Jaarverslag 2011 Stichting Pensioenfonds Honeywell
Datum rapport Auteur
5 juni 2012 Bestuur
Nummer/versie Telefoon
Definitief (050) 52 24041
1
Inhoudsopgave Meerjarenoverzicht van kerncijfers en kengetallen Bestuursverslag 1. Woord van de voorzitter 2. Algemene informatie 2.1 Juridische structuur 2.2 Doelstelling 2.3 Personalia 3. Financiële positie en beleid in 2011 3.1 Financiële opzet en positie 3.2 Beleid en beleidskeuzes 3.2.1 Toeslagbeleid 3.2.2 Financieringsbeleid 3.2.3 Beleggingsbeleid 3.3 Risicobeheer 4. Beleggingen 4.1 Terugblik op 2011 4.2 Beleggingscategorieën 4.3 Maatschappelijk verantwoord beleggen 4.4 Vooruitzichten 2012 5. Pensioenen 5.1 Inleiding 5.2 Pensioencommunicatie 5.3 Pensioenadministratie 5.4 Pensioenregeling 5.5 Pensioenuitvoeringskosten 5.6 Nieuwe wetgeving 6. Actuariële analyse 7. Besturing en naleving wetgeving 7.1 Algemeen 7.2 Bestuursaangelegenheden 7.3 Goed pensioenfondsbestuur 7.3.1 Visitatiecommissie 7.3.2 Verslag verantwoordingsorgaan 7.3.3 Reactie bestuur op verslag verantwoordingsorgaan 7.4 Informatie inzake toezicht door DNB en AFM 7.5 Deskundigheids- en integriteitstoets en opleiding 7.6 Gedragscodes 7.7 Geschillencommissie 7.8 Organisatie en uitvoering 7.9 Statutenwijziging 8. Verwachte gang van zaken Jaarrekening 9. Jaarrekening 9.1 Balans (na bestemming van het saldo van baten en lasten) 9.2 Staat van baten en lasten 9.3 Kasstroomoverzicht 9.4 Toelichting op de jaarrekening 9.4.1 Bepalingen wet en regelgeving 9.4.2 Waarderings- en berekeningsgrondslagen 9.4.3 Toelichting op de balans
2
4 5 6 8 8 8 9 12 12 14 14 15 18 19 23 23 23 27 28 29 29 29 30 31 32 33 38 40 40 40 41 41 42 43 43 44 45 45 45 46 47 48 49 49 50 51 52 52 52 57
9.4.4 Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen 9.4.5 Toelichting op de staat van baten en lasten 9.4.6 Verbonden partijen Overige gegevens 10. Overige gegevens 10.1 Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten 10.2 Gebeurtenissen na balansdatum 10.3 Actuariële verklaring 10.4 Controle verklaring van de onafhankelijke accountant 10.5 Bijzondere statutaire zeggenschapsrechten Bijlagen Bijlage 1 Deelnemersbestand Bijlage 2 Begrippenlijst
3
70 72 77 78 79 79 79 80 82 84 85 86 87
Meerjarenoverzicht van kerncijfers en kengetallen 2011
2010
2009
2008
2007
2006
299.198
264.987
233.581
266.349
245.743
21% 71% 1% 7% 0% 100%
28% 59% 4% 7% 2% 100%
30% 63% 4% 2% 1% 100%
26% 66% 5% 2% 1% 100%
37% 52% 5% 5% 1% 100%
39% 53% 1% 5% 2% 100%
Beleggingsopbrengsten Beleggingsrendement
29.975 7,97%
31.175 11,1%**
32.312 13,7%
-33.815 -12,3%
12.853 5,0%
6.586 2,7%
Resultaat
-3.459
9
32.611
-87.182
20.250
4.133
Wettelijke en statutaire reserves Bestemmingsreserve TOP-SUM Totaal eigen vermogen
-3.032 7.356 4.324
2.077 5.706 7.783
3.590 4.184 7.774
-27.988 3.151 -24.837
59.654 2.691 62.345
43.805 0 43.805
Voorziening pensioenverplichtingen Overige voorzieningen
347.608 1.378
301.622 847
267.531 276
262.346 400
207.541 530
211.990 531
Totaal
348.986
302.469
267.807
262.746
208.071
212.521
Dekkingsgraad***
99,1%
100,7%
101,3%
89,3%
128,7%
120,6%
Aantal deelnemers Actieven Slapers Pensioengerechtigden Totaal
781 1.463 1.086 3.330
815 1.493 1.055 3.363
941 1.418 1.015 3.374
1.113 1.822 1.002 3.937
1.176 1.866 930 3.972
1.190 1.686 791 3.667
Bedragen x € 1.000
Omvang beleggingen* Waarvan: Aandelen Vastrentende waarden Vastgoed Overige beleggingen Liquide middelen Totaal
342.205
Standen zijn per het einde van het genoemde jaar; stromen betreffen de gehele verslagperiode
* **
***
Naast de beleggingen voor risico pensioenfonds maken ook de liquide middelen (overige activa) deel uit van de omvang beleggingen. In 2010 heeft het pensioenfonds een belang in direct goud genomen. In de beleggingsrapportages van de vermogensbeheerder over 2010 maakt de directe goudbelegging geen onderdeel uit. Vanaf 2011 zal de directe belegging in grondstoffen, waaronder goud, door de vermogensbeheerder meegenomen worden in haar beleggingsrapportages. In 2010 wordt het beleggingsrendement eenmalig bepaald door de beleggingsopbrengsten te delen door het gemiddelde van de omvang beleggingen van 2009 en 2010. In de periode van 2009 en eerder werd het beleggingsrendement door de vermogensbeheerder bepaald. De dekkingsgraad wordt bepaald door de wettelijke en statutaire reserves te vermeerderen met de totale voorziening pensioenverplichtingen, gedeeld door de totale voorziening pensioenverplichtingen, maal 100%.
4
Bestuursverslag
5
1.
Woord van de voorzitter
Geachte deelnemers, collega’s en andere lezers, Het is een genoegen u het jaarverslag over 2011 aan te bieden. Namens het bestuur van het fonds wil ik u graag informeren over de ontwikkelingen binnen het pensioenfonds en verantwoording afleggen over het gevoerde beleid in 2011. Pensioenen stonden ook het afgelopen jaar in het middelpunt van de belangstelling. Leek het in het eerste halfjaar de goede kant op te gaan, vlak daarna verslechterde de situatie op de financiële markten in snel tempo en daalde de rente. In de maanden juli tot en met september 2011, is als gevolg hiervan de dekkingsgraad fors gedaald en is het fonds weer een stuk teruggeworpen. Ondanks het feit dat in die drie maanden het vermogen van het fonds is toegenomen, zijn de verplichtingen van het fonds nog meer gestegen. De voornaamste oorzaak hiervan is de lage rentestand. De maatregelen die het fonds heeft genomen om zich te beschermen tegen een dalende rente hebben op zich goed gewerkt en hebben erger kunnen voorkomen. Dat neemt niet weg dat onder de gegeven omstandigheden de dekkingsgraad toch fors is gedaald. Dit alles leidde ertoe dat de financiële positie van het fonds in het verslagjaar onvoldoende was om de pensioenen voor actieve deelnemers aan te kunnen passen aan de loonontwikkeling. De toeslagverlening van gepensioneerden en gewezen deelnemers is gekoppeld aan de inflatie. Het prijsindexcijfer bedroeg 2,42% en kon om dezelfde reden niet worden toegekend. De totale cumulatieve achterstand aan gemiste toeslagverlening bedraagt 9,57% voor de actieve deelnemers en 7,61% voor de gepensioneerden en premievrije deelnemers. Het bestuur acht dat een te betreuren feit. Financiële situatie De dekkingsgraad van het fonds vertoonde het afgelopen jaar een grillig verloop. Was deze aan het einde van het tweede kwartaal gestegen tot 106%, het daarop volgende kwartaal daalde de dekkingsgraad weer tot 96%. Met name de lage rentestand was hieraan debet. Eind 2011 was de dekkingsgraad weer wat hersteld tot 99,1%. Dit betekent dat er ultimo 2011 nog altijd sprake is van een dekkingstekort. Ook is er nog altijd sprake van een reservetekort, omdat de dekkingsgraad lager is dan de dekkingsgraad behorend bij het vereist eigen vermogen van 111,2%. In het herstelplan is een verwachte dekkingsgraad voor ultimo 2011 opgenomen van 100%. Alhoewel de feitelijke dekkingsgraad achterblijft bij de ontwikkeling daarvan zoals opgenomen in het herstelplan, heeft het fonds geen maatregel hoeven te nemen om pensioenaanspraken te verminderen. Aanvullende stortingen door de werkgever voorkomen dat. Nieuwe prognosetafel Bij de vaststelling van de jaarrekening van 2009 is al rekening gehouden met de stijging van de levensverwachting op basis van de verwachting van dat moment. Door de invoering van de nieuwe prognosetafel is de voorziening pensioenverplichtingen in 2009 en 2010 in totaal met € 19,6 miljoen (circa 7,4%) gestegen ten opzichte van de voorziening op basis van de oude prognosetafel. Begin 2011 heeft de werkgever zich bereid verklaard om de verhoging van de levensverwachting (gedeeltelijk) te compenseren. Indien het vrij eigen vermogen aan het eind van 2010 of 2011 lager is dan het vereist eigen vermogen zal vóór 1 april na afloop van het betreffende jaar een storting plaatsvinden door de werkgever van € 9,8 miljoen. Aangezien ultimo 2011 het vrij eigen vermogen ook lager is dan het vereist eigen vermogen kan het pensioenfonds begin 2012 een bedrag van € 9,8 miljoen tegemoet zien. 6
Toeslagverlening Op basis van de financiële positie van het fonds ultimo 2011 heeft het bestuur besloten om per 1 januari 2012 geen toeslag te verlenen op de opgebouwde pensioenaanspraken van (gewezen) deelnemers en de ingegane pensioenen. Premiebeleid Het premiebeleid in de ABTN voorziet in een extra opslag op de premie van 1,0% van de pensioengrondslag bij dekkingsgraden onder de 105% (van 29,7% naar 30,7%). Er wordt per 1 januari 2011 geen toeslag toegekend en de werkgever zal afhankelijk van de dekkingsgraad vier jaar een extra storting doen, en heeft dit voor het eerst per 1 januari 2010 ook gedaan. Risicobeheer en verantwoord beleggen Het beleggingsbeleid van Pensioenfonds Honeywell is in eerste instantie gericht op een zo goed mogelijk rendement tegen een verantwoord risico. Pensioenfonds Honeywell spreidt de beleggingen, om zo het langetermijnrisico te beperken en toch een goed rendement te behalen. Zij vindt ook dat het geld dat het beheert, op een verantwoorde manier moet worden belegd. Immers, bedrijven die duurzaam met arbeid en hun omgeving omgaan, hebben op de lange termijn de beste overlevingskansen. Dat vertaalt zich op de lange termijn ook in een gunstige ontwikkeling van de aandeelhouderswaarde. In het eerste kwartaal van 2011 heeft het bestuur het strategische beleggingsbeleid heroverwogen. Daarbij heeft het bestuur besloten de obligatieportefeuille verder te diversificeren tot landen buiten de eurozone, alsmede een verdere diversificatie van de beleggingen in grondstoffen aan te brengen en de mate van rente-afdekking te verhogen. Als gevolg van de veranderlijke markt hebben er gedurende het jaar nog een aantal schommelingen in plaatsgevonden in de mate van de rente-afdekking. Communicatie Een belangrijke taak van het bestuur is het verzorgen van een goede communicatie met alle belanghebbenden. Het fonds streeft ernaar hen zo goed mogelijk op de hoogte te houden over het reilen en zeilen van het fonds. De website van het fonds is daarbij een belangrijk medium. In 2011 werd een eerste pensioenkrant van het fonds voorbereid, die uiteindelijk begin 2012 verscheen. In het vervolg zal het fonds deelnemers in het fonds ook langs deze weg op de hoogte houden. Ook in 2012 zal de aandacht voor pensioen volop aanwezig zijn. Belangrijke veranderingen dienen zich aan met als doel de toekomstvastheid van het pensioensysteem en de pensioentoezegging te borgen. Graag nodig ik u namens het bestuur uit tot het lezen van dit jaarverslag. Amsterdam, 5 juni 2012
F.H.M. van den Oetelaar, voorzitter
7
2.
Algemene informatie
2.1
Juridische structuur
Stichting Pensioenfonds Honeywell, statutair gevestigd te Amsterdam, bezoekadres Laarderhoogtweg 18, 1101 EA Amsterdam Zuidoost, is opgericht op 12 maart 1957. Het pensioenfonds is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41200495. Stichting Pensioenfonds Honeywell is een middelgroot ondernemingspensioenfonds. Het pensioenfonds voert de pensioenregelingen uit voor het personeel van de aangesloten ondernemingen van Honeywell in Nederland. In 2011 waren de aangesloten ondernemingen: Honeywell B.V., Honeywell Aerospace B.V., Honeywell Fluorine Products Europe B.V. en Honeywell Customized Comfort Products, onderdeel van Cara C'Air B.V. De pensioenregeling van Stichting Pensioenfonds Honeywell is een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling, geënt op de pensioenregeling van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Metalektro. Het pensioenfonds is vrijgesteld van deelname aan het bedrijfstakpensioenfonds. Ultimo boekjaar had het pensioenfonds ruim 3 duizend (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden met een belegd vermogen van circa € 343,5 miljoen. De uitvoering van de pensioenregeling heeft het bestuur uitbesteed aan TKP Pensioen B.V. (TKP). Het bestuur maakt voor de beleidsadvisering gebruik van de diensten van Mercer B.V. Daarnaast maakt het bestuur gebruik van de werkzaamheden van een externe (certificerende) actuaris (Mercer Certificering B.V.) en accountant (PricewaterhouseCoopers Accountants N.V.). Het vermogensbeheer is met uitzondering van de directe belegging in grondstoffen en het bedrijfsterrein te Emmen uitbesteed aan AEGON Asset Management N.V.
2.2
Doelstelling
Het pensioenfonds draagt de verantwoordelijkheid voor een goede uitvoering van de in de pensioenovereenkomst gedefinieerde pensioenregelingen voor deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden, in overeenstemming met de bestaande wet- en regelgeving. Stichting Pensioenfonds Honeywell heeft ten doel om binnen de grenzen van zijn middelen de deelnemers, gewezen deelnemers en hun nabestaanden te beschermen tegen geldelijke gevolgen van ouderdom, arbeidsongeschiktheid en overlijden. Het fonds voorziet hiertoe in het op lange termijn verstrekken van de nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten en streeft hierbij naar het waardevast houden van de opgebouwde pensioenen, de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenaanspraken. De toeslagverlening is voorwaardelijk. Dat wil zeggen dat er geen recht op toeslagverlening is en het voor de langere termijn niet zeker is of en in hoeverre toeslagverlening zal plaatsvinden. Ook draagt het fonds zorg voor duidelijke en klantgerichte communicatie met alle belanghebbenden. Het fonds heeft beleid ontwikkeld op het gebied van financiering, toeslagverlening, beleggingen en communicatie om de genoemde doelstellingen te bereiken. Dit beleid is vastgelegd in diverse documenten, waarvan de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN) de belangrijkste is. Deze ABTN is voor het laatst geactualiseerd in het eerste kwartaal van 2011.
8
2.3
Personalia
Samenstelling bestuur per 31 december 2011 Benoemd namens de werkgever: Naam
Functie in bestuur
Bestuurslid vanaf
Bestuurslid tot en met
F.H.M. van den
voorzitter
01-12-1998
----
Oetelaar
Functie Algemeen beleid, wetgeving, beleggingsbeleid, pensioenbeleid, adm. organisatie
F.G. Boukens
plv. voorzitter
01-01-2011
31-12-2011
Algemeen beleid, pensioenbeleid, compensation & benefits
mw. C. van der Voort-
lid
10-09-2009
----
Bergman
Algemeen beleid, pensioenbeleid
Benoemd namens de deelnemers: Naam
Functie in bestuur
Bestuurslid vanaf
Bestuurslid tot en met
F.G. Boukens
lid
01-01-2012
01-01-2015
Functie Algemeen beleid, pensioenbeleid, compensation & benefits
M.J.M. van Falier
secretaris
01-08-2001
01-04-2013
Algemeen beleid, pensioenbeleid, voorlichting
mw. H.C.M. Krüger
plv. secretaris
10-09-2009
31-12-2011
Algemeen beleid, pensioenbeleid
J. Huigen
lid
10-09-2009
01-04-2012
Algemeen beleid, pensioenbeleid
De heer Dahoe is per 31 december 2010 afgetreden als bestuurslid. Per 1 januari 2011 is de heer F.G. Boukens benoemd als bestuurder namens de werkgever. Bestuursleden namens de werkgever worden voor onbepaalde tijd benoemd. Bestuursleden namens de deelnemers worden benoemd voor een periode van drie jaar, waarna zij herbenoembaar zijn. Mevrouw Krüger is per 1 april 2011 herbenoemd, maar wegens persoonlijke omstandigheden per 1 januari 2012 afgetreden.
Samenstelling diverse organen en commissies per 31 december 2011 Beleggingscommissie F.H.M. van den Oetelaar F.G. Boukens mw. C. van der Voort-Bergman M.J.M. van Falier mw. H.C.M. Krϋger J. Huigen
9
Verantwoordingsorgaan Het verantwoordingsorgaan bestaat uit zes leden, waarvan twee namens de werkgever, twee namens de deelnemers en twee namens de pensioengerechtigden. Namens de werkgever J. de Vries mw. I.H. Zijlstra Namens de deelnemers mw. E. van Loon E.C.J. van Koetsveld van Ankeren Namens pensioengerechtigden B. Land N. van Es Deelnemersraad De deelnemersraad bestaat uit acht leden, verdeeld tussen leden namens de deelnemers en leden namens de pensioengerechtigden naar evenredigheid van hun vertegenwoordiging binnen het fonds. Namens de deelnemers B. Blom E.C.J. van Koetsveld van Ankeren mw. E. van Loon B. Veld Namens de pensioengerechtigden N. van Es F. Jelles H. Klingenberg B. Land Per 1 maart 2011 is de heer Jelles namens de pensioengerechtigden vervangen door de heer P. Gremmer. Visitatiecommissie G.J. Heeres (voorzitter) H.P. Oyens P.L.J.M. Stroucx Vermogensbeheerder AEGON Asset Management N.V., Den Haag Certificeerders PricewaterhouseCoopers Accountants N.V., Amsterdam, externe accountant Mercer Certificering B.V., Amstelveen, externe actuaris Risicoherverzekering AEGON Levensverzekeringen N.V., Den Haag
10
Advise eur Mercer B.V. oenadminis stratie Pensio TKP Pen nsioen B.V.. menhang van bovensta aande organ nen en com mmissies wo ordt in het onderstaan nde schema a De sam van de governancestructuur visueel we ergegeven.
11
3.
Financiële positie en beleid in 2011
3.1
Financiële opzet en positie
Algemeen Een maatstaf om de financiële positie van een pensioenfonds te bepalen is de dekkingsgraad. De dekkingsgraad is de verhouding tussen de netto activa en de voorziening pensioenverplichtingen, uitgedrukt in een percentage. De netto activa zijn het saldo van het belegd vermogen, de andere activa en de schulden. Dit verhoudingsgetal geeft aan in hoeverre op lange termijn de pensioenverplichtingen kunnen worden nagekomen. Ontwikkeling dekkingsgraad De dekkingsgraad kan wijzigen door diverse factoren, zoals de ontwikkeling van het beleggingsresultaat, verzekeringstechnische ontwikkelingen en de ontwikkeling van de marktrente. De ontwikkeling van de dekkingsgraad van het pensioenfonds gedurende het jaar wordt hieronder weergegeven. Daarbij is per factor het procentuele effect op de dekkingsgraad bepaald.
Dekkingsgraad 1 januari Effect premies Effect toeslagverlening Effect beleggingsresultaat (excl. renteafdekking) Effect renteafdekking Effect rentetermijnstructuur voorziening pensioenverplichtingen Effect aanpassing levensverwachting Effect overige oorzaken Dekkingsgraad 31 december
2011 100,7% 4,0% 0,0% -/- 4,0% 11,0%
2010 101,3% 2,0% 0,0% 2,4% 7,1%
-/- 13,2% 0,0% 0,6% 99,1%
-/- 9,1% -/- 3,4% 0,4% 100,7%
Zoals bovenstaande tabel laat zien, wordt de daling van de dekkingsgraad met name veroorzaakt door de lagere rentetermijnstructuur en het beleggingsresultaat exclusief renteafdekking. Dit wordt gedeeltelijk gecompenseerd door de renteafdekking en additionele bijstortingsverplichtingen van de werkgever van € 9,8 miljoen als gevolg van de gestegen levensverwachting en € 3,5 miljoen in het kader van het herstelplan. Ontwikkelingen herstelplan In 2008 is door de kredietcrisis en de dalende rente een dekkingstekort ontstaan. Het bestuur heeft eind maart 2009 het korte- en langetermijnherstelplan vastgesteld. Dit plan is, inclusief de daarbij behorende continuïteitsanalyse, in maart 2009 ingediend bij DNB. DNB heeft op 9 februari 2011 formeel ingestemd met het herstelplan. De belangrijkste kenmerken van het herstelplan zijn: Voor het kortetermijnherstel wordt een periode van vijf jaar gehanteerd. Zolang het fonds in de situatie verkeert van een dekkingstekort, wordt een extra opslag op de premie van 1,0% van de pensioengrondslag gehanteerd. De werkgever zal, indien het vrij eigen vermogen lager is dan het vereist eigen vermogen, vier jaar lang een extra storting doen van € 3,5 miljoen per jaar, voor het eerst per 1 januari 2010.
12
Zolang de dekkingsgraad van 105% nog niet is overschreden, worden geen toeslagen toegekend. Indien de dekkingsgraad zich bevindt tussen 105% en het vereist eigen vermogen, kan er na een bestuursbesluit lineair een toeslag worden toegekend uitgaande van 0% bij een dekkingsgraad van 105% en overeenkomstig het ambitieniveau bij het vereist eigen vermogen.
Het herstelplan ziet erop toe dat de dekkingsgraad per eind 2013 (einde kortetermijnherstelperiode) minimaal 104,2%1 bedraagt en dat deze per eind 2023 (einde langetermijnherstelperiode) minimaal 111,2%2 bedraagt. In 2011 heeft de dekkingsgraad zich ten opzichte van het herstelplan als volgt ontwikkeld:
Dekkingsgraad per 31 december 2010 Premie Toeslagen Sturings Belegging middelen en Rentetermijnstructuur Overige
Effect van uitkeringen, kosten, resultaat op sterfte en arbeidsongeschiktheid en waardeoverdrachten.
