VEILGHEIDSREGIO HAAGLANDEN PRAKTIJKRICHTLIJN Slapen in bouwwerken zonder slaapfunctie
brw
Pagina 1
9-8-2010
2 augustus 2010 1
1.
Inhoud 1. Inhoud
pag. 2
2. Voorwoord
pag. 3
3. Inleiding
pag. 4
4. Categorieën
pag. 5
5. Verantwoording
pag. 6
6. Voorwaarden aan niet slaapgebouwen
pag. 7-10
2
2.
Voorwoord
Als we thuis familie ontvangen, die ook blijven logeren, is dat een normale zaak. Niets is ons te gek en sommigen staan zelfs hun eigen bed af om het de familie naar de zin te maken. Het wordt echter iets anders als je gevraagd wordt om als gastgezin op te treden. Het eigen bed, zoals in het bovengenoemde voorbeeld, wordt in ieder geval gewoonlijk niet meer afgestaan. Toch zal menig gastgezin nog steeds zijn best doen om het de logés vooral naar de zin te maken. Totaal anders ligt het als een instelling of vereniging als gastheer of -vrouw optreedt en bijvoorbeeld een (sportief) evenement organiseert. Dit komt veel voor met bijvoorbeeld Pasen en Pinksteren. Bij een dergelijk georganiseerd evenement worden ook vaak buitenlandse clubs uitgenodigd. Om de kosten voor de (veelal jonge) gasten te drukken worden dan slaapplaatsen gezocht. Het komt regelmatig voor dat de kleedruimten en/of een kantine van een sportclub of de zaal van een sporthal als slaapplaats worden ingericht. Veldbedden en slaapzakken worden verzameld en een goed plekje wordt door de gasten veelal zelf bevochten. Tegenwoordig komt het ook voor dat, in in geval van gestrande reizigers of door een ramp, de overheid op eenzelfde manier naar tijdelijke slaapplaatsen zoekt. Locaties als kantines, sporthallen, scholen, tenten, kerken e.d. worden gezocht om vooral grote groepen gestrande reizigers en slachtoffers van een ramp van een tijdelijke slaapplaats te voorzien. De bovengenoemde voorbeelden lijken op elkaar, toch verschillen ze wel degelijk. In de thuissituatie zal het gezin, dat als gastheer optreedt alles doen om in geval van een calamiteit de familie of gasten in veiligheid te brengen. Dat ligt bij de andere voorbeelden toch iets genuanceerder. Het gaat hier ten slotte om grotere groepen logés, waarvoor extra brandpreventieve voorzieningen en een goede organisatie nodig kunnen zijn. Dit soort voorzieningen zijn veelal niet aanwezig, omdat de meeste (nood)gebouwen van oorsprong door de brandweer op een andere gebruiksfunctie zijn getoetst dan een logiesfunctie. Om een acceptabel niveau van brandveiligheid in geval van een calamiteit te bieden is het van groot belang hiervoor een regionale praktijkrichtlijn op te stellen.
Marcel Koene Beleidsmedewerker Brandpreventie.
3
3.
