Jaarverslag 2008 Stichting Pensioenfonds Honeywell
Datum rapport Auteur
18 juni 2009 Bestuur
Nummer/versie Telefoon
Definitief (050) 582 19 90
Profielschets Stichting Pensioenfonds Honeywell is een middelgroot ondernemingspensioenfonds. Het pensioenfonds voert de pensioenregelingen uit voor het personeel van de aangesloten ondernemingen van Honeywell in Nederland en is statutair gevestigd te Amsterdam. Per 31 december 2008 zijn de aangesloten ondernemingen: Honeywell BV, Honeywell Aerospace BV, Honeywell Fluorine Products Europe BV en Honeywell Customized Comfort Products, onderdeel van Cara C'Air BV. De pensioenregeling van Stichting Pensioenfonds Honeywell is een geïndexeerde middelloonregeling, geënt op de pensioenregeling van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Metalektro. Het pensioenfonds is vrijgesteld van deelname aan het bedrijfstakpensioenfonds. De uitvoering van de pensioenregeling heeft het bestuur uitbesteed aan TKP Pensioen BV (TKP). Het bestuur maakt voor de beleidsadvisering gebruik van de diensten van Mercer BV. Daarnaast maakt het bestuur gebruik van de werkzaamheden van een externe (certificerende) actuaris (Mercer Certificering BV) en accountant (PricewaterhouseCoopers Accountants NV). Alle reglementaire pensioenaanspraken zijn (her)verzekerd bij AEGON Levensverzekering NV. Als verzekeringsconstructie is gekozen voor een gesepareerd depot. Het vermogensbeheer is thans uitbesteed aan de (her)verzekeraar; beleggingen in zakelijke waarden vinden plaats in AEGON regiofondsen, het Fortis OBAM beleggingsfonds en het TKPI Real Estate Fund (TREF). Het fonds is aangesloten bij de Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen en ontvangt uit dien hoofde periodiek informatie over diverse ontwikkelingen in aanvulling op de informatie die al langs andere wegen (administratie, actuaris, accountant, et cetera) wordt verkregen.
1
Inhoudsopgave 1. 2. 3. 4. 5. 6. 6.1 6.1.1 6.2 6.2.1 6.2.2 6.2.3 6.3 7. 7.1 7.2 7.3 7.4 7.4.1 7.4.2 8. 8.1 8.2 8.3 8.4 8.5 9. 9.1 9.2 9.3 9.4 9.5 9.6 9.7 9.8 9.9 9.10 9.11 10. 11. 11.1 11.2 11.3 11.4 11.4.1 11.4.2 11.4.3
Kerncijfers Personalia Verslag Verantwoordingsorgaan Woord van de voorzitter Doelstelling Financiële opzet en positie Inleiding Financiële crisis en invloed op beleidskeuzes Beleid en beleidskeuzes Beleggingsbeleid Financieringsbeleid Toeslagbeleid Risicobeheer Verslag van het vermogensbeheer Algemeen Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen Onroerend goed Grondstoffen Pensioen en uitvoering Inleiding Pensioencommunicatie Pensioenadministratie Pensioenregeling (Voorstellen voor) nieuwe wetgeving Governance en compliance Algemeen Goed pensioenfondsbestuur Informatie vanuit toezicht van DNB en AFM Bestuursaangelegenheden Deskundigheids- en integriteitstoets en opleiding Gedragscodes Geschillencommissie Reactie bestuur op oordeel verantwoordingsorgaan Compliance met wet- en regelgeving Organisatie en uitvoering Statutenwijziging Verwachte gang van zaken Jaarrekening Balans Staat van baten en lasten Kasstroomoverzicht Toelichting op de jaarrekening Algemeen Waarderings- en berekeningsgrondslagen Toelichting op de balans
2
4 5 7 10 12 13 13 14 16 16 18 21 21 25 25 26 27 27 27 28 29 29 29 29 29 30 33 33 33 34 34 35 36 36 36 37 37 37 38 41 41 42 43 44 44 44 48
Toelichting op de staat van baten en lasten 11.5 Actuariële analyse Overige gegevens 12. Overige gegevens 12.1 Accountantsverklaring 12.2 Actuariële verklaring 12.3 Bijzondere statutaire zeggenschapsrechten Bijlagen Bijlage 1 Begrippenlijst
3
57 60 62 63 63 65 67 68 69
1.
Kerncijfers 2008
2007
2006
2005
2004
Omvang beleggingen waarvan:* Vastrentende waarden Aandelen Vastgoed Grondstoffen Liquide Middelen Totaal
233.581
266.349
245.743
235.601
188.824
66% 26% 5% 2% 1% 100%
52% 37% 5% 5% 1% 100%
53% 39% 1% 5% 2% 100%
46% 43% 1% 5% 5% 100%
48% 45% 1% 5% 1% 100%
Beleggingsopbrengsten Beleggingsrendement
-33.815 -12,3%
12.853 5,0%
6.586 2,7%
36.941 17,5%
10.861 7,7%
Resultaat
-87.182
20.250
4.133
22.507
4.271
Eigen vermogen
-24.837
62.345
43.805
39.672
17.165
Voorziening Pensioenverplichtingen Overige voorzieningen
262.346 400
207.541 530
211.990 531
198.581 7.040
156.091 7.120
Totaal
262.746
208.071
212.521
205.621
163.211
Dekkingsgraad**
89,3%
128,7%
120,6%
119,3%
110,5%
Aantal deelnemers Slapers Pensioengerechtigden Totaal
1.113 1.822 1.002 3.937
1.176 1.866 930 3.972
1.190 1.686 791 3.667
1.145 1.465 749
1.203 1.441 720
3.359
3.364
Bedragen x € 1.000
Standen zijn per het einde van het genoemde jaar; stromen betreffen de gehele verslagperiode
*
Inclusief de allocatie van derivaten en liquide middelen.
**
De berekening van de dekkingsgraad is met ingang van 2007 gelijk aan het eigen vermogen, exclusief de bestemmingsreserve inzake TOP/SUM plus de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds, inclusief de overige technische voorzieningen, gedeeld door de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds en de overige technische voorziening.
4
2.
Personalia
Bestuur per 31 december 2008 Benoemd namens de werkgever: Naam
Functie in bestuur
Bestuurslid vanaf
F.H.M. van den
Voorzitter
01-12-1998
Bestuurslid tot en met
Functie Algemeen beleid, wet-
Oetelaar
geving, beleggingsbeleid, pensioenbeleid, adm. organisatie
L.H. Buurma
plv. voorzitter
01-09-2002
01-11-2008
tot 01-11-2008
Algemeen beleid, pensioenbeleid, compensation & benefits
K. Dahoe
plv. voorzitter
01-11-2008
Algemeen beleid,
vanaf 01-11-
pensioenbeleid,
2008 Mw. H.C.M. Krüger
compensation & benefits
Lid
01-09-2005
Algemeen beleid, pensioenbeleid
Benoemd namens de deelnemers: Naam
Functie in bestuur
Bestuurslid vanaf
Bestuurslid tot en met
M.J.M. van Falier
Secretaris
01-08-2001
19-04-2010
Functie Algemeen beleid, pensioenbeleid, voorlichting
R. Grotendorst
plv.
secretaris
19-04-2007
23-12-2008
tot 23-12-2008
Algemeen beleid, financieel technische aspecten
T.G. van Zanten
Lid
01-08-2002
01-08-2009
Pensioenbeleid, beleggingsbeleid
Met ingang van 1 november 2008 is de heer K. Dahoe benoemd als bestuurslid namens de werkgever, ter vervanging van het afgetreden bestuurslid de heer B. Buurma. Per 23 december 2008 is de heer R. Grotendorst afgetreden als bestuurlid namens de deelnemers. Verantwoordingsorgaan Namens de werkgever: de heer J. de Vries en mevrouw I.H. Zijlstra Namens de actieve deelnemers: mevrouw E. van Loon en de heer A. de Lange Namens de gepensioneerden: de heren B. Land en N. van Es Beleggingscommissie per 31 december 2008 F.H.M. van den Oetelaar K. Dahoe M.J.M. van Falier Mw. H.C.M. Krϋger T.G. van Zanten
5
Commissie Goed Pensioenfonds Bestuur en Pensioenwet per 31 december 2008 F.H.M. van den Oetelaar M.J.M. van Falier T.G. van Zanten Deelnemersraad G. Ahlen A. Jelles N. van Es B. Land A. de Lange Mw. E. van Loon A. Veld Vereniging van Honeywell Gepensioneerden J.B.M. Boermans N. van Es H.J. Hanepen A. Jelles H. Klingenberg J. Konijnenbelt B. Land G. Roetering H.C. Roozendaal Vermogensbeheerder AEGON Asset Management NV, Den Haag Certificeerders PricewaterhouseCoopers Accountants NV, Amsterdam, externe accountant Mercer Certificering BV, Amstelveen, externe actuaris Herverzekering AEGON Levensverzekeringen NV, Den Haag Adviseur Mercer BV Pensioenadministratie TKP Pensioen BV
6
3.
Verslag Verantwoordingsorgaan
Statutaire opdracht Het bestuur van het pensioenfonds heeft met ingang van 1 januari 2008 een Verantwoordingsorgaan ingesteld. Het Verantwoordingorgaan bestaat uit 6 leden, te benoemen door het bestuur. Een derde van de leden wordt voor benoeming voorgedragen door de werkgever. Een derde wordt voorgedragen vanuit de deelnemers uit de deelnemersraad en een derde vanuit de pensioengerechtigden uit de deelnemersraad. Het Verantwoordingsorgaan beoordeelt het door het bestuur gevoerde beleid, de gemaakte beleidskeuzes en de naleving van de principes voor goed pensioenfonds bestuur, met als uitgangspunt de vraag of het bestuur bij de genomen besluiten op een evenwichtige wijze met de belangen van alle belanghebbende rekening heeft gehouden. Voor het Verantwoordingsorgaan is een reglement vastgesteld. Hierbij zijn de frequentie van het overleg met het bestuur, de te behandelen onderwerpen met betrekking tot het beleid en de verantwoording aan het Verantwoordingsorgaan vastgesteld. Het Verantwoordingsorgaan heeft het recht advies uit te brengen over: • het vaststellen en wijzigen van de vergoedingsregeling voor bestuursleden; • het wijzigen van het beleid ten aanzien van het Verantwoordingsorgaan; • de vorm, inrichting en samenstelling van het intern toezicht; • het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure; • het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid. Verantwoording en werkwijze Het Verantwoordingsorgaan baseert haar oordeel op de periode 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008. Gedurende deze periode heeft het Verantwoordingsorgaan drie vergaderingen met het bestuur van het pensioenfonds gehad. Voorafgaand en/of aansluitend heeft het Verantwoordingsorgaan haar eigen vergaderingen gepland. De onderwerpen die tijdens deze vergaderingen zijn besproken, zijn: - Jaarstukken 2007 - Communicatie en communicatieplan - Toeslagverlening - ALM studie, beleggingen - Aanpassing pensioenreglement/statuten Daarnaast heeft het Verantwoordingsorgaan zowel een training gevolgd als een informatiebijeenkomst bijgewoond, waarbij de rol van het Verantwoordingsorgaan centraal stond. Tevens heeft het Verantwoordingsorgaan een strategiedag bijgewoond, waarbij onderwerpen als beleggingen, de lange termijn visie en de strategie van het Honeywell pensioenfonds besproken zijn. Voorafgaand aan alle vergaderingen en informatiebijeenkomsten heeft het Verantwoordingsorgaan de benodigde stukken ontvangen, die noodzakelijk waren voor het bespreken van de diverse onderwerpen op dat moment.
7
In 2008 heeft het Verantwoordingsorgaan - advies uitgebracht over het communicatieplan en - een oordeel gegeven over het gevoerde beleid van het bestuur van het Honeywell pensioenfonds. Bevindingen en aandachtspunten Het Verantwoordingsorgaan heeft kennis genomen van het jaarverslag en de jaarrekening van het pensioenfonds en de overige door het bestuur verstrekte informatie, alsmede van de door het bestuur in de vergadering van 4 juni 2009 verstrekte toelichtingen daarbij. Tevens heeft het Verantwoordingsorgaan kennis genomen van de bevindingen van de externe accountant en de externe actuaris. Het Verantwoordingsorgaan wil de volgende punten onder de aandacht van het bestuur van het pensioenfonds brengen: - Door het uitblijven van de toeslagverlening voor de gepensioneerden kan in de toekomst het risico ontstaan, dat het evenwicht tussen gepensioneerden en actieve deelnemers uit de pas gaat lopen. Hoewel dit niet geldt voor de opgebouwde pensioenen, immers aan actieven worden ook geen toeslagen meer verleend, zal door CAO-compensatie bij actieve deelnemers het reëel besteedbaar inkomen toenemen. Bij uitblijven van toeslagverlening zal dit echter voor gepensioneerden niet gelden. De financiële en economische ontwikkelingen in 2008 hebben een zware impact op de resultaten van het pensioenfonds. Het bestuur zal extra alert dienen te reageren op de renteontwikkelingen en haar acties en timing daarop moeten afstemmen. Oordeel Op basis van de beschreven werkzaamheden komt het Verantwoordingsorgaan tot het oordeel dat het bestuur met inachtneming van een voldoende mate van zorgvuldigheid en evenwichtige afweging van de belangen van de bij het pensioenfonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever, tot verantwoorde besluitvorming en beleidskeuzes is gekomen. ‘s Hertogenbosch, 18 juni 2009 N. van Es B. Land A. de Lange Mw. E. van Loon J. de Vries Mw. I.H. Zijlstra
8
Bestuursverslag
9
4.
Woord van de voorzitter
In dit jaarverslag legt het bestuur verantwoording af over het gevoerde beleid in 2008, de achterliggende overwegingen daarbij en de uitkomsten hiervan voor Stichting Pensioenfonds Honeywell. Het jaar 2008 is zonder meer een bewogen jaar te noemen. Negatieve berichten over de economie en de financiële sector volgden elkaar in hoog tempo op. De combinatie van enerzijds dalende aandelenkoersen, grondstofprijzen, waarderingen voor bedrijfsobligaties en onroerend goed en anderzijds een lagere kapitaalmarktrente zorgden ervoor dat de financiële positie van het fonds onder druk kwam te staan. Door het bestuur is regelmatig overleg gevoerd met zijn vermogensbeheerder over de macroeconomische ontwikkelingen, alsmede de impact daarvan op de beleggingsportefeuille. Door het bestuur is in de loop van 2008 besloten om de looptijd van de assets te verlengen om de rentegevoeligheid van de beleggingen meer in lijn te brengen met de rentegevoeligheid van de verplichtingen. Dit heeft dankzij de dalende rente in 2008 veel waarde toegevoegd. Hiermee kon het bestuur echter niet voorkomen dat de dekkingsgraad daalde van 128,7% per ultimo 2007 tot 89,3% per ultimo 2008. Eind oktober is de dekkingsgraad onder de minimale vereiste grens van 105% gedaald en daarmee ontstond een dekkingstekort. Het pensioenfonds heeft voor 1 april 2009 een herstelplan ingediend bij De Nederlandsche Bank (DNB), waarin wordt aangetoond hoe het pensioenfonds in vijf jaar tijd de dekkingsgraad herstelt tot boven de 105% (kortetermijnherstelplan) en binnen een periode van vijftien jaar weer het vereist eigen vermogen bereikt (langetermijnherstelplan). Het premiebeleid is ten opzichte van de ABTN aangepast met een extra opslag op de premie van 1,0% van de pensioengrondslag bij dekkingsgraden onder de 105% (van 29,7% naar 30,7%). Er wordt per 1 januari 2009 geen toeslag toegekend en de werkgever zal gedurende vier jaar een extra storting doen, voor het eerst per 1 januari 2010. Op basis van de financiële positie van het fonds ultimo 2007 heeft het bestuur besloten om per 1 januari 2008 toeslag te verlenen op de opgebouwde pensioenaanspraken van (gewezen) deelnemers en de ingegane pensioenen. Gezien de ontwikkeling van de vermogenspositie van het fonds gedurende 2008 heeft het bestuur in december 2008 besloten om geen toeslag te verlenen op de opgebouwde pensioenaanspraken van (gewezen) deelnemers en de ingegane pensioenen per 1 januari 2009. In de loop van 2009 zal invulling worden gegeven aan de inrichting van het Intern toezicht. Heldere communicatie met de belanghebbenden vindt het bestuur van groot belang. Om de communicatie verder te verbeteren heeft de pensioenplanner, zoals opgenomen op de website www.honeywellpensioen.nl in 2008 een nieuwe vormgeving gekregen en is deze gebruiksvriendelijker en overzichtelijker geworden. Met name in het laatste kwartaal van 2008 is in de communicatiemiddelen extra aandacht besteed aan de impact van de financiële crisis. De focus van het bestuur zal in 2009 gericht zijn op het uitvoeren van het ingediende herstelplan bij DNB. ‘s Hertogenbosch, 18 juni 2009
10
F.H.M. van den Oetelaar, voorzitter
11
5.