Subtotaal Aanpassing aan gestegen levensverwachting per 31 december 2010 Dekkingsgraad per 31 december 2011
Verwacht (in %) 97,5 1,8 0,0
Werkelijk (in %) 100,7 4,0 0,0
0,8
7,0
0,0
-/- 13,2
0,1
0,6
100,2 0,0 100,2
99,1 0,0 99,1
Eind 2011 was er sprake van zowel een dekkingstekort als een reservetekort, omdat de dekkingsgraad lager was dan de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist vermogen van 104,2% (2010: 104,2%). Door het bestuur is de voorgeschreven jaarlijkse evaluatie van het herstelplan uitgevoerd. Deze evaluatie heeft niet geleid tot bijstelling van de oorspronkelijke uitgangspunten van het herstelplan. Op grond van de huidige situatie voorziet het herstelplan in herstel binnen de daarvoor geldende termijnen. Wel is op aangeven van DNB een aangepast dekkingsgraadsjabloon ingediend die er in voorziet dat na verloop van 15 jaar de dekkingsgraad van het fonds zich herstelt tot de dekkingsgraad behorend bij het vereist eigen vermogen. Compensatie gestegen levensverwachting Begin 2011 heeft de werkgever zich bereid verklaard om de verhoging van de levensverwachting (gedeeltelijk) te compenseren. Indien het vrij eigen vermogen aan het eind van 2010 of 2011 lager is dan het vereist eigen vermogen zal voor 1 april na afloop van het betreffende jaar een storting plaatsvinden door de werkgever van € 9,8 miljoen. Aangezien ultimo 2011 het vrij eigen vermogen lager is dan het vereist eigen vermogen heeft het pensioenfonds begin 2012 een bedrag van € 9,8 miljoen ontvangen.
1
Het getoonde percentage is bepaald aan de hand van de door DNB vastgestelde berekeningsmethodiek op basis van Europese richtlijnen. Beleidsmatig wordt voor toeslagverlening uitgegaan van een dekkingsgraad van 105%. 2 In het herstelplan is uitgegaan van de dekkingsgraad behorend bij het vereist vermogen van ultimo 2008. De dekkingsgraad behorend bij het vereist vermogen ultimo 2010 bedraagt 111,2%. 13
Extra vermogensdotatie in 2012 Naast de bovenstaande maatregelen heeft de werkgever zich bereid verklaard om begin 2012, als gevolg van de onderdekking, nog eens € 4,1 miljoen in het pensioenfonds te storten.
3.2
Beleid en beleidskeuzes
Het bestuur heeft beleid ontwikkeld op het gebied van financiering, beleggingen en toeslagen om de risico’s en de financiële positie van het pensioenfonds te beheersen. Bij het maken van beleidskeuzes worden de belangen van alle belanghebbenden evenwichtig afgewogen. Het beleid moet worden uitgevoerd binnen de kaders van de pensioenregeling zoals die overeengekomen is met de CAO-partijen. Dit wordt visueel toegelicht aan de hand van onderstaande figuur.
3.2.1
Toeslagbeleid
De hoogte van de toeslagverlening op pensioenen voor actieve deelnemers is reglementair gekoppeld aan de algemene loonontwikkeling binnen de CAO Groot Metaal. De hoogte van de toeslag voor pensioengerechtigden en gewezen deelnemers is gekoppeld aan het prijsindexcijfer. Daarnaast zijn de toeslagen afhankelijk van de aanwezige middelen van het fonds. Het fonds heeft geen middelen gereserveerd voor toeslagen. Of toeslagverlening zal worden toegepast, is afhankelijk van de dekkingsgraad. Als de middelen van het fonds, naar het oordeel van het bestuur, het toelaten, zal het bestuur overgaan tot toeslagverlening. Het betreft een voorwaardelijke toeslagverlening. Dit betekent dat er geen recht op toeslagverlening is en het is ook op lange termijn niet zeker is of en in welke mate toeslagen zullen plaatsvinden. Op grond van de ontwikkeling van de algemene loonontwikkeling binnen de CAO Groot Metaal zouden de aanspraken per 1 januari 2012 van de actieve deelnemers met 2,16% moeten worden verhoogd. Op basis van de financiële positie van het fonds heeft het bestuur per 1
14
januari 2012 besloten geen toeslag te verlenen op de opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers. Op grond van de ontwikkeling van de prijsindex (CPI alle huishoudens) zouden de aanspraken per 1 januari 2012 van gewezen deelnemers en gepensioneerden met 2,42% moeten worden verhoogd. Op basis van de financiële positie van het fonds heeft het bestuur per 1 januari 2012 besloten geen toeslag te verlenen op de opgebouwde aanspraken van gewezen deelnemers en gepensioneerden. Naar de stand per 1 januari 2011 bedraagt de hoogte van de niet-toegekende toeslagen in het verleden voor actieve deelnemers 7,25% en voor niet actieve deelnemers 5,07% (per 1 januari 2012 voor actieve deelnemers 9,57% en voor niet actieve deelnemers 7,61%).
3.2.2
Financieringsbeleid
Financieringssystemen en ABTN Voor de financieringsnormen wordt de omvang van het eigen vermogen als sturingsmiddel genomen. Aan de hand van scenarioanalyses wordt berekend hoeveel middelen benodigd zijn om de verplichtingen met een bepaalde mate van zekerheid te kunnen afwikkelen over een periode van vijftien jaar. De hieruit resulterende benodigde buffers kunnen dan vergeleken worden met het werkelijke eigen vermogen. Voor het premie- en toeslagbeleid is een aantal vermogensposities van belang. De volgende grenzen (nominale dekkingsgraden) worden onderscheiden: Minimaal vereist eigen vermogen: het minimaal vereist eigen vermogen is de ondergrens van het vereist eigen vermogen. Indien het fonds niet over het minimaal vereist vermogen beschikt, is sprake van een dekkingstekort. In 2011 is de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen 104,2% van de voorziening pensioenverplichtingen (2010: 104,2%). Vereist eigen vermogen: het vereist eigen vermogen is het vermogen dat nodig is om te bewerkstelligen dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het eigen vermogen in een periode van één jaar negatief wordt. Ultimo 2011 bedraagt de dekkingsgraad behorend bij het vereist eigen vermogen 111,2%. Gewenst eigen vermogen: het gewenst eigen vermogen is het vermogen dat boven de voorziening pensioenverplichtingen nodig is om de toeslagambitie ook op de lange termijn na te komen. In haar Beleidsregel toepassing hoofdlijnennota maakt DNB onderscheid tussen de kostendekkende premie en de feitelijk te ontvangen bijdrage. De kostendekkende premie dient de volgende onderdelen te bevatten: a. de actuarieel benodigde premie voor de inkoop van de onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioenovereenkomst (inclusief risicopremies en backservicekoopsommen); b. de aan het actuele risicoprofiel van het fonds gerelateerde solvabiliteitsopslag op de premie voor de onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioenovereenkomst, zijnde de opslag voor het bereiken c.q. in stand houden van het vereist vermogen, met inbegrip van het minimaal vereist vermogen voor de inkoop van de onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioenovereenkomst; c. een opslag voor de uitvoeringskosten; d. voor zover het géén nominaal pensioen betreft, de actuarieel benodigde premie voor voorwaardelijke onderdelen van de pensioenovereenkomst, met inachtneming van de geformuleerde ambitie en afgesproken wijze van financieren.
15
Als disconteringsvoet voor de kostendekkende premie dient gebruik te worden gemaakt van de actuele marktrente (rentetermijnstructuur). Door de fluctuerende marktrente kan de kostendekkende premie sterke schommelingen vertonen. Voor de feitelijk te ontvangen bijdrage is het daarom onder voorwaarden toegestaan een doorsneepremie toe te passen. Deze gekozen doorsneepremie dient een consistent geheel te vormen met de gewekte toeslagverwachtingen, financiering van de toeslagen en het feitelijk toekennen van toeslagen. Om deze consistentie aan te tonen, is een ALM-studie uitgevoerd. DNB biedt pensioenfondsen de mogelijkheid in de ABTN bepalingen op te nemen betreffende een korting op de kostendekkende premie en/of restitutie van eerder betaalde premies. Wanneer een fonds overweegt een premiekorting of –restitutie te verlenen, moet aan DNB worden aangetoond dat het eigen vermogen van het fonds hoger is dan de premiekortinggrens. De premiekortinggrens wordt gedefinieerd als “de hoogte van de aanwezige middelen die precies voldoende is voor het nakomen van de onvoorwaardelijke en, in voorkomende gevallen, voorwaardelijke onderdelen van de pensioenovereenkomst in dat jaar en voor de langere termijn”. Dit impliceert dat een premiekorting pas kan worden verleend wanneer het fonds over meer middelen beschikt dan nodig zijn om het toeslagstreven van het fonds voor de langere termijn te realiseren. Hier wordt dus duidelijk een verband gelegd tussen het premiebeleid en het toeslagbeleid. Een premiekorting kan worden verleend wanneer het pensioenfonds over een dekkingsgraad behorend bij het vereist eigen vermogen beschikt en er sprake is van een consistent geheel tussen de gewekte verwachtingen, de financiering en het realiseren van voorwaardelijke toeslagen. In 2009 is het fonds overgegaan tot het hanteren van een gedempte kostendekkende premie, welke gebaseerd is op het 5-jaars voortschrijdend gemiddelde van de interne rente. Het gemiddelde van deze rente in de periode 2006-2010 is vastgesteld op 4,0%. Deze gemiddelde rente is hoger dan de rentetermijnstructuur van 31 december 2010. De actuariële koopsom is daarom lager dan de toename van de voorziening voor pensioenverplichting. Kostendekkende premie De kostendekkende premie, vastgesteld op basis van de rentetermijnstructuur 2011, bedraagt € 10,1 miljoen in 2011. De gedempte kostendekkende premie, vastgesteld op basis van de 5jaars voortschrijdend gemiddelde rentetermijnstructuur, bedraagt € 8,8 miljoen in 2011. De feitelijke premie bedraagt in 2011 € 24,0 miljoen (2010: € 13,4 miljoen). Dit betreft de premie voor de basisregeling inclusief aanvullende bijdrage van de werkgever met uitzondering van de koopsommen en de afrekening van vorige boekjaren. Premie: werkgeversbijdrage Vanaf 1 januari 2007 is de werkgeversbijdrage afhankelijk van de financiële positie van het fonds. Een uitgangspunt voor het premiebeleid is dat de jaarlijkse bijdrage van de werkgever relatief weinig zal variëren. Daarom wordt de premie bij een dekkingsgraad boven de 135% met maximaal 2% per jaar verlaagd of met maximaal 1% per jaar verhoogd. Zodra de dekkingsgraad onder de 135% ligt, wordt de premie vastgesteld op 29,7% van de pensioengrondslag.
16
Het beleid met ingang van 2010 is premie < 105% 30,7% 105% 110% 29,7% 110% 115% 29,7% 115% 120% 29,7% 120% 125% 29,7% 125% 135% 29,7% 135% 150% richting 24,2% 150% 170% richting 24,2% 170% > richting 20,7%
in de volgende af/toename + 1%, - 2% + 1%, - 2% -1%
beleidsmatrix samengevat: toeslagverlening 0% 0% - 25% 25% - 50% 50% - 75% 75% - 100% 100% 100% + inhaal 100% (+ 0% - 2% extra) 100% + 2% extra
risicobudget < 7,1% 7,1% 7,1% 7,1% 7,1% > 7,1% > 7,1% > 7,1% > 7,1%
Als gevolg van het dekkingstekort en het herstelplan is de premie bij een dekkingsgraad kleiner dan 105% met 1%-punt verhoogd tot 30,7%. Premie: deelnemersbijdrage De deelnemersbijdrage wordt uitgedrukt in een percentage van de pensioengrondslag en is maximaal gelijk aan de premie die verschuldigd zou zijn bij deelname aan de pensioenregeling van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Metalektro (PME). Overigens is er voor de pensioenopbouw bij Pensioenfonds Honeywell geen gemaximeerd salaris. Hierdoor kan de deelnemersbijdrage in bedrag hoger uitvallen dan bij PME. Per 1 januari 2011 bedraagt de deelnemersbijdrage 11,5% van de pensioengrondslag. FVP-bijdrage regeling De middelen van Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP) worden sinds 1989 gebruikt om de pensioenvoorziening voor werkloze werknemers vanaf veertig jaar tijdelijk voort te zetten. FVP levert op deze manier een bijdrage aan de beperking van de pensioenbreuk als gevolg van werkloosheid. Het bestuur van de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP) heeft in 2009 besloten de FVP-bijdrageregeling definitief te beëindigen op 1 januari 2011. Dit betekent dat de werknemers van 40 jaar en ouder die vóór 1 januari 2011 WW-gerechtigd worden, onder voorwaarden nog aanspraak op een FVP-bijdrage kunnen maken. De beslissing van het FVP-bestuur is gebaseerd op de meest recente ramingen van de toekomstige vermogensontwikkeling van Stichting FVP. Deze ramingen laten zien dat de vermogensontwikkeling onvoldoende ruimte laat om de FVP-regeling te verlengen. Het FVP-bestuur heeft tevens besloten, als voorzorgsmaatregel tegen een eventueel vermogenstekort, de betalingen van de FVP-bijdrage van werknemers die in 2010 werkloos worden, op te schorten tot uiterlijk 1 januari 2014 en mogelijk te korten. Vanaf 2010 was de bijdrage uit de regeling al beperkt. Werknemers, die in 2010 werkloos werden, kregen een bijdrage van circa 50 procent van de totale pensioenpremie. Zij moeten er rekening mee houden dat deze bijdrage op voorlopige basis is vastgesteld. De definitieve vaststelling zal bekend worden op het moment dat het fonds definitief wordt gesloten. Dat kan nog een aantal jaar duren. Werknemers die vóór 1 januari 2010 werkloos zijn geworden, worden in principe niet door deze maatregel getroffen.
17
3.2.3
Beleggingsbeleid
In 2011 hebben enkele wijzigingen plaatsgevonden in het beleggingsbeleid. De renteafdekking is in mei verlaagd van 90% naar 80% en later per 1 augustus weer verhoogd naar 85%. Dit hoge afdekkingspercentage heeft fors bijgedragen aan het absolute rendement. Honeywell is per 1 juli uit het directe vastgoedfonds TREF getreden. Het vrijgekomen geld is belegd in staatsobligaties uit niet-euro landen die een stevige grondstoffensector kennen (Australië, Canada en Noorwegen), of een door goud gedekte munt (Zwitserland). Ook een extra premiestorting door het moederbedrijf is halverwege het jaar in kortlopend papier uit bovengenoemde landen belegd. In 2011 is uit diversificatie oogpunt de gronstoffenallocatie naar fysiek goud afgebouwd ten gunste van fysiek platinum en zilver. Tot slot is er in 2011 besloten uit rapportageoogpunt twee depots te onderscheiden. Het eerste depot bestaat uit beleggingen die daadwerkelijk bij AEGON Asset Management (AAM) zijn ondergebracht. Het tweede depot bestaat uit beleggingen die zijn ondergebracht bij BNP Paribas Obam en uit de fysieke grondstofbeleggingen. AAM rapporteert over beide depots. Het beleggingsmandaat voor Honeywell ziet er ultimo 2011 als volgt uit: Mandaat Minimum
Strategisch
Maximum
(%)
(%)
(%)
60.0
70.0
80.0
20.0
30.0
40.0
-
100.0
Beleggingscategorie Beleggingen bij AEGON Asset Management Beleggingen bij BNP Paribas Obam en fysieke grondstofbeleggingen Totaal
De beleggingen bij AEGON Asset Management kennen het volgende mandaat: Mandaat Beleggingscategorie
Minimum
Strategisch
Maximum
(%)
(%)
(%)
7.5
15.6
25.0
Aandelen
70.0
81.7
95.0
Vastrentende waarden
0.0
2.7
5.0
Grondstoffen
- 0.7
0.0
5.0
Liquiditeiten
-
100.0
Totaal
18
De beleggingen bij BNP Paribas Obam en de fysieke grondstofbeleggingen kennen de volgende wegingen: Mandaat Minimum
3.3
Strategisch
Maximum
Beleggingscategorie
(%)
(%)
(%)
0.0
67.5
100.0
Aandelen (BNP Paribas Obam)
0.0
32.5
100.0
Grondstoffen (Fysiek goud, platinum en zilver)
0.0
0.0
0.0
-
100.0
Liquiditeiten Totaal
Risicobeheer
Het risicobeleid is verwoord in de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN). Onderstaand wordt een nadere toelichting gegeven op de voornaamste financiële en niet-financiële risico’s die wordt onderkend, alsmede op het beleid voor het mitigeren van deze risico’s. Financiële risico’s Solvabiliteitsrisico Een belangrijk risico voor het pensioenfonds is dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen om de pensioenverplichtingen na te kunnen komen, ook wel het solvabiliteitsrisico genoemd. Als de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt, zal het pensioenfonds de premie verhogen en is er geen of minder ruimte voor toeslagverlening. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen (afstempelen). De solvabiliteit van een pensioenfonds wordt gemeten op basis van de hoogte van de dekkingsgraad van het fonds. Beleggingsrisico’s De belangrijkste beleggingsrisico’s betreffen het markt-, krediet- en liquiditeitsrisico. Het marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten, waarin het pensioenfonds op basis van het vastgestelde ALM-beleid actief is. De beheersing van het risico is geïntegreerd in het beleggingsproces. Marktrisico Renterisico Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van veranderingen in de marktrente. Maatstaf voor het meten van rentegevoeligheid is de duration. De duration is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren van de kasstromen. Om de rentegevoeligheid van de beleggingen in lijn te brengen met die van de voorziening pensioenverplichtingen wordt gebruik gemaakt van langlopende obligaties. In 2011 is de mate van renteafdekking tweemaal gewijzigd. De renteafdekking is in mei verlaagd van 90% naar 80% en later per 1 augustus weer verhoogd naar 85%.
19
Valutarisico Bij de beleggingen in de beleggingsfondsen waarin wordt belegd, wordt de Amerikaanse dollar volledig afgedekt naar de euro. Prijsrisico Prijsrisico is het risico dat door de ontwikkeling van marktprijzen waardewijzigingen plaatsvinden. Dit wordt veroorzaakt door factoren die samenhangen met een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Wijzigingen in marktomstandigheden hebben altijd direct invloed op het beleggingsresultaat, omdat alle beleggingen worden gewaardeerd op reële waarde, waarbij waardewijzigingen onmiddellijk worden verwerkt in het saldo van baten en lasten. Door spreiding binnen de portefeuille (diversificatie) wordt het prijsrisico gedempt. Kredietrisico Kredietrisico is het risico op financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan (premie)vorderingen op de werkgever, partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst en marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico’s is het settlementrisico. Dit is het risico dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten, waardoor het fonds financiële verliezen kan lijden. Beheersing van het kredietrisico vindt plaats door het stellen van kredietwaardigheidseisen aan de tegenpartijen waarmee transacties kunnen worden gedaan. Daarnaast worden limieten gesteld aan tegenpartijen op totaalniveau. Dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het fonds; het vragen van extra zekerheden zoals onderpand en dergelijke bij interest rate swaps en het uitlenen van effecten (securities lending). Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het fonds belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het fonds alleen gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten, zodat posities van het fonds adequaat worden afgedekt door onderpand. Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Dit risico wordt beheerst door in het beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor liquiditeitsposities, rekening houdend met directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Concentratierisico Concentratierisico kan optreden als gevolg van het ontbreken van een adequate spreiding van activa en passiva, bijvoorbeeld bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Het concentratierisico wordt onderzocht in de ALM-studie, waarbij beleggingscategorieën met elkaar worden gecombineerd om tot een strategische beleggingsmix te komen. Om de concentratierisico’s te beheersen, wordt de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds in hoge mate gediversifieerd. Voor een kwantitatief overzicht van het concentratierisico wordt verwezen naar paragraaf 9.4.3.1.
20
Verzekeringstechnische risico’s Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. In de actuariële analyse worden de afwijkingen geanalyseerd. De belangrijkste actuariële risico’s zijn het langlevenrisico, het overlijdenrisico (kortleven) en het arbeidsongeschiktheidsrisico. Het pensioenfonds heeft het kortleven- en het arbeidsongeschiktheidsrisico herverzekerd. Langlevenrisico Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen mogelijk niet voor de uitkering van de pensioenverplichting aan deze langer levende deelnemers. Voor de berekening van de VPV maakt het fonds gebruik van de nieuwe prognosetafel 2010-2060 zoals gepubliceerd door het Actuarieel Genootschap. Deze sterftekansen worden aangepast door gebruikmaking van leeftijdsafhankelijke correctiefactoren gebaseerd op inkomensklasse ‘hoog’. Door het meenemen van deze correctiefactoren wordt op een adequate wijze rekening gehouden met het feit dat de werkende populatie geacht wordt langer te leven. Het bestuur heeft besloten om een voorziening langleven op te nemen. Deze technische voorziening is bedoeld als reservering voor het geval de huidige overlevingsgrondslagen van het fonds niet voldoende blijken te zijn. Met ingang van boekjaar 2010 zal jaarlijks 0,125% van de voorziening pensioenverplichtingen worden toegevoegd aan de voorziening langleven. De voorziening langlevenrisico is bepaald zodat er in 2050 een extra reservering moet zijn van 5% van de voorziening. Dit wordt vormgegeven door een jaarlijkse reservering van 0,125%. Om in 2050 op een reservering van 5% uit te komen moet de reservering jaarlijks worden opgetrokken naar het huidige niveau van de voorziening. Ultimo 2011 moet de voorziening voor langlevenrisico dan ook gelijk zijn aan 2 maal 0,125% van de voorziening ultimo 2011. Overlijdensrisico Het overlijdensrisico houdt in dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk eerder dan verwacht op basis van de gemiddelden een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen. Het pensioenfonds heeft het overlijdensrisico herverzekerd. Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds door het meer dan verwacht arbeidsongeschikt worden van deelnemers meer voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en voor het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen dan was verwacht. Het pensioenfonds heeft het arbeidsongeschiktheidsrisico herverzekerd. Actief beheer Een actief beleggingsrisico ontstaat wanneer met het beleggingsbeleid binnen de beleggingscategorieën afgeweken wordt van het beleid volgens de benchmark. Een maatstaf van de mate waarin actief wordt belegd is de zogenaamde ‘tracking error’. De tracking error geeft aan hoe groot de afwijkingen van het rendement kunnen zijn ten opzichte van het benchmarkrendement. Hoe hoger de tracking error, hoe hoger het actief risico.