Inleiding
Regelmatig wordt de vraag gesteld of het is toegestaan te overnachten op locaties die daar in principe niet voor bedoeld zijn. Aan een gemeente wordt dan toestemming gevraagd om, in het kader van bijvoorbeeld een voetbaltoernooi dat met Pasen of Pinksteren plaats vindt, in het bouwwerk te mogen blijven slapen. Ook komt het incidenteel voor dat in verband met een ramp of gestrande reizigers voor kort of langere tijd binnen een gemeente slaapruimte wordt gezocht in een van oorsprong daar niet voor ontworpen bouwwerk. Gedacht moet worden aan het overnachten/slapen in sportkantines, scholen, tenten, kerken en sporthallen. Een enkele keer wordt gevraagd om te mogen overnachten/slapen in kantoren of andere gebouwen. Omdat de functie van het bouwwerken niet ontworpen is om te blijven overnachten, is door de Veiligheidsregio Haaglanden deze praktijkrichtlijn opgesteld. Doel van de richtlijn is om binnen de regio eenduidig om te gaan met regels omtrent een dergelijke vorm van overnachten. Hierdoor kan op een verantwoorde en veilige wijze tijdelijk een overnachting plaatsvinden. In verband met gewijzigde regelgeving, praktijkervaringen en daarbij behorende voortschrijdend inzicht is getracht zoveel als mogelijk aansluiting te vinden bij het huidige Bouwbesluit en het Gebruiksbesluit. De begeleidingscommissie die deze praktijkrichtlijn heeft opgesteld bestaat uit: Begeleidingscommissie • Peter Gardien • John Bergenhenegouwen • Marcel Koene
Brandweer Rijswijk-Delft Brandweer Pijnacker-Nootdorp Veiligheidsregio Haaglanden.
4
4.
Categorieën (Incidenteel en structureel overnachten)
De brandweer krijgt regelmatig verzoeken van sportclubs of kantinebeheerders om evenementen te mogen organiseren waarbij overnachting(en) plaatsvinden. Er zijn zelfs locaties waar meerdere malen per jaar wordt verzocht om te mogen overnachten. Om te voorkomen dat overnachting onbeperkt wordt toegestaan en de aanvrager van een dergelijk evenement de brandveiligheidsvoorzieningen niet wil of kan aanbrengen is er een onderscheid gemaakt in incidenteel en structureel overnachten. Een verzoek tot een dergelijk afwijkend gebruik van het betreffende bouwwerk zal altijd via een aanvraag bij de betreffende gemeente moeten geschieden. De overweging om een verzoek in één van onderstaande categorieën onder te brengen moet weloverwogen gebeuren. Onder incidenteel overnachten wordt verstaan: Het overnachten c.q. slaapplaats bieden aan een groep mensen, met een zeer tijdelijk karakter. Hierbij kan sprake zijn van 1 maal per jaar voor,1-3 overnachtingen achtereen. Onder structureel overnachten wordt verstaan: Het overnachten c.q. slaapplaats bieden aan een groep mensen, met een regelmatig terugkerend karakter. Dit kan het geval zijn bij bijvoorbeeld een maandelijks terugkerend evenement of bouwwerken die specifiek voor dit doel beschikbaar worden gesteld. Wanneer er sprake is van structureel overnachten zal de gemeente een uitspraak moeten doen of dit is toegestaan en zonodig handhavend moeten optreden. Daarom gaan we er in deze praktijkrichtlijn van uit dat de brandweer hierin betrokken wordt. Na toestemming van de gemeente kan, afhankelijk van het aantal personen, een en ander in een gebruiksvergunning verder worden verwerkt. Deze praktijkrichtlijn is, op één uitzondering na, alleen van toepassing op de categorie incidenteel overnachten. Als uitzondering kan deze richtlijn, ten aanzien van structureel overnachten, ook worden toegepast indien, in een tijdelijke situatie in afwachting op de verlening van een bouwvergunning ten behoeve van de formele bestemmingswijziging. Gedurende deze situatie dient strikt te worden toegezien dat de bouwvergunning ook daadwerkelijk wordt verleend. Dit om te voorkomen dat meermalen een beroep wordt gedaan op deze uitzondering.
5
5.