Doelstelling
Stichting Pensioenfonds Honeywell heeft ten doel het verstrekken of doen verstrekken van pensioenen en/of andere uitkeringen ter bescherming tegen geldelijke gevolgen van ouderdom, invaliditeit en overlijden van werknemers, gewezen werknemers en hun nabestaanden. Uit het doel vloeien ondermeer de onderstaande doelstellingen voort die het fonds in opdracht van de CAO-partijen beoogt te bereiken: 1) Het op lange termijn verstrekken van de nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten, alsmede het streven naar het waardevast houden van de opgebouwde pensioenen, de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenaanspraken. De toeslagverlening is voorwaardelijk. Dat wil zeggen dat er geen recht op toeslagverlening is en het is voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre toeslagverlening zal plaatsvinden. 2) Het zorg dragen voor een duidelijke en klantgerichte communicatie met belanghebbenden, onder wie deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Om deze doelstellingen te bereiken, heeft het bestuur beleid ontwikkeld op het gebied van financiering, toeslagverlening, beleggingen en communicatie. De eerste drie beleidsgebieden hebben invloed op de financiële positie van het fonds en worden nader toegelicht in hoofdstuk 6. Het verslag van de vermogensbeheerder inzake de uitvoering van het beleggingsbeleid komt in hoofdstuk 7 aan de orde. In hoofdstuk 8 wordt nader ingegaan op het communicatiebeleid. De governance-structuur van het pensioenfonds wordt toegelicht in hoofdstuk 9. In dit hoofdstuk komt ook de compliance met wet- en regelgeving aan de orde. In hoofdstuk 10 wordt tenslotte ingegaan op de verwachte gang van zaken.
12
6.
Financiële opzet en positie
6.1
Inleiding
Een belangrijk risico voor het pensioenfonds is het niet kunnen beschikken over voldoende vermogen om de pensioenverplichtingen na te kunnen komen, ook wel het solvabiliteitsrisico genoemd. Als de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het pensioenfonds de premie moet verhogen en dat er geen ruimte is voor (volledige) toeslagverlening. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. De solvabiliteit van een pensioenfonds kan worden gemeten op basis van de hoogte van de dekkingsgraad van het fonds. De dekkingsgraad is een maatstaf voor de financiële positie van een pensioenfonds, het betreft het pensioenvermogen als percentage van de contante waarde van de pensioenverplichtingen. De dekkingsgraad kan wijzigen door talrijke invloeden, zoals de ontwikkeling van het beleggingsresultaat, verzekeringstechnische ontwikkelingen en de ontwikkeling van de marktrente. Naast het solvabiliteitsrisico loopt het pensioenfonds nog diverse andere risico’s, zoals risico’s samenhangend met de beleggingen, verzekeringstechnische risico’s en niet-financiële risico’s, die in paragraaf 6.3 en in de risicoparagraaf van de jaarrekening worden behandeld. Het bestuur heeft beleid ontwikkeld op het gebied van financiering, beleggingen en toeslagen om de risico’s en de financiële positie van het pensioenfonds te beheersen. Bij het maken van beleidskeuzes worden de belangen van alle belanghebbenden afgewogen. Het beleid moet worden uitgevoerd binnen de kaders van de pensioenregeling zoals die overeengekomen is met de CAO-partijen. Dit wordt visueel toegelicht aan de hand van onderstaande figuur:
13
In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op het gevoerde beleid van het pensioenfonds en het risicobeheer. Tevens wordt ingegaan op de onderlinge samenhang tussen de beleidsgebieden en de invloed van de financiële crisis.
6.1.1
Financiële crisis en invloed op beleidskeuzes
Het jaar 2008 was voor pensioenfondsen een roerig jaar en stond in het teken van de financiële crisis. Negatieve berichten over de economie en de financiële sector volgden elkaar in hoog tempo op. Financiële instellingen moesten posities afboeken en derivatenposities sluiten. Het vertrouwen bij beleggers werd hierdoor minder, waardoor ze risico’s uit de weg gingen en de beurskoersen daalden. Ook tussen banken onderling was er geen vertrouwen meer en het geldmarktverkeer was beperkt. Door dit gebrek aan kapitaal en liquide middelen kwamen verschillende financiële instellingen in de problemen. Centrale banken en overheden schoten te hulp. Verschillende banken en verzekeraars werden genationaliseerd of maakten gebruik van de mogelijkheid extra kapitaal te lenen. In de eerste helft van het jaar werd nog gesproken over hoge inflatieverwachtingen, mede veroorzaakt door aanhoudend hoge grondstofprijzen. Hierdoor stond het afdekken van inflatierisico’s hoog op de agenda bij pensioenfondsbesturen. In de tweede helft van het jaar verdween de inflatieangst. Grondstofprijzen, aandelenkoersen en waarderingen voor bedrijfsobligaties en onroerend goed daalden, evenals de economische groeivooruitzichten wereldwijd door de gevolgen van de steeds groter wordende financiële crisis. Als gevolg van de paniek op de beurzen zochten beleggers massaal een veilig oord: staatsobligaties. Een daling van de kapitaalmarktrente was het gevolg. De dekkingsgraden van pensioenfondsen kregen hierdoor niet alleen te maken met een negatieve waardeontwikkeling van de beleggingen, maar ook met een lagere rente. Omdat de verplichtingen van pensioenfondsen op marktwaarde worden berekend, zorgt een lagere rente voor een stijging van de verplichtingen. Een negatief resultaat op de beleggingen aan de ene kant en een stijging van de verplichtingen aan de andere kant, waren funest voor de dekkingsgraden. Veel pensioenfondsen zagen zich genoodzaakt de toeslagverlening (geheel of gedeeltelijk) te beperken. Het opstellen van een herstelplan werd voor de meeste fondsen een realiteit. Daarnaast hadden de dalende dekkingsgraden ook gevolgen voor het waardeoverdrachten: volgens de Pensioenwet dienen de waardeoverdrachten te worden opgeschort zolang één van de bij de overdracht betrokken fondsen een dekkingsgraad van onder de 100% heeft. Vanaf november 2008 worden er door Pensioenfonds Honeywell geen nieuwe in- en uitgaande waardeoverdrachten meer in behandeling genomen in verband met de daling van de dekkingsgraad onder de 100%. De deelnemers en de betrokken pensioenuitvoerders zijn over de opschorting van waardeoverdrachten geïnformeerd. Naast het effect van de waardeontwikkeling van de beleggingen, is de dekkingsgraad sterk afhankelijk is van renteveranderingen (RTS-effect). Doordat reeds voor 2008 de looptijd van de assets verlengd was om de rentegevoeligheid van de beleggingen meer in lijn te brengen met de rentegevoeligheid van de verplichtingen heeft dit dankzij de dalende rente in 2008 veel waarde toegevoegd. Hiermee kon het bestuur echter niet voorkomen dat de dekkingsgraad daalde van 128,7% per ultimo 2007 tot 89,3% per ultimo 2008. Eind oktober is de dekkingsgraad onder de minimale vereiste grens van 105% gedaald en daarmee ontstond een dekkingstekort. Dit is gemeld aan DNB.
14
Het pensioenfonds heeft, omdat de dekkingsgraad lager is dan 105%, een herstelplan ingediend bij DNB. Hierin toont het pensioenfonds aan hoe het in een periode van vijf jaar de dekkingsgraad weer herstelt tot boven de 105% (kortetermijnherstelplan) en binnen een periode van 15 jaar weer het vereist eigen vermogen (110,9%) bereikt (langetermijnherstelplan). Het premiebeleid is ten opzichte van de ABTN aangepast met een extra opslag op de premie van 1,0% van de pensioengrondslag bij een dekkingsgraad onder de 105% (van 29,7% naar 30,7%). Er wordt per 1 januari 2009 geen toeslag toegekend en de werkgever zal jaarlijks een aanvullende bijdrage van € 3,5 miljoen gedurende vier jaar betalen, voor het eerst per 1 januari 2010. Het bestuur is van mening dat met het herstelplan recht is gedaan aan evenwichtige belangenbehartiging. De werkgever en deelnemers dragen een maximale premie bij. Door het achterwege laten van toeslagverlening (onder 105% dekkingsgraad) wordt de aangroei van verplichtingen beperkt. Als ultieme noodmaatregel zou een korting kunnen worden toegepast. Het bestuur voert een beleid om één en ander te voorkomen. De deelnemersraad is voor invulling van zijn adviesfunctie, op de hoogte gesteld van het plan en heeft hieromtrent positief geadviseerd. Het herstelplan is uitgegaan van een verwachte dekkingsgraad ultimo december 2008 van 92,2%. De werkelijke dekkingsgraad blijkend uit de jaarrekening is 89,3%. Het verschil heeft op dit moment geen invloed op het herstelplan; het eerste ijkpunt is 31 december 2009. Het bestuur is nog steeds van mening dat het herstelplan voldoende herstelkracht in zich heeft. Zie verder hoofdstuk 10 Verwacht gang van zaken.
15
6.2
Beleid en beleidskeuzes
6.2.1
Beleggingsbeleid
De beleggingen van Stichting Pensioenfonds Honeywell zijn breed gespreid. Bij aanvang van het boekjaar 2008 was de strategische verdeling als volgt: Portefeuille Aandelen Vastrentende waarden Vastgoed Grondstoffen Liquiditeiten
Minimum (%) 33.4 42.8 0.0 2.3 - 5.0
Strategisch (%) 38.4 52.8 4.0 4.8 0.0
Maximum (%) 43.4 62.8 7.5 7.3 5.0
De tactische strategie in 2008 heeft tot positieve bijdragen geleid maar kon niet voorkomen dat het totale rendement (-12,3%) relatief lager uitkwam (-1,3%) dan de benchmark (-11,2%). Eind januari 2008 is een onderwogen positie in aandelen ten gunste van staatsobligaties aangegaan. Dit heeft een licht positieve bijdrage aan de performance gehad. Vanaf eind februari is deze positie gewijzigd naar onderwogen aandelen en overwogen grondstoffen. Ondanks het feit dat de grondstoffenprijzen in maart sterk op en neer bewogen, heeft ook deze positie waarde toegevoegd. Dit kwam vooral door het feit dat aandelenkoersen verder daalden. In het tweede kwartaal van 2008 is nauwelijks positie gekozen om het risico in de instabiele markt te verminderen. Een licht onderwogen positie in aandelen per eind mei ten gunste van liquiditeiten had een positieve uitwerking vanwege de daling van de aandelenindices in juni 2008. De aangehouden overwogen positie in investment grade in het tweede kwartaal van 2008 heeft geen waarde toegevoegd. In het derde kwartaal van 2008 is twee keer een onderweging in aandelen aangehouden. De eerste positie liep van eind mei tot 23 juli, de tweede van 29 augustus tot 8 september. Beide posities hebben positief bijgedragen aan het rendement. Gedurende het gehele boekjaar 2008 zijn de beleggingen defensief gepositioneerd geweest, aangezien het nemen van risico niet werd beloond. Deze positie is in het vierde kwartaal niet gewijzigd. Per 10 oktober 2008 is besloten een onderweging in grondstoffen door te voeren. Hier stond een overweging in cash en staatsobligaties tegenover. Deze positie heeft een positieve bijdrage geleverd. Aan het eind van het jaar is besloten om de wegingen tussen de verschillende vermogenscategorieën aan te passen. Het leek niet verstandig om in een extreem onrustige periode zakelijke waarden bij te kopen. Het percentage van vastrentende waarden ging van 52,8% naar 64,0%. Dit ging ten koste van met name aandelen en grondstoffen. Na deze aanpassingen zag de strategische portefeuille ultimo 2008 er als volgt uit:
16
Portefeuille Aandelen Vastrentende waarden Vastgoed Grondstoffen Liquiditeiten
Minimum (%) 24.0 54.0 0.0 0.0 - 5.0
Strategisch (%) 29.0 64.0 5.0 2.0 0.0
Maximum (%) 34.0 74.0 5.5 4.0 5.0
Binnen de verschillende categorieën beleggingen is de strategische verdeling vastgesteld op: Aandelen Azië Japan Europa Noord Amerika Emerging Azië Latin America (all emerging) Emerging Europa Midden Oosten & Afrika Wereld Individuele portefeuille Vastrentende waarden Long Duration Overlay Tactical Interest Rate Overlay European Credit Fund Euro AAA Bond Index Fund Vastgoed Real Estate Fund Grondstoffen Commodity Fund
Minimum (%) 0.0 0.0 12.5 12.5
Strategisch (%) 2.5 3.8 18.8 18.8
Maximum (%) 5.0 7.5 25.0 25.0
0.0 0.0 0.0 0.0
3.1 1.3 0.6 1.3
5.6 3.8 3.1 3.8
40.0 0.0
50.0 0.0
60.0 0.0
Minimum (%) 4.0 0.0 15.0 55.1
Strategisch (%) 9.9 2.0 22.5 65.6
Maximum (%) 19.8 4.0 30.0 75.1
Minimum (%) 100.0
Strategisch (%) 100.0
Maximum (%) 100.0
Minimum (%) 100.0
Strategisch (%) 100.0
Maximum (%) 100.0
Het bestuur is van mening dat het met de gekozen beleggingsportefeuille mogelijk is om de doelstelling, een acceptabel pensioen tegen redelijke premielasten, te realiseren. Naar aanleiding van het herstelplan is de werkelijke portefeuilleverdeling per 31 december 2008 benoemd als strategische portefeuille per 1 januari 2009. De te verwachten beleggingsrisico’s zijn naar de mening van het bestuur acceptabel. In hoofdstuk 7 ‘Verslag van het vermogensbeheer’ wordt nader ingegaan op de uitkomsten van de gemaakte beleidskeuzes.
17
6.2.2
Financieringsbeleid
Financieringssystemen en ABTN Voor de financieringsnormen wordt de omvang van het eigen vermogen als sturingsmiddel genomen. Aan de hand van scenarioanalyses wordt berekend hoeveel middelen benodigd zijn om de verplichtingen met een bepaalde mate van zekerheid te kunnen afwikkelen over een periode van vijftien jaar. De hieruit resulterende benodigde buffers kunnen dan vergeleken worden met het werkelijke eigen vermogen. De volgende definities van het vereist eigen vermogen worden door DNB gehanteerd:
Minimaal vereist eigen vermogen: ondergrens Het minimaal vereist eigen vermogen is gelijk aan 5% van de nominale voorziening pensioenverplichtingen.
Vereist eigen vermogen: streefgrens Het vereist eigen vermogen is het vermogen dat nodig is om te bewerkstelligen dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het eigen vermogen in een periode van één jaar negatief wordt. De bepaling van dit vermogen geschiedt conform de standaardtoets van DNB.
Gewenst eigen vermogen: bovengrens Het gewenst eigen vermogen is het vermogen dat boven de voorziening pensioenverplichtingen nodig is om de toeslagambitie ook op de lange termijn na te komen. Het gewenst eigen vermogen is minimaal gelijk aan het vereist eigen vermogen.
In haar Beleidsregel toepassing hoofdlijnennota maakt DNB onderscheid tussen de kostendekkende premie en de feitelijk te ontvangen bijdrage. De kostendekkende premie dient de volgende onderdelen te bevatten: a. de actuarieel benodigde premie voor de inkoop van de onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioenovereenkomst (inclusief risicopremies en backservicekoopsommen); b. de aan het actuele risicoprofiel van het fonds gerelateerde solvabiliteitsopslag op de premie voor de onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioenovereenkomst, zijnde de opslag voor het bereiken c.q. in stand houden van het vereist vermogen, met inbegrip van het minimaal vereist vermogen voor de inkoop van de onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioenovereenkomst; c. een opslag voor de uitvoeringskosten; d. voorzover het géén nominaal pensioen betreft, de actuarieel benodigde premie voor voorwaardelijke onderdelen van de pensioenovereenkomst, met inachtneming van de geformuleerde ambitie en afgesproken wijze van financieren. Als disconteringsvoet voor de kostendekkende premie dient gebruik te worden gemaakt van de actuele marktrente (rentetermijnstructuur). Door de fluctuerende marktrente kan de kostendekkende premie sterke schommelingen vertonen. Voor de feitelijk te ontvangen bijdrage is het daarom onder voorwaarden toegestaan een doorsneepremie toe te passen. Deze gekozen doorsneepremie dient een consistent geheel te vormen met de gewekte toeslagverwachtingen, financiering van de toeslagen en het feitelijk toekennen van toeslagen. Om deze consistentie aan te tonen, is begin 2008 een ALM-studie uitgevoerd.