21
Niet-financiële risico’s Naast financiële risico’s loopt het pensioenfonds ook niet-financiële risico’s die het behalen van de doelstellingen kunnen bedreigen. Deze risico’s kunnen uiteindelijk ook een financiële impact hebben. De belangrijkste niet-financiële risico’s zijn het operationele risico en het uitbestedingsrisico. Operationeel risico Operationeel risico is het risico dat optreedt bij de uitvoering van het pensioen- en vermogensbeheer, bestuursondersteuning en de integrale advisering van het pensioenfonds inzake het beleid op communicatie-, juridisch, fiscaal, actuarieel en beleggingsterrein en heeft betrekking op de continuïteit, integriteit en kwaliteit van de dienstverlening. Het pensioenfonds heeft de genoemde werkzaamheden uitbesteed aan Mercer B.V., AEGON Asset Management N.V. (AAM), AEGON Levensverzekeringen N.V. en TKP Pensioen B.V. Uitbestedingsrisico Uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden, dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel worden geschaad. Het uitbestedingsrisico wordt gemitigeerd door de afspraken (kwaliteitseisen) in de uitvoeringsovereenkomst en de daaraan verbonden Service Level Agreement (SLA). Monitoring van de uitvoering door het bestuur van het pensioenfonds vindt plaats op basis van de periodieke rapportages van de externe uitvoerder over de uitgevoerde werkzaamheden. Tevens ontvangt het pensioenfonds van TKP, AAM en AEGON Levensverzekeringen N.V. ISAE 3402 type II-rapportages. Deze rapportages geven inzicht in de wijze van beheersing van de operationele risico’s en geven aan of de pensioenuitvoerder en vermogensbeheerder ‘in control’ zijn. Een externe accountant certificeert de ISAE 3402 type II-rapportages. De advisering over de uitvoering van de pensioenregeling is uitbesteed aan Mercer B.V. Voor een nadere toelichting op de risico’s en het beheersingsbeleid wordt verwezen naar de risicoparagraaf van de jaarrekening (paragraaf 9.4.3.1)
22
4.
Bele egging gen
4.1
Terug gblik op 2011 2
In 2011 1 was er sp prake van een voortze tting en ve erdere verdieping van de crisis in n de eurozone waarbij ditmaal oo ok grote lan nden zoals Spanje en Italië dreig gden te worrden meege ezogen in de d ng van Grie ekenland. Wereldwijd W was er sprrake van ee en bijstelling g naar beneden van neergan econom mische groe eiverwachtin ngen. De p olitieke discussies in de d VS over de omvang g van de staatssc chuld en de e maatrege elen om dezze naar ben neden te brrengen vero oorzaakten nog meer onrust o op de finan nciële markten waarbijj de verlaging van de AAA kredie etstatus van de Verenig gde Staten door een van de drie rating agen ncies extra olie op hett vuur gooide. venstaande e ontwikkel ingen nam de volatilitteit op de ffinanciële markten m wee er Als gevolg van bov e waarbij de e gedachten weer teru uggingen naar de situatie ten tijd de van de ondergang o fors toe van Leh hman in sep ptember 20 008. De onrrust zorgde e ervoor dat beleggerss en masse e vluchtten naar de e meest veilige havens s, wat in he et geval van de eurozo one de marrkt voor Du uitse staatsle eningen bettekende. v het jaar toen de E ECB met ee en lange terrmijn kredie etfaciliteit de d markten n te Pas op het einde van wam, keerde de rust deels op de markten te erug en beg gonnen kre edietopslagen weer te hulp kw dalen. ortefeuille van v Stichting Pensioe nfonds Hon neywell verrtaalde het bovengeno oemde In de po scenario o zich in ee en totale pe erformance e van +7,97 7% na kosten. Dit is 4 4,84% puntt hoger dan n de benc chmark. In het onders staande ove erzicht worrdt het rend dement perr categorie weergegeven.
4.2
Beleg ggingscategorie eën
Aandellen Door de e onrust en n de risico-a aversie van n beleggers was er ove er geheel 2 2011 sprake e van een negatie ef rendemen nt op aande elen. De da alingen bed droegen in de d Europesse aandelen nmarkten circa -5 5% als gevo olg van de crisis in de eurozone. De Amerik kaanse marrkt liet per saldo nog een e kleine s stijging zien n. De markten in het V Verre Ooste en waren in n 2011 het meest neg gatief geste emd met perrformancec cijfers rond de -13% m met uitschie eters van -16% voor d de opkome ende markte en in deze regio. aarden Vastrentende wa nnen de vas strentende waarden p portefeuille maakten beleggers in n het afgelo open Ook bin verslagjjaar een on nderscheid tussen mee ngen. Dit le eidde er toe e er en minder risicovollle beleggin dat in d de markt vo oor de meest veilige sstaatslening gen ook de hoogste re endementen n werden
23
geboekt, terwijl bij de meer risicovolle leningen zoals bedrijfsobligaties de hogere risicopremie zorgde voor zeer gematigde rendementen. De rentedaling in staatsleningen zorgde ook voor fors hogere rendementen uit hoofde van de renteafdekking in het AEGON gedeelte van het depot. Grondstoffenfondsen Grondstoffen kenden net als andere zakelijke waarden zoals vastgoed en aandelen een volatiel jaar. De goudprijs brak record na record toen de spanning rond de eurocrisis toenam. Ook goud wordt als veilige haven beschouwd in roerige tijden. In het tweede deel van 2011 daalde de goudprijs weer. Toen was het juist de olieprijs die door spanningen van geopolitieke aard juist steeg. Over heel 2011 is het rendement van het grondstoffenfonds waarin het depot voor vrij vermogen belegt 0,60% negatief geweest. Edelmetalen Nadat op 2 maart en 11 augustus 2010 het pensioenfonds haar eerste aankopen verrichtte van fysiek goud via The Perth Mint Australia, heeft het pensioenfonds op 17 mei 2011 9.205,79 gold ounces verkocht. Deze verkoop vond plaats tegen een goudkoers van € 1.052,58 per ounce en vertegenwoordigde op dat moment een waarde van circa € 9,7 miljoen. Na de verkoop resteerde een goudpositie van 6.377,42 gold ounces. Deze positie vertegenwoordigt per 31 december 2011 een waarde van circa € 7,7 miljoen. In onderstaande grafiek is weergegeven hoe de goudprijs (zowel in US dollars als in euro’s) zich heeft ontwikkeld van 2 maart 2010 tot en met 31 december 2011. In US dollars gemeten betreft dit een stijging van 37,8% en in euro’s gemeten betreft dit een stijging van 43,9%. De stijging over 2011 bedroeg in US dollars gemeten 10,1% en in euro’s 13,7%. Gold Price (in USD and EUR) 2000
1200
1900
1150
1800
1100
1700
1050
1600
1000
1500
950
1400
900
1300
850
1200
800
1100
750
1000 Mar-10
700 Apr-10
May-10
Jun-10
Jul-10
Aug-10
Sep-10
Oct-10
Nov-10
Gold (spot price in USD) - primary axis
Dec-10
Jan-11
Feb-11 Mar-11
Gold (spot price in EUR) - secondary axis
Bron: Bloomberg
24
Apr-11
Voor de verkoop van een gedeelte van de fysieke goudposities op 17 mei 2011 heeft het pensioenfonds een eerste aankoop verricht van fysiek zilver en platinum net als goud via The Perth Mint Australia. Deze aankoop van zilver vond plaats tegen een zilverkoers van € 24,14, de aankoop van platinum vond plaats tegen een platinumkoers van USD 1.755,25. Deze aankopen vertegenwoordigden op dat moment een waarde van € 6,4 miljoen (zilver) en € 3,2 miljoen (platinum). Per 31 december 2011 vertegenwoordigden deze posities een waarde van circa € 5,7 miljoen voor zilver en 2,8 miljoen voor platinum. Het ongerealiseerde resultaat op de zilverpositie bedraagt -/- € 0,7 miljoen en voor platinum circa -/- € 0,5 miljoen. In onderstaande grafiek is weergegeven hoe de zilverprijs (zowel in US dollars als in euro’s) zich heeft ontwikkeld van 17 mei 2011 tot en met 31 december 2011. In US dollars gemeten betreft dit een daling van -18,0% en in euro’s gemeten betreft dit een daling van -10,5%.
Silver Price (in USD and EUR) 50
40
45
35
40 30 35 25 30 20 25
15
20
15 May-11
10 Jun-11
Jul-11
Aug-11
Sep-11
Silver (spot price in USD) - primary axis
Oct-11
Nov-11
Dec-11
Silver (spot price in EUR) - secondary axis
Bron: Bloomberg
In onderstaande grafiek is weergegeven hoe de platinumprijs (zowel in US dollars als in euro’s) zich heeft ontwikkeld van 17 mei 2011 tot en met 31 december 2011. In US dollars gemeten betreft dit een daling van -20,3% en in euro’s gemeten betreft dit een daling van -13,1%.
25
Platinum Price (in USD and EUR) 2000
1800
1900
1700
1800
1600
1700
1500
1600
1400
1500
1300
1400
1200
1300
1100
1200
1000
1100
900
1000 May-11
800 Jun-11
Jul-11
Aug-11
Sep-11
Platinum (spot price in USD) - primary axis
Oct-11
Nov-11
Dec-11
Platinum (spot price in EUR) - secondary axis
Bron: Bloomberg
Het totale ongerealiseerde resultaat op de edelmetalen positie bedraagt circa -/- € 0,2 miljoen. Renteafdekking Het jaar 2011 kenmerkte zich door een substantiële rentedaling. De uitzonderlijke marktomstandigheden (gebrekkige liquiditeit in het lange eind van de interbancaire swapmarkt) aan het eind van het jaar heeft DNB zelfs doen besluiten om (tijdelijk) af te stappen van marktconforme vaststelling van de rentecurve en de rentecurve van ultimo december te baseren op het driemaands-gemiddelde. Honeywell reduceert het renterisico door middel van het kopen van participaties in het Long Duration Overlay beleggingsfonds. Binnen de klantportefeuille kan de gewenste mate van renteafdekking worden bereikt door middel van aanpassing van het aantal jaren durationverlenging in het mandaat. Door de duration van de beleggingen te verlengen wordt de rentegevoeligheid van de beleggingen meer in lijn gebracht (gematcht) met de rentegevoeligheid van de verplichtingen. Gedurende het jaar is het aantal jaren durationverlenging in het mandaat een paar keer gewijzigd. Onderstaande tabel toont het aantal jaren duration verlenging per primo kwartaal en het bijbehorende gewenste matchingspercentage. Primo periode Q1 Q2 Q3 Q4
Jr duration verlenging IG 18.03 18.03 15.77 13.44
26
Target matchingpercentage 90% 90% 80% 85%
De rente afdekking heeft fors positief bijgedragen aan het uiteindelijke positieve resultaat over 2011. Totaal beleggingsrendement Het totale beleggingsrendement (inclusief renteafdekking) komt in 2011 uit op 7,97% (2010: 11,1%).
4.3
Maatschappelijk verantwoord beleggen
Stichting Pensioenfonds Honeywell heeft zijn beleggingen uitbesteed aan AEGON Asset Management. Het fonds hanteert in het kader van maatschappelijk verantwoord beleggen een aantal uitgangspunten. Deze dienen zoveel mogelijk in het beleggingsbeleid tot uiting te komen. AEGON Asset Management definieert Verantwoord Beleggen als het geheel van beleggingsactiviteiten waarbij bewust en actief rekening wordt gehouden met de invloed van maatschappelijke,- sociale en milieucriteria. Met het beleid Verantwoord Beleggen beoogt AEGON Asset Management een kader te bieden ten aanzien van beleidsuitgangspunten, uitvoering, monitoring en verantwoording (rapportage) van onze beleggingsactiviteiten. In zijn beleggingsbeleid houdt AEGON Asset Management rekening met de uitgangspunten van Verantwoord Beleggen. Hierbij kunt u denken aan de volgende aandachtsgebieden: mensenrechten, wapens, gezondheid en milieu. Deze zijn mede afgeleid van internationale verdragen en weerspiegelen ideeën die ten grondslag liggen aan ons Beleid Verantwoord Beleggen. De volgende internationale verdragen en richtlijnen zijn daarin van bijzonder belang: Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, RIO Declaration on Environment and Development, United Nations Convention against Corruption, UN Global Compact Principles, International Labour Organization’s Declaration of Fundamental Principles and Right at Work en OECD Guidelines for Multinational Enterprises. AEGON Asset Management hanteert voor zijn beleggingsbeleid een uitsluitingenlijst. De bedrijven op de uitsluitingenlijst sluiten we direct uit van alle actieve beleggingen. Deze lijst wordt gepubliceerd op www.aegon.nl. Daarnaast zijn er bedrijven met wie AEGON een dialoog wil voeren omdat er zorgwekkende kwesties gesignaleerd zijn. Het doel van een dergelijke actieve dialoog is om deze bedrijven tot ander gedrag te bewegen. Dit wordt „engagement‟ genoemd. AEGON Asset Management ziet erop toe dat de beleggingsfondsen die we klanten aanbieden het stembeleid van AEGON volgen. Bedrijven waarvan is aangetoond dat ze mensenrechten op ernstige wijze schenden, controversiële wapens produceren, ernstige milieuschade aanbrengen of veroordeeld zijn voor ernstige corruptie, komen in aanmerking voor uitsluiting. Indien mogelijk zal AEGON Asset Management met deze bedrijven eerst een actieve dialoog aangaan om ze tot ander gedrag te bewegen. Levert deze dialoog na veelvuldig en herhaaldelijk engagement niet het gewenste resultaat op, dan gaat AEGON Asset Management alsnog over tot uitsluiting van het bedrijf. AEGON Asset Management maakt voor de invulling van dit beleid gebruik van de analyseresultaten van een gespecialiseerd extern bureau. Informatie over controversiële activiteiten is niet altijd beschikbaar of bekend. AEGON Asset Management is verantwoordelijk voor het beleggingsbeleid en de uitvoering van het beleid.
27
4.4
Vooruitzichten 2012
Voor 2012 verwachten we een afzwakking van de economische groei waarbij met name de Europese regio onder invloed van de eurocrisis zal stagneren. Wereldwijd zal de inflatie naar verwachting laag blijven onder invloed van deze afnemende economische groei. De financiële markten zullen ook in 2012 bepaald worden door de crisis rondom nationale schulden in het algemeen en de eurocrisis in het bijzonder. We gaan hierbij voorlopig uit van een ‘doormodder’ scenario. Dit zal er ook toe leiden dat de volatiliteit op de markten hoog zal blijven waarbij het sentiment een belangrijk stempel op de financiële markten zal drukken. Op basis van deze toegenomen onzekerheid is er weinig reden om uitgesproken posities in te nemen. Weliswaar gaan we ervan uit dat de eurozone in z’n geheel uit deze crisis zal komen maar in de tussentijd zal er sprake zijn van grote onzekerheid bij beleggers. Wanneer naar waarderingen wordt gekeken lijken de belangrijkste en meest veilige markten voor staatsleningen overgewaardeerd maar zullen in het meest waarschijnlijke scenario als veilige vluchthaven blijven fungeren. Op wat langere termijn verwachten we een geleidelijk herstel van economische groei waarbij ook de kans op een wat oplopende inflatie en stijgende rentes zal toenemen.
28
5.
Pensioenen
5.1
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op activiteiten op het gebied van pensioencommunicatie en -administratie die in 2011 hebben plaatsgevonden. Daarnaast worden de belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling toegelicht. Ook wordt er een toelichting gegeven op de pensioenuitvoeringskosten van het pensioenfonds. Tot slot wordt in dit hoofdstuk ingegaan op (voorstellen voor) nieuwe wetgeving op pensioengebied.
5.2
Pensioencommunicatie
Het bestuur beschikt over een communicatieplan dat de basis vormt voor het communicatiebeleid dat het pensioenfonds voert richting de verschillende doelgroepen. Het pensioenfonds onderscheidt vier doelgroepen, te weten deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners bij scheiding en pensioengerechtigden. De communicatiedoelstellingen zijn er op gericht deze groepen die informatie te verschaffen die voor hen relevant is. Er is een aantal omstandigheden waarmee pensioenfondsen te maken hebben en waarmee ook in de communicatie over pensioenen rekening gehouden dient te worden. Met name de wereldwijde financiële crisis, de daaruit voortvloeiende lage rente en de gestegen levensverwachting zijn omstandigheden die pensioenfondsen parten spelen. Ze beïnvloeden ook de publieke opinie over het functioneren van de pensioenfondsen sterk. Het onderwerp ‘pensioen’ stond in 2011 daarom ook nog steeds volop in de mediabelangstelling. Website In 2011 is de website www.honeywellpensioen.nl bijgewerkt met de actuele gegevens zoals reglementswijzigingen, wijzigingen binnen de zorgplicht en Pensioenwet, en nieuwe indexatieen franchisebedragen. Behalve dat het Uniform Pensioenoverzicht (UPO) fysiek aan de deelnemers is verzonden, wordt het document ook digitaal beschikbaar gesteld. Het is te vinden onder het afgeschermde deel ‘Mijn pensioen’. De inhoud van de pensioenplanner is aangepast aan de gegevens die per 1 januari 2011 in het systeem staan en die overeenkomen met de gegevens die gebruikt zijn voor het UPO 2011. Verder is de website voor de buitenwereld ongemerkt overgestapt naar een nieuw Content Management Systeem. Dit vergemakkelijkt het beheer van de website. In 2012 volgt nog de stap om ook het uiterlijk van de website aantrekkelijker te maken en de navigatiestructuur voor de gebruiker doorzichtiger. Maandelijks wordt de dekkingsgraad op de website geactualiseerd. Pensioenkrant In 2011 werd een eerste pensioenkrant van het fonds voorbereid, die uiteindelijk begin 2012 verscheen. Een artikel over het verloop van de dekkingsgraad in 2011, dat eigenlijk voor het blad Regelrecht was geschreven maar daarin niet meer in kon worden opgenomen, vond alsnog een plaats de pensioenkrant.
29
In onde erstaande grafiek g is ee en overzich ht opgenom men van de belangrijksste communicatiemidd delen die in n 2011 per kwartaal zijn ingezet:
5.3
Pens sioenadm ministra atie
Gegeve ensaanlev vering De maa andelijkse gegevensaa g anlevering v van de werrkgever is in 2011 red delijk goed verlopen. v D De aanleve eringen van n de werkge ever waren n niet in alle e maanden tijdig en h et uitvalpercentage va an de gege evensaanlevering was s in de mee este maanden laag. De gege evens zijn in 2011 door de pensiioenuitvoerrder TKP binnen de afg fgesproken termijn verwerk kt in de pen nsioenadmiinistratie. rsvragen woording deelneme d Beantw Ondersttaande grafiek geeft een e overziccht van het aantal gestelde vrage en in 2011 per communicatiekana aal. In 2011 hebben 7 798 deelnem mers een vraag geste ld aan het enfonds (20 010: 786). Deelnemerrs stelden met m name vragen v overr pensioenttoekenningen pensioe en de o ontvangen pensioenov p verzichten. De stijging van het aa antal vrage en in het vie erde kwarta aal is veroo orzaakt doo or de vrage en over het Uniform Pe ensioenoverzicht dat iin het vierd de kwartaal is verzond den aan de gewezen deelnemers d s.
30
200 0 180 0 160 0 140 0 120 0
Telefonisch he vragen
100 0
Schriftelijk ke vragen
80 0
E-mail conttact
60 0 40 0 20 0 0 1e kwrt 2 2011
2e kw wrt 2011
3e e kwrt 2011
4e kwrt 20 011
chten Waardeoverdrac er de dekkingsgraad van v één of v van beide pensioenfon p ndsen die b betrokken zijn z bij een Wannee waardeoverdrachtt lager is da an 100%, m mag er geen waardeov verdracht p plaatsvinden en wordtt de ekkingsgraad van pen nsioenfondss Honeywell gaf begin waardeoverdrachtt uitgesteld. Ook de de w drachten. oktoberr 2011 aanlleiding tot het opscho rten van waardeoverd
5.4
Pens sioenreg geling
Pensio oenregeling 2006 De pens sioenregeling 2006 zie et er op ho oofdlijnen als volgt uit:
De p pensioenlee eftijd is 65 jaar, waarb e pensionerring mogelij ijk is. bij flexibele De rregeling is een regelin ng op basis van geïnde exeerd mid ddelloon. Het opbouwpercentage voor het oud derdomspensioen is 2,25% van d de pensioengrondslag g per jaar. De ffranchise bedraagt pe er 1 januari 2011 € 15 5.275. % van het jaarlijkse Het partnerpen nsioen is op p kapitaalde ekkingsbas sis en de ho oogte is 70% leve enslange ou uderdomspe ensioen en is uitruilba aar. Het tijdelijk pa artnerpensio oen is op riisicobasis en e is 0,491% % van de p pensioengro ondslag perr deelnemersjaa ar, met een maximum van 8/7 * de ANW-uitkering plu us premieco ompensatie e. sioen is 14% % van het jaarlijkse levenslange e ouderdom mspensioen en wordt Het wezenpens uitgekeerd tot 18 jaar res sp. voor stu uderende kinderen k tott 27 jaar.
ngsbepalingen voor medewerker m rs geboren vóór 1 januari 1950 Overgan Voor medewerkers s geboren vóór v 1 janu uari 1950 blijft inhoudelijk de pen nsioenregeling 2003 van v merken van n de pensio oenregeling g 2003 zijn:: kracht. De belangrijkste kenm De p pensioenlee eftijd is 62 jaar, waarb bij flexibele e pensionerring mogelij ijk is. De rregeling is een regelin ng op basis van geïnde exeerd mid ddelloon. Het opbouwpercentage voor ouderd domspensio oen is 2,25% % van de p pensioengro ondslag perr jaarr. De ffranchise bedraagt pe er 1 januari 2011 € 19 9.618. Het partnerpen nsioen is ve erzekerd op p risicobasis. Bij uitdie ensttreding of pension nering word dt een deel van de d opgebouwde ouderd aken stand aard omgezet in domspensioenaanspra leve enslang parrtnerpensioen. Het tijdelijk pa artnerpensio oen is op riisicobasis en e is 0,491% % van de p pensioengro ondslag perr deelnemersjaa ar, met een maximum van 8/7 * de ANW-uitkering plu us premieco ompensatie e.
