013
SGD
26
1
—
2013
TWD
75
3
—
2013
USD
1.758
47
—
2013
ZAR
45
3
—
3.036
97
—
2013 t/m 2022
EUR
50
6
—
2023 t/m 2032
EUR
792
86
—
2033 t/m 2042
EUR
947
38
3
2043 t/m 2052
EUR
1.105
125
43
2053 t/m 2060
EUR
275
70
—
3.169
325
46
2013
Index USD
278
—
4
2014
Index USD
186
—
2
464
—
6
422
52
PGB JAARVERSLAG 2012
JAARREKENING 2012
Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities per 31 december 2011: Bedragen in miljoenen euro’s Type contract
Valutatermijncontracten
Renteswaps
Grondstoffenswaps
Expiratiedatum
Onderliggend
Contractomvang
Actuele waarde activa
Actuele waarde passiva
2012
AUD
169
1
9
2012
BRL
74
—
—
2012
CAD
104
—
5
2012
CHF
131
—
2
2012
GBP
599
1
15
2012
HKD
57
—
3
2012
INR
41
—
—
2012
JPY
297
—
16
2012
KRW
71
—
2
2012
NOK
18
—
—
2012
SEK
59
—
1
2012
SGD
31
—
1
2012
TWD
62
—
3
2012
USD
4.345
38
216
2012
ZAR
41
—
2
6.099
40
275 —
2012 t/m 2021
EUR
50
5
2022 t/m 2031
EUR
1.415
183
—
2032 t/m 2041
EUR
1.005
201
19
2042 t/m 2051
EUR
850
145
—
2052 t/m 2061
EUR
380
62
—
3.700
596
19
293
3
2
293
3
2
639
296
2012
Index USD
Balanswaarde
Per balansdatum zijn in het kader van derivaten door het pensioenfonds PGB zekerheden ontvangen voor een bedrag van 421 (2011: 445) en gesteld voor een bedrag van 7 (2011: 38). De omvang van de ontvangen/gestelde zekerheden wordt per individuele tegenpartij bepaald, waarbij de netto waarde wordt gehanteerd van de derivatenposities voor de desbetreffende tegenpartij. Dit verklaart het verschil tussen de balanspost en de omvang van de ontvangen en gestelde zekerheden.
PGB JAARVERSLAG 2012
6
5
JAARREKENING 2012
Onderstaande tabel geeft inzicht in de samenstelling van het ontvangen en gestelde onderpand inzake derivaten: Bedragen in miljoenen euro’s 31 december 2012
31 december 2011
340
240
Onderpand ontvangen in liquiditeiten Onderpand gesteld in liquiditeiten
—
—
Onderpand ontvangen in de vorm van (staats)obligaties
81
205
Onderpand gesteld in de vorm van (staats)obligaties
–
Subtotaal onderpand
–
Opgelopen Interest Subtotaal derivaten inclusief schuldpositie Overdekking
Het pensioenfonds heeft verschillende maatregelen genomen om de posities in verstrekte en ontvangen zekerheden te beheersen en te monitoren. Zo stelt het pensioenfonds limieten aan tegenpartijen op totaalniveau. Daarbij volgt het pensioenfonds op dagbasis de hoogte van de ontvangen en gestelde zekerheden. De omvang van de zekerheden moet in samenhang worden gezien met de gesaldeerde waarde van de derivatenposities per tegenpartij. Indien hiertoe aanleiding is, worden van tegenpartijen aanvullende zekerheden gevraagd of gesteld. De afwikkeling hiervan vindt niet per dezelfde datum plaats, waardoor kortstondig een over- of onderdekking ontstaat. Op balansdatum heeft het pensioenfonds een overdekking van 8 (2011: 15).
6
6
38 407
422
Derivaten met een negatieve waarde
Het pensioenfonds heeft voor een totaalbedrag van 7 (2011: 38) aan (staats)obligaties als onderpand verstrekt als gevolg van een negatieve waardeontwikkeling van rentederivaten. Dit bedrag is verantwoord onder de vastrentende waarden. Het verstrekte onderpand staat niet ter vrije beschikking van het pensioenfonds.
–
414
Derivaten met een positieve waarde
Het pensioenfonds heeft eind 2012 421 (2011: 445) aan onderpand ontvangen in de vorm van liquiditeiten en hoogwaardige staatsobligaties als gevolg van een positieve waardeontwikkeling van de derivatenposities. Het ontvangen onderpand in de vorm van liquiditeiten is herbelegd in deposito’s. De ontvangen obligaties staan niet ter vrije beschikking van het pensioenfonds.
7
639
52
–
296
36
49
406
392
8
15
NIET IN DE BALANS OPGENOMEN ACTIVA EN VERPLICHTINGEN Investeringsverplichtingen Vooruitlopend op verwachte inkomende kasstromen bestaan er per balansdatum de volgende investerings- en stortingsverplichtingen: Bedragen in miljoenen euro’s 31 dec. 2012
31 dec. 2011
Vastgoed
21
68
Infrastructuur
43
91
64
159
Deze verplichtingen zullen naar verwachting voor circa 50% (2011: 60%) in het komend boekjaar worden afgewikkeld. Het restant zal grotendeels in het daaropvolgende jaar worden afgewikkeld. Overnameverplichtingen In 2012 is met een aantal bedrijven overeenstemming bereikt over hun aansluiting per 1 januari 2013. In alle gevallen betreft het een aansluiting voor toekomstige op te bouwen pensioenaanspraken. Aangezien er geen collectieve waardeoverdrachten plaatsvinden van elders opgebouwde aanspraken, zijn er aan deze aansluitingen geen overnameverplichtingen verbonden.
PGB JAARVERSLAG 2012
JAARREKENING 2012
Overige verplichtingen Ten behoeve van het bestuursbureau is een kantoorruimte gehuurd. De verplichting voor het lopende huurcontract met een resterende looptijd van 3,25 jaar bedraagt 0,6. Verplichtingen uit hoofde van onderhoudscontracten en overige contracten bedragen 0,1. Verbonden partijen Identiteit van verbonden partijen Er is sprake van een relatie tussen het pensioenfonds, zijn uitvoeringsorganisatie, de aangesloten ondernemingen en hun bestuurders. Transacties met bestuurders Voor informatie over de beloning van bestuurders wordt verwezen naar de toelichting onder ‘Bezoldiging bestuurders en leden commissies’. Er zijn geen leningen verstrekt aan, noch is er sprake van vorderingen op (voormalige) bestuurders. Voor zover bestuurders deelnemen aan de pensioenregeling, gebeurt dit onder reguliere condities. Overige transacties met verbonden partijen Inzake de uitvoeringsovereenkomst tussen het pensioenfonds PGB en werkgevers met betrekking tot de financiering van de aanspraken en de uitvoering van de pensioenregeling, dienen beiden zorg te dragen voor de verplichtingen die voortvloeien uit de grafimedia-cao en het Pensioenreglement. Medewerkers van de uitvoeringsorganisatie en het bestuursbureau nemen deel aan de pensioenregeling van het pensioenfonds. Hierbij wordt gebruikgemaakt van reguliere excedentregelingen tegen standaardvergoedingen. De uitvoeringsorganisatie verricht haar werkzaamheden in een kantoorgebouw, welke in huur is van het pensioenfonds. De huurovereenkomst betreft een transactie op zakelijke gronden. Het kantoorgebouw is op 31 december 2012 gewaardeerd op 2,8 bij een jaarlijkse huurprijs van 0,6.