18
De werkgever heeft aangegeven dat een premie van 29,7% van de pensioengrondslag als maximale premie dient te worden aangemerkt. In de uitgevoerde ALM-berekening is met deze maximale premie rekening gehouden. In het kader van het in maart 2009 opgestelde herstelplan is de premie ingeval van dekkingsgraden beneden de 105% verhoogd met 1,0% punt naar 30,7%. DNB biedt pensioenfondsen de mogelijkheid in de ABTN bepalingen op te nemen betreffende een korting op de kostendekkende premie en/of restitutie van eerder betaalde premies. Wanneer een fonds overweegt een premiekorting of –restitutie te verlenen, moet aan DNB worden aangetoond dat het eigen vermogen van het fonds hoger is dan de premiekortinggrens. De premiekortinggrens wordt gedefinieerd als “de hoogte van de aanwezige middelen die precies voldoende is voor het nakomen van de onvoorwaardelijke en – in voorkomende gevallen – voorwaardelijke onderdelen van de pensioenovereenkomst in dat jaar en voor de langere termijn”. Dit impliceert dat een premiekorting pas kan worden verleend wanneer het fonds over meer middelen beschikt dan nodig zijn om het toeslagstreven van het fonds voor de langere termijn te realiseren. Hier wordt dus duidelijk een link gelegd tussen het premiebeleid en het toeslagbeleid. De premiekortinggrens is zo vastgesteld, dat deze boven de marktwaarde van de geïndexeerde verplichtingen ligt. De kostendekkende premie over 2008 bedraagt € 7,4 miljoen, de feitelijke premie bedraagt € 10,3 miljoen. Dit betreft de premie voor de basisregeling met uitzondering van de koopsommen en de afrekening van vorige boekjaren. Er is geen gedempte premie in de zin van de Pensioenwet vastgesteld. Premiebeleid Werkgeversbijdrage Vanaf 1 januari 2007 is de werkgeversbijdrage afhankelijk van de financiële positie van het fonds. Een uitgangspunt voor het premiebeleid is dat de jaarlijkse bijdrage van de werkgever relatief weinig zal variëren. Daarom wordt de premie bij een dekkingsgraad boven de 135% met maximaal 2% per jaar verlaagd en met maximaal 1% per jaar verhoogd. Zodra de dekkingsgraad onder de 135% ligt, wordt de premie vastgesteld op 29,7% van de pensioengrondslag. Het beleid met ingang van 2007 is premie < 105% 29,70% 105% 110% 29,70% 110% 115% 29,70% 115% 120% 29,70% 120% 125% 29,70% 125% 135% 29,70% 135% 150% richting 24,2% 150% 170%
170% >
richting 24,2% richting 20,7%
in de volgende af/toename + 1%, - 2% + 1%, - 2% -1%
beleidsmatrix samengevat: toeslagverlening risicobudget 0% .. - 4,7% 0% - 25% 25% - 50% 50% - 75% .. - 7,1% 75% - 100% 7,1% - .. 100% 100% + inhaal 100% (+ 0% - 2% extra) 100% + 2% extra
Als gevolg van het dekkingstekort en het herstelplan wordt de premie bij een dekkingsgraad kleiner dan 105% met 1%punt verhoogd tot 30,7%.
19
Deelnemersbijdrage De deelnemersbijdrage wordt uitgedrukt in een percentage van de pensioengrondslag en is maximaal gelijk aan de premie die verschuldigd zou zijn bij deelname aan de pensioenregeling van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Metalektro (PME). Overigens is er voor de pensioenopbouw bij ons fonds geen gemaximeerd salaris, hierdoor kan de deelnemersbijdrage in bedrag hoger uitvallen dan bij PME. Per 1 januari 2008 bedraagt de deelnemersbijdrage 11% van de pensioengrondslag. Ontwikkeling vermogenspositie In 2008 is het eigen vermogen van het pensioenfonds gedaald met € 87,9 miljoen, voornamelijk door de daling van de rentetermijnstructuur en het in 2008 gerealiseerde negatieve beleggingsrendement. De bepaalde voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het fonds per 31 december 2008 bedraagt € 262,7 miljoen. De dekkingsgraad, zijnde het pensioenvermogen als percentage van de pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds waarbij de bestemmingsreserve uit hoofde van overgangsmaatregelen 56-min buiten beschouwing worden gelaten, is in 2008 gedaald van 128,7% naar 89,3%. Dit valt als volgt te specificeren: Dekkingsgraad per 1 januari Effect van beleggingsresultaat Effect van verzekeringstechnische ontwikkelingen Effect van waardeverandering verplichtingen Effect van rentetermijnstructuur Overige oorzaken Dekkingsgraad per 31 december
2008 128,7% -21,0% 1,0% 0,0% -22,1% 2,7% 89,3%
2007 120,6% 0,7% 0,7% 0,1% 8,4% -1,8% 128,7%
Het verschil tussen ontvangen en benodigde premies, tussen binnenkomende bedragen in verband met waardeoverdrachten en de daarvoor benodigde voorziening, alsmede hetgeen nodig is om de dekkingsgraad op peil te houden, komt tot uitdrukking in de post ‘mutatie door verzekeringstechnische ontwikkelingen’. Een groei (daling) van het deelnemersbestand leidt tot een relatieve daling (stijging) van de dekkingsgraad, hetgeen tot uitdrukking komt onder ‘mutatie door waardeverandering verplichtingen’. Een verhoging (verlaging) van de rentetermijnstructuur leidt tot een daling (stijging) van de pensioenverplichtingen en tot een stijging (daling) van de dekkingsgraad en wordt weergegeven onder het kopje ‘mutatie door rentetermijnstructuur’. De overige baten en lasten zijn verantwoord onder ‘overige oorzaken’. Het verloop van de dekkingsgraad over de afgelopen drie jaar is hieronder weergegeven. Ter illustratie is daarbij tevens het behaalde beleggingsrendement en de relevante lange rente per ultimo vermeld: Dekkingsgraad Beleggingsrendement
2008 89,3% -12,3%
2007 128,7% 5,0%
2006 120,6% 2,7%
20
FVP-bijdrage regeling Het bestuur van de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP) heeft in 2008 besloten de FVP-bijdrageregeling in beginsel met één jaar te verlengen tot 1 januari 2011. Dit betekent dat ook de werknemers van 40 jaar en ouder die voor 1 januari 2011 WW-gerechtigd worden onder voorwaarden aanspraak op een FVP-bijdrage kunnen maken. De beslissing van het FVP-bestuur is gebaseerd op de meest recente ramingen van de toekomstige vermogensontwikkeling van Stichting FVP. Deze ramingen laten zien dat de geraamde vermogensontwikkeling voldoende ruimte laat om de FVP-regeling te verlengen. Het voorwaardelijke karakter van de FVP-bijdrage blijft ongewijzigd; er gelden dus geen harde garanties. Het voorwaardelijke karakter geldt des te meer onder de huidige financiële omstandigheden. Zonodig zal het FVP-bestuur gebruikmaken van zijn bevoegdheid om de FVPbijdrage aan te passen.
6.2.3
Toeslagbeleid
De hoogte van de toeslagverlening op pensioenen voor actieve deelnemers is reglementair gekoppeld aan de algemene loonontwikkeling binnen de CAO Groot Metaal. De hoogte van de toeslag voor gepensioneerden en gewezen deelnemers is gekoppeld aan het prijsindexcijfer. Daarnaast zijn de toeslagen afhankelijk van de aanwezige middelen van het fonds. Het fonds heeft geen middelen gereserveerd voor toeslagen. Of toeslagverlening zal worden toegepast is afhankelijk van de dekkingsgraad. Als de middelen van het fonds, naar het oordeel van het bestuur, het toelaten, zal het bestuur overgaan tot toeslagverlening. Het betreft een voorwaardelijke toeslagverlening. Dit betekent dat er geen recht op toeslagverlening is en het is ook op lange termijn niet zeker is of en in welke mate toeslagen zullen plaatsvinden. Op basis van de financiële positie van het fonds heeft het bestuur per 1 januari 2008 besloten een toeslag te verlenen op de ingegane pensioenen en de premievrije aanspraken van 1,29%, conform de CPI stijging en een toeslag te verlenen op de opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers van 4,29%. Op grond van de ontwikkeling van de algemene loonontwikkeling binnen de CAO Groot Metaal zouden de aanspraken per 1 januari 2009 van de actieve deelnemers met 3,01% moeten worden verhoogd; voor gewezen deelnemers en gepensioneerden zou de verhoging op basis van de CPI alle huishoudens 2,96% bedragen. Het bestuur heeft op 11 december 2008 besloten de opgebouwde aanspraken van (gewezen) deelnemers en de ingegane pensioenen per 1 januari 2009 niet aan te passen, omdat de financiële positie van het fonds toeslagverlening niet toelaat. Het verlenen van een toeslag zou betekenen dat de financiële positie van het fonds verder verslechtert. Dit besluit is in overeenstemming met de beleidsrichtlijnen van het fonds en de richtlijnen van DNB. Wanneer de financiële positie in de toekomst zal verbeteren, bestaat de mogelijkheid tot het inhalen van in het verleden niet toegekende toeslagen.
6.3
Risicobeheer
Het bestuur heeft zijn beleid verwoord in de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN). Onderstaand wordt een nadere toelichting gegeven op de voornaamste risico’s die door het
21
bestuur zijn onderkend, alsmede op het beleid van het bestuur voor het mitigeren van deze risico’s. Beleggingsrisico’s De belangrijkste beleggingsrisico’s betreffen het markt- en het kredietrisico. Het marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin het pensioenfonds op basis van het vastgestelde ALMbeleid actief is. De beheersing van het risico is geïntegreerd in het beleggingsproces. • Renterisico (duration-mismatch) Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. Maatstaf voor het meten van rentegevoeligheid is de duration. De duration is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren van de kasstromen. Indien op balansdatum de duration van de beleggingen aanzienlijk korter is dan de duration van de verplichtingen is er sprake van een zogenaamde ‘duration-mismatch’. Bij een rentestijging zal de waarde van beleggingen minder snel dalen dan de waarde van de verplichtingen, met als gevolg dat de dekkingsgraad zal stijgen. Bij een rentedaling zal de waarde van de beleggingen minder snel stijgen dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt. Op basis van het door het bestuur aanvaardbaar geachte risico heeft het bestuur besloten om de duration-mismatch tussen beleggingen en de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds te verkleinen tot (bijna) 0% door te beleggen in langlopende obligaties. • Valutarisico Bij de beleggingen in de beleggingsfondsen waarin wordt belegd, wordt de Amerikaanse dollar volledig afgedekt naar de euro. • Prijsrisico Prijsrisico is het risico dat door de ontwikkeling van marktprijzen (veroorzaakt door factoren die samenhangen met een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren) waardewijzigingen plaatsvinden. Wijzigingen in marktomstandigheden hebben altijd direct invloed op het beleggingsresultaat, omdat alle beleggingen worden gewaardeerd op reële waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk worden verwerkt in het saldo van baten en lasten. Door spreiding binnen de portefeuille (diversificatie) wordt het prijsrisico gedempt. • Kredietrisico Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst en marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)derivatenposities worden aangegaan. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico’s is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het fonds financiële verliezen lijdt.
22
Beheersing vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het fonds; het vragen van extra zekerheden zoals onderpand en dergelijke bij hypothecaire geldleningen en het uitlenen van effecten. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het fonds belegd in markten waar een voldoende betrouwbare clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het fonds alleen gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten zodat posities van het fonds adequaat worden afgedekt voor onderpand. Concentratierisico Concentratierisico kan optreden als gevolg van het ontbreken van een adequate spreiding van activa en passiva, bijvoorbeeld bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Het concentratierisico wordt onderzocht in de ALM-studie, waarbij beleggingscategorieën met elkaar worden gecombineerd om tot een strategische beleggingsmix te komen. Om de concentratierisico’s te beheersen wordt de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds in hoge mate gediversificeerd. Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Dit risico wordt beheerst door in het beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor liquiditeitsposities, rekening houdend met directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Verzekeringstechnische risico’s Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. In de actuariële analyse worden de afwijkingen geanalyseerd. Het verzekeringsrisico is volledig herverzekerd. De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, overlijden (kortleven) en arbeidsongeschiktheid. • Langlevenrisico Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van de AG-prognosetafel 2005-2050 met adequate correcties voor ervaringssterfte is bij het pensioenfonds het langlevenrisico sterk gereduceerd. • Overlijdensrisico Het overlijdensrisico houdt in dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen. • Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen.
23
Toeslagrisico Het bestuur van het pensioenfonds heeft de ambitie om toeslag op de pensioenen te verlenen. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, rendement, looninflatie en demografie, alsmede de financiële positie van het fonds. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat toeslagverlening voorwaardelijk is en afhankelijk is van de hiervoor genoemde ontwikkelingen. Niet-financiële risico’s Naast financiële risico’s loopt het pensioenfonds ook niet-financiële risico’s die het behalen van de doelstellingen kunnen bedreigen. Deze risico’s kunnen uiteindelijk ook een financiële impact hebben. De belangrijkste niet-financiële risico’s zijn het operationele risico, het uitbestedingsrisico en het systeemrisico. • Operationeel risico Operationeel risico is het risico dat optreedt bij de uitvoering van het pensioen- en vermogensbeheer, bestuursondersteuning en de integrale advisering van het pensioenfonds inzake het beleid op communicatie- juridisch, fiscaal, actuarieel en beleggingsterrein en heeft betrekking op de continuïteit, integriteit en kwaliteit van de dienstverlening. Het pensioenfonds heeft de genoemde werkzaamheden uitbesteed aan TKP Pensioen BV (TKP) en AEGON Asset Management NV (AEAM). • Uitbestedingsrisico Uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel worden geschaad. Het uitbestedingsrisico wordt gemitigeerd door de afspraken (kwaliteitseisen) in de uitvoeringsovereenkomst en de daaraan verbonden Service Level Agreement (SLA). Monitoring van de uitvoering door het bestuur van het pensioenfonds vindt plaats op basis van de periodieke rapportages van de externe uitvoerder over de uitgevoerde werkzaamheden. Tevens ontvangt het pensioenfonds van de uitvoerders TKP en AEM een SAS 70 type II-rapport. De SAS 70-rapportages geven inzicht in de wijze van beheersing van de operationele risico’s en geeft aan of de uitvoerder ‘in control’ is. Een externe accountant certificeert de SAS 70-rapportage. • Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen is dit risico voor het fonds niet beheersbaar. Voor een nadere toelichting op de risico’s en het beheersingsbeleid wordt verwezen naar de risicoparagraaf in de jaarrekening (paragraaf 11.4.3.1).
24
7.
Verslag van het vermogensbeheer
7.1
Algemeen
Martktontwikkelingen De financiële crisis domineerde de ontwikkelingen op de financiële markten en de economie in 2008. De financiële crisis die in de zomer van 2007 zichtbaar werd door problemen op de Amerikaanse huizenmarkt, veroorzaakte in de loop van het jaar een sneeuwbaleffect. Financiële instellingen moesten fors afboeken op hun beleggingen. Het vertrouwen bij beleggers werd hierdoor minder, waardoor ze risico’s uit de weg gingen en de beurskoersen daalden. Ook tussen banken onderling was er geen vertrouwen meer en was het geldmarktverkeer beperkt. Door het hierdoor ontstane gebrek aan kapitaal en liquide middelen kwamen verschillende financiële instellingen in de problemen. Centrale banken en overheden schoten te hulp. Veel banken en verzekeraars werden genationaliseerd of kregen extra kapitaal. Wereldwijd zijn reddingsplannen voor de financiële sector en stimuleringspakketten voor de economie gelanceerd. De crisis op de financiële markten had ook gevolgen voor de economische ontwikkeling wereldwijd. In het eerste kwartaal van 2008 werd al duidelijk dat economische groeivoorspellingen naar beneden werden bijgesteld. Toch speelden inflatieverwachtingen nog een belangrijke rol in de eerste helft van het jaar door de hoge olieprijs. Doordat de olieprijs vanaf de zomer sterk daalde, namen de inflatieverwachtingen daarna echter af. Bovendien had de afzwakkende economische groei een neerwaarts effect op de inflatie. Eind 2008 bedroeg de inflatie in het EMU-gebied nog 1,6%. De internationale financiële crisis kreeg in de loop van het jaar steeds meer invloed op de reële economie. De economische groei werd wereldwijd minder. Doordat financiële instellingen in problemen raakten, werd de kredietverlening minder. Daarnaast nam het vertrouwen van consumenten en producenten snel af door alle negatieve berichten over de financiële crisis. Uiteindelijk is de korte rente in de Verenigde Staten in 2008 verlaagd van 2,75% naar het minimumniveau van rond de 0%. Ook de Europese Centrale Bank verlaagde de korte rente in het vierde kwartaal van 4,25% tot 2,5%. De aandelenmarkten sloten het jaar zeer negatief af met een verlies van 39,2% (MSCI Wereld in euro’s). Ook grondstoffen hadden een uiterst negatief jaar. Nadat de olieprijs begin van het derde kwartaal nog een piek bereikte van 147 dollar per vat, daalde de olieprijs tot rond de 40 dollar eind 2008. De staatsobligatiemarkt deed het daarentegen goed. De kapitaalmarktrente werd gedreven door de zoektocht van beleggers naar relatief veilige beleggingen door de crisissituatie op de financiële markten. De tienjaars-rente in het EMU gebied daalde van 4,4% begin januari tot 3,5% eind december 2008. Rendement beleggingen De beleggingen hebben een jaarrendement behaald van –12,3% na kosten. Dit is lager dan het benchmarkrendement. Het negatieve resultaat is voornamelijk te wijten aan de beleggingen in aandelen (individuele portefeuille) en grondstoffen.
