Keuze van belang Loopbaanoriëntatie in de onderbouw van het vmbo in de gemeente Den Haag / regio Haaglanden
Leeuwarden, 23 november 2007 Onderzoek in opdracht van gemeente Den Haag, Dienst Onderwijs,Cultuur en Welzijn Arlette Julsing Jelly Wijnand Marieke van Raalte LDC Advies
Contactinformatie LDC Advies Willemskade 23 Postbus 900 8901 BS LEEUWARDEN T (058) 233 47 89 F (058) 213 39 35 www.ldc.nl
2 Keuze van belang
Inhoudsopgave Samenvatting 1. 1.1 1.2 1.3
Inleiding Aanleiding Opdrachtformulering Leeswijzer
7
2. 2.1 2.2 2.3
Ontwikkelingen en doelstellingen Landelijke onderwijsontwikkelingen Specifieke ontwikkelingen Haaglanden Doelstellingen
9
3. 3.1 3.2
Interne analyse Interviews vmbo-scholen Samenvatting bevindingen
12
4. 4.1 4.1.1 4.1.2 4.1.3 4.2 4.2.1 4.2.2 4.3 4.3.1 4.3.2 4.4 4.4.1 4.4.2 4.5 4.5.1 4.5.2 4.6 4.6.1 4.6.2
Externe analyse Interviews experts Samenvatting bevindingen Aanbevelingen experts Kansen en bedreigingen Best practices Samenvatting bevindingen Kansen en bedreigingen Lesmateriaal Samenvatting bevindingen Kansen en bedreigingen Rol ouders en peergroups Samenvatting bevindingen Kansen en bedreigingen Rol bedrijfsleven Samenvatting bevindingen Kansen en bedreigingen Rol kenniscentra beroepsonderwijs en bedrijfsleven Samenvatting bevindingen Kansen en bedreigingen
15
5. 5.1
Werkconferentie Samenvatting bevindingen
27
6. 6.1 6.2 6.3 6.4
SWOT analyse Sterktes Zwaktes Kansen Bedreigingen
31
7. 7.1 7.2
Conclusies en aanbevelingen Conclusies Aanbevelingen
33
Literatuurlijst
37
Verklarende woordenlijst
39
3 Keuze van belang
8. 8.1 8.2 8.3 8.4 8.5 8.6
Bijlagen Interviews scholen Interviews experts Overzicht best practices Overzicht lesmateriaal Overzicht kenniscentra Overzicht output werkconferentie
40
4 Keuze van belang
Samenvatting Aanleiding LDC Advies heeft in opdracht van gemeente Den Haag een onderzoek gedaan naar loopbaanoriëntatie in de onderbouw van het vmbo in de regio Haaglanden. In de gemeente Den Haag/regio Haaglanden zijn ongeveer 70 vmbo-scholen/locaties actief. Loopbaanoriëntatie is onderdeel van het curriculum. In het actieprogramma ‘Jeugd 2007-2010’ zet de gemeente in op een goede loopbaanoriëntatie mede ter voorkoming van voortijdig schooluitval. Een parallelle doelstelling is dat leerlingen een goede keuze maken voor een vervolgopleiding, meestal mbo. Schoolbesturen en de gemeente hebben verschillende initiatieven ontplooid om loopbaanoriëntatie te stimuleren. De gemeente Den Haag wil voor het schooljaar 2007-2008 een Plan van aanpak opstellen om het effect van loopbaanoriëntatie binnen en buiten de school te optimaliseren. Dit rapport wil handvatten bieden om prioriteiten te kunnen vaststellen. Onderzoek Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van field research en desk research en het bevat de volgende componenten: • tien interviews met vmbo-scholen in de gemeente Den Haag; • vijf interviews met deskundigen uit de onderwijspraktijk en de wetenschap met betrekking tot loopbaanoriëntatie; • onderzoek naar wat de betrokkenheid en bijdrage is en kan zijn van verschillende relevante partijen, zoals instellingen voor mbo (ROC’s), ouders, peergroups, bedrijfsleven en kenniscentra; • inventarisatie van het in Nederland beschikbare lesmateriaal voor loopbaanoriëntatie; • onderzoek naar een aantal best practices uit de steden Amsterdam, Rotterdam en Utrecht; • organisatie van een werkconferentie met 80 personen (decanen) waarin de voorlopige conclusies van het onderzoek zijn gepresenteerd. De opdracht is uitgevoerd met een door de gemeente ingestelde denktank met daarin vertegenwoordigers van de gemeente Den Haag/regio Haaglanden, Spirit4You, onderwijsinstellingen, Colo, SOB, HCO en Openbare Bibliotheek. Conclusies Op basis van de resultaten van zijn de volgende conclusies geformuleerd. Deze conclusies worden toegelicht in hoofdstuk 7. 1. Er is een aantal algemene onderwijsontwikkelingen, maar ook specifieke ontwikkelingen in Haaglanden die impact kunnen hebben op het loopbaanoriëntatieproces binnen scholen. Het ontbreken van een duidelijk beroepsbeeld is hier een voorbeeld van. Dit vormt, samen met een hoog verzuim en gebrek aan zelfstandigheid, een groot risico voor een rimpelloze doorstroming in het onderwijs en een succesvolle schoolloopbaan. Uit de interviews met experts blijkt dat praktische ervaringen de leermotivatie verhogen en de kans op voortijdig schoolverlaten verminderen. Leerlingen moeten praktijkervaringen geboden worden om beroepsbeelden te ontwikkelen. 2. Verschillende partijen houden zich binnen de wereld van de school bezig met loopbaanoriëntatie, zowel decanen, mentoren, ouders als peers (andere leerlingen). Allen dragen ze bij aan de vorming van de leerling met betrekking tot zijn/haar toekomst, maar die bijdrage lijkt fragmentarisch en niet ingebed in een visie hoe leerlingen een samenhangend beeld over hun toekomst vormen. Een school met een duidelijke visie op loopbaanoriëntatie heeft een grotere kans van slagen in dit proces.
5 Keuze van belang
3. Er is (te) weinig communicatie met en samenhang tussen partijen buiten de vmbo-school, zoals ROC’s en het bedrijfsleven. Er is ook geen structurele terugkoppeling vanuit de ROC’s over de oud-leerlingen van het vmbo. Weinig scholen hebben een netwerk van (regionale) bedrijven en het lesmateriaal van de uitgevers sluit niet aan op de praktijk. vmbo-scholen onderschrijven dat praktijkervaring van groot belang is. Praktijkervaring speelt ook een rol bij het aantrekkelijker maken van het onderwijs en het versterken van de band tussen leerling en de school. Er is te weinig coherentie in alle initiatieven en te weinig visie op een samenhangend pakket van ondersteuning (dialoog), informatie, instrumentarium en praktijkleren, waarmee een leerling echt een ‘beroepsbeeld’ kan opbouwen. 4. Uit het onderzoek naar de best practices blijkt dat de meeste aandacht uitgaat naar de doorstroom vmbo naar mbo en niet naar bijvoorbeeld de doorstroom vmbo onderbouw naar vmbo bovenbouw. De stap van vmbo naar mbo is ook een risicovol moment: zijn de leerlingen zelfstandig genoeg om zich binnen het ROC staande te houden? Hoe richt je het onderwijs zo in dat het de cursist pakt? Daarnaast heeft Techniek een slecht imago. Dit samen leidt tot projecten als ‘stimuleren van kiezen voor techniek’, doorlopende leerlijnen en mentoring & coaching. Ook voor al deze initiatieven geldt dat ze individueel waardevol zijn, maar dat ze weinig samenhang vertonen. Aanbevelingen Op basis van de conclusies is een aantal aanbevelingen geformuleerd die een basis kunnen vormen voor het plan van aanpak 2007-2008 van de gemeente Den Haag. Deze aanbevelingen worden toegelicht in hoofdstuk 7. 1. Het stimuleren en faciliteren van scholen om een eigen visie/didactiek te ontwikkelen om leerlingen in staat te stellen met input van persoonlijke ondersteuning (dialoog), informatie, instrumentarium, praktijkleren en stage een goed keuzeproces te doorlopen en de noodzakelijke beroepsbeelden te ontwikkelen. Het is belangrijk dat deze visie wordt gedragen door alle betrokkenen binnen de scholen. Het is de vraag of de centrale overheid, de gemeente of de scholen zelf hierin het voortouw moeten nemen. 2. Het instellen van een centraal coördinatiepunt om te stimuleren dat partijen goed samenwerken, dat het proces en het doel transparant blijven en om te voorkomen dat betrokken partijen langs elkaar heen werken. 3. Ontwikkelen van een digitaal podium waarop projecten, best practices en andere informatie overzichtelijk worden aangeboden voor betrokkenen. 4. Faciliteren van infrastructuren voor samenwerkingsverbanden tussen vmbo-scholen onderling, tussen vmbo-scholen en ROC’s, tussen vmbo-scholen (in samenwerking met ROC) en het (regionale) bedrijfsleven en tussen vmbo-scholen en externe partners. Scholen zijn namelijk op zoek naar partners voor informatie, feedback en om samen op te trekken. 5. Het sluiten van gelegenheidscoalities waarbij de prioriteit ligt in duidelijke communicatie tussen de betrokken partijen en in het vaststellen van rollen en verantwoordelijkheden.
6 Keuze van belang
1
Inleiding
1.1
Aanleiding
In de gemeente Den Haag/regio Haaglanden zijn ongeveer 70 vmbo-scholen/locaties actief. Loopbaanoriëntatie is onderdeel van het curriculum. In het actieprogramma ‘Jeugd 2007-2010’ zet de gemeente in op een goede loopbaanoriëntatie mede ter voorkoming van voortijdig schooluitval. De doelstelling daarbij is dat leerlingen een goede keuze maken voor een vervolgopleiding, meestal mbo. Schoolbesturen en de gemeente hebben verschillende initiatieven ontplooid om loopbaanoriëntatie te stimuleren. De gemeente Den Haag wil voor het schooljaar 2007-2008 een Plan van aanpak opstellen waaruit blijkt op welke aspecten de actoren willen inzetten. Om prioriteiten te kunnen stellen heeft de gemeente LDC Advies verzocht een inventariserend onderzoek te doen.