PGB JAARVERSLAG 2012
6
7
JAARREKENING 2012
TOELICHTING
OP DE STAAT VAN BATEN EN LASTEN 12 PREMIEBIJDRAGEN (VAN WERKGEVERS EN WERKNEMERS) Bedragen in miljoenen euro’s 2012
2011
Werkgeversgedeelte
115
99
Werknemersgedeelte
77
62
Eenmalige premiebijdragen
10
6
202
167
De totale bijdrage van werkgevers en werknemers aan de basis PGB-regeling bedraagt 19,5% (2011: 19,5%) van de pensioengrondslag, waarin 2% is opgenomen voor de financiering van voorwaardelijke backservicelasten. In de verantwoorde premie over 2012 is een toename ter grootte van circa 35 het gevolg van nieuwe aansluitingen.
De gewogen gemiddelde marktrente aan het begin van 2012 bedroeg 2,74% (2011: 3,47%). Als gevolg van de lage rentestand was voor het boekjaar 2012 de kostendekkende premie hoger dan de feitelijk ontvangen premie. Volgens de vereisten van het herstelplan droeg de premie in 2012 niet bij aan herstel. Het pensioenfonds heeft een zogenaamde ‘adempauze’ ingelast. De gepresenteerde kostendekkende premie is inclusief een solvabiliteitsopslag van 18%. De aan het boekjaar toe te rekenen premie is als batig saldo in de staat van baten en lasten verantwoord. De samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt: Bedragen in miljoenen euro’s 2012
2011
192
161
Inkoop aanspraken (ouderdoms- en partnerpensioen)
199
143
Risicopremie nabestaandenpensioen en arbeidsongeschiktheid
8
4
Kosten
6
4
37
26
250
177
Feitelijke premie Kostendekkende premie
De kostendekkende, gedempte en feitelijke premie volgens artikel 130 van de Pensioenwet zijn als volgt: Bedragen in miljoenen euro’s 2012
2011
Feitelijke premie
192
161
Kostendekkende premie
250
177
Gedempte premie
173
150
Opslag solvabiliteit
De kostendekkende en gedempte premie worden bepaald op basis van de grondslagen aan het begin van het boekjaar. Het pensioenfonds PGB hanteert een systeem voor vaststelling van de jaarlijkse inkoop van pensioen waarbij pas in het volgende boekjaar vastgesteld kan worden wat de werkelijke bedragen zijn. Met andere woorden, in het boekjaar werkt het pensioenfonds PGB met een schatting. Voor zover de uiteindelijke premie afwijkt van de schatting zal een corresponderende wijziging in de pensioenrechten worden verwerkt. Het effect van eventuele verschillen in de afloop van de premieschatting is per saldo nagenoeg nihil. Daarnaast wordt gebruikgemaakt van de mogelijkheid om de premie te dempen. Dit gebeurt door een rente te hanteren van 4,25%. Per jaar zal de werkelijke rente hiervan afwijken. Het effect van demping dient over een langere periode (art 128 PW) zodanig prudent te zijn dat (tenminste) de aangroei van de VPV voor pensioeninkoop gefinancierd is met de kostendekkende premies (KDP’s) in die periode. De kostendekkende premie conform artikel 130 van de Pensioenwet, fluctueert ook met de door DNB voorgeschreven marktrente.
6
8
PGB JAARVERSLAG 2012
JAARREKENING 2012
13 BELEGGINGSRESULTATEN Bedragen in miljoenen euro’s 2012
Directe beleggingsopbrengsten
Indirecte beleggingsopbrengsten
Kosten
Totaal
Vastgoed en infrastructuur
45
14
–
1
58
Aandelen
80
498
–
16
562
227
451
–
8
670
50
205
—
255
1
1
—
—
401
1.169
25
1.545
Directe beleggingsopbrengsten
Indirecte beleggingsopbrengsten
Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
–
–
Bedragen in miljoenen euro’s 2011
Vastgoed en infrastructuur
Kosten
Totaal
34
–
58
–
1
–
25
Aandelen
101
–
276
–
15
–
190
Vastrentende waarden
209
123
–
92
511
—
24
—
Derivaten Overige beleggingen
−
1 435
De directe beleggingsopbrengsten zijn verlaagd met de directe beleggingskosten van 25 (2011: 25) zoals door derden in rekening gebracht. De kosten zijn naar rato van de gemiddelde omvang van de beleggingen toegerekend. De kosten zijn als volgt opgebouwd: Bedragen in miljoenen euro’s
Beheervergoeding uitvoeringsorganisatie Beheervergoeding externe vermogensbeheerders Overige directe kosten vermogensbeheer
2012
2011
6
6
13
13
6
6
25
25
Beheervergoedingen van beleggingsfondsen zijn meegenomen in de waardering van deze beleggingsfondsen. Voor deze fondsen wordt derhalve het nettorendement verwerkt. Hiermee maken deze beheervergoedingen onderdeel uit van de indirecte beleggingsopbrengsten. Van het totale beleggingsresultaat van 1.545 is 2 (2011: 1) voor rekening van deelnemers op hun inleg vergoed. De vergoeding is gelijk aan het beleggingsrendement van het pensioenfonds PGB onder aftrek van 1% kosten.
PGB JAARVERSLAG 2012
–
276
–
9
323 603 –
25
25
686
14 OVERIGE BATEN Bedragen in miljoenen euro’s 2012
2011
FVP bijdragen
3
6
Vrijwillige premies (Anw-hiaat)
3
4
17
15
23
25
Premie voorwaardelijke backservicerechten
15 PENSIOENOPBOUW Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. 16 INDEXERING EN OVERIGE TOESLAGEN De ambitie voor toeslagverlening is om pensioenrechten en pensioenaanspraken jaarlijks zoveel mogelijk aan te passen aan de procentuele stijging van de geschoonde prijsindex, zoals vastgesteld door het CBS. Het bestuur beslist jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken kunnen worden aangepast. Met ingang van 1 januari 2013 heeft net
6
9
JAARREKENING 2012
als in 2012 geen toeslagverlening plaatsgevonden. De voorwaardelijke toeslagverlening wordt gefinancierd uit overrendementen. De premie bevat dus geen opslag voor toeslagverlening. Er is geen geld gereserveerd voor toekomstige toeslagen. Verder is in de richtlijn besluitvorming ‘dekkingsgraad en ontwikkeling pensioen’ als uitgangspunt gehanteerd dat bij een dekkingsgraad vanaf de ondergrens (dekkingsgraad van 115%) wordt getracht een gedeeltelijke toeslagverlening te realiseren. Bij een dekkingsgraad van meer dan 150% zal in eerste instantie gekeken worden naar nog openstaande inhaaltoeslagen en vervolgens naar aanpassing op basis van de loonindex en een eventuele premiekorting. Ook de inhaaltoeslag heeft een voorwaardelijk karakter. 17 RENTETOEVOEGING VOORZIENING PENSIOENVERPLICHTINGEN De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 1,544% (2011: 1,296%), zijnde de rente uit het eerste jaar van de door DNB voorschreven rentetermijnstructuur ultimo 2011 (2010). 18 ONTTREKKING UIT VOORZIENING PENSIOENVERPLICHTINGEN VOOR PENSIOENUITKERINGEN Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de uitkeerbare pensioenen van de verslagperiode. 19 ONTTREKKING UIT VOORZIENING PENSIOENVERPLICHTINGEN VOOR PENSIOENUITVOERINGSKOSTEN Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de kosten van de verslagperiode. 20 WIJZIGING VOORZIENING PENSIOENVERPLICHTINGEN 20.1 Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de door DNB voorgeschreven rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. 20.2 Correctie voorziening latent nabestaandenpensioen In 2012 heeft het pensioenfonds PGB de berekeningsmethodiek ter bepaling van het nabestaandenpensioen aangepast. In voorgaande jaren is gerekend met onbepaalde factoren voor nabestaandenpensioen bij bepaalde
7
0
verplichtingen. Hierdoor werd de pensioenverplichting te laag ingeschat. De aanpassing van de actuariële factoren heeft geleid tot een verhoging van de voorziening met 212 (1,8% van de pensioenverplichtingen) per begin 2012. In paragraaf 1.3 is een nadere toelichting opgenomen op deze aanpassing. 20.3 Wijziging overige actuariële uitgangspunten Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruikgemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien van sterfte, lang leven en arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen voor zowel de gehele bevolking als voor de populatie van het pensioenfonds. Met ingang van 31 december 2012 worden de verplichtingen gewaardeerd op de door het Actuarieel Genootschap gepubliceerde prognosetafel 2012-2062, met toepassing van de PGB leeftijdsafhankelijke ervaringssterfte. Als gevolg van de toegenomen levensverwachting is de voorziening pensioenverplichtingen per 31 december 2012 met 116 (1,0% van de pensioenverplichtingen) gestegen. 20.4 Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten In 2012 hebben de bedrijfstakken kartonnage en flexibele verpakkingen en verf- en drukinktindustrie en vier ondernemingspensioenfondsen de pensioenregeling ondergebracht bij het pensioenfonds PGB. De collectief overgenomen verplichtingen betreffen de aanspraken en toekenningen, welke zijn vastgesteld op 935. Het saldo van individuele waardeoverdrachten bedraagt 1. Verdere toelichting wordt gegeven onder paragraaf 23 Saldo overdracht van rechten. 20.5 Overige wijzigingen in de voorziening pensioenverplichtingen Bedragen in miljoenen euro’s 2012
2011
6
11
Resultaat op kanssystemen: Sterfte Arbeidsongeschiktheid
—
1
Mutaties
−
1
–
15
Overig
−
3
16
2
13
In 2011 heeft een ervaringssterfte onderzoek plaatsgevonden waarbij de sterftekansen zijn gekalibreerd voor de deelnemerspopulatie PGB. Er wordt geen vaste opslag meer toegepast op de voorziening pensioenverplichtingen. Zodoende moet het resultaat op sterfte, rekening houdend met vergrijzingseffecten, neutraler worden. Het sterfterisico in termen van onzekerheid in de contante waarde van toekomstige uitkeringen bij overlijden wordt versterkt door een daling van de rente.