25
Overzicht behaalde rendementen in 2008 (%) year to date Aandelen Vastrentende waarden Vastgoed Grondstoffen Liquiditeiten Totaal excl, LDO (gewogen) LDO (long duration overlay) Vastrentende waarden (inclusief LDO) Totaal voor kosten (gewogen) Totaal na kosten (gewogen)
7.2
Portefeuille Benchmark - 54,7 - 39,7 7,4 8,6 - 1,9 - 1,9 - 50,5 - 44,6 - 22,4 695,2 28,2 - 12,1 - 12,3
Relatief - 24,9 - 1,1 0,0 - 10,6
- 15,7
- 7,9
16,1 - 11,1 - 11,2
10,4 - 1,1 - 1,3
Aandelen
Marktontwikkelingen De aandelenmarkten werden in 2008 getroffen door de financiële crisis en de gevolgen daarvan voor de economische groei. Dit werd in januari al direct duidelijk toen de aandelenmarkten de slechtste start in jaren doormaakten. Daarna werd het economische en financiële nieuws snel slechter. Na de zomer werd duidelijk dat de economische problemen, die in Amerika begonnen waren, zich verder uitbreidden over de wereld. Bedrijven in de financiële sector en cyclische sectoren zagen hun winsten afnemen. Vooral de financials hadden het zwaar door de soms grote afschrijvingen op onder meer gestructureerde producten. De overige sectoren konden de winst nog enigszins vasthouden, maar werden wel minder positief over de toekomst. In het laatste kwartaal van het jaar nam de financiële crisis in hevigheid toe. Door hoge afschrijvingen verslechterden de balansposities van banken dusdanig dat er door de overheid ingegrepen moest worden. Wereldwijd daalden aandelenindices met 30% of meer. Hierdoor gaat 2008 de boeken in als één van de slechtste jaren voor aandelen. Rendementen aandelenmarkten in 2008 (MSCI indices, net return in %) In lokale valuta -44,9 -28,5 -37,6 -31,8 -42,6 -44,0 -53,3
Euroland Verenigd Koninkrijk Verenigde Staten Canada Japan Azië ex-Japan Opkomende markten Wereld
In euro’s -44,9 -45,7 -34,3 -42,7 -25,5 -48,1 -50,9 -39,2
Activiteiten In het voorjaar zijn de beleggingen in aandelen aangepast. Besloten is om het World Equity Fund te vervangen voor verschillende regiofondsen. In oktober kende het fonds een beperkte overweging van Amerikaanse aandelen. Deze positie
26
is eind oktober gesloten aangezien het nauwelijks effect had op het relatieve rendement. Het resultaat van de aandelenportefeuille is uitgekomen op -54,7%. Dit is ruim onder de benchmark (39,7%).
7.3
Vastrentende waarden
Marktontwikkelingen Het jaar voor staatsobligaties kende twee delen. In de eerste helft van het jaar waren er niet alleen zorgen over de economische groei, maar ook over de hoge inflatiecijfers. Grondstoffenprijzen (met name energieprijzen) bleven ondanks de gematigde groeivooruitzichten verder stijgen. Centrale banken hielden daarom de rente hoog om te voorkomen dat de inflatie te hard zou oplopen. De staatsobligatierente liet daarom in de eerste helft van het jaar nog een stijging zien. De kentering van deze trend volgde toen de olieprijs na de zomer hard daalde. Vanaf het derde kwartaal begon de economische groei ook in Europa zichtbaar af te nemen. Door de dalende grondstoffenprijzen nam de inflatiedruk snel af. In de tweede helft van het jaar daalde de rente van 4,75% naar ongeveer 3%. Deze sterke daling zorgde voor een hoog rendement op staatsobligaties. De verlenging van de looptijd van de assets die het fonds heeft doorgevoerd heeft dankzij de dalende rente veel waarde toegevoegd. De markt voor alle bedrijfsobligaties lag al in 2007 onder druk. Het jaar 2008 was niet anders. Door de snelle verslechtering van de economische vooruitzichten namen de kansen op faillissementen toe. Hierdoor daalden de prijzen van bedrijfsobligaties. Het rendement van zowel kredietwaardige bedrijfsobligaties (investment grade) als bedrijfsobligaties met een minder goede kredietwaardigheid (high yield) was historisch laag. Ook het rendement op obligaties van opkomende landen (emerging market debt) was erg laag als gevolg van de oplopende kredietvergoeding. Activiteiten Vanaf eind januari is de onderwogen positie in high yield obligaties ten gunste van investment grade-obligaties omgezet naar onderwogen high yield en overwogen staatsobligaties. Dit heeft toegevoegde waarde gehad voor de performance. De onderweging in high yield-obligaties is per eind oktober 2008 gesloten. Sindsdien is er een overweging in investment grade-bedrijfsobligaties versus staatsobligaties gehanteerd. Het totale resultaat van de vastrentende portefeuille, exclusief verlenging van de duration, is uitgekomen op 7,4%. Dit is 1,2% lager dan de benchmark. De verlenging van de looptijd heeft een positief effect gehad op het totale rendement van de obligatieportefeuille omdat over 2007 sprake is geweest van een rentedaling. Het resultaat van de vastrentende portefeuille na verlenging kwam uit op 28,2%, hetgeen 10,1% hoger dan de benchmark is.
7.4
Overige beleggingen
7.4.1
Onroerend goed
Marktontwikkelingen Het negatieve rendement in 2007 zette door in 2008. De vastgoedmarkt had ook veel last van de kredietcrisis. Vastgoed is een markt waar relatief veel geleend wordt en de gestegen financieringskosten zette de financieringsstructuur van vastgoedbedrijven erg onder druk. Azië en Rusland werden hard afgestraft in het eerste gedeelte van het jaar. In het Verenigd
27
Koninkrijk zijn de prijzen pas later in het jaar sterk gedaald doordat de effecten van de economische malaise toen zichtbaar werden. Door de grote invloed van de financiële sector heeft Engeland meer last van de kredietcrisis dan continentaal Europa. Activiteiten In 2008 zijn er geen activiteiten ondernomen; er is het hele jaar belegd in het niet beursgenoteerde vastgoed-fonds TKP Pensioen Real Estate Fonds. Het rendement is uitgekomen op -1,9%, conform de benchmark.
7.4.2
Grondstoffen
Grondstoffenmarkten hebben in 2008 wederom de aandacht getrokken. De meeste aandacht ging uit naar de energiesector. De olieprijs steeg aan het begin van het jaar fors verder en bereikte in juni een nieuw record van $147. De belangrijkste reden voor deze sterke stijging was de hoge vraag. Bij de overige grondstoffen was het beeld in de eerste helft van het jaar wat anders. De metaal- en edelmetaalprijzen daalden, terwijl de prijzen van de meeste agrarische grondstoffen stegen. In de tweede helft van het jaar gingen alle grondstoffenprijzen dezelfde kant op. De dalende economische groei zorgde voor een daling van de vraag naar alle grondstoffen. Hierdoor kwamen de prijzen onder druk te staan en werd het hoge rendement van deze beleggingen aan het begin van het jaar volledig teniet gedaan. Het rendement op grondstoffen is uitgekomen op -50,5%. Dit was ruim lager dan de benchmark van -44,6%.
28
8.
Pensioen en uitvoering
8.1
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op activiteiten op het gebied van pensioencommunicatie en -administratie die in 2008 hebben plaatsgevonden. Tevens worden de belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling toegelicht. Tot slot wordt in dit hoofdstuk ingegaan op (voorstellen voor) nieuwe wetgeving op pensioengebied.
8.2
Pensioencommunicatie
De pensioenoverzichten per 1 januari 2008 zijn in mei 2008 verzonden. In Q2 van het verslagjaar is de website www.honeywellpensioen.nl van het pensioenfonds beschikbaar gekomen, inclusief een pensioenplanner. In de loop van het jaar is ‘Mijn Pensioen’, het afgeschermde gedeelte van de website, uitgebreid met een nieuwe service: het online dossier. Hier treft de deelnemer de digitale versie van zijn uniforme pensioenoverzichten aan. In het vierde kwartaal 2008 is veel extra tijd gestoken in het inspelen op de bestaande financiële crisis. Hiertoe zijn op de website vraag- en antwoordlijsten geplaatst, waarin de deelnemers zijn geïnformeerd over de invloed van het de crisis op het pensioenfonds, de dekkingsgraad en overige effecten.
8.3
Pensioenadministratie
Processen De implementatie is voor het grootste deel afgerond in het eerste kwartaal van 2008. Hierdoor zijn voor de meeste processen de eerder opgelopen achterstanden in de procesvoering weggewerkt. De lage dekkingsgraad heeft ook zijn invloed op de procesvoering. In de loop van het kwartaal is de startbrief diverse malen aangepast aan de actualiteit. Afkoop klein pensioen Het bestuur heeft in de decembervergadering 2008 besloten gewezen deelnemers met een pensioen onder de wettelijke afkoopgrens aan te schrijven met een voorstel tot afkoop. In het eerste kwartaal van 2009 zullen de deelnemers worden aangeschreven. Gegevensaanlevering De gegevensaanlevering was vanuit de werkgever maandelijks op tijd en de uitval minimaal.
8.4
Pensioenregeling
Pensioenregeling 2006 De pensioenregeling 2006 ziet er op hoofdlijnen als volgt uit: • • • •
Geïndexeerd middelloon. Pensioenopbouwpercentage voor het ouderdomspensioen bedraagt 2,25% per jaar. De franchise bedraagt per 1 januari 2008 € 14.380,Pensioenleeftijd is 65 jaar.
29
• • •
Het Partnerpensioen is op kapitaaldekkingsbasis en de hoogte bedraagt 70% van het jaarlijkse levenslange ouderdomspensioen en is uitruilbaar. Het Tijdelijk partnerpensioen is op risicobasis en bedraagt 0,491% van de pensioengrondslag per deelnemersjaar, met een maximum van 8/7 * de ANW-uitkering plus premiecompensatie. Het wezenpensioen bedraagt 14% van het jaarlijkse levenslange ouderdomspensioen en wordt uitgekeerd tot 18 jaar resp. voor studerende kinderen tot 27 jaar.
Overgangsbepalingen voor medewerkers geboren vóór 1 januari 1950 Voor medewerkers geboren vóór 1 januari 1950 blijft inhoudelijk de pensioenregeling 2003 van kracht. De belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling 2003 zijn: • De pensioenleeftijd is 62 jaar, waarbij flexibele pensionering mogelijk is. • De regeling is een regeling op basis van geïndexeerd middelloon. • Het opbouwpercentage voor ouderdomspensioen is 2,25% per jaar van de pensioengrondslag. • De franchise bedraagt per 1 januari 2008 € 18.469,• Het opbouwpercentage van het overbruggingspensioen is 2,25 % per jaar van de franchise. • Het partnerpensioen is verzekerd op risicobasis. Bij uitdiensttreding of pensionering wordt een deel van de opgebouwde ouderdomspensioenaanspraken standaard omgezet in levenslang partnerpensioen. • Het Tijdelijk partnerpensioen is op risicobasis en bedraagt 0,491% van de pensioengrondslag per deelnemersjaar, met een maximum van 8/7 * de ANW-uitkering plus premiecompensatie. • Het wezenpensioen bedraagt 20% van het partnerpensioen en wordt uitgekeerd tot 18 jaar resp. voor studerende kinderen tot 27 jaar. Deelnemersbestand Stand ultimo Stand ultimo
vorig Bij
verslagjaar
Af
verslagjaar
Actieven
1.176
52
115
Slapers
1.866
67
111
1.822
930
142
70
1.002
604
101
26
679
91
15
4
102
225
19
38
206
10
7
2
15
3.972
261
296
3.937
Gepensioneerden
1.113
waarvan: (tijdelijk) ouderdomspensioen arbeidsongeschiktheidspensioen partnerpensioen wezenpensioen Totaal:
8.5
(Voorstellen voor) nieuwe wetgeving
Pensioenfondsen zagen zich in 2008 geconfronteerd met een aantal relevante (voorstellen voor) nieuwe wetgeving.
30
Toeslagen In het verslagjaar heeft het kabinet de toeslagenmatrix, het toeslagenlabel en de datum van inwerkingtreding wettelijk vastgelegd. Vanaf 1 januari 2009 zijn pensioenfondsen verplicht in de communicatie-uitingen over de (voorwaardelijke) toeslagverlening voorgeschreven teksten te gebruiken (toeslagenmatrix) en een ‘beeldende en kwalitatieve maatstaf’ (toeslagenlabel) op te nemen. Dit beeldmerk geeft de verwachtingen weer ten aanzien van toekomstige toeslagverlening over een periode van vijftien jaar afgezet tegen de prijsstijging. Daarnaast geeft het label inzicht in de toeslagverlening die verwacht kan worden bij een pessimistisch inflatiescenario. Vanwege de actuele situatie bij de pensioenfondsen heeft de Autoriteit Financiële Markten (AFM) aangegeven in het jaar 2009 niet op het gebruik van het toeslagenlabel te controleren, indien aan de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden heldere informatie wordt verstrekt over gevolgen van de crisis voor de eventuele herstelplannen, de toeslagverlening, premies, behoud van rechten en waardeoverdrachten. De AFM stelt hiervoor een modelbrief op die pensioenfondsen dienen te gebruiken. De AFM geeft op dit moment aan heldere informatie over deze aspecten een hogere prioriteit dan aan het gebruik van het toeslagenlabel. De Pensioenwet verlangt dat er bij voorwaardelijke toeslagverlening consistentie dient te zijn tussen de gewekte verwachtingen, de financiering en het realiseren van voorwaardelijke toeslagen. Van consistentie is sprake als over een periode van vijftien jaar een toeslag kan worden verleend die aansluit bij de toeslagambitie en het fonds over voldoende herstelvermogen beschikt. Dit moet blijken uit een toets die het fonds verplicht is minimaal één keer in de drie jaar uit te voeren. De Pensioenwet verlangt dat er bij voorwaardelijke toeslagverlening consistentie dient te zijn. Pensioenregister De Pensioenwet verplicht pensioenuitvoerders per 1 januari 2011 het pensioenregister gebruiksklaar te hebben. Het pensioenregister moet een via het internet toegankelijk overzicht gaan geven van al het aanvullend pensioen dat een werknemer heeft opgebouwd en de AOW waar vanaf 65-jarige leeftijd aanspraak op bestaat. In het verslagjaar zijn de eerste stappen gezet voor de ontwikkeling van dit register door de oprichting van de Stichting Pensioenregister – een samenwerkingsverband van pensioenkoepels, verzekeraars en de Sociale Verzekeringsbank – die de oprichting van het register gaat begeleiden. Herziening uitvoeringsmodel Het kabinet heeft in het verslagjaar aangegeven dat het de voorgenomen herziening van het uitvoeringsmodel gefaseerd wil invoeren. Het kabinet wil aan de bestaande uitvoeringsmogelijkheden drie uitvoeringsvehikels toevoegen: de premiepensioeninstelling (PPI), de Multi-OPF en de Algemene pensioeninstelling (API) die ook DB-regelingen kan uitvoeren. Hiermee beoogt het kabinet Nederland aantrekkelijk te houden als uitvoeringsplaats voor buitenlandse en pan-Europese pensioenregelingen. Daarnaast ziet het kabinet ook in binnenlandse ontwikkelingen aanleiding het uitvoeringsmodel te herzien. Met name met de Multi-OPF denkt het kabinet op deze ontwikkelingen te kunnen inspelen. PPI en DB-API Het kabinet wil starten met de introductie van de PPI. De PPI richt zich met name op de internationale pensioenmarkt voor DC-regelingen. De PPI is beperkt in opzet aangezien het
31
uitsluitend DC-regelingen kan uitvoeren en geen verzekeringstechnische risico’s (overlijden, arbeidsongeschiktheid en langleven) mag dekken. Het wetsvoorstel waarin de PPI is verankerd zal in 2009 in het parlement behandeld worden. De nadere uitwerking van de DB-API zal op een later moment gestalte krijgen vanwege de complexiteit, voornamelijk op het terrein van de medezeggenschap en governance. Of het kabinet in 2009 al een voorstel zal opstellen dat deze API een wettelijke basis geeft, is op dit moment nog niet duidelijk. Multi-OPF In het verslagjaar heeft het kabinet de multi-OPF op hoofdlijnen geschetst. In 2009 wil het kabinet de multi-OPF via een wijziging van de Pensioenwet een wettelijke plaats geven. Een Multi-OPF is een ondernemingspensioenfonds dat voor meerdere – los van elkaar staande – ondernemingen pensioenregelingen kan uitvoeren. Een dergelijk ondernemingspensioenfonds wordt op dit moment nog verhinderd door de Pensioenwet. Uitstel AOW Het kabinet wil dat meer ouderen aan de slag gaan of blijven. Daartoe wil het allereerst de arbeidsparticipatie in de groep 60 tot 65 jaar verbeteren. Daarnaast wil het kabinet individuen meer mogelijkheden geven het werkzame leven geleidelijk af te bouwen na het 65e levensjaar. Met het oog op deze laatste beleidsdoelstelling heeft het kabinet in het verslagjaar een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend, waarin de mogelijkheid wordt geregeld om de AOW-ingangsdatum uit te stellen. Op basis van dit voorstel kan de AOW tot uiterlijk 70 jaar – al dan niet gedeeltelijk – worden uitgesteld. De AOW zal bij uitstel actuarieel worden verhoogd waarbij de verhoging afhankelijk is van de resterende levensverwachting.
