JAARVERSLAG 2011
PGB JAARVERSLAG 2011
A.J. ERNSTSTRAAT 595-H 1082 LD AMSTERDAM TELEFOON: (020) 753 29 50 INTERNET: WWW.PENSIOENFONDSPGB.NL
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DE GRAFISCHE BEDRIJVEN
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DE GRAFISCHE BEDRIJVEN
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DE GRAFISCHE BEDRIJVEN JAARVERSLAG 2011 59e BOEKJAAR
A.J. ERNSTSTRAAT 595-H 1082 LD AMSTERDAM TELEFOON: (020) 753 29 50 INTERNET: WWW.PENSIOENFONDSPGB.NL
INHOUD
Algemeen Kerncijfers
5
Samenstelling fondsorganen
6
Voorwoord
9
Verslag van het bestuur Hoofdlijnen 2011
11
‘Pension Fund Governance’: over organisatie en besturing
13
Pensioenbeheer
17
Ontwikkeling pensioenregeling
17
Ontwikkeling pensioenadministratie
18
Ontwikkeling communicatie
19
Financiële zaken
20
De actuariële analyse
23
Balans- en vermogensbeheer in 2011
24
Beleggingen
27
Risicobeleid
30
Kosten pensioenfonds
33
Toekomstverkenning
35
Jaarrekening 2011 Balans per 31 december 2011
39
Staat van baten en lasten over 2011
40
Kasstroomoverzicht over 2011
41
Toelichting behorende tot de jaarrekening 2011
42
Overige gegevens Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten
73
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
74
Verklaring van de actuaris
75
Verslag van het Verantwoordingsorgaan
76
Bijlagen Bijlage 1 : Profiel
79
Bijlage 2 : Nieuwe aansluitingen
80
Bijlage 3 : Statuten- en reglementswijzigingen
81
Bijlage 4 : Pensioencommunicatie in brochures, digitale nieuwsbrieven en magazines
82
Bijlage 5 : Begrippenlijst
83
PGB JAARVERSLAG 2011
3
ALGEMEEN
GRAFIMEDIABRANCHE | KARTONNAGE- EN FLEXIBELE VERPAKKINGENBEDRIJF UITGEVERIJBEDRIJF | KUNSTSTOF- EN RUBBERINDUSTRIE | PAPIERINDUSTRIE 4
ALGEMEEN
KERNCIJFERS Aan het einde van respectievelijk over de jaren 2007 t/m 2011 NB: alle bedragen van de kerncijfers zijn afgerond op miljoenen euro’s. De percentages zijn berekend op basis van de niet afgeronde bedragen.
Aantal werkgevers Aangesloten werkgevers Aantal verzekerden Premiebetalende verzekerden Verzekerden met toerekening wegens arbeidsongeschiktheid Premievrij verzekerden Totaal Aantal pensioenen Ingegane ouderdomspensioenen Ingegane partnerpensioenen Ingegane wezenpensioenen Totaal Pensioenuitvoering Premieloon (pensioengrondslag) Premiebijdragen Pensioenuitvoeringskosten Uitkeringen Beleggingen Balanswaarde beleggingen Totale waarde beleggingsportefeuille1 Beleggingsopbrengst risico fonds Beleggingsopbrengst risico deelnemers Totaal rendement in %2 Z-score Performancetoets Vermogenssituatie en solvabiliteit Vrije reserve (+)/reservetekort (–) Vereiste reserve3 Voorziening pensioenverplichtingen Marktrente in %4 Aanwezige dekkingsgraad FTK in % Vereiste dekkingsgraad FTK in %5 Verhoging ingegane pensioenen en aanspraken per 1 januari in % Toeslag6
2011
2010
2009
2008
2007
2.186
2.361
2.485
2.622
2.663
35.697
37.920
38.578
40.186
38.983
4.490 105.359
4.563 111.026
4.786 153.442
5.120 189.107
5.449 190.142
145.546
153.509
196.806
234.413
234.574
28.979 13.826 608
26.871 13.625 620
24.582 12.902 564
23.757 12.753 607
22.259 12.473 624
43.413
41.116
38.048
37.117
35.356
€ € € €
854 167 12 374
€ € € €
900 167 10 383
€ € € €
903 188 8 305
€ € € €
901 172 8 276
€ € € €
815 153 6 247
€ € € €
11.740 11.440 685 1 6,6 0,19 1,51
€ € € €
11.077 10.962 1.047 1 10,7 0,35 1,51
€ € € €
11.459 9.291 1.166 1 14,5 0,90 1,66
€ € € €
10.474 8.208 – 1.776 – 1 – 17,8 – 1,02 1,31
€ € €
10.372 9.703 269 — 3,0 0,09 1,77
€ € €
– 1.769 1.700 11.500 2,74 99 115
€ € €
1.023 1.840 10.128 3,47 108 118
€ € €
€ € €
– 1.440 1.171 8.480 3,55 97 114
€ € €
2.030 1.152 6.577 4,85 148 118
—
–
—
–
508 1.339 8.491 3,88 110 116
—
2,09
1,50
1 Inclusief derivaten -296 (v.j. -244), vooraankopen, voorverkopen en liquide middelen die zijn aangewend ten behoeve van beleggingen. Deze post is inclusief beleggingen voor risico deelnemers. 2 Weergegeven is het rendement inclusief rente-afdekkingsinstrumenten. Exclusief rente-afdekkingsinstrumenten is het rendement in 2011: 0,5%, in 2010: 10,8%, in 2009: 16,0%, in 2008: –20,7% en in 2007: 5,5%. 3 De vereiste reserve wordt met ingang van 2011 berekend naar de evenwichtssituatie in plaats van naar de eerste iteratie. De vereiste reserve in 2010 is voor vergelijkingsdoeleinden aangepast. Dit werkt door naar de vrije reserve en vereiste dekkingsgraad FTK. 4 DNB heeft begin januari 2012 besloten een correctie toe te passen door de rentetermijnstructuur (rts) curve ultimo december 2011 te baseren op een driemaandsgemiddelde, door het gemiddelde te berekenen van de rts van alle handelsdagen in de periode 1 oktober tot en met 31 december 2011. 5 In de evenwichtssituatie is de vereiste dekkingsgraad ultimo 2011: 115% (v.j. 118%). 6 Het bestuur heeft besloten per 1-1-2012 geen toeslag te verlenen.
PGB JAARVERSLAG 2011
5
ALGEMEEN
SAMENSTELLING FONDSORGANEN Bestuur Statutair bestaat het bestuur uit maximaal tien leden (vijf namens de werkgeversorganisatie en eveneens vijf namens de werknemersorganisaties). Bestuurders worden voor vier jaar benoemd. Het bestuur streeft naar een compacte omvang, daarom bestaat het bestuur momenteel uit acht leden. Werkgevers- en werknemersorganisaties dragen kandidaatbestuursleden voor. Het bestuur beoordeelt de voordracht op basis van de functieprofielen. Naast de bestuurders is er een vaste adviseur voor het domein risicomanagement, die alle bestuursvergaderingen bijwoont. Daarnaast zijn er adviseurs op het gebied van beleggingen. De bestuursvergaderingen worden voorgezeten door een uit het bestuur gekozen voorzitter; tevens kiest het bestuur een plaatsvervangend voorzitter. Het bestuur werkt volgens een model waarbij de leden gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de besturing van PGB. Het bestuur vergadert in beginsel eens in de 14 dagen. De samenstelling van het bestuur is per ultimo 2011 als volgt: Naam
Functie
Aanwijzende Aftreden organisatie* volgens rooster
drs. L. Coenradie RA
lid
KVGO
ultimo 2012
drs. R. Degenhardt
voorzitter
KVGO
ultimo 2014
H.A. Elzerman
lid
NVJ
ultimo 2015
F. de Haan
plv. voorzitter FNV KIEM
ultimo 2014
drs. R.W.J. Heerkens
lid
medio 2015
mr. M.M. Jansen
lid
FNV KIEM KVGO
april 2015
mw. mr. N. Poelgeest lid
CNV Media
ultimo 2014
drs. A.M. Verplancke lid
FNV KIEM
ultimo 2014
vacature
lid
KVGO
vacature
lid
KVGO
* werkgeversorganisatie: Koninklijk Verbond voor Grafische Ondernemingen (KVGO); werknemersorganisaties: FNV Kunsten Informatie en Media (FNV KIEM), CNV Media, Nederlandse Vereniging voor Journalisten (NVJ).
In het jaarverslag over 2010 was reeds de situatie per 1 januari 2011 vermeld. Nadien zijn de heren T.W. van den Broek (FNV KIEM), L.J. Hoogenboom (KVGO) en W.F. Nak (KVGO) teruggetreden.
Adviseurs van het bestuur: – drs. H. Kapteijn RA (risicomanagement) tevens beoogd bestuurslid – drs. M.J.M. Jochems (beleggingen) – drs. J.L.M.J. Klijnen (beleggingen) Het bestuur wordt ondersteund door een bestuursbureau. Directeur is de heer mr. I.J. van Vliet. Kantoor pensioenfonds PGB is gevestigd in het kantoorgebouw ‘De Gelder’ aan de A.J. Ernststraat 595-H, 1082 LD Amsterdam. Het fonds is bereikbaar via telefoon (020) 7532950 en website www.pensioenfondspgb.nl. Deelnemersraad De raad bestaat uit tien leden. De deelnemers en pensioengerechtigden zijn in de raad evenredig op basis van onderlinge getalsverhoudingen vertegenwoordigd. De leden worden volgens een rooster van aftreden voor vier jaar aangewezen en zijn telkens nadien terstond herbenoembaar. Ultimo 2010 waren er in de Deelnemersraad vier vacatures. Met de benoeming van de heren I.J. Akkerman (FNV KIEM), C.A.M. Hoendervangers (FNV KIEM) en W.J. Monsieurs (NVJ) werden drie vacatures in het verslagjaar vervuld. De raad oefent de wettelijk aan haar toegekende bevoegdheden uit als medezeggenschapsorgaan. Zo heeft de Deelnemersraad een advies-, beroeps- en informatierecht. Deze bevoegdheden zijn vastgelegd in een afzonderlijk reglement. Jaarlijks worden er ten minste drie reguliere vergaderingen van de raad gehouden, waarvoor ook het bestuur wordt uitgenodigd. De samenstelling van de Deelnemersraad is per ultimo 2011 als volgt: Naam
Groep
Aanwijzende Aftreden organisatie* volgens rooster
I.J. Akkerman
werknemer
FNV KIEM
A.F.A.H. Bergmans
gepension.
FNV KIEM
ultimo 2011
CNV Media
medio 2014
drs. J.H.M. Brader (plv.vz.) gepension.
Tijdens het verslagjaar werden twee van deze vacatures vervuld door de heren drs. R.W.J. Heerkens (FNV KIEM) en mr. M.M. Jansen (KVGO). Besloten werd de vacature voor de heer W.F. Nak voorlopig niet te vervullen. Wij danken de teruggetreden bestuursleden voor de wijze waarop zij hun functie vervuld hebben. Dat geldt in het bijzonder voor de heer L.J. Hoogenboom, die vanwege zijn gezondheid moest terugtreden en die sinds 1980 op een deskundige en toegewijde manier zijn bestuurslidmaatschap vervuld heeft. De heer Hoogenboom is begin 2012 overleden.
6
april 2015
M. van den Brink
gepension.
CSO
ultimo 2014
W. Dubbeling BBA (vz.)
werknemer
FNV KIEM
ultimo 2014
F.P.M. Haselaar
gepension.
FNV KIEM
ultimo 2012
C.A.M. Hoendervangers
werknemer
FNV KIEM
april 2015
W.J. Monsieurs
werknemer
NVJ
april 2015
P. Verhorst
werknemer
CNV Media
ultimo 2014
vacature
werknemer
Unie
* Unie, vakbond voor industrie en dienstverlening (Unie). Ouderenorganisatie: Coördinatieorgaan voor Samenwerkende Ouderenorganisaties (CSO).
PGB JAARVERSLAG 2011
ALGEMEEN
Verantwoordingsorgaan Het Verantwoordingsorgaan telt 18 leden en kent een tripartiete verdeling: 1/3 actieve deelnemers, 1/3 pensioengerechtigden en 1/3 werkgevers. De leden worden volgens een rooster van aftreden voor vier jaar aangewezen en zijn telkens nadien terstond herbenoembaar. Ultimo 2010 waren er in het Verantwoordingsorgaan drie vacatures. Tijdens het verslagjaar trad de heer M.J. Kuit (FNV KIEM) terug. Met de benoeming van de heren I.J. Akkerman (FNV KIEM), C.A.M. Hoendervangers (FNV KIEM) en W.J. Monsieurs (NVJ) werden drie van de in totaal vier vacatures in het verslagjaar vervuld. Dit college heeft als taak een algemeen oordeel te geven over het handelen van het bestuur, het door het bestuur uitgevoerde beleid en beleidskeuzes voor de toekomst. Daartoe heeft het Verantwoordingsorgaan een recht op informatie en overleg, een adviesrecht en enquêterecht. Jaarlijks worden er ten minste drie reguliere vergaderingen van het Verantwoordingsorgaan gehouden, waarvoor ook het bestuur wordt uitgenodigd. De samenstelling van het Verantwoordingsorgaan is per ultimo 2011 als volgt: Naam
Groep
Aanwijzende Aftreden organisatie volgens rooster
I.J. Akkerman
werknemer
FNV KIEM
april 2015
L. van den Berg
werkgever
KVGO
ultimo 2011
A.F.A.H. Bergmans
gepension.
FNV KIEM
ultimo 2011
drs. J.H.M. Brader
gepension.
CNV Media
ultimo 2014
M. van den Brink
gepension.
CSO
ultimo 2014
W. Dubbeling BBA (plv.vz) werknemer
FNV KIEM
ultimo 2014
drs. L. Dijkema (vz.)
werkgever
KVGO
ultimo 2011
A. Emmink
werkgever
KVGO
ultimo 2012
F.P.M. Haselaar
gepension.
FNV KIEM
ultimo 2012
C.A.M. Hoendervangers werknemer
FNV KIEM
april 2015
H. Jansen
gepension.
FNV KIEM
april 2015
mevrouw K. Kamp
werkgever
KVGO
ultimo 2012
K.J.M. Langen
gepension.
FNV KIEM
medio 2012
W.J. Monsieurs
werknemer
NVJ
april 2015
J.C. Smit
werkgever
KVGO
ultimo 2014
P. Verhorst
werknemer
CNV Media
ultimo 2014
R. Warnar
werkgever
KVGO
ultimo 2014
vacature
werknemer
Unie
Intern toezicht Om het functioneren van het bestuur te beoordelen, wordt voorafgaand aan een visitatie een visitatiecommissie ingesteld. De visitatiecommissie bestaat uit drie onafhankelijke deskundigen. De visitatiecommissie beoordeelt ten minste eens in de drie jaar de beleids- en bestuursprocedures, bestuursprocessen en de
PGB JAARVERSLAG 2011
checks en balances binnen PGB, de aansturing van PGB en de risicokeuzes op langere termijn. Naast recht op alle benodigde informatie om haar functie in redelijkheid te kunnen uitoefenen, heeft de commissie recht op overleg met bestuur, externe accountant, interne accountant van de uitvoeringsorganisatie en externe actuaris. In 2011 is geen opdracht aan de visitatiecommissie gegeven. Klachtencommissie Er is een klachtencommissie geformeerd bestaande uit twee bestuursleden, waarvan één van werkgeverszijde en één van werknemerszijde. Deze commissie neemt besluiten over schriftelijke bezwaren van belanghebbenden tegen de wijze waarop de klantenbehandeling heeft plaatsgevonden. De bevoegdheden van de commissie en de procedure voor het indienen van een klacht zijn vastgelegd in een afzonderlijk reglement. Tijdens het verslagjaar zijn geen klachten bij de commissie ingediend. De samenstelling van de klachtencommissie is per ultimo 2011 als volgt: Naam
Functie
Aanwijzende organisatie
drs. A.M. Verplancke
fungerend voorzitter in 2011
FNV KIEM
mr. M.M. Jansen
fungerend voorzitter in 2012
KVGO
Commissie van Bezwaar Het fonds kent een onafhankelijke Commissie van Bezwaar. Belanghebbenden die het niet eens zijn met een beslissing van het bestuur over de toepassing van de pensioenregeling kunnen zich tot die commissie wenden. De bevoegdheden van de commissie en de procedure voor het indienen van een bezwaar zijn geregeld in een afzonderlijk reglement. Tijdens het verslagjaar is de heer mr. J.S. Dienske (KVGO) teruggetreden. Deze vacature is vervuld met de benoeming van de heer T. van Veen (KVGO). Wij danken de heer Dienske voor de wijze waarop hij zijn functie vervuld heeft. Tijdens het verslagjaar is geen geschil bij de commissie aanhangig gemaakt. De samenstelling van de Commissie van Bezwaar is per ultimo 2011 als volgt: Naam
Functie
Aanwijzende organisatie
R.E. van Kesteren
fungerend voorzitter in 2011 lid lid fungerend voorzitter in 2012
CNV Media
J. Spaargaren T. van Veen B. Wals
FNV KIEM KVGO KVGO
7
ALGEMEEN
Secretariaat van de Commissie van Bezwaar: Advocatenkantoor Kennedy Van der Laan mw. mr. S.J. Schijf Postbus 58188 1040 HD AMSTERDAM Adviescommissie Audit & Risk Het bestuur heeft een Adviescommissie Audit & Risk ingesteld, die het bestuur op de aan haar toegewezen terreinen adviseert. De commissie heeft een adviserende taak ten aanzien van de opzet en werking van het control framework van PGB, de externe financiële verslaggeving en de assurancerapportages van PGB. De commissie is samengesteld uit vertegenwoordigers van het bestuur en adviseurs van het bestuur, die de portefeuille financieel beleid, actuariaat, vermogensbeheer en risicomanagement beheren. Tevens kan de commissie leden van het bestuursbureau en van de uitvoeringsorganisatie uitnodigen. Alle bestuursleden hebben een standing invitation om de vergaderingen van de commissie bij te wonen. Sectorcommissies PGB ondersteunt sectoren waarvoor het de pensioenregeling verzorgt, met de mogelijkheid tot het instellen van een sectorcommissie. De sectorcommissie fungeert als een overlegplatform voor werkgevers- en werknemersorganisaties uit die branche, zowel onderling als met het bestuur van PGB. In de sectorcommissie kunnen afspraken worden gemaakt over de inhoud en ontwikkeling van de pensioenregeling van de sector, de communicatie daarover naar de belanghebbenden en ontwikkeling van de werkingssfeer. De sectorcommissies worden samengesteld uit sociale partners of uit vertegenwoordigers van de aangesloten bedrijven (vrijwillige aansluitingen). Certificerend Actuaris B. den Hartog AAG van Towers Watson Nederland Accountant N.M. Pul RA van Ernst & Young Accountants LLP Uitvoeringsorganisatie Timeos (voorheen Grafische Bedrijfsfondsen) PGB heeft het pensioenbeheer, het vermogensbeheer en voor een deel de beleids- en bestuursondersteuning uitbesteed aan een zelfstandige uitvoeringsorganisatie. Kantoor uitvoeringsorganisatie Zwaansvliet 3, 1081 AP Amsterdam Postbus 7855, 1008 CA Amsterdam Telefoon (020) 5418418
8
PGB JAARVERSLAG 2011
ALGEMEEN
VOORWOORD Voor PGB mag 2011 dan een jaar zijn geweest van grote schommelingen in de dekkingsgraad het gaat ook de boeken in als een jaar waarin groeiperspectief ontstond. Opgelucht meldden we medio 2011 dat we ‘uit herstel’ waren. De meest populaire maatstaf in pensioenland, de dekkingsgraad, lag al drie kwartalen boven de minimale drempel van 105% en daarmee leek PGB uit het korte termijn herstel gegroeid. Dit ondanks de stijgende levensverwachting, waarvoor begin van het verslagjaar al extra kapitaal moest worden gereserveerd. De vreugde bleek helaas van korte duur. De rente daalde, de contante waarde van de verplichtingen steeg daardoor en dat resulteerde in een forse daling van de dekkingsgraad. Gelukkig kon PGB het jaar afsluiten met een dekkingsgraad die tegen de 100% lag. Daarmee zaten we weer net op het herstelpad dat volgens de gangbare berekeningen kan leiden tot de vereiste norm van 105% eind 2013. Voor deelnemers en pensioengerechtigden betekent dit dat ze dit jaar nog geen kortingswaarschuwing van hun fonds ontvingen. Tot zover de onzekerheden van het afgelopen jaar. Groei kon PGB ook noteren. Ons fonds verheugt zich in een goede belangstelling van bedrijven en kleinere fondsen die hun pensioenregeling bij PGB willen onderbrengen. Eind van het jaar noteerden we nieuwe aansluitingen van bedrijven uit sectoren rondom onze kern: het grafisch bedrijf en de uitgeverijen. Zo sloten bedrijven vanuit de papier-, kunststofen rubberindustrie zich vrijwillig aan. Bovendien kwamen met het bedrijfstakpensioenfonds Kartonnage- en Flexibele Verpakkingenbedrijf alle bedrijven uit deze sector over naar PGB, met een vermogen van bijna € 600 miljoen. Daarmee groeide het belegd vermogen van PGB per 1 januari 2012 tot ruim € 12 miljard. In dit jaarverslag treft u de belangrijkste ontwikkelingen van PGB in 2011 aan. De afronding van de ALM-studie, het uitwerken van een nieuw beleggingsplan en het zorgvuldig overhevelen van veel geld naar andere beleggingscategorieën, die samen iets veiliger van aard zijn.
PGB JAARVERSLAG 2011
Voor het fonds zelf is van groot belang dat de rollen en verantwoordelijkheden van het fonds (PGB) en zijn uitvoeringsorganisatie duidelijker onderscheiden zijn. Het fonds heeft zich versterkt met een eigen bestuursbureau dat het bestuur ondersteunt. Het bestuur heeft zijn eigen structuur herzien, is op deskundigheid getoetst en heeft aan de bestuursleden duidelijke portefeuilles en aandachtsgebieden toegewezen, op basis van hun specifieke deskundigheid en ervaring. Met een vermogen van ruim € 12 miljard, tal van nieuwe aansluitingen, een vernieuwd bestuur en een toegewijde en ervaren uitvoeringsorganisatie is PGB vol vertrouwen aan een nieuw jaar begonnen. Met nieuwe uitdagingen en nieuwe kansen. Met de taak om met alle betrokkenen te beraadslagen over de invulling van het pensioenakkoord. En in gesprek over mogelijke samenwerking met een belendend bedrijfstakpensioenfonds PNO Media. Kortom, 2012 kan uitgroeien tot een cruciaal jaar voor ons pensioenfonds. Ruud Degenhardt Bestuursvoorzitter
9
VERSLAG
VAN HET BESTUUR
GRAFIMEDIABRANCHE | KARTONNAGE- EN FLEXIBELE VERPAKKINGENBEDRIJF UITGEVERIJBEDRIJF | KUNSTSTOF- EN RUBBERINDUSTRIE | PAPIERINDUSTRIE 1
0
VERSLAG VAN HET BESTUUR
HOOFDLIJNEN 2011 Hoofdlijnen 2011 Het Pensioenfonds voor de Grafische Bedrijven heeft in 2011 geworsteld met de financiële crisis in Europa en de effecten daarvan op de dekkingsgraad. PGB heeft tot doel de pensioenen van deelnemers en pensioengerechtigden nu en in de toekomst uit te betalen en de koopkracht daarvan zoveel mogelijk op peil te houden. Dat kan alleen als er toeslagen op de pensioenen worden gegeven die de stijging van de prijzen bijhouden. Maar voor die toeslagen betalen deelnemers en hun werkgevers géén premie. Risico Geld voor het indexeren van de pensioenen moet het fonds verdienen door extra rendement te maken op het belegd vermogen, op het geld dus dat voor de pensioenen van de deelnemers is gespaard. Pensioenfondsen doen dat door het vermogen te beleggen. Daardoor kunnen ze extra verdienen, maar lopen ze onvermijdelijk ook risico. Zeker als de beurs tegenzit. Dat betekent dus dat over de toeslagen nooit garanties zijn te geven en dat in uitzonderlijke gevallen zelfs de pensioenen gekort kunnen worden.
PENSIOENMETER: kans op verlaging van het pensioen ultimo 2013 De haalbaarheid van de langetermijndoelstellingen van PGB wordt gevisualiseerd in enkele indicatoren. Deze worden op kwartaalbasis gerapporteerd. Deze pensioenmeter geeft de kans weer dat de pensioenen bij PGB eind 2013 moeten worden verlaagd. Die kans is met ongeveer 27% hoog. De omstandigheden zijn voor pensioenfondsen in 2011 verslechterd. Eind 2013 moet volgens het herstelplan een dekkingsgraad zijn bereikt van circa 105%. Eind 2011 bedroeg de dekkingsgraad 99,4%. Bij het berekenen van de kans op korten is van deze dekkingsgraad en het huidige financiële beleid uitgegaan. Als het op de financiële markten tegenzit, krijgt men geen of minder toeslag. En als het gedurende langere tijd erg tegenzit, kunnen de pensioenen in het uiterste geval worden verlaagd. PGB maakt daarbij geen onderscheid tussen deelnemers, gewezen deelnemers, partners of pensioengerechtigden. De kans op een korting die de pensioenmeter laat zien, zegt niets over de omvang van de korting. Zo is de kans dat de pensioenen met meer dan 10% worden verlaagd, circa 9%.
Rente Een andere financiële onzekerheid vormt de rente. Pensioenfondsen moeten zorgen dat ze nu zoveel vermogen bezitten dat ze – rekening houdend met een veilige rente op dat geld – nog tot in de verre toekomst de toegezegde pensioenen kunnen betalen. Van groot belang is daarbij dus de rente waarmee ze moeten rekenen voor de komende jaren. Dat rentepercentage wordt afgeleid van de huidige rente. En die is laag, ook historisch laag en is in het verslagjaar nog verder gedaald. Dat betekent heel concreet dat pensioenfondsen nog meer moeten reserveren vanwege die lage rente om toch alle toekomstige pensioenen te kunnen uitbetalen. Dekkingsgraad De verhouding tussen wat het fonds werkelijk aan vermogen heeft en wat het volgens de berekening zou moeten hebben, heet dekkingsgraad. Die is in de eerste helft van het jaar nog gestegen tot 113%, maar hij daalde daarna tot onder de kritische grens om te eindigen tegen de 100%. Net voldoende om nog geen verlaging van de pensioenen te hoeven overwegen. Maar als de beurzen niet aantrekken, kan ook PGB in de gevarenzone belanden. Levensverwachting Bij de berekening van het vereiste eigen vermogen (en dus de dekkingsgraad) heeft PGB rekening gehouden met de stijgende levensverwachting. Daarvoor is de laatste jaren bijna 9% extra gereserveerd, ook geld waarvoor géén premie was betaald. Financiële positie Ondanks het slechte economisch klimaat heeft PGB in 2011 op zijn beleggingsportefeuille inclusief renteafdekkingsinstrumenten een rendement gemaakt van 6,6%. Het belegd vermogen steeg van € 10,9 miljard naar € 11,4 miljard. De dekkingsgraad daalde toch van 108,1% naar 99,4%. Dat kwam doordat de pensioenverplichtingen dus nog harder stegen (van € 10,1 miljard naar € 11,5 miljard) als gevolg van de lagere rentestand (3,47% eind 2010 versus 2,74% eind 2011). Herstelplan PGB heeft een kortetermijnherstelplan. Dat loopt van 2009 tot 2014. Eind 2011 moest de dekkingsgraad een niveau hebben bereikt van minimaal 98%. Het fonds bleef met 99% net nog op schema en hoefde vooralsnog geen aanvullende maatregelen te nemen of een kortingswaarschuwing te geven. Eind 2012 moet een dekkingsgraad van ongeveer 102% bereikt zijn en eind 2013 104,8%. Geen toeslag Zolang het fonds niet ‘uit herstel’ is, blijft toeslagverlening achterwege. Per 1 januari 2011 en per 1 januari 2012 zijn de pensioenuitkeringen en de opgebouwde aanspraken niet geïndexeerd.
PGB JAARVERSLAG 2011
1
1
VERSLAG VAN HET BESTUUR
Besturing PGB heeft zijn bestuur versterkt en ook het balans- en vermogensbeheer en het risicomanagement. In de bedrijfsvoering ligt de nadruk op de aansturing van het fonds als financiële instelling met een sociaal doel. Binnen het bestuur zijn experts voor balans- en vermogensbeheer en risicomanagement aangetrokken. Voor alle bestuursleden zijn functieprofielen vastgesteld. Die vormen de basis voor werving, selectie en beoordeling. Het fonds heeft een bestuursbureau ingericht. Dat verzorgt het bestuurssecretariaat, de beleidsvoorbereiding en ziet toe op het werk van de uitvoeringsorganisatie. De ontvlechting van fonds en uitvoeringsorganisatie is vrijwel afgerond. De laatste hand wordt gelegd aan de uitbestedingsovereenkomst (ubo). Website PGB heeft steeds meer een eigen gezicht gekregen naar buiten toe, los van de vroegere uitvoeringsorganisatie. Het fonds heeft een eigen website gecreëerd, die alle deelnemers en andere belangstellenden uitgebreide en actuele informatie geeft over het fonds, de regelingen en het pensioennieuws uit de aangesloten branches en bedrijven. ALM-studie Aan de hand van een ALM-studie heeft PGB voor de toekomst een nieuwe balans gezocht tussen de groeiende pensioenverplichtingen, het rendement dat kan worden behaald, de risico’s die daaraan verbonden zijn, het draagvlak daarvoor en de doelstellingen van het fonds. Op basis van de financiële positie van het fonds eind 2010 is een financieel beleid geconstrueerd waarbij de pensioenen in 15 jaar toch minstens 90% van de prijsstijgingen kunnen bijhouden. En waardoor de kans op korting klein blijft. Pensioenmeter 2 laat echter zien dat de verwachte koopkracht in het verslagjaar fors is gedaald.
PENSIOENMETER: verwachte koopkrachtontwikkeling ultimo 2011 Bij een gelijkmatige ontwikkeling van de economie en op basis van het huidige financiële beleid komen de pensioenen bij PGB volgens deze pensioenmeter over 15 jaar gemeten uit op ongeveer 86% van een volledig geïndexeerd pensioen.