1.2
Opdrachtformulering
De gemeente Den Haag heeft LDC Advies de opdracht verleend voor een: Inventarisatie en onderzoek naar loopbaanoriëntatie in de onderbouw van het vmbo in Den Haag / regio Haaglanden. De gemeente heeft de opdracht nader gespecificeerd in de volgende werkzaamheden: 1. Voorbereiden en uitvoeren, inclusief verslaglegging, van tien diepgaande interviews op tien verschillende scholen 2. Interviewen van vijf experts op het gebied van loopbaanoriëntatie in Nederland 3. Maken van een overzicht van best practices in de andere drie grote gemeenten 4. Maken van een bronnenoverzicht van op dit terrein beschikbaar lesmateriaal voor deze doelgroep 5. Aangeven in welke mate ouders en peergroups een rol spelen in het proces van sector/studiekeuze 6. Aangeven in welke mate bedrijven een rol spelen in de loopbaanoriëntatie van deze jongeren 7. Aangeven in welke mate kenniscentra beroepsonderwijs – bedrijfsleven een rol spelen in de loopbaanoriëntatie van deze jongeren 8. Organiseren van een werkconferentie van één dagdeel in mei 2007 voor ongeveer 150 personen in Den Haag, waarbij het programma wordt besproken met de denktank 9. Opleveren van een rapport waarin de situatie in Haaglanden wordt beschreven, voorzien van aanbevelingen voor het plan van aanpak De opdracht is uitgevoerd in samenwerking met een door de gemeente ingestelde denktank. In de denktank zaten vertegenwoordigers van de gemeente, Spirit4you, onderwijsinstellingen, Colo, SOB, HCO en Openbare bibliotheek. De denktank voorzag LDC van de nodige input voor het onderzoek en leverde een kritische bijdrage aan het tot stand brengen van dit rapport.
7 Keuze van belang
1.3
Leeswijzer
In dit rapport vindt u in hoofdstuk 2 een korte beschrijving van de belangrijkste onderwijsontwikkelingen in Nederland en Den Haag evenals de doelstellingen van gemeente Den Haag, Spirit4you en SOB. Deze doelstellingen vormen de insteek voor dit rapport. Daarna volgt de interne analyse in hoofdstuk 3, waarbij de bevindingen uit de interviews met de scholen worden weergegeven. Op basis van de informatie worden de sterke en zwakke punten van de scholen geformuleerd. In het vierde hoofdstuk wordt een analyse gemaakt van de omgevingsfactoren, met daarbij de kansen en bedreigingen. In hoofdstuk 5 worden de belangrijkste bevindingen uit de werkconferentie besproken. In hoofdstuk 6 vindt u de SWOT analyse, waarin de belangrijkste sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen worden weergegeven. In het laatste hoofdstuk 7 staan de conclusies en aanbevelingen. Deze zijn gebaseerd op de bevindingen en de SWOT analyse. Verder vindt u in dit rapport de bijlagen, de literatuurlijst en een verklarende woordenlijst voor de gehanteerde afkortingen in dit rapport.
8 Keuze van belang
2
Ontwikkelingen en doelstellingen
In dit hoofdstuk treft u een weergave aan van een bureaustudie die LDC heeft gedaan ter voorbereiding op de gehouden interviews met experts en vertegenwoordigers van de Haagse scholen. Allereerst geven we u een beeld van de algemene ontwikkelingen in het onderwijs (2.1), daarna de specifieke ontwikkelingen in de Haagse regio (2.2) en vervolgens de doelstellingen van de gemeente, Spirit4you en SOB (2.3).
2.1
Landelijke onderwijsontwikkelingen
Uit: Voortvarend vmbo (adviesgroep vmbo, in opdracht van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), 2006 Beroepsbeelden Er zijn verschillende onderzoeken waaruit blijkt dat het ontbreken van een duidelijk beroepsbeeld een groot struikelblok vormt bij een succesvolle doorstroming. Onderzoek van het CINOP naar de doorstroom van vmbo naar mbo laat zien dat van de vmbo-leerlingen die de overstap maken naar het mbo 30% voor een deel en 15% nog helemaal niet weet wat hij of zij wil worden, ook niet welk soort werk hij/zij wil gaan doen. Vanuit de sector economie en de theoretische leerweg blijkt dat voor relatief meer vmbo-leerlingen geldt dat ze onvoldoende een beroepsbeeld ontwikkeld hebben. Uit hetzelfde onderzoek blijkt dat vanuit het vmbo bijna 90% van de leerlingen doorstroomt naar een vervolgopleiding in het mbo. Een kleine 6% van de vmbo-leerlingen kiest voor de havo (12,5% van de tl-leerlingen). Ongeveer 2% gaat op zoek naar werk en ongeveer een kwart van de vmboleerlingen switcht bij de doorstroom naar het mbo van sector. Voortijdig schoolverlaters (VSV) OCW meldt in de Factsheets VSV van april 2006 dat 2,5% van de instromers het vmbo verlaat zonder diploma. 5% verlaat het onderwijs direct na het behalen van het vmbo-diploma en heeft dus geen startkwalificatie1. In het mbo verlaat nog eens 16% het onderwijs zonder een startkwalificatie. Naast het ontbreken van een duidelijk beroepsbeeld vormt de mate waarin leerlingen verzuimen een tweede risicofactor bij het ontstaan van voortijdig schoolverlaten. Volgens het Onderwijsverslag 2004/2005 is met name onder vmbo-leerlingen – en dan vooral in de vier grote steden – de mate van ‘zwaar spijbelen’ (regelmatig een dag of meer dagen achter elkaar) hoog. Vmbo-leerlingen geven zelf aan dat zij moeite hebben met het beroep dat in het mbo wordt gedaan op hun zelfstandigheid. Vanuit het mbo wordt bevestigd dat vmbo-leerlingen hier vaak onvoldoende op zijn voorbereid. Het vormt daarmee een derde risicofactor voor voortijdig schoolverlaten. ‘Om voortijdig schoolverlaten te voorkomen, is het nodig de band tussen deze vmbo-leerling en de school te versterken, het onderwijs aantrekkelijker te maken, de begeleiding van leerlingen te verbeteren en gewenst gedrag te belonen.’ (Inspectie OCW, 2006)
2.2
Specifieke ontwikkelingen in Haaglanden
Uit: Partners in Business, Programmabeschrijving SOB’s Haaglanden 2007 – 2012, SOB Haaglanden/ Hobeon Management Consult, 2006 1.Relatief kleine economische groeikracht […] De regionale bedrijvigheid is de afgelopen vijf jaar minder gegroeid dan de Nederlandse door het negatieve migratiesaldo in vooral de industrie en zakelijke dienstverlening (zie ook sub 2). Dit heeft ook de werkgelegenheidsontwikkeling negatief beïnvloed. Deze is in tegenstelling tot het landelijke gemiddelde zelfs negatief geweest.
2. Economische basis versmallend 1
Een vmbo-diploma wordt niet beschouwd als startkwalificatie
9 Keuze van belang
[…] Door de geringere economische prestaties bestaat het risico dat de regio in een negatieve spiraal komt van vertrekkende bedrijven – vooral industrie en zakelijke dienstverlening – die onvoldoende wordt gecompenseerd met nieuwe instroom. Daardoor komen onder meer de bedrijvigheid en werkgelegenheid onder druk en vertrekken bedrijven. 3. Groeiend tekort aan hoger opgeleiden De komende jaren neemt de vraag naar middenkader en hoger personeel toe; vooral economisch opgeleiden. Vooral de overheid en onderwijs, overige zakelijke dienstverlening, de sector zorg en welzijn en de industrie zullen steeds meer met tekorten worden geconfronteerd als gevolg van zowel een uitbreidingsvraag als vervangingsvraag (vooral door vergrijzing). Bij de industrie ontstaat in de komende jaren een grote en groeiende vervangingsvraag. 4. Groeiend tekort aan banen op lager niveau Door de ontwikkeling naar kennisintensievere bedrijvigheid neemt het aantal banen op de lagere niveaus af. Daar tegenover staat bovendien dat er een grote en groeiende uitstroom vanuit het regulier onderwijs op deze niveaus is. 5. Dalend aantal werkzoekenden en voortijdig schoolverlaters Sinds 2004/2005 daalt het aantal werkzoekenden in de regio Haaglanden. Ook het aantal jeugdig werklozen daalt. Ondanks deze daling is de jeugdwerkloosheid nog altijd hoog, in het bijzonder onder allochtonen. Een belangrijke oorzaak van jeugdwerkloosheid is het voortijdig schoolverlaten. Dit betreft vooral het praktijkonderwijs, vmbo en mbo. 6. Bijzondere aandacht voor specifieke groepen Door het grote aandeel jongeren van allochtone afkomst, met name in Den Haag, is bijzondere aandacht geboden voor hun specifieke positie op gebieden als beroeps- en schoolloopbaanoriëntatie, voortijdig schoolverlaten, bereiken van een startkwalificatie, verwerving van stageplaatsen en aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt Op veel van deze punten is hun positie minder gunstig dan die van hun autochtone leeftijdgenoten.
2.3
Doelstellingen
In deze paragraaf vindt u de doelstellingen van gemeente Den Haag, Spirit4you en SOB. Doelstelling gemeente Den Haag In het Actieprogramma ‘Jeugd 2007-2010’ van de gemeente Den Haag staan binnen het domein ‘Iedereen aan de slag: op school of een baan’ twee speerpunten centraal, te weten: (1) het terugdringen van voortijdig schoolverlaters en (2) het versterken van de arbeidsmarktkansen van jongeren na hun opleiding. Er is een nauwe relatie tussen beide doelstellingen. Naarmate meer jongeren in het bezit zijn van een startkwalificatie, nemen hun arbeidsmarktkansen op langere termijn aanmerkelijk toe. Loopbaanoriëntatie is daarbij essentieel. Een verkeerde beroepskeuze of opleidingskeuze kan leiden tot leerproblemen en een afnemende motivatie voor school. De gemeente wil loopbaanoriëntatie bij jongeren een impuls bieden, waarbij naast de interesses en capaciteiten van de jongeren ook de kansen op de arbeidsmarkt worden betrokken. Daarbij is het van belang dat er veel mogelijkheden komen voor oriëntatie op de wereld van werk. Te denken valt aan bedrijfsbezoeken, ondernemers als gastdocent, meeloopdagen, snuffelstages en open dagen. Om voortijdig schoolverlaten terug te dringen heeft de gemeente Den Haag een convenant ‘Voortijdig Schoolverlaten’ afgesloten met het Rijk. Daarmee kan zij de aanpak zoals vastgelegd in het onderwijsbeleidskader ‘Haagse Klasse(n)’ samen met de regio en de samenwerkings- en onderwijspartners intensiveren. Om bovenstaande te bereiken is de volgende ambitie omschreven: Terugdringen van het voortijdig schoolverlaten, waarbij we inzetten op minimaal 10% minder VSVers in het schooljaar 2006-2007. Eind 2009 is het aantal herplaatste voortijdig schoolverlaters 50% hoger dan begin 2006.