32
9.
Governance en compliance
9.1
Algemeen
Het pensioenfonds draagt de verantwoording voor een goede uitvoering van de pensioenregeling voor (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden en hun nabestaanden, in overeenstemming met wet- en regelgeving. De inhoud van de pensioenregeling is het resultaat van de arbeidsvoorwaarden die na overleg tussen werkgevers en werknemers van Honeywell Nederland zijn overeengekomen. Het bestuur is verantwoordelijk voor de realisatie van de doelstelling van het pensioenfonds, de strategie, het beleid en de uitvoering hiervan.
9.2
Goed pensioenfondsbestuur
Goed Pensioenfondsbestuur behelst het integer en transparant handelen door het bestuur, het geven van rekenschap en het afleggen van verantwoording aan het Verantwoordingsorgaan over het uitgeoefende toezicht. Het bestuur is zich bewust van zijn verantwoordelijkheid voor het goed besturen van het pensioenfonds en zal alles doen wat nodig is voor het handhaven van het vertrouwen in het pensioenfonds en de pensioensector. Ontwikkelingen op dit terrein worden nauwlettend gevolgd. De Principes van Goed Pensioenfondsbestuur zijn met ingang van 1 januari 2008 van kracht. Wettelijke verankering van de principes heeft plaatsgevonden in de Pensioenwet. Het bestuur heeft met ingang van 1 januari 2008 een Verantwoordingsorgaan ingesteld. Het Verantwoordingsorgaan beoordeelt het door het bestuur gevoerde beleid, de gemaakte beleidskeuzes en de naleving van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur, met als uitgangspunt de vraag of het bestuur bij de genomen besluiten op een evenwichtige wijze met de belangen van alle belanghebbende rekening heeft gehouden bij het bepalen van de beleidsgebieden en de genomen besluiten. Het verslag van het Verantwoordingsorgaan is opgenomen in hoofdstuk 3. In paragraaf 9.8 is de reactie van het bestuur op het oordeel van het Verantwoordingsorgaan vermeld. Voor de inrichting van het interne toezicht heeft het bestuur gekozen voor de instelling van een Visitatiecommissie. De Visitatiecommissie zal bestaan uit drie onafhankelijke deskundigen, benoemd door het bestuur. Het bestuur heeft besloten de Visitatiecommissie eens in drie jaar en incidenteel op verzoek de opdracht te geven het functioneren van (het bestuur van) het fonds kritisch te bezien. Bij het interne toezicht op het functioneren van (het bestuur van) het pensioenfonds wordt gekeken naar de procedures en processen en de interne beheersing binnen het fonds, naar de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd en de wijze waarop wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn. De Visitatiecommissie zal in de loop van 2009 worden ingesteld, de eerste visitatie zal in de tweede helft van 2009 of begin 2010 plaatsvinden.
33
9.3
Informatie vanuit toezicht van DNB en AFM
DNB houdt voortdurend toezicht op financiële instellingen en het netwerk waarvan zij deel uitmaken. Als er iets mis gaat of dreigt te gaan, treft DNB maatregelen om de schade zoveel mogelijk te beperken. In 2008 zijn, evenals in voorgaande jaren, aan het pensioenfonds geen dwangsommen of boetes opgelegd. Er zijn door DNB geen aanwijzingen aan het fonds gegeven, noch is een bewindvoerder aangesteld of is bevoegdheidsuitoefening van organen van het fonds gebonden aan toestemming van DNB. De vermogenspositie is zodanig dat er een korte- en langetermijnherstelplan van toepassing is. Dit wordt nader toegelicht in paragraaf 6.1.1. ‘Financiële crisis en invloed op beleidskeuzes’. Sinds 1 januari 2007 houdt de Autoriteit Financiële Markten (AFM) toezicht uit hoofde van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling. De AFM heeft tot taak toezicht te houden op het gedrag van pensioenuitvoerders. Het toezicht omvat met name de communicatie van pensioenfondsen en de wettelijk verplichte informatieverstrekking, alsmede de zorgplicht bij individuele pensioenopbouw op beleggingsbasis. De doelstelling van de communicatie- en informatieverstrekking is dat de (gewezen) deelnemer, (gewezen) partner en pensioengerechtigde kan begrijpen welk pensioen hem of haar te wachten staat. Uit de doelstelling van het pensioenfonds die is gericht op duidelijke en klantgerichte communicatie met deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden blijkt het belang dat het pensioenfonds aan begrijpelijke informatievoorziening toekent.
9.4
Bestuursaangelegenheden
Het pensioenfonds werd in 2008 bestuurd door zes bestuursleden. Drie leden worden benoemd door de werkgever, Honeywell BV. Zij hoeven geen deelnemer te zijn. Statutair is bepaald dat de werkgeversvertegenwoordigers zitting hebben voor onbepaalde tijd; het bestuurslidmaatschap van deze leden kan door de werkgever worden beëindigd. Drie bestuursleden worden gekozen door de deelnemers uit de deelnemers, de ex-deelnemers en/of de gepensioneerden. De werknemersvertegenwoordigers hebben zitting voor een periode van drie jaar. Aftredende bestuursleden kunnen zich terstond herkiesbaar stellen. Het bestuur heeft een voorzitter, een plaatsvervangend voorzitter, een secretaris en een plaatsvervangend secretaris. De voorzitter zal door de aangesloten ondernemingen uit de bestuursleden worden benoemd. De plaatsvervangend voorzitter, de secretaris en de plaatsvervangend secretaris worden door en uit de bestuursleden gekozen, telkens voor de tijd van één jaar. De aftredende bestuursleden zijn terstond herkiesbaar. De bestuurssamenstelling is in 2008 gewijzigd. Met ingang van 1 november 2008 is de heer K. Dahoe benoemd als bestuurslid namens de werkgever, ter vervanging van het afgetreden bestuurslid de heer B. Buurma. Per 23 december 2008 is de heer R. Grotendorst afgetreden als bestuurlid namens de deelnemers. In het verslagjaar hebben er acht bestuursvergaderingen plaatsgevonden. Daarnaast vonden diverse besprekingen plaats van het bestuur of de commissies over specifieke onderwerpen. Op de gebruikelijke pensioen- en beleggingsonderwerpen die in de vergaderingen en besprekingen aan de orde zijn geweest, wordt nader ingegaan in de hoofdstukken 6 (Financiele opzet en positie), 7 (Verslag van het vermogensbeheer) en 8 (Pensioen en uitvoering).
34
Gemiddeld waren vijf van de zes bestuursleden aanwezig tijdens de bestuursvergaderingen. In alle vergaderingen was het voor besluitvorming noodzakelijke minimale aantal bestuursleden aanwezig, met uitzondering van de vergadering van 1 september 2008. De voorgenomen besluiten zijn na de vergadering aan de afwezige bestuursleden ter instemming voorgelegd. Het bestuur acht zich onafhankelijk in de uitoefening van zijn functie en zorgt er voor dat alle belanghebbenden zich op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen. Het bestuur vindt het belangrijk om inzicht te geven in het eigen functioneren en het gevoerde beleid, evenals in de uitvoering van het reglement.
9.5
Deskundigheids- en integriteitstoets en opleiding
DNB heeft regels vastgesteld om besturen en directies van pensioenfondsen te toetsen. Deze regels houden concreet in dat bestuurders en directieleden van pensioenfondsen, voordat zij worden benoemd, door DNB worden getoetst op integriteit en deskundigheid. Alle bestuursleden van het pensioenfonds zijn getoetst en DNB heeft met de benoeming van alle voorgestelde kandidaat-bestuursleden ingestemd. Het bestuur vindt het belangrijk dat zijn deskundigheid op peil wordt gehouden, mede gezien de ontwikkelingen op pensioen- en beleggingsgebied. Het bestuur volgt hiertoe actief de voor het fonds relevante pensioenontwikkelingen en tevens worden bestuursleden in de gelegenheid gesteld (vervolg)cursussen, seminars en (thema)bijeenkomsten van de pensioenkoepels bij te wonen. Op 8 juli 2008 heeft het bestuur een nieuw deskundigheidsplan vastgesteld. Het bestuur heeft besloten dat alle bestuursleden over een algemeen deskundigheidsniveau dienen te beschikken. Elk nieuw benoemd bestuurslid dient een algemene cursus Pensioenen te volgen. Ook dienen personen belast met specifieke beleidsbepalende taken te beschikken over minstens twee jaar relevante managementervaring. Dit beleid waarborgt naar de mening van het bestuur dat binnen de kring van personen, belast met beleidsbepalende taken, voldoende deskundigheid aanwezig is op alle door DNB genoemde terreinen. Het bestuur is van mening dat het in zijn geheel voldoende deskundig is om zijn taak adequaat uit te voeren. Op 3 oktober 2008 is door Mercer een Strategiedag Beleggingen georganiseerd, waar ook het Verantwoordingsorgaan aan heeft deelgenomen. Daarnaast wordt er jaarlijks door TKP voor de bestuursleden een bestuurdersdag georganiseerd. In het verslagjaar is de bestuurdersdag gehouden op 10 oktober. Het centrale thema van deze dag was: ‘Het afleggen van verantwoording’ en werd door diverse sprekers vanuit verschillende invalshoeken belicht. Aan de ontwikkeling en de hectiek op de financiële markten is ook aandacht besteed. Tevens is het functioneren van het bestuur als collectief aan de orde gesteld. Aan de hand van het nieuw opgestelde deskundigheidsplan, de deskundigheidsmatrix en de gevolgde cursussen is gekeken in hoeverre de bestuursleden voldoen aan de te stellen eisen aan een goed pensioenfondsbestuurder. Hiertoe heeft het bestuur in november 2008 deelgenomen aan de SPO-Kennisreflector. Ook de Deelnemersraad en het Verantwoordingsorgaan hebben in de loop van december deelgenomen. De uitkomsten zijn besproken in een door Mercer georganiseerde
35
bijeenkomst in januari 2009. De bestuursleden, leden van het Verantwoordingsorgaan en de Deelnemersraad zullen vervolgcursussen gaan volgen aan de hand van deze uitkomsten.
9.6
Gedragscodes
De pensioenkoepels hebben eind 2007 een nieuwe modelgedragscode ontwikkeld Deze herziene versie bevat, ten opzichte van de versie 2005, twee essentiële verschillen: de modelgedragscode is meer principal based en er is nog maar één model. Dit model is niet integraal overgenomen, omdat het bestuur zich over een aantal onderwerpen expliciet heeft moeten uitspreken. De gedragscode is in het verslagjaar uitvoerig besproken en in juni 2008 vastgesteld. Alle bestuursleden hebben de verklaring bij de Gedragscode ondertekend. De leden van het Verantwoordingsorgaan en de huidige leden van de deelnemersraad hebben de gedragscode eveneens ondertekend. Het doel van deze gedragscode is het bijdragen aan het transparant en integer handelen van bestuurders ten behoeve van al diegenen die bij het pensioenfonds belang hebben en tot het waarborgen van de goede naam en reputatie van het pensioenfonds. De gedragscodes bevatten onder meer regels over hoe een bestuurslid moet omgaan met vertrouwelijke informatie, voorwetenschap, relatiegeschenken en het vervullen van nevenfuncties bij andere ondernemingen en instellingen. De uitvoeringsorganisatie en de vermogensbeheerder hanteren gedragscodes die gelijkwaardig zijn. Het bestuur heeft per 13 november 2008 de heer B. Buurma aangewezen als Compliance Officer voor het fonds.
9.7
Geschillencommissie
In artikel 19 van de statuten is een geschillenregeling neergelegd. Alle uit de statuten en reglementen voorspruitende geschillen tussen één of meer deelnemers of één of meer gepensioneerden of andere belanghebbenden enerzijds en het fonds anderzijds worden in eerste aanleg beslist door het bestuur. Op verzoek van één of beide partijen kan vervolgens het geschil worden voorgelegd aan een commissie van drie scheidslieden. Aan de geschillencommissie zijn in het verslagjaar geen geschillen voorgelegd.
9.8
Reactie bestuur op oordeel verantwoordingsorgaan
Het bestuur neemt met instemming kennis van het positieve oordeel van het verantwoordingsorgaan. De aan het bestuur gegeven aandachtspunten zal het bestuur betrekken in de door het bestuur te nemen actuele en toekomstige besluiten.
36
9.9
Compliance met wet- en regelgeving
Het bestuur ziet toe op naleving van wet- en regelgeving, zoals deze wordt uitgevoerd door de uitvoeringsorganisatie. In de volgende paragraaf wordt dit nader toegelicht. Vanwege de gefaseerde inwerkingtreding van de Pensioenwet is per 1 januari 2008 een aantal nieuwe bepalingen uit de Pensioenwet van kracht geworden. De pensioenreglementen en de statuten zijn daarop aangepast. De belangrijkste aanpassingen hielden verband met: • het keuzerecht ten aanzien van het omzetten van ouderdomspensioen in partnerpensioen bij einde deelneming voor de pensioendatum en op de pensioendatum; • het verbod op instemmingsrechten; • de informatievoorschriften; • de afkoop van kleine pensioenaanspraken; • het behoud van aanspraak partnerpensioen bij onbetaald verlof tot uiterlijk achttien maanden; • het behoud van risicopartnerpensioen tijdens ww-uitkering; • een geschillen- en klachtenprocedure. • kortingsbepalingen ten aanzien van pensioenaanspraken en pensioenrechten, Daarnaast zijn vanaf 1 januari 2008 de aangescherpte informatieverplichtingen uit de Pensioenwet van kracht. Onder meer dient aan een nieuwe deelnemer binnen drie maanden een startbrief te worden verstrekt met informatie over de pensioenregeling. De communicatieuitingen van het fonds zijn aan deze nieuwe verplichtingen aangepast. In het verslagjaar heeft het kabinet via de zogenoemde Veegwet nog een aantal onvolkomenheden in de Pensioenwet gecorrigeerd.
9.10
Organisatie en uitvoering
Het bestuur heeft de uitvoering van de pensioenadministratie uitbesteed aan TKP, 100% dochter van AEGON Nederland NV. Deze uitvoering omvat het administreren van pensioenen. De integrale advisering en ondersteuning van het bestuur van het pensioenfonds is uitbesteed aan Mercer. Het vermogensbeheer is uitbesteed aan AEGON Asset Management (AEAM). Besluitvorming over het beleid vindt plaats door het bestuur.
9.11
Statutenwijziging
Als gevolg van de inwerkingtreding van de Pensioenwet zijn de statuten aangepast. In de statuten zijn, naast een aantal tekstuele wijzigingen, de instelling van het Verantwoordingsorgaan en de Visitatiecommissie opgenomen. Ieder besluit tot wijziging van de statuten behoeft de goedkeuring van de deelnemersraad en de aangesloten ondernemingen. Na deze goedkeuring kunnen de gewijzigde statuten worden verleden.
37
10.
Verwachte gang van zaken
Voor 2009 is de staffel aangepast en is de premie bij een dekkingsgraad onder de 105% vastgesteld op 30,7% in plaats van 29,7%. De pensioenaanspraken van deelnemers met ingegane pensioenen en de premievrije aanspraken van gewezen deelnemers van pensioenfonds Honeywell zullen per 1 januari 2009 als gevolg van de financiële positie van het fonds niet worden verhoogd. Het bestuur heeft voor 2009 de volgende doelstellingen geformuleerd: • Omzetting van het bestaande kapitaalverzekeringscontract met AEGON naar een eigen beheercontract. • Implementatie van het besluit over te gaan naar een gedempte premiesystematiek. • Invulling geven aan de gewijzigde strategische asset-allocatie. In 2009 staat een vernieuwing van de pensioenplanner op stapel. De planner zal worden uitgebreid met een bruto-netto module, terwijl deeltijdpensioen wordt toegevoegd als invoerkeuze. De planner zal ook het opgebouwde pensioen laten zien, en levensloop als tijdelijk bedrag voorafgaand aan de pensioeningangsdatum. Naar verwachting komt de nieuwe versie van de pensioenplanner medio 2009 beschikbaar. De focus van het bestuur zal in 2009 gericht zijn op het uitvoeren van het bij DNB ingediende herstelplan. Mocht gedurende de vijfjarige periode, ingaand 1 januari 2009, de dekkingsgraad ultimo van enig jaar onder het niveau komen van het groeipad (met een marge van 0,5%), dan zullen het bestuur en de werkgever overleggen welke maatregelen noodzakelijk zijn, zodanig dat uiterlijk na een periode van één jaar na onderschrijding van het ultimo niveau, naar verwachting het gewenste groeipad weer is bereikt. Het pad ziet er als volgt uit: 2009: 94,2% 2010: 97,5% 2011: 100,2% 2012: 102,7% 2013: 105,5% Maatregelen die op dat moment mogelijk zijn, zijn een extra of versnelde storting door de werkgever of aanpassing van de pensioenregeling, dan wel korting van de pensioenaanspraken zodanig dat het minimumniveau van het groeipad weer is bereikt. Een eventuele korting wordt toegepast na een wachttijd van een jaar. Met bovenstaand beleidskader en de genoemde extra maatregel om na vijf jaar de minimaal vereiste dekkingsgraad te bereiken, wordt naar verwachting binnen een periode van vijftien jaar het vereist vermogen bereikt. Ultimo 2023 bedraagt de verwachte dekkingsgraad 116,1%. Alle pensioen- en aanspraakgerechtigden van het fonds zullen vóór 1 juli 2009 schriftelijk worden geïnformeerd over dit herstelplan en de gevolgen hiervan voor hun pensioen.