Strategisch beleggingsbeleid Om een redelijke koopkracht op lange termijn te kunnen realiseren, heeft het bestuur de beleggingsmix aangepast en iets minder risico ingebouwd. Minder aandelen (van 33% naar 30%). Meer obligaties (van 41% naar 50%) waarbij gekozen is voor hoogwaardige staatsobligaties (32%) en bedrijfsobligaties (18%). En minder alternatieve beleggingen waaronder onroerend goed (van 26% naar 20%). Het renterisico blijft strategisch afgedekt op 60%. De migratie van de beleggingsportefeuille is grotendeels uitgevoerd in 2011. Uitbreiding werkingssfeer en nieuwe aansluitingen Met ingang van 2012 verzorgt PGB de pensioenregeling voor bedrijven uit het Kartonnage- en Flexibele Verpakkingenbedrijf (K&FV) en een aantal bedrijven uit de papier-, kunststof- en rubberindustrie. Aan het einde van het verslagjaar is de werkingssfeer erop aangepast. In de bedrijfstakken grafimedia en Kartonnage- & Flexibele Verpakkingenbedrijf is sprake van verplichte deelname aan een pensioenregeling. In de andere sectoren, waaronder ook het uitgeverijbedrijf, kunnen pensioenfondsen en werkgevers op vrijwillige basis hun pensioenregeling bij PGB onderbrengen. Schaalgrootte wordt steeds belangrijker om de pensioenperspectieven van de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden veilig te stellen. PGB wil daarom zijn financiële kracht versterken, mede gezien de afkalving in de grafimediabranche. Daarvoor komen verwante branches en ondernemingen in aanmerking, onder meer in de informatie- en mediasector. Het fonds is met verschillende partijen in gesprek. Ook met het bedrijfstakpensioenfonds PNO Media dat eveneens actief is in de mediasector. Al eerder is nagegaan of samenwerking perspectief biedt. Daaruit bleek dat de meeste synergie te behalen is als de twee fondsen zouden integreren. De besturen hebben daarom besloten in de eerste helft van 2012 een verkennend vooronderzoek te laten doen naar een mogelijke fusie. In 2011 bleef het aantal deelnemers en pensioengerechtigden (exclusief de gewezen deelnemers) nagenoeg gelijk, 83.600 eind 2011 versus 83.599 eind 2010. Door de nieuwe aansluitingen zal het fonds met ingang van 1 januari 2012 een substantiële groei laten zien van meer dan 10%.
Deze berekening is gebaseerd op de dekkingsgraad van 31 december 2011. Een jaar eerder jaar lag de verwachte koopkracht nog op circa 95%. De koopkrachtverwachting is dus fors gedaald. Dat heeft vooral te maken met de verslechterde economische omstandigheden en daarmee samenhangende financiële positie van het fonds. Als de prijzen gemiddeld over die 15 jaar met 2% stijgen, verleent het fonds gemiddeld ongeveer 1,0% per jaar aan toeslag. Per jaar daalt de koopkracht in deze verwachting dus met 1,0%. De eerste jaren zal volgens de berekeningen geen of minder toeslag worden verleend. Daarna kan naar verwachting weer meer dan het verwachte gemiddelde aan toeslag worden verleend.
1
2
PGB JAARVERSLAG 2011
VERSLAG VAN HET BESTUUR
‘PENSION FUND GOVERNANCE’: OVER ORGANISATIE EN BESTURING Het bestuur van het Pensioenfonds voor de Grafische Bedrijven (PGB) is verantwoordelijk voor de uitvoering van de pensioenregeling en de evenwichtige belangenbehartiging van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en werkgevers. Het bestuur is ook verantwoordelijk voor het behalen van de financiële doelstellingen en een solide beheer van het belegde vermogen en voor het risicomanagement. Bestuurders bij PGB hebben een professionele achtergrond en handelen volgens de principes voor goed pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance). Over de besturing van het pensioenfonds PGB heeft in 2010 besloten zijn besturingsmodel te versterken na de interne evaluatie van de kredietcrisis in 2008 en bevindingen van de door de overheid ingestelde Commissie Frijns en van De Nederlandsche Bank (DNB). Het pensioenfonds moest sterker worden aangestuurd als financiële instelling met de nadruk op continuïteit, risicobeheer, rendement en verantwoording en minder vanuit het perspectief van uitvoerder van de pensioenregeling. Daarvoor was ook een grotere en professionele afstand nodig tussen pensioenfonds en uitvoeringsorganisatie. Dat project (Reset 2010) is inmiddels grotendeels afgerond. Collegiaal bestuur met verdeling portefeuilles Het bestuur werkt nu volgens een model waarbij bestuurders gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de besturing van het fonds. Ieder bestuurslid is daarnaast portefeuillehouder met een eigen aandachtsgebied en een tweede aandachtsgebied om de continuïteit en de kwaliteit van de besluitvorming te waarborgen. De portefeuilles zijn ontleend aan de Pensioenwet: bestuurlijke zaken, juridische zaken, pensioeninhoudelijke zaken, vermogensbeheer, risicomanagement, financiële & actuariële zaken, uitbesteding en communicatie. Bestuur met professionele achtergrond Het bestuur bestaat statutair in het verslagjaar uit maximaal tien leden. Het is paritair samengesteld met ruimte voor vijf leden namens de werkgeversorganisatie (KVGO in overleg met NUV) en vijf leden namens werknemersorganisaties (FNV KIEM, CNV Media en NVJ). Het bestuur streeft op termijn naar een compacte omvang van maximaal acht leden. Voor de werving, selectie en beoordeling van portefeuillehouders vormen de opgestelde functieprofielen de basis. Bestuursvergaderingen zijn er minimaal eens per 14 dagen. De gemiddelde werklast voor bestuurders komt uit op 1,5 tot 3 dagen per week, afhankelijk van de portefeuille. Het functioneren van ieder bestuurslid - dat in principe voor vier jaar is benoemd - wordt jaarlijks beoordeeld.
PGB JAARVERSLAG 2011
Om de professionaliteit en deskundigheid van het bestuur te vergroten zijn expert bestuursleden en vaste adviseurs aangetrokken voor strategisch/financieel risicomanagement en voor vermogensbeheer. Bestuursbureau Het bestuur wordt ondersteund door een bestuursbureau. Het bureau verzorgt het bestuurssecretariaat, de bestuursagenda, de beleidsvoorbereiding en de monitoring van de uitvoeringsorganisatie en andere externe partijen. Het bestuur heeft met het bureau en adviseurs de expertise in huis om zelf het beleid te ontwikkelen en de voorstellen en de werkzaamheden van de uitvoeringsorganisatie inhoudelijk te kunnen beoordelen. Geen DB meer en opheffing CBRM Het onderscheid tussen een algemeen bestuur en een dagelijks bestuur (DB) is vervallen. Met een compacter bestuur, hogere vergaderfrequentie, de bestuurder als portefeuillehouder en het bestuursbureau als voorbereidend college is een dagelijks bestuur overbodig geworden. Ook de Commissie voor Beleggingen en Risicomanagement is in het verslagjaar opgeheven. Tot nu toe nam deze commissie besluiten over het beleggen van de beschikbare middelen en het beheer van het vermogen op basis van het door het bestuur vastgestelde beleggingsbeleid. De besluitvorming gebeurt nu in het bestuur zelf, waarbij wel een rol is weggelegd voor een adviescommissie. Ingestelde adviescommissie Bestuursbesluiten over het control framework, financiële verslaglegging en assurancerapportages worden voorbereid door de nieuw ingestelde commissie Audit & Risk. Sectorcommissie PGB biedt sectoren waarvoor het fonds de pensioenregeling verzorgt, de mogelijkheid tot het instellen van een sectorcommissie. Ze zijn een platform voor overleg over pensioenen tussen werkgevers- en werknemersorganisaties in de betreffende sector en voor informatie-uitwisseling met het bestuur van PGB over de algemene ontwikkelingen bij het fonds.
1
3
VERSLAG VAN HET BESTUUR
Bestuursorganisatie De organisatie van het pensioenfonds en de besturing kan schematisch als volgt worden weergegeven.
Schematisch overzicht 1: Besturing pensioenfonds
Deelnemersraad PGB
Visitatiecommissie Bestuur
Verantwoordingsorgaan
Bestuursbureau Commissie van Bezwaar
Pensioenontvangers Deelnemers
Adviescommissie Audit & Risk
De Nederlandsche Bank Pensioenfonds PGB
Klachtencommissie
Autoriteit Financiële Markten Actuaris
Werkgevers Accountant Klantenpanel
Sectorcommissie
Uitvoeringsorganisatie
Toelichting positie: het bestuur, dat wordt ondersteund door het bestuursbureau, overlegt met het Verantwoordingsorgaan, de Visitatiecommissie, de Deelnemersraad en de uitvoeringsorganisatie. De uitvoeringsorganisatie zorgt ervoor, dat de deelnemer- en werkgevergegevens geregistreerd staan, de pensioenpremie geïnd en belegd wordt, dat belanghebbenden tijdig en begrijpelijk geïnformeerd worden en uiteindelijk over een pensioenuitkering kunnen beschikken. Het pensioenfonds staat onder financieel toezicht van De Nederlandsche Bank. De Autoriteit Financiële Markten houdt toezicht op de communicatie-uitingen. Het klantenpanel toetst en adviseert over de begrijpelijkheid van de pensioencommunicatie. De relaties tussen het fonds en externe organisaties zijn in het overzicht weergegeven met een stippellijn. De relaties binnen het fonds, interne commissies en organen zijn weergegeven door middel van een ononderbroken lijn.
Deskundigheidsbevordering Het bestuur beschikt over een deskundigheidsplan waarin is vastgelegd aan welke eisen individuele bestuursleden moeten voldoen en over welke kwalificaties het bestuur als collectief moet beschikken. Het deskundigheidsplan is gebaseerd op het Plan van Aanpak Deskundigheidsbevordering van de Pensioenfederatie. Bestuursvergoeding Aan bestuurders worden hogere eisen gesteld in termen van kennis, ervaring, competenties en beschikbaarheid. In overleg met sociale partners en na advies van het Verantwoordingsorgaan is de vergoeding aangepast aan de hogere eisen. Door middel van het functiewaarderingssysteem Cats, waarmee in de grafimedia alle functies worden ingedeeld, zijn ook de bestuursfuncties gewaardeerd. De vergoedingen zijn marktconform en gebaseerd op de zwaarte van de functie. Evaluatie bestuurlijk functioneren Eind 2011 is de individuele kennis van bestuursleden conform de Beleidsregel deskundigheid getoetst door een extern bureau. De bestuurscompetenties op collectief niveau zijn als goed beoordeeld, aan de hand van een schriftelijke toets en
1
4
een uitgevoerde praktijkcase. Nadere evaluatie zal uitwijzen of in 2012 extra themabijeenkomsten zullen worden georganiseerd of een opleidingsplan wordt opgesteld. Het functioneren van de bestuursleden en de bestuursvoorzitters wordt ook in een functioneringsgesprek beoordeeld. De twee voorzitters evalueren de bestuursleden in ‘2-op-1’-sessies. Twee bestuursleden evalueren de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter. In 2011 zijn in het kader van deskundigheidsbevordering diverse workshops georganiseerd ter voorbereiding van de ALM-studie en de inrichting van balans- en vermogensbeheer. Verder hebben individuele bestuurders seminars bezocht, georganiseerd door onder meer de toezichthouders DNB en AFM en de koepelorganisatie de Pensioenfederatie. Risicomanagement en beleggingsbeleid Ook het risicomanagement en het balans- en vermogensbeheer zijn heringericht. De kredietcrisis had de financiële positie van veel pensioenfondsen uitgehold. Terugkijkend hebben pensioenfondsen en hun uitvoeringsorganisaties soms te veel oog gehad voor het rendement en mogelijk te weinig voor onderliggende risico’s. Met risicomanagement kan niet
PGB JAARVERSLAG 2011
VERSLAG VAN HET BESTUUR
worden voorkomen dat een financiële crisis de dekkingsgraad raakt. Het zorgt er wel voor dat bestuurders beter inzicht hebben in de verschillende risico’s en daar waar nodig en mogelijk kunnen bijsturen. Het zorgt er ook voor dat deelnemers, pensioengerechtigden en werkgevers nog duidelijker kan worden getoond hoe verschillende risico’s samenhangen en hoe ze van invloed zijn op toeslagverlening of eventuele verlaging van de pensioenen. Het risicomanagement is nu ingebed in de processen en de structuur van het pensioenfonds. Uitbestedingsovereenkomst Het pensioenfonds heeft het pensioen-, en het vermogensbeheer uitbesteed aan een pensioenuitvoeringsorganisatie. De taken en verantwoordelijkheden van de uitvoeringsorganisatie zijn vastgelegd in een uitbestedingsovereenkomst (UBO), die aan vernieuwing toe is. PGB en de uitvoeringsorganisatie werken aan een nieuwe mantelovereenkomst waarbij aparte contracten worden gesloten voor pensioenbeheer en voor vermogensbeheer. De vergoeding voor verleende diensten zal worden gebaseerd op een tarief per verrichte activiteit. Tot het moment waarop overeenstemming is bereikt, zal op basis van de geldende uitbestedingsovereenkomst worden gewerkt. Verantwoordingsorgaan Over het gevoerde beleid legt het bestuur verantwoording af aan het Verantwoordingsorgaan. Daarin zijn de deelnemers, de gepensioneerden en de werkgevers vertegenwoordigd. Het Verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur, over het gevoerde beleid en over de beleidskeuzes voor de toekomst. In het verslagjaar hebben Verantwoordingsorgaan en bestuur 8 maal overlegd. Op de agenda stonden onder meer de adviesaanvragen met betrekking tot de vergoedingsregeling van het bestuur, het communicatieplan en de herziene rolverdeling tussen uitvoerder en uitvoeringsorganisatie. Verder is gesproken over de toekomst van het fonds, de voortgang in het project Reset, de opzet en uitkomsten van de ALM-studie, het herziene strategische beleggingsplan en het oordeel van het Verantwoordingsorgaan over het door het bestuur gevoerde beleid. Het oordeel van het Verantwoordingsorgaan en de reactie daarop staat onder ‘Overige gegevens’ in het jaarverslag. Deelnemersraad In het kader van medezeggenschap overlegt het bestuur periodiek met de Deelnemersraad. In de raad zijn deelnemers en pensioengerechtigden op basis van onderlinge getalsverhoudingen vertegenwoordigd. De raad brengt advies uit over wijzigingen in statuten en reglementen en de vaststelling van de jaarrekening en het jaarverslag. De Deelnemersraad kan binnen zijn wettelijke bevoegdheden ook ongevraagd advies uitbrengen. In het verslagjaar hebben Deelnemersraad en bestuur 9 maal overlegd. Op de agenda stonden onder meer de adviesaanvragen over de versterking van het besturingsmodel, de introductie c.q. aanpassing van kortingsbeleid en
PGB JAARVERSLAG 2011
toeslagbeleid, de uitbreiding van de werkingssfeer en de nieuwe aansluitingen en aanpassingen van de statuten en reglementen. Verder is advies gevraagd over o.m. het jaarverslag en de geactualiseerde actuariële en bedrijfstechnische nota. Het bestuur licht de Deelnemersraad en het Verantwoordingsorgaan in over actuele ontwikkelingen in overlegvergaderingen en met maandelijkse informatiebulletins. Beide colleges ondersteunen de noodzaak van versterking van de bedrijfsvoering. Wel adviseren ze het bestuur de kostenontwikkeling in de hand te houden en een onnodige overlap tussen bestuur, bestuursbureau en uitvoeringsorganisatie te voorkomen. Visitatiecommissie PGB kent een Visitatiecommissie als vorm van intern toezicht op de bedrijfsvoering. Deze commissie bestaat uit drie onafhankelijke pensioenexperts, die voor drie jaar toezicht houden op het functioneren van het bestuur en het pensioenfonds. De commissie beoordeelt tenminste één keer per drie jaar de beleids- en bestuursprocedures, de aansturing van het pensioenfonds en de risicokeuzes op langere termijn. Het bestuur heeft in overleg met het Verantwoordingsorgaan besloten om gezien de nog lopende verandertrajecten in het kader van Reset 2010, over 2011 geen vervolgopdracht te verstrekken aan de Visitatiecommissie. DNB PGB staat onder toezicht van DNB en AFM. Het financieel toezicht vanuit DNB richt zich op de financiële soliditeit van het fonds en de stabiliteit van de sector. Het gedragstoezicht door de AFM heeft betrekking op transparante communicatie en de marktverhoudingen tussen pensioenuitvoerders. Tussen het pensioenfonds en toezichthouder DNB is op reguliere basis overleg over wijzigingen in statuten, reglementen, ABTN en nieuw beleid op basis van uitkomsten van ALM- en continuïteitsanalyses. Kwaliteit administratie Naast het gebruikelijke toezichtgesprek en de periodieke informatieoverdracht over dekkingsgraad, jaarstaten, jaarverslag en voortgang in lopende projecten, is in opdracht van DNB een themaonderzoek (Quinto P) uitgevoerd naar de kwaliteit van de pensioenadministratie. Deelnemers en pensioengerechtigden moeten het pensioen krijgen waarop ze recht hebben en moeten erop kunnen vertrouwen dat het correct en foutloos is geadministreerd. PGB was één van de fondsen waar steekproefsgewijs de kwaliteit van de administratie is getoetst. Uit het onderzoek van DNB blijkt dat PGB voldoet aan art. 143 PW en dat deelnemers het juiste pensioen krijgen.
1
5
VERSLAG VAN HET BESTUUR
Informatiebeveiliging Vanwege het risico van cybercriminaliteit moet de informatiebeveiliging optimaal zijn. Aan fondsen is door DNB gevraagd een selfassessment uit te voeren. PGB en zijn uitvoeringsorganisatie onderkennen volgens DNB het belang van een robuuste informatiebeveiliging. Uit een nulmeting is gebleken dat de informatiebeveiliging van de uitvoeringsorganisatie aan de gestelde normen voldoet. Wel heeft DNB een aantal terreinen aangegeven waarop verbeteringen nodig zijn, onder meer op het gebied van dataclassificatie en cryptografie. Aan de hand van een Plan van Aanpak wordt de informatiebeveiliging op het gewenste niveau gebracht. AFM De AFM controleert onder meer of pensioenuitvoerders de wetten en regels ten aanzien van de informatieverstrekking naleven. In 2011 heeft PGB voor de tweede keer een selfassessment uitgevoerd. Het bestaat uit een vragenlijst voor pensioenfondsen over de naleving van de normen uit de Pensioenwet (PW) voor de pensioencommunicatie. De vragen gaan over de manier waarop het pensioenfonds omgaat met de begrijpelijkheid en tijdigheid van informatie die op grond van de PW verstrekt dient te worden, de UPO, de pensioenoverzichten, de startbrief, de stopbrief, de toeslagverlening, het Pensioenregister en het herstelplan. De score van een fonds kan liggen tussen 0 en 100. De score van PGB in 2009 bedroeg 93. In 2011 lag de score op 97.
PGB biedt verwante branches de mogelijkheid tot vrijwillige deelname en aansluiting. De uitgeverijsector maakt daar vanaf 2008 gebruik van. Veel uitgeverijen hebben hun pensioenregeling sindsdien bij PGB ondergebracht. Met ingang van 2012 verzorgt het fonds ook de pensioenregeling voor het Kartonnage- en Flexibele Verpakkingenbedrijf en voor een aantal bedrijven uit de karton-, papier-, kunststof- en rubberindustrie. Het vrijwillige bedrijfstakpensioenfonds voor de media PNO Media en PGB hebben al eerder de mogelijkheden verkend van een samenwerking in de uitvoering van het pensioen- en vermogensbeheer. Door de besturen en de bestuursbureaus zijn die in kaart gebracht. Uit de verkenning blijkt dat samenwerking voor beide fondsen perspectief biedt voor de kwaliteit van de dienstverlening, een verminderde kwetsbaarheid en een grotere aantrekkingskracht op talent. De meeste synergie is te behalen als beide fondsen zouden integreren. De besturen hebben daarom besloten het onderzoek te verleggen naar een fusie van de fondsen. Dat verkennend vooronderzoek zal in de eerste helft van 2012 starten.
Klachten en geschillen PGB kent een klachten- en een geschillenregeling. Een klacht gaat over de manier waarop deelnemers of werkgevers door de uitvoeringsorganisatie zijn behandeld en een geschil heeft betrekking op de manier waarop de pensioenregeling wordt toegepast. In 2011 werden 43 klachten (v.j. 41) in ontvangst genomen. In 2011 zijn geen klachten voorgelegd aan de klachtencommissie en is ook geen bezwaarschrift ingediend bij de Commissie van Bezwaar. Het bestuur beschouwt het zeer beperkt aantal klachten ten opzichte van het transactievolume en het feit dat geen klachten werden voorgelegd aan de klachtencommissie als een graadmeter voor de kwaliteit van de uitvoering van de pensioenregeling. Verbreding draagvlak en uitbreiding werkingssfeer PGB is van oudsher de pensioenuitvoerder voor de grafimediabranche en sinds een aantal jaren ook voor ondernemingen uit de uitgeverijsector. Schaalgrootte wordt steeds belangrijker om de pensioenperspectieven van de deelnemers en pensioengerechtigden veilig te stellen. PGB wil minimaal zijn schaal consolideren en indien mogelijk de optimale schaal voor het uitvoeren van een pensioenregeling bereiken. In 2008 lag die schaal volgens CEM Benchmark onderzoek bij circa 100.000 deelnemers (gedefinieerd als premiebetalende deelnemers en pensioengerechtigden). Diverse rapporten spreken al van 150.000 á 200.000. Het fonds (met ca. 83.600 deelnemers) wil daarom zijn financiële kracht versterken met verwante branches en ondernemingen, onder meer in de informatie- en mediasector.
1
6
PGB JAARVERSLAG 2011
VERSLAG VAN HET BESTUUR
PENSIOENBEHEER ONTWIKKELING PENSIOENREGELING De pensioenregeling die PGB uitvoert, is een zogenoemde uitkeringsovereenkomst op basis van een middelloonsystematiek. Het PGB-pensioen is flexibel. Het fonds kent een basisregeling die voor alle deelnemers en aangesloten bedrijfstakken geldt en bepalingen die per sector kunnen verschillen. Daarbij gaat het om variaties in het opbouwpercentage, het partnerpensioen, de franchise, het loonbegrip en natuurlijk ook de premie. PGB berekent de premie voor uitvoering van een pensioenregeling naar rato van een vastgestelde prijs per eenheid pensioen. Die is afgeleid van de doorsneepremie voor de basispensioenregeling. Deze bedraagt in 2012 17,5% voor de volgende componenten: – 1,75% opbouw per jaar voor ouderdomspensioen – partnerpensioen voor 35% (van ouderdomspensioen) op opbouwbasis en voor 35% op risicobasis – wezenpensioen (14% van ouderdomspensioen) gemaximeerd op 5 wezen – premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid (maximaal 70%) – premievrijstelling bij wettelijk ouderschapsverlof – pensioenleeftijd 65 jaar – voorwaardelijke toeslagverlening conform D1 van de wettelijk voorgeschreven toeslagenmatrix (financiering uit overrendement). Voor alle sectoren geldt dat deelnemers kunnen kiezen voor extra pensioenopbouw en voor verschillende vormen van uitbetaling na pensionering. Kortingsbeleid en aanpassing toeslagregeling In overleg met de Deelnemersraad heeft het bestuur besloten dat kortingen op de pensioenen als uiterste redmiddel mogelijk zijn om de dekkingsgraad tijdig op het minimaal vereiste niveau te krijgen. In een financiële crisissituatie hebben andere maatregelen zoals premieverhoging of aanpassing van het beleggingsbeleid weinig effect meer. Voorwaardelijke backservice Voor pensioenregelingen in de grafimediasector is op 1 januari 2006 de opbouw verhoogd met 0,2%. Daarnaast ontvangen deelnemers die daarvoor in aanmerking komen op bepaalde voorwaarden over hun achterliggende dienstjaren vanaf hun 22e jaar tot 1 januari 2006 extra opbouw: per dienstjaar 0,2%. De premie voor financiering van deze voorwaardelijke pensioenaanspraken bedraagt 2%. In het kader van de VUTPrepensioen-Levensloopwetgeving moeten de voorwaardelijke aanspraken voor 2021 gefinancierd zijn. PGB streeft ernaar elk kalenderjaar het voorwaardelijk pensioen over twee geboortejaren onvoorwaardelijk te maken. Dat is gebeurd per 1 januari 2011 voor betrokken deelnemers die zijn geboren in 1951 en 1952 en per 1 januari 2012 voor de geboortejaren 1953 en 1954.
PGB JAARVERSLAG 2011
Pensioensparen Met PGB Pensioen Plus kunnen deelnemers een extra periodieke pensioenpremie of een eenmalige koopsom storten in het pensioenfonds. Ze doen dan voor eigen rekening en risico mee in het beleggingsbeleid van het gehele fonds. Bij pensioensparen heeft de deelnemer een inleggarantie. Die inleggarantie geldt als het oudste saldo minstens 5 jaar heeft uitgestaan. Bij pensionering of overlijden voor pensionering wordt dan minstens de som van alle stortingen uitgekeerd. Afgelopen jaar spaarden 1.424 deelnemers via PGB Pensioen Plus. Het totale spaarbedrag liep op tot € 12,1 miljoen. Over 2011 kregen ze een rendement over hun pensioenspaarrekening van 5,6% (v.j. 9,7%), namelijk het PGBrendement inclusief het effect van de afdekkingsportefeuille (6,6%) onder aftrek van 1% kosten. Tariefswijzigingen De fors gestegen levensverwachting beïnvloedt de keuzemogelijkheden binnen het pensioenfonds. Er gelden met ingang van 1 januari 2012 nieuwe tarieven voor vervroeging of uitstel van het pensioen. Wie eerder met pensioen gaat dan zijn 65ste, hoeft daardoor iets minder in te leveren dan voorheen. Omdat het pensioen langer moet worden uitbetaald, wordt de korting-bij-vervroeging van de pensioenleeftijd geringer. Uitstellen van het pensioen levert iets minder op. De stijgende levensverwachting heeft ook effect op de uitruil van de pensioensoorten ouderdomspensioen en partnerpensioen. Het uitruilen van ouderdomspensioen voor partnerpensioen wordt iets gunstiger, het uitruilen van partnerpensioen voor extra ouderdomspensioen iets minder. De uitruilfactoren zijn met ingang van 2012 aangepast en opgenomen in het reglement. Opschorting waardeoverdracht Pensioenuitvoerders met een dekkingsgraad die onder de 100% ligt, mogen op grond van de Pensioenwet niet meewerken aan een individuele waardeoverdracht. De dekkingsgraad van PGB lag in september 2011 onder de 100%. PGB kon op grond van de wet dus voorlopig niet meewerken aan de overdracht van de waarde van de pensioenaanspraken.
1
7
VERSLAG VAN HET BESTUUR
ONTWIKKELING PENSIOENADMINISTRATIE PGB heeft de pensioenadministratie - onder verantwoordelijkheid van het bestuur - uitbesteed aan zijn pensioenuitvoeringsorganisatie. Voor branches en ondernemingen die zijn aangesloten bij het fonds zijn uitvoeringsovereenkomsten opgesteld. Eens per jaar krijgen deelnemers informatie over de ontwikkeling van hun pensioen.
Aantal verzekerden per einde van het jaar: (in duizenden) 300 280 260 240 220 200
Pensioenoverzichten In 2011 is het voorgeschreven uniforme pensioenoverzicht (UPO) tijdig aan actieve deelnemers verstrekt. Een kleine groep deelnemers ontving de pensioenoverzichten in oktober. PGB beschouwde zijn pensioenspaarregeling als een aanvulling op de basispensioenregeling van de werkgever. Het jaarlijkse pensioenoverzicht daarvan werd dan ook als een aanvulling op de UPO gestuurd. De AFM liet evenwel weten dat volgens de wetgever toch een uitgebreid UPO-model 3 (premieovereenkomst) moet worden verstrekt. PGB besloot zich daarnaar te schikken. Die overzichten zijn in oktober verstuurd. De overzichten zijn ook digitaal te vinden via de besloten website mijnpgbpensioen.nl. Pensioenregister De pensioenstanden van PGB zijn beschikbaar gesteld voor de website www.mijnpensioenoverzicht.nl. Iedere Nederlander kan daar via zijn of haar DIGID een totaal pensioenoverzicht opvragen, inclusief de AOW. Werkgevers In het verslagjaar nam het aantal aangesloten werkgevers met 7% af. Dit houdt verband met de economische situatie in de grafimediabedrijfstak en de andere sectoren waar het fonds voor werkt. Aan het einde van 2011 stonden 2.186 (v.j. 2.361) werkgevers ingeschreven. Uit de grafimediabranche 1.964 (v.j. 2.128), uit de reprografische bedrijven 50 (v.j. 53) en daarnaast nog 172 (v.j. 180) andere bedrijven waaronder uitgeverijen die vrijwillig zijn aangesloten. Deelnemers Het aantal deelnemers eind 2011 is gebaseerd op voorlopige cijfers. Het totale aantal actieve deelnemers, inclusief arbeidsongeschikten, daalt met 5% (v.j. een daling van 2%) van 42.483 naar 40.187. De daling is een gevolg van de slechte economische situatie in de sectoren waarvoor PGB de pensioenregeling verzorgt.
180 160 140 120 100 80 60 40 20 0
2007
2008
2009
2010
2011
Premiebetalenden Arbeidsongeschikten Pensioengerechtigden Premievrij verzekerden
Onderverdeeld naar status zijn de aantallen deelnemers ultimo 2011 en 2010:
Groep
2011
2010
premiebetalende deelnemers deelnemers met toerekening i.v.m. arbeidsongeschiktheid gewezen deelnemers pensioengerechtigden*
35.697 4.490
37.920 4.563
105.359 47.471
111.026 45.075
Totaal
193.017
198.584
* Het aantal pensioengerechtigde deelnemers is hoger dan het aantal ingegane pensioenen zoals vermeld in de kerncijfers en het onder ‘ontwikkeling toegekende pensioenen’ vermelde aantal pensioenontvangers doordat een aantal pensioengerechtigden het pensioen nog niet heeft aangevraagd. Het betreft hier 4.058 deelnemers (v.j. 3.959) van wie het fonds de woon- of verblijfplaats nog niet kent of van wie de uitbetaling is geblokkeerd. Met behulp van de Pensioenfederatie wordt bij de Sociale Verzekeringsbank getracht om de woon- of verblijfplaats te achterhalen.
De daling bij de gewezen deelnemers (die nu elders werken en hun pensioenrecht bij PGB hebben achtergelaten) is een gevolg van de afkoop van kleine pensioenen.