Verantwoording
Wettelijk kader Bij niet slaapgebouwen gaat het om bouwwerken die als basis een andere bestemming hebben. Deze bouwwerken worden tijdelijk voor overnachting ingericht. Dit gebeurt veelal in vakantieperiodes, waarbij onderdak wordt geboden aan groepen kinderen of volwassenen van uiteenlopende nationaliteiten. Als locatie worden kantines van sportclubs, sporthallen, tenten, kerken of schoolgebouwen gebruikt. Veldbedden en slaapzakken worden verzameld en een goed plekje wordt door de gasten veelal zelf bevochten. Een heel andere doelgroep zijn slachtoffers van een calamiteit. Deze worden veelal door gemeenten zelf onder de hierboven genoemde condities tijdelijk opgevangen. Voor beide doelgroepen is het van belang dat er een acceptabel niveau van brandveiligheid wordt geboden met daarbij behorende gebruiksvoorschriften. Conclusie De huidige werkwijze met betrekking tot niet-slaapgebouwen levert de volgende bezwaren op: • Er is geen eenduidig beleid vastgesteld waar slapen in een niet-slaapgebouw wat betreft de (brand)veiligheid tenminste aan moet voldoen (rechtsonzekerheid); • Er worden willekeurig eisen aan evenementen gesteld. De eisen zijn niet uniform bij gelijksoortige evenementen (rechtsongelijkheid); • Er wordt in voorkomende gevallen passief gedoogd, wat in strijd is met handhavingsbeleid van de gemeente. Oplossingsrichting In deze praktijkrichtlijn zijn voorwaarden uitgewerkt waarmee een acceptabel, voor de brandweer beoogd, niveau van brandveiligheid kan worden bereikt. Alle voorwaarden uit deze praktijkrichtlijn zijn afgestemd op het Bouwbesluit en het Gebruiksbesluit. Bij het ontwikkelen van deze richtlijn is onder andere gebruik gemaakt van bestaande richtlijnen van de gemeenten Den Haag, Zoetermeer en Pijnacker-Nootdorp. De praktijkrichtlijn is bedoeld om zowel eigenaren en gebruikers van betreffende bouwwerken, alsmede toetsers en controlerende medewerkers, een uniform kader te bieden. De uiteindelijke afweging, of voorzieningen die zijn getroffen, de door de wetgever beoogde brandveiligheid bieden, wordt door het plaatselijke bestuur bepaald (burgemeester en wethouders).
6
6.
Voorwaarden aan niet-slaapgebouwen
Voorwaarden incidentele overnachting Ieder bouwwerk dient te voldoen aan de voorschriften voor brandveiligheid, gebaseerd op het normale gebruik van het bouwwerk. Afhankelijk van het gebruik is het bovendien mogelijk dat de gebruiker over een gebruiksvergunning dient te beschikken of een gebruiksmelding dient te hebben gedaan. Dit alles betekent in de praktijk (helaas) echter niet dat daarmee het bouwwerk ook daadwerkelijk brandveilig is en brandveilig gebruikt wordt. De aanwezige voorzieningen kunnen is een niet doelmatige staat verkeren. Het is bij het bepalen van de benodigde voorzieningn voor een overnachtingsevenement dan ook van groot belang dat vooraf een controle van het bouwwerk wordt uitgevoerd. De uitkomsten van dit onderzoek, tezamen met onderstaande richtlijnen geven de uiteindelijke voorwaarden voor incidentele overnachtingen. De voorschriften zijn verdeeld in eisen m.b.t. • de procedure; • de bouwkundige staat van het bouwwerk; • het gebruik van het bouwwerk; • de brandveiligheidsinstallaties; • en organisatorische aspecten
AANVRAGEN VAN ONTHEFFING Omdat veel gebouwen voor wat betreft brandveiligheid niet geschikt zijn voor overnachting, dient hiervoor een ontheffing te worden aangevraagd. Voor het in behandeling kunnen nemen van een dergelijke aanvraag dienen de volgende gegevens c.q. tekeningen ter goedkeuring bij de gemeente te worden ingediend. ■
Minimaal 8 weken voor de overnachting dienen de volgende bescheiden te worden ingediend: a. Gegevens van de aanvrager (naam, bedrijf/instelling, enz.); b. Gegevens van de locatie waar de overnachting gaat plaatsvinden; c. Beschrijving van de reden tot overnachting (activiteiten die plaats vinden); d. Data en tijdsduur van de overnachting(en); e. Het te verwachte aantal bezoekers, openbare straat of plein; f. Overzicht van de eigen organisatie (begeleiders, bedrijfshulpverleners, slaapwacht, enz.).