38
Het herstelplan is inmiddels door DNB beoordeeld en er is op een aantal punten nadere toelichting gevraagd. De gewenste nadere toelichting zal zo spoedig mogelijk aan DNB worden verstrekt. Het herstelplan is uitgegaan van een verwachte dekkingsgraad ultimo december 2008 van 92,2%. De werkelijke dekkingsgraad blijkend uit de jaarrekening is 89,3%. Het verschil heeft op dit moment geen invloed op het herstelplan; het eerste ijkpunt is 31 december 2009. Het bestuur is nog steeds van mening dat het herstelplan voldoende herstelkracht in zich heeft.
‘s Hertogenbosch, 18 juni 2009 F.H.M. van den Oetelaar, voorzitter M.J.M. van Falier, secretaris K. Dahoe Mw. H.C.M. Krϋger T.G. van Zanten
39
Jaarrekening
40
11.
Jaarrekening
11.1
Balans
Bedragen x € 1.000 ACTIEF
31-12-2008
31-12-2007
[1] [2] [3] [4]
12.419 59.843 154.614 3.555 230.431
12.805 99.463 137.856 12.749 262.873
Vorderingen en overlopende activa Overige vorderingen
[5]
6.346
5.138
Overige activa Liquide middelen
[6]
3.150
3.551
239.927
271.562
[7] [7]
-28.860 4.023 -24.837
59.069 3.276 62.345
[8] [9]
262.346 400 262.746
207.541 530 208.071
Beleggingen voor risico pensioenfonds Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen Totaal
TOTAAL ACTIVA
PASSIVA Stichtingskapitaal en reserves Wettelijke en statutaire reserves Bestemmingsreserves Totaal Technische voorzieningen Voorziening voor pensioenverplichtingen: voor risico van het pensioenfonds Overige voorzieningen Totaal Beleggingen voor risico pensioenfonds Derivaten
[10]
0
75
Overige schulden en overlopende passiva
[11]
2.018
1.071
239.927
271.562
TOTAAL PASSIVA [.]
De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de Toelichting Balans vanaf pagina 48.
41
11.2
Staat van baten en lasten
Bedragen x € 1.000 BATEN Premiebijdragen risico pensioenfonds Beleggingsresultaten risico pensioenfonds Saldo overdracht van rechten Herverzekeringscontract Overige baten
[12] [13] [14] [15] [16]
Totaal baten
2008
2007
11.286 -33.815 -340 286 451
10.079 12.853 1.982 535 318
-22.132
25.767
LASTEN Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Pensioenopbouw Indexering en overige toeslagen Rentetoevoeging Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Overige mutaties Mutatie overige voorzieningen Pensioenuitkeringen Overige lasten Pensioenuitvoeringskosten
[17]
[18] [19] [20] [21]
Totaal lasten Resultaat [.]
54.805
-3.067
6.129 103 9.928
7.196 5.059 8.892
-9.565 46.074
-8.683 17.495
397 1.739
1.861 103 -130 9.339 406 630
-531 8.113 326 676
65.050
5.517
-87.182
20.250
De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de Toelichting Staat van Baten en Lasten vanaf pagina 57.
42
11.3
Kasstroomoverzicht 2008
Bedragen x € 1.000 Pensioenactiviteiten Ontvangsten Premiebijdragen Waardeovernames Herverzekeringscontract en overige baten
2007 (aangepast Kasbank)
Uitgaven Pensioenuitkeringen en afdrachten, minus ontvangen verhaalde uitkeringen AEGON Waardeoverdrachten Kosten, overige lasten en technisch resultaat
11.351 1.005 426 12.782
9.793 6.985 296 17.074
10.151 1.454 1.927 13.532
9.182 436 762 10.380 -750
Totale kasstroom uit pensioenactiviteiten Beleggingsactiviteiten Ontvangsten Directe beleggingsopbrengsten Verkopen en aflossingen van beleggingen
Uitgaven Aankopen beleggingen Totale kasstroom uit beleggingsactiviteiten
Saldo van ontvangsten en uitgaven Liquide middelen primo boekjaar Liquide middelen ultimo boekjaar
43
6.694
6.849 158.378 165.227
5.806 176.490 182.296
164.878
191.900 349
-9.604
-401 3.551 3.150
-2.910 6.461 3.551
11.4
Toelichting op de jaarrekening
11.4.1 Algemeen 11.4.1.1
Bepalingen wet en regelgeving
De jaarrekening is opgesteld volgens de voorschriften die zijn vastgelegd in Titel 9, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Richtlijnen voor Pensioenfondsen van de Raad voor de Jaarverslaggeving. 11.4.1.2
Netto-omzet
De netto-omzet kan als volgt worden berekend (x € 1.000): 2008 11.286 6.500 17.786
Premie-inkomsten Directe beleggingsopbrengsten Totaal netto-omzet 11.4.1.3
2007 10.079 6.018 16.097
Bestemming resultaat
Er zijn geen statutaire bepalingen betreffende de bestemming van het resultaat. Het saldo van de staat van baten en lasten over 2008 is toegevoegd aan de algemene reserve.
11.4.2 Waarderings- en berekeningsgrondslagen Algemeen De grondslagen zijn gericht op het weergeven van de economische posities. De beleggingen en de voorziening pensioenverplichtingen worden vanaf 2007 gewaardeerd op marktwaarde, de overige posten op nominale waarde. Belangen in door de uitvoerder van het fonds beheerde beleggingsfondsen worden naar rato van het belang hierin gewaardeerd op hun onderliggende marktwaarde en geclassificeerd bij de betreffende beleggingscategorie. De liquide middelen die deel uitmaken van de onderliggende fondsen in aandelen, vastrentende waarden en onroerend goed zijn bij de betreffende beleggingscategorie vermeld. Conform de aanbeveling van de Raad voor de Jaarverslaggeving worden participaties met een beleggingskarakter niet aangemerkt als een groepsmaatschappij en/of deelneming. Valuta Alle balansposten in vreemde valuta (inclusief valutatermijntransacties) zijn in de jaarrekening gewaardeerd in euro’s tegen de valutakoers ultimo het jaar. Mutaties in de loop van een jaar zijn omgerekend tegen de dagkoersen. De koersverschillen worden verwerkt onder de opbrengsten uit beleggingen.
44
Kosten vermogensbeheer De kosten vermogensbeheer zijn onderdeel van de waardering van de net asset value van de beleggingsfondsen en worden niet separaat zichtbaar gemaakt onder de beheerskosten, respectievelijk de beleggingsopbrengsten. Aandelen De in de onderliggende fondsen begrepen aandelen, opties op aandelen en converteerbare obligaties zijn gewaardeerd tegen de beurswaarde per balansdatum. Tevens zijn hier opgenomen, omgerekend tegen beurswaarde, uitgeleende aandelen en shortposities in aandelen binnen de onderliggende fondsen. Vastrentende waarden De in de onderliggende fondsen begrepen obligaties worden gewaardeerd tegen beurswaarde per balansdatum. Leningen op schuldbekentenis worden gewaardeerd tegen marktwaarde, berekend op de contante waarde van de toekomstige kasstromen volgens de actuele rentetermijnstructuur, rekening houdend met het risicoprofiel van de leningen. Vastgoedbeleggingen Dit betreft beleggingen in onroerend goed-fondsen. Deze worden gewaardeerd tegen actuele waarde. Derivaten Derivaten worden gebruikt om posities op verschillende liquide financiële markten (aandelen, vastrentende waarden, valuta’s en grondstoffen) in te nemen, als alternatief voor het innemen van posities middels primaire instrumenten. De ingenomen posities hebben de volgende kenmerken: • Posities worden gespreid over verschillende beleggingsportefeuilles (bijvoorbeeld aandelen versus obligaties). • Posities worden binnen de beleggingscategorieën gespreid over deelmarkten (bijvoorbeeld Amerikaanse versus Europese markten). In de balans wordt sinds de invoering van de nieuwe RJ610 de categorie derivaten apart vermeld. Liquide middelen Dit betreft uitgezette en opgenomen deposito's en callgeld, alsmede direct opeisbare tegoeden in rekening-courant bij banken, inclusief de lopende interest per balansdatum. De liquide middelen zijn gewaardeerd tegen nominale waarde. Vorderingen en kortlopende schulden Deze zijn gewaardeerd tegen nominale waarde verminderd met de noodzakelijk geachte voorziening voor oninbaarheid.
45
Stichtingskapitaal en reserves Stichtingkapitaal en reserves zijn het eigen vermogen van het fonds. Algemene reserve Voor de algemene reserve zijn het minimaal vereist vermogen en het vereist eigen vermogen, zoals gedefinieerd in de ABTN, van belang. Minimaal vereist eigen vermogen Het minimaal vereist eigen vermogen bedraagt 5% van de voorziening pensioenverplichtingen. Vereist eigen vermogen Het vereist eigen vermogen bedraagt per balansdatum 110,9% (2007: 113,6%) van de voorziening pensioenverplichtingen. Dit percentage is afhankelijk van de strategische assetmix en het risicoprofiel van het pensioenfonds en wordt bepaald op basis van de door de Pensioenwet en DNB gegeven richtlijnen. Indien het eigen vermogen kleiner wordt dan het minimaal vereist eigen vermogen, vindt binnen vijf jaar aanvulling plaats door de werkgever. Als het eigen vermogen ligt tussen het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen is er sprake van een reservetekort. Het premiepercentage wordt zodanig vastgesteld dat het reservetekort naar verwachting in vijftien jaar wordt opgeheven. Het premiebeleid is vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst. Voorziening pensioenverplichtingen Voor risico pensioenfonds Dit betreft de verplichtingen jegens verzekerden, actuarieel bepaald als contante waarde van de opgebouwde aanspraken. Bij de berekening van de voorziening voor risico van het pensioenfonds zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: • De rentetermijnstructuur op balansdatum zoals die door DNB is vastgesteld en gepubliceerd. • Sterftekansen zijn ontleend aan de prognosetafels 2005-2050, startkolom 2006-2011 (2007: startkolom 2005 -2010) die zijn gepubliceerd door het Actuarieel Genootschap, met een leeftijdsterugstelling van mannen: twee jaar, vrouwen: één jaar (2007: idem). • Gehuwdheidsfrequentie: • voor ingegane pensioenen op basis van werkelijkheid; • voor niet-ingegane partnerpensioenen volgens de gehuwdheidsfrequenties 1985-1990 van het Actuarieel Genootschap; • voor niet-ingegane aanvullend ouderdomspensioenen voor alleenstaanden 85%; • de vrouwelijke partner wordt drie jaar jonger verondersteld dan de man. • Een opslag van 2% (2007: 1,75%) voor toekomstige excassokosten. • Een eventuele toeslagverlening per 1 januari van het volgend boekjaar wordt reeds op 31 december van het lopende boekjaar verwerkt.
46
Overige voorzieningen In deze voorziening wordt geacht te zijn inbegrepen de voorziening voor ingegane ziektegevallen. Bij de bepaling van de voorziening voor arbeidsongeschiktheid wordt rekening gehouden met de toekomstige schadelast voor zieke deelnemers op balansdatum die naar verwachting arbeidsongeschikt zullen worden verklaard. Met betrekking tot deze laatste categorie wordt de verplichting geschat op basis van ervaringscijfers. Opbrengsten uit beleggingen Dit betreft de indirecte beleggingsopbrengsten uit hoofde van gerealiseerde en ongerealiseerde waarderings- en valutakoersverschillen en de directe beleggingsopbrengsten uit hoofde van inkomsten uit dividend en interest en huur, onder aftrek van de in- en externe beleggingskosten. Deze opbrengsten worden verwerkt in de periode waarop zij betrekking hebben. Dividend wordt verantwoord in het jaar van declaratie. Het beleggingsrendement is de time weighted return berekend op dagbasis, rekening houdend met de marktexposures van derivaten. Kosten Kosten worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben. Overige baten en lasten Overige baten en lasten worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben. Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode. Dit houdt in dat alle ontvangsten en uitgaven ook als zodanig worden gepresenteerd.
47
11.4.3
Toelichting op de balans
Bedragen x € 1.000 [1] Vastgoedbeleggingen Stand begin boekjaar Aankopen Verkopen Beurs- en valutakoersverschillen Waarderingsverschillen u.h.v. taxatie terrein Stand einde boekjaar Betreft: Participaties TKPI Real Estate Fund (TREF) Fabrieksterrein te Emmen
2008
2007
12.805 391 0 -777 0 12.419
1.918 10.281 0 248 358 12.805
10.143 2.276
10.529 2.276
Het in juni 2000 gekochte fabrieksterrein te Emmen heeft een grootte van 65.023 m2. In 2007 heeft een taxatie plaatsgevonden; de balanswaardering per 31-12-2008 is gebaseerd op deze taxatiewaarde.
Bedragen x € 1.000 [2] Aandelen Stand begin boekjaar Aankopen Verkopen Beurs- en valutakoersverschillen Stand einde boekjaar Betreft: Participaties AEGON aandelenfondsen Participaties Fortis Bank Nederland
Bedragen x € 1.000 [3] Vastrentende waarden Stand begin boekjaar Overgang amortisatiewaarde naar marktwaarde Waardering op marktwaarde Aankopen Verkopen en aflossingen Beurs- en valutakoersverschillen Stand einde boekjaar Betreft: Participaties AEGON beleggingsfondsen Participaties AEGON hypothekenfonds
48
2008
2007
99.463 96.650 -71.831 -64.439 59.843
97.898 39.115 -36.882 -668 99.463
35.113 24.730
49.553 49.910
2008
2007
137.856 0 137.856 63.394 -57.353 10.717 154.614
128.122 -2.562 125.560 128.128 -108.821 -7.011 137.856
154.614 0
117.193 20.663
2008
2007
12.749 4.410 -10.049 -3.555 3.555
11.344 14.409 -15.883 2.879 12.749
3.555
12.749
2008
2007
897 3.580
585 3.627
Dividendbelasting, lopende interest banken Overige vorderingen
1.648 221 0
632 172 122
Totaal einde boekjaar
6.346
5.138
2008
2007
2.124 4 0 1.022 3.150
68 4 14 3.465 3.551
2008
2007
59.069 0 0 59.069 -87.182 0 0 0 -747 -28.860
-12.115 -2.562 1.382 -13.295 20.250 50.267 5.653 -530 -3.276 59.069
Bedragen x € 1.000 [4] Overige beleggingen Stand begin boekjaar Aankopen Verkopen Beurs- en valutakoersverschillen Stand einde boekjaar Betreft: Participaties TKP MM Commodity Fund Bedragen x € 1.000 [5] Overige vorderingen Herverzekeraar, te vorderen technische winst (2007-2008) Premies (overlopende premies & afrekening) Vooruitbetaalde pensioenuitkeringen TOP/SUM (20062008)
Bedragen x € 1.000 [6] Liquide middelen Kasbank (AEAM) Bank ABN AMRO, rekening-courant Bank Staalbankiers, rekening-courant (opgeheven in 2008) Bank ING, rekening-courant Totaal De tegoeden bij banken staan ter vrije beschikking van het fonds. Bedragen x € 1.000 [7] Stichtingskapitaal en reserves WETTELIJKE EN STATUTAIRE RESERVES Stand begin boekjaar Mutatie FTK aanpassing waardering VRW Mutatie FTK aanpassing VPV Stand begin boekjaar o.b.v. FTK Resultaat boekjaar Vrijval beleggingsreserve Vrijval vrije reserve technisch resultaat Opvoeren voorziening ingegane ziektegevallen RJ 610 Mutatie overige reserves Stand einde boekjaar
Het eigen vermogen per 31 december 2008 is negatief. Op 23 maart 2009 heeft het bestuur het korte- en langetermijnherstelplan vastgesteld en verzonden naar DNB. De belangrijkste kenmerken van het herstelplan betreffen: • voor het kortetermijnherstel wordt een periode van vijf jaar gehanteerd;
49
•
de premie is vastgesteld op 30,7% van de pensioengrondslag zolang er sprake is van een dekkingstekort (dekkingsgraad < 105%); • de werkgever zal jaarlijks, voor het eerst per 1 januari 2010, een extra bijdrage storten gedurende vier jaar; • zolang het minimaal vereist eigen vermogen nog niet is overschreden worden geen toeslagen toegekend. Het herstelplan is uitgegaan van een verwachte dekkingsgraad ultimo december 2008 van 92,2%. De werkelijke dekkingsgraad blijkend uit de jaarrekening is 89,3%. Het verschil heeft op dit moment geen invloed op het herstelplan, het eerste ijkpunt is 31 december 2009. Het bestuur is nog steeds van mening dat het herstelplan voldoende herstelkracht in zich heeft.