1
8
PGB JAARVERSLAG 2011
VERSLAG VAN HET BESTUUR
Uitkeringen In 2011 werd uitgekeerd: In miljoenen euro’s 2011
2010
Ouderdomspensioenen Partnerpensioenen Wezenpensioenen Afkoopsommen Vervroegd pensioen ANW
266 78 1 5 21 3
249 76 1 33 21 3
Ten laste van de rekening van baten en lasten
374
383
Toelichting: het fonds heeft in 2010 vroegere deelnemers met een klein pensioen actief benaderd om het pensioen over te dragen naar de nieuwe pensioenuitvoerder of af te kopen. Het verschil in afkoopsommen tussen 2010 en 2011 kan daardoor worden verklaard.
Ontwikkeling van toegekende pensioenen Het totale aantal pensioenontvangers steeg van 41.116 tot 43.413, een toename van 5,6%. In 2011 zijn 3.387 (v.j. 3.551) nieuwe ouderdomspensioenen toegekend. Onderstaand overzicht toont het verloop van de pensioenen in 2011.
Overzicht aantallen ingegane pensioenen
Ouderdomspensioen
Partnerpensioen
Wezenpensioen
Totaal
26.871
13.625
620
41.116
Toekenningen
3.387
850
93
4.330
Beëindigingen
1.279
649
105
2.033
28.979 7,8%
13.826 1,5%
608 − 1,9%
43.413 5,6%
Stand per 31-12-2010
Stand per 31-12-2011 Ontwikkeling
ONTWIKKELING COMMUNICATIE Het bestuur van PGB wil alle belanghebbenden goed voorlichten over beleid, bestuur en organisatie van het pensioenfonds. Daarnaast wil het fonds het pensioenbewustzijn van de deelnemers versterken. Het communicatieplan voor 2011 is afgestemd met het Verantwoordingsorgaan. Communicatiedoelen – het juist, tijdig en begrijpelijk inlichten van (gewezen) deelnemers, (gewezen) partners en pensioengerechtigden over de ontwikkeling van hun opgebouwde aanspraken, te bereiken aanspraken, pensioenrechten en de voorwaardelijke toeslagverlening en de risico’s daarbij;
PGB JAARVERSLAG 2011
– het tijdig inlichten van belanghebbenden over actuele pensioenontwikkelingen en de rechten en plichten die voortvloeien uit deelname aan de pensioenregeling; – (gewezen) deelnemers, aanstaande pensioengerechtigden en werkgevers in staat stellen afgewogen beslissingen te nemen; – het bevorderen van een goede relatie tussen het fonds en de belanghebbenden met het oog op het in het fonds gestelde vertrouwen; – het verhogen van de naamsbekendheid van het fonds en het positioneren van PGB als pensioenfonds voor de informatie- en mediasector en aanverwante branches om het draagvlak verder te verbreden.
1
9
VERSLAG VAN HET BESTUUR
Methodiek en middelen Het fonds zet een evenwichtige mix van massa- en persoonlijke communicatiemiddelen in. Het streeft ernaar de elektronische informatie-uitwisseling via website, besloten site en e-mail te optimaliseren. Daarbij rekening houdend met de behoefte aan persoonlijk contact van betrokkenen. Strategische aandachtsvelden 2011 Het bestuur heeft in het verslagjaar de communicatie van het fonds en de uitvoeringsorganisatie uit elkaar gehaald. Het fonds heeft een eigen huisstijl ontwikkeld en communiceert met deelnemers en werkgevers nu onder zijn eigen label. Zo zijn onder meer PGB-Bericht en PGB Beeld verschenen. PGBBericht is de digitale nieuwsbrief van het fonds die vier keer per jaar wordt verzonden, met aparte edities voor deelnemers en voor werkgevers. Daarnaast heeft het fonds PGB Beeld uitgebracht, een gedrukt pensioenmagazine dat naar alle deelnemers is verstuurd. Het pensioenmagazine verschijnt minimaal eenmaal per jaar. Deelnemers en pensioengerechtigden die niet geabonneerd zijn op de digitale nieuwsbrief en de website niet kunnen volgen, worden via het magazine op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen bij hun fonds. PGB verspreidt relatiebladen en digitale nieuwsbrieven naar werkgevers en deelnemers. Maar ook via de nieuwe website, het jaarverslag, de populaire samenvatting daarvan en via brochures blijven belanghebbenden op de hoogte van de strategie van het fonds, het beleggingsbeleid en de veranderingen daarin, het rendement en de dekkingsgraad. De samenstelling, agenda’s en notulen van Deelnemersraad, Verantwoordingsorgaan en klantenpanel staan op de website. Het fonds is in 2011 gestart met branchesites. Bedrijfstakken die hun pensioenregeling bij PGB hebben ondergebracht, kunnen ervoor kiezen onder de paraplu van PGB een eigen website in te richten met een eigen nieuwsvoorziening. Aandachtsveld klanttevredenheid De klantenkring van PGB wordt meer divers. In 2008 was het werkingsgebied verbreed met het uitgeverijbedrijf. Met ingang van 2012 voert PGB ook de pensioenregeling uit voor het Kartonnage- en Flexibele Verpakkingenbedrijf en van een aantal bedrijven uit de karton-, papier-, en de kunststof- en rubberindustrie. Met het oog op deze ontwikkeling onderzoekt het fonds de tevredenheid met de dienstverlening ook vanuit de optiek van de verschillende klantengroepen. Toetsen van communicatie PGB voldoet aan de formele communicatievereisten van de Pensioenwet. Het beschikt over een plan waarin een uitvoeringsprogramma en een communicatiemonitor zijn opgenomen. In de monitor zijn meetbare doelen opgenomen. Het fonds is ook nagegaan of de verstrekte informatie overkomt: het klantenpanel heeft pensioencommunicatie op begrijpelijkheid beoordeeld en er is onderzoek onder deelnemers, pensioengerechtigden en werkgevers uitgevoerd. Over de gehele linie liggen de resultaten van de communicatie in lijn met de beoogde doelen van het fonds. Mede naar aanleiding van de opmerkingen van het klantenpanel en de resultaten van het klanttevredenheidsonderzoek wordt de communicatie jaarlijks op onderdelen aangescherpt.
2
0
Pensioeninformatiedagen Deelnemers van PGB krijgen in het jaar voorafgaand aan hun pensioneren een uitnodiging voor een pensioeninformatiedag, samen met hun eventuele partner. In 2011 hebben 1.412 (v.j. 1.106) deelnemers/partners een voorlichtingsdag bijgewoond.
FINANCIËLE ZAKEN Het herstel van de dekkingsgraad is in 2011 achtergebleven bij het herstelplan. Nadat het fonds eind juni drie achtereenvolgende kwartalen had afgesloten met een dekkingsgraad boven de 105% - op grond waarvan het kortetermijnplan kon worden ingetrokken - verslechterde de financiële positie in korte tijd sterk. De schuldencrisis binnen de Europese Unie veroorzaakte veel onrust op de financiële markten. Dekkingsgraad Ondanks het verslechterde economische klimaat kwam het rendement op de beleggingsportefeuille over 2011 uit op 6.6%. Het vermogen van PGB steeg mede daardoor van € 10,945 miljard naar € 11,431 miljard. De dekkingsgraad, die de verhouding weergeeft tussen het vermogen en de waarde van de pensioenen, daalde desondanks van 108,1% naar 99,4%. Dat kwam doordat de pensioenverplichtingen nog harder stegen: van € 10,128 miljard naar € 11,500 miljard. Dat was een gevolg van de lagere rentestand (3,47% eind 2010 versus 2,74% eind 2011). Daardoor moest het fonds meer voor de toekomstige pensioenen reserveren. Tabel 1: Oorzaken daling dekkingsgraad Verandering (▲ ▲ ) dekkingsgraad (oorzaken voor mutaties van de dekkingsgraad) ▲ %-punt dekkingsgraad 2010 Q4
108,1%
M1 (premie)
0,0%
M2 (uitkering)
0,3%
M3 (indexering)
0,0%
M4 (rentetermijnstructuur)
– 14,0%
M5 (overrendement) M6 (overig) dekkingsgraad 2011 Q4
%
5,6% –
0,6% 99,4%
Het besluit van DNB om de gemiddelde rente van de laatste drie maanden te gebruiken voor de berekening van de voorziening in plaats van de rentestand aan het einde van het jaar scheelde 3,1%. Zonder aanpassing van de rente zou de dekkingsgraad dus op 96,3% zijn uitgekomen. In tabel 2 zijn relevante kengetallen van het Financieel Toetsingskader weergegeven voor 2011 en 2010. In tabel 3 wordt op hoofdlijnen een overzicht gegeven van de baten en lasten van het fonds over 2011 en voorgaande jaren. Het overzicht is in de actuariële analyse uitgewerkt.
PGB JAARVERSLAG 2011
VERSLAG VAN HET BESTUUR
Tabel 2: Kengetallen Financieel Toetsingskader op basis van de rentetermijnstructuur van DNB Bedragen in miljoenen euro’s eind 2011
eind 2010
totaal vermogen
11.431
10.945
pensioenverplichtingen
11.500
10.128
69
817
99%
108%
115%
118%
reserves
–
dekkingsgraad vereiste dekkingsgraad
Tabel 3: Overzicht baten en lasten Bedragen in miljoenen euro’s Premieresultaat 2011
15
2010
25
2009 2008 2007
Interestresultaat –
Overig resultaat
903
2
–
868
–
14
125
–
164
46
1.289
–
235
1.100
75
– 3.567
41
– 3.451
37
440
103
580
Ontwikkeling kortetermijnherstelplan Doordat de dekkingsgraad drie kwartalen boven de 105% uitkwam, was met ingang van 1 juli 2011 het kortetermijnherstelplan niet meer van toepassing. Maar als gevolg van de dalende rente dook de dekkingsgraad in de tweede helft van het jaar weer onder de 105%. Het bestuur van PGB lichtte DNB daarover in. In overleg met deze toezichthouder werd besloten het oude kortetermijnherstelplan weer te gaan gebruiken. Voor het langetermijnherstelplan zal het fonds
rekening houden met het herziene beleggings- en risicobeleid en de per 1 januari 2012 overgenomen beleggingsportefeuille van het bedrijfstakpensioenfonds voor het Kartonnage- en Flexibele Verpakkingenbedrijf. In het Herstelplan zat een prognose voor de nominale dekkingsgraad vanaf 31 december 2008 voor de volgende 15 jaar op basis van de toen afgesproken herstelmaatregelen. De verwachte lijn van herstel staat in grafiek 1. PGB verwachtte na de vijfjaarsherstelperiode uit te komen op 106% en na 15 jaar (niet zichtbaar in de grafiek) op ongeveer 136%. Dit alles op basis van de inzichten eind 2008 en na correctie voor de gestegen levensverwachting. Zowel het kortetermijn- als het langtermijnherstel zouden zo voldoen aan de voorwaarden van de toezichthouder. Volgens het herstelplan zou het fonds eind 2011 op een dekkingsgraad moeten uitkomen van 101%. In werkelijkheid was dat 99%. Hoewel PGB dus achterloopt op het uitgezette schema, hoeft het nog geen aanvullende maatregelen te nemen. Het fonds kan statistisch gesproken tijdig (eind 2013) nog op het wettelijk vereiste minimumniveau van ongeveer 105% komen. Het minimum herstelpad daarvoor liep eind 2011 namelijk langs 98%. Dat het fonds geen aanvullende maatregelen hoefde te nemen was overigens een gevolg van de beslissing van de toezichthouder om bij de berekening van de verplichtingen uit te gaan van de gemiddelde rentetermijnstructuur in de laatste drie maanden. In tegenstelling tot veel andere fondsen hoefde PGB daardoor geen kortingswaarschuwing af te geven. De economische omstandigheden blijven echter onzeker. Als het herstel tegenvalt, ontkomt ook PGB niet aan een kortingsmaatregel.
Grafiek 1: Feitelijke versus verwachte en minimum herstelpad 120,0% 115,0% 110,0% 105,0% 100,0% 95,0% 90,0% 85,0% 2009 MVEV
PGB JAARVERSLAG 2011
2010 Herstelplan
2011 Werkelijk herstel
2012
2013
Minimum Herstelpad
2
1
VERSLAG VAN HET BESTUUR
Dekkingsgraad en toeslagverlening PGB geeft niet automatisch toeslagen op de pensioenen om de prijsstijgingen bij te houden. Voor die toeslagen betalen de deelnemers geen premie. Het geld moet komen uit het rendement dat het pensioenfonds maakt op zijn beleggingen. PGB kan de pensioenen alleen verhogen met toeslagen als het bestuur oordeelt dat er genoeg geld voor is. Daarbij gebruikt het bestuur het advies van een richtlijn, waarvan het kan afwijken. De richtlijn die hieronder is weergegeven, is in het verslagjaar na overleg met de Deelnemersraad aangepast.
Besluit toeslagverlening Op grond van de richtlijn zou de toeslagverlening bij een dekkingsgraad van 115% (gedeeltelijk) kunnen worden hervat. De gemiddelde dekkingsgraad over de maanden juli, augustus en september die als referentie wordt gebruikt, lag daar met ongeveer 100% ruim onder. Op grond van de richtlijn en omdat er nog steeds sprake is van een herstelsituatie, heeft het bestuur besloten de opgebouwde aanspraken en ingegane pensioenen per 1 januari 2011 en 1 januari 2012 niet te verhogen. De gemiste toeslagen bedragen resp. 1,50% en 2,61%.
Richtlijn dekkingsgraad en ontwikkeling pensioen Het fonds heeft vanaf 2003 aan deelnemers, gewezen deelnemers en pensioenontvangers van de PGB-regeling voor de grafimedia de volgende toeslagen verleend (zie tabel 4).
Bij een dekkingsgraad:
kan de volgende toeslag worden verleend:
onder 105%
in het uiterste geval korting van pensioen
van 105% tot 115%
geen toeslag + compensatie van eventuele korting
van 115% tot 130%
gedeeltelijke toeslag over prijsinflatie van maximaal 4%
van 130% tot 140%
100% toeslag over prijsinflatie met maximum van 4%
van 140% tot 150%
100% toeslag over prijsinflatie zonder maximum
van 150%
100% toeslag over prijsinflatie zonder maximum + inhaaltoeslag + loonindex
Premiebeleid Het bestuur bepaalt jaarlijks de kostendekkende premie voor deelname aan de basispensioenregeling. Om premiefluctuaties te dempen wordt de kostendekkende premie gebaseerd op een gemiddelde rente over een aantal jaren. Gebruikmakend van die demping blijkt de premie nog steeds kostendekkend op basis van de gegevens van eind 2011. Maar zolang het fonds nog in onderdekking verkeert (wat bij PGB nu het geval is), moet de premie ook bijdragen aan het herstel van de dekkingsgraad. Daarbij moeten de fondsen rekenen met de huidige lage rente. Op basis van die rente blijkt de huidige premie ontoereikend en niet langer kostendekkend.
Toelichting: Ligt de dekkingsgraad gedurende drie jaar onder de 105% dan kan het bestuur besluiten om de pensioenen te korten. De korting zal zodanig zijn dat het fonds weer voldoet aan de wettelijk vereiste dekkingsgraad van 105%. Bij een dekkingsgraad tussen de 105 en 115% wordt een eventuele korting ongedaan gemaakt voor zover het herstelplan dat toestaat. Om voor compensatie van de korting in aanmerking te komen, moet iemand zowel op het moment dat de korting werd doorgevoerd als op het moment van het ongedaan maken (gewezen) deelnemer of de pensioengerechtigde van het fonds zijn. Zolang de dekkingsgraad onder de 115% ligt, adviseert de herziene richtlijn om de pensioenen niet te verhogen.
PGB doet daarom voor 2012 een beroep op de ontheffing die DNB voor één jaar kan geven aan fondsen waarvan de premie onvoldoende is. Voor 2012 handhaaft het fonds voorlopig de huidige premie. De toezichthouder stelt daarbij wel als eis dat het bestuur spoedig laat weten welke maatregelen het neemt om de premie vanaf 2013 wel aan de eisen te laten voldoen.
Tabel 4: Toeslagverlening datum
verstrekte toeslag
niet verstrekte inhaaltoeslag
verstrekte inhaaltoeslag
toegepaste korting
compensatie korting
1-1-2004
2,04%
–
–
–
–
1-1-2005
–
1,09%
–
–
–
1-1-2006
1,00%
0,55%
–
–
–
1-1-2007
1,50%
0,30%
–
–
–
1-1-2008
1,00%
–
1,09%
–
–
1-1-2009
–
3,00%
–
–
–
1-1-2010
–
0,30%
–
–
–
1-1-2011
–
1,50%
–
–
–
1-1-2012
–
2,61%
–
–
–
Toelichting: De laatste jaren kunnen de pensioenen bij PGB de prijsontwikkeling niet volgen. Het totaal van de niet verstrekte toeslagen (=indexatie) bedraagt momenteel 8,26% (0,55% + 0,30% + 3,00% + 0,30%+ 1,50% + 2,61%). De achterstand op basis van samengestelde berekening is 8,51%. De gemiste toeslag op 1 januari 2005 (1,09%) is ingehaald op 1 januari 2008. Het bestuur heeft de bevoegdheid om op grond van de financiële situatie van het fonds in het uiterste geval de pensioenen van deelnemers en pensioengerechtigden te korten. Tot nu toe heeft het fonds deze maatregel niet behoeven te nemen.
2
2
PGB JAARVERSLAG 2011
VERSLAG VAN HET BESTUUR
De premie kan omhoog, of de pensioenleeftijd kan omhoog, of de pensioenregeling kan worden versoberd door bijvoorbeeld de pensioenopbouw te verlagen, of een combinatie hiervan. Het bestuur overlegt daarover met de sociale partners, die de inhoud van de pensioenregeling bepalen, aangesloten bedrijven en de Deelnemersraad. De bijdrage voor deelname aan de basispensioenregeling bij PGB blijft voor 2012 voorlopig op 17,5%. De premies worden berekend over de pensioengrondslag (het brutoloon minus de franchise). De premie voor de financiering van de voorwaardelijke backservice in de grafimediasector bedraagt daar bovenop 2%.
DE ACTUARIËLE ANALYSE De actuariële analyse van het saldo van baten en lasten kan als volgt worden weergegeven: Bedragen zijn afgerond in miljoenen euro’s 2011
2010
2009
199
179
200
Premieresultaat Premiebijdragen Pensioenopbouw
−
179
−
12
−
151
−
10
−
152
−
8
onttrekking uit VPV voor pensioenuitvoeringskosten pensioenuitvoeringskosten
7
7
15
6
25
46
Interestresultaat beleggingsresultaten rentetoevoeging VPV
686 −
indexering en overige toeslagen wijziging marktrente
128
1.048 −
1 − 1.462
−
0
−
289 416
903
125
1.289
resultaat op waardeoverdrachten (saldo-overdracht van rechten)
1
38
−
resultaat op kanssystemen (overige wijzigingen)
9
5
7
wijziging overige actuariële uitgangspunten
0
187
overige baten
0
18
Overig resultaat
overige lasten
Totaal saldo baten en lasten
−
−
8
−
38
2
−
164
886
−
14
−
238
−
8
4
−
235 1.100
De resultaten uit de actuariële analyse met betrekking tot het boekjaar 2011 leiden tot de volgende conclusies:
PGB JAARVERSLAG 2011
Bedragen zijn afgerond in miljoenen euro’s 2011
2010
kostendekkende premie ongedempt*
177
152
inkomsten op grond van feitelijke premie
161
162
kostendekkende premie gedempt
150
141
* Met ingang van 2011 zijn de gedempte en de ongedempte kostendekkende premie berekend op de grondslagen primo boekjaar. De rente bij de berekening van de gedempte premie bedroeg 4,25%. De gewogen gemiddelde rente bij de berekening voor de ongedempte kostendekkende premie bedroeg in 2011 2,74%, tegen 3,47% in 2010.
De pensioenopbouw bestaat uit de onvoorwaardelijke ingekochte aanspraken uit hoogte van de ontvangen baten uit premies en koopsommen. Het premieresultaat bestaat ook uit de pensioenuitvoeringskosten, dat zijn de kosten eigen beheer, exclusief vermogensbeheer. De onttrekking uit de Voorziening Pensioenverplichtingen (VPV) voor pensioenuitvoeringskosten betreft de vrijval van excassokosten bij overlijdens en reguliere uitkeringen. Het premieresultaat is berekend op de grondslagen primo boekjaar 2011, waarbij de gewogen gemiddelde marktrente op 3,47% stond. Koopsommen worden gefinancierd op basis van actuariële tarieven waarbij de inkoop voor 2011 ruim kostendekkend is. De premies worden gefinancierd op basis van een doorsneepremie.
4
805
−
−
1.166
118
Premieresultaat De kostendekkende, gedempte en feitelijke premie (17,5%) volgens artikel 130 van de Pensioenwet zijn als volgt:
Interestresultaat In het boekjaar 2011 zijn de verplichtingen opgerent met de eerstejaars rente van de rentetermijnstructuur van ultimo 2010. In 2011 is de marktrente ook gedaald en dat heeft ertoe geleid dat het resultaat op wijziging marktrente negatief is. De positieve beleggingsopbrengsten waren lager dan de lasten uit hoofde van de benodigde interest en wijziging marktrente waardoor er per saldo een negatief interestresultaat van € 903 miljoen is. Overig resultaat In boekjaar 2011 waren de grondslagen niet gewijzigd ten opzichte van boekjaar 2010. Het overig resultaat komt uit op € 2 miljoen. De solvabiliteitstoets is onder ‘Risicobeheer’ opgenomen in de Jaarrekening. Het oordeel van de actuaris over de actuariële analyse is onder ‘Overige gegevens’ opgenomen als Verklaring van de actuaris.
2
3
VERSLAG VAN HET BESTUUR
BALANS- EN VERMOGENSBEHEER IN 2011
Om de (financiële) ambities waar te kunnen maken, zal het pensioenfonds zijn vermogen goed moeten beheren en zijn balans op orde moeten houden. Daarbij staat het fonds onvermijdelijk voor de opgave een verantwoorde keuze te maken tussen risico en rendement. Ambities realiseren betekent dat het fonds rendement moet maken. Rendement maken betekent een bepaalde mate van risico nemen. ALM-studie PGB heeft begin 2011 een ALM-studie laten uitvoeren. Die laat in duizenden economische scenario’s zien hoe de bezittingen en verplichtingen zich in de toekomst kunnen ontwikkelen. Ook brengt ze in beeld hoe groot de risico’s zijn van bepaalde keuzen en hun effect op het rendement en de dekkingsgraad. Bij de studie heeft het bestuur zijn beleggingsadviseurs betrokken, zijn uitvoeringsorganisatie en deskundigen van Ortec Finance. Ook met het Verantwoordingsorgaan en de Deelnemersraad is overleg geweest over doel en opzet van de ALM-studie. Deze studie is de basis geworden voor een nieuw beleggingsbeleid.
Een van de conclusies van het bestuur uit de ALM-studie, is dat de beleggingsrisico’s beperkt moeten worden. Dit heeft geleid tot de beslissing het pakket obligaties te verruimen. Daarmee kan tevens de omvang van de afgeleide instrumenten (derivaten) verminderen en het daaraan verbonden risico. Strategisch beleggingsplan 2011-2013 In het derde kwartaal van 2011 heeft het bestuur op basis van deze ALM-inzichten een nieuw strategisch beleggingsplan laten opstellen, gericht op bovenstaande doelstellingen. Het uiteindelijke resultaat was een nieuw strategisch beleggingsplan 2011-2013, met de volgende beleggingsmix (zie tabel 6). Tabel 6: Beleggingsportefeuille
Beleggingsportefeuille
norm 2011 (oud)
norm 2011-2013 (nieuw)
Matching portfolio, bestaande uit:
41%
50%
Eurostaatsobligaties
14%
0%
eurostaatsobligaties
0%
32%
Inflation-linkedbonds
6%
In de duizenden economische scenario’s komen natuurlijk ook pessimistische voor, die tot heel slechte pensioenuitkomsten leiden. De kans daarop wil het bestuur tot een minimum beperken. Daarom heeft het medio 2011 de volgende financiële doelen geformuleerd voor het beleggingsbeleid:
Kwalitatief hoogwaardige
Tabel 5: Overzicht financiële doelen beleggingsbeleid
Return portfolio, bestaande uit:
Eurocredits Euroliquiditeiten
0%
20%
17,5%
1%
0,5%
59%
50%
Aandelen
33%
30%
Doelstellingen beleggingsbeleid
Alternatieve beleggingen
26%
20%
Een over een periode van 15 jaar verwachte koopkracht van minimaal 90%
Alternatieve beleggingen, bestaande uit: 10%
6%
Een over een periode van 3 jaar gemeten kans op korten van maximaal 1,5%
Onroerend goed
Een over een periode van 3 jaar gemeten kans op korten van meer dan 10% van maximaal 0,3%
Deze ambities laten al zien dat er altijd een balans moet worden gevonden tussen een goed beleggingsrendement om toeslagen op de pensioenen te kunnen geven en het beperken van het risico op desastreuze tegenvallers. Bovenstaande drie maatstaven vormen volgens het bestuur het optimum. Door de gedaalde dekkingsgraad sinds het opstellen van de ALMstudie, zal het fonds op dit moment niet aan deze maatstaven voldoen.
Infrastructuur
5%
5%
Commodities (grondstoffen)
2,5%
4%
Hedge funds
2,5%
0%
Emerging Market debt
3%
0%
High yieldbonds
3%
0%
Inflation-linkedbonds
0%
5%
Renteafdekkingsbeleid
60%
60%
Valuta afdekkingsbeleid
vrijwel geheel afdekken
vrijwel geheel afdekken
De ALM-studie heeft opnieuw laten zien dat het fonds over niet veel andere sturingsmiddelen beschikt dan het beleggingsbeleid om de pensioenen veilig te stellen, inclusief de toeslagen voor koopkrachtbehoud. Wijziging van het premie- of toeslagbeleid heeft (te) weinig invloed, mede doordat de omvang van de premie minder is dan 2% van het bestaande vermogen.
2
4
PGB JAARVERSLAG 2011
VERSLAG VAN HET BESTUUR
De omvang van de Return portfolio (o.m. aandelen) gaat omlaag van 59% naar 50%. Daarmee daalt het risico, maar uiteraard ook het verwachte rendement. Het percentage alternatieve beleggingen daalt van 26% naar 20%. Als deze 20% verspreid blijft over veel categorieën leidt dat tot versnippering. Daarom is ervoor gekozen afscheid te nemen van hedge funds, emerging market debt, high yield bonds en (op termijn) direct onroerend goed. Dit vermindert tevens de complexiteit van de totale beleggingsportefeuille en het aantal mandaten aan verschillende vermogensbeheerders. Geheel volgens de aanbevelingen van de Commissie Frijns is de beleggingsportefeuille vereenvoudigd en het aantal beleggingscategorieën verminderd. Binnen de Matching portfolio (o.m. obligaties) wordt enerzijds voorzichtiger geopereerd, doordat het percentage eurostaatsobligaties stijgt, anderzijds wordt wel de relatief grote positie in eurocredits (bedrijfsobligaties) gehandhaafd. Ook de looptijd van de toegestane credits is verruimd, omdat het fonds ook rendement nodig heeft. Per saldo neemt de kredietwaardigheid van de Matching portfolio toe, mede door de focus binnen eurostaatsobligaties op kwalitatief hoogwaardige obligaties (lees: de hoogst mogelijke kredietwaardigheid, gegeven de vigerende marktomstandigheden). De eurostaatsobligaties die het fonds in portefeuille houdt, zijn uitgegeven door: Duitsland, Finland, Nederland en Oostenrijk. De kredietwaardigheid van de Matching portfolio neemt ook toe door de aangescherpte beleggingsrichtlijnen voor credits. Zo kunnen obligaties van financiële instellingen alleen in de portefeuille komen als ze afkomstig zijn van een systeembank of van een andere financiële instelling afkomstig uit een AAA-land (exclusief Frankrijk) indien bovendien de kredietwaardigheid van de financiële instelling zelf minimaal AA- is. Een groter aantal kwalitatief hoogwaardige obligaties verbetert ook de liquiditeitspositie sterk. Omdat de looptijden van de obligaties beter op de looptijden van de nominale pensioenverplichtingen worden afgestemd (matchen) en niet alleen meer op de rentegevoeligheid, is een substantieel kleinere eurorenteswap portefeuille nodig. Dit verkleint de kans dat er plotseling extra liquiditeit nodig is als extra onderpand voor de swaps. Het niveau van de renteafdekking blijft gehandhaafd op 60%. Het ALM-onderzoek wijst uit dat zowel een afdekking van 50% als van 70% verantwoord is. De 60% lijkt een goed optimum. Onderstaande grafiek laat de ontwikkeling zien van de rentetermijnstructuur, waarmee de toekomstige pensioenuitkeringen moeten worden verdisconteerd. De lichtblauwe lijn geeft de daadwerkelijke stand van de termijnstructuur weer per 31 december 2011 en de paarse lijn de aanpassing van die structuur door DNB (door voor 31 december 2011 het gemiddelde te nemen van het vierde kwartaal van 2011). De rentetermijnstructuur is in de loop der jaren fors gedaald, met als consequentie dat de contante waarde van de toekomstige pensioenuitkeringen fors is gestegen en de dekkingsgraad dus fors is gedaald.