10 Keuze van belang
De acties die daaruit voortvloeien zijn: 1. Uitbreiden van de capaciteit van het schoolmaatschappelijk werk in het voortgezet onderwijs 2. Opstellen en uitvoeren van een kwaliteitsimpuls voor loopbaanoriëntatie2 3. Ondersteunen van scholen bij de vorming van een coördinatiepunt stages, zodat de match tussen vraag en aanbod wordt verbeterd 4. Realiseren van jaarlijks 300 stage- en leerwerkplekken voor jongeren bij de gemeente 5. Ontwikkelen van een aanpak nazorgtraject ‘Preventie en detentie’ gericht op terugkeer van jongeren na detentie in het onderwijs 6. Afstemmen van zorg en hulpverlening rond scholen voor zeer moeilijk opvoedbare kinderen Doelstelling Spirit4you Spirit4you wil alle betrokkenen informeren over het samenwerkingsverband tussen het vmbo en mbo in de regio Haaglanden. Beide onderwijssectoren beogen de door- en instroom naar het mbo te bevorderen en de uitval in het vmbo en mbo te verminderen. De belangrijkste doelstellingen van dit samenwerkingsverband zijn: • • •
Preventie van voortijdig schooluitval Bevorderen doorstroom vmbo naar mbo en de arbeidsmarkt Creëren van maximale ontplooiingskansen voor deelnemers
Om deze doelstellingen te halen, worden de volgende partijen betrokken zodat een ketenaanpak kan ontstaan: •
•
•
Jongeren - loopbaanoriëntatie en –begeleiding - jeugd(zorg) en begeleiding/coaching - ouderbetrokkenheid Onderwijs - nieuwe rol docenten / nieuwe didactiek - trajectbegeleiders / decanen - doorlopende leer- en zorglijnen Bedrijfsleven - Samenwerkingsverbanden tussen onderwijs / bedrijfsleven - maatschappelijke stage / buitenschool leren - iedere leerling op stage / leerwerktrajecten
Doelstelling SOB (Samenwerkingsverbanden tussen onderwijs – bedrijfsleven) Met Samenwerkingsverbanden tussen Onderwijs en Bedrijfsleven (SOB) worden sinds 2001 binnen bedrijvenparken en omliggende gemeenten loketten gecreëerd waar onderwijs en bedrijfsleven samenkomen. De doelstelling is: Aansluiting tussen onderwijs en bedrijfsleven verbeteren door enerzijds de afstand tussen onderwijs en bedrijfsleven te verkleinen en anderzijds vroegtijdig schooluitval te voorkomen. Om deze doelstelling te halen, zijn de volgende acties geformuleerd: • Stimuleren van een op een relaties, betere bereikbaarheid en inbreng en samenwerking op een beleidsmatig en structureel niveau • Stimuleren van onderlinge afstemming tussen scholen bij stages en leerwerkprojecten en scholieren al in een vroeg stadium bij bedrijven introduceren • Organiseren van netwerkbijeenkomsten • Afstemming van het stage aanbod en acquisitie van bedrijfsopdrachten • Organiseren van bedrijfsexcursies, beroepenmanifestaties, gastlessen en voorlichtingsbijeenkomsten • Fungeren als vraagbaak voor onderwijs en bedrijfsleven
2
In het kader van actiepunt 2 heeft LDC dit onderzoek uitgevoerd.
11 Keuze van belang
3
Interne analyse
3.1
Interviews vmbo-scholen
LDC heeft tien scholen in Den Haag/regio Haaglanden bezocht en geïnterviewd. Het doel was de sectorkeuze in de onderbouw in kaart brengen, inclusief de door de school ervaren sterke en zwakke punten. De uitkomsten van deze interviews geven een beeld van het proces op de betreffende scholen. Als basis is een vragenlijst gemaakt met 35 vragen. Een groot deel van de vragenlijst bestond uit open vragen. Voor een drietal scholen met specifieke instroom zijn vier extra vragen geformuleerd. De uitkomsten zijn niet representatief voor alle vmbo-scholen in Haaglanden. Om een zo breed mogelijk beeld te krijgen, is de volgende variatie aangebracht in de keuze voor de tien scholen: Naam Hofstede Praktijkschool Hofstad Heldring Mient / Scholengroep Westhage-Haagsch Genootschap Corbulo College François Vatelschool Scholengroep Den Haag Zuid West, locatie De Haagse Johan de Witt Scholengroep, locatie Varias College Chr. College De Populier Aloysius College Scholengroep Den Haag Zuid West, locatie Wateringse Veld College
3.2
Soort Praktijkonderwijs Niveau BK, met LWOO Niveau BK Niveau BK, sector Techniek Niveau BK, sector Horeca Niveau BK, sector Economie Centrum-school met veel allochtonen Brede school School met veel allochtonen TL TL TL
Samenvatting bevindingen
Hieronder volgt een samenvatting van de uitkomsten van de interviews. Voor de uitgebreide bevindingen verwijzen we u naar bijlage 8.1 a. Alle scholen organiseren LOB activiteiten Alle scholen bereiden de leerling voor op de sectorkeuze. Behalve bij Hofstede praktijkschool3, is de decaan de verantwoordelijke voor het LOB proces. Op zeven scholen is de decaan 2e-lijns en heeft de mentor veel taken in de uitvoering. Bij twee scholen met een decaan in de 1e lijn ligt de oorzaak in de lage motivatie van de mentoren. De decaan is vrij geroosterd. De meeste scholen (8) gebruiken in ieder geval 5 van de 20 mentorlessen voor LOB. De scholen met specifieke instroom en de TL-scholen besteden duidelijk minder lessen per jaar aan LOB (gemiddeld 7) dan de scholen met een brede instroom (gemiddeld 16,5). De scholen zetten een combinatie van activiteiten in. Alle scholen geven klassikale LOB-lessen. Verder hebben zeven scholen een of meer LOB-projecten of PSO opgezet rondom de keuze. Deze projecten worden intern uitgevoerd.
3 Hofstede praktijkschool is niet vergelijkbaar met de andere scholen. Het praktijkonderwijs is eindonderwijs en daarom geheel gericht op arbeidsoriëntatie, waarbij alle medewerkers van de school intensief betrokken zijn. In veel vergelijkingen is de praktijkschool daarom niet meegenomen. In gevallen waar de uitkomsten van Hofstede praktijkschool van belang zijn, wordt dit apart vermeld.
12 Keuze van belang
Er zijn vier scholen (inclusief de praktijkschool) die vakken integreren in samenhangende thema’s. Varias College start in het 1e en 2e jaar met Leren in samenhang (LIS), De Haagse gebruikt The Real Game om een verbinding te leggen tussen leren en werken en Wateringse Veld start het komend schooljaar in het 3e jaar met een pilot Verbindend leren voor TL-leerlingen. b. Decaan, een belangrijk baken in het LOB-proces De decaan geldt in alle gevallen als aanjager van de LOB-activiteiten, is in negen gevallen aanspreekpunt voor ouders en leerlingen in geval van problemen en is woordvoerder tijdens ouderavonden. De mentor verzorgt in zeven van de scholen de mentorlessen en is in zes van de scholen het eerste aanspreekpunt van de leerling. De overige spelers in het LOB-proces zijn de docenten (bovenbouw) (zeven) en vervolgopleidingen (vijf). In beide gevallen gaat het dan om voorlichting. c. Decaan is tevreden over de basis Drie respondenten zijn tevreden over het totale LOB-proces op de school. De overige decanen zijn redelijk tevreden over de basis, maar willen het keuzeproces breder gedragen zien (4), meer tijd (1) en meer middelen voor PSO (2). d. Decaan en netwerk Een aantal decanen vindt het wenselijk om het SOB-netwerk te vergroten; meer samenwerking tussen SOB en de onderlinge scholen en instructies voor bedrijven hoe om te gaan met leerlingen. Zeven decanen volgen gemiddeld vier keer per jaar een training of bijeenkomst op het gebied van LOB en zegt dit belangrijk te vinden om op de hoogte te blijven van actualiteiten. Bij tweederde daarvan is ook de eigen ‘Haagse kring van schooldecanen’ een belangrijke informatiebron. Alle TL-scholen zitten in het ‘Netwerk TL’ en geven aan deze als samenwerkingsverband erg belangrijk te vinden, met name vanwege de specifieke situatie voor TL-leerlingen. Vanuit het Netwerk TL wordt onder andere druk uitgeoefend op meer praktijkervaring voor deze leerlingen. e. Redelijke samenwerking bedrijfsleven en nauwelijks met kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven Zeven scholen bezoeken een bedrijf met de gehele klas of met groepen leerlingen. Bij al deze scholen gaat het om een of twee bedrijven en in geen van de gevallen uit alle sectoren. De contacten met het bedrijfsleven verlopen goed. Het bedrijfsbezoek is het enige contact tussen de school en de bedrijven in de regio. Met kenniscentra is in een geval contact rondom sectorkeuze in de onderbouw. Varias College haalt tijdens de PSO-week alle kenniscentra binnen om voorlichting te geven. f. Scholen ondersteunen de visie dat meer praktijkervaring van belang is voor de leerling Op de vraag of praktijkervaring van wezenlijk belang is voor het maken van een goede keuze, antwoorden zes scholen bevestigend. Drie scholen vinden dit gedeeltelijk, want het moet ook praktisch werkbaar blijven. Toch vinden alle respondenten dat het ingevoerd moet worden. Vier scholen zeggen volmondig ‘ja’ en zes scholen maken de kanttekening dat theoriecomponenten daarbij niet uit het oog verloren mogen worden. g. Scholen TL en sectorgerichte scholen stellen LOB uit Daar waar alle brede vmbo-scholen in het eerste leerjaar al starten met LOB en voorbereiding op de sectorkeuze, gebeurt dat bij de specifieke instroomscholen en de TL-scholen in het tweede jaar. Vaak gaat het dan om het laten vallen van vakken. Bij de laatste scholen ligt het LOB-zwaartepunt in het derde jaar. De keuzes worden op alle scholen zo lang mogelijk open gehouden. De minderheid van de TL-leerlingen gaat naar de havo, gemiddeld in 2006-2007 tussen 5 en 10%. Er is daarbij geen verschil te constateren tussen TL-leerlingen op een vmbo-school of op een havo. h. Een minderheid van de scholen gebruikt een LOB-methode Van de tien scholen gebruiken er zes een algemene LOB-methode. Veel meer echter wordt er gebruik gemaakt van internetsites en dan met name de sites van vervolgopleidingen en algemene studiesites. De scholen met een specifieke instroom gebruiken geen LOB-methoden omdat deze niet passen bij opleiding. Ook andere scholen, zowel wel- als niet-methodegebruikers, gaven aan dat mentoren vaak niet gemotiveerd zijn om de methoden in de zetten. Als reden wordt aangegeven dat de methode te compleet is.