31
Het wezenpensioen is 20% van het partnerpensioen en wordt uitgekeerd tot 18 jaar resp. voor studerende kinderen tot 27 jaar. Het opbouwpercentage van het overbruggingspensioen is 2,25% van de franchise per jaar.
5.5
Pensioenuitvoeringskosten
In navolging van de publicatie ‘Kosten pensioenfondsen verdienen meer aandacht’ van de Autoriteit Financiële Markten op 12 april 2011 heeft de Pensioenfederatie op 10 november de notitie ‘Aanbevelingen uitvoeringskosten 2011’ gepubliceerd. In deze publicatie benoemt de Pensioenfederatie de verschillende uitvoeringskosten en worden aanbevelingen gedaan hoe over deze kosten gecommuniceerd kan worden richting de verschillende stakeholders. De pensioenfederatie heeft in de notitie een onderscheid gemaakt tussen de volgende drie kostensoorten: 1.
2.
3.
Kosten van pensioenbeheer: dit betreft de integrale kosten voor pensioenbeheerdienstverlening van TKP. Verder bestaan de kosten van pensioenbeheer met name uit contributies en bijdragen, bestuurskosten, communicatiekosten, accountantskosten en actuariskosten. De pensioenuitvoeringskosten worden gerapporteerd in euro’s per deelnemer, waarbij het aantal deelnemers de som is van het aantal actieve deelnemers en gepensioneerden. Er is geen sprake van kosten inzake herverzekering en van kosten die door de werkgever worden gedragen. In deze kosten zitten geen schattingselementen. Kosten van vermogensbeheer: deze kosten betreffen de vergoeding voor de integrale vermogensbeheerdienstverlening van de vermogensbeheerder en de beheervergoeding en rendement gerelateerde vergoeding van de vermogensbeheerders. Ook bevatten deze kosten de overige kosten met betrekking tot het vermogensbeheer, waaronder de accountantskosten, bewaarvergoedingen, administratiekosten en juridische kosten. De kosten vermogensbeheer worden gerapporteerd als een percentage van het gemiddeld belegd vermogen. Het aandeel geschatte kosten is beperkt. Dit betreft met name kosten in onderliggende beleggingsstructuren. Transactiekosten: deze kosten betreffen de toe- en uittredingsvergoedingen van de beleggingsfondsen, de kosten van discretionaire portefeuilles en de derivatentransacties. Transactiekosten in onderliggende beleggingsfondsen en acquisitiekosten bij illiquide beleggingen in beleggingsfondsen worden vooralsnog niet meegeteld, hier wordt door de Pensioenfederatie eerst nader onderzoek naar gedaan. De (geschatte) transactiekosten worden gerapporteerd als een percentage van het gemiddeld belegd vermogen. Omdat bij transacties in vastrentende waarden en in derivaten de werkelijke transactiekosten niet bekend zijn, zijn deze vrijwel volledig geschat.
32
In onderstaande tabel worden de uitvoeringskosten weergegeven: Pensioenbeheerkosten (in € per deelnemer (actieven en gepensioneerden) in € per deelnemer (totale populatie)
2011 € 318 € 178
Vermogensbeheerkosten (in % van het gemiddeld belegd vermogen)
0,27%
Transactiekosten (in % van het gemiddeld belegd vermogen)
0,07%
5.6
Nieuwe wetgeving
Diverse ontwikkelingen op het gebied van pensioen in het verslagjaar vormden de aanleiding voor nieuwe (voorstellen van) wetgeving. Het gaat hierbij onder meer om wetgeving ten aanzien van de ingangsdatum van de AOW, de fiscale eisen bij vervroeging van pensioen en de voorstellen om te komen tot een aanpassing van de bestuursmodellen van pensioenfondsen. Daarnaast stonden de ontwikkelingen in het kader van het Pensioenakkoord in het verslagjaar volop in de belangstelling. AOW-uitkering op verjaardag Het wetsvoorstel om de AOW-uitkering in te laten gaan op de dag dat iemand 65 jaar wordt (op de verjaardag), is in december 2011 door de Eerste Kamer aangenomen en is per 1 april 2012 in werking getreden. Tot 1 april 2012 gaat de AOW-uitkering nog in op de eerste dag van maand waarin iemand 65 jaar wordt. Deze wijziging kan ertoe leiden dat er geen aansluiting meer is tussen de ingangsdatum van de AOW-uitkering, het ouderdomspensioen en de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, waardoor inkomensconsequenties kunnen optreden. Een eventuele wijziging van de pensioenregeling om die gevolgen op te vangen, is een zaak van sociale partners. Wetsvoorstel verhoging pensioenleeftijd, extra verhoging AOW en flexibilisering ingangsdatum AOW In dit wetsvoorstel, dat in oktober 2011 bij de Tweede Kamer is ingediend, gaat het om de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd, de mogelijkheid om de AOW-uitkering eerder of later in te laten gaan en om een extra verhoging van de AOW-uitkering. Voorgesteld wordt de AOW-leeftijd in 2020 te verhogen naar 66 jaar en naar verwachting in 2025 naar 67 jaar. Afhankelijk van de ontwikkeling van de levensverwachting maakt het wetsvoorstel een verdere verhoging mogelijk. Daarnaast wordt geregeld dat de AOW-uitkering onder actuariële herrekening zowel kan worden vervroegd als uitgesteld. Tot slot zal de AOWuitkering volgens het wetsvoorstel tussen 2012 en 2028 extra worden verhoogd. Voor wat betreft aanpassing van het Witteveen-kader zal de fiscale pensioenrichtleeftijd volgens het wetsvoorstel in 2014 worden verhoogd naar 67 jaar. Een verdere verhoging is net als voor de AOW - mogelijk. Het voorstel voorziet niet in een verlaging van de fiscaal maximale opbouwpercentages, zij het dat de huidige maximale opbouwpercentages gekoppeld zullen worden aan de hogere pensioenleeftijd.
33
(Door)werken en bijverdienen bij vervroeging van pensioeningangsdatum Voor vervroeging van de pensioeningangsdatum gold tot voor kort de fiscale eis dat dit alleen mogelijk was voor het gedeelte dat de deelnemer stopt met werken. De deelnemer diende een verklaring te ondertekenen, waarin hij verklaart te stoppen met werken en ook niet meer de intentie heeft weer te gaan werken. De staatssecretaris van Financiën heeft bij Besluit van 30 augustus 2011 bekendgemaakt dat deze eis komt te vervallen voor zover het pensioen niet vóór de 60e verjaardag vervroegd ingaat. Dit betekent dat bij een vervroeging van pensioen vanaf de 60-jarige leeftijd, niet meer getoetst hoeft te worden of de deelnemer stopt met werken. Gaat het pensioen na vervroeging eerder in dan op 60-jarige leeftijd, dan geldt de voorwaarde nog wel. Voor zover van toepassing zijn de pensioenreglementen hierop aangepast. Afwijkende teksten toeslagenmatrix Per 1 april 2011 is de wetgeving rondom de toeslagenmatrix gewijzigd. De wet is zodanig aangepast dat afwijken van de standaardteksten van de zogenoemde voorwaardelijkheidsverklaring is toegestaan als het gebruik van de standaardteksten tot onjuiste, onbegrijpelijke of onduidelijke informatie aan de deelnemer zou leiden. De voorwaardelijkheidsverklaring dient in alle persoonlijke uitingen opgenomen te worden voor zover in deze uitingen over toeslagen wordt gesproken. De AFM zal achteraf controleren in hoeverre de afwijkingen bijdragen aan de begrijpelijkheid en/of juistheid van de voorwaardelijkheidsverklaring. In de wet is expliciet bepaald dat de afwijkingsmogelijkheid zich beperkt tot de voorwaardelijkheidsverklaring in persoonlijke uitingen. Dit heeft tot gevolg dat er vooralsnog geen mogelijkheid is om in pensioenreglementen en de uitvoeringsovereenkomsten van de standaardtekst van de voorwaardelijkheidsverklaring af te wijken. De beoordeling daarvan ligt bij DNB. Wijziging melding arbeidsongeschiktheid Artikel 37 van de Pensioenwet is ten aanzien van de melding van de arbeidsongeschiktheid gewijzigd. Voorheen werd hierin bepaald dat pensioenuitvoerders verplicht zijn met het UWV een contract te sluiten op grond waarvan het UWV aan de pensioenuitvoerder de arbeidsongeschiktheid van de werknemer meldt. Deze verplichting is vervallen. In plaats daarvan geldt dat het UWV aan een pensioenuitvoerder automatisch de arbeidsongeschiktheidsmeldingen en de daarin optredende mutaties doorgeeft. Standaard uitruil partnerpensioen In de Pensioenwet is een bepaling opgenomen waarin geregeld is dat bij baanwisseling een standaarduitruil plaatsvindt van een deel van het ouderdomspensioen in partnerpensioen, als dat is opgenomen in de pensioenregeling. Dit betekent, dat de uitruil plaatsvindt, tenzij de deelnemer en de partner nadrukkelijk aangeven niet te kiezen voor de uitruil. Op de pensioendatum was een standaarduitruil voor pensioenregelingen met een partnerpensioen op risicobasis al voorgeschreven. De standaarduitruil wordt door het fonds zowel op de pensioendatum als bij beëindiging van de deelneming voor de pensioendatum toegepast Wetsvoorstel ‘Versterking bestuur pensioenfondsen’ Het kabinet heeft in februari 2012 het wetsvoorstel ‘Wet versterking bestuur pensioenfondsen’ ingediend bij de Tweede Kamer. Samenvattend staan de volgende uitgangspunten bij de herziening van de wettelijke regels centraal: versterking van de deskundigheid van het bestuur en het intern toezicht; adequate vertegenwoordiging van alle risicodragers;
34
stroomlijning van taken en organen.
Ten opzichte van de huidige wettelijke regels beoogt het wetsvoorstel onder meer de volgende wijzigingen:
keuze tussen twee bestuursmodellen: het paritaire model met bestuursvertegenwoordiging door de drie geledingen en het onafhankelijke model met onafhankelijke bestuurders; pensioengerechtigden hebben altijd zitting in het paritaire bestuur (de raadpleging onder pensioengerechtigden vervalt); bij het paritaire model is er een deelnemers- en pensioengerechtigdenraad met de bevoegdheden van het huidige verantwoordingsorgaan; de huidige deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan houden op te bestaan; bij afspraken over een maximalisatie van de premie is het aantal bestuurszetels voor de werkgever lager; bij het onafhankelijke model is er een belanghebbendenorgaan, bestaande uit de drie geledingen, met een aantal goedkeuringsrechten en een advies- en verantwoordingstaak; het intern toezicht wordt bij bedrijfstakpensioenfondsen uitgevoerd door een permanente raad van toezicht, welke een aantal goedkeuringsrechten krijgt; bij ondernemingspensioenfondsen kan wat betreft het intern toezicht worden gekozen voor een permanente raad van toezicht of jaarlijkse visitatie door een onafhankelijke visitatiecommissie; de deskundigheidstoets zal gaan gelden voor alle beleidsbepalers van het pensioenfonds, waaronder de leden van het belanghebbendenorgaan en de raad van toezicht; het bestuur kan een kandidaat-bestuurder weigeren als deze niet voldoet aan het vooraf opgestelde functieprofiel.
De beoogde inwerkingtreding is 1 januari 2013. Pensioenfondsen krijgen na inwerkingtreding van het wetsvoorstel, met uitzondering van enkele bepalingen, een jaar de tijd om de interne organisatie en de relevante documenten aan te passen. Beleidsregel financieel crisisplan pensioenfondsen Vanaf 10 december 2011 is de Beleidsregel financieel crisisplan pensioenfondsen van kracht. Pensioenfondsen worden hiermee verplicht om volgens voorschriften van DNB een financieel crisisplan te maken, hierover te communiceren met belanghebbenden en het plan ‘up-to-date’ te houden. DNB gaat er van uit dat pensioenfondsen uiterlijk 1 mei 2012 een crisisplan gemaakt hebben en opgenomen hebben in de ABTN. DNB is van mening dat pensioenfondsen zich daarmee beter op een financiële crisis kunnen voorbereiden. Bovendien geeft een crisisplan deelnemers inzicht in de mogelijke gevolgen van zo’n crisissituatie voor hun pensioen. Het fonds heeft het crisisplan vastgesteld in haar vergadering van 29 maart 2012, nadat de deelnemersraad een positief advies had gegeven. Beleidsregel ‘Deskundigheid’ Op 1 januari 2011 is de Beleidsregel Deskundigheid 2011 van DNB en de AFM in werking getreden. De AFM en DNB verduidelijken in deze beleidsregel welke eisen zij stellen aan deskundigheid van beleidsbepalers van de onder hun toezicht staande ondernemingen en welke aspecten zij bij de toetsing in aanmerking nemen. Deskundigheid omvat volgens hen kennis, vaardigheden en professioneel gedrag en kan in elk geval worden aangetoond met opleiding, ervaring en competenties van de beleidsbepalers. De Pensioenfederatie heeft medio 2011 de 'Aanbevelingen deskundig en competent pensioenfondsbestuur' gepubliceerd.
35
Begin 2012 is een concept Beleidsdocument Deskundigheid opgesteld, waarin het fondsbeleid om te komen tot een deskundig en competent pensioenfondsbestuur is vastgelegd. Hierin is het bestaande deskundigheidsplan geïntegreerd. Het voorstel is gebaseerd op de aanbevelingen van de Pensioenfederatie. Dit document zal in de loop van 2012 worden vervolmaakt, waarna het door het gehele bestuur zal worden vastgesteld. Pensioenakkoord Op 10 juni 2011 presenteerde de Stichting van de Arbeid de nadere uitwerking van het Pensioenakkoord van juni 2010. Om de gevolgen van de stijging van de levensverwachting het hoofd te bieden, worden voorstellen gedaan voor meer voorwaardelijke pensioenen, bijvoorbeeld met betrekking tot de pensioenleeftijd. Daarnaast zouden pensioenregelingen meer dan nu het geval is, moeten ‘mee-ademen’ met de financiële positie van het pensioenfonds om de schokbestendigheid van het stelsel te vergroten. Voor een aantal van de voorstellen is aanpassing van de Pensioenwet, het FTK en de fiscale pensioenwetgeving nodig. Het is aan de decentrale sociale partners om verdere invulling te geven aan het Pensioenakkoord. Verwacht wordt dat de wetsvoorstellen tot aanpassing van de Pensioenwet en het FTK niet eerder dan in 2013 bij de Tweede Kamer zullen worden ingediend. Verantwoordelijkheidsverdeling fondsbestuur en sociale partners De uitwerking van het Pensioenakkoord heeft het vraagstuk van de verantwoordelijkheidsverdeling tussen sociale partners (als verantwoordelijken voor de arbeidsvoorwaarden) en het pensioenfondsbestuur (als uitvoerder van de pensioenregeling) pregnanter dan tot nu toe op tafel gelegd. Hierover is door de Pensioenfederatie intensief gesproken met de Stichting van de Arbeid. In een notitie van de Pensioenfederatie van december 2011 wordt uitgebreid ingegaan op deze verantwoordelijkheidsverdeling. Het fondsbestuur heeft hier met belangstelling kennis van genomen. Aanbevelingen uitvoeringskosten In het verslagjaar heeft de Pensioenfederatie aanbevelingen opgesteld met betrekking tot de communicatie over de uitvoeringskosten van pensioenfondsen. In de aanbevelingen onderstreept de Federatie het belang van kostentransparantie. De kosten moeten volledig bekend zijn binnen het pensioenfonds en beschikbaar zijn voor deelnemers. De aanbevelingen benoemen de verschillende kosten van het pensioenbeheer en het vermogensbeheer. Er worden aanbevelingen gedaan hoe deze kosten gecommuniceerd kunnen worden en hoe de communicatie kan worden uitgesplitst naar de verschillende groepen stakeholders. Bij de Aanbevelingen geldt ‘comply or explain’, waarbij de Pensioenfederatie de voortgang gaat monitoren. In- en uitlooprisico bij arbeidsongeschiktheid De koepelorganisaties van pensioenfondsen en verzekeraars hebben in 2011 op hoofdlijnen een akkoord bereikt om op uniforme wijze het inloop- dan wel het uitlooprisico bij arbeidsongeschiktheid te dekken. Volgens de gemaakte afspraken zal voor een arbeidsongeschiktheidspensioen het uitgangspunt worden dat het uitlooprisico gedekt wordt. Dat betekent dat een toename in de mate van arbeidsongeschiktheid nadat een werknemer bij een nieuwe werkgever in dienst is getreden en aan een nieuwe pensioenregeling is gaan deelnemen, gedekt wordt door de oude pensioenuitvoerder. Voor wat betreft een premievrije deelneming wordt dekking van het inlooprisico het uitgangspunt. Dat betekent dat in de geschetste situatie de toename van de
36
arbeidsongeschiktheid door de nieuwe pensioenuitvoerder gedekt wordt. De nieuwe uitvoerder krijgt volgens de afspraken de mogelijkheid dit risico te beperken. Het kabinet heeft aangegeven de gemaakte afspraken in wetgeving te willen verankeren nadat een aantal onderdelen van die afspraken juridisch zijn getoetst. Indien die toetsing geen belemmeringen oplevert voor een wettelijke uitwerking, zal het kabinet naar verwachting in de loop van 2012 aan de Tweede Kamer het betreffende wetsvoorstel aanbieden. Het fondsbestuur volgt de bovenstaande ontwikkelingen op de voet.
37
6.
Actuariële analyse
Oordeel van de externe actuaris over de financiële positie De financiële positie van het pensioenfonds is naar mening van de waarmerkend actuaris slecht, vanwege een dekkingskort. Daarbij is bepalend de mate van waarschijnlijkheid dat het pensioenfonds zal kunnen voldoen aan de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, in aanmerking nemend het streven inzake toeslagen, zoals aan verzekerden meegedeeld en de in wet- en regelgeving opgenomen criteria. Actuariële analyse van het resultaat Bedragen x € 1.000 Saldo uit hoofde van wijziging rentetermijnstructuur Saldo uit hoofde van beleggingsopbrengsten Saldo uit hoofde van overige (incidentele) mutatie technische voorziening Saldo uit hoofde van premie Saldo uit hoofde van waardeoverdrachten Saldo uit hoofde van kosten Saldo uit hoofde van uitkeringen Saldo uit hoofde van kanssystemen Saldo uit hoofde van toeslagverlening Saldo uit hoofde van andere oorzaken Totaal resultaat
2011
2010
- 7.208 -12.272
- 5.495 6.655
0 12.485 118 215 - 26 841 0 2.388
- 9.318 5.595 78 271 - 197 1.837 0 583
-3.459
9
Het resultaat in 2011 wordt voornamelijk verklaard door de volgende vier oorzaken:
De voorziening pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd met behulp van de rentetermijnstructuur. Aan het eind van iedere maand wordt deze door De Nederlandsche Bank gepubliceerd. Deze rentetermijnstructuur is geen constante maar wijzigt continu. Dit heeft gevolgen voor de hoogte van de technische voorzieningen. Een lagere rentetermijnstructuur betekent een hogere voorziening en vice versa. De wijziging van de rentetermijnstructuur heeft in 2011 geleid tot een stijging van de voorziening van € 45,5 miljoen. Hiertegenover stond een opbrengst op de renteafdekking tegenover van € 38,3 miljoen. Per saldo heeft dit tot een negatief resultaat van € 7,2 miljoen geleid; Er is in 2011 een lager beleggingsrendement gerealiseerd dan voor de voorziening pensioenverplichtingen nodig is. Dit heeft geleid tot een negatief resultaat van € 12,3 miljoen; Het positieve saldo uit hoofde van premie wordt met name veroorzaakt door de additionele stortingen door de werkgever van € 13,3 miljoen, bestaande uit een compensatie van de werkgever van € 9,8 miljoen om de stijging van de levensverwachting (gedeeltelijk) te compenseren en een storting van de werkgever van € 3,5 miljoen voortvloeiend uit afspraken in het herstelplan.
38
Kostendekkende premie In de volgende tabel is een overzicht van de kostendekkende premie opgenomen. Het fonds maakt gebruik van de mogelijkheid om de kostendekkende premie te dempen. In de tabel zijn zowel de kostendekkende premie op basis van de rentetermijnstructuur, als de gedempte kostendekkende premie opgenomen. (bedragen * € 1.000) Kostendekkende premie ▪ actuarieel benodigde premie voor de inkoop van - regulier - spaar de onvoorwaardelijke onderdelen van de regeling: ▪ opslag voor uitvoeringskosten: ▪ solvabiliteitsopslag: ▪ actuarieel benodigde premie voor de inkoop van de voorwaardelijke onderdelen van de regeling: Totaal kostendekkende premie Feitelijke premie Aanvullende bijdrage van de werkgever Totaal ontvangen premie
10.736 13.300 24.036
RTS 8.549 0
Gedempt 7.470 0
641 923
560 807
0 10.113
0 8.837
Het fonds voldoet aan de eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de gedempte kostendekkende premie. Wijziging marktrente De marktrente wordt bepaald conform de rentetermijnstructuur, zoals gepubliceerd door DNB. Door uitzonderlijke marktomstandigheden en gebrekkige liquiditeit in het lange eind van de interbancaire swapmarkt bestaat er volgens DNB onzekerheid omtrent juiste prijsvorming op de interbancaire swapmarkt. Als gevolg hiervan heeft DNB – in lijn met artikel 126 van de Pensioenwet – besloten de RTS (rentetermijnstructuur) per ultimo 2011 vast te stellen als een gemiddelde van de RTS van alle handelsdagen in de periode 1 oktober tot en met 31 december 2011. De pensioenverplichtingen van het fonds zijn berekend op basis van deze door DNB aangepaste RTS. De gemiddelde marktrente is per 31 december 2011 2,7% (2010: 3,4%) en daarmee 0,7% lager dan per 31 december 2010. Als gevolg van deze daling van de marktrente diende € 45,5 miljoen te worden toegevoegd aan de voorziening pensioenverplichtingen. Vereist eigen vermogen Ultimo 2011 bedroeg de dekkingsgraad behorend bij het vereist eigen vermogen 111,2% (2010: 110,8%). Ultimo 2011 bedraagt de werkelijke dekkingsgraad 99,1% (2010: 100,7%).
39
7.
Besturing en naleving wetgeving
7.1
Algemeen
Het fonds draagt de verantwoordelijkheid voor een goede uitvoering van de pensioenregeling voor (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en hun nabestaanden, in overeenstemming met de bestaande wet- en regelgeving. De inhoud van de pensioenregeling is het resultaat van de arbeidsvoorwaarden die na overleg tussen werkgevers en werknemers van Honeywell Nederland zijn overeengekomen. Het bestuur is verantwoordelijk voor de verwezenlijking van de doelstelling van het pensioenfonds, de strategie, het beleid en de uitvoering daarvan.