PGB JAARVERSLAG 2011
Grafiek 2: Rentetermijnstructuur DNB
Pensioenakkoord De ALM-studie en het strategisch beleggingsplan 2011-2013 hebben zich afgespeeld binnen de huidige Pensioenwet en de rekenregels van het huidige FTK (financieel toetsingskader). Het pensioenakkoord zal zeker leiden tot andere regels en kaders. De afweging van rendement en risico die in het strategisch beleggingsplan wordt gemaakt, zal niet aan belang inboeten. Het bestuur verwacht met dit plan een evenwichtige afweging te hebben gemaakt tussen de reële pensioenambitie en het onvermijdelijke (nominale) risico. De inzichten op het gebied van balansbeheer en de omgeving waarin het fonds opereert, veranderen echter ook nog voortdurend. Het bestuur zal zijn beleid de komende periode dan ook zeker verder ontwikkelen. Implementatieplan Na de ALM-studie en het strategisch beleggingsplan is vervolgens een implementatieplan opgesteld om de veranderingen als gevolg van het beleggingsplan ook operationeel te beschrijven. De wijzigingen zijn grotendeels in 2011 uitgevoerd, met een uitloop naar het eerste kwartaal van 2012. Hierbij is nadrukkelijk rekening gehouden met de collectieve waardeoverdracht van het per 1 januari 2012 aangesloten bedrijfstakpensioenfonds Kartonnage- en Flexibele Verpakkingenbedrijf. De belangrijkste wijzigingen waren de verhoging van de eurostaatsobligaties van 14% naar 32% (daarvoor waren de eurostaatsobligaties van periferelanden al verkocht), de verlenging van de looptijd binnen eurocredits van ‘nul tot drie jaar’ naar ‘nul tot tien jaar’ en de daarbij behorende beperking van de derivatenportefeuille. Verder is PGB ook overgegaan naar minder actief beheer van aandelen (van 100% actief - naar ca. 55% passief en ca. 45% actief beheer) daar waar actief beheer op lange termijn toch te weinig of geen waarde toevoegt en wel extra risico’s en kosten met zich meebrengt. Tot slot zijn een aantal categorieën beleggingen verkocht: hedge funds, high yieldbonds, emerging market debt en (op termijn) direct onroerend goed. Maatschappelijk verantwoord beleggen Maatschappelijk verantwoord beleggen (MVB) is beleggen op grond van financiële, sociale, beheer-technische en milieuoverwegingen. PGB streeft naar een zo hoog en zo stabiel mogelijk rendement, maar niet ten koste van alles. Het fonds gaat ervan uit dat financieel en maatschappelijk rendement op lange
2
5
VERSLAG VAN HET BESTUUR
termijn kunnen samengaan. Zo kunnen de deelnemers in de toekomst ook van een goed en betaalbaar pensioen genieten in een ‘leefbare’ wereld. Naast het nodige rendement dat het fonds moet behalen in het belang van zijn deelnemers, moet het dus ook afwegen waarin het belegt. PGB kan niet alle MVBonderzoeken of alle MVB-strategieën zelf uitvoeren. Daarom werkt het samen met een specialistisch netwerk van partners. Het beleid geldt voor alle beleggingscategorieën, uitgezonderd beleggingsfondsen en beursgenoteerde derivatencontracten, omdat het fonds daarop geen invloed kan uitoefenen. Bij de selectie van beleggingsfondsen genieten fondsen die maatschappelijk verantwoord beleggen de voorkeur. PGB heeft het MVB-beleid langs de volgende sporen uitgezet: Uitsluitingsbeleid van bedrijven die zich bezig houden met controversiële wapens Duurzaamheidsinvesteringen Stemmen in aandeelhoudersvergaderingen Engagement: dialoog met bedrijven via het Governance Platform
●
● ● ●
Het fonds legt verantwoording af over het gevoerde beleid, de samenstelling van de beleggingsportefeuille en de behaalde resultaten in kwartaalberichten. De samenstelling van de beursgenoteerde aandelenbeleggingen en de obligatieportefeuille worden periodiek op de website van het fonds gepubliceerd.
2
6
PGB JAARVERSLAG 2011
VERSLAG VAN HET BESTUUR
BELEGGINGEN Beleggingsresultaten in 2011 Het rendement van de totale beleggingsportefeuille was in 2011 6,6%. Dit is vooral te danken (zie tabel 7) aan het positieve rendement op de renteswap-portefeuille. Die is ingezet om het renterisico mede af te dekken. De fors gedaalde rentetermijnstructuur zorgde ervoor dat de returnportefeuille 6,5% meer waard werd (bijna gelijk aan het totale rendement).
Onroerende zaken Grondstoffen Overige
– GPR/portefeuille gerelateerd – S&P GSCI – Product of rentetarief gerelateerd
In 2011 zijn de benchmarks, evenals in 2010, in lokale valuta gemeten. Het strategisch afdekken van vreemde valuta gebeurt niet binnen de subportefeuilles, maar buiten de beleggingsportefeuille op totaalniveau. Het strategische beleid is een vrijwel volledige afdekking van de vreemde valuta.
Tabel 7: Beleggingsresultaten 2011 In procenten Beleggingsresultaten 2011
rendement PGB
rendement benchmark
Matching portfolio
5,6
4,1
Eurostaatsobligaties
14,6
11,2
Inflation linked bonds
–
8,8
−
10,0
Eurocredits
2,3
2,1
Euroliquiditeiten
0,9
0,9
Return portfolio, bestaande uit: Aandelen
−
Alternatieve beleggingen
6,4
−
2,4
6,7 2,8
Alternatieve beleggingen, bestaande uit: Onroerend goed
−
2,3
−
0,4
Infrastructuur
6,2
1,4
Commodities (grondstoffen)
2,0
2,1
Hedge funds
1,5
2,9
Emerging Market debt
−
7,6
7,3
High yieldbonds
6,0
7,2
Totaal beleggingsportefeuille
0,5
0,2
Totaal beleggingen Incl. afdekking rente/valutarisico, excl. beheerskosten
6,6
─
Totaal beleggingen Incl. afdekking rente/valutarisico, incl. beheerskosten
6,5
─
Benchmarks In het beleggingsplan worden de voor dat jaar gehanteerde benchmarks vastgelegd en door het bestuur vastgesteld. Tegen deze benchmarks worden de eigen prestaties van de beleggingsportefeuille gemeten. De voornaamste benchmarks voor de hoofd- en subonderdelen van de beleggingsportefeuille zijn voor 2011 naar bron als volgt vastgesteld: Vastrentende waarden
Aandelen
PGB JAARVERSLAG 2011
– Citigroup WGBI, Barclays, JPM EMBI, Merrill Lynch/Credit Suisse en rentetarief gerelateerd – MSCI onderverdeeld per regio/land
Performancetoets / Z-score In het kader van het Vrijstellingsbesluit Wet Bpf 2000 wordt vanaf 1998 het behaalde rendement van het fonds vergeleken met het rendement van de jaarlijks vooraf vastgestelde normportefeuille, uitmondend in een jaarlijkse score, de zogenaamde Z-score. De Z-score over 2011 bedroeg 0,19 (v.j. 0,35). De score was positief omdat het rendement van de beleggingsportefeuille met 0,5% hoger was dan dat van de normportefeuille met 0,2%. Bij de wettelijk voorgeschreven jaarlijkse performancetoets dient het gemiddelde van de Zscores over de laatste vijf jaar ieder jaar getoetst te worden. Indien dit gemiddelde, berekend volgens een voorgeschreven formule, negatief is dan heeft het fonds volgens de wet onvoldoende gepresteerd. De performancetoets 2011 over de jaren 2007 tot en met 2011 komt uit op een score voor het fonds van + 1,51 (v.j. + 1,51), wat ruim positief is. De middellange-termijnvooruitzichten De belangrijkste ontwikkelingen en risico’s waar het bestuur rekening mee houdt in zijn beleggingsbeleid, zijn de volgende: ● Overheden en instituten, zoals centrale banken, zullen steeds meer regels stellen als reactie op de financiële crisis. ● Traditionele zekerheden als staatsobligaties zijn aanzienlijk minder zeker geworden. ● Nieuwe ‘veilige havens’ zullen er altijd zijn, maar vereisen studie van ‘de nieuwe situatie’ in plaats van het teruggrijpen op ‘zoals het altijd was’. ● De veranderingen zullen zich sneller voltrekken door de toegenomen transparantie in de wereld. ● Langdurige ontwikkelingen gaan gewoon door, zoals de vergrijzing van de bevolking in vele landen, de verdere groei en verstedelijking van de landen met opkomende economieën en de verdere penetratie van de informatietechnologie. ● De schaarste aan grondstoffen zal blijven. Dat geldt zowel voor harde metalen, energie en water, als landbouwproducten. Efficiencyvergroting in alle onderdelen van de economieën zal wereldwijd meer aandacht vragen. ● De verschuiving van economische en politieke macht van de Westerse landen naar de opkomende landen wordt elk jaar duidelijker. Het komende decennium is de verwachting dat meer dan 80% van de economische groei in de wereld uit de opkomende landen komt. ● In een economische overgangsfase is de onzekerheid altijd
2
7
VERSLAG VAN HET BESTUUR
groot. Die zal ook haar weerslag hebben op de aandelenmarkten. Bij alle beleggingscategorieën moet rekening gehouden worden met hun gevoeligheden voor (her-)financieringsrisico’s en macro-economische gevoeligheden, zoals het vertrouwen in de euro en in de kredietwaardigheid van de Amerikaanse en Japanse overheid. Nieuwe mogelijkheden dienen zich aan en het is de kunst om die te ontdekken en ze vervolgens op een verantwoorde wijze in de beleggingsportefeuille op te nemen. Ze vallen meestal op door de onverwachte prijsontwikkeling die afwijkt van de oude verwachtingen.
●
●
De wereld anno 2011 De financiële crisis heeft een aantal ontwikkelingen in gang gezet. De financiële positie van de Westerse overheden is zonder uitzondering verslechterd. Kredieten voor zowel het bedrijfsleven als de Westerse overheden zijn niet meer tegen dezelfde prijs beschikbaar als in de jaren voor 2008. De onzekerheden over het voortbestaan van het Euro blok in zijn huidige vorm zijn toegenomen. De onzekerheden over de kredietwaardigheid van zowel Japan als de Verenigde Staten eveneens. Door deze onzekerheden zijn er minder ‘veilige havens’ om in te beleggen. De vooruitzichten voor 2012-2013 De economische vooruitzichten voor 2012 en 2013 zijn bij de gerenommeerde instanties alom matig. In de laatst verschenen ramingen van de Verenigde Naties (VN), ‘World Economic Situation and Prospects 2012 – Global economic outlook’ valt de forse verlaging van de ramingen op in vergelijking met een half jaar eerder. Die resulteert voor 2012 in een bijstelling van de raming voor de world output van 3,6% naar 2,6%. De raming van 3,2% voor 2013 is gunstiger. De ramingen kunnen gemaakt of gebroken worden, al naar gelang de uitkomsten van de eurocrisis. Het eurogebied neemt op wereldschaal weliswaar een bescheiden plaats in, maar de psychologische impact op de (financiële) markten is groot. Naast het al dan niet beteugelen van de eurocrisis is het zgn. ‘deleveraging proces’ (verminderen van schulden) het tweede belangrijke thema in 2012-2013. Overheden, banken en consumenten zullen hun balansen (huishoudboekjes) verder gaan opschonen. Het verminderen van schulden is sinds 2008 gaande en zal nog wel een decennium duren (Japan zit feitelijk al sinds 1989 in een soortgelijk proces). Ook de overheden zullen hieraan daadwerkelijk moeten gaan geloven in 2012 en daarna, onder de tucht van de financiële markten. Dit zal het proces versnellen en een negatieve invloed hebben op de economische groei in de wereld. Om de eurocrisis te beteugelen dienen politici linksom of rechtsom tot een zodanig beleid te komen dat ‘speculeren’ tegen de staatsrentes van de eurolanden gelijk is aan vechten tegen de bierkaai. Dit vereist naast een groot noodfonds (EFSF) - ‘de bazooka’ - bovenal ook strengere begrotingsregels die
2
8
dan ook door een onafhankelijk orgaan kunnen worden afgedwongen (inclusief een ingebouwd automatisme bij het opleggen van sancties). Indien deze fiscale harmonisatie, waartoe in principe op de Eurotop van 9 december 2011 is besloten, ook wordt gerealiseerd, dan hoeft het noodfonds waarschijnlijk niet volledig ingezet te worden. Het fonds met een omvang van ca. € 700 miljard, is bovendien te klein, gelet op de (her)financieringsbehoeftes van de zwakkere eurolanden. De euro kan in bovenstaand plaatje - van ‘milde recessie, lage(re) rentes in de sterkere eurolanden en politieke ongewisheid’ - verzwakken ten opzichte van de dollar. Daar tegenover staat het gevaar dat het ruime monetaire beleid in de USA, de omvang van de schulden daar en het overheidstekort ook gevolgen gaan hebben voor de waarde van de dollar. Vooruitzichten belangrijkste beleggingscategorieën Bij de schatting van het rendement die de beleggingen van PGB gaan opbrengen, is uitgegaan van een ‘lage groei, laag inflatie’-scenario, waarbij de EU met een milde recessie te kampen zal krijgen. Griekenland zal geordend binnen de euro blijven en het proces van schuldvermindering zal nog volop doorgaan. Andere scenario’s dan dit basisscenario zullen overigens voortdurend worden onderzocht. In de ALM-studie wordt uitgegaan van een 15-jaars meetkundig gemiddelde rendement van 5,8% (zie tabel 8). Dit verwachte rendement wordt door de genoemde visie voor 2012-2013 niet aangepast. Het rendement van de totale beleggingsportefeuille in 2011 was 6,6%. Tabel 8: 15-jaars meetkundig gemiddelde rendement uit de ALM-studie Beleggingsportefeuille Kwalitatief hoogwaardige eurostaatsobligaties
3,3%
Eurocredits
4,2%
Aandelen
8,8%
Onroerend goed
7,6%
Infrastructuur
7,6%
Commodities
6,4%
Inflation-linkedbonds
3,8%
Totaal
5,8%
Eurostaatsobligaties De staatsrentes op kwalitatief hoogwaardige eurostaatsobligaties hebben historisch, lage niveaus bereikt in 2011. Op middellange termijn gaan deze rentes stijgen (gelijk de inflatie), maar voor de korte termijn (2012) wordt dit minder waarschijnlijk geacht. De Europese Centrale Bank (ECB) zal de korte rente voorlopig laag houden, dan wel verder verlagen. Verder is het proces van
PGB JAARVERSLAG 2011
VERSLAG VAN HET BESTUUR
schuldvermindering in volle gang, zeker nu de overheden hun huishoudboekjes meer op orde proberen te krijgen. Niettemin zijn er voor 2012 ook risico’s aan de bovenkant. Mocht de eurocrisis verhevigen dan worden uiteindelijk alle eurolanden waarschijnlijk met hogere rentes en lagere kredietbeoordelingen geconfronteerd. Eurocredits De meeste eurocredits prijzen een recessie in Europa in. De ondernemingen zijn in het algemeen echter financieel sterk met uitzondering van financiële instellingen - en beschikken over reserves om tegenwind te kunnen opvangen. Bij een diepe recessie ligt dit uiteraard anders. In vergelijking met kwalitatief hoogwaardige eurostaatsobligaties zijn eurocredits aantrekkelijk geprijsd. Aandelen De aandelenkoersen in Europa in 2012 dienen te gedijen in enerzijds een omgeving van grote onzekerheid over de politieke uitkomst van de eurocrisis en anderzijds met overheden die uitgaven terugschroeven (en belastingen verhogen), om zodoende de begrotingstekorten te verlagen. Europese ondernemingen, met uitzondering van financiële instellingen, zijn in het algemeen financieel sterk en de waarderingen van de aandelen van deze ondernemingen op de beurzen zijn lager dan het historische gemiddelde. Toch zullen de bedrijfswinsten geen significante groeipercentages te zien geven, mede door de terughoudendheid in het koopgedrag van de consument. Die is een gevolg van onder meer de oplopende werkloosheid en de onzekerheden omtrent toekomstige pensioenen. Bij zo’n klimaat passen geen hoge rendementen voor aandelen in Europa, tenzij de politici alsnog daadkrachtige maatregelen nemen om de eurocrisis te beteugelen.
sectoren die hier extra gevoelig voor is. PGB heeft besloten afscheid te nemen van de nog resterende beleggingen in direct vastgoed. Infrastructuur De vooruitzichten voor infrastructuur zijn in het algemeen ook voor 2012 positief. De markt in 2011 kenmerkte zich door een halvering van het aantal transacties in vergelijking met 2009 en 2010. Voor 2012 wordt een soortgelijk aantal transacties verwacht, ondanks het feit dat overheden in toenemende mate wensen te privatiseren en nutsbedrijven niet tot hun kern behorende activiteiten wensen af te stoten. Commodities Ingeval de EU in 2012 in een recessie belandt, zullen de prijzen van de meeste commodities (grondstoffen) verder onder druk komen. De lange termijn vooruitzichten zijn echter goed. De vraag- en aanbodverhoudingen zijn gunstig. De structurele vraag uit vooral de opkomende economieën is groot en het aanbod kan hier in sommige gevallen slechts traag op reageren (denk aan: moeilijk te winnen olievelden). Inflation-linkedbonds De koersen van Franse inflation-linkedbonds werden in 2011 vooral gedreven door negatieve spread-ontwikkelingen (renteverschillen) tussen Frankrijk en het sterkste euroland, Duitsland. Dit laatste was overigens nog sterker zichtbaar bij Italiaanse inflation-linkedbonds. Ook in 2012 zou deze ontwikkeling zich kunnen voortzetten.
In de overige blokken zijn de vooruitzichten voor aandelen beter, met uitzondering van Japan. Vooral in de opkomende economieën zijn de waarderingen, na de forse correctie op de beurzen in 2011, relatief aantrekkelijk. Het strategisch gewicht binnen de categorie aandelen van 25% voor opkomende economieën past goed bij deze visie. Een uitzondering hierop zijn de Europese opkomende economieën. Die economieën zullen in geval van een milde recessie in de EU disproportioneel hard geraakt worden. Onroerend goed De vooruitzichten voor onroerend goed in Europa zijn niet optimistisch, vooral voor minder kwalitatief hoogwaardig onroerend goed. De (boekhoudkundige) waarderingen van niet-beursgenoteerd onroerend goed lopen (traditioneel) achter bij de daadwerkelijke economische ontwikkelingen. Een correctie wordt daardoor meer in de tijd uitgesmeerd dan bij beursgenoteerd onroerend goed. Daarnaast speelt specifiek voor onroerend goed de onzekerheid over herfinancieringen. Banken vertalen hun hogere kapitaalseisen (deels) door in krimpende balansen, en onroerend goed is één van de
PGB JAARVERSLAG 2011
2
9
VERSLAG VAN HET BESTUUR
RISICOBELEID Het fonds wil prudent met de gespaarde en belegde gelden omgaan, maar de realisatie van de ambitie ten aanzien van het pensioenniveau is voor een groot deel afhankelijk van het resultaat op de beleggingsportefeuille. Het fonds maakt periodiek een afweging tussen het risico en de verwachte beleggingsopbrengsten op lange termijn. Met een zorgvuldig balansbeheer geeft het vorm aan de strategische ambitie zoals weergegeven in het verslagdeel balans- en vermogensbeheer. Zorgvuldig balansbeheer impliceert een beheerste en integere bedrijfsvoering, zowel op het terrein van organisatie en bestuur als op het terrein van financiële en niet-financiële risico’s. De afgelopen twee jaar heeft het bestuur geïnvesteerd in een opwaardering van het bestuurlijke proces en de daarbij behorende organisatie. Het accent lag op het vergroten van het inzicht, het analytisch vermogen en een meer inhoudelijke wijze van besturen. In het verlengde daarvan is het bestaande risicobeheer herzien, zijn nieuwe risicomaatstaven geïntroduceerd en is de transparantie toegenomen. Op het terrein van gedrag, cultuur en governance zijn in samenwerking met de uitvoeringsorganisatie veel veranderingen doorgevoerd. De financiële opzet, de strategie, de organisatorische inrichting en de bedrijfscultuur bepalen mede het risicoprofiel van het fonds. Daarbinnen vindt het feitelijke beheer van de prudentiële en integriteitsrisico’s plaats. Risicobeheersing is een systematisch proces waarbij het bestuur doelstellingen formuleert, risico’s analyseert, beheersmaatregelen uitvoert en de resultaten beoordeelt op de bijdrage aan de doelstellingen. Indien nodig stuurt het fonds bij. Met deze aanpak past het risicobeheer binnen de raamwerken van integrale risicobeheersing, zoals geformuleerd in COSO ERM (Enterprise Risk Management) en FIRM (Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode). Het belangrijkste risico voor PGB is het solvabiliteitsrisico, namelijk dat PGB de beoogde nominale pensioenuitkeringen op de lange termijn niet kan uitbetalen. Het pensioenfonds heeft daarnaast ook een – voorwaardelijke – reële pensioenambitie geformuleerd. De lange termijn verwachte koopkracht bedroeg per ultimo 2011 circa 86%; lager dan de doelstelling van minimaal 90%, gerekend over een periode van 15 jaar. Er is een reële kans dat de lange termijn doelstelling niet wordt gehaald, omdat de economische vooruitzichten en daarmee de toekomstige verwachte rendementen zijn verslechterd. Mede daarom wordt in 2012 een update van de ALM studie uitgevoerd inclusief een continuïteitsanalyse en een zogenaamde consistentietoets. Wat de strategische pensioendoelstellingen betreft, heeft het pensioenfonds veel last van de lage rentestanden in combinatie met de gemiddeld lage opbrengsten op de beurzen. De risico’s op het niet halen van de koopkrachtdoelstelling of op korting
3
0
van de nominale aanspraken liggen buiten de gewenste bandbreedtes. De dekkingsgraad is zodanig gedaald dat zelfs bij een normalisering van de effectenmarkten, de kans op korten toch aanzienlijk blijft. Naast de strategische doelstellingen die het fonds zelf heeft gedefinieerd, berekent het ook de solvabiliteitsvereisten zoals bedoeld in de Pensioenwet. Het gaat daarbij om de handhaving van de nominale solvabiliteit en het creëren van buffers om schokken in de financiële markten op te vangen. Het Vereist Eigen Vermogen is sinds vorig jaar gedaald van 118,2% naar 114,8%. Dit is een rechtstreeks gevolg van de nieuwe beleggingsstrategie. Het fonds houdt meer vastrentende waarden aan en minder zakelijke waarden. De buffers voor renterisico en risico zakelijke waarden konden daardoor elk met circa 2% omlaag. Tabel 9: Overzicht solvabiliteitsbuffers ultimo 2011 versus 2010
S1
renterisico
S2
risico zakelijke waarden
S3 S4
2011
2010
%VEV
%VEV
3,2%
5,4%
12,5%
14,7%
valutarisico
0,5%
0,5%
grondstoffenrisico
0,9%
0,9%
S5
kredietrisico
0,2%
0,7%
S6
verzekeringstechnisch risico
2,9%
2,0%
− 5,6%
− 6,1%
14,8%
18,2%
diversificatie-effect Totaal Vereist Eigen Vermogen
Voor het liquiditeitsrisico (S7), het concentratierisico (S8) en het operationeel risico (S9) houdt het fonds geen financiële buffers aan, maar de betreffende risico’s worden wel beoordeeld door het bestuur. Voor het liquiditeitsrisico wordt gewerkt met zowel een liquiditeitsnorm, een liquiditeits-stresstest als een liquiditeitsplanning. Het concentratierisico wordt met name bestreden door diversificatie in de portefeuille. Daarnaast beheerst het fonds dit risico door gebruik te maken van concentratie- en exposurelimieten. In 2012 zal de uitvoeringsorganisatie een risicosysteem voor beleggingen implementeren waarmee meer correlatieonderzoek kan worden gedaan. Operationeel risico wordt vooral beheerst op indirecte wijze; door uitbestedingscontracten en service level rapportages die periodiek doorgesproken worden. Het fonds is gestart met een incidentenregistratie. Het eigen vermogen blijkt uit de dekkingsgraad. De dekkingsgraad zal moeten herstellen van circa 99% per ultimo 2011 naar minstens 115% om voldoende buffers te hebben voor nominale pensioenaanspraken van de deelnemers. Bij de evaluatie van het lange termijn herstelplan bleek dat het fonds,
PGB JAARVERSLAG 2011
VERSLAG VAN HET BESTUUR
ook met de meer conservatieve vermogenssamenstelling, herstelkracht heeft en mogelijk rond 2017 een dekkingsgraad van 115%* kan bereiken. De dekkingsgraad is zeer gevoelig voor renteverandering en aandelenrendement. Als de rente nog eens met 1% daalt, kan de dekkingsgraad wegzakken naar een niveau onder de 95%. Een herstel uit het huidige dekkingstekort is alleen mogelijk bij (een combinatie van) een stijging van de rente en/of positieve aandelenrendementen.
Aandelenrendement
Tabel 10: Gevoeligheid dekkingsgraad voor rente- en aandelenbewegingen ultimo 2011
- 40%
78%
80%
82%
84%
86%
88%
90%
91%
- 30%
81%
83%
85%
87%
89%
91%
94%
96%
93% 98%
- 20%
83%
86%
88%
90%
93%
95%
97%
100%
102%
- 10%
85%
88%
91%
93%
96%
99%
101%
104%
107%
0%
88%
91%
94%
97%
99,4%
102%
105%
108%
111%
10%
90%
93%
97%
100%
103%
106%
109%
113%
116%
20%
92%
96%
99%
103%
106%
110%
113%
117%
120%
30%
95%
99%
102%
106%
110%
113%
117%
121%
125%
40%
97%
101%
105%
109%
113%
117%
121%
125%
130%
- 2,0%
- 1,5%
- 1,0%
-0,5%
0,0%
0,5%
1,0%
1,5%
2,0%
Renteverandering (hele curve)
Door de negatieve ontwikkeling van de financiële markten in 2011, heeft het bestuur veel aandacht moeten besteden aan de beheersing van het marktrisico en het kredietrisico in de beleggingsportefeuille. De strategische afdekking van het renterisico is op 60% gehandhaafd, hoewel het gedurende het jaar veel bijsturing vereiste om het op dat gemiddelde te houden. De afdekking van het renterisico werd in 2011 voornamelijk uitgevoerd door een portefeuille vastrentende waarden met Europese staats- en bedrijfsobligaties, inflation linked bonds en interest rate swaps. Het afdekken van het risico gebeurde in een combinatie van duration- en kasstroommatching. De eind 2011 ingevoerde beleggingsstrategie heeft mede ten doel om de beheersing van het renterisico te optimaliseren. Het accent ligt op (Europese) vastrentende waarden en op hoogwaardige kredietkwaliteit, zowel van de overheids- als de bedrijfsobligaties. Per ultimo van het jaar 2011 was vrijwel de gehele vastrentende portefeuille belegd in de segmenten met hoogste kredietwaardigheid zoals AAA, AA en A. In de loop van het jaar zijn enkele richtlijnen opgesteld om het concentratierisico te beperken. Het pensioenfonds heeft specifieke stuurinformatie ingericht om zijn liquiditeitsbeheer te controleren. Daarnaast is gedurende het gehele jaar een groot bedrag liquide aangehouden om een eventuele extra liquiditeitsvraag op te vangen en om de transitie van de beleggingen uit te voeren.
Ondanks de grote marktbewegingen is het niet nodig gebleken om het liquide deel van de beleggingsportefeuille aan te spreken voor de beheersing van het liquiditeitsrisico. Inmiddels zijn de vrij beschikbare liquide middelen belegd. Het pensioenfonds streeft ernaar de omvang en de risico’s van derivatenportefeuilles beperkt te houden, in lijn met de strategische afdekking voor rente- en valutarisico. Het marktrisico in de portefeuille met zakelijke waarden wordt langs een aantal lijnen beheerst. Het valutarisico is volledig afgedekt en beleggingen met ondoorzichtige structuren (bijvoorbeeld hedge funds of funds) zijn vrijwel geheel afgestoten. Meer aandelenportefeuilles worden op een passieve wijze beheerd dan in het verleden. Gedurende het jaar heeft het bestuur aandacht besteed aan het waarderingsrisico bij niet-liquide beleggingen en met name van de restportefeuille direct vastgoed. De nog resterende vastgoedobjecten zijn in 2011 tweemaal getaxeerd en de reële waarde is tweemaal naar beneden aangepast. Het doel is om de portefeuille met niet-liquide beleggingsinstrumenten overzichtelijk te houden. De returnportefeuille bevat naast genoteerde aandelen ook beleggingen die inherent een zekere inflatiecompensatie bieden, passend bij de reële ambities van het pensioenfonds. In 2012 volgt ook in het kader van de mogelijke overgang naar het nieuwe pensioenstelsel meer onderzoek naar de omgang met inflatiegerelateerde beleggingen op lange termijn.
* Daarbij moet bedacht worden dat het herstelplan is gebaseerd op veronderstellingen en statistische aannames en slechts een indicatie geeft van de toekomstige werkelijkheid.
PGB JAARVERSLAG 2011
3
1
VERSLAG VAN HET BESTUUR
Een ander punt van aandacht is de verdiencapaciteit van de beleggingsportefeuille. Blijft het gewenste gemiddelde rendement van 5,8% op de lange termijn haalbaar? De berekeningen in de ALM-studie zijn gebaseerd op langjarige historische rendementsreeksen. De huidige economische omstandigheden en rentestanden maken het noodzakelijk om eerder uitgevoerde analyses en daarop gebaseerde prognoses regelmatig te ijken. Het bestuur heeft ook aandacht besteed aan de niet-financiële risico’s. Het fonds wil op een gecontroleerde wijze omgaan met de uitvoeringsorganisatie en bijbehorende relaties. Daarom is gewerkt aan een nieuw uitbestedingscontract en bijbehorende dienstverleningsdocumenten. Het bestuur heeft daarbij de intentie voldoende ‘countervailing power’ in te richten. Voortgang is gemaakt met het opzetten van een objectieve analyse bij beleggingsvoorstellen en het uitvoeren van inhoudelijke analyses op de voortgang in de pensioendoelstellingen en de ontwikkeling van de daarbij betrokken risico’s. Op een aantal terreinen heeft het fonds aanvullende assurance ingeschakeld (van derde partijen), zoals het advies bij de ALM-studie en de controle van de jaarrekening door de eigen accountant van het pensioenfonds.
3
2
PGB JAARVERSLAG 2011
VERSLAG VAN HET BESTUUR
KOSTEN PENSIOENFONDS Pensioenfondsen moeten de premie innen, administratie bijhouden, het vermogen beleggen, de pensioenen uitkeren en belanghebbenden informeren. Daarvoor maakt het fonds uitvoeringskosten, waarbij onderscheid gemaakt wordt in pensioenbeheer- en vermogensbeheerkosten. Kosten pensioenbeheer De kosten voor pensioenbeheer zijn de kosten die het fonds moet maken voor de deelnemersadministratie, werkgeversadministratie, besturing van het fonds, het financieel beheer en voor de uitvoering van projecten. De pensioenbeheerkosten zijn in tabel 11 weergegeven. Tabel 11: Kosten pensioenbeheer Bedragen in miljoenen euro’s 2011
2010
Interne kosten pensioenfonds
1,8
1,5
Kosten uitvoeringsorganisatie
8,7
8,4
Project ontvlechting
1,0
─
11,5
9,9
Totaal
De reguliere pensioenbeheerskosten over 2011 komen op € 10,5 miljoen (v.j. € 9,9 miljoen). Omgerekend per deelnemer (dat zijn de actieve deelnemers en pensioengerechtigden) naar de ultimostand van het jaar is dat € 126 per jaar. In 2010 bedroegen de kosten per deelnemer naar de ultimostand € 118. Daarnaast is extra geld uitgetrokken voor ontvlechting van de correspondentie en communicatie van het pensioenfonds en zijn uitvoeringsorganisatie. Deze eenmalige kosten bedroegen circa € 1 miljoen. De bestuurskosten voor het fonds zijn gestegen. Naar aanleiding van de noodzaak voor versterking en professionalisering van het bestuur is een bestuursbureau ingericht en is de bestuursvergoeding aangepast. Het bestuur besteedt meer tijd en vergadert frequenter (iedere 14 dagen) dan in het verleden. De functies van de bestuursleden zijn beoordeeld met de Catsmethodiek waarmee alle functies in de grafimediabranche zijn gegradeerd. Kosten vermogensbeheer De kosten die het pensioenfonds maakt voor het beheer van het vermogen bestaan uit kosten voor het portefeuillebeheer, kosten voor selectie en monitoring door de uitvoeringsorganisatie, kosten voor bewaarloon en dergelijke en transactiekosten.