PGB JAARVERSLAG 2012
JAARREKENING 2012
Voor het verslagjaar is vastgesteld dat de sterfte in lijn ligt met de uitkomsten van het onderzoek in 2011 en dat de populatie van toetredende fondsen in hoge mate vergelijkbaar is met de kern van pensioenfonds PGB: de grafische industrie. Het betreft industriële arbeid, die in ploegendienst wordt uitgevoerd. Hieruit blijkt, naar beste inschatting, dat op dit moment geen aanpassing voor de ervaringssterfte noodzakelijk is. 21 PENSIOENUITKERINGEN
bureau ingericht ter ondersteuning van de eigen bestuurstaken. Aan het eind van 2012 waren bij dit bureau 7 werknemers (6,6 fte) in dienst. De pensioenuitvoeringskosten van het bestuursbureau zijn verantwoord onder overige kosten en bedragen in 2012 0,8 (2011: 0,4). Aan het bestuur en medewerkers van het pensioenbureau zijn geen leningen, voorschotten of garanties verstrekt. Ook zijn aan het pensioenfonds PGB in het afgelopen jaar geen dwangsommen en boetes opgelegd.
Bedragen in miljoenen euro’s
Ouderdomspensioen Nabestaandenpensioen (partnerpensioen)
2012
2011
300
266
84
78
Wezenpensioen
1
1
Premierestitutie/afkoopsommen
3
5
16
21
3
3
407
374
Vervroegd pensioen Anw-hiaat
Door het bestuur is besloten om per 1-1-2012 en per 1-1-2013 geen toeslag op de pensioenuitkeringen toe te kennen. De post afkoopsommen betreft de afkoop van pensioenen, die lager zijn dan € 438,44 (2011: € 427,29) per jaar. De sterke toename van de pensioenuitkeringen wordt verklaard door autonome groei en pensioenuitkeringen van de nieuwe aansluitingen.
Honoraria accountant Onder de overige kosten zijn de honoraria opgenomen van de externe accountant. Deze kosten bedragen 131 duizend (2011: 50 duizend) en hebben betrekking op de controle van de basisgegevens, ‘z-score en performancetoets’, normportefeuille, jaarrekening en verslagstaten. De kostenstijging houdt voornamelijk verband met een afrekening over het vorige verslagjaar. Bezoldiging bestuurders en leden commissies In het verslagjaar trad een nieuwe bestuurder tot het bestuur toe die eerder voor het fonds werkzaam was als adviseur en is per saldo het aantal vergoede bestuursdagen toegenomen. De bezoldiging van de leden van het bestuur is mede daardoor gestegen (van 730 duizend in 2011 naar 866 duizend in 2012), terwijl de kosten voor adviseurs zijn gedaald (van 207 duizend in 2011 naar 99 duizend in 2012). De bezoldiging van de leden van het bestuur, inclusief bestuurscommissies, verantwoordingsorgaan en deelnemersraad is als volgt opgebouwd: Bedragen in duizenden euro’s
22 PENSIOENUITVOERINGSKOSTEN De pensioenuitvoeringskosten van 15 (2011: 12) hebben betrekking op de kosten van de uitvoeringsorganisatie, de kosten van het bestuursbureau (personeel en huisvesting), de bezoldigingen van bestuurders en adviseurs en de inkoop van overige diensten. De kosten vermogensbeheer van 25 (2011: 25) zijn in mindering gebracht op de directe beleggingsopbrengsten (zie toelichting onder noot 13).
2012
2011
Voorzitters
223
284
Overige bestuursleden, verantwoordingsorgaan en deelnemersraad
643
446
99
207
965
937
Adviseurs bestuurscommissies
De opbouw van de pensioenuitvoeringskosten is als volgt: Bedragen in miljoenen euro’s
Beheervergoeding uitvoeringsorganisatie Overige kosten
2012
2011
13
9
2
3
15
12
De werkzaamheden worden voor het merendeel verricht door werknemers die in dienst zijn bij de uitvoeringsorganisatie. In de loop van 2011 heeft het pensioenfonds PGB een bestuurs-
PGB JAARVERSLAG 2012
Door sociale partners en een extern bureau is voor de bestuursbeloningen in 2011 een nieuw vergoedingensysteem ontworpen. Dat is gebeurd met behulp van de zogenaamde CATS-methodiek, in de grafische sector gebruikelijk voor functiewaardering. De vergoeding is afhankelijk van de te besteden tijd (minimaal 1,5 dag en maximaal 3 dagen), de zwaarte van de functie en de ervaring. Omdat bestuurders niet in dienst zijn van het fonds zijn de vakantietoeslag, vakantiedagen, pensioenvoorziening, arbeidsongeschiktheidsvoorziening en andere lasten die de werkgever normaal gesproken betaalt, omgerekend en verwerkt in de vergoeding. Er worden twee groepen onderscheiden. Als een bestuurder in groep 1 zit, ontvangt hij of zij maximaal € 725 per dag en in groep 2 maximaal € 950 per dag. Voor 2012 is géén prijscompensatie toegepast op de uit 2011 stammende beloningen.
7
1
JAARREKENING 2012
Indien een bestuurslid werkzaam is bij een aanwijzende organisatie, dan wordt de vergoeding uitgekeerd aan de betreffende organisatie. Aan de leden van het bestuur zijn geen leningen, voorschotten of garanties verstrekt.
De collectieve inkomende waardeoverdrachten zijn voor 842 ingebracht middels liquide middelen, voor 97 door de overdracht van beleggingen en 1 voor het restant middels de overdracht van vorderingen en schulden.
Het verantwoordingsorgaan (met afgevaardigden van werknemers, werkgevers en gepensioneerden) heeft in 2011 ingestemd met deze vergoedingsregeling.