Bedragen x € 1.000 BESTEMMINGSRESERVE OVERGANGSMAATREGELEN 56-MIN Stand begin boekjaar Mutatie staartverplichting vanaf 2020 Mutatie opbouw voorwaardelijk pensioen tot 2020 Stand einde boekjaar
2008
2007
2.691 -997 1.457 3.151
0 1.096 1.595 2.691
Betreft: Staartverplichting TOP/SUM(O) Voorwaardelijke pensioentoezegging (zacht pensioen)
99 3.052
1.096 1.595
De bestemmingsreserve uit hoofde van overgangsmaatregelen 56-min betreft voorwaardelijke toezeggingen aan deelnemers die op 1 januari 2006 jonger waren dan 56 jaar, oftewel geboren op of na 1 januari 1950. Deze reserve bestaat uit 2 componenten: • alle (tijdsevenredige) aanspraken die ontstaan na 2020. De opbouw wordt berekend door de primo stand te verhogen met een rente toevoeging en daaraan 1,1% van de salarissom aan toe te voegen. Ultimo 2006 werd deze post verantwoord onder overige voorziening (€ 531.000), met ingang van ultimo 2007 wordt dit als bestemmingsreserve aangemerkt. • de tijdsevenredige opbouw tot 2020. Omdat voor de (voorwaardelijke) opbouw over 2006 nog niet gereserveerd was, is in 2007 een reserve gevormd waarmee zowel de opbouw van 2006 als 2007 kan worden gefinancierd. Met deze bestemmingsreserve wordt beoogd te voorkomen dat in de komende jaren tot 2020 indexatie beslissingen worden genomen op een te hoge dekkingsgraad.
Bedragen x € 1.000 BELEGGINGSRESERVE Stand begin boekjaar Vrijval in verband met FTK Stand einde boekjaar
2008
2007
0 0 0
50.267 -50.267 0
Bedragen x € 1.000 RESERVE TECHNISCH RESULTAAT Stand begin boekjaar Realisatie winstdeling 2002-2006 ten gunste van de algemene reserve Dotatie boekjaar (vordering TR boekjaar) Stand einde boekjaar TOTAAL Bestemmingsreserves
2008
2007
585
5.653
0 287 872 4.023
-5.653 585 585 3.276
2008 62.345 0 0 62.345 0 -87.182 -24.837
2007 43.805 -2.562 1.382 42.625 -530 20.250 62.345
Bedragen x € 1.000 TOTAAL EIGEN VERMOGEN Mutatie FTK aanpassing waardering VRW Mutatie FTK aanpassing VPV Stand begin boekjaar o.b.v. FTK Opvoering ingegane ziektegevallen RJ610 Mutatie boekjaar, saldo rekening baten en lasten Stand einde boekjaar
50
Onderdeel van het eigen vermogen is een herwaarderingsreserve ter grootte van € 0,4 miljoen (2007: € 0,4 miljoen) in verband met de waardering van direct onroerend goed op actuele waarde. Dit betreft beleggingen met een nietfrequente marktnotering.
Bedragen x € 1.000 [8] Voorziening pensioenverlichtingen voor risico pensioenfonds Stand begin boekjaar FTK-aanpassing RTS 1-1-2007 FTK-aanpassing prognosetafels 1-1-2007 Mutatie boekjaar Stand einde boekjaar Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Stand begin boekjaar FTK-aanpassing RTS 1-1-2007 FTK-aanpassing prognosetafels 1-1-2007 Pensioenopbouw Indexering en overige toeslagen Rentetoevoeging Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Overige mutaties Stand einde boekjaar Bedragen x € 1.000 [9] Overige voorzieningen Stand begin boekjaar Opvoering ingegane ziektegevallen RJ 610 ten laste van de algemene reserve Mutatie boekjaar Stand einde boekjaar Verloop overige voorzieningen Stand begin boekjaar Opvoering ingegane ziektegevallen RJ 610 ten laste van de algemene reserve Rentetoevoeging Mutatie voorziening ingegane ziektegevallen Vrijval staartverplichting SUM/SUMO Stand einde boekjaar Betreft: Voorziening voor ingegane ziektegevallen
51
2008
2007
207.541 0 0 54.805 262.346
211.990 -8.435 7.053 -3.067 207.541
207.541 0 0 207.541 6.129 103 9.928
211.990 -8.435 7.053 210.608 7.196 5.059 8.892
-9.565 46.074 397 1.739 262.346
-8.683 -17.495 1.861 103 207.541
2008
2007
530
531
0 -130 400
530 -531 530
530
531
0 -130 0 400
530 21 0 -552 530
400
530
Bedragen x € 1.000 [10] Derivaten Stand begind boekjaar Beurs- en valutakoersverschillen Stand einde boekjaar
2008
2007
75 -75 0
0 75 75
2008
2007
1.603 244 171 2.018
654 186 231 1.071
Betreft: Positie per 31-12-2007 US-Dollar valuta afdekkingscontract; dit contract is in 2008 beëindigd.
Bedragen x € 1.000 [11] Overige schulden en overlopende passiva Betreft: Rekening-courant verzekeringsmaatschappij Afdracht loonheffing Overige schulden en overlopende posten Totaal einde boekjaar 11.4.3.1
Risicobeheer
Solvabiliteitsrisico Het pensioenfonds wordt geconfronteerd met risico’s. Het belangrijkste risico voor het pensioenfonds is het solvabiliteitsrisico. Dit betreft het risico dat het pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen om de pensioenverplichtingen na te komen. Indien de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het pensioenfonds de premie moet verhogen en dat er geen ruimte is voor (volledige) toeslagverlening. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen (afstempelen). Ultimo 2008 is aan de hand van het standaardmodel van DNB per risicofactor de gewenste solvabiliteit bepaald. De vereiste solvabiliteit per risicofactor is aan de hand van de voorgeschreven formule gecombineerd tot een totaal vereiste solvabiliteit. Voor de evenwichtsberekening is de uitkomst hiervan zoals voorgeschreven in een aantal stappen gebruikt totdat het toetsingsverschil nihil is. Dit resulteert in de evenwichtsituatie, waarin het (fictieve) aanwezige eigen vermogen precies gelijk is aan het vereist eigen vermogen, bij een niveau van 110,9. Het vereist eigen vermogen is gebaseerd op de strategische portefeuille per 1 januari 2009 die gelijk is gesteld aan de werkelijke portefeuille ultimo 2008. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de gewenste solvabiliteit per risicofactor per € 100 VPV.
52
Risicofactor
Gewenste solv.
Totaal renterisico (S1) Totaal zakelijke waarden risico (S2) Valutarisico (S3) Grondstoffen risico (S4) Kredietrisico (S5)
€ € € € €
3,46 8,17 1,29 0,43 1,44
Toelichting
Mutatie 20% Mutatie 30%
Verzekeringstechnisch risico (S6) € 2,96 Effect passiva (fijnmazige methode) Concentratie risico Operationeel risico Standaard-formule € 10,9 Toetsingsverschil = 0,00 Standaardformule: ( ( S12 + S 2 2 + 0,50 × 2 × S1 × S 2 + S32 + S 4 2 + S5 2 + S6 2 ) ). Ultimo 2007 bedroeg het streefniveau 113,6. Onderstaand is de beleggingsmix opgenomen welke bij bovenstaande berekening is gehanteerd, waarbij de derivaten zijn toegerekend aan de verschillende beleggingscategorieën: Beleggingsmix ultimo 2008 (procentueel) Aandelen ontwikkeld 8,1%
1,8%
Aandelen niet beursgenoteerd
22,2%
1,3%
Aandelen opkomende markten Indirect vastgoed
16,8%
0,0% 2,0% 4,7% 1,0%
Direct vastgoed Staatsobligaties + hypotheken Bedrijfsobligaties Commodities Liquide Middelen
42,1% Saldo (overig)
Marktrisico Het marktrisico wordt beheerst doordat met de vermogensbeheerder specifieke mandaten zijn afgesproken, welke in overeenstemming zijn met de beleidskaders en richtlijnen die zijn vastgesteld door het bestuur. Het bestuur monitort de mate van compliance aan deze mandaten. De marktposities worden periodiek gerapporteerd aan het bestuur.
53
Renterisico (duration-mismatch) Maatstaf voor het meten van rentegevoeligheid is de duration. De duration is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren van de kasstromen en kan als volgt worden toegelicht: Balanswaarde Duration van de vastrentende waarden (voor derivaten) Duration van de vastrentende waarden (na derivaten) Duration van de (nominale) pensioenverplichtingen
Ultimo 2008
Ultimo 2007
5,9 28,2 16,2
5,8 21,8 15,7
Valutarisico Bij de beleggingen in de beleggingsfondsen waarin wordt belegd, wordt de Amerikaanse dollar volledig afgedekt naar de euro. Eind 2008 wordt voor circa 12,9% (2007: 15,6%) van de beleggingsportefeuille belegd buiten de eurozone. De waarde van de per einde van het verslagjaar uitstaande valutatermijncontracten bedraagt € 1,1 miljoen (2007: € 34.000). Prijsrisico Middels spreiding binnen de portefeuille (diversificatie) wordt het prijsrisico gemitigeerd. Het prijsrisico wordt tevens afgedekt door gebruik te maken van afgeleide financiële instrumenten (derivaten), zoals opties en futures. De regioverdelingen van vastrentende waarden en aandelenbeleggingen ultimo 2008 kunnen als volgt worden onderverdeeld: Vastrentende waarden:
Australië Duitsland Finland Frankrijk Griekenland Ierland Italië Kroatië Nederland Oostenrijk Spanje Verenigd Koninkrijk Verenigde Staten van Amerika Zweden Zwitserland Supranational
Aegon European Credit Fund 4,8% 9,7%
Aegon Long Duration Overlay
Aegon Euro AAA Bond Index Fund
Aegon Tactical Interest Rate Overlay
35,7% 0,8% 31,6%
33,8% 0,9% 29,6%
33,4%
1,8%
6,4%
9,2% 7,6% 12,7%
7,3% 6,9% 14,4%
0,6%
0,7%
9,6%
5,2% 11,4% 6,2% 15,0% 25,1% 1,7% 3,5%
7,9% 6,1% 4,3% 9,9% 2,7% 3,0% 2,2% 6,6% 16,0%
Dit betreft de voornaamste regio’s per fonds (gemaximeerd op 10 regio’s) en het totaal hoeft dus niet op 100% te sluiten.
54
Aandelen (top10/5 per beleggingsfonds, excl. Fortis Obam) Aegon Equity Asia Fund
Aegon Aegon Equity Equity Emerging Emerging Europe Asia Fund Fund
Aegon Equity Europe Fund
Aegon Equity Japan Fund
Argentinië Australië
Aegon Equity Latin America Fund
Aegon Equity Middle East & Africa Fund
1,4% 56,9%
Brazilië
59,5%
Canada
10,6%
Chili China
7,7% 1,3%
27,2%
Colombia
2,2%
Denemarken
0,9%
Duitsland
12,6%
Egypte
3,7%
Finland
2,4%
Frankrijk
17,1%
Hongarije Hongkong
5,2% 30,2%
India
14,7%
Indonesië
2,7%
Israël
22,7%
Italië
5,0%
Japan
100,0%
Maleisië
5,9%
Marokko
5,8%
Mexico
27,3%
Nederland Nieuw Zeeland
1,8% 0,8%
Pakistan
0,3%
Peru
1,9%
Filippijnen
0,6%
Polen
11,3%
Rusland Singapore
57,6% 10,8
1,4%
Spanje Taiwan Thailand
7,1% 20,3% 1,9%
Tsjechië
8,0%
Turkije
8,7%
Verenigd Koninkrijk
33,9%
Verenigde Staten van Amerika
89,4%
Zuid Afrika Zuid Korea
Aegon Equity North America Fund (EUR)
67,8% 24,7%
Zweden
2,2%
55
Zwitserland
13,1%
Dit betreft de voornaamste landen per fonds (gemaximeerd op 10 c.q. 5 landen, afhankelijk van betreffende fonds) en het totaal hoeft dus niet op 100% te sluiten.
Kredietrisico Het kredietrisico dat wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin het pensioenfonds actief is, is beperkt, omdat weinig wordt belegd in schuldtitels van ondernemingen. Het tegenpartijrisico verbonden aan de inzet van afgeleide financiële instrumenten wordt op marktconforme wijze beheerst. Daarnaast wordt er gebruikgemaakt van tegenpartijen met een goede reputatie waardoor dit risico wordt beperkt. In onderstaande tabel een overzicht van de gewichten per credit rating class voor ultimo 2008: Ratingoverzicht portefeuille vastrentende waarden ultimo 2008 per credit rating class AAA 79,6% AA 5,2% A 10,7% BBB 4,5% Lager dan BBB 0,0% Geen rating 0,0% Totaal 100,0% Het TKP MM Commodity Fund (Overige beleggingen) belegt een groot deel van de middelen in een geldmarktfonds en is hierdoor niet blootgesteld aan een significant kredietrisico. Concentratierisico Grote posten kunnen leiden tot concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden opgeteld. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Per 31 december 2008 zijn er zes posten die de grens van 2% van het balanstotaal overschrijden: Vastrentende waarden (x € 1000) Duitse Staatsobligaties Franse Staatsobligaties Spaanse Staatsobligaties Nederlandse Staatsobligaties Oostenrijkse Staatsobligaties Ierse Staatsobligaties
€ € € € € €
2008 43.630 37.358 17.657 9.594 8.780 6.991
Vastgoed: Van de totale beleggingen in vastgoed is 18,3% belegd in het fabrieksterrein van Honeywell BV te Emmen.
56
Toelichting op de staat van baten en lasten Bedragen x € 1.000 [12] Premiebijdragen risico pensioenfonds Pensioenpremie, verplichte verzekering Pensioenpremie, voorgezette verzekering Afboeking oninbare vorderingen 2006 Totaal Premie en koopsommen
2008
2007
11.645 95 -454 11.286
10.500 78 -499 10.079
De kostendekkende premie over 2008 bedraagt € 7,4 miljoen (2007; € 8,6 miljoen). De feitelijke premie bedraagt in 2008 € 10,3 miljoen (2007; € 10,1 miljoen). Dit betreft de premie voor de basisregeling met uitzondering van de koopsommen en de afrekening van vorige boekjaren. Er is geen gedempte premie in de zin van de Pensioenwet vastgesteld. De premieopbrengsten zijn niet gesplitst naar een werkgevers- en een werknemersdeel, omdat de totale premie volgens overeenkomst aan de werkgevers in rekening wordt gebracht. Een deel van de premie wordt door de werkgevers ingehouden op het salaris van de werknemers. Aangezien er geen directe relatie is tussen het werkgeversen het werknemersdeel, kunnen deze niet afzonderlijk worden weergegeven. De afboeking in 2007 van oninbare vorderingen 2006 betreft abusievelijk in 2006 opgenomen vordering met betrekking tot teveel betaalde premies WBP in voorgaande jaren van het fonds aan de verzekeraar. Deze was namelijk in 2006 reeds door de verzekeraar terugbetaald. De afboeking in 2008 van oninbare vorderingen 2006 betreft abusievelijk de in 2006 opgenomen vordering op PME inzake door PME ingehouden pensioenpremies op VUT-uitkeringen in 2006; dit bedrag was door PME reeds in 2006 via het depot afgedragen.
Bedragen x € 1.000 [13] Beleggingsresultaten risico pensioenfonds Vastgoed Directe opbrengsten terrein Emmen Directe opbrengsten participaties TREF Indirecte opbrengsten terrein Emmen Indirecte opbrengsten participaties TREF Vastgoed totaal AANDELEN Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Aandelen totaal VASTRENTENDE WAARDEN Directe opbrengsten hypothecaire leningen Directe opbrengsten obligaties Indirecte opbrengsten hypothecaire leningen Indirecte opbrengsten obligaties Indirecte opbrengsten uhv correctie amortisatiewaarde obligaties incl. mutatie balansverschil Vastrentende waarden totaal DERIVATEN Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Derivaten totaal
57
2008
2007
134 460 0 -777 -183
134 331 358 248 1.071
813 -64.439 -63.626
373 16.886 17.259
803 4.089 353 -1.027
894 2.466 -70 -5.865
29.054 33.272
-7.942 -10.517
55 75 130
1.586 -75 1.511
OVERIGE BELEGGINGEN Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Aandelen totaal LIQUIDE MIDDELEN EN OVERIGE Directe opbrengsten r.c. banken beleggingen Directe opbrengsten, overige Indirecte opbrengsten Liquide middelen totaal Af: kosten vermogensbeheer Totaal waarvan: Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Bedragen x € 1.000 [14] Saldo overdracht van rechten Overnames van derden Overdrachten aan derden Totaal Bedragen x € 1.000 [15] Herverzekeringscontract Resultaatdeling uit hoofde van herverzekering Nadelig verschil afrekening 2002-2006 Totaal
0 -3.554 -3.554
0 3.295 3.295
155 0
241 2
155 -9
243 -9
33.815
12.853
6.500 -40.315
6.018 6.835
2008
2007
1.017 -1.357 -340
2.669 -687 1.982
2008
2007
286 0 286
585 -50 535
Het fonds heeft alle technische risico's voorkomend uit pensioenaanspraken, waaronder ook premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid en wezenpensioen, ondergebracht binnen een kapitaalcontract gesloten met AEGON Levensverzekeringen N.V. Over de technische resultaten van een aaneengesloten periode van 5 jaar is winstdeling van kracht, waarbij het fonds voor 100% deelt in de positieve technische resultaten. Als het gecumuleerde resultaat over 5 jaar negatief is, vult AEGON Levensverzekeringen N.V. uit eigen middelen het saldo aan tot nul.