PGB JAARVERSLAG 2011
Vermogensbeheer geschiedt zowel door de uitvoeringsorganisatie zelf als door het inzetten van externe managers. De externe manager kan op naam van het pensioenfonds direct beleggingstitels aanhouden, maar ook posities beheren in beleggingsfondsen die door het pensioenfonds zijn geselecteerd (indirecte beleggingen). Transactiekosten zijn kosten die veelal verwerkt worden in de aan-/verkoopkoers en derhalve minder zichtbaar. Deze kosten zijn voor 2011 gedeeltelijk in kaart gebracht, namelijk de kosten verrekend bij aan- en verkopen van aandelen door externe managers van directe aandelenbeleggingen. In 2012 zal hier verder invulling aan worden gegeven. De toegenomen transparantie ten aanzien van de transactiekosten versterkt het inzicht in de afweging tussen rendement, risico en kosten. In tabel 12 zijn de kostensoorten uitgesplitst. Tabel 12: Kosten vermogensbeheer Bedragen in miljoenen euro’s 2011
2010
Interne kosten pensioenfonds
5,5
5,8
Kosten uitvoeringsorganisatie
5,4
5,0
12,4
12,7
2,0
2,4
25,4
25,9
2,9
─
Beheerkosten directe- en indirecte beleggingen Performance fee directe- en indirecte beleggingen
Kosten verrekend bij aan- en verkopen van aandelen door externe managers.
De kosten voor het vermogensbeheer (exclusief transactiekosten) bedragen in 2011 € 25,4 miljoen (v.j. € 25,9 miljoen). De interne kosten pensioenfonds bevatten kosten van bewaren en administreren van beleggingen, BTW vermogensbeheerders alsmede kosten van bestuur en bestuursbureau. In de kosten voor het vermogensbeheer zijn nog niet opgenomen de beheerkosten van indirecte beleggingen in onroerend goed- en infrastructuurfondsen met een marktwaarde van circa € 1,1 miljard. Deze kosten worden geschat op € 7 miljoen, circa 6 basispunten van het totaal gemiddeld belegd vermogen. De schaalvoordelen van vermogensbeheer werden de afgelopen tijd enigszins tenietgedaan door toegenomen governance-eisen. De in het vierde kwartaal doorgevoerde migratie van de beleggingsportefeuille draagt evenwel bij aan een structureel lager kostenniveau, omdat de nieuwe porte-
3
3
VERSLAG VAN HET BESTUUR
feuille minder actief beheer en minder kostbare beleggingscategorieën kent. De (eenmalige) kosten van de transitie van de beleggingsportefeuille bedroegen circa € 1,8 miljoen en zijn niet opgenomen in de gepresenteerde transactiekosten van aandelenmandaten. De kostenontwikkeling van vermogensbeheer PGB ten opzichte van het gemiddeld belegd vermogen geeft het volgende beeld (exclusief indirecte beleggingen in onroerend goed/infrastructuur en exclusief transactiekosten):
Kosten % t.o.v. gemiddeld belegd vermogen
3
4
2011
2010
2009
2008
0,23%
0,24%
0,25%
0,24%
PGB JAARVERSLAG 2011
VERSLAG VAN HET BESTUUR
TOEKOMSTVERKENNING De toekomst van een pensioenfonds verkennen, noopt begin 2012 tot bescheidenheid. Gedegen ALM-studies met duizenden scenario’s kunnen de kans op een te lage dekkingsgraad tot achter de komma berekenen. Maar als de dekkingsgraad een jaar later beneden de 100% ligt, heb je aan die kansberekening niet veel meer. Over de renteontwikkeling is in de voorgaande hoofdstukken al voldoende geschreven. Als de voor het pensioenfonds relevante rente een procent stijgt, lijkt de wereld er plotseling anders uit te zien. Daalt die nog verder, dan zit menigeen in zak en as, terwijl het vermogen van het pensioenfonds daardoor niet inteert, nee zelfs ongekende hoogten bereikt, althans bij PGB. Deze relativering is wel eens nodig, zonder daarmee de ernst van een dreigende kortingsmaatregel of de steeds stijgende levensverwachting te ondergraven. Pensioenakkoord In 2012 zal PGB zich buigen over de invulling van het pensioenakkoord. De contouren van het landelijke akkoord staan op papier. De uitwerking in wet- en regelgeving moet nog volgen, evenals de daarbij behorende richtlijnen van de toezichthouders DNB en AFM. Over het pensioenakkoord zal het bestuur van PGB het overleg moeten openen met tal van partijen. Met de sociale partners in de grafimediasector, die nog steeds de belangrijkste sector binnen PGB vormt, maar daarnaast ook met andere inmiddels aangesloten sectoren en bedrijven. De Deelnemersraad zal zeker zijn inbreng hebben. De raad heeft begin 2012 al een studiebijeenkomst belegd over dit onderwerp. Maar ook zal het bestuur de opvattingen van de deelnemers willen nagaan in een gedegen onderzoek naar onder meer hun risicobereidheid. Daarbij zal PGB voort kunnen bouwen op enkele onderzoeken die een paar pensioenfondsen al hebben uitgevoerd. De regelingen zullen naar verwachting niet voor 2014 aangepast hoeven te zijn aan het pensioenakkoord, maar mogelijk zullen onderdelen ervan al eerder een plaats krijgen. Denk aan de verhoging van de pensioenleeftijd. Kostendekkende premie Zoals uit voorgaand verslag (hoofdstuk pensioenbeheer) blijkt, werkt PGB met een pensioenpremie (17,5%) voor de basisregeling die in 2012 niet aan de norm van DNB voldoet. De premie is nog wel kostendekkend als het fonds rekent met een gedempte premie (een gemiddelde over een aantal jaren). Maar zolang het fonds in onderdekking verkeert, dient de premie ook bij te dragen aan het herstel van de dekkingsgraad. Daarbij moeten de fondsen rekenen met de huidige lage rente. Op basis van die rente blijkt de huidige premie ontoereikend en niet langer kostendekkend. PGB doet daarom voor 2012 een beroep op de ontheffing die DNB voor één jaar kan geven. Maar in de loop van dit jaar moet het bestuur aangeven hoe de premie wel aan de eisen gaat voldoen. Dat kan betekenen een verhoging van de premie, of het verhogen van de pen-
PGB JAARVERSLAG 2011
sioenleeftijd, of het versoberen van de pensioenregeling of een combinatie van deze maatregelen. Ook over dit onderwerp zal het bestuur overleg moeten plegen met alle bovengenoemde partijen. Crisisplan Gezien alle onzekerheden en dreigingen rond de hele pensioensector, moeten de fondsen van De Nederlandsche Bank voor 1 mei 2012 een crisisplan opstellen. Daaruit zal blijken welke maatregelen het fonds gaat nemen als zich een crisis voordoet. Het zal duidelijk zijn dat pensioenakkoord, kostendekkende premie en crisisplan ogenschijnlijk los van elkaar staan, maar in het denken over de toekomst natuurlijk met elkaar verweven raken. Doel is en blijft een solide bedrijfsvoering, continuïteit van het pensioenfonds en het veiligstellen van de belangen van gepensioneerden en deelnemers, ondanks dat PGB geen garanties kan geven en niet alle risico’s kan vermijden. Verbreding draagvlak en fusie Om allerlei redenen is het van belang het aantal deelnemers binnen PGB niet verder te laten afkalven en te werken aan groei. Als er niets gebeurt, loopt het aantal deelnemers terug door de krimp in de meeste aangesloten bedrijfstakken en bedrijven. Wil het pensioenfonds en zijn uitvoeringsorganisatie de pensioenregelingen tegen redelijke kosten blijven uitvoeren, dan is groei van het aantal actieve deelnemers en dus verbreding van het draagvlak noodzakelijk. PGB mag zich verheugen in belangstelling van ondernemingen en bedrijfstakken uit de omgeving van zijn kern: de grafische industrie en de uitgeverijen. Er komen veel verzoeken tot aansluiting. Een belangrijk perspectief biedt wellicht de voorstudie in de eerste helft van 2012 naar een mogelijke fusie van PGB met het belendende bedrijfstakpensioenfonds PNO Media voor de mediasector. In een aantal gevallen komen de twee fondsen elkaar tegen bij gesprekken met bijvoorbeeld uitgeverijen of andere verwante bedrijven, die aansluiting zoeken bij een groter pensioenfonds. Samen zouden PGB en PNO Media wellicht nog aantrekkelijker kunnen zijn voor die partijen, in het belang van alle deelnemers en hun pensioenrechten. Balans- en vermogensbeheer De vorig jaar ingezette herstructurering van de beleggingsportefeuille zal in 2012 worden afgerond. In de nieuwe opzet moet de beleggingsportefeuille iets minder risico in zich hebben dan in het verleden, maar daarmee ook naar verwachting gemiddeld een iets lager rendement geven. Dit alles gebaseerd op een ALM-studie met input uit 2010. In het nieuwe jaar overweegt het bestuur een aanvullend onderzoek te laten doen, niet zozeer gericht op de nominale pensioenontwikkeling, maar meer ook op de reële ontwikkelingen, dat wil zeggen de ontwikkeling van de
3
5
VERSLAG VAN HET BESTUUR
pensioenverplichtingen inclusief een inflatieverwachting. Deze aanpak sluit natuurlijk aan bij de nadere invulling van het pensioenakkoord. Communicatie In de loop van vorig jaar is binnen PGB overleg geweest over het inschakelen van sociale media in de communicatie met deelnemers. Voorrang is gegeven aan het opzetten en ontwikkelen van een geheel nieuwe website voor PGB, inclusief een besloten deel waar deelnemers inzicht krijgen in hun eigen pensioensituatie en met rekenmodellen kunnen stoeien om de pensioenresultaten op papier te verbeteren. De website kent speciale onderafdelingen met specifieke informatie voor sectoren en (grote) bedrijven. De website geeft actueel nieuws en speelt in op mogelijke vragen van deelnemers en werkgevers naar aanleiding van algemene ontwikkelingen in de pensioensector. Die nieuwe website zal in 2012 zijn voltooiing krijgen. Dit jaar wil PGB overstappen van de traditionele manier van klanttevredenheidsonderzoek naar een digitaal onderzoek. Dat geeft een groter bereik en een grotere representativiteit. In 2012 zal PGB ook de risicobereidheid van deelnemers toetsen met het oog op de keuzen die in het pensioenakkoord zitten. Daarnaast zal opnieuw de vraag aan de orde komen of en op welke wijze sociale media (twitter, facebook) een rol kunnen spelen in de pensioencommunicatie. Sectoroverleg Het pensioenfonds kent van oudsher een overlegpodium met sociale partners uit de grafimediasector. Dergelijk overleg wil PGB ook starten in de nieuwe sectoren, te beginnen met de kartonnage- en verpakkingenindustrie en de uitgeverijsector. Het reguliere overleg van bestuur met enerzijds de Deelnemersraad en anderzijds het Verantwoordingsorgaan is in 2011 aangevuld met tussentijdse nieuwsbrieven vanuit het bestuur en gezamenlijke informatiebijeenkomsten. In het nieuwe jaar is daar een onderlinge ontmoetingsdag van de twee organen bij gekomen, gekoppeld aan een deskundige uiteenzetting over het pensioenakkoord.
3
6
PGB JAARVERSLAG 2011
PGB JAARVERSLAG 2011
3
7
JAARREKENING 2011
GRAFIMEDIABRANCHE | KARTONNAGE- EN FLEXIBELE VERPAKKINGENBEDRIJF UITGEVERIJBEDRIJF | KUNSTSTOF- EN RUBBERINDUSTRIE | PAPIERINDUSTRIE 3
8
JAARREKENING 2011
BALANS PER 31 DECEMBER 2011 (na voorgestelde bestemming van het saldo van baten en lasten)
Activa Beleggingen – Vastgoedbeleggingen – Aandelen – Vastrentende waarden – Derivaten – Overige beleggingen
Vorderingen en overlopende activa Liquide middelen
Passiva Stichtingskapitaal en reserves Technische voorzieningen Overige voorzieningen Voorziening voor risico deelnemers Overige schulden en overlopende passiva
Dekkingsgraad (in %)
Bedragen in miljoenen euro’s
Toelichting *
2011
2010
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5
746 3.884 6.341 639 130
958 3.925 5.722 191 281
5 6
11.740 278 18
11.077 224 8
12.036
11.309
69 11.500 26 12 567
817 10.128 32 11 321
12.036
11.309
99
108
7 8 9 10 11
–
* De nummering verwijst naar de toelichting zoals opgenomen vanaf pagina 42.
PGB JAARVERSLAG 2011
3
9
JAARREKENING 2011
STAAT VAN BATEN EN LASTEN OVER 2011
Bedragen in miljoenen euro’s
Baten Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers) Beleggingsresultaten Overige baten
Toelichting
2011
2010
12 13 14
167 686 25
167 1.048 29
878
1.244
156 1 128 366 7 1.462 — 13 13
134 — 118 390 7 806 187 766 23
Lasten Pensioenopbouw 15 Indexering en overige toeslagen 16 Rentetoevoeging voorziening pensioenverplichtingen 17 Onttrekking uit voorziening pensioenverplichtingen voor pensioenuitkeringen 18 Onttrekking uit voorziening pensioenverplichtingen voor pensioenuitvoeringskosten 19 Wijziging marktrente 20.1 Wijziging overige actuariële uitgangspunten 20.2 Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten 23 Overige wijzigingen in de voorziening pensioenverplichtingen 20.3 Totale wijziging voorziening pensioenverplichtingen Wijziging overige voorzieningen Pensioenuitkeringen Pensioenuitvoeringskosten Saldo overdracht van rechten
– – –
–
– 21 22 23
1.372 6 374 12 12
– –
–
1.764
1.637 32 383 10 804 1.258
Saldo van baten en lasten
–
886
–
14
Bestemming van het saldo van baten en lasten: Vereiste reserve Vrije reserve
– –
140 746
–
470 484
Totaal onttrokken aan stichtingskapitaal en reserves
–
886
–
14
4
0
PGB JAARVERSLAG 2011
JAARREKENING 2011
KASSTROOMOVERZICHT OVER 2011
Bedragen in miljoenen euro’s
2011
2010
– – –
199 22 382 17 10
–
188
Kasstroom uit pensioenactiviteiten Ontvangen premies Ontvangen waardeoverdrachten Betaalde pensioenuitkeringen Betaalde waardeoverdrachten Betaalde pensioenuitvoeringskosten
– – –
181 11 374 25 12
Totaal kasstroom uit pensioenactiviteiten
–
219
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Verkopen en aflossingen van beleggingen Ontvangen directe beleggingsopbrengsten Aankopen beleggingen Betaalde kosten van vermogensbeheer Ontvangen cash collateral
– –
8.905 434 9.313 25 240
– –
5.516 444 5.762 25 —
241
Totaal kasstroom uit beleggingsactiviteiten
173
22 12
–
15 10
Mutatie liquide middelen
10
–
5
Liquide middelen einde boekjaar Liquide middelen begin boekjaar
18 8
Mutatie liquide middelen
10
Netto kasstroom Koers- en omrekeningsverschillen op liquide middelen
PGB JAARVERSLAG 2011
–
8 13 –
5
4
1
JAARREKENING 2011
TOELICHTING
BEHORENDE TOT DE JAARREKENING 2011 1.1 Inleiding Het doel van Stichting Pensioenfonds Grafische Bedrijven, statutair gevestigd te Amsterdam (hierna ‘het fonds’), opgericht in 1952, is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden. Het fonds geeft invulling aan de uitvoering van de pensioenregeling voor ondernemingen uit de grafimedia bedrijfstak en het uitgeverij bedrijf. Met ingang van 2012 wordt ook de uitvoering verzorgd voor ondernemingen uit het kartonnage- en flexibele verpakkingenbedrijf, het karton- en papierproducerend en verwerkend bedrijf en bedrijven uit de kunststof- en rubberindustrie. Alle bedragen zijn in miljoenen euro’s, tenzij anders vermeld. 1.2 Overeenstemmingsverklaring De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Het bestuur heeft op 7 juni 2012 de jaarrekening vastgesteld.
2
ALGEMENE GRONDSLAGEN
Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Verantwoording van baten en lasten Baten en lasten worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben. Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat alle of nagenoeg alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Dit betekent
4
2
dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post ‘nog af te wikkelen transacties’. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft. Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. Bepaling vereiste reserve De vereiste reserve wordt bepaald volgens de in het Financieel Toetsingskader (FTK) voor pensioenfondsen gehanteerde normen voor beleggingsrisico’s en verzekeringstechnische risico’s. Voor de bepaling van de vereiste reserve wordt gebruik gemaakt van een partieel intern model. Er wordt uitgegaan van de feitelijke beleggingsportefeuille.
PGB JAARVERSLAG 2011
JAARREKENING 2011
De belangrijkste afwijkingen ten opzichte van het standaardmodel van DNB zijn: ● voor actief beheerde aandelen wordt een opslag gehanteerd ten opzichte van het standaard model; ● gezien de karakteristieken van Inflation Linked Bonds zijn deze separaat gemodelleerd. Vreemde valuta Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro’s, zijnde de functionele valuta, tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta’s worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. Alle valutakoersverschillen zijn verwerkt in de staat van baten en lasten. Valutaresultaten voortvloeiend uit beleggingen zijn opgenomen in het resultaat beleggingen. De koers van de euro ten opzichte van de belangrijkste valuta is: Vreemde valuta per euro
GBP JPY USD
3
31 dec. 2011
Gemiddelde 2011
31 dec. 2010
Gemiddelde 2010
31 dec. 2009
0,8353 99,8800 1,2981
0,84605 104,3450 1,3199
0,8568 108,8100 1,3416
0,8726 121,1900 1,3882
0,8885 133,5700 1,4348
SPECIFIEKE GRONDSLAGEN
Beleggingen Algemeen In overeenstemming met de Pensioenwet en Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving worden beleggingen gewaardeerd op actuele waarde. Participaties in beleggingsinstellingen die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen, worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor die soort beleggingen. Beleggingen voor risico pensioenfonds en voor risico deelnemers worden op dezelfde wijze gewaardeerd. Vastgoedbeleggingen Beleggingen in direct vastgoed worden gewaardeerd tegen de actuele waarde, zijnde de reële waarde per balansdatum, gebaseerd op door onafhankelijke deskundigen verrichte taxaties. De taxaties vinden elke 3 jaar plaats. In de tussenliggende 2 jaren worden door voornoemde deskundigen deze taxatiewaarden getoetst aan de marktontwikkelingen en worden deze taxatiewaarden eventueel aangepast. Indien daartoe aanleiding is, wordt bij de waardering rekening gehouden met de feitelijke verhuursituatie en/of renovatieactiviteiten. Resultaten door wijziging in reële waarde worden in de staat van baten en lasten verantwoord. Beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Niet-beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen de actuele waarde, welke is bepaald op de netto vermogenswaarde volgens opgave van de fondsbeheerder.
PGB JAARVERSLAG 2011
Aandelen Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Niet-beursgenoteerde aandelen cq. participaties worden volgens de grondslagen gewaardeerd op basis van de opgaven van fondsbeheerders. Waar nodig worden correcties gemaakt op deze opgaven op basis van meer betrouwbare informatie aangaande deze opgaven. Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoersen. De lopende rente wordt verantwoord onder ‘vorderingen en overlopende activa’. Indien vastrentende waarden of participaties in beleggingsinstellingen niet-beursgenoteerd zijn, vindt waardebepaling plaats op basis van de geschatte toekomstige netto kasstromen (rente en aflossingen) die uit de beleggingen zullen voortvloeien, contant gemaakt tegen de geldende marktrente en rekening houdend met het risicoprofiel (kredietrisico en/of oninbaarheid) en de looptijd, of anders conform opgave van de fondsbeheerder.
4
3
JAARREKENING 2011
Derivaten Derivaten worden gewaardeerd tegen reële waarde, te weten de relevante marktnotering of, indien die niet beschikbaar zijn, de waarde die wordt bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Overige beleggingen Overige beleggingen worden gewaardeerd op actuele waarde en waar mogelijk tegen beurswaarde ultimo boekjaar. In geval van hedgefunds wordt de waarde gebaseerd op de opgave van derden, waarbij deze waarde is gebaseerd op de reële waarde van de onderliggende beleggingen. Het management maakt op basis hiervan schattingen die later worden getoetst met gecontroleerde jaarrekeningen. Vorderingen en overlopende activa Vorderingen en overlopende activa worden tegen actuele waarde opgenomen. Na eerste verwerking worden de vorderingen tegen de geamortiseerde kostprijs gewaardeerd. Bij vorderingen komt deze waarde overeen met de nominale waarde, voor zover van toepassing onder aftrek van noodzakelijk geachte voorzieningen voor het risico van oninbaarheid. Liquide middelen Liquide middelen worden tegen nominale waarde opgenomen. Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen De voorziening pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (toeslag) toezeggingen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente. Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of de opgebouwde pensioenaanspraken worden geïndexeerd. Alle per balansdatum bestaande toeslagbesluiten (ook voor toeslagbesluiten na balansdatum voor zover sprake is van ex ante condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis van de contante waarde van premies waarvoor vrijstelling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid. De actuariële uitgangspunten zijn bepaald op, voor de toezichthouder acceptabele, prudente grondslagen, waarbij
4
4
rekening is gehouden met de te verwachten trend in overlevingskansen. De actuariële grondslagen en veronderstellingen zijn: ● De marktrente is gebaseerd op de rentetermijnstructuur zoals (maandelijks) gepubliceerd door DNB, rekening houdend met de looptijd van de uitkeringen. Vanwege de uitzonderlijke marktomstandigheden ultimo 2011, heeft DNB de rentetermijnstructuur per 31 december 2011 gebaseerd op een driemaandsgemiddelde. Dit gemiddelde is berekend over de rentetermijnstructuren van alle handelsdagen in de laatste 3 maanden van 2011; ● Financieringssysteem van de jaarlijkse pensioenopbouw door middel van doorsneepremie; ● Overlevingstafels: AG prognosetafel van de overlevingskansen 2010-2060 met startjaar 2012, zonder leeftijdsterugstelling. Er is wel een leeftijdsafhankelijke correctiefactor toegepast op de overlijdenskansen naar aanleiding van een intern (fondsspecifiek) ervaringssterfteonderzoek, uitgevoerd in 2011; ● De indexering van pensioenaanspraken gebeurt, alleen indien de middelen dit toelaten en het bestuur daartoe een besluit neemt, op basis van de Consumentenprijsindex alle huishoudens, zoals deze wordt vastgesteld door het CBS; ● Partnersysteem: voor partnerpensioen is aangenomen dat de partner 3 jaar jonger is dan de verzekerde man en 3 jaar ouder dan de verzekerde vrouw. Voor bijzonder partnerpensioen wordt voor de waardering het werkelijke leeftijdsverschil tussen de verzekerde man en vrouw gebruikt; ● Voor alle actieve verzekerden in de basisregeling is een nabestaandenpensioen verzekerd, welke voor de helft op risicobasis is verzekerd; ● Kostenopslag ter grootte van 2% van de voorziening voor pensioenverplichtingen ten behoeve van toekomstige administratie- en excassokosten; ● Financiering van de op te bouwen aanspraken ineens, tot de pensioendatum, van verzekerden die langer dan 3 jaar arbeidsongeschikt zijn; ● Bij de bepaling van de pensioenopbouw voor arbeidsongeschikte deelnemers is geen rekening gehouden met een revalidatiekans; ● In 2011 is besloten om de voorwaardelijke backservicerechten ad 0,2% per dienstjaar van de in 1953 en 1954 geboren deelnemers toe te kennen voor zover zij daar reglementair voor in aanmerking komen; ● De standaarduitkering vindt plaats vanaf het moment van het bereiken van de 65-jarige leeftijd; ● Voor niet-ingegane arbeidsongeschiktheid (langdurig zieken) is een voorziening gevormd ter grootte van 6 en ● Alle afwijkingen van de basis pensioenregeling zijn vastgelegd in excedent contracten en worden meegenomen bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Overige voorzieningen Onder ‘Overige voorzieningen’ wordt de reeds beschikbare financiering voor de uitvoering van de voorwaardelijke backservice verantwoord. Op grond van reglementaire of contractuele bepalingen wordt de door werkgevers verschul-
PGB JAARVERSLAG 2011
JAARREKENING 2011
digde premie (2% van de pensioengrondslag) aan de voorziening toegevoegd. De toekenning van onvoorwaardelijke pensioenrechten vindt plaats op basis van bestuursbesluiten. In het kader van de wet VPL (VUT, PrePensioen, Levensloop) kunnen voorwaardelijke backservicerechten tot 2021 worden gefinancierd. Aan de voorziening wordt geen rente toegevoegd. Voorziening voor risico deelnemers De waardering van de voorziening voor risico deelnemers wordt bepaald door de waarde van de tegenover deze voorziening aangehouden beleggingen. De deelnemer belegt voor eigen rekening en risico, maar heeft een inleggarantie. De garantie komt ten laste van het fonds en wordt verantwoord onder ‘overige schulden en overlopende passiva’.
Dekkingsgraad De nominale dekkingsgraad van het fonds wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de overige voorzieningen, voorziening voor risico deelnemers en overige schulden en overlopende passiva te delen op de technische voorzieningen zoals opgenomen in de balans. Bij het berekenen van de reële dekkingsgraad van het fonds wordt ten behoeve van deze berekening de voorziening pensioenverplichtingen herrekend, rekening houdend met de verwachte loon- en prijsinflatie. Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is conform de directe methode opgesteld. Dit houdt in dat alle ontvangsten en uitgaven ook als zodanig worden gepresenteerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en beleggingsactiviteiten.
4
BELEGGINGEN
De ontwikkelingen in de beleggingsportefeuille zijn als volgt samen te vatten: Bedragen in miljoenen euro’s
Stand per 1 januari 2010 Aankopen/verstrekkingen Verkopen/aflossingen Herwaardering
Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Vastrentende waarden
894 208 185 41
3.532 2.042 2.186 537
6.715 4.370 5.349 14
–
–
–
–
– –
Stand per 31 december 2010 Rubricering Overige Schulden
958 —
3.925 —
5.722 —
Stand per 31 december 2010
958
3.925
5.722
Stand per 1 januari 2011 Aankopen/verstrekkingen Verkopen/aflossingen Herwaardering
958 253 407 58
3.925 3.251 3.016 276
5.722 5.648 5.152 123
– –
– –
–
Derivaten
– –
– –
Overige beleggingen
Totaal
228 128 90 15
11.308 7.171 – 8.135 489
53 244
281 —
10.833 244
191
281
11.077
53 — 115 511
281 19 157 13
10.833 9.171 – 8.847 287
61 423 325 90
–
– –
Stand per 31 december 2011 Rubricering Overige schulden
746 —
3.884 —
6.341 —
343 296
130 —
11.444 296
Stand per 31 december 2011
746
3.884
6.341
639
130
11.740
Van de beleggingen wordt 12 (2010: 11) aangehouden voor risico van individuele deelnemers. De premiebijdragen voor risico van deelnemers worden belegd in de beleggingsmix van het fonds. Hiervoor wordt geen separaat beleggingsdepot aangehouden. Deelnemers beleggen voor eigen rekening en risico, maar hebben een inleggarantie. Vanwege de positieve beleggingsresultaten in recente jaren bedraagt de garantie ultimo 2011 nihil (2010: nihil).
PGB JAARVERSLAG 2011
4
5
JAARREKENING 2011
Het transactievolume van aan- en verkopen is in het verslagjaar hoger dan in het voorgaande jaar. Dit is het gevolg van een herschikking van de beleggingsportefeuille in verband met de transitie naar een nieuwe strategische verdeling en samenstelling van de portefeuille. Voor de meerderheid van de beleggingen is sprake van objectief vast te stellen frequente marktnoteringen. Voor bepaalde beleggingen zijn deze niet beschikbaar en vindt waardering plaats op basis van algemeen aanvaarde waarderingsmodellen en -technieken, inclusief verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten en het gebruik van schattingen.
Op basis van deze verscheidenheid en gradaties in waarderingsmethoden zijn de beleggingen ingedeeld naar drie verschillende waarderingsniveaus: Niveau 1:
Niveau 2:
Schattingen van de actuele waarde zijn een momentopname, gebaseerd op de marktomstandigheden en de beschikbare informatie over het financiële instrument. Deze schattingen zijn van nature subjectief en bevatten onzekerheden en een significante oordeelsvorming (bijvoorbeeld rentestand, volatiliteit, schatting van kasstromen, etc.) en kunnen daarom niet met precisie worden vastgesteld.
Niveau 3:
De waarde van de belegging is gebaseerd op direct waarneembare marktnoteringen in een actieve markt. De waarde wordt vastgesteld aan de hand van waarderingsmodellen waarin gebruik is gemaakt van waarneembare marktdata. Tevens vallen hieronder fondsbeleggingen waarbij minder frequent een netto vermogenswaarde wordt ontvangen, maar waarop wel gehandeld kan worden. De waarde wordt vastgesteld met waarderingsmodellen en technieken waarbij inschattingen zijn gemaakt door het management vanwege het ontbreken van volledig waarneembare marktdata.
Op basis van deze indeling kan de beleggingsportefeuille als volgt worden samengevat:
Bedragen in miljoenen euro’s Per 31 december 2011
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Totaal
Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten (incl. schuldpositie) Overige beleggingen
164 3.479 6.242 0 0
0 0 0 343 40
582 405 99 0 90
746 3.884 6.341 343 130
Totaal beleggingen
9.885
383
1.176
11.444
Bedragen in miljoenen euro’s Per 31 december 2010
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Totaal
Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten (incl. schuldpositie) Overige beleggingen
353 3.583 5.326 0 62
0 0 258 -53 91
605 342 138 0 128
958 3.925 5.722 -53 281
Totaal beleggingen
9.324
296
1.213
10.833
De belangrijkste gehanteerde methoden en veronderstellingen voor het schatten van de reële waarde van financiële instrumenten zijn de mark to market, de netto contante waarde-methode en eventuele opgaven van derden.