Op het moment dat het contract wordt afgesloten, is een collectieve waardeoverdracht in principe dekkingsgraad neutraal. Tot het overdrachtsmoment loopt het pensioenfonds PGB echter het risico van een afwijkende ontwikkeling in de dekkingsgraad van het overdragende fonds. Indien de verplichtingen een gelijksoortig karakter hebben, wordt dit resultaat veroorzaakt door afwijkende beleggingsopbrengsten. In voorkomende gevallen wordt het hiermede samenhangende resultaat verantwoord onder de beleggingsopbrengsten. In het boekjaar betreft dit een positief resultaat van 10, hetgeen is verantwoord onder het resultaat op de overige beleggingen. De waarde van de verplichtingen en de daarbij behorende koopsom worden in het saldo van overdracht van rechten verantwoord. Hierbij wordt tevens rekening gehouden met de door de uitvoeringsorganisatie te maken kosten van het inregelen van de aanspraken in de pensioenadministratie. Een specificatie van de aansluitingen naar sector, onder vermelding van de aantallen betrokken deelnemers en de bijbehorende overgedragen verplichtingen, is opgenomen in bijlage 2.
23 SALDO OVERDRACHT VAN RECHTEN In 2012 hebben twee bedrijfstakken hun pensioenregeling ondergebracht bij het pensioenfonds PGB. Verder hebben meerdere ondernemingspensioenfondsen zich aangesloten bij de regeling van het pensioenfonds PGB. De aansluitingen vinden zoveel mogelijk dekkingsgraadneutraal plaats, waarbij de belangen worden bewaakt van zowel de aansluitende partijen als het pensioenfonds PGB. De twee grootste aansluitingen betreffen het bedrijfstakpensioenfonds Kartonnageen Flexibele Verpakkingenbedrijf met een totaal aan pensioenverplichtingen van 586 en het bedrijfstakpensioenfonds voor de Verf- en Drukinktindustrie met een totaal aan pensioenverplichtingen van 204. De overige aangesloten ondernemingspensioenfondsen en de individuele waardeovernamen vertegenwoordigen een totaal aan pensioenverplichtingen van 145. Bedragen in miljoenen euro’s 2012
2011
Inkomende waardeoverdrachten (individueel)
1
11
Inkomende waardeoverdrachten (collectief)
940
1
Uitgaande waardeoverdrachten
Vastgesteld in de op 20 juni 2013 gehouden vergadering van het bestuur.
1
–
24
Kasstroom (A)
940
–
12
Voorzitter namens werkgevers: drs. R. Degenhardt
Toevoeging aan de voorziening voor pensioenverplichtingen
935
13
Voorzitter namens werknemers: F. de Haan
Onttrekking aan de voorziening voor pensioenverplichtingen Mutatie voorziening pensioenverplichtingen (B) Resultaat overdracht van rechten (A-B)
–
Belastingen De activiteiten van het pensioenfonds PGB zijn vrijgesteld van belastingheffing in het kader van de vennootschapsbelasting. Het pensioenfonds PGB is wel btw verschuldigd over door derden verleende diensten.
–
1
–
26
934
–
13
6
1
In het verslagjaar is de waardeoverdracht van het bedrijfstakpensioenfonds Kartonnage- en Flexibele Verpakkingenbedrijf afgerond. Datzelfde geldt voor de waardeoverdracht van twee ondernemingspensioenfondsen. De waardeoverdracht eind 2012 van het bedrijfstakpensioenfonds voor de Verf- en Drukinktindustrie is gebaseerd op de voorlopige cijfers zoals aangeleverd door het pensioenfonds. De feitelijke afwikkeling vindt plaats in 2013 en zal naar de huidige inzichten geen materieel resultaat opleveren.
7
2
PGB JAARVERSLAG 2012
JAARREKENING 2012
GEBEURTENISSEN NA BALANSDATUM De dekkingsgraad van het pensioenfonds PGB heeft zich na balansdatum positief ontwikkeld. Eind mei 2013 is de dekkingsgraad gestegen tot 101,6 %. Begin 2013 hebben meerdere ondernemingen zich bij het pensioenfonds PGB aangesloten. Voor twee ondernemingen is daarbij een bedrag aan verplichtingen overgenomen van 380. Er zijn voor beide aansluitingen geen dekkingsgraadgaranties afgegeven. Voor de overige ondernemingen betreft het een aansluitingsovereenkomst met de opbouw van pensioen vanaf 1 januari 2013.
PGB JAARVERSLAG 2012
7
3
OVERIGE GEGEVENS
Schaalgrootte wordt ook belangrijker om de pensioenperspectieven van deelnemers en pensioengerechtigden op de langere termijn veilig te stellen. Na het kartonnage- en flexibele verpakkingenbedrijf besluiten ook de sociale partners uit de verf- en drukinktindustrie hun pensioenregeling per 31 december 2012 bij PGB onder te brengen. Eind 2012 hebben 71 werkgevers afkomstig uit deze branche de pensioenregeling voor 1.700 werknemers bij PGB verzekerd.
7
4
OVERIGE GEGEVENS
STATUTAIRE REGELING
OMTRENT DE BESTEMMING VAN HET SALDO VAN BATEN EN LASTEN Ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en lasten is geen bepaling opgenomen in de statuten van het pensioenfonds. Het saldo is toegevoegd (onttrokken) aan de balanspost Stichtingskapitaal en reserves.
PGB JAARVERSLAG 2012
7
5
OVERIGE GEGEVENS
CONTROLEVERKLARING
VAN DE ONAFHANKELIJKE ACCOUNTANT Aan: Bestuur van Stichting Pensioenfonds voor de Grafische Bedrijven VERKLARING BETREFFENDE DE JAARREKENING Wij hebben de in dit verslag op pagina 38 tot en met 73 opgenomen jaarrekening 2012 van Stichting Pensioenfonds voor de Grafische Bedrijven te Amsterdam gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2012 en de staat van baten en lasten over 2012 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het verslag van het bestuur, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico's dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten.
7
6
Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controleinformatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel betreffende de jaarrekening Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds voor de Grafische Bedrijven per 31 december 2012 en van het resultaat over 2012 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. VERKLARING BETREFFENDE OVERIGE BIJ OF KRACHTENS DE WET GESTELDE EISEN Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het verslag van het bestuur, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het verslag van het bestuur, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Utrecht, 20 juni 2013 Ernst & Young Accountants LLP w.g. N.M. Pul RA
PGB JAARVERSLAG 2012
OVERIGE GEGEVENS
VERKLARING
VAN DE ACTUARIS Opdracht Door Stichting Pensioenfonds voor de Grafische Bedrijven te Amsterdam is aan Towers Watson Netherlands B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het verslagjaar 2012. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn ‘Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen’ heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: – heb ik onder meer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; en – heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds.
Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een dekkingstekort. Wij hebben geconstateerd dat het eigen vermogen van het pensioenfonds positief is. Er is dus sprake van dekking door waarden. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van artikel 131 (minimaal vereist eigen vermogen) en artikel 132 (vereist eigen vermogen). De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds voor de Grafische Bedrijven is naar mijn mening slecht, aangezien er sprake is van een dekkingstekort. De technische voorzieningen worden volledig door waarden gedekt waardoor er sprake is van een dekking door waarden. Op basis van de per 31 december 2012 door het pensioenfonds uitgevoerde evaluatie van het herstelplan, constateer ik dat zowel het dekkingstekort als het reservetekort naar verwachting binnen de daartoe gestelde termijnen zullen zijn opgeheven. Amstelveen, 20 juni 2013 B. den Hartog AAG Verbonden aan Towers Watson Netherlands B.V.
Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
PGB JAARVERSLAG 2012
7
7
OVERIGE GEGEVENS
VERSLAG
VAN DE VISITATIECOMMISSIE (VC) Het oordeel van de VC over de wijze waarop het pensioenfonds PGB in 2012 is bestuurd, is zonder meer positief. PGB is in de afgelopen jaren duidelijk geprofessionaliseerd. Dit betreft zowel de beleggingen als het risk management, maar ook de inrichting van een bestuursbureau, de verbetering van het proces van aansluitingen en de relatie met het Verantwoordingsorgaan en de Deelnemersraad. Aan communicatie met deelnemers is veel aandacht besteed en er is een sectoroverleg opgezet voor nieuw aangesloten partijen. Veel aandacht is uitgegaan naar de uitvoering bij Timeos, waarbij de relatie is verzakelijkt en duidelijkheid is afgedwongen aangaande de nu geldende ‘single cliënt’-strategie.