7.2
Bestuursaangelegenheden
Het pensioenfonds wordt bestuurd door zes bestuursleden. Drie leden worden benoemd door de werkgever, Honeywell B.V. Twee van deze bestuursleden moeten deelnemer zijn. Statutair is bepaald dat de werkgeversvertegenwoordigers zitting hebben voor onbepaalde tijd; het bestuurslidmaatschap van deze leden kan door de werkgever worden beëindigd. Drie bestuursleden worden gekozen door de deelnemers uit de deelnemers. De werknemersvertegenwoordigers hebben zitting voor een periode van drie jaar. Aftredende bestuursleden kunnen zich terstond herkiesbaar stellen. Het bestuur heeft een voorzitter, een plaatsvervangend voorzitter, een secretaris en een plaatsvervangend secretaris. De voorzitter zal door de aangesloten ondernemingen uit de bestuursleden worden benoemd. De plaatsvervangend voorzitter, de secretaris en de plaatsvervangend secretaris worden door en uit de bestuursleden gekozen, telkens voor de tijd van één jaar. De aftredende bestuursleden zijn terstond herkiesbaar. De heer Boukens is per 1 januari 2011 benoemd namens de werkgever ter vervanging van de op 31 december 2010 afgetreden heer Dahoe. Per 1 januari 2012 is mevrouw H.C.M. Krüger afgetreden. Zij heeft zich niet opnieuw beschikbaar gesteld. De werkgever heeft begin 2012 aangegeven het bestuurslidmaatschap van de heer E. Boukens te willen beëindigen en de heer J. de Vries te willen benoemen. De heer Boukens heeft zich kandidaat gesteld voor de bestuurszetel namens de deelnemers die is vrijgevallen na het vertrek van mevrouw Krüger. De zittingstermijn van de heer J. Huigen liep af per 1 april 2012. Hij heeft zich opnieuw herkiesbaar gesteld. In het eerste kwartaal van 2012 zijn kandidaatstellingsbrieven verzonden aan de deelnemers. Naar aanleiding hiervan zijn geen kandidaatstellingen ontvangen. Derhalve is de heer Huigen als herkozen beschouwd. De heer Boukens wordt ook geacht te zijn gekozen met terugwerkende kracht per 1 januari 2012. De benoeming van de heer De Vries is pas definitief indien De Nederlandsche Bank hiermee heeft ingestemd. In het verslagjaar hebben er zes bestuursvergaderingen plaatsgevonden. De aanwezigheid van bestuursleden tijdens deze vergaderingen was goed: gemiddeld was ruim 80% van de bestuursleden aanwezig. In alle vergaderingen was het voor besluitvorming noodzakelijke minimale aantal bestuursleden aanwezig. Ook hebben in 2011 drie vergaderingen van de beleggingscommissie plaatsgevonden. Daarnaast vonden diverse besprekingen of telecons (conference calls) plaats van het bestuur of de commissies over specifieke onderwerpen. Er zijn twee telecons en één extra bestuursvergadering besteed aan het voorbereiden en opstellen van het crisisplan. Tevens is een strategiedag voor het bestuur georganiseerd, waar de
40
verschillende vermogensbeheerders van het pensioenfonds een presentatie hebben gegeven over hun visie op de toekomst. Het bestuur acht goede samenwerking en communicatie met de deelnemersraad van belang. In het verslagjaar is driemaal vergaderd in gezamenlijkheid met de deelnemersraad. Hierin zijn onder andere de bestuurbesluiten besproken, welke statutair een advies van de deelnemersraad behoeven, zoals de vaststelling van het jaarverslag en het toeslagbesluit. Daarnaast zijn onderwerpen als de hoofdlijnen van het beleggingsbeleid en het communicatiebeleid met de deelnemersraad besproken. Het bestuur acht zich onafhankelijk in de uitoefening van zijn functie en zorgt er voor dat alle belanghebbenden zich op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen. Het bestuur vindt het belangrijk om inzicht te geven in het eigen functioneren en het gevoerde beleid, evenals in de uitvoering van het reglement.
7.3
Goed pensioenfondsbestuur
Goed Pensioenfondsbestuur behelst het integer en transparant handelen door het bestuur, het geven van rekenschap en het afleggen van verantwoording aan het verantwoordingsorgaan over het uitgeoefende toezicht. Het bestuur is zich bewust van zijn verantwoordelijkheid voor het goed besturen van het pensioenfonds en zal alles doen wat nodig is voor het handhaven van het vertrouwen in het pensioenfonds en de pensioensector. Ontwikkelingen op dit terrein worden nauwlettend gevolgd. De Principes van Goed Pensioenfondsbestuur zijn met ingang van 1 januari 2008 van kracht. Wettelijke verankering van de principes heeft plaatsgevonden in de Pensioenwet. Het bestuur heeft met ingang van 1 januari 2008 een verantwoordingsorgaan ingesteld. Het verantwoordingsorgaan beoordeelt het door het bestuur gevoerde beleid, de gemaakte beleidskeuzes en de naleving van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur, met als uitgangspunt de vraag of het bestuur bij de genomen besluiten op een evenwichtige wijze met de belangen van alle belanghebbende rekening heeft gehouden bij het bepalen van de beleidsgebieden en de genomen besluiten. Het verslag van het verantwoordingsorgaan is opgenomen in hoofdstuk 7.3.2. In paragraaf 7.3.3. is de reactie van het bestuur op het oordeel van het verantwoordingsorgaan vermeld. Bij het interne toezicht op het functioneren van (het bestuur van) het pensioenfonds wordt gekeken naar de procedures en processen en de interne beheersing binnen het fonds, naar de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd en de wijze waarop wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn. Voor de inrichting van het interne toezicht heeft het bestuur gekozen voor de instelling van een visitatiecommissie. De commissie is op 1 december 2009 ingesteld.
7.3.1
Visitatiecommissie
Voor de inrichting van het interne toezicht heeft het bestuur gekozen voor de instelling van een visitatiecommissie. De visitatiecommissie bestaat uit drie onafhankelijke deskundigen, benoemd door het bestuur. Het bestuur heeft besloten de visitatiecommissie eens in drie jaar en incidenteel op verzoek de opdracht te geven het functioneren van (het bestuur van) het fonds kritisch te bezien. Bij het interne toezicht op het functioneren van (het bestuur van) het pensioenfonds wordt gekeken naar de procedures en processen en de interne beheersing 41
binnen het fonds, naar de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd en de wijze waarop wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn. De visitatiecommissie is op 1 december 2009 ingesteld en heeft de visitatie over de jaren 2008 en 2009 in april 2010 afgerond. In 2012 heeft het bestuur de visitatiecommissie opdracht gegeven om een nieuwe visitatie uit te voeren. Deze kan eind 2012 worden afgerond.
7.3.2
Verslag verantwoordingsorgaan
Statutaire opdracht Het verantwoordingsorgaan beoordeelt het door het bestuur gevoerde beleid, de gemaakte beleidskeuzes en de naleving van de principes voor goed pensioenfondsbestuur met als uitgangspunt de vraag of het bestuur bij de genomen besluiten op een evenwichtige wijze met de belangen van alle belanghebbenden rekening heeft gehouden. Voor het verantwoordingsorgaan is een reglement vastgesteld. Hierbij zijn de frequentie van het overleg met het bestuur en de te behandelen onderwerpen met betrekking tot het beleid en de verantwoording aan het verantwoordingsorgaan vastgesteld. Het verantwoordingsorgaan heeft het recht advies uit te brengen over: • het vaststellen en wijzigen van de vergoedingsregeling voor bestuursleden; • het wijzigen van het beleid ten aanzien van het verantwoordingsorgaan; • de vorm, inrichting en samenstelling van het intern toezicht; • het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure; • het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid. Verantwoording en werkwijze Het verantwoordingsorgaan baseert haar oordeel op de periode 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011. Gedurende deze periode heeft het verantwoordingsorgaan vier vergaderingen met het bestuur gehad. Voorafgaand en/of aansluitend heeft het verantwoordingsorgaan haar eigen vergaderingen gepland. De onderwerpen die tijdens deze vergaderingen zijn besproken, zijn: • jaarstukken 2010; • herstelplan; • beleggingen; • toeslagverlening; • communicatiebeleid; Daarnaast hebben de leden van het verantwoordingsorgaan deelgenomen aan een strategiedag. Het verantwoordingsorgaan en de deelnemersraad hebben deelgenomen aan de SPO kennisreflector. Voorafgaand aan alle vergaderingen en informatiebijeenkomsten heeft het verantwoordingsorgaan de benodigde stukken ontvangen, die noodzakelijk waren voor het bespreken van de diverse onderwerpen op dat moment. Bevindingen en aandachtspunten Het verantwoordingsorgaan heeft kennis genomen van het jaarverslag 2011 en de jaarrekening 2011, welke zijn besproken tijdens de vergadering van 1 juni 2012. Tevens heeft het
42
verantwoordingsorgaan kennis genomen van de bevindingen van de externe accountant, de externe actuaris en TKP. Het verantwoordingsorgaan stelt met voldoening vast, dat door onder andere de aanvullende stortingen van de werkgever, er geen noodzaak is voor additionele maatregelen. Het verantwoordingsorgaan heeft daarnaast enkele aanbevelingen: Het jaarverslag toont de performance van de beleggingen ten opzichte van de benchmark. Om de performance over een langere periode te kunnen beoordelen, beveelt het verantwoordingsorgaan aan om de historie van totaal 5 jaar op te nemen in het jaarverslag; In het jaarverslag inzichtelijk maken hoe de besluitvorming en de keuzes voor het afdekken van de rente zijn gemaakt. Oordeel Op basis van de beschreven werkzaamheden komt het verantwoordingsorgaan tot het oordeel, dat het bestuur met inachtneming van een voldoende mate van zorgvuldigheid en evenwichtige afweging van de belangen van de bij het pensioenfonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever, tot verantwoorde besluitvorming en beleidskeuzes is gekomen. Amsterdam, 1 juni 2012 N. van Es E. van Koetsveld van Ankeren B. Land Mw. E. van Loon J. de Vries Mw. I. Zijlstra
7.3.3
Reactie bestuur op verslag verantwoordingsorgaan
Het bestuur heeft in zijn vergadering van 5 juni 2012 met instemming kennis genomen van het positieve oordeel van het verantwoordingsorgaan. De aan het bestuur gegeven aanbevelingen en aandachtspunten zal het bestuur betrekken in de door het bestuur te nemen actuele en toekomstige besluitvorming en daar waar mogelijk vermelden in toekomstige jaarverslagen.
7.4
Informatie inzake toezicht door DNB en AFM
DNB houdt voortdurend toezicht op financiële instellingen en het netwerk waarvan zij deel uitmaken. In 2011 zijn, evenals in voorgaande jaren, aan het pensioenfonds geen dwangsommen of boetes opgelegd. Er zijn door DNB geen aanwijzingen aan het fonds gegeven, noch is een bewindvoerder aangesteld of is bevoegdheidsuitoefening van organen van het fonds gebonden aan toestemming van DNB. De vermogenspositie is zodanig dat er een korte- en langetermijnherstelplan van toepassing is. Sinds 1 januari 2007 houdt de Autoriteit Financiële Markten (AFM) toezicht uit hoofde van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling. De AFM heeft tot taak toezicht te houden op het gedrag van pensioenuitvoerders. Het toezicht omvat met name de communicatie van pensioenfondsen en de wettelijk verplichte informatieverstrekking, alsmede de zorgplicht bij individuele pensioenopbouw op beleggingsbasis.
43
De doelstelling van de communicatie- en informatieverstrekking is dat de (gewezen) deelnemer, (gewezen) partner en pensioengerechtigde kan begrijpen welk pensioen hem of haar te wachten staat. Uit de doelstelling van het pensioenfonds die is gericht op duidelijke en klantgerichte communicatie met deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden blijkt het belang dat het pensioenfonds aan begrijpelijke informatievoorziening toekent. In 2011 heeft de AFM alle pensioenfondsen verzocht het Self Assessment 2011 in te vullen. Dit is een vragenlijst voor pensioenuitvoerders die betrekking heeft op de naleving van de normen uit de Pensioenwet of de Wet verplichte beroepspensioenregeling. De uitslagen geven de AFM en de pensioenuitvoerders inzicht in de mate waarin aan de pensioenwetten wordt voldaan, waar zich mogelijke risico’s bevinden en wat mogelijke verbeterpunten zijn. De score van het fonds was goed: met betrekking tot informatieverstrekking was de score 88 (de gemiddelde score van alle pensioenfondsen was 88). De score voor het onderdeel informatieverstrekking van het vorige self assessment uit 2008 was 80%. Omdat er verschillen zitten tussen de beide vragenlijsten kunnen scores niet zondermeer met elkaar vergeleken worden. Wel kan in algemene zin worden vastgesteld dat er sprake is van verbetering. Uit de ingevulde antwoorden heeft de AFM opgemaakt dat de naleving van de Pensioenwet (Pw) of de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Wvb) ten aanzien van informatieverstrekking in veel opzichten voldoende is. Mogelijk kunnen er op enkele onderdelen nog verbeteringen doorgevoerd worden. Het bestuur zal dit onderzoeken.
7.5
Deskundigheids- en integriteitstoets en opleiding
DNB heeft regels vastgesteld om besturen en directies van pensioenfondsen te toetsen. Deze regels houden concreet in dat bestuurders en directieleden van pensioenfondsen, voordat zij worden benoemd, door DNB worden getoetst op integriteit en deskundigheid. Alle bestuursleden van het pensioenfonds zijn getoetst en DNB heeft met de benoeming van alle voorgestelde kandidaat-bestuursleden ingestemd. Het bestuur vindt het belangrijk dat zijn deskundigheid op peil wordt gehouden, mede gezien de veelheid aan ontwikkelingen op pensioen- en beleggingsgebied. Het bestuur volgt hiertoe actief de voor het fonds relevante pensioenontwikkelingen. Tevens worden bestuursleden in de gelegenheid gesteld (vervolg)cursussen, seminars en themabijeenkomsten bij te wonen. Het bestuur heeft in samenwerking met TKP een deskundigheidsplan opgesteld. Dit deskundigheidsplan gaat uit van het ‘Plan van Aanpak Deskundigheidsbevordering’ dat door de pensioenkoepels (de Stichting Ondernemingspensioenfondsen (OPF), de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen (VB) en de Unie van Beroepspensioenfondsen (UvB)) is opgesteld. Op 1 januari 2011 is de Beleidsregel Deskundigheid 2011 van DNB en de AFM in werking getreden. De AFM en DNB verduidelijken in deze beleidsregel welke eisen zij stellen aan deskundigheid van beleidsbepalers van de onder hun toezicht staande ondernemingen en welke aspecten zij bij de toetsing in aanmerking nemen. Begin 2012 is het Beleidsdocument Deskundigheid in concept door het bestuur besproken (zie hiervoor ook hoofdstuk 5.6). Het definitieve beleidsdocument zal naar verwachting in de loop van 2012 door het bestuur worden vastgesteld. Jaarlijks wordt door TKP voor de bestuursleden en leden van de Verantwoordingsorganen een bestuurdersdag georganiseerd. Deze heeft in 2011 plaatsgevonden op 7 oktober. Tijdens het seminar is door verschillende sprekers aandacht besteed aan de pensioenactualiteiten, arbeidsvoorwaardelijke aspecten van het pensioenakkoord, Multi-OPF en het Voorontwerp Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen en tot slot de gevolgen van het nieuwe pensioencontract voor balansmanagement.
44
Daarnaast hebben verschillende bestuursleden deelgenomen aan elders georganiseerde seminars, zoals het AEGON Beleggingsseminar. Het bestuur is van mening dat alle bestuursleden over een algemeen deskundigheidsniveau dienen te beschikken. Elk nieuw benoemd bestuurslid dient een algemene cursus pensioenen te volgen. Ook dienen bestuursleden belast met specifieke beleidsbepalende taken te beschikken over minstens twee jaar relevante managementervaring. Dit beleid waarborgt naar de mening van het bestuur dat binnen de kring van personen belast met beleidsbepalende taken, voldoende deskundigheid aanwezig is op alle door DNB genoemde terreinen. Het bestuur is van mening dat het in zijn geheel voldoende deskundig is om zijn taak adequaat uit te voeren.
7.6
Gedragscodes
Het pensioenfonds beschikt over een gedragscode die in 2008 is opgesteld aan de hand van de modelgedragscode van de pensioenkoepels. Het doel van deze gedragscode is het bijdragen aan het transparant en integer handelen van bestuurders ten behoeve van al diegenen die bij het pensioenfonds belang hebben en tot het waarborgen van de goede naam en reputatie van het pensioenfonds als marktpartij. De gedragscodes bevatten onder meer regels over hoe een bestuurslid moet omgaan met vertrouwelijke informatie, voorwetenschap, relatiegeschenken en het vervullen van nevenfuncties bij andere ondernemingen en instellingen. De uitvoeringsorganisatie en de vermogensbeheerder hanteren vergelijkbare gedragscodes. Alle bestuursleden hebben de verklaring bij de Gedragscode over 2011 ondertekend. De meeste leden van het verantwoordingsorgaan en de deelnemersraad hebben de verklaring bij de Gedragscode eveneens ondertekend. De uitvoeringsorganisatie en de vermogensbeheerder hanteren gedragscodes die gelijkwaardig zijn. Het bestuur heeft per 13 november 2008 de heer B. Buurma aangewezen als compliance officer voor het fonds. In 2011 zijn geen verbonden personen als insider aangemerkt. Bij de compliance officer zijn in het verslagjaar geen meldingen gedaan inzake aanvaarding van relatiegeschenken of uitnodigingen, potentiële belangconflicten bij nevenfuncties of financiële belangen in een bedrijf of instelling.
7.7
Geschillencommissie
In artikel 19 van de statuten is een geschillenregeling opgenomen. Alle uit de statuten en reglementen voorspruitende geschillen tussen één of meer deelnemers of één of meer gepensioneerden of andere belanghebbenden enerzijds en het fonds anderzijds worden in eerste aanleg beslist door het bestuur. Op verzoek van één of beide partijen kan vervolgens het geschil worden voorgelegd aan een commissie van drie scheidslieden. Aan de geschillencommissie zijn in het verslagjaar geen geschillen voorgelegd.
7.8
Organisatie en uitvoering
Het pensioenfonds heeft een deel van haar werkzaamheden uitbesteed. Zo is het administreren van pensioenen en bestuursondersteuining uitbesteed aan TKP Pensioen B.V. (TKP). De uitvoering van het vermogensbeheer wordt door AEGON Asset Management (AAM) gedaan. Advisering aan het bestuur inzake pensioenaangelegenheden is uitbesteed aan Mercer B.V. Besluitvorming over het beleid van het pensioenfonds vindt plaats door het bestuur. Door het
45
bestuur is een bestuur benoemd dat zich bezig houdt met de dagelijkse gang van zaken. Tevens zijn een aantal commissies aangeduid die zich bezig houden met een specifieke taak. Het bestuur monitort de uitvoering van de uitbestede werkzaamheden op basis van periodieke rapportages van de uitvoerders over de uitgevoerde werkzaamheden in het kader van de afgesloten Service Level Agreements. Tevens ontvangt het pensioenfonds een ISAE 3402 type II-rapportes van TKP en AAM, die door een externe accountant gecertificeerd zijn.
7.9
Statutenwijziging
In 2011 hebben geen statutaire wijzigingen plaatsgevonden.
46
8.
Verwachte gang van zaken
De uitvoering van het herstelplan, het beleggingsbeleid, de invoering van een integraal risicomanagementbeleid, waaronder het vaststellen van een crisisplan, en de heroverweging van de governance-structuur van het fonds zijn onderwerpen die in 2012 bijzondere aandacht zullen krijgen. Het bestuur zal voorts inspelen op actuele ontwikkelingen. Herstelplan De jaarlijkse evaluatie van het ingediende herstelplan heeft niet geleid tot bijstelling van de oorspronkelijke uitgangspunten van het herstelplan. Op grond van de huidige situatie voorziet het herstelplan in herstel binnen de daarvoor geldende termijnen. In 2012 zal verdere uitvoering worden gegeven aan het voor het fonds geldende herstelplan. Pensioenakkoord Naar verwachting zal in 2012 de verdere uitwerking het Pensioenakkoord dat de werkgeversen vakorganisaties binnen de Stichting van de Arbeid in het voorjaar van 2010 hebben gesloten, invloed hebben op de pensioenregelingen. In het Pensioenakkoord wordt beoogd oplossingen te bieden voor de de stijgende levensverwachting en de schokbestendigheid van het Nederlandse pensioenstelsel te vergroten. Binnen de Stichting van de Arbeid vindt thans overleg plaats over de nadere uitwerking van het Pensioenakkoord. Het is uiteindelijk aan de sociale partners hoe hiermee wordt omgegaan. Het bestuur volgt deze ontwikkelingen nauwlettend. Toeslagverlening Op grond van de ontwikkeling van de algemene loonontwikkeling binnen de CAO Groot Metaal zouden de aanspraken per 1 januari 2012 van de actieve deelnemers met 2,16% moeten worden verhoogd en voor gewezen deelnemers en gepensioneerden met 2,42%. Het bestuur heef besloten om de opgebouwde aanspraken van (gewezen) deelnemers en de ingegane pensioenen per 1 januari 2012 niet aan te passen, omdat de financiële positie van het fonds toeslagverlening niet toelaat. AG-prognosetafels Naar verwachting komt het Actuarieel Genootschap in 2012 met een update van de prognosetafel 2060. Amsterdam, 5 juni 2012 F.H.M. van den Oetelaar, voorzitter M.J.M. van Falier, secretaris F.G. Boukens J. Huigen mw. C. van der Voort-Bergman
47
Jaarrekening
48
9.
Jaarrekening
9.1
Balans (na bestemming van het saldo van baten en lasten)
Bedragen x € 1.000 ACTIVA Beleggingen voor risico pensioenfonds Vorderingen en overlopende activa Overige activa
[1] [2] [3]
TOTAAL ACTIVA PASSIVA Stichtingskapitaal en reserves Technische voorzieningen Overige schulden en overlopende passiva
[4] [5] [6]
TOTAAL PASSIVA
31-12-2011
31-12-2010
342.205 10.713 790
293.291 12.669 5.907
353.708
311.867
4.324 348.986 398
7.783 302.469 1.615
353.708
311.867
[.] De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de balans vanaf pagina 52.