4
6
PGB JAARVERSLAG 2011
JAARREKENING 2011
4.1 Vastgoedbeleggingen Bedragen in miljoenen euro’s
31 december 2011
31 december 2010
Direct vastgoed Indirect vastgoed (via beleggingsfondsen)
80 666
101 857
Stand per 31 december
746
958
Het direct vastgoed is uitsluitend getaxeerd door onafhankelijke, beëdigde taxateurs. De vastgoedportefeuille is ultimo 2011 voor 360 (2010: 381) in Nederland belegd. Objecten in het boekjaar verkocht maar met levering in het volgende boekjaar zijn niet als verkoop in het boekjaar verantwoord. In de portefeuille is voor 4 (2010: 6) een kantoorgebouw opgenomen, dat verhuurd is aan de uitvoeringsorganisatie. Met betrekking tot de vrije verhandelbaarheid door het fonds gelden geen restricties voor dit kantoorgebouw. 4.2 Aandelen Bedragen in miljoenen euro’s
31 december 2011
31 december 2010
Aandelen mature markets Aandelen emerging markets Aandelenbeleggingsfondsen Durfkapitaal
2.513 16 1.351 4
2.566 2 1.355 2
Stand per 31 december
3.884
3.925
In bovenstaande opstelling is geen lookthrough toegepast voor de exposure van de beleggingsfondsen. Voor een nadere toelichting verwijzen wij naar bijlage 1, onderdeel beleggingen, waarin dit begrip wordt toegelicht. Per balansdatum zijn geen aandelen uitgeleend (2010: nihil). 4.3 Vastrentende waarden Bedragen in miljoenen euro’s
31 december 2011
31 december 2010
Obligaties Deposito’s Inflation linked bonds Leningen op schuldbekentenis Obligatiebeleggingsfondsen
4.927 921 394 24 75
3.843 892 603 56 328
Stand per 31 december
6.341
5.722
Voor een bedrag van 3.049 zijn op bovenstaande vastrentende waarden staatsgaranties en garanties van lokale overheden ontvangen. Onder leningen op schuldbekentenis is een lening inbegrepen van 9 (2010: 11) aan de premiebijdragende
PGB JAARVERSLAG 2011
onderneming Persgroep Nederland en leningen aan overige premiebijdragende ondernemingen van 3 (2010: 6).
4
7
JAARREKENING 2011
Een deel van de obligatieportefeuille met een totale marktwaarde van 36 (2010: 149) is gestort in een gesepareerd depot als zekerheid voor derivaten met een negatieve marktwaarde. Deze obligaties staan niet ter vrije beschikking van het fonds. Per balansdatum zijn geen vastrentende waarden uitgeleend (2010: nihil). 4.4 Derivaten Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid maakt het fonds gebruik van financiële derivaten voor zover dit passend is. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen te bevinden.
Bedragen in miljoenen euro’s
31 december 2011
31 december 2010
Rentederivaten Valutaderivaten Overige derivaten
596 40 3
159 16 16
Stand per 31 december
639
191
Voor derivaten met een positieve waarde per 31 december 2011 zijn zekerheden ontvangen. Deze zekerheden bedragen 445 (2010: 73) en bestaan uit liquide middelen en staatsobligaties met een rating van minimaal A-. Het fonds monitort dagelijks de hoogte van de ontvangen zekerheden. Indien hiertoe aanleiding is, worden van tegenpartijen aanvullende zekerheden gevraagd. De omvang van de ontvangen zekerheden moet, per individuele tegenpartij, in samenhang worden gezien met derivatenposities met een negatieve balanswaarde. Dit verklaart het verschil tussen de balanspost derivaten en de omvang van de ontvangen zekerheden. 4.5 Overige beleggingen Bedragen in miljoenen euro’s
31 december 2011
31 december 2010
Hedgefondsen Mixfondsen
130 —
219 62
Stand per 31 december
130
281
5
VORDERINGEN EN OVERLOPENDE ACTIVA Bedragen in miljoenen euro’s
31 december 2011
31 december 2010
Lopende interest Beleggingsdebiteuren Premie Overige vorderingen
185 59 33 1
167 19 34 4
Stand per 31 december
278
224
4
8
PGB JAARVERSLAG 2011
JAARREKENING 2011
Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
6
LIQUIDE MIDDELEN
Onder de liquide middelen worden die kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen opgenomen, die onmiddellijk dan wel op korte termijn opeisbaar zijn. Het bedrag van 18 (2010: 8) bevat de liquide middelen die bij externe vermogensbeheerders beschikbaar zijn en ontvangen cash collateral inzake derivatencontracten.
7
STICHTINGSKAPITAAL EN RESERVES Bedragen in miljoenen euro’s
Vereiste reserve Stand per 1 jan. 2010 Uit bestemming saldo van baten en lasten Stand per 31 dec. 2010 Uit bestemming saldo van baten en lasten Stand per 31 dec. 2011
–
Vrije reserve
Totaal
1.370 470
– –
539 484
–
831 14
1.840 140
– –
1.023 746
–
817 886
1.700
–
1.769
–
69
Met ingang van 2011 wordt bij de vaststelling van de vereiste reserve uitgegaan van de feitelijke mix in de evenwichtssituatie, omdat dit een prudentere vaststelling is. De waarden uit eerdere jaren zijn hierop aangepast. De vereiste reserve bij de strategische mix in de evenwichtssituatie bedraagt 1.675. In de vrije reserve is € 1.134 (in euro’s) stichtingskapitaal opgenomen. Vereiste reserve Bedragen in miljoenen euro’s
31 december 2011
31 december 2010
Minimaal vereist eigen vermogen Vereist eigen vermogen
552 1.148
471 1.369
Totaal
1.700
1.840
PGB JAARVERSLAG 2011
4
9
JAARREKENING 2011
HERSTELPLAN Belangrijkste uitgangspunten van het herstelplan Het PGB bestuur heeft naar aanleiding van haar financiële positie per 31 december 2008 een herstelplan opgesteld en het na een positief advies van de Deelnemersraad, ingediend bij de toezichthouder. Dit herstelplan is in 2009 door de toezichthouder goedgekeurd en ultimo 2011 nog van kracht. De belangrijkste uitgangspunten van het oorspronkelijke herstelplan waren: ● in de vijfjaarsperiode 2009-2013 wordt verondersteld dat er alleen conform de beleidsstaffel (zie voor deze staffel het hoofdstuk Risicobeheer en derivaten) sprake is van toeslagverlening; ● de premie voor de basis PGB regeling is verhoogd naar een vast niveau van 19,5%, waarvan 17,5% voor pensioenopbouw en risicodekking. Verder wordt 2% premie geheven voor de financiering van de voorwaardelijke backservice; ● het beleggingsbeleid is aangepast: er zal geleidelijk worden toegewerkt naar een vaste assetmix van circa 1/3 aandelen, 1/3 vastrentende waarden en 1/3 alternatives; ● de Richtlijn besluitvorming toeslagverlening is aangepast. Het herstelplan wordt jaarlijks geëvalueerd. Aanpassingen beleid 2011 In 2011 is op basis van een ALM studie een aantal belangrijke aanpassingen doorgevoerd. Deze hebben betrekking op het beleid toeslagverlening, de noodmaatregel van korting op pensioenen en uitkeringen welke een positief effect hebben op het herstelpad. Tevens is het strategisch beleggingsbeleid op basis van de studie aangepast. Het beleggingsbeleid is prudenter waardoor de verwachte rendementen naar beneden zijn bijgesteld, hetgeen een negatief effect heeft op het herstelpad. Toeslagverlening Het fonds heeft een voorwaardelijke toeslagambitie die gelijk is aan een over een periode van 15 jaar verwacht behoud van koopkracht van minimaal 90%. De koopkracht wordt gemeten met de ontwikkeling van de consumentenprijsindex van alle huishoudens, zoals deze vastgesteld wordt door het CBS.
Beleggingsbeleid Bij het nieuwe strategische beleggingsbeleid wordt uitgegaan van een principeverdeling van 30% zakelijke waarden, 50% vastrentende waarden en 20% alternatieve beleggingen (vastgoed, infrastructuur, hedgefunds en commodities). Hiermee is gekozen voor een meer defensieve rendement/risico verhouding ten opzichte van de oude verdeling van 1/3, 1/3, 1/3. Feitelijke situatie herstelplan per 31 december 2011 Door het positieve beleggingsrendement van 6,6% enerzijds en de stijging van verplichtingen door een rentedaling anderzijds, is de dekkingsgraad per ultimo 2011 uitgekomen op 99,4%. Daarmee is een niveau bereikt dat onder het te bereiken niveau (MVEV) van het kortetermijnherstelplan ligt en onder de geprognosticeerde waarde uit het oorspronkelijke herstelplan. Het te bereiken niveau van het langetermijnherstelplan is nog niet bereikt, zodat deze onverkort blijft bestaan. Het pensioenfonds ligt dit jaar in dit plan achter op de eerder veronderstelde ontwikkeling van de dekkingsgraad. De planning is nu dat in het jaar 2017 voor het eerst voldaan zou kunnen worden aan de vermogenseisen van het langetermijnherstelplan. Omdat ultimo derde kwartaal 2011 de dekkingsgraad onder het MVEV kwam, is het kortetermijnherstelplan weer van kracht. De evaluatie van het herstelplan eind 2011 is gebaseerd op nieuwe verwachtingen (parameters) die vooral de toekomstige rendementen voorzichtiger inschatten. Verwacht herstelpad van het herstelplan na 2011 Op basis van de nieuwe beleidskeuzes en de lagere verwachte toekomstige rendementen zoals voorgeschreven door DNB, is een nieuw herstelpad berekend. Dit laat zien dat de verwachte dekkingsgraad per ultimo 2013 de waarde van 105,9% zou kunnen bereiken, een niveau net boven het minimaal vereist eigen vermogen. Hieruit blijkt net voldoende herstelkracht. Naar verwachting zou in 2017 de einddatum van het lange termijn herstelplan bereikt kunnen worden. De dekkingsgraad bereikt dan naar verwachting het niveau van 116,5%, ruim boven het niveau van het vereist eigen vermogen, dat herberekend is op 114,8% in de evenwichtsituatie.
Korting van pensioenaanspraken en uitkeringen Als laatste middel om het noodzakelijke minimum niveau van dekkingsgraad te bereiken staat het bestuur van het pensioenfonds korting van rechten en uitkeringen ter beschikking. Dit middel wordt alleen ingezet als alle andere middelen niet meer tot de oplossing leiden en zal met in achtneming van de belangen van alle betrokkenen gebruikt worden.
5
0
PGB JAARVERSLAG 2011
JAARREKENING 2011
8
TECHNISCHE VOORZIENINGEN
De pensioenverplichtingen van het fonds zijn gewaardeerd tegen de actuele waarde per balansdatum. Deze actuele waarde wordt vastgesteld met behulp van schattingen en aannames. De belangrijkste schattingen betreffen de bepaling van de rente en de levensverwachting. Bedragen in miljoenen euro’s
31 december 2011
31 december 2010
11.500
10.128
Voorziening voor pensioenverplichtingen
Het mutatieoverzicht voor de voorziening voor pensioenverplichtingen is als volgt: Bedragen in miljoenen euro’s
Stand 1 januari Pensioenopbouw Indexering en overige toeslagen Rentetoevoeging Onttrekking voor pensioenuitkeringen Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging overige actuariële uitgangspunten Saldo van inkomende en uitgaande waardeoverdrachten Overige wijzigingen
31 december 2011
31 december 2010
10.128 156 1 128 366 7 1.462 — 13 13
8.491 134 — 118 390 7 806 187 766 23
– – –
–
Stand 31 december
– –
11.500
10.128
Ultimo boekjaar bedraagt de gemiddeld gewogen discontovoet 2,74% (2010: 3,47%). Voor een toelichting op de verschillende posten wordt verwezen naar de toelichting op de staat van baten en lasten. De voorziening voor pensioenverplichtingen is naar categorieën van deelnemers als volgt samengesteld: Bedragen in miljoenen euro’s
31 december 2011 € aantal Actieve deelnemers Pensioengerechtigden Gewezen deelnemers Netto pensioenverplichtingen inclusief toekomstige kosten uitvoering pensioenregeling
PGB JAARVERSLAG 2011
31 december 2010 € aantal
3.839 4.587 3.074
40.187 47.471 105.359
3.427 3.963 2.738
42.483 45.075 111.026
11.500
193.017
10.128
198.584
5
1
JAARREKENING 2011
De netto pensioenverplichtingen van 11.500 (2010: 10.128) is de contante waarde van de verwachte toekomstige kasstromen, vermeerderd met een excasso opslag van 2% en is inclusief toekomstige uitvoeringskosten. De methode voor de berekening van de pensioenverplichtingen is zodanig toegepast dat er geen sprake is van een financieringsachterstand. Naar hun aard hebben de technische voorzieningen in het algemeen een langlopend karakter. Korte beschrijving van de basis pensioenregeling De basispensioenregeling kan worden gekenmerkt als een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling met een pensioenleeftijd van 65 jaar. Jaarlijks wordt een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd van 1,75% van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. Daarnaast bestaat de mogelijkheid excedentcontracten af te sluiten met specifieke aanvullingen op de hoofdregeling. De pensioengrondslag is gelijk aan het loon verminderd met de franchise. Onder loon wordt verstaan het in een jaar werkelijke verdiende brutoloon inclusief alle vaste en variabele loonbestanddelen. De franchise wordt jaarlijks vastgesteld. Tevens bestaat er recht op nabestaandenpensioen. Jaarlijks beslist het bestuur van het fonds over de mate waarin de opgebouwde aanspraken worden geïndexeerd. Overeenkomstig artikel 10 van de Pensioenwet kwalificeert de pensioenregeling als een uitkeringsovereenkomst. Toeslagverlening De toeslag in een jaar is voorwaardelijk en is afhankelijk van een vastgestelde matrix gebaseerd op de hoogte van de dekkingsgraad. De toeslag is maximaal gelijk aan de stijging van de consumentenprijsindex alle huishoudens, zoals vastgesteld door het CBS, of indien hoger de grafimedia loonindex. Er is geen recht op toekomstige toeslagen. Het is
niet zeker of en in hoeverre, op basis van de Richtlijn dekkingsgraad en ontwikkeling pensioen, in de toekomst zal worden geïndexeerd. Het fonds heeft geen geld gereserveerd voor toekomstige toeslagen. Toeslagen worden uit de beleggingsopbrengsten gefinancierd. Voor het antwoord op de vraag of er voldoende financiële middelen voor toeslagverlening zijn, toetst het bestuur jaarlijks de dekkingsgraad van het fonds aan een afgesproken richtlijn. Met de Richtlijn dekkingsgraad en ontwikkeling pensioen krijgen de (gewezen) deelnemer en de pensioengerechtigde inzicht in de mogelijke ontwikkeling van hun pensioen. Het bestuur heeft besloten om de pensioenaanspraken per 1 januari 2012 niet te indexeren. De som van niet toegekende toeslagen bedraagt per 1 januari 2012: 8,51% (samengestelde berekening) en heeft betrekking op de jaren 2006 tot en met 2012.
9
OVERIGE VOORZIENINGEN
De ‘Overige voorzieningen’ hebben betrekking op de reeds beschikbare financiering voor de uitvoering van de voorwaardelijke backservice. Op grond van reglementaire of contractuele bepalingen wordt de door werkgevers verschuldigde premie (2% van de pensioengrondslag) aan de voorziening toegevoegd. De toekenning van onvoorwaardelijke pensioenrechten vindt plaats op basis van bestuursbesluiten. In het kader van de wet VPL (VUT, PrePensioen, Levensloop) kunnen voorwaardelijke backservicerechten tot 2021 worden gefinancierd. Aan de voorziening wordt geen rente toegevoegd. Het verloop in de voorziening financiering Voorwaardelijke Backservice is als volgt: Bedragen in miljoenen euro’s
Stand 1 januari Dotatie ten laste van het resultaat Dotatie inzake premie Onttrekking inzake backservicerechten Stand per 31 december
5
2
31 december 2011
31 december 2010
32 — 15 21
— 36 16 20
–
26
–
32
PGB JAARVERSLAG 2011
JAARREKENING 2011
De toekenning van backservicerechten vindt per geboortejaar plaats. Tot en met 2010 zijn de voorwaardelijke rechten van de geboortejaren 1946 tot en met 1952 onvoorwaardelijk gemaakt. In 2011 zijn de geboortejaren 1953 en 1954 (2010: 1951 en 1952) ingekocht voor een bedrag van 22 (2010: 20). Uit de premieopslag is 15 (2010: 16) gedoteerd. De definitieve inregeling van de inkoop van geboortejaar 1950 heeft een positief resultaat van 1 opgeleverd.
10 VOORZIENING VOOR RISICO DEELNEMERS Het verloop in de voorziening voor risico deelnemers is als volgt: Bedragen in miljoenen euro’s
Stand 1 januari Inleg en stortingen Uitkeringen en onttrekkingen Beleggingsresultaten risico deelnemers
31 december 2011
31 december 2010
11 1 1 1
4 7 1 1
–
Stand per 31 december
–
12
11
11. OVERIGE SCHULDEN EN OVERLOPENDE PASSIVA Bedragen in miljoenen euro’s
Toelichting
31 december 2011
31 december 2010
11.1 11.2 11.3
296 240 8 7 16
244 — 55 7 15
567
321
Derivaten Schulden uit hoofde van cash collateral Beleggingscrediteuren Belastingen en premies sociale verzekeringen Overige schulden Stand 31 december
Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. 11.1 Derivaten Bedragen in miljoenen euro’s
Valutaderivaten met negatieve balanswaardering Rentederivaten met negatieve balanswaardering Overige derivaten met negatieve balanswaardering
PGB JAARVERSLAG 2011
31 december 2011
31 december 2010
275 19 2
106 138 —
296
244
5
3
JAARREKENING 2011
Per balansdatum zijn in het kader van derivaten door het fonds zekerheden gesteld ter waarde van 38 (2010: 149). De omvang van de gestelde zekerheden moet, per individuele tegenpartij, in samenhang worden gezien met derivatenposities met een positieve balanswaarde. Dit verklaart het verschil tussen de balanspost en de omvang van de gestelde zekerheden. 11.2 Schulden uit hoofde van cash collateral Voor derivaten met een positieve waarde per 31 december 2011 is cash ontvangen als zekerheid voor de toekomstige afrekening van de opgebouwde waarde. Het fonds is economische eigenaar van deze ontvangen gelden. Om geen substantieel kredietrisico te lopen op de bewaarbank, worden deze gelden in de vorm van deposito’s uitgezet bij hoogwaardige tegenpartijen. Gezien de korte looptijd van de deposito’s is het gelopen renterisico nagenoeg nihil. 11.3 Beleggingscrediteuren Het saldo beleggingscrediteuren bestaat uit nog te betalen c.q. vooruit ontvangen bedragen inzake beleggingen. Ultimo boekjaar is het saldo 8 (2010: 55). Risicobeheer Beleid en risicobeheer Het bestuur beschikt over meerdere beleidsinstrumenten om risico’s te beheersen. De belangrijkste beleidsinstrumenten betreffen het beleggingsbeleid, premiebeleid, toeslagenbeleid, kortingbeleid en de pensioenregeling. De inzet van deze instrumenten is toegelicht in het bestuursverslag. Solvabiliteitsrisico Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de pensioenverplichtingen. Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten op basis van algemeen geldende normen zoals deze door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het fonds de premie moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele toeslag van opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenuitkeringen moet verminderen. In 2011 is de kans op het korten van de aanspraken toegenomen. Eind 2013 moet volgens het herstelplan een dekkingsgraad zijn bereikt van circa 105%. De financiële stuurmiddelen van het fonds zijn daarop gericht.
5
4
Dekkingsgraad De aanwezige dekkingsgraad heeft zich als volgt ontwikkeld:
Dekkingsgraad per 1 januari
2011 %
2010 %
108,1
109,8
Premie
0,0
0,4
Uitkering
0,3
0,0
Indexering
0,0
Renteverandering
–
Overrendement Overig Dekkingsgraad per 31 december
14,0
0,0 –
5,6 –
0,6 99,4
9,5 11,0
–
3,5 108,1
De belangrijkste reden van de sterke daling van de dekkingsgraad houdt verband met de daling van de marktrente van 3,47% naar 2,74%. Als gevolg van de gedaalde rente stegen de pensioenverplichtingen met een negatieve invloed op de dekkingsgraad van 14,0%. De dekkingsgraad werd positief beïnvloed door de beleggingsresultaten met een overrendement van 5,6% waarbij de vastrentende waarden inclusief rentederivaten (matching portefeuille) de belangrijkste bijdrage leverden. De dekkingsgraad ultimo 2011 is positief beïnvloed door ingrijpen van DNB in de vaststelling van de RTS rente. De RTS is ultimo verslagjaar door DNB vastgesteld als een gemiddelde van de rentetermijnstructuur van alle handelsdagen in de periode 1 oktober tot en met 31 december 2011 in plaats van de voorheen gebruikelijke vaststelling op de laatste dag van de maand. Zonder deze aanpassing zou de dekkingsgraad op 96,3% zijn uitgekomen. In 2010 omvat de categorie overig het effect van de collectieve waardeoverdracht van Stichting Algemeen Pensioenfonds Wegener per 1 januari 2010. Opstelling Vereist Eigen Vermogen Om het solvabiliteitsrisico te beheersen dient het fonds buffers in het vermogen aan te houden. Bij de berekening van deze buffers past het pensioenfonds een partieel intern model toe. Dit betekent dat de standaardmethode van DNB wordt aangevuld voor risico’s die niet gemodelleerd zijn in het standaard model van DNB, maar die het fonds wel relevant acht. De belangrijkste aanvullingen hebben betrekking op de separate modellering van inflation linked bonds en actief beheerde aandelen.
PGB JAARVERSLAG 2011
JAARREKENING 2011
Ter afdekking van renterisico’s heeft het fonds rentederivaten (nominale renteswaps) afgesloten. Bij het bepalen van de vereiste buffer voor het renterisico is rekening gehouden met de netto positie. Het berekende surplus/tekort aan het einde van het boekjaar is als volgt: Bedragen in miljoenen euro’s 31 dec. 2011
Voorziening pensioenverplichtingen (FTK-waardering) (a)
31 dec. 2010
11.500
10.128
Buffers: S1 Renterisico S2 Risico zakelijke waarden S3 Valutarisico S4 Grondstoffenrisico S5 Kredietrisico S6 Verzekeringstechnisch risico Diversificatie-effect Toetswaarde solvabiliteit Vereist eigen vermogen (artikel 132 Pensioenwet)
–
549 1.486
64
51
102
89
23
75
334
206
640
–
616
(b)
1.700
1.840
(a+b)
13.200
11.968
11.431
10.945
Aanwezig vermogen * Saldo vereist versus aanwezig eigen vermogen
374 1.443
–
1.769
–
1.023
Bij de vaststelling van het vereist eigen vermogen wordt van de feitelijke beleggingsmix uitgegaan om aan te sluiten bij de actuele balans. Daarbij wordt gerekend met de evenwichtssituatie. De vergelijkende cijfers over 2010 zijn hierop aangepast. De evenwichtssituatie is de fictieve situatie waarbij de algemene reserve exact toereikend is om het totale effect van voorgeschreven negatieve scenario’s op te vangen. De eerste stap (iteratie) bij de vaststelling van het vereist eigen vermogen is ter bepaling van de buffer voor de feitelijke beleggingen en verplichtingen. Eind 2011 bedraagt deze zogeheten toetswaarde solvabiliteit 1.548. Het vereist eigen vermogen in de evenwichtssituatie bij de feitelijke beleggingsmix bedraagt eind 2011 1.700. De waarde in de evenwichtssituatie is groter dan de berekening volgens de eerste iteratie, omdat er voor het verschil tussen het vereist eigen vermogen en het aanwezige vermogen ook weer een buffer moet worden aangehouden. Het vereist eigen vermogen in de evenwichtssituatie van de strategische beleggingsmix bedraagt 1.675. Renterisico (S1) Het renterisico is impliciet het risico dat het saldo van de waarden van de beleggingsportefeuille in vastrentende waarden en van de pensioenverplichtingen verandert als gevolg van veranderingen in de marktrente. Hieruit volgt het expliciete renterisico op de dekkingsgraad, voortkomend uit een mismatch tussen de cashflows van de beleggingsportefeuille en de pensioenverplichtingen. De daling van de reservering voor het renterisico binnen het vereist eigen vermogen houdt voornamelijk verband met de sterk gedaalde marktrente. De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van de duration. De duration is de (met de contante waarde van de kasstromen) gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren.
Duration van de vastrentende waarden (voor rentederivaten) Duration van de vastrentende waarden (na rentederivaten) Duration van de (nominale) pensioenverplichtingen
Balanswaarde in miljoenen euro’s
31 dec. 2011
31 dec. 2010
6.341 6.918 11.500
8,2 18,2 16,5
4,7 15,8 15,9
* Aanwezig vermogen = totaal activa – overige voorzieningen – voorziening voor risico deelnemers – overige schulden
PGB JAARVERSLAG 2011
5
5
JAARREKENING 2011
Op de balansdatum is de duration van de totale beleggingsportefeuille korter dan de duration van de nominale verplichtingen. Er is derhalve sprake van een zekere vorm van ‘duration-mismatch’. Dit betekent dat bij een rentestijging de waarde van de totale beleggingen minder snel daalt dan de waarde van de verplichtingen (bij toepassing van de actuele marktrentestructuur), waardoor de dekkingsgraad zal stijgen. Bij een rentedaling zal de waarde van de totale beleggingen minder snel stijgen dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt. Het fonds voert een actief beleid ten aanzien van het renterisico door de toepassing van cashflow matching. De kasstromen in de verschillende looptijdsegmenten van de toekomstige pensioenverplichtingen worden voor 60% afgedekt (“gematched”) met kasstromen uit de beleggingsportefeuille. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door het kopen van meer langlopende obligaties in plaats van aandelen (verondersteld wordt dat aandelen een duration van nul hebben),
binnen de portefeuille kortlopende obligaties vervangen door langlopende obligaties of door middel van het inzetten van renteswaps. Bij een renteswap wordt een vaste lange rente geruild tegen een variabele korte rente. Het pensioenfonds ontvangt in dit geval een lange rente, vergelijkbaar met de kasstroom van een langlopende obligatie en betaalt daarvoor een variabele korte rente (bijvoorbeeld 6-maands Euribor). Hierdoor wordt de mismatch van de cashflows verkleind, maar het fonds wordt wel blootgesteld aan de ontwikkeling van de korte rente die het pensioenfonds aan de tegenpartij dient te betalen. Bij het afsluiten van een renteswap kunnen dus mismatchrisico’s worden afgedekt en worden nieuwe risico’s geïntroduceerd die gepaard gaan met dit soort instrumenten (zoals liquiditeits-, tegenpartij- en juridisch risico). Deze risico’s worden onder meer afgedekt door het stellen van collateral (onderpand) en het afsluiten van contracten. De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt: Bedragen in miljoenen euro’s
31 december 2011 %
31 december 2010 %
Resterende looptijd < 1 jaar Resterende looptijd 1 - 5 jaar Resterende looptijd 5 - 10 jaar Resterende looptijd > 10 jaar
1.107 930 932 3.372
17 15 15 53
1.582 1.751 534 1.855
28 31 9 32
Balanswaarde
6.341
100
5.722
100
De looptijdindeling is aangepast ten opzichte van voorgaande jaren door de oorspronkelijke categorie met een looptijd langer dan 5 jaar verder te verbijzonderen. Hiermee wordt inzicht geboden in de substantiële verlenging van de portefeuille vastrentende waarden. De vergelijkende cijfers over 2010 zijn aangepast voor deposito’s en indirecte beleggingen die onjuist waren ingedeeld in de categorie met een looptijd langer dan 5 jaar. De opwaartse bijstellingen bedragen 947 voor de categorie tot 1 jaar en 62 voor de categorie 1 - 5 jaar. Risico zakelijke waarden (S2) Het vereist eigen vermogen voor aandelenrisico is gebaseerd op een grote koersdaling van de index. Daarbij geldt een
onderscheid tussen beursgenoteerde aandelen 'mature markets' (78%), aandelen 'emerging markets' (22%) en 'private equity' (0%). De twee laatste categorieën zijn risicovoller dan de eerste: aandelen van deze types blijken grotere waardeschommelingen te kennen dan beursgenoteerde aandelen op volwassen markten. Binnen mature en emerging markets wordt het aandelenrisico verder gesplitst naar actief en passief beheer voor de berekening van de buffer. Een nadere detaillering van de segmentatie van de vastgoedbeleggingen naar aard van het vastgoed is als volgt: Bedragen in miljoenen euro’s
31 december 2011 %
31 december 2010 %
Kantoren Winkels Woningen Participaties in vastgoedmaatschappijen
37 41 2 666
5 6 0 89
46 43 12 857
5 5 1 89
Balanswaarde
746
100
958
100
5
6
PGB JAARVERSLAG 2011
JAARREKENING 2011
De segmentatie van vastgoed naar regio is als volgt: Bedragen in miljoenen euro’s
Regio
31 december 2011 %
31 december 2010 %
Europa Noord-Amerika Pacific Emerging markets
578 34 67 67
77 5 9 9
745 91 122 —
78 10 12 —
Balanswaarde
746
100
958
100
Bij deze tabel is gebruik gemaakt van het inzicht in de feitelijke posities van de indirecte beleggingen. De segmentatie van de aandelenportefeuille naar sector is als volgt: Bedragen in miljoenen euro’s
Sector
31 december 2011 %
31 december 2010 %
Financiële instellingen Handel en industriële bedrijven Serviceorganisaties Andere instellingen
432 1.599 484 1.369
11 41 13 35
477 1.655 419 1.374
12 42 11 35
Balanswaarde
3.884
100
3.925
100
De segmentatie van de aandelenportefeuille naar regio is als volgt: Bedragen in miljoenen euro’s
Regio
31 december 2011 %
31 december 2010 %
Europa Noord-Amerika Pacific Emerging markets
1.549 1.132 457 746
40 29 12 19
1.604 1.205 459 657
41 31 11 17
Balanswaarde
3.884
100
3.925
100
Bij deze tabel is gebruik gemaakt van het inzicht in de feitelijke posities van de indirecte beleggingen. Valutarisico (S3) Valutarisico is het risico dat de waarde van een belegging wijzigt als gevolg van veranderingen in valutakoersen. Met het beleggen in vreemde valuta wordt een valutarisico genomen daar de verplichtingen in euro’s luiden. Het strategische valutabeleid van het fonds is gericht op het vrijwel geheel afdekken van valuta-exposures middels valutatermijncontracten. Specifiek voor aandelen in de Emerging Markets hanteert het fonds een pragmatische aanpak door een
PGB JAARVERSLAG 2011
5
7
JAARREKENING 2011
combinatie van valutatermijncontracten in te zetten, zijnde eenderde US dollar, een derde (lokale) Emerging Markets valuta’s en een derde niet afdekken. Het verschil tussen deze pragmatische aanpak en de daadwerkelijk Emerging Markets valuta’s is een basisrisico. Dit risico wordt geprefereerd boven het niet afdekken van valutarisico in de Emerging Markets. Het totaalbedrag dat buiten de euro wordt belegd, bedraagt ultimo jaar circa 34% (2010: circa 40%) van de beleggingsportefeuille. De belangrijkste vreemde valuta daarin zijn in procenten: USD 41%, GBP 15% en JPY 9% (2010: USD 74%, GBP 6% en JPY 6%). Het strategisch beleid van het fonds is om vrijwel alle vreemde valutaposities af te dekken, waarbij als richtlijn geldt dat maximaal 2,5% van de totale portefeuillewaarde niet afgedekt hoeft te zijn. Per ultimo jaar was voor 97,6% (2010: 97,8 %) afgedekt naar de euro. Per einde boekjaar is de waarde van de uitstaande valutatermijncontracten -235 (2010: -90). De beleggingen in vreemde valuta (exclusief voorbeleggingen en liquide middelen) kunnen per categorie als volgt worden gespecificeerd: Bedragen in miljoenen euro’s
31 december 2011 %
31 december 2010 %
Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Overige
218 3.259 356 11
6 85 9 0
268 2.995 982 166
6 68 22 4
Balanswaarde
3.844
100
4.411
100
Bij deze tabel is gebruik gemaakt van het inzicht in de feitelijke posities van de indirecte beleggingen. De valutapositie voor en na afdekking door valutaderivaten (exclusief voorbeleggingen en liquide middelen) is als volgt weer te geven: Bedragen in miljoenen euro’s
Voor
EUR GBP JPY USD Overige
7.835 574 328 1.558 1.384 11.679
31-12-2011 Valuta- Netto positie Derivaten (na) 3.225 – 505 – 313 – 1.818 – 824 –
235
11.060 69 15 – 260 560 11.444
31-12-2010 Netto positie (na) 10.640 60 3 535 – 285
–
10.833
Bij deze tabel is gebruik gemaakt van het inzicht in de feitelijke posities van de indirecte beleggingen.