Met voorgaande rapportage menen wij aan onze opdracht voor 2012 te hebben voldaan. We hebben onze opdracht geïnteresseerd en met plezier verricht en hopen daarbij dat het bestuur onze rapportage inclusief aanbevelingen als nuttig zal ervaren en dat de aanbevelingen mogen leiden tot een nog effectiever functioneren van het fonds. De Visitatiecommissie: - drs. O. Bisschop EMFC RC - C.G. Boot RA - drs. M.W. de Wijs REACTIE VAN HET BESTUUR
Tot slot is niet onbelangrijk te vermelden dat na afloop van het jaar 2012 vastgesteld is dat de pensioenen thans niet gekort hoeven te worden. De VC ziet het jaar 2012 als een sluitstuk van de afgelopen jaren, maar tegelijkertijd ook als een startpunt voor een nieuwe fase. Nu door de professionaliseringsslag met name de belangrijke operationele zaken beter op orde zijn, dient naar de mening van de VC meer aandacht uit te gaan naar de strategie en de verdere structuur en organisatie. Het bestuur is druk doende te bepalen wat de beste keuzes zijn ten aanzien van de uitvoering gelet op de vereiste kwaliteit, kostenniveaus en investeringen. Naar het oordeel van de VC zijn nieuwe besluiten aangaande de governance met betrekking tot Timeos daarbij voorwaardelijk.
Het bestuur dankt de commissie voor haar grondige aanpak van de visitatie en voor het gedegen rapport. De waarderende woorden aanvaardt het bestuur graag. De aanbeveling van de commissie om meer aandacht te besteden aan de strategie en minder aan de uitvoering, herkent het bestuur en neemt het ter harte. De noodzakelijke genoemde aanpassing van de governance structuur tussen PGB en Timeos is in gang gezet. Daarbij speelt beheersing van het kostenniveau zeker een rol. Ten aanzien van het toezicht in de toekomst, beraadt het bestuur zich op de gewenste nieuwe governance structuur, inclusief een Raad van Toezicht. Het rapport van de visitatiecommissie zal het bestuur nader bespreken met het eigen verantwoordingsorgaan.
De VC adviseert het bestuur een overkoepelende strategie uit te werken gericht op de wensen en de positie van de deelnemers mede in het licht van het nieuwe pensioencontract. Voorts raadt de VC het bestuur aan om, als afgeleide strategieën, de ambities, doelstellingen en randvoorwaarden aangaande nieuwe aansluitingen en kosten per deelnemer expliciet nader uit te werken. Het bestuur zou naar het oordeel van de VC in de voorliggende fase haar focus dienen te verleggen van sterke sturing op de operatie naar meer aandacht voor strategie en beleid. Gelet op het belang van een gezonde oppositie adviseert de VC tot slot het Verantwoordingsorgaan en de Deelnemersraad nog beter toe te rusten door bijvoorbeeld meer training en opleiding. De VC is van mening dat de huidige organisatie van toezicht bij een pensioenfonds van het kaliber van PGB in het huidige tijdsgewricht wellicht minder passend is. De VC adviseert het bestuur hier nader beleid op te ontwikkelen in samenhang of vooruitlopend op wettelijke ontwikkelingen ter zake.
7
8
PGB JAARVERSLAG 2012
OVERIGE GEGEVENS
VERSLAG
VAN HET VERANTWOORDINGSORGAAN In de gecombineerde vergadering van het Verantwoordingsorgaan en de Deelnemersraad van PGB van 30 mei 2013 heeft het bestuur zijn jaarverslag 2012 gepresenteerd en toegelicht. Hierbij waren de onafhankelijke accountant van Ernst & Young en de certificerende actuaris van Towers Watson aanwezig. Naast de toelichting van het bestuur met betrekking tot de jaarstukken van 2012 heeft de accountant van Ernst & Young een toelichting gegeven op de controleprocedure en de bevindingen ten aanzien van de jaarstukken. Tevens heeft de certificerende actuaris van Towers Watson een toelichting gegeven op het actuariële rapport. In de navolgende interne vergadering heeft het Verantwoordingsorgaan zich gebogen over het door het bestuur gevoerde beleid in 2012 om zich daar een oordeel over te vormen. In 2012 heeft het eerder ingezette beleid van het bestuur om te komen tot verdere professionalisering zich duidelijk voortgezet. Tijdens de reguliere vergaderingen in het afgelopen jaar van het Verantwoordingsorgaan met het bestuur, is de voortgang van dit proces aan de orde geweest. De informatie van het bestuur hierover is als open en duidelijk ervaren. In 2012 herstelde de dekkingsgraad van PGB langzaam. Het herstel was mede te danken aan het door het bestuur gevoerde beleggingsbeleid. Het goede beleggingsresultaat, waaraan ook de renteafdekkingsinstrumenten een positieve bijdrage leverden, bedroeg 13% van de balanswaarde van de beleggingen. Hoewel de stijging van de gemiddelde levensverwachting zijn aangename kanten heeft, drukte het in 2012 de dekkingsgraad. Ook de noodzakelijke aanpassing van de actuariële factoren met betrekking tot het nabestaandenpensioen had een negatief effect. Helaas daalde, op basis van een driemaandsgemiddelde marktrente, de door de DNB bepaalde marktrente voor de berekening van de dekkingsgraad, in het afgelopen jaar verder van 2,74% eind 2011 naar 2,42% eind 2012. Als gevolg van deze ontwikkelingen steeg in 2012 de dekkingsgraad van PGB van 99% naar 101%. Op grond van deze dekkingsgraad kon het bestuur wederom geen toeslag op de pensioenen verlenen. De (geringe) positieve ontwikkeling van de dekkingsgraad zorgde er wel voor dat het in 2012 niet noodzakelijk was om een kortingswaarschuwing af te geven. Het afgelopen jaar heeft de dalende trend van het aantal actieve premiebetalende deelnemers werkzaam in de grafimedia, reprografie en uitgeverijbedrijf zich voorgezet. Het door het bestuur in het kader van verbreding van het draagvlak gevoerde beleid om niet alleen de pensioenregeling voor werknemers afkomstig uit de grafimedia, reprografie en het
PGB JAARVERSLAG 2012
uitgeverijbedrijf uit te voeren maar ook voor werknemers afkomstig uit verwante sectoren en bedrijven, heeft ertoe geleid dat het totaal aantal werknemers in het verslagjaar ondanks de afkalving met meer dan 2.850 is toegenomen. In 2012 heeft het bestuur geconstateerd dat het automatiseringssysteem, in gebruik bij de uitvoeringsorganisatie die in opdracht van PGB zorgdraagt voor het uitvoeren van de pensioenregeling, dringend aan vervanging toe is. Het huidige systeem, dat aan het einde van zijn technologische levensduur is, kan de veranderingen die eraan komen (de wettelijke verandering van de pensioengerechtigde leeftijd, het nieuwe pensioencontract en de verdere flexibilisering van de pensioenrichtleeftijd) niet meer aan. Het bestuur heeft samen met de uitvoeringsorganisatie en externe deskundigen een uitvoerig onderzoek geïnitieerd om tot een verantwoorde beslissing over de herautomatisering te komen. Gedurende dit proces heeft het bestuur het Verantwoordingsorgaan regelmatig op de hoogte gehouden van de voortgang. Naar het zich nu laat aanzien zal het nieuwe en toekomstbestendige automatiseringssysteem voor 1 januari 2015 operationeel zijn. Het Verantwoordingsorgaan heeft in het afgelopen jaar moeten constateren dat de kosten van het pensioenbeheer verder zijn gestegen. Voor het Verantwoordingsorgaan is dat een bron van zorg. Het Verantwoordingsorgaan heeft er bij het bestuur op aangedrongen er alles aan te doen om een verdere stijging van deze kosten te voorkomen. In 2012 heeft de onafhankelijke Visitatiecommissie onderzoek verricht naar het gevoerde beleid van het bestuur met als aandachtspunten onder meer de beleggingen, risk management, inrichting bestuursbureau, communicatie naar deelnemers en gepensioneerden en de relatie met het Verantwoordingsorgaan en Deelnemersraad. Het Verantwoordingsorgaan heeft met instemming kennis genomen van de positieve conclusie van de Visitatiecommissie met betrekking tot de genoemde aandachtspunten en het gevoerde beleid. Daarnaast heeft de Visitatiecommissie het bestuur geadviseerd een strategie uit te werken inzake de wensen en de positie van de deelnemers in het kader van het nieuwe pensioencontract. Tevens raadt de Visitatiecommissie het bestuur aan de voorwaarden, ambities en doelstellingen aangaande de nieuwe aansluitingen en de kosten per deelnemer nader uit te werken. Het Verantwoordingsorgaan sluit zich hierbij aan. Concluderend wil het Verantwoordingsorgaan PGB een positief oordeel uitspreken over het door het bestuur van PGB gevoerde beleid in 2012. Amsterdam, 11 juni 2013