49
9.2
Staat van baten en lasten
Bedragen x € 1.000 BATEN Premiebijdragen voor risico pensioenfonds Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds Overige baten
[7] [8] [9]
Totaal baten
2011
2010
25.810 29.975 288
15.906 31.175 1.165
56.073
48.246
12.831 593
12.780 536
LASTEN Pensioenuitkeringen Pensioenuitvoeringskosten Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds - Pensioenopbouw - Toeslagverlening - Rentetoevoeging - Wijziging marktrente - Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten - Onttrekking voor pensioenuitkeringen en uitvoeringskosten - Wijziging grondslagen - Overige mutatie voorziening pensioenverplichting
[10] [11]
8.738 0 3.904 45.551
9.390 0 3.613 26.403
297
-258
-12.805 0
-12.800 9.318 -1.575
302 [12] [13] [14] [15]
45.987 530 -415 6
34.091 571 145 114
Totaal lasten
59.532
48.237
Saldo van baten en lasten
-3.459
9
Mutatie overige technische voorzieningen Saldo overdrachten van rechten Overige lasten
[.] De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de staat van baten en lasten vanaf pagina 73.
2011
2010
1.650 -5.109
1.522 -1.513
-3.459
9
Bestemming saldo van baten en lasten Bestemmingsreserve TOP-SUM Wettelijke en statutaire reserves Totaal baten
50
9.3
Kasstroomoverzicht
KASSTROOMOVERZICHT Bedragen x € 1.000 Pensioenactiviteiten Ontvangsten Premies Waardeovernames Overige, per saldo
Uitgaven Pensioenuitkeringen Waardeoverdrachten Pensioenuitvoeringskosten
2011
30.952 632 -2.914 28.670
15.606 82 1.999 17.687
12.867 217 616 13.700
12.780 227 591 13.598
Totale kasstroom uit pensioenactiviteiten Beleggingsactiviteiten Ontvangsten Directe beleggingsopbrengsten Verkopen en aflossingen van beleggingen
Uitgaven Aankopen beleggingen
2010
4.089
14.970
5.732
6.526
100.072 105.804
63.981 70.507
125.891
69.816
Totale kasstroom uit beleggingsactiviteiten Netto kasstroom Liquide middelen primo boekjaar Liquide middelen ultimo boekjaar
51
-20.087
691
-5.117
4.780
5.907
1.127
790
5.907
9.4
Toelichting op de jaarrekening
9.4.1
Bepalingen wet en regelgeving
De jaarrekening is opgesteld volgens de voorschriften die zijn vastgelegd in Titel 9, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving, in het bijzonder Richtlijn 610 Pensioenfondsen.
9.4.2
Waarderings- en berekeningsgrondslagen
Vergelijking met voorgaand jaar De gehanteerde grondslagen van waardering en van resultaatbepaling zijn ongewijzigd ten opzichte van het voorgaande jaar. Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, indien de herziening alleen voor die periode gevolgen heeft, of in de periode van herziening en toekomstige perioden, indien de herziening gevolgen heeft voor zowel de verslagperiode als toekomstige perioden. Opname van actief, verplichting, bate of last Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld.
52
Indien een transactie ertoe leidt dat alle of nagenoeg alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Saldering Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de rekening van baten en lasten opgenomen. Vreemde valuta Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar de rapporteringsvaluta euro tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen actuele waarde. Baten en lasten voortvloeiend uit transacties in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. De koersverschillen worden verwerkt onder de opbrengsten uit beleggingen. De koersen van de belangrijkste valuta per jaarultimo: 31-12-2011
Gemiddelde 2011
31-12-2010
Gemiddelde 2010
31-12-2009
USD
0,77033
0,71319
0,74541
0,75789
0,69699
GBP
1,19717
1,14950
1,16705
1,16879
1,12553
JPN
0,01001
0,00899
0,00919
0,00871
0,00749
CHF
0,82379
0,81269
0,79971
0,73244
0,67423
SEK
0,11237
0,11120
0,11080
0,10546
0,09762
De gemiddelde koersen zijn berekend op maandbasis. Algemeen beleggingen De beleggingen worden gewaardeerd op marktwaarde. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde resultaten worden rechtstreeks verantwoord in het resultaat. Belangen in door de vermogensbeheerder van het pensioenfonds beheerde beleggingsfondsen worden naar rato van het belang hierin gewaardeerd op hun onderliggende marktwaarde en geclassificeerd bij de betreffende beleggingscategorie. De liquide middelen die deel uitmaken van de onderliggende fondsen in aandelen, vastrentende waarden en vastgoed zijn bij de betreffende beleggingscategorie vermeld. Conform de aanbeveling van de Raad voor de Jaarverslaggeving worden participaties met een beleggingskarakter niet aangemerkt als een groepsmaatschappij en/of -deelneming.
53
Kosten vermogensbeheer De kosten vermogensbeheer zijn voor een deel onderdeel van de waardering van de net asset value van de beleggingsfondsen. Dit deel van de kosten wordt niet separaat zichtbaar gemaakt als zijnde ‘kosten vermogensbeheer’, maar maakt onderdeel uit van het behaalde beleggingsresultaat. Aandelen Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Niet beursgenoteerde aandelen worden gewaardeerd tegen de laatst bekende koers of waarde in het boekjaar. Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Indien vastrentende waarden of participaties in beleggingsinstellingen niet-beursgenoteerd zijn, vindt waardebepaling plaats op basis van de geschatte toekomstige netto kasstromen (rente en aflossingen) die uit de beleggingen zullen voortvloeien, contant gemaakt tegen de geldende marktrente en rekening houdend met het risicoprofiel en de looptijd. De balanswaarde van de vastrentende waarden is inclusief lopende interest. Vastgoedbeleggingen De belangen in beursgenoteerde vastgoedfondsen worden gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de per balansdatum geldende beurskoers. Direct vastgoed wordt periodiek door een onafhankelijke taxateur getaxeerd. Derivaten Derivaten worden gebruikt om posities op verschillende liquide financiële markten (aandelen, vastrentende waarden, valuta’s en grondstoffen) in te nemen, als alternatief voor het innemen van posities middels primaire instrumenten. De ingenomen posities hebben de volgende kenmerken: Posities worden gespreid over verschillende beleggingsportefeuilles (bijvoorbeeld aandelen versus obligaties). Posities worden binnen de beleggingscategorieën gespreid over deelmarkten (bijvoorbeeld Amerikaanse versus Europese markten). Overige beleggingen Overige beleggingen zijn: grondstoffen; beleggingsliquiditeiten. De overige beleggingen zijn gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de per balansdatum geldende beurskoers. De marktwaarde van niet-beursgenoteerde overige beleggingen wordt bepaald op basis van opgaven van een onafhankelijke derde of, indien niet voorhanden, op basis van financiële modellen. Indien geen betrouwbare schatting van de marktwaarde van deze beleggingen is te maken, worden deze gewaardeerd op kostprijs. Vorderingen en kortlopende schulden Deze zijn gewaardeerd tegen nominale waarde verminderd met de noodzakelijk geachte voorziening voor oninbaarheid.
54
Liquide middelen Onder de liquide middelen zijn opgenomen die kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen, die onmiddellijk opeisbaar zijn dan wel op korte termijn opeisbaar zijn en niet het karakter van beleggingen hebben. Rekening-courantschulden bij banken zijn opgenomen onder schulden aan kredietinstellingen (onder kortlopende schulden). Stichtingskapitaal en reserves Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtingen en overige technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen. Binnen het eigen vermogen wordt een bestemmingsreserve TOP/SUM(O) gevormd. De bestemmingsreserve TOP/SUM(O) heeft betrekking op voorwaardelijke toezeggingen aan deelnemers die op 1 januari 2006 jonger waren dan 56 jaar, oftewel geboren op of na 1 januari 1950. Deze reserve bestaat uit de reserve voor de staartverplichting TOP/SUM(O) in 2020 en de reserve voor de inkoop van de tijdsevenredige voorwaardelijke rechten. Met deze bestemmingsreserve wordt beoogd te voorkomen dat in de toekomstige jaren tot 2020 beslissingen over toeslagverlening worden genomen op basis van een te hoge dekkingsgraad. Voorziening pensioenverplichtingen De voorziening voor pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (toeslag)toezeggingen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente, waarvoor de actuele rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB wordt gebruikt. Bij de berekening van de voorziening voor pensioenverplichtingen is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of de opgebouwde pensioenaanspraken worden geïndexeerd. Alle per balansdatum bestaande toeslagbesluiten (ook voor toeslagbesluiten na balansdatum voor zover sprake is van ex ante-condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis van de contante waarde van premies waarvoor vrijstelling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid. Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt rekening gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. De voorziening voor pensioenverplichtingen is gebaseerd op de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen: De rentetermijnstructuur op balansdatum zoals die door DNB is vastgesteld en gepubliceerd, rekening houdend met de looptijd van de uitkeringen (2011: gemiddeld 2,7%, 2010: gemiddeld 3,4%). Sterftekansen zijn ontleend aan de AG-Prognosetafel 2010-2060. De sterftekansen zijn aangepast door gebruikmaking van leeftijdsafhankelijke correctiefactoren gebaseerd op
55
inkomensklasse ‘hoog’. De start is per 1 januari 2011 kolom 2011. Er is geen leeftijdsterugstelling gehanteerd (2010: AG-prognosetafels 2010-2060, zonder leeftijdsterugstelling met als start kolom 2010 ). Een opslag van 2% voor toekomstige administratiekosten en excassokosten. Gehuwdheidsfrequentie: voor ingegane pensioenen op basis van werkelijkheid; voor niet-ingegane partnerpensioenen 100%, waarbij verondersteld is dat de partner van het andere geslacht is; voor niet-ingegane aanvullende ouderdomspensioenen voor alleenstaanden 85%; de vrouwelijke partner wordt drie jaar jonger verondersteld dan de man. Een eventuele toeslagverlening per 1 januari van het volgende boekjaar wordt reeds op 31 december van het lopend boekjaar verwerkt, indien het besluit in het lopend boekjaar is genomen. Het fonds heeft de overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico’s gedeeltelijk herverzekerd. Voorziening langleven Deze overige technische voorziening is bedoeld als reservering voor het geval de huidige overlevingsgrondslagen van het fonds niet voldoende blijken te zijn. De benodigde hoogte van deze voorziening in 2050 is vastgesteld op basis van de aanname dat de levensverwachting in dat jaar hoger is voor zowel mannen als vrouwen. Dit resulteert in een extra voorziening in 2050 van 5%. Vanaf 2010 wordt hiertoe jaarlijks 0,125% van de voorziening gereserveerd. Overige technische voorzieningen (voorziening ingegane ziektegevallen) Deze overige technische voorziening bestaat uit de voorziening voor ingegane ziektegevallen in verband met de toekomstige schadelast indien zij na twee jaar arbeidsongeschikt zullen worden verklaard. Deze voorziening vloeit voort uit de invoering van het FTK. De voorziening is in 2010 aangepast aan twee keer het verschil tussen de ontvangen risicopremie voor arbeidsongeschiktheid en de herverzekeringspremie voor arbeidsongeschiktheid (in 2009 werd de hoogte van deze voorziening gebaseerd op waarnemingen omtrent arbeidsongeschiktheid in het deelnemersbestand van het fonds zelf). Resultaatbepaling De baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop zij betrekking hebben. Opbrengsten uit beleggingen Onder directe beleggingsopbrengsten worden alle ontvangen beleggingsopbrengsten verstaan, zoals ontvangen renten, dividenden en soortgelijke opbrengsten. Alle koersfluctuaties worden onder de indirecte beleggingsopbrengsten verantwoord. Dit betreffen zowel gerealiseerde als ongerealiseerde waardewijzigingen alsmede valutaresultaten. Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde transactiekosten, provisies en dergelijke. Deze opbrengsten worden verwerkt in de periode waarop zij betrekking hebben. Dividend wordt verantwoord in het jaar van declaratie. Het beleggingsrendement is de time weighted return berekend op dagbasis, rekening houdend met de marktexposures van derivaten. Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode. Dit houdt in dat alle ontvangsten en uitgaven ook als zodanig worden gepresenteerd. Er wordt onderscheid gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en kasstromen uit beleggingsactiviteiten.
56
9.4.3
Toelichting op de balans
Bedragen x € 1.000 ACTIVA [1] Beleggingen voor risico pensioenfonds Aandelen Vastrentende waarden Vastgoed Overige beleggingen Totaal Aandelen Stand begin boekjaar Aankopen Verkopen Beurs- en valutakoersverschillen Stand einde boekjaar Waarvan: Participaties AEGON aandelenfondsen Participaties BNP Paribas OBAM Vastrentende waarden Stand begin boekjaar Aankopen Verkopen en aflossingen Beurs- en valutakoersverschillen Stand einde boekjaar Waarvan: Participaties AEGON beleggingsfondsen
2011
2010
71.763 244.763 2.276 23.403 342.205
84.857 177.115 11.005 20.314 293.291
84.857 5.574 -5.031 -13.637 71.763
79.853 4.830 -6.966 7.140 84.857
40.464 31.299
43.146 41.711
177.115 92.846 -37.987 12.789 244.763
167.110 51.377 -32.704 -8.668 177.115
244.763
177.115
Onderstaande vastrentende waarden hebben een belang van meer dan 5% van de belegging in vastrentende waarden:
Franse staatsobligaties Duitse staatsobligaties Nederlandse staatsobligaties Oostenrijkse staatsobligaties
55.041 44.114 26.545 14.851
2011 22,5% 18,0% 10,8% 6,1%
Franse staatsobligaties Duitse staatsobligaties Nederlandse staatsobligaties Oostenrijkse staatsobligaties
42.003 41.475 17.399 9.463
2010 23,7% 23,4% 9,8% 5,3%
57
Vastgoed Stand begin boekjaar Aankopen Verkopen Beurs- en valutakoersverschillen Stand einde boekjaar
2011
2010
11.005 8.892 -18.102 481 2.276
10.836 0 0 169 11.005
Waarvan: Participaties TKPI Real Estate Fund (Indirecte vastgoedbeleggingen, zijnde participaties in beleggingsinstellingen die beleggen in vastgoed) Bedrijfsterrein te Emmen (directe vastgoedbeleggingen)
0
8.729
2.276
2.276
Verloopoverzicht direct vastgoed: Stand begin boekjaar Aankopen Verkopen Beurs- en valutakoersverschillen Stand einde boekjaar
2.276 0 0 0 2.276
2.276 0 0 0 2.276
Onderstaande vastgoedbeleggingen hebben een belang van meer dan 5% van de belegging in vastgoed:
Bedrijfsterrein te Emmen
2.276
2011 100,0%
Bedrijfsterrein te Emmen
2.276
2010 20,7%
Overige beleggingen Grondstoffen Beleggingsliquiditeiten
Grondstoffen Stand begin boekjaar Aankopen Verkopen Beurs- en valutakoersverschillen Stand einde boekjaar
58
22.779 624 23.403
20.314 690 21.004
2011
2010
20.314 13.030 -9.960 -605 22.779
6.061 13.609 -2.818 3.462 20.314
Waarvan: Participaties AEGON grondstoffenfondsen Directe grondstofbeleggingen
3.810 16.504
6.490 16.289
Onderstaande overige beleggingen hebben een belang van meer dan 5% van de belegging in overige beleggingen: 2011 Directe goudbelegging 7.744 33,1% Directe platinumbeleggingen 2.788 11,9% Directe zilverbeleggingen 5.757 24,6%
Directe goudbelegging (Commodities)
16.504
[2] Vorderingen en overlopende activa Herverzekeraar, te vorderen technisch resultaat Vooruitbetaalde pensioenuitkeringen en koopsommen TOP/SUM (O) Dividendbelasting Kortlopende beleggingsvorderingen Overig Totaal
2010 81,2%
2011
2010
3.289
1.183
2.579 2.860 1.503 475 7 10.713
1.166 9.414 894 0 12 12.669
De herverzekeringsovereenkomst tussen pensioenfonds Honeywell en AEGON Levensverzekering N.V. is in werking getreden op 1 januari 2009 voor de duur van vijf jaar. Deze overeenkomst wordt steeds voor een tijdvak van vijf jaar stilzwijgend verlengd, tenzij de overeenkomst tenminste twee maanden voor afloop bij aangetekende brief met bericht van ontvangst aan de andere partij is opgezegd. De technische winstdeling is gebaseerd op de resultaten in een periode van 7 jaar, startend vanaf 1 januari 2007, waarbij het resultaat over de jaren 2007 en 2008 is bepaald op grond van de voorgaande overeenkomst. Tijdens deze periode worden de resultaten gereserveerd met intrestvergoeding. Indien het totaal van het opgerente resultaat tot 1 januari 2014 positief is, wordt dit als winstaandeel aan het pensioenfonds uitgekeerd. Ultimo 2011 is op de balans onder de post ‘herverzekeraar, te vorderen technisch resultaat’ de verwachte technische resultaatdeling opgenomen die is gebaseerd op de technische resultaten over de jaren 2007 tot en met 2011. Alle overige vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. [3] Overige activa Banken, rekening-courant Totaal
790 790 De tegoeden bij banken staan ter vrije beschikking van het pensioenfonds.
59
5.907 5.907
PASSIVA [4] Stichtingskapitaal en reserves Wettelijke en statutaire reserves Bestemmingsreserve TOP-SUM Totaal Wettelijke en statutaire reserves Stand begin boekjaar Resultaat boekjaar Mutatie overige reserves Totaal
2011
2010
-3.032 7.356 4.324
2.077 5.706 7.783
2.077 -3.459 -1.650 -3.032
3.590 9 -1.522 2.077
De dekkingsgraad van het pensioenfonds bedraagt 99,1% per 31 december 2011. De vermogenspositie van het pensioenfonds kan worden gekarakteriseerd als dekkingstekort. Het herstel van het vermogen van het pensioenfonds is gebaseerd op het op 23 maart 2009 bij DNB ingediende herstelplan. Op 9 februari 2011 is door DNB dit herstelplan ongewijzigd goedgekeurd. De belangrijkste maatregelen uit het herstelplan zijn: voor het kortetermijnherstel wordt een periode van vijf jaar gehanteerd; de premie is vastgesteld op 30,7% van de pensioengrondslag zolang er sprake is van een dekkingstekort (dit is het geval bij een lagere dekkingsgraad dan 105%); de werkgever zal jaarlijks gedurende vier jaar, voor het eerst per 1 januari 2010, een extra bijdrage storten van € 3,5 miljoen; zolang het minimaal vereist eigen vermogen nog niet is overschreden worden geen toeslagen toegekend. Op grond van het herstelplan zou de dekkingsgraad per 31 december 2011 100,2% bedragen. De werkelijke dekkingsgraad per die datum is lager (99,1%). Dit betekent dat het pensioenfonds op dit moment achterloopt op het verwachte herstelpad. Begin 2012 heeft de werkgever zich, naast de bovenstaande maatregelen, bereid verklaard om, evenals in 2011, de verhoging van de levensverwachting (gedeeltelijk) te compenseren. Het pensioenfonds heeft daartoe in januari 2012 een bedrag van € 9,8 miljoen ontvangen van de werkgever. Daarnaast heeft het pensioenfonds, als gevolg van de onderdekking, nog eens additioneel € 4,1 miljoen van de werkgever ontvangen. Dit heeft een positief effect op de dekkingsgraad van ruim 4%-punt. Bestemmingsreserve TOP/SUM(O) Stand begin boekjaar Mutatie staartverplichting vanaf 2020 Mutatie opbouw voorwaardelijk pensioen tot 2020 Totaal
5.706 657
4.184 33
993 7.356
1.489 5.706
Waarvan: Staartverplichting vanaf 2020 Voorwaardelijke pensioentoezegging
822 6.534
165 5.541
60
[5] Technische voorzieningen Voorzieningen pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Voorziening langlevenrisico Overige technische voorzieningen Totaal
2011
2010
347.608 869 509 348.986
301.622 378 469 302.469
Voorzieningen pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Stand begin boekjaar 301.622 Pensioenopbouw 8.738 Toeslagverlening 0 Rentetoevoeging 3.904 Wijziging marktrente 45.551 Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten 297 Onttrekking voor pensioenuitkeringen en uitvoeringskosten -12.805 Aanpassing sterftegrondslagen 0 Overige mutatie voorziening pensioenverplichting 301 Stand einde boekjaar 347.608 Actieve deelnemers Pensioengerechtigden Gewezen deelnemers
267.531 9.390 0 3.613 26.403 -258 -12.800 9.318 -1.575 301.622
121.000 156.757 69.851 347.608
100.066 142.314 59.242 301.622
Voorziening langlevenrisico Stand begin boekjaar Dotatie (0,125% van de voorziening) Stand einde boekjaar
378 491 869
0 378 378
Overige technische voorzieningen Stand begin boekjaar Overige actuariële wijzigingen Stand einde boekjaar
469 40 509
276 193 469
Deze voorziening betreft de voorziening voor ingegane ziektegevallen. De voorziening is gelijk aan tweemaal de risicopremie voor arbeidsongeschiktheid en premiestelling. Korte beschrijving pensioenregeling De pensioenregeling van het fonds is grotendeels gelijk aan de pensioenregeling van PME en valt te kenmerken als een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling (een salarisdiensttijd regeling). Dit houdt in dat de hoogte van de te verkrijgen pensioenaanspraak in een bepaald jaar afhankelijk is van de hoogte van het salaris en de duur van de diensttijd in dat jaar. Opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers kunnen jaarlijks, indien de middelen van het fonds dit naar het oordeel van het bestuur toelaten, worden verhoogd op basis van de loonontwikkeling.