13 Keuze van belang
Negen scholen gebruiken een test. Een deel gebruikt de test standaard voor alle leerlingen, de rest alleen als een keuze niet duidelijk is. Twee respondenten gaven aan een gesprek belangrijker te vinden dan een test. i. Samenwerking met ROC’s is summier In de onderbouw vmbo is er nauwelijks contact met ROC’s. Vier respondenten geven aan dat dit voor de leerlingen nog een ‘te ver van mijn bed-show’ is. Wel hebben de decanen contact met de ROC’s voor specifieke vragen. Westhage Mient haalt wel de ROC binnen voor een gastles over opleidingseisen. In de bovenbouw bezoeken veel scholen de ROC’s in de regio. De TL-klassen lopen twee middagen mee met mbo-leerlingen en de scholen zijn in gesprek met de Mondriaan Onderwijsgroep om dit uit te breiden. Het overgrote deel van de scholen (zeven) volgt de oud-leerlingen via rapportages van het ROC. Deze rapportages komen echter niet structureel en zijn erg summier. Alle decanen geven aan dit graag uitgebreider te willen ontvangen, om zicht te krijgen op de kwaliteit van het eigen LOBproces. Op de vraag waarom de uitval in het mbo zo hoog is (gemiddeld 30%) geven zes scholen aan dat de aansluiting tussen beide schoolsoorten te wensen overlaat. De leerlingen komen van een veilige en gestructureerde omgeving in een grote school met veel eigen verantwoordelijkheid, weinig begeleiding en rommelig karakter. Een andere oorzaak is dat leerlingen verkeerde, vaak romantische beroepsbeelden hebben, aldus zes scholen. j. Ouderbetrokkenheid door ouderavonden en individuele gesprekken Op de vraag wie de meeste invloed op het keuzeproces van de leerling heeft, antwoorden zes scholen dat ouders meer invloed hebben dan de school en peergroups. Van de tien scholen geeft de helft aan dat de peergroup meer invloed heeft dan de school, maar de andere helft geeft aan dat juist de school meer invloed heeft dan de peergroup. De invloed van ouders uit zich in ideeën over passende beroepen. Bij allochtone ouders - en daarbij werd vooral de Hindoe-cultuur genoemd - is bovendien de status van groot belang. Peergroups hebben volgens acht respondenten invloed door groepsbinding. In de praktijk worden ouders in het keuzeproces betrokken door middel van voorlichting. Enkele respondenten gaven aan dat ouders moeilijk te motiveren zijn om hun eigen netwerk open te stellen voor stages of bedrijfsbezoek. Westhage Mient pleit voor voorlichting aan allochtone ouders door allochtonen, omdat die beter inzicht hebben in de cultuur.
3.3
Sterktes en zwaktes
Sterktes van de scholen • Een basis LOB-proces is in alle scholen aanwezig. Er is een redelijk aantal scholen dat projecten opzet om LOB breed in de onderbouw in te bedden • Alle scholen onderstrepen het belang van praktijkervaring voor de vmbo-leerling, hierin is een gezamenlijke missie te ontdekken • De decanen zijn (redelijk) tevreden over het LOB-proces • Alle scholen ondersteunen de visie dat meer praktijkervaring gewenst is, als het praktisch toepasbaar is en de theoretische componenten niet uit het oog worden verloren • Alle scholen zijn georganiseerd in het samenwerkingsverband ‘Netwerk TL’ Zwaktes van de scholen • Er is geen prioritering in externe activiteiten • Er is veel verschil in aanpak tussen scholen • Het ontbreken van tijd bij decanen en mentoren • Scholen zijn in de onderbouw vooral georiënteerd op vervolgopleidingen en niet op beroepen, waardoor verkeerde beroepskeuze kunnen ontstaan • Er is weinig prioriteit om ouders en peers bij het keuzeproces te betrekken
14 Keuze van belang
•
Er is geen structurele terugkoppeling vanuit de ROC’s, waardoor het signaal ontbreekt of de kwaliteit van LOB in het vmbo goed is
15 Keuze van belang
4
Externe analyse
4.1
Interviews experts
LDC heeft vijf experts op het gebied van LOB geïnterviewd. Het doel was om vanuit verschillende gezichtspunten de ontwikkelingen op LOB-gebied in kaart te brengen. Als basis is aan de experts gevraagd vijf aanbevelingen te noemen voor de vmbo-scholen. Deze aanbevelingen vindt u in 4.1.2. Bijlage 8.2 bevat de uitgewerkte interviews. De volgende experts zijn geïnterviewd: Wie Teus Beijer (NVS-NVL) Wiel Cals (sectordirecteur onderwijs vmbo) Viola Lanschot (SLO, leerplan ontwikkeling) Frans Meijers (lector Pedagogiek van de Beroepsvorming) Annemarie Oomen (APS) 4.1.1
Reden Visie rol decanaat Visie organisatorische aanpak Visie aanpak TL-leerling Wetenschappelijke visie op LOB Visie ontwikkeling PSO
Samenvatting bevindingen
Uit de gehouden interviews kwamen de volgende bevindingen. a. LOB wordt meer een geïntegreerd onderdeel van hele school LOB moet geïntegreerd worden aangeboden, als een natuurlijk onderdeel van het totale onderwijs. Dat kan bijvoorbeeld door middel van ontwikkelen van leergebieden, leren in samenhang (LIS) of verbindend leren. De leerling dient hierbij centraal te staan en niet het onderwijs. LOB is ook niet meer alleen een verantwoordelijkheid van de decaan, ook docenten dienen LOB in de vakken te integreren. Dit is een omslag in het onderwijs. Draagvlak voor deze omslag is van wezenlijk belang voor het slagen ervan. Om draagvlak te krijgen, is informatie over de effecten belangrijk. b. Een LOB-visie van de school is belangrijk voor succes Een school met een duidelijke visie op LOB geeft zichzelf een grotere kans van slagen in dit proces. De school dient zich de vraag te stellen waar zij heen wil met de leerlingen en niet meer diplomagericht te denken. Het antwoord moet voor alle betrokkenen duidelijk zijn. De school zal vervolgens voldoende tijd moeten nemen om de visie uit te rollen, doelen te stellen en de organisatie aan te passen. c. Praktische ervaringen verhogen leermotivatie en verminderen het aantal VSV-ers Scholen moeten netwerken vormen met het regionale bedrijfsleven om zo leerlingen de kans te geven de praktijk te ervaren. Wanneer leerlingen weten waarvoor ze leren, hebben ze een hogere leermotivatie. Het blijkt dat leerlingen die zichzelf goed kennen en weten waar ze voor leren, minder snel de school zonder diploma zullen verlaten. PSO, dat aan competenties en zelfkennis van de leerling werkt, draagt bij aan het verminderen van het aantal voortijdige schoolverlaters. Ervaringen kunnen heel goed gedeeld worden met het ROC. Door samenwerking aan te gaan met sectoren in het mbo kunnen opdrachten gezamenlijk worden uitgevoerd. Dit legt minder beslag op het bedrijfsleven. d. Praktische sectororiëntatie is ook voor leerlingen van de theoretische leerweg van belang Vmbo-leerlingen in de gemengde (GL) en theoretische leerweg (TL) switchen in het middelbaar beroepsonderwijs vaak van opleiding of stoppen zelfs helemaal. Deze leerlingen beginnen zonder goed beroeps- en/of opleidingsbeeld aan de mbo-opleiding, omdat zij te weinig tot geen praktijkervaring hebben. Daardoor weten zij niet wat ze moeten kiezen. Deze leerlingen moet ervaringen geboden worden om beroepsbeelden te ontwikkelen.
16 Keuze van belang
e. Dialoog met leerling is belangrijk De decaan en mentor spelen een belangrijke rol in het LOB-proces door de dialoog aan te gaan met de leerling. Van belang is dat de leerling een vertrouwensband heeft met de persoon die hem op dit pad begeleidt. Dat kan een docent zijn, maar bijvoorbeeld ook een leerling (een ‘peer’) vanuit het mbo die vanuit zijn ervaringen de leerling helpt. f. Ouders zijn belangrijke gesprekspartners voor het kind De ouder is een belangrijk referentiepunt van de leerling. De ouder die stimulerend optreedt, het kind een gelegenheidstructuur biedt (normen en waarden) en een open dialoog aangaat, draagt wezenlijk bij aan het zelfvertrouwen van het kind. De school kan de ouder handvatten geven door belangrijke informatie aan te bieden over onder andere opleiding- en beroepsmogelijkheden. 4.1.2
Aanbevelingen experts
Aanbevelingen Teus Beijer 1. Investeer in het opbouwen van een netwerk van bedrijven, haal ze binnen in de school. 2. Dominantie van onderwijstijd niet ten koste laten gaan van praktijkgerichte LOB. 3. Zorg dat docenten weten hoe de beroepspraktijk werkt. 4. Wees creatief: zet bijvoorbeeld een (kleinschalig) buddy-project op met koppels van leerlingen en beroepsbeoefenaren. Aanbevelingen Wiel Cals 1. Initieer vernieuwingen nooit topdown, altijd bottom-up. 2. Zorg voor een planmatige structurele aanpak. 3. Zorg voor een duidelijke visie. 4. Pak het aan in de juiste volgorde (visie, draagvlak, content, didactiek, organisatie, personeelskwaliteit, fysieke omgeving). 5. Zoek partners/collega-scholen. 6. Neem de tijd: 3-5 jaar voor de invoering van onderwijsvernieuwingen. Aanbevelingen Viola van Lanschot Hubrecht 1. Neem praktijknabije beroepsoriëntatie vast op in het rooster. 2. Zorg dat leerlingen ervaringen kunnen opdoen en dat ze beroepbeoefenaars ontmoeten. 3. Zoek contact met het bedrijfsleven. 4. Investeer in trainingen voor docenten rondom het voeren van de dialoog met leerlingen en het ontwikkelen van loopbaancompetenties. 5. Besteed op lerarenopleidingen structureel aandacht aan loopbaan- en beroepskeuze. 6. Investeer in sectorcoaches als rolmodel voor groepen. 7. Dialoogtijd kost onderwijstijd: neem die tijd, stel prioriteiten. 8. Breng vmbo en mbo nader tot elkaar. Stimuleer dat! 9. Experimenteer en durf! 10. Maak gebruik van het materiaal en de ervaringen die er zijn. Aanbevelingen Frans Meijers 1. Investeer in praktijkmogelijkheden voor de leerling. 2. Investeer in dialoog tussen een vertrouwenwekkend persoon en de leerling. 3. Investeer in onderzoek naar het effect van loopbaanoriëntatie en –begeleiding. 4. Investeer in onderwijskundig ondernemerschap. 5. Investeer in samenwerking (of zelfs fusie) met het ROC en maak het vmbo een onderdeel van de beroepskolom.