■ Minimaal 4 weken voor de overnachting(en) dienen aanvullend de volgende bescheiden te worden ingediend: g. Plattegrondtekeningen op schaal met daarop • Een overzichtelijke indelingsplattegrond; • De beoogde slaapruimten; • Aantal personen per slaapruimte; • Blusmiddelen en (nood)uitgangen; • Alle overige brandpreventieve voorzieningen (zie onderstaande voorwaarden) aangeven; h. Het aanleveren van een beschrijving c.q. overzicht hoe organisatorisch een en ander is geregeld.
VOORWAARDEN Aantal personen Artikel 1 In het verzoek dient het aantal personen dat zal overnachten te worden vermeld. Toelichting
7
Het aantal personen is van belang om een goede risico-inschatting te kunnen maken bij de beoordeling van de aanvraag. Het aantal personen waarvoor toestemming wordt verleend kan lager zijn dan het gevraagde aantal. Toch is het niet toegestaan meer personen te laten overnachten dan waarvoor toestemming wordt verleend.
Gebruik hoogste verdiepingsvloer Artikel 2 Het gebruik dient zich te beperken tot de begane grond en de 1e verdieping van het bouwwerk. Toelichting De bouwwerken waarin zal worden overnacht hebben veelal een andere gebruiksfunctie. Hierdoor zijn de voorzieningen veelal niet afgestemd op het gebruik als logiesfunctie. Het gebruik van een kelder of hogere etage is daardoor risicoverhogend en niet toegestaan.
Noodverlichting en Vluchtrouteaanduiding Artikel 3, lid 1 Een verblijfsruimte met een vloeroppervlakte > 1200 m2 moet zijn voorzien van noodverlichting. Toelichting: Conform het gestelde in het Bouwbesluit BB, artikel 2.66 lid 1)
Artikel 3, lid 2 Een besloten ruimte waardoor een rookvrije vluchtroute voert moet zijn voorzien van noodverlichting. Toelichting: Conform het gestelde in het Bouwbesluit BB, artikel 2.66 lid 3
Artikel 3, lid 3 Er dient vluchtrouteaanduiding aanwezig te zijn. (Conform het gestelde in het Gebruiksbesluit, artikel 2.3.7)
Rookcompartimentering Artikel 4 De loopafstand tussen een punt in een verblijfsgebied en een toegang van het rookcompartiment waarin het verblijfsgebied ligt, is niet groter dan 30 meter. (Conform het gestelde in het Bouwbesluit NB, artikel 2.136)
Vluchten Artikel 5, lid 1 Zogenaamde doodlopende einden zijn NIET toegestaan. Toelichting Deze eis is mede gesteld omdat subbrandcompartimentering ontbreekt
Artikel 5, lid 2 Deuren in de vluchtroutes dienen zonder gebruikmaking van losse voorwerpen, zoals sleutels, van binnenuit te kunnen worden geopend. (Conform het gestelde in het Gebruiksbesluit, artikel 2.3.5, lid 1)
Artikel 5, lid 3 De vluchtroutes dienen te zijn vrijgemaakt en vrij te blijven van opslag van materiaal c.q. obstakels. (Conform het gestelde in het Gebruiksbesluit, artikel 2.9.1)
8
Artikel 5, lid 4 Bij aanwezigheid van trappenhuizen dient het gehele trappenhuis ten minste een WTRD van 30 minuten te bezitten. Dit geldt dus ook voor de verdiepingen welke niet worden gebruikt. Toelichting Om een veilige ontvluchting te garanderen dient het gehele trappenhuis als rookcompartiment te worden uitgevoerd. Het toepassen van draadglas is hierbij onbeperkt toegestaan. Installaties algemeen Brandmelding en alarmering Artikel 6 Een eventueel aanwezige (automatische) brandmeld- en ontruimingsalarminstallatie dient te worden gehandhaafd. In die gevallen waar dit niet mogelijk is dienen er in overleg met de brandweer gelijkwaardige voorzieningen te worden getroffen. (zie ook de organisatorische maatregelen) Toelichting In bepaalde bouwwerken zal bijvoorbeeld een (automatische) brandmeld- en ontruimingsalarminstallatie aanwezig kunnen zijn. Het is niet altijd realistisch, bijvoorbeeld in relatie tot de kosten, te eisen dat deze installatie (met doormelding) intact dient te blijven. In bouwwerken waar deze installatie niet aanwezig is zal een dergelijke installatie ook niet worden geëist. Het is echter niet uitgesloten dat een dergelijke installatie kan dienen als gelijkwaardigheid voor andere voorzieningen.