5
8
PGB JAARVERSLAG 2011
JAARREKENING 2011
Kredietrisico (S5) Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst en marktpartijen waarmee over the counter (OTC)derivatenposities worden aangegaan.
risico dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het fonds financiële verliezen lijdt. Beheersing vindt plaats door diversificatie, het stellen van positielimieten voor tegenpartijen, zowel op product- als op totaalniveau, het stellen van limieten voor de kredietbeoordeling van de portefeuilles, tegenpartijen en het land van hoofdtoezicht op deze tegenpartijen, het vragen van collateral (onderpand) en het hanteren van prudente verstrekkingsnormen. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het fonds enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot nietbeursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het fonds enkel gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA overeenkomsten zijn afgesloten, zodat posities van het fonds adequaat worden afgedekt door collateral (onderpand).
Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het tegenpartijrisico. Dit heeft betrekking op het
In de onderstaande tabel wordt de verdeling van de vastrentende beleggingen naar sector weergegeven:
Grondstoffenrisico (S4) De actuele waarde van de grondstoffen (commodities) bedraagt 1 (2010: 16). De exposure is opgebouwd met behulp van derivaten. De onderliggende waarden zijn respectievelijk 293 en 256. Het beperkte aandeel van grondstoffenexposure in de totale beleggingsportefeuille zorgt ervoor dat het fonds slechts in geringe mate gevoelig is voor een daling in de grondstoffenprijzen.
Bedragen in miljoenen euro’s
31 december 2011
31 december 2010
Overheidsinstellingen Financiële instellingen Handel en industriële bedrijven Serviceorganisaties Andere instellingen
3.562 1.304 1.042 295 138
2.593 1.761 605 371 392
Balanswaarde
6.341
5.722
Vanaf 2011 zijn deposito’s ingedeeld naar sector. Tot 2011 werden deze verantwoord onder Andere instellingen. De vergelijkende cijfers over 2010 zijn hierop aangepast. De beleggingen in perifere eurolanden zijn weergegeven in onderstaande tabel: Bedragen in miljoenen euro’s
Italië Spanje Ierland Portugal Griekenland Balanswaarde
31 december 2011
31 december 2010
0 0 0 0 —
209 188 41 19 —
0
457
Vanwege de onrust op de financiële markten zijn de posities in staatsobligaties uitgegeven door perifere eurolanden gedurende het jaar volledig afgebouwd. Per balansdatum zijn er geen posities in vastrentende waarden met een staatsgarantie van deze landen (2010: nihil).
PGB JAARVERSLAG 2011
5
9
JAARREKENING 2011
Ten aanzien van de kredietwaardigheid van de debiteuren van de vastrentende portefeuille kan het volgende overzicht worden gegeven: Bedragen in miljoenen euro’s
31 december 2011 %
31 december 2010 %
AAA AA A BBB BB B Lager dan B Geen Rating
3.378 396 1.407 128 3 5 2 1.022
54 6 22 2 — — — 16
1.484 608 1.294 832 118 400 13 973
26 11 23 14 2 7 — 17
Balanswaarde
6.341
100
5.722
100
Bij deze tabel is gebruik gemaakt van het inzicht in de feitelijke posities van de indirecte beleggingen. In de bovenstaande tabel is te zien dat de kredietwaardigheid van de portefeuille vastrentende waarden is verbeterd. Het grotere percentage aan waarden met een AAA-rating wordt verklaard doordat eind 2011 voor een belangrijk deel wordt belegd in staatsobligaties met de hoogste rating. Het lagere percentage aan waarden met een BBB-rating en lager wordt verklaard door een aanscherping van de beleggingsrichtlijnen. De categorie “Geen rating” bevat 921 aan deposito’s (2010: 892). Actuariële risico’s (S6) Verzekeringstechnische risico’s De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, overlijden en arbeidsongeschiktheid. Het langlevenrisico is het belangrijkste verzekeringstechnische risico. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichtingen. Door toepassing van de meest recente prognosetafel 2010 - 2060 van het Actuarieel Genootschap is het langleven risico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen. Het overlijdensrisico betekent dat het fonds in geval van overlijden voor de leeftijd van 65 jaar mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen. Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het fonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit. Voor de risico’s van overlijden voor de leeftijd van 65 en voor het arbeidsongeschiktheidsrisico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële
6
0
uitgangspunten voor de risicopremie worden periodiek beoordeeld. Gezien de omvang van het fonds wordt geen gebruik gemaakt van herverzekering. Indexatierisico Het bestuur van het fonds heeft de ambitie om de pensioenen te indexeren. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, beleggingsrendementen, prijsinflatie en demografie. Wanneer deze componenten zich ongunstig ontwikkelen, bestaat het risico dat het fonds geen indexatie kan verlenen. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de indexatietoezegging voorwaardelijk is. Het indexatierisico betreft een risico voor de deelnemers. Liquiditeitsrisico (S7) Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er moet eveneens rekening worden gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Daarnaast kan de financiële afwikkeling van derivaten grote mutaties teweeg brengen in de liquide middelen. Het fonds heeft relatief grote posities in (passief beheerde) staatsobligaties en (passief beheerde) aandelen in NoordAmerika en in Europa. Deze beleggingen kunnen relatief snel, zonder direct waardeverlies te leiden, te gelde worden gemaakt om een eventuele onvoorziene uitstroom van geldmiddelen te financieren. Het fonds volgt de ontwikkeling
PGB JAARVERSLAG 2011
JAARREKENING 2011
van de liquiditeitspositie en het liquiditeitsrisico op maandbasis. Op dit moment wordt geen buffer berekend voor dit risico. Concentratierisico (S8) Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Het concentratierisicobeleid is erop gericht om te voorkomen dat als gevolg van ontoereikende diversificatie binnen de portefeuille een specifieke ontwikkeling of gebeurtenis een bovengemiddeld effect heeft op de waarde van de beleggingsportefeuille van PGB. Het belangrijkste instrument dat het fonds hiertoe inzet betreft spreiding over meerdere beleggingscategorieën, regio’s, landen, sectoren en debiteuren. Om te bepalen welke posten hieronder vallen, worden alle instrumenten met dezelfde debiteur gesommeerd. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Per 31 december 2011 is hier sprake van bij staatsobligaties van de volgende 4 landen: Nederland 11,4% (2010: 1,0%), Duitsland 8,9 % (2010: 3,9%), Oostenrijk 3,8 % (2010: 0,7%) en Frankrijk 3,3% (2010: 7,3%). In het algemeen geldt dat concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in producten, regio’s of landen, economische sectoren of tegenpartijen. Een portefeuille van leningen die sterk sectorgebonden is, kan door deze sectorconcentratie een verhoogd risico lopen. Indien aandelen in dezelfde sector worden aangehouden is sprake van een cumulatief concentratierisico. De belangrijkste vorm van concentratierisico in de verplichtingen van het fonds is de demografische opbouw van de deelnemers. Gegeven de aard is dit risico niet te beïnvloeden. Voor het fonds is ultimo 2011 een man/vrouw verhouding van 64:36 (2010: 64:36) van toepassing. De gemiddelde leeftijd van de deelnemers is 54,3 jaar (2010: 53,7 jaar). Het bestuur volgt de potentiële concentraties in de activa of verplichtingen nauwlettend en beoordeelt de grote posities op maandbasis. Er worden geen financiële buffers voor concentratierisico aangehouden. Operationeel risico (S9) Operationeel risico is het risico van een onjuiste afhandeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico’s worden door het fonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de uitvoeringsorganisatie. Het niveau van de dienstverlening is vastgelegd in een Service Level Agreement. Op basis van periodieke rapportages wordt de kwaliteit van de dienstverlening door het bestuur getoetst. Aanvullend toont de uitvoeringsorganisatie met een ISAE3402verklaring aan dat zij de operationele risico’s van de uitvoering van de pensioenregeling en het vermogensbeheer op een adequate wijze beheerst. Er zijn 2 typen verklaringen.
PGB JAARVERSLAG 2011
Een type I-verklaring houdt in dat de beheersmaatregelen en de beheersstructuur in opzet en bestaan aanwezig en adequaat zijn. Een type II-verklaring, met een geldigheid van maximaal 1 jaar, geeft aan dat de accountant heeft vastgesteld dat door de beheersmaatregelen de beheersdoelstellingen ook daadwerkelijk worden bereikt. In maart 2012 heeft de uitvoeringsorganisatie de ISAE 3402 type II-verklaring over de periode 1 april 2011 tot en met 31 december 2011 aan het pensioenfonds afgegeven. Onder de scope van de verklaring vallen de processen inzake vermogensbeheer en pensioenbeheer. Specifieke financiële instrumenten (derivaten) Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt tevens gebruikgemaakt van financiële derivaten. Als hoofdregel geldt, dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen (limieten) te bevinden. Het fonds gebruikt derivaten hoofdzakelijk om de hiervoor vermelde vormen van marktrisico zo veel mogelijk af te dekken. Een van de belangrijkste risico’s bij derivaten is het kredietrisico. Dit is het risico dat tegenpartijen niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met te goeder naam en faam bekend staande partijen. Bovendien geldt dat zoveel mogelijk wordt gewerkt met collateral (onderpand). Gebruik kan worden gemaakt van onder meer de volgende instrumenten: Futures: dit zijn standaard beursgenoteerde instrumenten waarmee snel posities kunnen worden gewijzigd. Valutatermijncontracten: dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten worden valutarisico’s afgedekt. Renteswaps: dit betreft met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het uitwisselen van rentebetalingen over een nominale hoofdsom. Door middel van renteswaps kan het fonds de rentegevoeligheid van de portefeuille beïnvloeden.
6
1
JAARREKENING 2011
Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities per 31 december 2011: Bedragen in miljoenen euro’s Type contract
Valutatermijncontracten
Renteswaps
Commodity swaps
Expiratiedatum
Onderliggend
Contractomvang
Actuele waarde activa
Actuele waarde passiva
2012 2012 2012 2012 2012 2012 2012 2012 2012 2012 2012 2012 2012 2012 2012 2012 t/m 2021 2022 t/m 2031 2032 t/m 2041 2042 t/m 2051 2052 t/m 2061 2012
AUD BRL CAD CHF GBP HKD INR JPY KRW NOK SEK SGD TWD USD ZAR Euro Euro Euro Euro Euro Index USD
169 74 104 131 599 57 41 297 71 18 59 31 62 4.345 41 50 1.415 1.005 850 380 293
1 1 — — 1 — — — — — — — — 38 — 5 183 200 145 62 3
9 — 5 2 15 3 — 16 2 — 1 1 3 216 2 — — 19 — — 2
639
296
Balanswaarde
Per balansdatum zijn in het kader van derivaten door het fonds zekerheden ontvangen voor een bedrag van 445 (2010: 73) en gesteld voor een bedrag van 38 (2010: 149). De omvang van de ontvangen/gestelde zekerheden wordt per individuele tegenpartij bepaald, waarbij de netto waarde wordt gehanteerd van de derivatenposities voor de desbetreffende tegenpartij. Dit verklaart het verschil tussen de balanspost en de omvang van de ontvangen en gestelde zekerheden.
6
2
PGB JAARVERSLAG 2011
JAARREKENING 2011
Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities per 31 december 2010: Bedragen in miljoenen euro’s Type contract
Valutatermijncontracten
Total return swaps
Commodity swaps
Expiratiedatum
Onderliggend
Contractomvang
Actuele waarde activa
Actuele waarde passiva
2011 2011 2011 2011 2011 2011 2011 2011 2011 2011 2011 2011 2011 2011 2011 2016 t/m 2026 2030 t/m 2040 2042 t/m 2050 2052 t/m 2060 2011
AUD BRL CAD CHF GBP HKD INR JPY KRW NOK SEK SGD TWD USD ZAR Euro Euro Euro Euro Index USD
154 54 94 219 333 66 29 293 52 28 115 29 49 2.769 31 900 1.050 1.455 380 256
— — — 1 1 — — — — — — — — 14 — 61 61 30 7 16
12 3 5 11 7 3 1 11 1 1 2 1 4 41 3 — 32 86 20 —
191
244
Balanswaarde
Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen Investeringsverplichtingen Vooruitlopend op verwachte inkomende kasstromen bestaan er per balansdatum de volgende investerings- en stortingsverplichtingen: Bedragen in miljoenen euro’s
Vastgoed Infrastructuur
31 december 2011
31 december 2010
68 91
77 126
159
203
Deze verplichtingen zullen naar verwachting voor circa 60% (2010: 50%) in het komend boekjaar worden afgewikkeld. Het restant zal grotendeels in het daaropvolgende jaar worden afgewikkeld.
PGB JAARVERSLAG 2011
6
3
JAARREKENING 2011
Overnameverplichtingen In september 2011 heeft het fonds met Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Kartonnage- en Flexibele Verpakkingenbedrijf (K&FV) overeenstemming bereikt tot het overnemen van alle rechten en verplichtingen. Op grond van de beperkte verschillen tussen de dekkingsgraden van beide fondsen (berekend op PGB grondslagen) is overeengekomen dat overdracht zonder verrekening van dekkingsgraadverschillen zal plaatsvinden, zodat die verschillen voor rekening en risico van het fonds komen. In de onderhandelingsfase is tevens gesproken over convergentie van het beleggingsrisicoprofiel van beide fondsen. In november 2011 heeft DNB medegedeeld geen gebruik te zullen maken van haar bevoegdheid om een verbod tot waardeoverdracht op te leggen met betrekking tot het voornemen van collectieve waardeoverdracht van Stichting K&FV naar het fonds. In 2011 heeft ingevolge deze afspraken overdracht van risico’s plaatsgevonden, waarvan de actuele waarde op balansdatum 6 bedraagt. De transactie is begin 2012 geëffectueerd; op basis van de begin 2012 ontvangen middelen voelt het bestuur zich gehouden aan de afspraken, zoals vastgelegd in de overdrachtsovereenkomst. Wel dient nog overeenstemming bereikt te worden over de afhandeling van het ongehuwd ouderdomspensioen (OOP). Op basis van de beschikbare informatie van de Stichting K&FV per 31 december 2011 bedraagt de over te dragen waarde 587. Van dit bedrag is begin 2012 586 ontvangen, voornamelijk liquide middelen. Het restant houdt Stichting K&FV als reserve aan voor het afwikkelen van resterende verplichtingen. Het eventuele restant wordt na afronding van de liquidatie afgewikkeld. De pensioenverplichtingen op basis van PGB grondslagen bedragen naar schatting 597 per 31 december 2011. Gelet op de beperkte omvang van het verschil tussen ontvangsten en verplichtingen, heeft het bestuur besloten dit in 2012 te verantwoorden als last.
Verbonden partijen Identiteit van verbonden partijen Er is sprake van een relatie tussen het fonds, zijn uitvoeringsorganisatie, de aangesloten ondernemingen en hun bestuurders. Transacties met bestuurders Voor informatie over de beloning van bestuurders wordt verwezen naar de toelichting onder “Bezoldiging bestuurders en leden commissies”. Er zijn geen leningen verstrekt aan, noch is er sprake van vorderingen op (voormalige) bestuurders. Voor zover bestuurders deelnemen aan de pensioenregeling, gebeurt dit onder reguliere condities. Overige transacties met verbonden partijen Inzake de uitvoeringsovereenkomst tussen pensioenfonds en werkgevers met betrekking tot de financiering van de aanspraken en de uitvoering van de pensioenregeling, dienen beiden zorg te dragen voor de verplichtingen die voortvloeien uit de grafimedia-cao en het Pensioenreglement. Medewerkers van de uitvoeringsorganisatie en het bestuursbureau PGB nemen deel aan de pensioenregeling van het fonds. Hierbij wordt gebruik gemaakt van reguliere excedentregelingen tegen standaardvergoedingen. De uitvoeringsorganisatie verricht haar werkzaamheden in een kantoorgebouw, welke in huur is van het fonds. De huurovereenkomst betreft een transactie op zakelijke gronden. Het kantoorgebouw is op 31 december 2011 gewaardeerd op € 3,5 miljoen bij een jaarlijkse huurprijs van € 0,5 miljoen.
Overige verplichtingen Gedurende het verslagjaar heeft het Stichtingsbestuur een bestuursbureau ingericht. Ten behoeve van het bestuursbureau is een kantoorruimte gehuurd. De verplichting voor het lopende huurcontract bedraagt 0,6. Verplichtingen uit hoofde van onderhoudscontracten en overige contracten bedragen 0,1.
6
4
PGB JAARVERSLAG 2011
JAARREKENING 2011
TOELICHTING
OP DE STAAT VAN BATEN EN LASTEN 12 PREMIEBIJDRAGEN (VAN WERKGEVER EN WERKNEMERS) Bedragen in miljoenen euro’s
Werkgeversgedeelte Werknemersgedeelte Eenmalige premiebijdragen
2011
2010
99 62 6
98 64 5
167
167
De totale bijdrage van werkgevers en werknemers van de basis PGB regeling bedraagt 19,5% (2010: 19,5%) van de pensioengrondslag, waarin 2% is opgenomen voor de financiering van voorwaardelijke backservicelasten. De kostendekkende, gedempte en feitelijke premie volgens artikel 130 van de Pensioenwet zijn als volgt: Bedragen in miljoenen euro’s
Feitelijke premie Kostendekkende premie Gedempte premie
2011
2010
161 177 150
162 152 141
In de jaarrekening van 2010 zijn de kostendekkende en gedempte premie bepaald op basis van ultimo grondslagen. Met ingang van 2011 zijn deze premies bepaald op basis van primo grondslagen. De vergelijkende cijfers zijn hierop aangepast. Het fonds hanteert een systeem voor vaststelling van de jaarlijkse inkoop van pensioen waarbij pas in het volgende boekjaar vastgesteld kan worden wat de werkelijke bedragen zijn. Met andere woorden, in het boekjaar werkt het fonds met een schatting. Voor zover de uiteindelijke premie afwijkt van de schatting, zal een corresponderende wijziging in de pensioenrechten worden verwerkt. De financiële impact van eventuele verschillen in de afloop van de premieschatting is daarmee nagenoeg nihil. Daarnaast wordt gebruikgemaakt van de mogelijkheid om de premie te dempen. Dit gebeurt door een rente te hanteren van 4,25%. Per jaar zal de werkelijke rente hiervan afwijken. Het effect van demping dient over een langere periode (art 128 PW) zodanig prudent te zijn dat (ten minste) de aangroei van de VPV voor pensioeninkoop gefinancierd is met de kostendekkende premies (KDP’s) in die periode. De kostendekkende premie (KDP), conform artikel 130 van de Pensioenwet, fluctueert ook met de rente.
PGB JAARVERSLAG 2011
6
5
JAARREKENING 2011
De gewogen gemiddelde marktrente primo 2011 bedroeg 3,47%. Als gevolg van de lage rentestand was voor het boekjaar 2011 de KDP hoger dan de feitelijk ontvangen premie. Volgens de vereisten van het herstelplan droeg de premie in 2011 bij aan herstel. De gepresenteerde kostendekkende premie is inclusief een solvabiliteitsopslag van 18%. De aan het boekjaar toe te rekenen premie is als bate in de staat van baten en lasten verantwoord. De samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt: Bedragen in miljoenen euro’s
2011
2010
Feitelijke premie
161
162
Kostendekkende premie Inkoop aanspraken (ouderdoms- en partnerpensioen) Risicopremie nabestaandenpensioen en arbeidsongeschiktheid Kosten Opslag solvabiliteit
143 4 4 26
123 5 3 21
177
152
13 BELEGGINGSRESULTATEN
Bedragen in miljoenen euro’s 2011
Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
Directe beleggingsopbrengsten
–
33 86 200 92 1
Indirecte beleggingsopbrengsten
– –
–
410
58 276 123 511 24
Totaal
– –
–
276
25 190 323 603 25 686
Bedragen in miljoenen euro’s 2010
Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
Directe beleggingsopbrengsten
33 62 226 97 — 418
6
6
Indirecte beleggingsopbrengsten
–
49 631 86 152 16 630
Totaal
–
82 693 312 55 16 1.048
PGB JAARVERSLAG 2011
JAARREKENING 2011
De directe beleggingsopbrengsten zijn verlaagd met de directe beleggingskosten van 25 (2010: 26) zoals door derden in rekening gebracht. Een precieze toerekening naar beleggingscategorie is nog niet mogelijk. Deze kosten zijn als volgt opgebouwd: Bedragen in miljoenen euro’s
Beheervergoeding uitvoeringsorganisatie Beheervergoeding externe vermogensbeheerders Overige directe kosten vermogensbeheer
2011
2010
6 13 6
5 13 8
25
26
Beheervergoedingen van beleggingsfondsen zijn meegenomen in de waardering van deze beleggingsfondsen. Voor deze fondsen wordt derhalve het nettorendement verwerkt. Hiermee maken deze beheervergoedingen onderdeel uit van de indirecte beleggingsopbrengsten. Van het beleggingsresultaat is 1 (2010: 1) voor rekening van deelnemers op hun inleg vergoed. De vergoeding is gelijk aan de beleggingsperformance van het fonds onder aftrek van 1% kosten.
14 OVERIGE BATEN Bedragen in miljoenen euro’s
FVP bijdragen Vrijwillige premies (ANW hiaat) Premie voorwaardelijke backservicerechten
15 PENSIOENOPBOUW Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen.
16 INDEXERING EN OVERIGE TOESLAGEN De ambitie voor toeslagverlening is om pensioenrechten en pensioenaanspraken jaarlijks zoveel mogelijk aan te passen aan de procentuele stijging van de geschoonde prijsindex, zoals vastgesteld door het CBS. Het bestuur beslist jaarlijks in
PGB JAARVERSLAG 2011
2011
2010
6 4 15
9 4 16
25
29
hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken kunnen worden aangepast. Met ingang van 1 januari 2012 heeft net als in 2011 geen toeslagverlening plaatsgevonden. De voorwaardelijke toeslagverlening wordt gefinancierd uit overrendementen. De premie bevat dus geen opslag voor toeslagverlening. Er is geen geld gereserveerd voor toekomstige toeslagen. Verder is in de richtlijn besluitvorming ‘dekkingsgraad en ontwikkeling pensioen’ als uitgangspunt gehanteerd dat bij een dekkingsgraad vanaf de ondergrens (dekkingsgraad van 115%) getracht wordt gedeeltelijke toeslagverlening te realiseren. Bij een dekkingsgraad van meer dan 150% zal in eerste instantie gekeken worden naar nog openstaande inhaaltoeslagen en vervolgens naar aanpassing op basis van de loonindex en een eventuele premiekorting. Ook de inhaaltoeslag heeft een voorwaardelijk karakter.
6
7
JAARREKENING 2011
17 RENTETOEVOEGING VOORZIENING PENSIOENVERPLICHTINGEN
20 WIJZIGING VOORZIENING PENSIOENVERPLICHTINGEN
De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 1,296% (2010: 1,303%), zijnde de eerstejaars zero rente uit de rentetermijnstructuur ultimo 2010 (2009) volgens DNB.
20.1 Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente.
18 ONTTREKKING UIT VOORZIENING PENSIOENVERPLICHTINGEN VOOR PENSIOENUITKERINGEN Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de uitkeerbare pensioenen van de verslagperiode.
19 ONTTREKKING UIT VOORZIENING PENSIOENVERPLICHTINGEN VOOR PENSIOENUITVOERINGSKOSTEN Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de kosten van de verslagperiode.
20.2 Wijziging overige actuariële uitgangspunten Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien van sterfte, langleven en arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen voor zowel de gehele bevolking als voor de populatie van het fonds. De vaststelling van de toereikendheid van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces, waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen van het bestuur van het fonds. Het effect van deze wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien. In het verslagjaar zijn de actuariële uitgangspunten niet gewijzigd. Met ingang van 31 december 2010 worden de verplichtingen gewaardeerd op de door het Actuarieel Genootschap gepubliceerde prognosetafel 2010-2060, met toepassing van leeftijdsafhankelijke ervaringssterfte. Tevens zijn sinds ultimo 2010 de gehuwdheid frequenties aangepast voor de waardering van het latent partnerpensioen en is de disconteringsmethodiek gewijzigd. 20.3 Overige wijzigingen in de voorziening pensioenverplichtingen Bedragen in miljoenen euro’s
2011 Resultaat op kanssystemen: Sterfte Arbeidsongeschiktheid Mutaties Overig
–
11 1 15 16 13
2010
–
25 5 26 17 23
In 2011 heeft een ervaringssterfte onderzoek plaatsgevonden waarbij de sterftekansen zijn gekalibreerd voor de deelnemerspopulatie PGB. Er wordt geen vaste opslag meer toegepast op de voorziening pensioenverplichtingen. Zodoende moet het resultaat op sterfte, rekening houdend met vergrijzingseffecten, neutraler worden. Het sterfterisico in termen van onzekerheid in de contante waarde van toekomstige uitkeringen bij overlijden wordt versterkt door een daling van de rente.
6
8
PGB JAARVERSLAG 2011
JAARREKENING 2011
Ultimo 2009 werd het sterfteresultaat berekend aan de hand van een algemene opslag van 7% op de AG-overlevingstafels 2000-2005. Met ingang van ultimo 2010 wordt gerekend met de AG prognosetafel 2010-2060, rekening houdend met ervaringssterfte uit bovenstaand onderzoek.
21 PENSIOENUITKERINGEN Bedragen in miljoenen euro’s
Ouderdomspensioen Nabestaandenpensioen (partnerpensioen) Wezenpensioen Premierestitutie/ afkoopsommen Vervroegd pensioen ANW hiaat
2011
2010
266 78 1 5 21 3
249 76 1 33 21 3
374
383
Door het bestuur is besloten om per 1-1-2011 en per 1-1-2012 geen indexatie van de pensioenuitkeringen toe te kennen. De post afkoopsommen betreft de afkoop van pensioenen die lager zijn dan € 427,29 (2010: € 420,69) per jaar.
22 PENSIOENUITVOERINGSKOSTEN De pensioenuitvoeringskosten van 12 (2010: 10) hebben betrekking op de kosten van de uitvoeringsorganisatie, de kosten van het bestuursbureau (personeel en huisvesting), de bezoldigingen van bestuurders en adviseurs en de inkoop van overige diensten. De kosten vermogensbeheer van 25 (2010: 26) zijn in mindering gebracht op de directe beleggingsopbrengsten (zie toelichting onder noot 13). De opbouw van de pensioenuitvoeringskosten is als volgt: Bedragen in miljoenen euro’s
Beheervergoeding uitvoeringsorganisatie Overige kosten
De werkzaamheden worden verricht door werknemers die in dienst zijn bij de uitvoeringsorganisatie. In de loop van 2011 heeft het fonds een bestuursbureau ingericht ter ondersteuning van de eigen bestuurstaken. Aan het eind van 2011 waren bij dit bureau 7 werknemers (6,6 fte) in dienst. De pensioenuitvoeringskosten van het bestuursbureau zijn verantwoord onder overige kosten en bedragen in 2011 0,4 (2010: nihil).
PGB JAARVERSLAG 2011
2011
2010
9 3
8 2
12
10
De kostenstijging ten opzichte van 2010 wordt vooral veroorzaakt door hogere kosten in rekening gebracht door de uitvoeringsorganisatie in verband met de ontvlechting van fonds en uitvoeringsorganisatie als gevolg van eisen van de toezichthouder. Aan de directie van het fonds zijn geen leningen, voorschotten of garanties verstrekt. Aan het pensioenfonds zijn in het afgelopen jaar geen dwangsommen en boetes opgelegd.
6
9
JAARREKENING 2011
Honoraria accountant Onder de overige kosten zijn de honoraria opgenomen van de externe accountant. Deze kosten zijn als volgt opgebouwd: Bedragen in duizenden euro’s
Onderzoek jaarrekening en verslagstaten Overige diensten
2011
2010
50 —
32 35
50
67
Bezoldiging bestuurders en leden commissies De bezoldiging van de leden van het bestuur, inclusief bestuurscommissies, bedraagt € 730.000 (2010: € 176.000) en is als volgt opgebouwd: Bedragen in duizenden euro’s
2011
2010
Voorzitters Overige bestuursleden Adviseurs bestuurscommissies
284 446 207
13 163 188
Totaal
937
364
De stijging van de bezoldiging is vooral veroorzaakt door een herijking van de bestuurdersbeloningen in verband met professionalisering van het bestuur (waaronder het aantrekken van expert bestuurders/adviseurs) en de toegenomen tijdsbesteding aan vergaderingen en bijeenkomsten. Het Verantwoordingsorgaan heeft aan de aangepaste bestuurdersbeloningen in 2011 haar goedkeuring verleend. In de vergoeding van 2011 is tevens een nabetaling over de periode september tot en met december 2010 begrepen, voortvloeiend uit de nieuwe afspraken. Indien een bestuurslid werkzaam is bij de aanwijzende organisatie dan wordt de vergoeding uitgekeerd aan de betreffende organisatie. Aan de leden van het bestuur zijn geen leningen, voorschotten of garanties verstrekt.