7
9
OVERIGE GEGEVENS
REACTIE BESTUUR Het bestuur waardeert het positieve oordeel van het Verantwoordingsorgaan. Ook de zorgen die doorklinken in zowel bovenstaande verklaring als in het advies van de Deelnemersraad, herkent het bestuur. Inderdaad blijkt het al een paar jaar niet mogelijk de pensioenen te indexeren om de inflatie bij te houden. Een schrale troost daarbij is dat PGB vooralsnog geen kortingen heeft hoeven doorvoeren. Beide fondsorganen waarschuwen voor de oplopende kosten voor de pensioenuitvoering. Het bestuur is zich zeer bewust van die ontwikkeling en streeft ernaar de kosten omlaag te brengen. Eerlijkheidshalve moet daarbij worden aangetekend, dat het in 2013 en 2014 zeker niet zal lukken, als gevolg van de eenmalige grote investering in de complete vernieuwing van de pensioenadministratie en automatisering. Verantwoordingsorgaan en Deelnemersraad zijn in 2013 betrokken bij de voorbereiding van de nieuwe pensioencontracten en de nieuwe bestuurlijke structuur van het fonds (Wet versterking bestuur pensioenfondsen), inclusief de positie van de deelnemers. Dankzij de aansluitingen van fondsen en bedrijven uit andere sectoren heeft PGB inderdaad zijn draagvlak weten te behouden en zelfs kunnen verbreden ondanks de krimp in de traditionele sectoren. Het beleid ten aanzien van nieuwe aansluitingen zal in 2013 worden geherformuleerd en besproken met beide organen. Amsterdam, 20 juni 2013 Voorzitter drs. R. Degenhardt Plv. voorzitter F. de Haan
8
0
PGB JAARVERSLAG 2012
PGB JAARVERSLAG 2012
8
1
BIJLAGEN
Op verzoek van bedrijven uit de karton- en papierindustrie, de kunststof- en rubberindustrie en de chemie en farmacie besluit PGB zijn werkingssfeer voor deze sectoren uit te breiden. In 2012 brengen 7 bedrijven afkomstig uit deze sectoren hun regeling bij PGB onder en nog eens 6 met ingang van 2013. PGB is nog met verschillende partijen in gesprek en verwacht dat meerdere aansluitingen tot stand zullen komen.
8
2
BIJLAGE 1
PROFIEL Stichting Pensioenfonds voor de Grafische Bedrijven (PGB), statutair gevestigd te Amsterdam, is opgericht op 22 mei 1953. De laatste statutenwijziging was op 20 december 2012. De stichting is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41198535. Het pensioenfonds is een bedrijfstakpensioenfonds, aangesloten bij de pensioenkoepelorganisatie de Pensioenfederatie. Het PGB-pensioen is een aanvulling op de wettelijke basisvoorzieningen voor ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen in Nederland. Het pensioenfonds is door werkgevers- en werknemersorganisaties in de grafische sector opgericht om werknemers en hun gezinnen te verzekeren van een zo waardevast mogelijk pensioen bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd en bij overlijden van de deelnemer. PGB verzorgt in opdracht van werkgevers- en werknemersorganisaties de pensioenregeling voor deelnemers en gewezen deelnemers die werken of gewerkt hebben in de grafimediabranche, het kartonnage- en flexibele verpakkingenbedrijf en de verf- en drukinktindustrie. De pensioenregeling voor deze branches is verplicht gesteld. Zo willen cao-partijen door eenvoudige toegang tot de regeling solidariteit onder alle werknemers bereiken met als nevendoelstelling een kostenefficiënte levering zonder winstoogmerk. Het fonds biedt verwante ondernemingen en verwante branches de mogelijkheid tot aansluiting. De uitgeverijsector maakt daar vanaf 2008 gebruik van. Veel uitgeverijen hebben hun pensioenregeling sindsdien bij PGB ondergebracht. Met ingang van 2012 verzorgt het fonds ook de pensioenregeling voor een aantal bedrijven uit de papier-, kunststof- en rubberindustrie. En met ingang van 2013 nemen ook een aantal bedrijven uit de chemische industrie deel. Op verzoek van ondernemingen uit die sectoren is de werkingssfeer uitgebreid. Missie pensioenfonds PGB wil voor branches en ondernemingen in de grafimedia en verwante (industriële) sectoren waaronder de informatie- en mediasector hét loket zijn voor pensioen. Sociale partners, werkgevers en werknemers kunnen rekenen op professionele besturing van hun fonds, een solide en duurzaam beheer van het vermogen op basis van een actief risicobeheer en maatschappelijk verantwoorde investeringen en een effectieve, efficiënte en flexibele uitvoering van de pensioenregeling. Het pensioenfonds stuurt in de uitvoering op betrokkenheid, transparantie, professionaliteit en resultaatgerichtheid waarbij de persoonlijke band met belanghebbenden wordt versterkt, administratief gemak wordt bevorderd en relevante benchmarks worden verslagen. Vanuit de missie zijn kernwaarden geformuleerd waaraan door het pensioenfonds en zijn uitvoeringsorganisatie invulling wordt gegeven. Betrouwbaar en betrokken PGB wil voor de branches en ondernemingen een betrouwbare partner zijn. De betrouwbaarheid vertaalt zich in solide ver-
PGB JAARVERSLAG 2012
mogensbeheer onder verantwoorde risico’s, een door de jaren heen betaalbaar en zoveel mogelijk waardevast pensioen en een accurate administratie met oog voor service en gemak voor werkgever en deelnemer. Flexibel Het productaanbod sluit goed aan bij de branches waar het pensioenfonds voor werkt en bij de ontwikkelingen in de samenleving. De systemen en processen worden zo ingericht dat flexibel kan worden ingespeeld op gedifferentieerde behoeften van branches, werkgevers en werknemers. Resultaatgericht Het bedrijfstakpensioenfonds levert zonder winstoogmerk een compleet pensioenpakket tegen een zo laag mogelijke premie, in combinatie met een bovengemiddeld serviceniveau. Bij de uitvoering van het pensioen- en vermogensbeheer ligt de focus op het verslaan van relevante benchmarks. Voor het pensioenbeheer zijn dat de kosten per deelnemer en de klanttevredenheid. Voor het vermogensbeheer is dat, binnen het vastgestelde risicokader, een (structureel) hoger beleggingsrendement dan de vooraf vastgestelde normportefeuille. Transparant PGB wil zijn belanghebbenden optimaal bruikbare informatie verstrekken. Dat geldt zowel voor de communicatie over zijn beleid als over de ontwikkeling van het pensioen en de daaraan verbonden risico’s. Evenwichtige solidariteit en duurzaamheid Het pensioenfonds wil in zijn beleid op een evenwichtige manier rekening houden met de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden, van jongere en oudere deelnemers en van werknemers en werkgevers. Daarnaast wil het pensioenfonds in het beleggingsbeleid bijdragen aan een duurzame ontwikkeling van milieu en samenleving. Strategie De grafimedia sector is aan sterke veranderingen onderhevig. De sector krimpt als gevolg van technologische ontwikkelingen en internationale concurrentie. De conjunctuurgevoeligheid van de producten en de financiële crisis versterken dit proces. Dat heeft gevolgen voor het draagvlak van het pensioenfonds. Daarnaast gelden steeds hogere eisen voor pensioenfondsbestuurders, risicomanagement, balans- en vermogensbeheer en de wijze waarop verantwoording wordt afgelegd. Om de pensioenperspectieven voor deelnemers en pensioengerechtigden veilig te kunnen stellen en aan alle eisen te kunnen voldoen, is schaalgrootte steeds belangrijker. PGB streeft er daarom naar om in samenwerking met bedrijfstak- en ondernemingspensioenfondsen en sociale partners in de grafimedia en verwante sectoren, waaronder de informatie- en mediasector, te komen tot verdere consolidatie.