17 Keuze van belang
Aanbevelingen Annemarie Oomen Voor schooldirecties: 1. In de onderbouw is niet voorgeschreven dat scholen hun leerstof ordenen naar leergebieden. 2. Intersectorale en intrasectorale programma’s mogen baanbrekend lijken, maar volgen in veel onderwijsinstellingen nog het patroon en de verworvenheden van de industriële samenleving. 3. Onderwijsgevenden en ouders missen de fundamentele veranderingen in de wereld van arbeid. Dit versterkt de noodzaak om te werken aan een andere manier van onderwijs geven waarin alle leerlingen zich kunnen oriënteren op de totale arbeidswereld. 4. Leerlingen die zichzelf goed kennen en weten waar ze voor aan het leren zijn, zullen minder snel hun school zonder diploma verlaten. 5. Praktisch en Oriënterend Onderwijs, dat op een inspirerende wijze aan competenties en zelfkennis werkt, draagt zeker bij aan het verminderen van het aantal voortijdige. Schoolverlaters. Voor decanen en mentoren: 1. Leerlingen zeggen: ‘Praat met ons’. Laat de individuele invuloefeningen in een methode die niet gezamenlijk worden besproken achterwege. 2. Een andere manier van lesgeven, andere accenten in het onderwijs, hebben gevolgen voor de LOB benadering. 3. Praten met leerlingen over hun toekomst betekent vooral terugkijken.
4.1.3
Kansen en bedreigingen
Hierna presenteren we naar aanleiding van bovengenoemde resultaten een aantal kansen en bedreigingen. Deze komen aan het einde van dit hoofdstuk, samen met de andere kansen en bedreigingen en de sterktes en zwaktes. Kansen • De algemene opinie is gunstig, de tijd is rijp voor praktische oriëntatie op beroepen. • Er zijn veel voorbeelden van geïntegreerde LOB en PSO-modellen als goed werkend middel voor sectororiëntatie en de vermindering van schooluitval. • Scholen moeten zich niet alleen richten op het onderwijs, maar juist ook op de interactie/samenwerking met het (regionale) bedrijfsleven. • Er is behoefte aan samenwerkingsverbanden tussen vmbo en mbo. Bedreigingen • Er is meer vraag dan aanbod bij de regionale bedrijven. • Er is geen regie qua inzet van middelen.
4.2
Best Practices
Voor dit onderzoek naar best practices met betrekking tot loopbaanoriëntatie in de onderbouw is met name gebruik gemaakt van desk research (internet). Daarnaast is er telefonisch contact gelegd met de drie andere grote gemeenten (G3) en diverse partijen die zich richten op LOB4. Bijlage 8.3 geeft een overzicht van de geraadpleegde bronnen en eventuele contactpersonen. Het onderzoek heeft uiteindelijk geresulteerd in drie voorbeelden van best practices in Amsterdam, twee voorbeelden in Rotterdam en twee voorbeelden in Utrecht. In de bijlage zijn meer voorbeelden opgenomen van buiten de G3. Er zijn ook voorbeelden opgenomen van doorlopende leerlijnen.
4
Gezocht is naar praktijkvoorbeelden die aansluiten bij voorbeelden in ‘Kiezen moet [je] kunnen, Taskforce Jeugdwerkloosheid’, zodat geen overlap, maar aanvulling ontstaat.
18 Keuze van belang
4.2.1
Samenvatting bevindingen
Uit de deskresearch zijn relatief weinig best practices naar voren gekomen gericht op vmbo onderbouw. Aangezien er veel gebeurt aan onderwijsvernieuwingen heeft ons dat verbaasd. We kunnen hier twee oorzaken voor aandragen: (1) de scholen noemen de ontwikkeling niet als dusdanig of (2) scholen hebben de ontwikkelfase nog niet afgerond, zodat resultaten nog niet bekend zijn. Tijdens het onderzoek is al gauw duidelijk geworden dat er wel zeer veel gedocumenteerd is over LOB, maar veelal algemeen en nauwelijks toegespitst op loopbaanoriëntatie in de vmbo-scholen. De meeste voorbeelden van best practices zijn met name gericht op bovenbouw vmbo en de doorstroom naar mbo. De belangrijkste redenen voor scholen om onderwijsvernieuwing door te voeren zijn: de dalende instroom in vmbo en doorstroom mbo, slechte aansluiting van het onderwijs op het bedrijfsleven, voortijdig schooluitval (VSV) en het slechte imago van de sector (Techniek). De meeste afgeronde projecten voor onderwijsvernieuwing die in het overzicht staan vermeld, zijn gestart rond 2002. Voorbeelden van projecten zijn techniekstimulering, natuurlijk leren, doorlopende leerlijnen en mentoring & coaching. Veel scholen proberen aansluiting te vinden met het regionale bedrijfsleven (leerbedrijven, presentaties, bezoekdagen) en de buurt. Bij invoering van de onderwijsvernieuwingen zijn vaak externe partijen betrokken, zoals Axis (is nu Platform Bèta Techniek), APS, CINOP, SLO, OVDB en regionale onderwijsondersteuners. VSV-projecten zijn van recentere datum. De best practices op dit vlak zijn niet meegenomen in het overzicht, omdat ze niet gericht zijn op de vmbo-scholen. Voor meer informatie over dit onderwerp, zie www.voortijdigschoolverlaten.nl. 4.2.2. Kansen en bedreigingen Kansen • Scholen vragen om het leren van de praktijk. Het is dus zaak om de best practices in de regio Haaglanden in kaart te brengen. • Er is veel expertise op het gebied van onderwijsontwikkelingen in het kader van LOB bij diverse onderwijsondersteuners. Het is raadzaam om aansluiting te vinden bij deze partijen. • De overheid stimuleert onderwijsvernieuwingen in kader van praktische oriëntatie. Regelmatig worden regelingen gepubliceerd. Daarnaast zijn er ook externe regelingen mogelijk via bijvoorbeeld platform beroepsonderwijs en het ambitieprogramma bèta techniek. Zorg voor aansluiting bij dergelijke regelingen. • De meeste genoemde voorbeelden van best practices lopen sinds 2001/2002 en kunnen essentiële informatie geven. Bedreigingen • Veel partijen zijn betrokken bij LOB, elk met eigen bedoelingen en belangen. • Scholen en externe partijen richten zich op bovenbouw vmbo en de aansluiting met het mbo. • Leerlingen en ouders hebben een verkeerd beeld van de sector Techniek.
4.3
Lesmateriaal
Er is een ruim aanbod aan leermiddelen die de leerlingen ondersteunen bij het LOB-proces in de breedste zin van het woord. Negen van deze producten worden uitgegeven door een uitgeverij. Het gaat om zowel folio- als webbased producten. De folioproducten zijn veelal voorzien van allerlei additioneel materiaal zoals een cd-rom of dvd. Behalve de uitgeverijen hebben ook de pedagogische centra APS en KPC een paar producten op de markt gebracht, evenals het CITO. Daarnaast is ROC.nl initiatiefnemer geweest voor de site www.opleidingenberoep.nl. Leerlingen kunnen zich via deze site breed oriënteren op allerlei beroepen en opleidingen. Een uitgebreid overzicht van de leermiddelen vindt u in bijlage 8.4. Overigens betreft het hier algemeen LOB
19 Keuze van belang
lesmateriaal en niet sectorspecifiek lesmateriaal, zoals bijvoorbeeld door de kenniscentra wordt ontwikkeld. 4.3.1
Samenvatting bevindingen
In totaal zijn er 14 leermiddelen die inzetbaar en geschikt zijn voor het loopbaanoriëntatieproces (zie tabel 4.3.1). Negen hiervan zijn folioproducten met additioneel materiaal. De meeste zijn gericht op alle leerjaren van het vmbo en het havo/vwo. In deze ‘schoolbrede’ methoden staat de leerling die een keuze moet maken centraal. Van alle leermiddelen die er uitgegeven worden, zijn er drie die zich alleen richten op leerjaar 2, namelijk: Beroepskeuzedagboek (APS), Kiezen op komst (Eisma) en Wonderlijk Werkboek (LDC). Ook de longitudinale (schoolbrede) methoden hebben in hun editie voor leerjaar 2 vmbo ruim aandacht voor de sectorkeuze Tweedejaars leerlingen die de voorkeur geven aan het werken op het web kunnen zich informeren over beroepen, opleidingen, interesse- en competentie- en sectortests etcetera op de site opleidingenberoep.nl, Schoolweb en - als de school dat gebruikt - School Traject. Tenslotte zijn er twee methoden die ook de ouders iets aanbieden, namelijk: Optie (LDC) en Beroepskeuzedagboek (APS). Het LOB rollenspel The Real Game laat de leerling kennismaken met de wereld van beroep zonder een echte oriëntatie op de keuze aan te bieden.
20 Keuze van belang
Tabel 4.3.1 Overzicht leermiddelen loopbaanoriëntatie Methode Soort Uitgeverij
Leerjaar/ Niveau alle leerjaren
Omschrijving
Optie
Folio en cd-rom
LDC
Multiple Choice
Folio en cd-rom
EPN
vmbo OB/BB, havo/ OB/BB
Werkboeken in de vorm van een magazine. De cd-rom bevat veel tests en informatie over meer dan 1400 beroepen en opleidingen.
Kiezen op komst
Eisma
vmbo 2
Traject
Folio, DVD en cdrom Folio en cd-rom
Werkboeken, DVD met beroepen en cd-rom Traject over studie en beroep Leerlingbegeleiding: keuzebegeleiding bij leerroutes Arbeidsoriëntatie: ondersteuning stage- en werkvaardigheden
Odysseus
Folio en cd-rom
LDC
vmbo OB/BB
Folio: werkboeken vmbo en havo/vwo (onderen bovenbouw), cd-rom: loopbaaneducatie en cd-rom beroepenfilms
Beroepskeuzedagboek
Folio en webbased
APS
Keuzedossier
Folio en webbased
Remmers
2e en 3e klas 2e jaar: folio, 3e jaar vmbo: folio + online vmbo/havo/vwo vragenlijst en digitaal portfolio en havo/vwo BB Twee leer-/werkboeken: Pionier en Loopbaanverkenner. (Spoorzoeker is 2e klas havo/vwo: ook geschikt voor vmbo-t) alle leerjaren Werkboeken met schriftelijk en digitaal portfolio en digitaal aanbod beroepeninformatie.