Zelfsluitendheid Artikel 7 Deuren met een brand- c.q. rookwerende functie dienen te zijn voorzien van deugdelijke deurdrangers, bijvoorbeeld een hydraulische deurdranger of gelijkwaardig. (Conform het gestelde in het Bouwbesluit artikel 2.114 en 2.144)
Brandblusinstallaties Artikel 8 In het bouwwerk dienen minimale voorzieningen aanwezig zijn om een beginnende brand te kunnen blussen. Indien het bouwwerk niet is voorzien van brandslanghaspels dient er een draagbaar blustoestel van 6 kg geschrikt voor ABC- branden aanwezig te zijn. Ieder blusmiddel dient binnen een loopafstand van 30 meter bereikbaar te zijn. Indien het bouwwerk is uitgerust met brandslanghaspels en/of draagbare blustoestellen dienen deze goed onderhouden te zijn. (Conform het gestelde in het Gebruiksbesluit, artikel 2.4.1)
Gebruik gasflessen e.d. Artikel 9 Het voorhanden hebben, gebruik of opslag van drukvaten, zoals gasflessen, is niet toegestaan. (Conform het gestelde in het Gebruiksbesluit, artikel 2.1.8, lid 1) Toelichting: Hoewel lid 2 van bovenvermeld artikel bepaalde stoffen in beperkte mate toestaat, is in dit geval niet toegestaan omdat de totale brandveiligheid van het bouwwerk niet is afgestemd op het gebruik voor overnachting.
Organisatorische maatregelen Artikel 10 a. De slaapruimten dienen overzichtelijk te zijn, zodat deze in een oogopslag overzien kunnen worden;
9
b. De slaapruimten dienen te zijn verdeeld in vakken met maximaal 4 slaapplaatsen met daartussen looppaden van 1 meter breed, die vrij zijn van obstakels zoals kleding, tassen e.d.; c. Het aantal bedrijfshulpverleners dient door middel van een RI&E (risico -inventarisatie en evaluatie) te worden aangetoond bij voorkeur met een aantoonbare BHV- opleiding. d. De wakende wacht (BHVer) dient minimaal 18 jaar te zijn. e. Een aantal van 50 personen mag worden verdeeld over 2 aaneensluitende verdiepingen (let op art. 2 van deze praktijkrichtlijn) uitgaande van maximaal 1000m² per verdieping; f. De wakende wacht (BHVer) dient continu bewakingsrondes te lopen. g. De wakende wacht (BHVer) dient iedere 4 uur te worden afgelost door een uitgerust persoon; h. De wakende wacht (BHVer) dient in het bezit te zijn van een (mobiele) telefoon ten behoeve van het waarschuwen van de hulpdiensten (let op voldoende dekking ter plaatse); i. De wakende wacht (BHVer) dient te beschikken over een omroepmogelijkheid en bekend te zijn met de werking hiervan. (minimaal megafoon)
Toelichting Voordat een bouwwerk wordt vrijgegeven dient te worden voldaan aan de in dit beleidsstuk genoemde voorwaarden. Deze voorwaarden dienen de gehele periode dat er wordt overnacht in stand te worden gehouden.
10