61
Per 1 januari 2006 is een nieuwe pensioenregeling in werking getreden. Deze regeling geldt voor deelnemers geboren op of na 1 januari 1950. De pensioenregeling voorziet in een ouderdomspensioen en een nabestaandenpensioen. De pensioenopbouw begint bij aanvang van het dienstverband. De pensioenrichtleeftijd is 65 jaar. Deelnemers geboren voor 1 januari 1950 vallen nog onder de pensioenregeling geldende vanaf 1 januari 2003. Deze pensioenregeling heeft een hogere franchise, een overbruggingspensioen en een pensioenleeftijd van 62 jaar. Het nabestaandenpensioen is in deze regeling op risicobasis. De hieronder beschreven regeling betreft alleen de regeling van de deelnemers geboren op of na 1 januari 1950. Overeenkomstig artikel 10 van de Pensioenwet kwalificeert de pensioenregeling als een uitkeringsovereenkomst. Actieve deelnemers Als uitgangspunt voor de verhoging van de aanspraken van actieve deelnemers wordt de algemene loonstijging bij de werkgever gebruikt. De toe te kennen verhoging is afhankelijk van de financiële positie van het fonds. Het opgebouwde pensioen is voor actieve deelnemers over het jaar 2010, per 1 januari 2011 niet verhoogd. Eveneens is het opgebouwde pensioen over het jaar 2011, per 1 januari 2012 niet verhoogd. Niet actieve deelnemers Voor de aanspraken van gewezen deelnemers en gepensioneerden geldt als uitgangspunt de stijging van het prijsindexcijfer (CPI alle huishoudens). De toe te kennen verhoging is afhankelijk van de financiële positie van het fonds. Het opgebouwde pensioen is voor niet actieve deelnemers over het jaar 2010, per 1 januari 2011 niet verhoogd. Eveneens is het opgebouwde pensioen over het jaar 2011, per 1 januari 2012 niet verhoogd. In het verleden niet toegekende toeslagen Als de financiële positie van het pensioenfonds het toelaat kunnen in het verleden niet toegekende toeslagen alsnog worden toegekend. Het bestuur beslist jaarlijks hierover in de decembervergadering. Inhaaltoeslag bedraagt maximaal 50% van de maatstaf; dat wil zeggen dat de toeslagverlening in enig jaar maximaal 150% is. Verder wordt eerst inhaaltoeslag verleend alvorens extra toeslag wordt toegekend. In verband met het opgestelde kortetermijn- en langetermijnherstelplan zal het bestuur zich bij het besluit inzake de toeslagverlening mede laten leiden door hetgeen in het herstelplan is opgenomen. Indien het fonds over onvoldoende inkomsten uit premies en beleggingen beschikt om de gewenste groei van de dekkingsgraad te bewerkstelligen, zal de verhoging niet of slechts gedeeltelijk worden toegekend. Actieve deelnemers Jaar Volledige toeslagverlening voor 2009 2009 3,01% 2010 1,76% 2011 1,66% 2012 2,16%
Toegekende toeslagen
Verschil
0,00% 0,00% 0,00% 0,00%
3,01% 1,76% 1,66% 2,16%
62
Cumulatief verschil 0,65% 3,68% 5,50% 7,25% 9,57%
Niet actieve deelnemers Jaar Volledige toeslagverlening voor 2009 2009 2,96% 2010 -0,11% 2011 1,38% 2012 2,42%
Toegekende toeslagen
Verschil
0,00% 0,00% 0,00% 0,00%
2,96% -0,11% 1,38% 2,42%
[6] Overige schulden en overlopende passiva Belastingen en premies sociale verzekeringen Herverzekeraar, af te dragen technisch resultaat Overige schulden Totaal einde boekjaar
Cumulatief verschil 0,77% 3,75% 3,64% 5,07% 7,61% 2011
2010
263 0 135 398
288 967 360 1.615
Alle overige schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
63
9.4.3.1
Risicobeheer
Beleid en risicobeheer Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen:
beleggingsbeleid; premiebeleid; herverzekeringsbeleid; toeslagverleningbeleid.
De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruikgemaakt van ALM-studies. Een ALM-studie is een analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid moet plaatsvinden. Ze zijn gericht op het beheersen van de volgende belangrijkste (beleggings)risico’s. Solvabiliteitsrisico Het pensioenfonds wordt geconfronteerd met risico’s. Een belangrijk risico voor het pensioenfonds is het solvabiliteitsrisico. Dit betreft het risico dat het pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen om de pensioenverplichtingen na te komen. Indien de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het pensioenfonds de premie moet verhogen en dat er geen ruimte is voor (volledige) toeslagverlening. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen (afstempelen). Ultimo 2011 is aan de hand van het standaardmodel van DNB per risicofactor het vereist eigen vermogen bepaald. Het vereist eigen vermogen per risicofactor is aan de hand van de voorgeschreven formule gecombineerd tot een totaal vereist eigen vermogen. Voor de evenwichtsberekening is de uitkomst hiervan zoals voorgeschreven in een aantal stappen gebruikt totdat het toetsingsverschil nihil is. Dit resulteert in de evenwichtsituatie, waarin het (fictieve) aanwezige eigen vermogen precies gelijk is aan het vereist eigen vermogen, bij een niveau van 11,2% (2010: 10,8%). Het vereist eigen vermogen is gebaseerd op de werkelijke portefeuille ultimo 2011 respectievelijk ultimo 2010. Indien het vereist eigen vermogen zou worden bepaald op basis van de strategische portefeuille per ultimo 2011, zou het vereist eigen vermogen lager zijn uitgekomen 10,1%. Ultimo 2011 bedroeg het vereist eigen vermogen € 39,1 miljoen (2010: € 32,8 miljoen).
64
Risicofactor
Vereist eigen vermogen 2011 7,7
Vereist eigen vermogen 2010 11,2
11,3 2,6
13,7 2,6
5,8
6,9
Schok 25%
1,3 0,1 8,5
Schok 35% Schok 15%
(S2)
0,8 0,1 6,5
Valutarisico
(S3)
3,8
0,9
Schok 20%
Grondstoffenrisico
(S4)
2,2
2,0
Schok 30%
Kredietrisico
(S5)
0,7
0,9
Spread x 40%
Verzekeringstechnisch risico
(S6)
3,0
3,0
Effect op passiva
Actief Beheer
(S10)
3,1
Renterisico Vastrentende waarden (incl. LDO) Renterisico VPV Totaal Renterisico Aandelenrisico - ontwikkelde markten en indirect vastgoed - opkomende markten - direct vastgoed Totaal zakelijke waarden risico
Standaardformule
(S1)
Toelichting
Renteschok o.b.v. kasstromen
Effect op passiva
De tracking error van de gehele beleggingsportefeuille bedraagt 1,4%. Daarnaast wordt rekening gehouden met een correlatie van 30% tussen S10 en S1+ S5 en tussen S10 en S2+S4.
11,2
10,8
Beleggingsrisico's De belangrijkste beleggingsrisico's betreffen het markt-, krediet- en liquiditeitsrisico. Het marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin het pensioenfonds op basis van het vastgestelde beleggingsbeleid actief is. De beheersing van het risico is geïntegreerd in het beleggingsproces. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid kunnen zich voorts risico's manifesteren uit hoofde van de geselecteerde managers en bewaarbedrijven (zogeheten manager- en custody risico), en de juridische bepalingen over gebruikte instrumenten en de uitvoeringsovereenkomst (juridisch risico). Het marktrisico wordt beheerst doordat met de vermogensbeheerder specifieke mandaten zijn afgesproken, die in overeenstemming zijn met de beleidskaders en richtlijnen zoals deze zijn vastgesteld door het bestuur. Het bestuur
65
monitort de mate van naleving van deze mandaten. De marktposities worden periodiek gerapporteerd. Renterisico (S1) Door het renterisico gedeeltelijk af te dekken, is de dekkingsgraad minder afhankelijk van de renteontwikkeling. De renteafdekking voor het pensioenfonds vindt plaats door een combinatie van de portefeuille vastrentende waarden en een Long Duration Overlay beleggingsfonds. De samenstelling van de beleggingsportefeuille naar looptijd is als volgt:
€ 14.744
2011 % 4,3
€ 6.665
2010 % 2,3
142.488
41,6
87.083
29,7
45.344 49.360 90.269
13,3 14,4 26,4
54.191 22.929 122.423
18,5 7,8 41,7
342.205
100,0
293.291
100,0
Bedragen * € 1.000 Resterende looptijd Resterende looptijd < 5 jaar Resterende looptijd < 10 jaar Resterende looptijd Niet rentedragend
≤ 1 jaar > 1 jaar en > 6 jaar en ≥ 10 jaar
Totaal
De presentatie van de vastrentende waarden in bovenstaande looptijden hangt samen met het lange termijn karakter van de investeringen van het pensioenfonds en het hiermee samenhangende beleid en ter vergelijking met de looptijden van de verplichtingen. De resterende looptijd van de verplichtingen kan als volgt worden weergegeven:
€ 57.816
2011 % 16,6%
€ 89.808
2010 % 29,6%
43.298
12,4%
53.071
17,5%
110.693 137.179
31,7% 39,3%
93.052 67.169
30,7% 22,2%
348.986
100,0%
303.100
100,0%
Bedragen * € 1.000 Resterende looptijd Resterende looptijd < 10 jaar Resterende looptijd en < 20 jaar Resterende looptijd Totaal
≤ 5 jaar > 5 jaar en > 10 jaar ≥ 20 jaar
Zakelijke waarden risico (S2) Zakelijke waarden risico is het risico dat door de ontwikkeling van marktprijzen (veroorzaakt door factoren die samenhangen met een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren) waardewijzigingen plaatsvinden. Wijzigingen in marktomstandigheden hebben altijd direct invloed op het beleggingsresultaat, omdat alle beleggingen worden gewaardeerd op reële waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk worden verwerkt in het saldo van baten en lasten. Door spreiding binnen de portefeuille (diversificatie) wordt het zakelijke waarden risico gedempt.
66
Valutarisico (S3) Het valutarisico betreft het risico dat de waarde van de beleggingen die in vreemde valuta luiden vermindert als gevolg van veranderingen van vreemde valutakoersen. De pensioenverplichtingen luiden in euro’s. Een deel van de beleggingsportefeuille luidt in vreemde valuta. De verdeling van de beleggingen in financiële instrumenten is als volgt:
EUR USD GBP JPY Overig
€ 283.657 11.576 4.300 2.275 40.397
2011 % 82,9 3,4 1,3 0,7 11,7
Totaal
342.205
100,0
Bedragen * € 1.000
€ 264.874 13.030 3.884 2.651 8.852
2010 % 90,4 4,4 1,3 0,9 3,0
293.291
100,0
Prijsrisico Het prijsrisico is het risico dat de waarde van de zakelijke waarden verandert als gevolg van veranderingen in de desbetreffende marktprijzen. Het prijsrisico wordt gemitigeerd door spreiding naar regio en sector. Het marktrisico wordt beheerst doordat met de vermogensbeheerder specifieke mandaten zijn afgesproken, welke in overeenstemming zijn met de beleidskaders en richtlijnen die zijn vastgesteld door het bestuur. Het bestuur monitort de mate van compliance aan deze mandaten. De marktposities worden periodiek gerapporteerd aan het bestuur. De segmentatie van de beleggingsportefeuille naar landen is als volgt:
€ 57.797 46.655 62.271 33.863 21.556 2.275 117.788
2011 % 16,9 13,6 18,2 9,9 6,3 0,7 34,4
€ 82.580 45.359 48.397 18.472 11.794 2.651 84.038
2010 % 28,2 15,5 16,5 6,3 4,0 0,9 28,6
342.205
100,0%
293.291
100,0%
(Bedragen * € 1.000) Nederland Duitsland Frankrijk Verenigd Koninkrijk Verenigde Staten Japan Overige landen Totaal
67
De segmentatie van de beleggingsportefeuille naar sectoren is als volgt: (Bedragen * € 1.000)
Industrie Financiële instellingen Overheid Olie Overig Totaal
2010
2011 € 20.620 62.281 190.807 3.780 64.717
% 6,0 18,2 55,8 1,1 18,9
€ 22.486 89.016 120.717 3.497 57.575
% 7,7 30,4 41,2 1,2 19,5
342.205
100,0%
293.291
100,0%
Kredietrisico (S5) Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het pensioenfonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het pensioenfonds (potentiële) vorderingen heeft. Het kredietrisico is beperkt, omdat beperkt wordt belegd in schuldtitels van ondernemingen. Het tegenpartijrisico verbonden aan de inzet van afgeleide financiële instrumenten wordt op marktconforme wijze beheerst. Daarnaast wordt dit risico beperkt door gebruik te maken van tegenpartijen met een goede reputatie. De segmentatie van de vastrentendewaardenportefeuille naar kredietrating is als volgt: (Bedragen * € 1.000)
AAA AA+ / AA / AAA+ / A / ABBB+ / BBB / BBBLager dan BBBGeen rating * Totaal
2010
2011 € 188.896 4.870 21.810 15.271 0 13.916
% 77,2 2,0 8,9 6,2 0,0 5,7
€ 120.941 8.513 30.831 15.464 0 1.366
% 68,3 4,8 17,4 8,7 0,0 0,8
244.763
100,0%
177.115
100,0%
* De beleggingen in de categorie ‘geen rating’ hebben voor het grootste gedeelte betrekking op beleggingsinstrumenten zonder rating die zijn opgenomen in het Long Duration Overlay beleggingsfonds waarin het pensioenfonds belegd. Verzekeringtechnische risico’s (actuariële risico’s) (S6)
Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. In de berekening van S6 is het langlevenrisico meegenomen. Het langlevenrisico is het belangrijkste verzekeringstechnische risico. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van
68
AG-prognosetafel 2010-2060 met adequate correcties voor ervaringssterfte is het langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen. Toeslagrisico Het bestuur van het pensioenfonds heeft de ambitie om toeslagen op het pensioen toe te kennen. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen van de rente, rendement, looninflatie en demografie. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de toeslagverlening voorwaardelijk is. De zogenaamde reële dekkingsgraad geeft zicht op de mate waarin toeslagen kunnen worden verleend. Voor het bepalen van de reële dekkingsgraad wordt bij het vaststellen van de pensioenverplichtingen rekening gehouden met toekomstige toeslagverlening. Dit in tegenstelling tot de nominale dekkingsgraad, waarbij géén rekening gehouden wordt met deze toekomstige toeslagverlening. Per 31 december 2011 bedraagt de reële dekkingsgraad 62%. Om te kunnen voldoen aan de toeslagambitie van het pensioenfonds is een reële dekkingsgraad benodigd van 100%. Liquiditeitsrisico (S7) Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het pensioenfonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Recente marktomstandigheden hebben de liquiditeit in verschillende markten en instrumenten beperkt. Hierdoor zouden grote outflows tot een tijdelijke liquiditeitsprobleem kunnen leiden indien er onvoldoende liquiditeit is om posities te verkopen. Vrijwel alle beleggingsfondsen van AEAM hanteren een beleggingsmandaat waarin staat dat alle fondsen een bepaald percentage aan liquiditeiten dient aan te houden. Concentratierisico (S8) Grote posten kunnen leiden tot concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen, moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden opgeteld. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Deze posten worden in onderstaande tabel weergegeven: Bedragen * € 1.000
2010
2011 €
%
€
%
Aandelen BNP Paribas
31.660
9,0
42.788
13,7
Vastrentende waarden Franse staatsobligaties Duitse staatsobligaties Nederlandse staatsobligaties Oostenrijkse staatsobligaties Australische staatsobligaties Canadese staatsobligaties Noorse staatsobligaties Zwitserse staatsobligaties
55.041 44.114 26.545 14.851 8.104 7.817 7.824 7.410
15,6 12,5 7,5 4,2 2,3 2,2 2,2 2,1
42.003 41.475 17.399 9.463 -
13,5 13,3 5,6 3,0 -
-
< 2,0
16.504
5,3
Overige beleggingen Directe goudbelegging
69
In bovenstaande tabel is de zogenoemde ‘look through’ toegepast. Dit houdt in dat bij beleggingen in beleggingsfondsen de waarde van een onderliggende belegging wordt meegenomen. Actief beheer (S10) Een actief beleggingsrisico ontstaat wanneer met het beleggingsbeleid binnen de beleggingscategorieën afgeweken wordt van het beleid volgens de benchmark. Een maatstaf van de mate waarin actief wordt belegd is de zogenaamde ‘tracking error’. De tracking error geeft aan hoe groot de afwijkingen van het rendement kunnen zijn ten opzichte van het benchmarkrendement. Hoe hoger de tracking error, hoe hoger het actief risico. Het actief risico is in de berekening van het vereist eigen vermogen opgenomen als S10. Bij het pensioenfonds bedraagt de tracking error van de gehele beleggingsportefeuille 1,4%. Daarnaast wordt rekening gehouden met een correlatie van 30% tussen S10 en S1 + S5 en tussen S10 en S2 + S4. Niet-financiële risico’s Naast financiële risico’s loopt het pensioenfonds ook niet-financiële risico’s die het behalen van de doelstellingen kunnen bedreigen. Deze risico’s kunnen uiteindelijk ook een financiële impact hebben. De belangrijkste niet-financiële risico’s is het operationele risico. Operationeel-/uitbestedingsrisico Operationeel risico is het risico dat optreedt bij de uitvoering van het pensioen- en vermogensbeheer en heeft betrekking op de continuïteit, integriteit en kwaliteit van de dienstverlening. Het pensioenfonds heeft de genoemde werkzaamheden uitbesteed aan TKP en AAM. Uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel worden geschaad. Het uitbestedingsrisico wordt gemitigeerd door de afspraken (kwaliteitseisen) in de uitvoeringsovereenkomst en de daaraan verbonden Service Level Agreement (SLA). Monitoring van de uitvoering door het bestuur van het pensioenfonds vindt plaats op basis van de periodieke rapportages van de externe uitvoerder over de uitgevoerde werkzaamheden. Tevens ontvangt het pensioenfonds van TKP en AAM ISAE 3402 type IIrapportages. Deze rapportages geven inzicht in de wijze van beheersing van de operationele risico’s en geeft aan of de uitvoerder ‘in control’ is. Een externe accountant certificeert de rapportages. De advisering over de uitvoering van de pensioenregeling is uitbesteed aan Mercer B.V.
9.4.4
Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen
Langlopende contractuele verplichtingen Het pensioenfonds heeft een uitbestedingsovereenkomst afgesloten met TKP Pensioen B.V. per 1 januari 2009. Het betreft een langlopende overeenkomst inzake pensioenadministratie, bestuursondersteuning en financiële administratie voor een periode van vijf jaar met een opzegtermijn van één jaar. De vergoeding voor 2011 bedraagt € 0,2 miljoen (2010: € 0,2 miljoen). Met AEGON Levensverzekering B.V. heeft het pensioenfonds per 1 januari 2009 een risicoherverzekeringscontract gesloten waarin het risico op overlijden en arbeidsongeschiktheid van deelnemers (gedeeltelijk) zijn ondergebracht voor de duur van vijf jaar. Deze overeenkomst wordt steeds voor een tijdvak van vijf jaar stilzwijgend verlengd, tenzij de
70
overeenkomst tenminste twee maanden voor afloop bij aangetekende brief met bericht van ontvangst aan de andere partij is opgezegd. De verschuldigde herverzekeringspremie wordt geboekt in de rekening-courant met de herverzekeraar. Naast de te betalen premie (last), heeft het pensioenfonds een vordering op de herverzekeraar inzake de (verwachte) technische winstdeling (bate). Per saldo heeft dit geen resultaatseffect. Zodra het werkelijke technische resultaat over het boekjaar bekend is, vindt eventuele bijstelling plaats. Onderdeel van de te betalen premie zijn de administratiekosten, alsmede de stoploss-premie. Deze worden als last genomen in de staat van baten en lasten onder de overige lasten en bedragen jaarlijks ongeveer € 0,1 miljoen. De winstdeling is gebaseerd op de resultaten in een periode van 7 jaar, startend vanaf 1 januari 2007, waarbij het resultaat over de jaren 2007 en 2008 is bepaald op grond van de voorgaande overeenkomst. Tijdens deze periode worden de resultaten gereserveerd met intrestvergoeding. Indien het totaal van het opgerente resultaat tot 1 januari 2014 positief is, wordt dit als winstaandeel aan het pensioenfonds uitgekeerd. Ultimo 2011 is onder de overige vorderingen onder de post ‘herverzekeraar, te vorderen technisch resultaat’ de verwachte technische resultaatdeling opgenomen die is gebaseerd op de technische resultaten over de jaren 2007 tot en met 2011.
71
9.4.5
Toelichting op de staat van baten en lasten
Bedragen x € 1.000 [7] Premiebijdragen voor risico pensioenfonds Premie en koopsommen Pensioenpremie Herstelbijdrage Koopsom als gevolg van stijging levensverwachting TOP-SUM (o) bijdrage Koopsom FVP bijdrage Overige koopsommen Afrekening premie vorig boekjaar Totaal Premie-inkomsten
2011
2010
10.738 3.500 9.800 1.160 195 419 -2 25.810
9.937 3.500 0 1.510 169 796 -6 15.906
De kostendekkende, gedempte en feitelijke premies zijn als volgt: Kostendekkende premie Gedempte premie Feitelijke premie Totaal ontvangen premie
10.113 8.837 10.736 24.036
9.231 8.921 9.937 13.437
De kostendekkende premie, vastgesteld op basis van de rentetermijnstructuur 2010, bedraagt € 10,1 miljoen in 2011. De gedempte kostendekkende premie, vastgesteld op basis van de 5-jaars voortschrijdend gemiddelde rentetermijnstructuur, bedraagt € 8,8 miljoen in 2011. De feitelijke premie bedraagt in 2011 € 10,7 miljoen (2010: € 9,9 miljoen). Dit betreft de premie voor de basisregeling met uitzondering van de koopsommen en de afrekening van vorige boekjaren. De totaal ontvangen premie bedraagt in 2011 € 24,0 miljoen (2010: € 13,4 miljoen). De totaal ontvangen premie is de som van de feitelijke premie en de aanvullende bijdrage van de werkgever van € 13,3 miljoen. De premieopbrengsten zijn niet gesplitst naar een werkgevers- en een werknemersdeel, omdat de totale premie volgens overeenkomst aan de werkgevers in rekening wordt gebracht. Een deel van de premie wordt door de werkgevers ingehouden op het salaris van de werknemers. Aangezien er geen directe relatie is tussen het werkgevers- en het werknemersdeel, kunnen deze niet afzonderlijk worden weergegeven. Er is geen sprake van premies voor risico deelnemers.