Koerswijzer
Folio
Esstede
alle leerjaren
DiBiZ
Folio
Thieme Meulenhoff
vmbo en havo/vwo onderbouw
Wonderlijk werkboek
Folio
LDC
Vmbo 2
Werkboek met als doel zicht te krijgen op arbeidsidentiteit
School Traject
Webbased
LDC
alle leerjaren
Schoolweb
Webbased
Malmberg
alle leerjaren
Digitale applicatie met vragenlijsten, informatie over beroepen en opleidingen en digitaal portfolio Studie Keuze Programma: informatie over beroepen en opleidingen, TKMST Test: interesse en sectorkeuze,
Opleidingenberoep.nl
Site
alle leerjaren
Real Game
Simulatie- of rollenspel
Ministerie OCW APS
4.3.2
NijghVersluijs
alle leerjaren
Werkboek (met of zonder cd-rom), ouderbrochure, stagelesbrief, (vmbo) video, mentorhandleiding, profielboek (havo/vwo)
Leer-/werkboeken: Mijn leerweg en cd-rom met sector-, beroepen- en opleidingeninformatie Katernen, logboekkatern
Zoeksite naar opleidingen en beroepen. Tests, open dagen en nuttige overige info Spelbord, kaarten, opdrachten voor vmbo, havo en vwo
Kansen en bedreigingen
Kansen • Scholen moeten lesmateriaal met handvatten voor ouders inzetten om ouders te betrekken bij het loopbaanoriëntatieproces van hun kind. • Het is zaak om het gebruik van beschikbare materialen voor de interne oriëntatie (wie ben ik, wat kan ik, wat wil ik) te bevorderen. • Er moeten digitale LOB-leermiddelen ontwikkeld worden die tevens geschikt zijn voor de elektronische leeromgevingen van de scholen en die een doorlopende lijn bevorderen. Bedreigingen • Scholen richten zich op de bovenbouw, de onderbouw is geen prioriteit. • Het bestaande lesmateriaal sluit onvoldoende aan op de lespraktijk.
21 Keuze van belang
4.4
Rol ouders en peergroups
Rol ouders Door middel van deskresearch is gezocht naar informatie over de rol van ouders en peergroups in het oriëntatieproces binnen het vervolgonderwijs in het algemeen en in de onderbouw vmbo in het bijzonder. Er is weinig bekend over ouderparticipatie in het voortgezet onderwijs in relatie tot LOB. Veel informatie is gevonden over de betrokkenheid van ouders in het basisonderwijs, samenwerking rond zorgleerlingen en leidraden voor ouders in MR of OR van de school. Ook is er veel geschreven over de betrokkenheid van allochtone ouders bij het onderwijs. Uit verschillende onderzoeken van onder andere Taskforce Jeugdwerkloosheid, CINOP en Sardes, komt naar voren dat de rol van ouders van grote betekenis is bij de keuzes die hun kind maakt. Scholen beamen ook dat ouders grote invloed hebben op het keuzegedrag van de leerling en het belang dat zij zien in meer betrokkenheid. Ouderorganisaties als Ouders en COO stimuleren ouders een actieve houding aan te nemen naar hun kind en veel te communiceren. Ouderparticipatie kan als volgt gedefinieerd worden: door actieve betrokkenheid invloed uitoefenen op aangelegenheden binnen de school. Deze betrokkenheid kan worden opgesplitst in drie onderdelen: 1. Communicatie tussen de ouders en de school 2. Dienstverlening van de ouders aan de school 3. Deelname van de ouders aan bestuurlijke- en inspraakorganen (i.e. formele betrokkenheid) NB: Rond oktober 2007 zal een overzicht met praktijkvoorbeelden van ouderbetrokkenheid beschikbaar zijn op www.oudersbijdeles.nl Rol peergroups Een Peergroup geven we in dit geval weer als een sociaal gezelschap van jongeren rondom de leerling, van dezelfde leeftijd en dezelfde levensfase en die sterk op elkaar gericht zijn. 4.4.1
Samenvatting bevindingen
a. Huidige situatie: voorlichting aan ouders Medio juni 2006 gaf Tweede Kamerlid Eijsink aan dat zij alle ouders met schoolgaande kinderen wilde verplichten ouderavonden bij te wonen. Als verklaring voor de afnemende belangstelling noemde ze onder andere een te drukke agenda en onwetendheid over het belang van ouderavonden. Uit interviews met de tien scholen in Haaglanden blijkt dat de ouderbetrokkenheid zich voornamelijk richt op voorlichting. Alle decanen organiseren ouderavonden en geven de ouders informatie mee over de aanstaande keuzemomenten en de consequenties van keuzes. Er zijn scholen die de ouders hebben gevraagd om te participeren in praktijkprojecten door hun werkgevers te vragen de deuren open te zetten voor een bedrijfsbezoek of snuffelstage. Ook is ouders gevraagd om een gastles te verzorgen over hun beroep. Over het algemeen blijkt dat dit veel energie kost om in gang te zetten en dat het resultaat erg tegenvalt. Zoals een respondent zegt: ‘Ik heb 100 ouders gebeld en geschreven en heb er vijf overgehouden die willen meewerken.’ De respondenten uit het onderzoek geven ook aan dat een deel van de ouders gewoon niet betrokken is bij hun kind. Deze ouders zien het als een verantwoordelijkheid van de school om de leerling in de keuzes te begeleiden. b. Ouderbetrokkenheid effectief? Scholen zijn het erover eens dat ouderbetrokkenheid belangrijk is, het komt immers de schoolprestaties van de leerling ten goede. Kees Broekhof plaatst daarbij een kanttekening (Didaktief nr.7/2006): ‘Als je wilt dat ouderbetrokkenheid ten goede komt aan het leren van kinderen, dan moet je wel investeren in die vormen waarvan bekend is dat die een bijdrage leveren.’ Broekhof haalt hierbij het onderzoek van Charles Desforges aan die in 2003 tientallen onderzoeken gebruikte om die vraag te beantwoorden. Daarvoor gebruikte hij onder andere gegevens uit 22 Keuze van belang
onderzoek onder 17.000 Britse en 24.000 Amerikaanse jongeren. Wat blijkt? Er bestaat overtuigend bewijs voor de grote invloed van ouderbetrokkenheid thuis, maar niet voor ouderbetrokkenheid op school. Ook uit Nederlands onderzoek komt dit naar voren. In de publicatie ‘Schakels tussen thuis en school’ (Sardes, 2002) concludeert Wander van Es e.a. het volgende: ‘… de beschikbare onderzoeken laten helaas geen duidelijke positieve resultaten van ouderbetrokkenheid [op school] zien.’ Er moet dus een goede afweging worden gemaakt tussen de organisatorische last en de effectieve investering. De eerste vraag die de school zich moet stellen is: wat willen we bereiken met ouderparticipatie? Wil de school inzetten op betere leerresultaten van de leerling, dan kan ze het best inzetten op ouderbetrokkenheid thuis. Dat kan door ouders aan te moedigen gesprekken te voeren en informatie te geven over bijvoorbeeld LOB-onderwerpen. c. Ouderbeleid is actief beleid Wil een school ouders meer aan zich binden, dan zal deze een actief beleid moeten voeren. Het ouderbeleid bestaat vaak uit een combinatie van formele ouderparticipatie (deelname aan MR) en informele ouderparticipatie (helpen op school). Verder zijn er scholen die ook een derde rol formuleren, namelijk het ondersteunen van de participatie thuis. Omdat scholen vaak niet de doelen expliciet in het ouderbeleid hebben vermeld, kan moeilijk worden vastgesteld wat men precies nastreeft. Volgens De Wit (Ouders als educatieve partner, 2005) ‘…is educatief partnerschap gebaseerd op het gezamenlijk belang van ouders en school, is het gericht op de doelen die passen bij dat gezamenlijk belang en gaat het uit van een gelijkwaardige relatie tussen school en ouders’. Ouders kunnen de school immers ook waardevolle informatie verstrekken over hun kind. Belangrijke voorwaarden voor de totstandkoming van educatief partnerschap zijn in kaart gebracht in het onderzoek van Smit en Driesen (2002): ‘Ouderparticipatie zou integraal onderdeel moeten uitmaken van de pedagogische missie van de school, schoolleiders zouden meer extern gericht zijn en zich duidelijker moeten mengen in de gemeenschap buiten de school en leerkrachten dienen bereid en in staat te zijn om tot samenwerking te komen met verschillende groepen ouders en om met hen op één lijn te komen.’ Concreet zijn de volgende stappen te formuleren (Schakels tussen school en thuis, Van Es, 2002): 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Onderzoeken visie van school en ouders op ouderbetrokkenheid. Bepalen doel en missie. Bepalen strategie. Bestuderen best practices. Uitvoering. Evaluatie,bijsturing en structurele vorm.