8
3
BIJLAGE 2
NIEUWE AANSLUITINGEN Met ingang van 2012 en 2013 hebben de volgende branches en ondernemingen zich bij PGB aangesloten: Overzicht aansluitingen 2012
Bedragen in miljoenen euro’s Aantal bedrijven
Aantal (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden
Overgedragen verplichtingen
Kartonnage- en flexibele verpakkingenbedrijf
bedrijfstak
23.411
586
Verf- en drukinktindustrie
bedrijfstak
6.047
204
Kunststof- en rubberindustrie
2
1.385
88
Papierindustrie
4
844
—
Chemische en farmaceutische industrie
1
2.385
56
34.072
934
Totaal
Overzicht nieuwe aansluitingen 2013
Bedragen in miljoenen euro’s Aantal bedrijven
Aantal deelnemers en pensioengerechtigden
Overgedragen verplichtingen
Uitgeverijbedrijf
2
n.b.
171
Chemische en farmaceutische industrie
4
n.b.
209
Totaal
6
380
Voor de aansluitingen die in 2012 zijn gerealiseerd is € 940 aan overdrachtswaarde ontvangen. Toetredingsbeleid PGB hanteert één doorsneepremie voor een eenheid op te bouwen pensioen. Wanneer een aan te sluiten partij kiest voor aanvullingen op de pensioenregeling die meer eenheden pensioen kent dan de PGB-basisregeling, geldt voor die regeling een pro rata premie. Het beleid ten aanzien van toeslagverlening is uniform. Uitgangspunt is dat een nieuwe aansluiting ook op langere termijn geen nadelige gevolgen mag hebben voor verplichte deelnemers van PGB. Bij collectieve waardeoverdrachten is het uitgangspunt dat deze dekkingsgraadneutraal plaatsvinden. Uittredingsbeleid De voorwaarden bij toetreding en uittreding zijn symmetrisch: partijen krijgen bij vertrek de verplichtingen tegen de vigerende dekkingsgraad mee, rekening houdend met door PGB te maken kosten en eventuele verzekeringstechnische nadelen voor PGB.
8
4
PGB JAARVERSLAG 2012
BIJLAGE 3
BELANGRIJKSTE
STATUTEN- EN REGLEMENTSWIJZIGINGEN Statuten De statutaire werkingssfeer is in 2012 uitgebreid tot de sector chemie (waaronder de verf- en drukinktindustrie) en farmacie. De wijziging met betrekking tot de verf- en drukinktindustrie leidde ook tot een aanpassing van de verplichtstelling (gepubliceerd in de Staatscourant van 27 december 2012). Voorts is de vrijwaringsclausule voor onder andere (voormalige) bestuurders gewijzigd. Opzet en bewuste roekeloosheid is van vrijwaring uitgesloten. Pensioen- en Uitvoeringsreglement Per 1 januari 2013 is de pensioenrichtleeftijd verhoogd van 65 jaar naar 67 jaar. Deze nieuwe pensioenrichtleeftijd geldt in de basisregeling voor alle deelnemers van alle sectoren. Per sector kunnen specifieke afspraken worden gemaakt ten aanzien van de diverse parameters per pensioensoort, waardoor pensioenopbouw en pensioenpremie worden beïnvloed. De tot 2013 opgebouwde aanspraken zijn niet gewijzigd, de opbouw van pensioen voor de deelnemers wordt vanaf 2013 gericht op de pensioenleeftijd van 67 jaar. Voorts is per 1 januari 2013 het WIA-excedentreglement ingevoerd. Aan het uitvoeringsreglement is een artikel toegevoegd waarin de uitgangspunten en procedures van de besluitvorming over vermogenstekorten en vermogensoverschotten zijn opgenomen.
PGB JAARVERSLAG 2012
8
5
BIJLAGE 4
PENSIOENCOMMUNICATIE
IN BROCHURES, DIGITALE NIEUWSBRIEVEN EN MAGAZINES PGB brengt over de pensioenregeling of onderdelen daarvan periodiek de volgende brochures, nieuwsbrieven en magazines uit: Voor de deelnemer ● Flexibel pensioen voor de grafimedia, vragen en antwoorden over de pensioenregeling voor de grafimediabranche. ● Flexibel pensioen voor het kartonnage- en flexibele verpakkingenbedrijf, vragen en antwoorden over de pensioenregeling. ● Flexibel pensioen voor de verf- en drukinktindustrie, vragen en antwoorden over de pensioenregeling. ● Flexibel pensioen, vragen en antwoorden: een algemene editie en edities voor Koninklijke Wegener, Persgroep Nederland en Teijin Aramid. ● PGB-Pensioen Plus: informatie over de mogelijkheden om het pensioen van de werkgever aan te vullen. ● Waardeoverdracht van opgebouwde pensioenaanspraken: informatie bij de start of het einde van de deelname bij het pensioenfonds. ● Populaire samenvatting van het jaarverslag (in Nederlandse en Engelse versie).
Voor de werkgever Richtlijn administratievoering PGB: informatie over aansluiting, administratievoering, mutatieverwerking en jaaropgave. ● Pensioensparen bij PGB, informatie over pensioensparen en de administratieve verwerking. ● PGB Bericht, periodieke digitale nieuwsbrief voor de werkgever na aanmelding. ● Kwartaalbericht, overzicht van de belangrijkste ontwikkelingen bij PGB. ●
Voor de leden van de sectorcommissies Kwartaalbericht PGB, overzicht van de belangrijkste ontwikkelingen bij PGB.
●
Bij veranderingen in de privésituatie ● Partnerpensioen voor ongehuwd samenwonenden: informatie over de voorwaarden. ● Einde relatie en pensioen (vanaf 1 mei 1995): informatie over pensioen en scheiding. ● Einde relatie en pensioen (vóór 1 mei 1995): informatie over pensioen en scheiding. ● Anw Plus: informatie over de aanvullende risicoverzekering voor de partner. ● PGB Partnerpensioen Plus: informatie over extra pensioenopbouw voor de partner van grafimedia en Persgroep Nederland deelnemers. Bij pensioneren ● Binnenkort pensioen: informatie voor deelnemers die met pensioen gaan. Algemeen ● PGB Beeld, het pensioenmagazine: periodieke editie over actuele pensioenontwikkelingen. ● PGB Bericht, periodieke digitale nieuwsbrief voor de deelnemer na aanmelding.