Bedragen x € 1.000 [16] Overige baten Interest premieafdrachten Interest waardeoverdrachten Rentevergoeding 2008 over technisch resultaat 2007 Totaal
2008
2007
387 39 25 451
317 1 0 318
Bedragen x € 1.000 [17] Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds
2008
2007
54.805
-3.067
2008 -130
2007 -531
Bedragen x € 1.000 [18] Mutatie overige voorzieningen
58
Bedragen x € 1.000 [19] Pensioenuitkeringen Ouderdomspensioen Partnerpensioen Wezenpensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen en WBP-uitkeringen Afkoop pensioenen en premierestitutie Ontvangen restitutie WAO/WIA van UWV
2008
2007
8.903 1.367 25 106 79 -102 10.378
7.359 1.304 26 52 52 -92 8.701
-1.016 -23 9.339
-632 44 8.113
Bedragen x € 1.000 [20] Overige lasten Stoploss premie Herverzekering excedentpremie 2008 (2006 en 2007) Interest waardeoverdrachten Overige Totaal
2008
2007
166 169 70 1 406
217 88 21 0 326
Bedragen x € 1.000 [21] Pensioenuitvoeringskosten Door derden in rekening gebrachte tarieven inzake: Pensioenbeheer Vermogensbeheer
2008
2007
215 9 224 415 639
293 9 302 383 685
-9 630
-9 676
Onderzoek van de jaarrekening
23
48
Andere controleopdrachten PWC (FVP en depotverslag)
11
0
Totaal
34
48
Te verrekenen TOP SUM uitkeringen 2008 resp. 2006 en 2007 met PME Afwikkeling ziektekosten CZ, vorige jaren Totaal
Overige kosten Bruto beheerskosten Af: kosten vermogensbeheer toegerekend aan beleggingsresultaten Netto beheerskosten Onder de overige kosten zijn opgenomen de volgende accountantshonoraria:
Het pensioenfonds heeft geen personeel in dienst. De beheersactiviteiten worden met ingang van 1 januari 2007 op basis van een uitvoeringsovereenkomst verricht door personeel in dienst van TKP Pensioen BV, dan wel door personeel in dienst van externe vermogensbeheerders. De beloning aan bestuurders is in het boekjaar 2008 nihil, evenals in boekjaar 2007.
59
11.5
Actuariële analyse
Actuariële analyse van het resultaat Bedragen x € 1.000 Actuariële analyse voor risico pensioenfonds Resultaat op premie Resultaat op beleggingen Resultaat op pensioenen Resultaat rentetermijnstructuur Overige resultaten Totaal resultaat Stelselwijziging rechtstreeks via eigen vermogen 01-01 Schattingswijziging ingegane ziektegevallen 31-12 Totaal resultaat staat baten en lasten
2008
2007
2.747 -43.718 -912 -46.074 775 -87.182
1.498 1.399 250 17.495 -2.103 18.540 1.180 530 20.250
n.v.t. n.v.t.
-87.182
De kostendekkende (benodigde) premie omvat de door DNB voorgeschreven elementen. Als percentage van de Voorziening Pensioen Verplichtingen (VPV) bedroeg het vereist eigen vermogen primo 2008 13,6%. Het bestuur heeft besloten de kostenreserve, die voorheen exclusief tot doel had toekomstige excassokosten te financieren, te verhogen tot 2% van de netto VPV. In samenhang hiermee is eveneens besloten een kostenopslag van 7.5% te hanteren in de kostendekkende premie. De ontvangen premie is vastgesteld als 29,7% van de totale pensioengrondslag, vermeerderd met 3% over de salarissom boven het maximum dagloon. Deze doorsneepremie is hoger dan de kostendekkende premie, wat resulteert in een resultaat van € 2,9 miljoen op premie. Het restant aan resultaat komt voort uit een verschil tussen de koopsomstorting inzake de stamrechtovereenkomsten en de waarde van de daarvoor aangekochte rechten en het saldo van de overige premie onderdelen. De kostendekkende premie over 2008 bedraagt € 7,4 miljoen, de feitelijke premie bedraagt € 10,3 miljoen. Dit betreft de premie voor de basisregeling met uitzondering van de koopsommen en de afrekening van vorige boekjaren. Er is geen gedempte premie in de zin van de Pensioenwet vastgesteld. Het resultaat op beleggingen is negatief. Dit is hoofdzakelijk het gevolg van het rendement op aandelen. Op de vastrentende beleggingen werd een positief resultaat geboekt als gevolg van de gedaalde rente in 2008. Het resultaat op pensioenen omvat de resultaten in verband met sterfte, kosten en mutaties zoals ontslag, arbeidsongeschiktheid en pensioneren. Het resultaat rentetermijnstructuur is ontstaan door het verschil in de rentetermijnstructuur ultimo 2008 en ultimo 2007, zoals weergegeven in onderstaande grafiek:
60
rentetermijnstructuur 5,25 5,00
rentepercentage
4,75 4,50 4,25 4,00
31-12-2007
3,75 31-12-2008
3,50 3,25
vaste rekenrente
3,00 2,75 2,50 2,25 4
9
14
19
24 29 jaren
34
‘s Hertogenbosch, 18 juni 2009 F.H.M. van den Oetelaar, voorzitter M.J.M. van Falier, secretaris K. Dahoe Mw. H.C.M. Krϋger T.G. van Zanten
61
39
44
49
54
59
Overige gegevens
62
12.
Overige gegevens
12.1
Accountantsverklaring
Aan het bestuur van Stichting Pensioenfonds Honeywell Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit verslag op pagina 41 tot en met 61 opgenomen jaarrekening 2008 van Stichting Pensioenfonds Honeywell te Groningen bestaande uit de balans per 31 december 2008 en de staat van baten en lasten over 2008 met de toelichting gecontroleerd. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het stichtingskapitaal en de reserves en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. Deze verantwoordelijkheid omvat onder meer het ontwerpen, invoeren en in stand houden van een intern beheersingssysteem relevant voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van het stichtingskapitaal en de reserves en het resultaat, zodanig dat deze geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevat, het kiezen en toepassen van aanvaardbare grondslagen voor financiële verslaggeving en het maken van schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht. Dienovereenkomstig zijn wij verplicht te voldoen aan de voor ons geldende gedragsnormen en zijn wij gehouden onze controle zodanig te plannen en uit te voeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De keuze van de uit te voeren werkzaamheden is afhankelijk van de professionele oordeelsvorming van de accountant, waaronder begrepen zijn beoordeling van de risico’s van afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. In die beoordeling neemt de accountant in aanmerking het voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van het stichtingskapitaal en de reserves en het resultaat relevante interne beheersingssysteem, teneinde een verantwoorde keuze te kunnen maken van de controlewerkzaamheden die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn maar die niet tot doel hebben een oordeel te geven over de effectiviteit van het interne beheersingssysteem van de stichting. Tevens omvat een controle onder meer een evaluatie van de aanvaardbaarheid van de toegepaste grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van schattingen die het bestuur van de stichting heeft gemaakt, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.
63
Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het stichtingskapitaal en de reserves van Stichting Pensioenfonds Honeywell per 31 december 2008 en van het resultaat over 2008 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. Verklaring betreffende andere wettelijke voorschriften en/of voorschriften van regelgevende instanties Op grond van de wettelijke verplichting ingevolge artikel 2:393 lid 5f BW melden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Amsterdam, 18 Juni 2009 PricewaterhouseCoopers Accountants N.V.
Origineel getekend door H. van der Rijst RA
64
12.2
Actuariële verklaring
Opdracht Door Stichting Pensioenfonds Honeywell te Amsterdam is aan Mercer Certificering B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2008. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn “Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen” heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens en de bevindingen van de accountant ten aanzien hiervan zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt voor mijn beoordelingswerkzaamheden heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld, en heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds.
Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen zal kunnen nakomen. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
65
Oordeel Met inachtneming van het voorafgaande en het navolgende verklaar ik dat naar mijn overtuiging is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningregels en uitgangspunten, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een dekkingstekort. De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds Honeywell is naar mijn mening onvoldoende, vanwege een dekkingstekort. Daarbij is bepalend de mate van waarschijnlijkheid dat het pensioenfonds zal kunnen voldoen aan de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, in aanmerking nemend het streven inzake toeslagen, zoals aan verzekerden meegedeeld en de in wet- en regelgeving opgenomen criteria. Het pensioenfonds heeft in verband met het dekkingstekort op 23 maart 2009 een herstelplan bij De Nederlandsche Bank ingediend. Amstelveen, 18 juni 2009
Drs. S.I. Keijmel AAG verbonden aan Mercer Certificering B.V.
66
12.3
Bijzondere statutaire zeggenschapsrechten
Het bestuur bestaat uit zes leden. Drie leden worden benoemd door Honeywell BV. Het bestuurslidmaatschap van deze leden kan door Honeywell BV worden beëindigd. Deze bestuursleden behoeven geen deelnemers te zijn. De drie andere leden worden gekozen door de deelnemers uit de deelnemers, de exdeelnemers en/of de gepensioneerden. Ieder bestuurslid, vertegenwoordiger van de deelnemers, wordt gekozen voor een tijd van drie jaar, behoudens herverkiezing.
67
Bijlagen
68
Bijlage 1
Begrippenlijst
ABTN Afkorting voor Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. In deze, door de wet verplicht gestelde nota, wordt het beleid van het fonds beschreven op het gebied van financiering, beleggingen, pensioenen en toeslagverlening. Actuariële analyse In deze analyse wordt de invloed verklaard van opgetreden verschillen tussen de actuariële grondslagen en werkelijke ontwikkelingen. Asset Liability Management (ALM) Het in kaart brengen van de onderlinge samenhang van pensioenverplichtingen, premiebeleid en beleggingsmix. Met behulp van ALM-simulatiemodellen worden beelden geschetst van de kansen en bedreigingen voor het pensioenfonds in diverse economische scenario’s. Beleggingsfonds Instelling die geld van derden belegt in aandelen of andere beleggingssoorten. Beleggingsmix De verdeling van beleggingen over verschillende beleggingscategorieën, zoals bijvoorbeeld aandelen, vastrentende waarden en vastgoed. Ook wel beleggingsportefeuille. Benchmark Representatieve herbeleggingsindex waartegen de prestaties van de beleggingsportefeuille worden afgezet. Certificerend actuaris De certificerend actuaris controleert de werkzaamheden van de actuaris en certificeert na zijn akkoord door middel van een actuariële verklaring. Dekkingsgraad De dekkingsgraad is de verhouding tussen de netto activa en de voorziening pensioenverplichtingen, uitgedrukt in een percentage. Dit verhoudingsgetal geeft aan in hoeverre op lange termijn de pensioenverplichtingen kunnen worden nagekomen. De netto activa zijn het saldo van het belegd vermogen, de andere activa en de schulden. Derivaten Van effecten afgeleide financiële instrumenten (beleggingsproducten), waarvan de waarde afhankelijk is van de waarde van andere meer onderliggende variabelen als valuta’s, effecten en rentes. DNB De Nederlandsche Bank. Duration De gevoeligheid van een waarde voor fluctuaties in de kapitaalmarktrente, rekening houdend met de resterende looptijd van die waarde.
69
Eigen vermogen Buffer om mogelijke waardedalingen van de in het fonds aanwezige middelen op te vangen. Pensioenfondsen zijn verplicht om te beschikken over een voldoende grote buffer. Met een toereikendheidstoets kan jaarlijks worden vastgesteld of het eigen vermogen groot genoeg is. Minimaal vereist eigen vermogen: Het vermogen dat overeenkomst met een dekkingsgraad van 105% van de voorziening pensioenverplichtingen Vereist eigen vermogen: Het vermogen dat nodig is om te bewerkstelligen dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het pensioenfonds binnen een periode van één jaar over minder waarden beschikt dan de hoogte van de voorziening pensioenverplichtingen. Franchise Het deel van het salaris dat niet wordt meegenomen bij het berekenen van de pensioengrondslag. Grondstoffen Grondstoffen en goederen waarvan de prijs in hoge mate wordt bepaald door de actuele vraag en aanbod. Voorbeelden zijn: olie, graan en metalen. Herverzekering Het door een pensioenfonds geheel of gedeeltelijk onderbrengen van een pensioenregeling in een levensverzekeringsovereenkomst en/of het door een pensioenfonds onderbrengen van (extra hoge) risico’s bij een levensverzekeraar, zoals het overlijdensrisico en invaliditeitsrisico van deelnemers. Kostendekkende premie Pensioenfondsen zijn verplicht om een kostendekkende premie te berekenen. De kostendekkende premie fungeert als (wettelijk) ijkpunt bij de beoordeling van de feitelijke premie die het fonds in rekening brengt. Marktwaarde De marktwaarde is het bedrag waarvoor recht of een verplichting kan worden afgewikkeld tussen ter zake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn. Middelloon(regeling) Het middelloon is de hoogte van het gemiddelde salaris gedurende de hele loopbaan. Bij de middelloonregeling hangt het uiteindelijke pensioen af van het aantal jaren dat een deelnemer bij de werkgever in dienst is geweest en het salarisverloop tijdens deze werkzame periode. Het op te bouwen pensioen is bij deze regeling een gewogen gemiddelde van alle pensioengrondslagen over de gehele periode van deelname aan de regeling. Opkomende markten Markten die eerder achterbleven bij de economische ontwikkeling, maar waarvan de vooruitzichten nu goed zijn. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om markten in Midden- en ZuidAmerika, Midden- en Oost-Europa, het Verre Oosten en Zuid-Afrika.
70
Outperformance/underperformance Het rendement dat een vermogensbeheerder heeft behaald over een door hem beheerde portefeuille ten opzichte van het rendement van de benchmark. Pensioenplanner Een internettoepassing waarmee deelnemers inzicht hebben in hun opgebouwde pensioenrechten en berekeningen kunnen maken op basis van (mogelijke) veranderingen in persoonlijke en/of werksituatie. Pensioenwet Op 1 januari 2007 is de Pensioenwet in werking getreden. De Pensioenwet heeft tot doel de waarborgen te verschaffen voor financiële zekerheid, individuele zekerheid en uitvoeringszekerheid. Prognosetafels Prognosetafels geven de gemiddelde overlevings- en sterftefrequenties binnen de Nederlandse bevolking weer en worden gebruikt bij het berekenen van pensioenpremies. Er zijn voor mannen en vrouwen aparte prognosetafels afgeleid. De prognosetafels worden aangevuld met jaartallen die de waarnemingsperiode aangeven. Rente termijn structuur (RTS) Maandelijks door De Nederlandsche Bank gepubliceerde marktrente met een looptijd van 1 tot 60 jaar, waarmee de toekomstige cashflow van de verplichtingen contant moet worden gemaakt. RJ610 De Raad voor de Jaarverslaglegging (RvJ) heeft een richtlijn opgesteld (RJ610) voor pensioenfondsen, met voorwaarden voor het jaarverslag. Sterftetafels Zie prognosetafels. Stichtingskapitaal en reserves Zie eigen vermogen. Swap Ruil van rendement op een vastgestelde referentiewaarde tegen een variabele korte rente gedurende een vastgestelde looptijd. Toeslagverlening (indexatie) Om de koopkracht van pensioenen niet achteruit te laten gaan, kunnen pensioenen worden aangepast. Dit houdt in dat er een toeslag kan worden gegeven op het pensioen. Het bestuur van neemt jaarlijks een besluit over het al dan niet verhogen van uw pensioenaanspraken. De toeslagverlening is voorwaardelijk. Er wordt slechts toeslag verleend voor zover de middelen van het fonds dit toelaten. Verantwoordingsorgaan De in de Principes voor Goed Pensioenfonds Bestuur gehanteerde term voor een orgaan waarin de actieve deelnemers, de pensioengerechtigden en de financieel betrokken werkgever(s) zijn vertegenwoordigd en waaraan het bestuur periodiek verantwoording aflegt.
71
Visitatiecommissie In het kader van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur kan voor het toezichthoudend orgaan gekozen worden voor een visitatiecommissie die één keer in de drie jaar - of vaker als daartoe aanleiding is – het functioneren van het bestuur toetst. De visitatiecommissie wordt benoemd door het bestuur en bestaat uit ten minste drie onafhankelijke deskundigen. Waardeoverdracht(en) Het naar een andere pensioenregeling overdragen van de waarde van het opgebouwde pensioenrecht.
72
Colofon Uitgegeven door: Stichting Pensioenfonds Honeywell Stationsplein 9 9726 AE Groningen Correspondentieadres: Postbus 501 9700 AM Groningen Telefoon 050 - 582 79 27 Fax 050 - 313 82 01 Internet: www.honeywellpensioen.nl Email:
[email protected] Realisatie: TKP Pensioen BV Postbus 501 9700 AM GRONINGEN
73