d. Betrokkenheid allochtone ouders Uit twee onderzoeken die het SMO in de provincie Overijssel heeft uitgevoerd in 2002 (‘Ouders naar school, een onderzoek naar de betrokkenheid van Turkse, Irakese en Antilliaanse ouders in Zwolle en vrijetijdsbesteding van hun kinderen’) en 2003 (‘Het kan beter, Handboek voortgezet onderwijs’) kwam naar voren dat de betrokkenheid van allochtone ouders bij hun kind groot is. Daar liggen geen drempels. Ook hebben de meeste ouders het idee dat de school voldoende rekening houdt met hun culturele achtergrond. De belangrijkste problemen zijn: (zie ook 8.6.2, de uitwerking van de workshop Ouderbetrokkenheid): - taalproblemen (35% van de respondenten heeft daarmee te maken). - ongelijke machtsverhoudingen (de meeste ouders nemen de adviezen van de school sowieso over). - ontbreken van kennis van het Nederlandse onderwijssysteem. - ontbreken van kennis omtrent de ‘spelregels’ van de school. - ontbreken van benodigde vaardigheden om met school in contact te treden (met name Irakese ouders zijn afwachtend en willen graag expliciet uitgenodigd worden). Enkele tips voor tegemoetkoming allochtone ouders, voortkomend uit verschillende bronnen: 1. Stel ouderpunten in, een vertrouwenspersoon uit dezelfde doelgroep als intermediair tussen school en ouders. 2. Maak gebruik van ouders die al actief zijn op de school. 23 Keuze van belang
3. Benader ouders actief en persoonlijk. 4. Besteed aandacht aan goede voorlichting en gebruik hiervoor verschillende kanalen. Mogelijke arrangementen: 1. De gemeente Den Haag verstrekt subsidie voor een coördinator ouderparticipatie op school. Vraag informatie aan bij
[email protected] 2. In Rotterdam wordt gebruikt gemaakt van school-oudercontactpersonen, een intermediair tussen school en ouder. Stichting de Meeuw adviseert scholen in het opzetten van werkplannen rondom ouderbetrokkenheid en ondersteunt bij het vaststellen en invoering van een dergelijk functie. Meer informatie is te vinden op: www.de-meeuw.nl. Tot slot: Op de vraag van scholen hoe ze ouders kunnen bewegen om hun werkomgeving te openen voor oriënterende leerlingen, zijn geen voorbeelden gevonden. In het verlengde is te zeggen dat als ouders meer betrokken zijn bij de school, meer zicht hebben op de activiteiten van de school, het doel duidelijk is en de school individuele afspraken maakt, de kans op succes groter is. e. Peers hebben invloed door groepsbinding Uit de interviews met de scholen blijkt dat vooral de groepsbinding in de peergroup5 groot is. Jongeren willen niet uit de groep vallen en zijn daarom geneigd allemaal dezelfde keuzes te maken. Zoals een decaan opmerkte: ‘We hebben op dit moment een leuke klas met veel cohesie en staan dus ook niet te kijken dat alle leerlingen allemaal dezelfde sector kiezen. Het is voor ons moeilijk om dit te doorbreken.’ Uit de interviews blijkt overigens dat de respondenten van mening zijn dat ouders de belangrijkste beïnvloeders zijn van het keuzeproces en daarna de school en de peergroup tezamen. In het onderzoek van SLO (Het keuzeproces van mbo-ers nader bekeken, 2006) werd aan leerlingen in het vmbo de vraag gesteld wie belangrijk is geweest voor het maken van een keuze voor een vervolgopleiding. Ze gaven dat ze zelf het belangrijkst waren, gevolgd door hun ouders en de school. Leerlingen die al op het mbo zaten, gaven echter aan dat vrienden ook een rol hadden gespeeld in het maken van een keuze. f. Peers als informanten Peers kunnen een positief effect hebben op het keuzegedrag van de leerling. Er zijn projecten waarbij bovenbouwleerlingen onderbouwleerlingen voorlichten en helpen bij het maken van een keuze. Hetzelfde geldt ook voor mbo-leerlingen die vmbo-leerlingen een dagje op sleeptouw nemen en hen zo informatie geven over het ROC en de opleiding die ze gekozen hebben. Peers hebben daarin een extra waarde. Ze vervullen als het ware een rolmodel. En onderling durven leerlingen eerder een vraag te stellen of de discussie aan te gaan dan met een volwassene. Het is zoals een deelnemer in de workshop zo mooi verwoordde: ‘Toen de mbo-leerling Toerisme in vol ornaat voor de klas stond, vroeg een vmbo-leerling vol ongeloof: ‘Moet je elke dag in nette kleren naar school?’ Dat heeft meer impact dan al mijn voorlichting’. g. Peers als ondersteuners Een mooi project van Peer Support is te vinden in Den Haag. TechnoTalent Groep heeft een model ontwikkelt waarbij hbo-ers mbo-lessen ondersteunen, mbo-leerlingen vmbo-lessen ondersteunen en vmbo-leerlingen hetzelfde doen in het basisonderwijs. In dit geval gaat het om techniek gerelateerde onderwerpen, maar het is ook toe te passen in andere settings (zie ook 8.6.2, de uitwerking van de workshop Peer Support).
5
Een Peergroup geven we in dit geval weer als een sociaal gezelschap van jongeren rondom de leerling, van dezelfde leeftijd en dezelfde levensfase en die sterk op elkaar gericht zijn.
24 Keuze van belang
4.4.3
Kansen en bedreigingen
Kansen • Ouders hebben veel invloed in de thuissituatie. • Ouders zijn betrokken bij de oriëntatie van hun kind. • Allochtone ouders vragen om een actieve benadering. • Peers kunnen een taak krijgen in de ondersteuning van het keuzeproces. Als dit goed is geïmplementeerd, dan scheelt het in de begeleidingstijd van de decaan. • Peers geven belevingsinformatie, dit heeft extra waarde ten opzichte van algemeen opleidingsvoorlichting. • Met samenwerkingspartners is ondersteuning door peers goed te organiseren. Bedreigingen • Ouders tonen geen betrokkenheid met de school. • Peers geven gekleurde informatie, het mag niet de enige informatie zijn die de leerling krijgt. Het is extra.
4.5
Rol bedrijfsleven
De samenwerkingsverbanden die uit de deskresearch naar voren kwamen, richten zich met name op mbo, hbo en wo. En in toenemende mate ook op de bovenbouw vmbo. Als er in het vmbo samenwerkingsverbanden zijn, dan zijn deze op schoolniveau aangegaan. 4.5.1
Samenvatting bevindingen
a. Investeren in netwerken In de onderbouw vmbo is er nauwelijks sprake van structurele inzet van het bedrijfsleven. Dit blijkt onder andere uit het onderzoek dat onder de Haagse scholen is gehouden. Scholen geven aan geen tijd en middelen te hebben om dit goed te organiseren. Bovendien gaat het bezoeken van bedrijven ten koste van onderwijstijd. Een aantal scholen geeft aan dat ze meer gelegenheid willen hebben om met leerlingen naar bedrijven te gaan. Daarnaast geven veel scholen aan dat het uitoefenen van een beroep voor veel leerling nog een ‘ver van mijn bed show’ is, waardoor bij de decaan minder de urgentie bestaat om met externe partijen in contact te gaan. NVS-NVL onderstreept dit, maar geeft aan dat uit tal van onderzoeken blijkt dat praktijkervaring belangrijk is voor het maken van goede keuzes, ook in de onderbouw. De taakgroep vmbo pleit ervoor dat scholen meer investeren in relaties met regionale bedrijven. Als antwoord op de bovengenoemde problemen is sinds 2003 de SOB Haaglanden (Samenwerking Onderwijs Bedrijfsleven) actief als schakel tussen de scholen en de bedrijven in de regio. Doel van die samenwerking is het beter realiseren van onderwijs, scholing, ondernemerschap en kennisuitwisseling. De zes SOB’s opereren op basis van de vraag (van de aangesloten scholen én bedrijven) en op basis van samenwerking en samenhang met andere organisaties in de regio die bij kunnen dragen aan dit doel. In de samenwerkingsagenda 2007-2010 is als één van de vier speerpunten ‘Versterking van de oriëntatie op schoolloopbaan en beroep’ opgenomen. SOB zet zich daarbij in om bijvoorbeeld stageplaatsen te verwerven en bedrijfsbezoeken te organiseren, maar werkt ook samen met het Colo in de actie ‘Kom in het leerbedrijf’. Hiermee komt het SOB tegemoet aan een wens die is geuit in de interviews onder de scholen. Daarvan gaf de helft als tip aan de gemeente: geef ons organisatorische ondersteuning, een loket dat bijvoorbeeld stages regelt of waar ik met vragen op dat vlak terecht kan. b. Databank met bedrijven De NVS-NVL is bezig met een landelijk systeem van bedrijven die online informatie geven aan leerlingen. Op deze manier komt ze tegemoet aan de problemen van de scholen zoals hierboven genoemd. Het mes snijdt aan twee kanten volgens Teus Beijer van de NVS-NVL. Een leerling krijgt door informatietekst en beelden zicht op de werkzaamheden in een bedrijf in de buurt en een bedrijf kan zich profileren bij de werknemers van de toekomst. 25 Keuze van belang
c. Simulatie Wanneer praktijkervaringen voor leerlingen niet mogelijk zijn, kan een simulatie als alternatief dienen. Dit kan binnen de schoolmuren plaatsvinden en gaat niet ten koste van onderwijstijd. Een voorbeeld is het programma LINK, een integrale lesmethode voor Handel en Administratie. Maar er zijn ook andere initiatieven op het vlak van vakintegratie waarbinnen LOB een component kan vormen. Het vak Technologie is hier een voorbeeld van. 4.5.2
Kansen en bedreigingen
Kansen • Er dreigt een krapte aan vakmensen op de arbeidsmarkt. Bedrijven zullen daardoor eerder geneigd zijn om zich te willen profileren. • De overheid stimuleert onderwijsvernieuwingen in kader van samenwerking onderwijs en bedrijfsleven. Regelmatig worden regelingen gepubliceerd. Daarnaast zijn er ook externe regelingen mogelijk via bijvoorbeeld platform beroepsonderwijs en het ambitieprogramma bètatechniek. Voor scholen is het dus zaak om aansluiting te vinden bij dergelijke regelingen. • SOB is in de regio Haaglanden actief en heeft al tal van activiteiten gedaan. Van deze ervaringen kan een school gebruikmaken. Bedreigingen • Het grootste probleem is het afhaken door het niet nakomen van afspraken, scholen en bedrijven moeten voldoende stagiaires of stageplaatsen kunnen leveren. Continue afstemming blijft noodzakelijk. • Nu maatschappelijke stages verplicht worden en deze niet gebruikt mogen worden als LOBstage, vissen nog meer scholen in dezelfde vijver.