72
[8] Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds AANDELEN Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Aandelen totaal VASTRENTENDE WAARDEN Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Vastrentende waarden totaal VASTGOED Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Vastgoed totaal OVERIGE BELEGGINGEN Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Overige beleggingen totaal
LIQUIDE MIDDELEN Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Liquide middelen totaal Kosten vermogensbeheer Totaal Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten
[9] Overige baten Interest waardeoverdrachten Interest premie en koopsommen Interest overig Overig Totaal [10] Pensioenuitkeringen Ouderdomspensioen Partnerpensioen Wezenpensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen WAO-aanvulling Afkoop pensioenen premierestitutie Totaal
73
2011
2010
1.231 -13.637 -12.406
2.384 7.140 9.524
29.499 12.789 42.288
4.714 12.996 17.710
134 481 615
291 35 326
51 -604 -553
0 3.584 3.584
2011
2010
81 0 81 50
22 0 22 -9
30.946 -971 29.975
7.420 23.755 31.175
6 281 1 0 288
6 281 647 231 1.165
11.027 1.648 38 12 55 51 12.831
11.035 1.621 35 16 56 17 12.780
[11] Pensioenuitvoeringskosten Bestuurskosten Kosten verantwoordingsorgaan en visitatiecommissie Vergoeding TKP Controle- en advieskosten accountant Controle- en advieskosten actuaris Overige advieskosten Contributies en bijdragen Dwangsommen en boetes Overige
2011
2010
3 0 192 53 305 1 37 0 2 593
3 14 207 57 217 1 37 0 0 536
Bestuurskosten De beloning aan bestuurders is in het boekjaar 2011 nihil, evenals in boekjaar 2010. De bestuurskosten van € 3 duizend betreffen reis- en vergaderkosten. Financiële vergoeding visitatiecommissie In 2011 was er geen visitatiecommissie actief. De kosten waren daarom nihil. Accountantshonoraria Onder de controle- en advieskosten van de accountant zijn opgenomen de volgende accountantshonoraria:
Controle van de jaarrekening Andere controleopdrachten Totaal
2011
2010
36 17 53
45 12 57
Controle- en advieskosten actuaris Onder de controle- en advieskosten van de actuaris zijn opgenomen de volgende onderdelen:
Certificering jaarwerk Advies Totaal
2011
2010
46 259 305
45 172 217
De advieskosten van de actuaris zijn ten opzichte van 2010 gestegen. Dit wordt onder andere veroorzaakt doordat vanaf 2011 het vereist eigen vermogen op kwartaalbasis wordt berekend (2010: jaarlijks), er is een ALM-studie uitgevoerd en daarnaast zitten in de kosten 2011 nog overlopende kosten die betrekking hebben op het jaar 2010 (€ 23 duizend). Personeel Het pensioenfonds heeft geen personeel in dienst. De beheersactiviteiten worden met ingang op basis van een uitvoeringsovereenkomst verricht door personeel werkzaam van TKP Pensioen B.V., dan wel door personeel in dienst van externe vermogensbeheerders.
74
[12] Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling. Toeslagverlening Als uitgangspunt voor de verhoging van de aanspraken van actieve deelnemers wordt de algemene loonstijging bij de werkgever gebruikt. Voor de aanspraken van gewezen deelnemers en gepensioneerden geldt als uitgangspunt de stijging van het prijsindexcijfer (CPI alle huishoudens). De toeslagverlening heeft een voorwaardelijk karakter. Dit betekent dat geen recht op toeslagverlening bestaat en dat het niet zeker is of en in hoeverre in de toekomst toeslagverlening kan plaatsvinden. Een eventuele achterstand in de toeslagverlening kan worden ingehaald. Het fonds verkeert in een situatie van dekkingstekort. Gegeven de financiële situatie van het fonds heeft het bestuur heeft besloten per 1 januari 2011 en per 1 januari 2012 geen toeslag te verlenen. Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 1,3% (2010: 1,3%), zijnde € 3,9 miljoen (2010: € 3,6 miljoen). Wijziging marktrente De marktrente wordt bepaald conform de rentetermijnstructuur, zoals gepubliceerd door DNB. Door uitzonderlijke marktomstandigheden en gebrekkige liquiditeit in het lange eind van de interbancaire swapmarkt bestaat er volgens DNB onzekerheid omtrent juiste prijsvorming op de interbancaire swapmarkt. Als gevolg hiervan heeft DNB – in lijn met artikel 126 van de Pensioenwet – besloten de RTS (rentetermijnstructuur) per ultimo 2011 vast te stellen als een gemiddelde van de RTS van alle handelsdagen in de periode 1 oktober tot en met 31 december 2011. De pensioenverplichtingen van het fonds zijn berekend op basis van deze door DNB aangepaste RTS. De gemiddelde marktrente is per 31 december 2011 2,7% (2010: 3,4%) en daarmee 0,7% lager dan per 31 december 2010. Als gevolg van deze daling van de marktrente diende € 45,6 miljoen te worden toegevoegd aan de voorziening pensioenverplichtingen. Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten De gevolgen van waardeovernames en waardeoverdrachten worden meegenomen in de berekening van de voorziening. Onttrekking voor pensioenuitkeringen en uitvoeringskosten Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen van de verslagperiode.
75
Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de kosten van de verslagperiode. Wijziging grondslagen Op 30 augustus 2010 heeft het Actuarieel Genootschap de nieuwe prognosetafels 2010-2060 gepubliceerd. In oktober 2010 heeft het bestuur op basis van onderzoek naar de ervaringsterfte besloten om met ingang van 1 januari 2010 de sterftekansen aan te passen door gebruikmaking van leeftijdsafhankelijke correctiefactoren gebaseerd op inkomensklasse ‘hoog’. Door het meenemen van deze correctiefactoren wordt op een adequate wijze rekening gehouden met het feit dat de werkende populatie geacht wordt langer te leven. Het bestuur heeft besloten om een voorziening langleven op te nemen. Deze technische voorziening is bedoeld als reservering voor het geval de huidige overlevingsgrondslagen van het fonds niet voldoende blijken te zijn. Vanaf 2010 wordt hiertoe jaarlijks 0,125% van de voorziening pensioenverplichtingen per ultimo van het jaar gereserveerd. Het totale effect op de technische voorziening van de aangepaste prognosetafel (inclusief ervaringssterfte) bedraagt 7,4%, waarvan in 2009 reeds 4,0% is meegenomen. 2011
2010
531
571
-632 217 -415
-82 227 145
0 6 6
103 11 114
[13] Mutatie overige technische voorzieningen
[14] Saldo overdrachten van rechten Waardeovernames Waardeoverdrachten Totaal [15] Overige lasten Kostenvergoeding herverzekeraar Interest waardeoverdrachten Totaal
76
9.4.6 Verbonden partijen Transacties met bestuurders De bezoldiging van de bestuurders wordt nader toegelicht in de toelichting op de staat van baten en lasten bij de uitvoeringskosten. Het pensioenfonds heeft geen leningen verstrekt aan de (voormalige) bestuurders. Ook heeft het pensioenfonds geen vorderingen op de (voormalige) bestuurders. Overige transacties met verbonden partijen Het pensioenfonds heeft een uitvoeringsovereenkomst afgesloten met de werkgever ten aanzien van de uitvoering van het pensioenreglement. De belangrijkste onderdelen uit deze overeenkomst zijn:
de werkgever is verplicht al zijn werknemers waarop de pensioenovereenkomst van toepassing is aan te melden als deelnemer; de werkgever verplicht zich de overeengekomen gegevens inzake werknemers tijdig en op de overeengekomen wijze aan het fonds te vertrekken; het fonds verplicht zich de deelnemers en overige rechthebbenden pensioenaanspraken en pensioenrechten toe te kennen overeenkomstig de bepalingen van de geldende statuten en/of het pensioenreglement; ter dekking van de financiële gevolgen van de door het fonds aangegane verplichtingen, zoals vastgelegd in de statuten en het pensioenreglement, verplicht de werkgever zich per kwartaal premies aan het fonds te voldoen, met inachtneming van de bepalingen van de uitvoeringsovereenkomst; bij een tekort van het fonds, is de werkgever geen extra premie verschuldigd; indien de vermogenspositie van het fonds daartoe aanleiding geeft, kan het bestuur van het fonds besluiten tot een verlaging van de premie, met inachtneming van de hierover opgenomen bepalingen in de ABTN en in overeenstemming met wettelijke regelingen. Het fonds kan niet eerder tot het verlagen van de premie overgaan, dan nadat eerst een eventuele achterstand in de toeslagverlening is ingelopen en vervolgens de dekkingsgraad nog boven de premiekortingsgrens ligt.
De overeenkomst is in werking getreden per 1 januari 2008 en wordt ieder jaar automatisch met één jaar verlengd, tenzij één van beide partijen twee maanden voor het jaareinde schriftelijk te kennen geeft de overeenkomst te willen beëindigen. De overeenkomst is geamendeerd op 22 april 2009 als gevolg van het herstelplan. In afwijking van bovenstaande is een sprake van een aanvullende bijdrage van de werkgever. Zolang de dekkingsgraad van het fonds niet gestegen is tot boven de dekkingsgraad behorend bij het vereist eigen vermogen zal de werkgever een aanvullende bijdrage van de werkgever van € 3,5 miljoen per jaar voldoen tot en met 1 januari 2013. De verplichting eindigt indien de dekkingsgraad een drietal kwartalen achtereenvolgens op of boven het niveau van het minimaal vereist eigen vermogen is uitgekomen. Amsterdam, 5 juni 2012 F.H.M. van den Oetelaar, voorzitter M.J.M. van Falier, secretaris F.G. Boukens J. Huigen mw. C. van der Voort-Bergman
77
Overige gegevens
78
10.
Overige gegevens
10.1
Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten
Er zijn geen statutaire bepalingen betreffende de bestemming van het resultaat. Het voorstel voor de bestemming van het saldo van baten en lasten over 2011 is opgenomen onder de staat van baten en lasten.
10.2
Gebeurtenissen na balansdatum
Begin 2011 heeft de werkgever zich bereid verklaard om de verhoging van de levensverwachting (gedeeltelijk) te compenseren. Indien het vrij eigen vermogen aan het eind van 2010 of 2011 lager is dan het vereist eigen vermogen zal voor 1 april na afloop van het betreffende jaar een storting door de werkgever plaatsvinden van € 9,8 miljoen. Aangezien ultimo 2011 het vrij eigen vermogen lager is dan het vereist eigen vermogen, heeft het pensioenfonds begin 2012 een bedrag van € 9,8 miljoen ontvangen. Daarnaast heeft het pensioenfonds begin 2012, als gevolg van de onderdekking, nog eens € 4,1 miljoen van de werkgever ontvangen. Dit heeft een positief effect op de dekkingsgraad van ruim 4%-punt. Als gevolg van de afspraken uit het Herstelplan heeft de werkgever op 1 januari 2012, naast de bovenstaande stortingen, nog een extra bijdrage gedaan van € 3,5 miljoen.
79
10.3
Actuariële verklaring
Opdracht Door Stichting Pensioenfonds Honeywell te Amsterdam is aan Mercer Certificering B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2011. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn “Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen” heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld, en heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een dekkingstekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van de artikelen 131, lid 1, 132, lid 1 en 133 gezien het aanwezige negatieve eigen vermogen van het pensioenfonds.
80
Er is sprake van consistentie tussen de gewekte verwachting, de financiering en het realiseren van toeslagen. Echter, op basis van het herstelplan zal het pensioenfonds voorlopig niet in staat zijn om uitvoering aan het toeslagbeleid te kunnen geven. De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds Honeywell is naar mijn mening slecht, vanwege een dekkingstekort. Amstelveen, 5 juni 2012
Drs. J.E.J. Vink AAG verbonden aan Mercer Certificering B.V.
81
10.4
Controle verklaring van de onafhankelijke accountant
Aan: het Bestuur van Stichting Pensioenfonds Honeywell
Verklaring betreffende de jaarrekening
Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2011 van Stichting Pensioenfonds Honeywell te Amsterdam gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2011 en de staat van baten en lasten over 2011 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
82
Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds Honeywell per 31 december 2011 en van het resultaat over 2011 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW.
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen
Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Amsterdam, 5 juni 2012 PricewaterhouseCoopers Accountants N.V.
Origineel getekend door: Drs. H.C. van der Rijst RA
83
10.5
Bijzondere statutaire zeggenschapsrechten
Het bestuur bestaat uit zes leden. Drie leden worden benoemd door Honeywell B.V. Het bestuurslidmaatschap van deze leden kan door Honeywell B.V. worden beëindigd. Twee van deze bestuursleden moeten deelnemer zijn. De drie andere leden worden gekozen en benoemd door de deelnemers uit de deelnemers. Ieder werknemerslid wordt benoemd voor een tijd van drie jaar, behoudens herverkiezing.
84
Bijlagen
85
Bijlage 1
Deelnemersbestand Stand ultimo vorig
Stand ultimo
verslagjaar Actieven
Bij
Af
verslagjaar
815
28
62
781
Slapers
1.493
34
64
1.463
Gepensioneerden
1.055
102
71
1.086
737
64
40
761
63
2
2
63
240
33
25
248
15
3
4
14
3.363
164
195
3.330
waarvan: (tijdelijk) ouderdomspensioen arbeidsongeschiktheidspensioen partnerpensioen wezenpensioen Totaal:
86
Bijlage 2
Begrippenlijst
ABTN Afkorting voor actuariële en bedrijfstechnische nota. In deze, door de wet verplicht gestelde nota, wordt het beleid van het fonds beschreven op het gebied van financiering, beleggingen, pensioenen en toeslagverlening. Actuariële analyse In deze analyse wordt de invloed verklaard van opgetreden verschillen tussen de actuariële grondslagen en werkelijke ontwikkelingen. Asset Liability Management (ALM) Het in kaart brengen van de onderlinge samenhang van pensioenverplichtingen, premiebeleid en beleggingsmix. Met behulp van ALM-simulatiemodellen worden beelden geschetst van de kansen en bedreigingen voor het pensioenfonds in diverse economische scenario’s. Beleggingsfonds Instelling die geld van derden belegt in aandelen of andere beleggingssoorten. Beleggingsmix De verdeling van beleggingen over verschillende beleggingscategorieën, zoals bijvoorbeeld aandelen, vastrentende waarden en vastgoed. Ook wel beleggingsportefeuille. Benchmark Representatieve herbeleggingsindex waartegen de prestaties van de beleggingsportefeuille worden afgezet. Contante waarde De huidige waarde van een bedrag waarover je pas na een bepaalde periode de beschikking hebt. Dekkingsgraad De dekkingsgraad is een maatstaf voor de financiële positie van een pensioenfonds. Het geeft de verhouding weer tussen het vermogen en de waarde van de pensioenverplichtingen, uitgedrukt in een percentage. Dit verhoudingsgetal geeft aan in hoeverre op lange termijn de pensioenverplichtingen kunnen worden nagekomen. De netto activa zijn het saldo van het belegd vermogen, de andere activa en de schulden. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen de nominale en de reële dekkingsgraad:
Nominale dekkingsgraad Bij de nominale dekkingsgraad wordt bij het vaststellen van de pensioenverplichtingen géén rekening gehouden met toekomstige toeslagverlening.
Reële dekkingsgraad Bij de reële dekkingsgraad wordt bij het vaststellen van de pensioenverplichtingen wel rekening gehouden met toekomstige toeslagverlening.
Daar waar in het jaarverslag over ‘de dekkingsgraad’ wordt gesproken, wordt de nominale dekkingsgraad bedoeld.
87
Derivaten Van effecten afgeleide financiële instrumenten (beleggingsproducten), waarvan de waarde afhankelijk is van de waarde van andere meer onderliggende variabelen als valuta’s, effecten en rentes. DNB De Nederlandsche Bank. Doorsneepremie Voor alle deelnemers aan de pensioenregeling van het pensioenfonds is de doorsneepremie een gelijk percentage van de pensioengrondslag. Bij de berekening van dit percentage wordt het totaal van individueel berekende pensioenkosten van de deelnemers uitgedrukt als een percentage van de som van alle pensioengrondslagen. Iedereen betaalt dit percentage als pensioenpremie, waardoor geslacht, leeftijd en burgerlijke staat geen rol meer spelen. Duration De gevoeligheid van een waarde voor fluctuaties in de kapitaalmarktrente, rekening houdend met de resterende looptijd van die waarde. Eigen vermogen Buffer om mogelijke waardedalingen van de in het fonds aanwezige middelen op te vangen. Pensioenfondsen zijn verplicht om te beschikken over een voldoende grote buffer. Met een toereikendheidstoets kan jaarlijks worden vastgesteld of het eigen vermogen groot genoeg is. Ervaringssterfte Omdat aangenomen wordt dat de werkende bevolking gezonder is dan de niet werkende bevolking wordt op basis van ervaringscijfers op de sterftekansen zoals ontleend aan de prognosetafel een leeftijdsafhankelijke afslag toegepast. Door rekening te houden met deze ervaringssterfte hoeven geen leeftijdscorrecties te worden toegepast. Feitelijke premie De feitelijke premie is de premie zoals deze daadwerkelijk wordt geheven in het boekjaar. Franchise Het deel van het salaris dat niet wordt meegenomen bij het berekenen van de pensioengrondslag. Grondstoffen Grondstoffen en goederen waarvan de prijs in hoge mate wordt bepaald door de actuele vraag en aanbod. Voorbeelden zijn: olie, graan en metalen. Herverzekering Het door een pensioenfonds geheel of gedeeltelijk onderbrengen van een pensioenregeling in een levensverzekeringsovereenkomst en/of het door een pensioenfonds onderbrengen van (extra hoge) risico’s bij een levensverzekeraar, zoals het overlijdensrisico en invaliditeitsrisico van deelnemers. Inlooprisico bij arbeidsongeschiktheid Het risico dat een arbeidsongeschiktheidsuitkering moet worden verstrekt aan één of meer werknemers uit hoofde van een ziekte of aandoening die reeds bij ingang van de (collectieve) verzekering bestond.
88
Kostendekkende premie Pensioenfondsen zijn verplicht om een kostendekkende premie te berekenen. De kostendekkende premie fungeert als (wettelijk) ijkpunt bij de beoordeling van de feitelijke premie die het fonds in rekening brengt. Long Duration Overlay beleggingsfonds Een beleggingsfonds welke kan worden ingezet om de rentegevoeligheid te verkleinen. Marktwaarde De marktwaarde is het bedrag waarvoor recht of een verplichting kan worden afgewikkeld tussen ter zake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn. Middelloon(regeling) Het middelloon is de hoogte van het gemiddelde salaris gedurende de hele loopbaan. Bij de middelloonregeling hangt het uiteindelijke pensioen af van het aantal jaren dat een deelnemer bij de werkgever in dienst is geweest en het salarisverloop tijdens deze werkzame periode. Het op te bouwen pensioen is bij deze regeling een gewogen gemiddelde van alle pensioengrondslagen over de gehele periode van deelname aan de regeling. Minimaal vereist eigen vermogen De ondergrens van het vereist eigen vermogen. Indien het fonds niet over het minimaal vereist vermogen beschikt is sprake van een dekkingstekort. Opkomende markten Markten die eerder achterbleven bij de economische ontwikkeling, maar waarvan de vooruitzichten nu goed zijn. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om markten in Midden- en ZuidAmerika, Midden- en Oost-Europa, het Verre Oosten en Zuid-Afrika. Pensioengrondslag Het gedeelte van het salaris dat de grondslag vormt voor de pensioenopbouw van een deelnemer. De pensioengrondslag wordt berekend door het pensioengevend jaarsalaris te verminderen met de franchise. Pensioenwet Op 1 januari 2007 is de Pensioenwet in werking getreden. De Pensioenwet heeft tot doel de waarborgen te verschaffen voor financiële zekerheid, individuele zekerheid en uitvoeringszekerheid. Prognosetafels Prognosetafels geven de gemiddelde overlevings- en sterftefrequenties binnen de Nederlandse bevolking weer en worden gebruikt bij het berekenen van pensioenpremies. De prognosetafels worden aangevuld met jaartallen die de waarnemingsperiode aangeven. Rentetermijnstructuur (RTS) Maandelijks door De Nederlandsche Bank gepubliceerde marktrente met een looptijd van 1 tot 60 jaar, waarmee de toekomstige cashflow van de verplichtingen contant moet worden gemaakt. Securities lending Security lending is het uitlenen van aandelen en obligaties voor een vastgestelde periode aan derden in ruil voor een geldelijke vergoeding. Doordat het economische eigendom bij de uitlener blijft, wordt er geen koersrisico gelopen.
89
Stichtingskapitaal en reserves Buffer om mogelijke waardedalingen van de in het fonds aanwezige middelen op te vangen. Pensioenfondsen zijn verplicht om te beschikken over een voldoende grote buffer. Met een toereikendheidstoets kan jaarlijks worden vastgesteld of het stichtingskapitaal en de reserves groot genoeg zijn. Toeslagverlening Om de koopkracht van pensioenen niet achteruit te laten gaan, kunnen pensioenen worden aangepast. Dit houdt in dat er een toeslag kan worden gegeven op het pensioen. Het bestuur neemt jaarlijks een besluit over het al dan niet verhogen van de pensioenaanspraken. De toeslagverlening is voorwaardelijk. Er wordt slechts toeslag verleend voor zover de middelen van het fonds dit toelaten. TOP/SUM (O) Voor werknemers die geboren zijn in of na 1950 en deelnemer zijn in de pensioenregeling, is een overgangsregeling getroffen waardoor ze eerder kunnen uittreden. Uitlooprisico bij arbeidsongeschiktheid Het risico dat een arbeidsongeschiktheidsuitkering moet worden verstrekt aan één of meer werknemers uit hoofde van een ziekte of aandoening die reeds gedurende de looptijd van de (collectieve) verzekering bestond, maar op grond waarvan een eventueel recht op een uitkering ontstond ná afloop van de looptijd van de (collectieve) verzekering. Verantwoordingsorgaan De in de Principes voor Goed Pensioenfonds Bestuur gehanteerde term voor een orgaan waarin de actieve deelnemers, de pensioengerechtigden en de financieel betrokken werkgever(s) zijn vertegenwoordigd en waaraan het bestuur periodiek verantwoording aflegt. Vereist eigen vermogen Het vermogen dat nodig is om te bewerkstelligen dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het pensioenfonds binnen een periode van één jaar over minder waarden beschikt dan de hoogte van de voorziening pensioenverplichtingen. Het wordt berekend conform de daarvoor geldende wettelijke regels. Visitatiecommissie In het kader van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur kan voor het toezichthoudend orgaan gekozen worden voor een visitatiecommissie die één keer in de drie jaar - of vaker als daartoe aanleiding is – het functioneren van het bestuur toetst. De visitatiecommissie wordt benoemd door het bestuur en bestaat uit ten minste drie onafhankelijke deskundigen. Waardeoverdracht(en) Het naar een andere pensioenregeling overdragen van de waarde van het opgebouwde pensioenrecht.
90
Colofon Uitgegeven door: Stichting Pensioenfonds Honeywell Laarderhoogtweg 18 1101 EA Amsterdam Bezoekadres: Europaweg 27 9723 AS Groningen Correspondentieadres: Postbus 501 9700 AM Groningen Telefoon: (050) 582 79 27 Fax: (050) 313 82 01 Internet: www.honeywellpensioen.nl E-mail:
[email protected] Realisatie: TKP Pensioen B.V. Postbus 501 9700 AM Groningen
91