8
6
PGB JAARVERSLAG 2012
BIJLAGE 5
BEGRIPPENLIJST ABTN Actuariële en bedrijfstechnische nota. In deze, door de wet verplichtgestelde, nota worden naast de actuariële aspecten van de reglementaire pensioenen ook de hoofdlijnen van het interne beheersingssysteem en de opzet van de administratieve organisatie en interne controle beschreven. Actuele waarde Waarde van verplichtingen of beleggingen op het moment van berekenen. ALM Asset liability management. Een methode om modelmatig de samenstelling van de strategische beleggingsportefeuille te bepalen, rekening houdend met de pensioenverplichtingen. Asset Mix Verhouding tussen de onderscheiden beleggingscategorieën in de beleggingsportefeuille. Benchmark Representatieve herbeleggingsindex waartegen de prestaties van een beleggingsportefeuille worden afgezet. Collateral Onderpand. Manier om het kredietrisico op tegenpartijen uit hoofde van over-the-counter derivatentransacties te beperken. Het risico is dat de tegenpartij op afloopdatum niet meer aan haar verplichtingen kan voldoen. Het collateral reduceert dit risico doordat er gedurende de looptijd van de transactie onderpand in de vorm van kasgeld wordt gestort ter dekking van de marktwaarde van de transacties. Commodities Bulkproducten waarvan de prijs in hoge mate door de actuele vraag en het actuele aanbod wordt bepaald, zoals olie, graan en metalen.
Dekkingstekort Tekort dat ontstaat als de middelen ontoereikend zijn om naast de voorziening pensioenverplichtingen, de reserve voor algemene risico’s, te dekken. Delta In het geval van futures geeft de delta het renterisico weer. Bij optiecontracten is de delta gelijk aan de onderliggende waarde. Derivaten Van effecten afgeleide beleggingsproducten, zoals futures, swaps, total return swaps. Exposure Marktwaarde van een asset of in het geval van derivaten de waarde van de onderliggende asset. Franchise De franchise is het gedeelte van het salaris waarover geen premie betaald wordt en waarover ook geen pensioenrechten opgebouwd worden. De franchise verschilt per regeling. FTK Financieel toetsingskader. Methodiek voor toetsing van de financiële opzet en toestand van pensioenfondsen en verzekeraars door De Nederlandsche Bank. Future Op de beurs verhandeld termijncontract met verplichte levering van waarden/goederen in de toekomst tegen een vooraf vastgestelde prijs. De onderliggende waarde kan een obligatie zijn of een aandelenindex, een geldmarktrente of een commodity. Futures stellen een belegger in staat beleggingsrisico’s af te dekken.
Contante waarde De huidige waarde van lopende en toekomstige uitkeringen, rekening houdend met een bepaalde renteopbrengst en sterftekansen.
Hedgefondsen Beleggingsfondsen die op basis van een vastgelegde strategie proberen een positief rendement te behalen onafhankelijk van het marktrendement. Het zijn vaak fondsen met een besloten karakter die met geleend geld opereren en gebruikmaken van afgeleide producten (derivaten).
Cross currency swap Een overeenkomst om rentestromen in verschillende valuta te ruilen zonder uitwisseling van de hoofdsommen zelf.
Inflation linked obligaties Obligaties waarvan de hoofdsom en de rentebetalingen worden geïndexeerd met de inflatie van een bepaald land.
Dekkingsgraad Verhouding tussen het aanwezige pensioenvermogen en de contante waarde van de opgebouwde pensioenaanspraken, uitgedrukt in een percentage.
Intrest Rate Swap Overeenkomst om rentestromen in dezelfde valuta te ruilen zonder uitwisseling van de hoofdsommen zelf.
PGB JAARVERSLAG 2012
8
7
BIJLAGE 5
Look-through Diepere doorkijk in bijvoorbeeld de beleggingsfondsen. Marktrente De rente die op een bepaald moment op de kapitaalmarkt en de geldmarkt geldt. Modified duratie Maatstaf voor de koersgevoeligheid van een obligatie. Als het effectief rendement van de obligatie met 1 procentpunt stijgt, dan daalt de koers van de obligatielening ongeveer met de modified duratie als percentage. Normportefeuille De vooraf gedefinieerde samenstelling van de beleggingsportefeuille met bijbehorende benchmarks, waaraan de behaalde beleggingsresultaten achteraf worden getoetst. Out- of underperformance Er is sprake van een out- of underperformance als het gerealiseerde rendement van een portefeuille hoger, respectievelijk lager is dan het rendement van de benchmark. Bij een negatief rendement is sprake van outperformance als het rendement van de benchmark nog negatiever is.
Rentetermijnstructuur De rentetermijnstructuur is een grafiek die het verband weergeeft tussen de looptijd van een vastrentende belegging enerzijds en de daarop te ontvangen marktrente anderzijds. Reservetekort Tekort dat aangeeft dat er niet genoeg geld is om naast de voorziening voor de pensioenen en voor de algemene risico’s, ook nog de vereiste reserves te hebben voor o.m. de beleggingsrisico’s. Spread Het rendementsverschil tussen twee vermogenstitels. Tracking error Risicomaatstaf die aangeeft in welke mate het rendement in percentages kan afwijken van het benchmarkrendement, gegeven een betrouwbaarheidsinterval. UFR De Ultimate Forward Rate wordt sinds september 2012 gebruikt voor de vaststelling van de pensioenverplichtingen. Het is de risicovrije rekenrente voor langjarige contracten, waarin wegens de lange looptijd onvoldoende handel bestaat.
Overlevingstafels Tabellen die aangeven hoeveel mannen resp. vrouwen uitgaande van een bepaald aantal nuljarigen de leeftijd van 1, 2, 3 enz. jaar zullen bereiken. Ze zijn door het Centraal Bureau voor de Statistiek berekend uit gegevens die door de bevolkingsregisters in Nederland zijn verstrekt. Deze tabellen worden gebruikt bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen.
Valutaswap Uitwisseling van rentebedragen en hoofdsommen in verschillende valuta tegen een vooraf overeengekomen verhouding tussen de valuta.
Over-the-counter (OTC) Over-the-counter contracten zijn contracten die buiten de beurs verhandeld worden.
Voorziening pensioenverplichtingen De contante waarde van de reeds ontstane en gefinancierde pensioenverplichtingen uit hoofde van pensioenaanspraken.
Verzekerden met toerekening wegens arbeidsongeschiktheid Arbeidsongeschikte deelnemers voor wie de pensioenopbouw gedeeltelijk ten laste van PGB wordt voortgezet.
Peer group Referentiegroep met vergelijkbare/gelijkwaardige activiteiten of producten. Premievrije verzekerden Gewezen deelnemers met aanspraken, de zogenaamde slapers. Private equity Beleggingen in niet aan de beurs genoteerde ondernemingen. Renteswap Een renteswap of Interest Rate Swap (IRS) is een afspraak tussen twee partijen om gedurende een bepaalde periode (variërend van 1 tot 30 jaar) rentebetalingen over een bepaalde hoofdsom uit te wisselen.
8
8
PGB JAARVERSLAG 2012
PENSIOENFONDS VOOR DE GRAFISCHE BEDRIJVEN
GRAFIMEDIABRANCHE UITGEVERIJBEDRIJF KARTONNAGE- EN FLEXIBELE VERPAKKINGENBEDRIJF VERF- EN DRUKINKTINDUSTRIE KUNSTSTOF- EN RUBBERINDUSTRIE
Fotografie cover, pagina 10, 38, 42 en 74: Patricia Wolf Fotografie
JAARVERSLAG 2012
JAARVERSLAG 2012
A.J. ERNSTSTRAAT 595-H 1082 LD AMSTERDAM TELEFOON: (020) 753 29 50 INTERNET: WWW.PENSIOENFONDSPGB.NL
PENSIOENFONDS VOOR DE GRAFISCHE BEDRIJVEN