7
0
PGB JAARVERSLAG 2011
JAARREKENING 2011
23. SALDO OVERDRACHT VAN RECHTEN Bedragen in miljoenen euro’s
2011
2010
Inkomende waardeoverdrachten Uitgaande waardeoverdrachten
–
12 24
Kasstroom (A)
–
12
Toevoeging aan de voorziening voor pensioenverplichtingen Onttrekking aan de voorziening voor pensioenverplichtingen
–
13 26
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen (B)
–
13
766
1
38
Resultaat overdracht van rechten (A-B)
818 14
–
804 785 19
–
Waardeoverdracht betreft de ontvangst van of overdracht aan pensioenfonds of pensioenverzekeraar van respectievelijk de vorige of nieuwe werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd. De ontvangen koopsommen worden aangewend voor de inkoop van extra aanspraken op pensioen. Het resultaat houdt voornamelijk verband met de in inkomende waardeoverdrachten begrepen vergoeding ter overbrugging van dekkingsgraadverschillen. De hoogte van de inkomende waardeoverdrachten in 2010 betreft met name de collectieve waardeoverdracht van het Algemeen Pensioenfonds Wegener. Belastingen De activiteiten van het fonds zijn vrijgesteld van belastingheffing in het kader van de vennootschapsbelasting. Vastgesteld in de op 7 juni 2012 gehouden vergadering van het bestuur. Voorzitter namens werkgevers: drs. R. Degenhardt Voorzitter namens werknemers: F. de Haan
PGB JAARVERSLAG 2011
7
1
OVERIGE GEGEVENS
GRAFIMEDIABRANCHE | KARTONNAGE- EN FLEXIBELE VERPAKKINGENBEDRIJF UITGEVERIJBEDRIJF | KUNSTSTOF- EN RUBBERINDUSTRIE | PAPIERINDUSTRIE 7
2
OVERIGE GEGEVENS
STATUTAIRE REGELING
OMTRENT DE BESTEMMING VAN HET SALDO VAN BATEN EN LASTEN Ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en lasten is geen bepaling opgenomen in de statuten van het fonds. Het saldo is toegevoegd (onttrokken) aan de balanspost Stichtingskapitaal en reserves.
PGB JAARVERSLAG 2011
7
3
OVERIGE GEGEVENS
CONTROLEVERKLARING
VAN DE ONAFHANKELIJKE ACCOUNTANT Aan: Bestuur van Stichting Pensioenfonds voor de Grafische Bedrijven VERKLARING BETREFFENDE DE JAARREKENING Wij hebben de in dit verslag op pagina 39 tot en met 71 opgenomen jaarrekening 2011 van Stichting Pensioenfonds voor de Grafische Bedrijven te Amsterdam gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2011 en de staat van baten en lasten over 2011 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW), met inachtneming van het bepaalde in artikel 146 Pensioenwet. Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten.
7
4
Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risicoinschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de entiteit. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controleinformatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel betreffende de jaarrekening Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds voor de Grafische Bedrijven per 31 december 2011 en van het resultaat over 2011 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW, met inachtneming van het bepaalde in artikel 146 Pensioenwet. VERKLARING BETREFFENDE OVERIGE BIJ OF KRACHTENS DE WET GESTELDE EISEN Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Utrecht, 8 juni 2012 Ernst & Young Accountants LLP w.g. N.M. Pul RA
PGB JAARVERSLAG 2011
OVERIGE GEGEVENS
VERKLARING
VAN DE ACTUARIS Opdracht Door Stichting Pensioenfonds voor de Grafische Bedrijven te Amsterdam is aan Towers Watson B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de PW over het verslagjaar 2011. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn ‘Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen’ heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de PW. De door de het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens en de bevindingen van de accountant ten aanzien hiervan zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt voor mijn beoordelingswerkzaamheden heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht:
Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een dekkingstekort. De omvang van dit dekkingstekort is zodanig dat de technische voorzieningen van het pensioenfonds op de balansdatum niet volledig door waarden zijn gedekt. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de PW, met uitzondering van artikel 131 (minimaal vereist eigen vermogen), 132 (vereist eigen vermogen) en 133 (dekking door waarden). De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds voor de Grafische Bedrijven is naar mijn mening slecht, aangezien er sprake is van een dusdanig dekkingstekort dat de technische voorzieningen niet volledig door waarden zijn gedekt. Op basis van de per 31 december 2011 door het pensioenfonds uitgevoerde evaluatie van het herstelplan, constateer ik dat zowel het dekkingstekort als het reservetekort naar verwachting binnen de daartoe gestelde termijnen zullen zijn opgeheven. Amstelveen, 8 juni 2012
– heb ik ondermeer onderzocht of de TV, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; en – heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds.
B. den Hartog AAG verbonden aan Towers Watson B.V
Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
PGB JAARVERSLAG 2011
7
5
OVERIGE GEGEVENS
VERKLARING
VAN HET VERANTWOORDINGSORGAAN Op 8 mei 2012 hebben de delegaties van het Verantwoordingsorgaan en de Deelnemersraad PGB zich tezamen met het bestuur PGB gebogen over het jaarverslag 2011. Daarbij waren de onafhankelijk accountant van Ernst & Young Accountants LLP en de externe actuaris van Towers Watson Nederland aanwezig voor het geven van een toelichting. Aansluitend heeft het Verantwoordingsorgaan in vergadering bijeen zich een oordeel gevormd over het door het bestuur in 2011 gevoerde beleid, dit mede aan de hand van het conceptjaarverslag 2011 en de bevindingen van de genoemde delegaties. Daarbij kan allereerst worden vastgesteld dat de vorig jaar uitgesproken wens om te komen tot een bondiger, coherenter en eerder beschikbaar jaarverslag door het bestuur serieus is genomen. Het heeft geleid tot een aanzienlijke verbetering op het gebied van leesbaarheid en toegankelijkheid. De ingrijpende en noodzakelijke transformatie van de bestuursstructuur en bestuursopvattingen, die middels het programma Reset in 2010 in gang is gezet, heeft in het verslagjaar stevige voortgang gevonden. Uitgangspunt daarbij was dat het bestuur veel sterker “in control” moest komen en op, voor het pensioenfonds, vitale onderwerpen als beleggingen en risicobeheer veel meer zelf aan de knoppen moest gaan draaien. Het Verantwoordingsorgaan stelt vast dat dit proces op schema zit en dat de verwachting gewettigd is dat medio 2012 de transformatie kan worden afgerond. Daarbij bestaat tevredenheid over het feit dat de bereidheid van het bestuur tot inhoudelijke dialoog met Deelnemersraad en Verantwoordingsorgaan na een aanvankelijk magere start sterk is verbeterd. In dat kader is tevens van belang dat ook het onderwerp Communicatie een eigen positie in de bestuurstaken heeft gekregen. Informatie over het (herziene) beleid en bestuur is verstrekt aan alle betrokkenen van het pensioenfonds middels een pensioenmagazine, digitale nieuwsbrieven en een eigen website. De financiële positie van het pensioenfonds is momenteel een grotere bron van zorg, zo is eens te meer gebleken bij de behandeling van het jaarverslag met accountant en actuaris, waarbij onder meer dekkingsgraad en herstelplannen uitgebreid aan de orde kwamen.
7
6
Het bestuur heeft in de loop van het jaar het beleggingsrisico verkleind door sterker te concentreren op vastrentende waarden, het renterisico te beperken en de complexiteit van de portefeuille te verminderen, daarmee een sterkere waardedaling afremmend. Hiermee wordt een toekomstige kans op beperkte vermogenswinst voorlopig voor lief genomen. Toch zal het evenwicht tussen risico en rendement constante discussie vergen. Als consequentie van dat alles is er naar de belanghebbenden toe terecht meer aandacht besteed aan het kortingsrisico en de afnemende kans op toeslagen. Het Verantwoordingsorgaan kan zich vinden in deze aanpak. Meer moeite bestaat er met de stijging van de uitvoeringskosten en de informatie daaromtrent. De kosten per deelnemer stijgen sterk. Voor een deel is dit een effect van stringentere toezichtseisen (in het bijzonder van DNB) en professionalisering, voor een ander deel een gevolg van de nog niet uitgekristalliseerde verhouding met de uitvoeringsorganisatie, maar het Verantwoordingsorgaan bespeurt bij het bestuur nog wat weinig ‘sense of urgency’ voor dit onderwerp. De groeistrategie die het bestuur heeft ingezet door te streven naar aansluiting van bedrijfstak- en ondernemingspensioenfondsen wordt door het Verantwoordingsorgaan positief beoordeeld (onder meer in verband met het optimaliseren van schaalvoordelen) maar er wordt ook aandacht gevraagd voor de risico’s en problemen die dit soort processen vaak vergezellen. Uiteindelijk heeft de in het verslagjaar besloten overname van een bedrijfstakpensioenfonds per saldo tot een (zij het minieme) daling van de dekkingsgraad van PGB geleid. De in het vorig verslag gevraagde attentie voor maatschappelijk verantwoord beleggen heeft in het verslagjaar weinig zichtbare aandacht gekregen. Inmiddels is dit onderwerp opgepakt. Per saldo wil het Verantwoordingsorgaan mede op basis van de ter beschikking staande documenten en bevindingen in bovengenoemde vergadering een positief oordeel uitspreken over het door het bestuur gevoerde beleid in 2011. Amsterdam, 24 mei 2012
PGB JAARVERSLAG 2011
OVERIGE GEGEVENS
REACTIE VAN HET BESTUUR Het bestuur van PGB is het Verantwoordingsorgaan (VO) dankbaar voor het positieve oordeel over het in 2011 gevoerde beleid. In zijn oordeel betrekt het VO het verbeterde jaarverslag, de versterking van de bestuursstructuur, de open en inhoudelijke dialoog met Deelnemersraad en Verantwoordingsorgaan, de communicatie in het algemeen en het aansluitingbeleid dat PGB voert. Het VO steunt het balansmanagement en het beleggingsbeleid van het bestuur, maar laat zich kritisch uit over de stijgende uitvoeringskosten. Wij kennen en delen de zorg op dit punt en hebben samen met het VO onlangs een overleggroep gevormd om de kostenproblematiek in goed overleg verder uit te diepen. Ook de waarschuwing voor de risico’s die kunnen samengaan met nieuwe aansluitingen nemen wij ter harte. Het bestuur waardeert de wijze waarop het Verantwoordingsorgaan (evenals de Deelnemersraad) zijn taak en rol serieus neemt. Laten we kritisch en constructief blijven samenwerken en ons gezamenlijke doel voor ogen houden: het belang van onze deelnemers. Dan komen we ook het voor pensioenfondsen lastige jaar 2012 zo goed mogelijk door. Amsterdam, 31 mei 2012 Drs. R. Degenhardt Voorzitter
PGB JAARVERSLAG 2011
F. de Haan Voorzitter
7
7
BIJLAGEN
GRAFIMEDIABRANCHE | KARTONNAGE- EN FLEXIBELE VERPAKKINGENBEDRIJF UITGEVERIJBEDRIJF | KUNSTSTOF- EN RUBBERINDUSTRIE | PAPIERINDUSTRIE 7
8
BIJLAGE 1
PROFIEL Stichting Pensioenfonds voor de Grafische Bedrijven (PGB), statutair gevestigd te Amsterdam, is opgericht op 22 mei 1953. De laatste statutenwijziging was op 1 december 2011. De stichting is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41198535. Het fonds is een bedrijfstakpensioenfonds, aangesloten bij de pensioenkoepelorganisatie de Pensioenfederatie. PGB verzorgt sinds 1953 de pensioenregeling voor werknemers en oud-werknemers die werken of gewerkt hebben in de grafimediabranche. Het PGB-pensioen is een aanvulling op de wettelijke basisvoorzieningen voor ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen in Nederland. Het fonds is opgericht om werknemers en hun gezinnen te verzekeren van een goed pensioen bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd of bij overlijden van de deelnemer. Het fonds biedt aanverwante ondernemingen en branches mogelijkheden voor vrijwillige aansluiting. In 2007 is de werkingssfeer in overleg met sociale partners uitgebreid met het uitgeverijbedrijf en met ingang van 2012 met het kartonnage- en flexibele verpakkingenbedrijf, het karton- en papierproducerend en -verwerkend bedrijf en bedrijven uit de rubber- en kunststofbranche. In de grafimedia en in het kartonnage- en flexibele verpakkingenbedrijf is de uitvoering gebaseerd op een verplichtgestelde brancheregeling. In de overige sectoren zijn ondernemingen op basis van vrijwilligheid aangesloten. Missie pensioenfonds PGB wil voor branches en ondernemingen in de grafimedia en verwante (industriële) sectoren waaronder de informatie- en mediasector hét loket zijn voor pensioen. Sociale partners, werkgevers en werknemers kunnen rekenen op professionele besturing van hun fonds, een solide en duurzaam beheer van het vermogen op basis van een actief risicobeheer en maatschappelijk verantwoorde investeringen en een effectieve, efficiënte en flexibele uitvoering van de pensioenregeling. Het fonds stuurt in de uitvoering op betrokkenheid, transparantie, professionaliteit en resultaatgerichtheid waarbij de persoonlijke band met belanghebbenden wordt versterkt, administratief gemak wordt bevorderd en relevante benchmarks worden verslagen. Vanuit de missie zijn kernwaarden geformuleerd waaraan door het pensioenfonds en zijn uitvoeringsorganisatie invulling wordt gegeven. Betrouwbaar en betrokken PGB wil voor de branches en ondernemingen een betrouwbare partner zijn. De betrouwbaarheid vertaalt zich in solide vermogensbeheer onder verantwoorde risico’s, een door de jaren heen betaalbaar en zoveel mogelijk waardevast pensioen en een accurate administratie met oog voor service en gemak voor werkgever en deelnemer.
PGB JAARVERSLAG 2011
Flexibel Het productaanbod sluit goed aan bij de branches waar het fonds voor werkt en bij de ontwikkelingen in de samenleving. De systemen en processen worden zo ingericht dat flexibel kan worden ingespeeld op gedifferentieerde behoeften van branches, werkgevers en werknemers. Resultaatgericht Het bedrijfstakpensioenfonds levert zonder winstoogmerk een compleet pensioenpakket tegen een zo laag mogelijke premie, in combinatie met een bovengemiddeld serviceniveau. Bij de uitvoering van het pensioen- en vermogensbeheer ligt de focus op het verslaan van relevante benchmarks. Voor het pensioenbeheer zijn dat de kosten per deelnemer en de klanttevredenheid. Voor het vermogensbeheer is dat, binnen het vastgestelde risicokader, een (structureel) hoger beleggingsrendement dan de vooraf vastgestelde normportefeuille. Transparant PGB wil zijn belanghebbenden optimaal bruikbare informatie verstrekken. Dat geldt zowel voor de communicatie over zijn beleid als over de ontwikkeling van het pensioen en de daaraan verbonden risico’s. Evenwichtige solidariteit en duurzaamheid Het pensioenfonds wil in zijn beleid op een evenwichtige manier rekening houden met de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden, van jongere en oudere deelnemers en van werknemers en werkgevers. Daarnaast wil het fonds in het beleggingsbeleid bijdragen aan een duurzame ontwikkeling van milieu en samenleving. Strategie De sector is aan sterke veranderingen onderhevig. De sector krimpt als gevolg van technologische ontwikkelingen en internationale concurrentie. De conjunctuurgevoeligheid van de producten en de financiële crisis versterken dit proces. Dat heeft gevolgen voor het draagvlak van het fonds. Daarnaast gelden steeds hogere eisen voor pensioenfondsbestuurders, risicomanagement, balans- en vermogensbeheer en de wijze waarop verantwoording wordt afgelegd. Om de pensioenperspectieven voor deelnemers en pensioengerechtigden veilig te kunnen stellen en aan alle eisen te kunnen voldoen, is schaalgrootte steeds belangrijker. PGB streeft er daarom naar om in samenwerking met bedrijfstak- en ondernemingspensioenfondsen en sociale partners in grafimedia verwante sectoren waaronder de informatie- en mediasector te komen tot verdere consolidatie.
7
9
BIJLAGE 2
NIEUWE AANSLUITINGEN Met ingang van 2012 hebben de volgende branches en ondernemingen zich bij PGB aangesloten: – Bedrijfstakpensioenfonds voor het Kartonnage- en Flexibele Verpakkingenbedrijf – Teijn Aramid – Mayer Melnhoff – AlkorDraka – Pillopak – Parenco – EskaGraphic Boards Toetredingsbeleid Als pensioenfondsen of bedrijven zich melden voor vrijwillige aansluiting, hanteert PGB een analysemodel op basis waarvan die verzoeken voor aansluiting worden beoordeeld. Het model analyseert over een periode van 35 jaar op basis van solidariteit de financiële positie van het fonds. Het houdt rekening met de bestandsontwikkeling, de dekkingsgraad, de kostendekkende premie, de inflatie, de loonstijging, de eventuele voorwaardelijke backservice en de toeslagverlening. Uitgangspunt is dat een nieuwe aansluiting ook op langere termijn geen nadelige gevolgen mag hebben voor bestaande deelnemers van PGB. PGB hanteert één doorsneepremie. Nieuwe toetreders betalen dus dezelfde premie per eenheid pensioen. Wanneer een branche kiest voor afwijkende aanvullingen op de pensioenregeling die meer eenheden pensioen kent dan de basispensioenregeling bij PGB, geldt voor die regeling een pro-rata premie. Het beleid ten aanzien van toeslagverlening is uniform. Alleen voor reeds opgebouwde aanspraken kunnen op het moment van overdracht afwijkende afspraken worden gemaakt, indien die op het moment van samengaan al bestonden. In het geval van onderdekking biedt PGB een nieuwe toetreder desgewenst de mogelijkheid van een tijdelijke opslag op de premie. In het geval van overdekking kan de nieuwe toetreder kiezen voor de inkoop van extra rechten. Uittredingsbeleid De voorwaarden bij toetreding en uittreding zijn symmetrisch; partijen krijgen bij vertrek de verplichtingen tegen de vigerende dekkingsgraad mee.
8
0
PGB JAARVERSLAG 2011
BIJLAGE 3
STATUTEN- EN REGLEMENTSWIJZIGINGEN
Statuten De statutaire werkingssfeer is in 2011 uitgebreid tot: ● het kartonnage- en flexibele verpakkingenbedrijf in verband met de aansluiting van het Bedrijfstakpensioenfonds Kartonnage- en Flexibele Verpakkingenbedrijf ● het karton- en papierproducerend en -verwerkend bedrijf en de bedrijven uit de rubber- en kunststofbranche. De wijziging met betrekking tot het kartonnage- en flexibele verpakkingenbedrijf leidde ook tot een aanpassing van de verplichtstelling (gepubliceerd in de Staatscourant van 19 december 2011). In het kader van het verbeterplan Reset 2010 zijn bij PGB organisatorische wijzigingen doorgevoerd. Het pensioenfonds is ontkoppeld van de uitvoeringsorganisatie, het dagelijks bestuur is opgeheven en de Commissie voor Beleggingen en Risicomanagement is afgeschaft. Dit leidde niet alleen tot een statutenwijziging, maar ook tot aanpassingen van de reglementen Deelnemersraad, Verantwoordingsorgaan, Visitatiecommissie, Commissie van Bezwaar en Klachtencommissie. Het reglement voor de Commissie van Beleggingen en Risicomanagement is vervallen. Voorts zijn de statuten aangepast vanwege de gewijzigde benoemingsprocedure en evaluatie van bestuursleden en het besluit de functie van secretaris te laten vervallen. Er is een clausule opgenomen, die bestuursleden onder bepaalde voorwaarden vrijwaart van aansprakelijkheid.
PGB JAARVERSLAG 2011
Pensioen- en Uitvoeringsreglement In het Uitvoeringsreglement is de per 1 januari 2011 gewijzigde definitie van het loonbegrip opgenomen. Tot die datum werd het zogenaamde SV-loon opgevraagd. Vanaf genoemde datum is de basis voor de premie-inning en rechtenopbouw in de grafimediasector het daadwerkelijk verdiende brutoloon in het jaar. Per 1 januari 2012 is de structuur van het Pensioenreglement aangepast. Daardoor kunnen bestaande en nieuwe klantengroepen een eigen reglement aan deelnemers ter beschikking stellen. Het Pensioenreglement is gesplitst in een algemeen deel en sectorspecifiek deel. De distributie van het Pensioenreglement voor iedere sector kan via de open website gebeuren. Toegespitst op de individuele werknemer komt een pensioenreglement - inclusief eventuele afwijkende en/of extra toezeggingen van de werkgever - in de loop van 2012 beschikbaar via de besloten website. Als gevolg van deze nieuwe structuur is ook het Uitvoeringsreglement aangepast. Sectorbepalingen zijn in het Pensioenreglement vastgelegd en hoeven niet in het Uitvoeringsreglement te worden opgenomen. Voor de werkgever gelden daarvoor de afspraken in de overeenkomst van aansluiting.
8
1
BIJLAGE 4
PENSIOENCOMMUNICATIE
IN BROCHURES, DIGITALE NIEUWSBRIEVEN EN MAGAZINES PGB brengt over de pensioenregeling of onderdelen daarvan periodiek de volgende brochures,nieuwsbrieven en magazines uit: Voor de deelnemer ● Flexibel pensioen voor de grafimedia, vragen en antwoorden over de pensioenregeling voor de grafimediabranche. ● Flexibel pensioen voor het kartonnage- en flexibele verpakkingenbedrijf, vragen en antwoorden over de pensioenregeling. ● Flexibel pensioen, vragen en antwoorden: een algemene editie en edities voor Koninklijke Wegener, Persgroep Nederland en TeijinAramid. ● PGB-Pensioen Plus: informatie over de mogelijkheden om het pensioen van de werkgever aan te vullen. ● Waardeoverdracht van opgebouwde pensioenaanspraken: informatie bij de start of het einde van de deelname bij het pensioenfonds.
Voor de werkgever Richtlijn administratievoering PGB: informatie over aansluiting, administratievoering, mutatieverwerking en jaaropgave. ● Pensioensparen bij PGB, informatie over pensioensparen en de administratieve verwerking. ● PGB Bericht, periodieke digitale nieuwsbrief voor de werkgever na aanmelding. ●
Bij veranderingen in de privé situatie ● Partnerpensioen voor ongehuwd samenwonenden: informatie over de voorwaarden. ● Einde relatie en pensioen (vanaf 1 mei 1995): informatie over pensioen en scheiding. ● Einde relatie en pensioen (vóór 1 mei 1995): informatie over pensioen en scheiding. ● Anw Plus: informatie over de aanvullende risicoverzekering voor de partner. ● PGB Partnerpensioen Plus: informatie over extra pensioenopbouw voor de partner. Bij pensioneren ● Pensioeninruil: informatie voor deelnemers geboren voor 1950 die hun VUT-uitkering willen aanvullen. ● Binnenkort pensioen: informatie voor deelnemers die met pensioen gaan. Algemeen ● PGB Beeld, het pensioenmagazine: periodieke editie over actuele pensioenontwikkelingen. ● PGB Bericht, periodieke digitale nieuwsbrief voor de deelnemer na aanmelding.
8
2
PGB JAARVERSLAG 2011
BIJLAGE 5
BEGRIPPENLIJST ABTN Actuariële en bedrijfstechnische nota. In deze, door de wet verplichtgestelde, nota worden naast de actuariële aspecten van de reglementaire pensioenen ook de hoofdlijnen van het interne beheersingssysteem en de opzet van de administratieve organisatie en interne controle beschreven. ALM Asset liability management. Een methode om modelmatig de samenstelling van de strategische beleggingsportefeuille te bepalen, rekening houdend met de pensioenverplichtingen. Asset Mix Verhouding tussen de onderscheiden beleggingscategorieën in de beleggingsportefeuille. Benchmark Representatieve herbeleggingsindex waartegen de prestaties van een beleggingsportefeuille worden afgezet. Collateral Onderpand. Manier om het kredietrisico op tegenpartijen uit hoofde van Over-The-Counter derivatentransacties te beperken. Het risico is dat de tegenpartij op afloopdatum niet meer aan haar verplichtingen kan voldoen. Het collateral reduceert dit risico doordat er gedurende de looptijd van de transactie onderpand in de vorm van kasgeld wordt gestort ter dekking van de marktwaarde van de transacties. Commodities Bulkproducten waarvan de prijs in hoge mate door de actuele vraag en aanbod wordt bepaald, zoals olie, graan en metalen.
Delta In het geval van futures geeft de delta het renterisico weer. Bij optiecontracten is de delta gelijk aan de onderliggende waarde. Derivaten Van effecten afgeleide beleggingsproducten, zoals futures, swaps, total return swaps. Exposure Marktwaarde van een asset of in het geval van derivaten de waarde van de onderliggende asset. Franchise De franchise is het gedeelte van het salaris waarover geen premie betaald wordt en waarover ook geen pensioenrechten opgebouwd worden. De franchise verschilt per regeling. FTK Financieel toetsingskader. Methodiek voor toetsing van de financiële opzet en toestand van pensioenfondsen en verzekeraars door De Nederlandsche Bank. Future Op de beurs verhandeld termijncontract met verplichte levering van waarden/goederen in de toekomst tegen een vooraf vastgestelde prijs. De onderliggende waarde kan een obligatie zijn of een aandelenindex, een geldmarktrente of een commoditie. Futures stellen een belegger in staat beleggingsrisico’s af te dekken.
Contante waarde De huidige waarde van lopende en toekomstige uitkeringen, rekening houdend met een bepaalde renteopbrengst en sterftekansen.
Hedgefondsen Beleggingsfondsen die op basis van een vastgelegde strategie proberen een positief rendement te behalen onafhankelijk van het marktrendement. Het zijn vaak fondsen met een besloten karakter die met geleend geld opereren en gebruikmaken van afgeleide producten (derivaten).
Cross currency swap Een overeenkomst om rentestromen in verschillende valuta te ruilen zonder uitwisseling van de hoofdsommen zelf.
Inflation linked obligaties Obligaties waarvan de hoofdsom en de rentebetalingen worden geïndexeerd met de inflatie van een bepaald land.
Dekkingsgraad Verhouding tussen het aanwezige pensioenvermogen en de contante waarde van de opgebouwde pensioenaanspraken, uitgedrukt in een percentage.
Interest Rate Swap Overeenkomst om rentestromen in dezelfde valuta te ruilen zonder uitwisseling van de hoofdsommen zelf.
Dekkingstekort Tekort dat ontstaat als de middelen ontoereikend zijn om naast de voorziening pensioenverplichtingen, de reserve voor algemene risico’s, te dekken.
PGB JAARVERSLAG 2011
Look-through Diepere doorkijk in bijvoorbeeld de beleggingsfondsen.
8
3
BIJLAGE 5
Modified duration Maatstaf voor de koersgevoeligheid van een obligatie. Als het effectief rendement van de obligatie met 1 procentpunt stijgt, dan daalt de koers van de obligatielening ongeveer met de modified duration als percentage.
Reservetekort Tekort dat aangeeft dat er niet genoeg geld is om naast de voorziening voor de pensioenen en voor de algemene risico’s, ook nog de vereiste reserves te hebben voor o.m. de beleggingsrisico’s.
Normportefeuille De vooraf gedefinieerde samenstelling van de beleggingsportefeuille met bijbehorende benchmarks, waaraan de behaalde beleggingsresultaten achteraf worden getoetst.
Spread Het rendementsverschil tussen twee vermogenstitels.
Outperformance/Underperformance Er is sprake van een out- of underperformance als het gerealiseerde rendement van een portefeuille hoger, respectievelijk lager is dan het rendement van de benchmark. Bij een negatief rendement is sprake van outperformance als het rendement van de benchmark nog negatiever is. Zie ook: Performance attributie. Overlevingstafels Tabellen die aangeven hoeveel mannen resp. vrouwen uitgaande van een bepaald aantal nul-jarigen de leeftijd van 1,2,3, enz. jaar zullen bereiken. Ze zijn door het Centraal Bureau voor de Statistiek berekend uit gegevens die door de bevolkingsregisters in Nederland zijn verstrekt. Deze tabellen worden gebruikt bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen.
Tracking error Risicomaatstaf die aangeeft in welke mate het rendement in percentages kan afwijken van het benchmarktrendement, gegeven een betrouwbaarheidsinterval. Valutaswap Uitwisseling van rentebedragen en hoofdsommen in verschillende valuta tegen een vooraf overeengekomen verhouding tussen de valuta. Verzekerden met toerekening wegens arbeidsongeschiktheid Arbeidsongeschikte deelnemers voor wie de pensioenopbouw gedeeltelijk ten laste van het fonds wordt voortgezet. Voorziening pensioenverplichtingen De contante waarde van de reeds ontstane en gefinancierde pensioenverplichtingen uit hoofde van pensioenaanspraken.
Over-the-counter (OTC) Over-the-counter contracten zijn contracten die buiten de beurs verhandeld worden. Peer group Referentiegroep met vergelijkbare/gelijkwaardige activiteiten of producten. Premievrij verzekerden Gewezen deelnemers met aanspraken, de zogenaamde slapers. Private equity Beleggingen in niet aan de beurs genoteerde ondernemingen. Renteswap Een renteswap of Interest Rate Swap (IRS) is een afspraak tussen twee partijen om gedurende een bepaalde periode (variërend van 1 tot 30 jaar) rentebetalingen over een bepaalde hoofdsom uit te wisselen. Rentetermijnstructuur De rentetermijnstructuur is een grafiek die het verband weergeeft tussen de looptijd van een vastrentende belegging enerzijds en de daarop te ontvangen marktrente anderzijds.
8
4
PGB JAARVERSLAG 2011
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DE GRAFISCHE BEDRIJVEN
JAARVERSLAG 2011
PGB JAARVERSLAG 2011
A.J. ERNSTSTRAAT 595-H 1082 LD AMSTERDAM TELEFOON: (020) 753 29 50 INTERNET: WWW.PENSIOENFONDSPGB.NL
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DE GRAFISCHE BEDRIJVEN