4.6
Rol kenniscentra beroepsonderwijs - bedrijfsleven
De kernactiviteiten van de kenniscentra zijn gericht op het mbo. Er wordt wel contact gezocht met de vmbo-scholen waar het betreffende vak wordt gedoceerd, maar er wordt door kenniscentra weinig tot geen acquisitie gepleegd op de overige vmbo-scholen. Op de vraag wat de criteria zijn die vmbo-scholen hanteren om bepaalde (beroeps)vakken te doceren, kon door de kenniscentra geen antwoord worden gegeven. Kenniscentra proberen met name leerlingen van de basisberoepsgerichte leerweg te interesseren voor hun vak. De leerling die de theoretische leerweg volgt, komt weinig tot niet in aanraking met een beroep, terwijl de basisberoepsgerichte leerling circa 10 uur per week praktijkles krijgt. Je zou dus kunnen zeggen dat leerlingen die de theoretische leerweg volgen hierdoor minder gericht een keuze kunnen maken dan de leerling die al - min of meer - praktijkervaring heeft opgedaan. In het laatstgenoemde geval betekent dat dat een leerling die vanaf vmbo basisberoepsgerichte leerweg doorstroomt, terechtkomt in niveau 2, terwijl een theoretische leerling die een verkeerde keuze maakt binnen het mbo afstroomt naar een andere sector naar niveau 1 of gaat werken. 4.6.1. Samenvatting bevindingen Van de achttien kenniscentra zijn er twee die opleiden voor specialistische beroepen: PMLF (Procestechniek, Milieutechniek, Laboratoriumtechniek en Fotonica) en Kenteq (techniek). Hun activiteiten zijn veelal gericht op de bovenbouw van het vmbo. Van de overige kenniscentra ontplooit een aantal activiteiten rondom PSO. Dat wordt veelal gezamenlijk gedaan binnen een platform waaraan kenniscentra deelnemen met soortgelijke vakken. Een voorbeeld hiervan is het platform bouwtechniek waarin geparticipeerd wordt door de Fundeon, SH&M en Savantis. Zij hebben gezamenlijk PSO-lesmateriaal ontwikkeld voor een vmbo-leerling. Het gaat hierbij om opdrachten die passen bij het interesse- en opleidingsniveau van leerlingen in het tweede jaar van het vmbo. De opdrachten geven leerlingen meer inzicht in de mogelijkheden die het vak biedt. Ook Innovam en Ecabo bieden iets dergelijks aan voor tweedejaars leerlingen. Wel dient opgemerkt te
26 Keuze van belang
worden dat hun corebusiness en activiteiten zijn afgestemd op het mbo, ook al houden de meeste kenniscentra zich wel bezig met (onder- en bovenbouw) vmbo. Buitendienstmedewerkers van de kenniscentra zijn, op verzoek, aanwezig tijdens open dagen, verzorgen gastlessen, regelen snuffelstages en/of leerwerktrajecten. Daarnaast zorgen zij ervoor dat allerhande informatie beschikbaar is voor het vmbo zoals brochures en flyers. Jaarlijks nemen de kenniscentra deel aan een grootschalig evenement ‘Kom in een leerbedrijf’. De initiatiefnemers Taskforce Jeugdwerkloosheid, Colo (waarin 18 samenwerkende kenniscentra beroepsonderwijs-bedrijfsleven zijn verenigd), NVS-NVL, Stichting Plaforms vmbo en de VO-raad willen met de actieweek ‘Kom in het leerbedrijf’ vmbo-leerlingen kennis laten maken met de beroepspraktijk en ze motiveren goed na te denken over hun vervolgopleiding en beroepskeuze. Met beroepsoriëntatie kan immers niet vroeg genoeg worden begonnen. Jongeren hebben vaak geen idee wat ze willen worden of kiezen soms voor beroepen waar geen vraag naar is op de arbeidsmarkt. De derde editie van ‘Kom in het leerbedrijf’ geeft leerlingen de kans zich uitgebreid te laten informeren over mogelijke beroepen. De buitendienstmedewerkers van de kenniscentra gaan hiervoor op zoek naar geschikte bedrijven die hun deuren willen openen voor leerlingen die hun oog hebben laten vallen op de betreffende branche. Op de sites van de kenniscentra is veel informatie beschikbaar over de beroepen die zij vertegenwoordigen. Ook bieden sommige beroepenfilms aan of kunnen leerlingen online testen of zij geschikt zijn voor een beroep. Diverse kenniscentra ontwikkelen sectorspecifiek lesmateriaal. Dit lesmateriaal is bestemd voor leerjaar 2/3 (PSO) en dient niet verward te worden met het algemene LOB lesmateriaal wat gebruikt wordt voor het vak LOB. 4.6.2
Kansen en bedreigingen
Kansen • De kenniscentra willen zich profileren op hun eigen vakgebied, vanuit het vak wordt LOB bedreven. Er is veel materiaal beschikbaar. • In het kader van ‘Aanval op uitval’ geven ook kenniscentra aandacht aan de problematiek van voortijdig schoolverlaters en maken er programma’s voor. • In samenwerking met uitgeverijen en kenniscentra kan voor tweedejaarsleerlingen binnen het vmbo gericht LOB- (PSO-) materiaal ontwikkeld worden. Bedreiging • De focus van de kenniscentra ligt op het mbo.
27 Keuze van belang
5.
Werkconferentie
Een onderdeel van het onderzoek was het organiseren van een werkconferentie. Deze werkconferentie werd op donderdag 21 juni 2007 gehouden in de Haagse Hogeschool. De uitnodiging en het programma werden gezamenlijk opgesteld en verstuurd vanuit gemeente Den Haag, Spirit4you en LDC Advies. De uitnodiging werd verzonden aan ruim 300 decanen, mentoren en specialisten uit het werkveld. Ruim 80 belangstellenden (voornamelijk decanen) waren die middag aanwezig, een goede opkomst. De werkconferenties startte met een plenair gedeelte waarin onder meer een korte samenvatting van de voorlopige onderzoeksresultaten werd gegeven. Aansluitend waren er twee workshoprondes. In overleg met de denktank zijn de volgende zeven workshops gehouden: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Schoolvisie en Praktijk Ouderbetrokkenheid: een kwestie van opvoeden Samenwerking bedrijfsleven Gebruik maken van peers Hulp van buiten Kracht van motivatie Meer met ICT
Binnen de workshops was voldoende ruimte ingebouwd voor discussie. Alle workshopleiders werd gevraagd om de resultaten uit de workshop uit te werken in een drietal conclusies. De uitgebreide resultaten van de workshops zijn te vinden in bijlage 8.6. Dit hoofdstuk geeft een samenvatting van de belangrijkste bevindingen uit de workshops.
5.1
Samenvatting bevindingen
Ad 1: Schoolvisie en praktijk: • De mentor moet zich bewust zijn van zijn beperkingen ten aanzien van tijd en taak. • Adequate ketenaanpak. • Kiezen impliciet/confronterend. Ad 2: Ouderbetrokkenheid: een kwestie van opvoeden • Kinderen vinden het leuk hun ouders mee naar school te nemen om een prestatie te laten zien. Zo krijg je ouders ook de school in. • Betrek leerlingen bij de informatieavonden, geef ze een taak. • Spreek met ouders af wie wat wanneer doet om de leerlingen op de plek te krijgen waar ze horen, sommige scholen doen dat zelfs in contractvorm. • Begin gewoon met ouderbetrokkenheid: zet dan maar in op een kleine groep betrokken ouders, ook al is dat maar 10%. Die groep genereert vanzelf de volgende 10%. En 50% betrokken ouders genereert de andere helft bijna als vanzelf. • Klassengrootte: kleine ouderavonden met tien ouders werkt beter voor de betrokkenheid, een schoolavond in een grote groep levert geen ouderbetrokkenheid op. • Geef ouders informatie over het schoolsysteem, organiseer er een ouderavond voor. • Als je ouders wilt betrekken bij de school: richt je dan op de prestaties van de leerlingen en niet alleen op het welbevinden en of ze het plezierig hebben op school (dit laatste gebeurt dus te veel). Ouders willen weten hoe hun kind het doet, wat de prestaties zijn met de cijfers erbij. • Als er meer allochtone docenten zijn, dan neemt de allochtone ouderbetrokkenheid toe. • Ouderbetrokkenheid kan pas, als teamleden ook ECHT willen samenwerken met de ouders, dus actief en structureel contact. Het moet in hun hart zitten, zogezegd. • Betrek andere instellingen in de omgeving (bijvoorbeeld het winkelcentrum, waarmee de school afspraken maakt wanneer leerlingen er wel en niet mogen komen. Dit soort afspraken wordt door ouders erg op prijs gesteld.) • Zorg voor één iemand in de school die ouderbetrokkenheid in de portefeuille heeft, er verantwoordelijk voor is en die de kar trekt. De subsidie is ruim: genoeg voor een halve fte! • Betrek de leerlingen bij de ouderavonden om de betrokkenheid van de ouders te vergroten. • Laat de school zien aan de ouders, betrek de leerlingen daarbij. 28 Keuze van belang
•
• •
• • •
Als er dwang achter zit, helpt dat: de leerling krijgt pas het rapport als de ouders erbij zijn. (Maar: als de dwang er niet meer bij is, raak je de ouders toch kwijt.) Ook al komen er drie tolken mee, heet ze welkom. Of: een leerling mag pas weer op school komen na een overtreding, als de ouder meekomt. Ouders vinden de school zo gesloten: het helpt als de directeur bij de poort staat en de ouders welkom heet bij een schoolavond. Ouders voelen zich welkom bij zo’n belangrijke ontvangst. Tien-minutengesprekken zijn te kort! Maak ze langer en buit deze gesprekken uit als school om de contacten met de ouders uit te breiden. Geen blik op het papier en alleen de focus op de leerling (dan voelt de ouder zich zo overbodig als je het zo doet), maar toon ook belangstelling voor de relatie ouder-kind in verband met school. Dit is een belangrijke aanbeveling. Als je allochtone ouders op school wilt hebben: nodig de kinderen ook uit! Laat de kinderen dan maar meekomen op gesprekken of ouderavonden. Ga als school naar een bijeenkomst van je eigen lokale platform (ook in Den Haag). Tip voor meer allochtone ouders in de MR: iedere autochtone ouder ‘adopteert’ een allochtone ouder en ‘leidt’ die in een jaar op. Bevraag de ouders welke thema’s zij belangrijk vinden op ouderavonden.
Ad 3: Samenwerking bedrijfsleven (onderstreept heeft prioriteit): • Wat willen vmbo-scholen: - Stages in jaar 3 en 4 - PSO 2e jaar op school en in bedrijf - Winkelstage/ grafisch bedrijf (14-15 jarigen) - ‘Kom in het leerbedrijf’ ook voor 2e jaars - Meer/ langere stageweken 3e en 4e jaar - Maatschappelijke stage - Convenant ZHW bedrijfsstages Horeca - Snuffelstages 3e jaar - ‘Kom in het leerbedrijf’ 5 sectoren - Stages/meeloopdagen/snuffelstages voor 1e en 2e jaar - Convenant met bedrijven Techniek en Economie - Maatschappelijke stages voor 1e en 2e jaar •
Wat heeft een school nodig om LOB in jaar 2 mogelijk te maken met de inschakeling van bedrijven en/of bedrijfsbezoeken? - GL/TL beroepsperspectief - Tripartiete samenwerking: vmbo – ROC - bedrijven - 1 week bedrijf voor LOB, met opdrachten per dag. - Oud-leerlingen terug laten komen op school voor voorlichting (laatste vrijdag van november) - Goede structuur creëren met SOB en KBB - Beperkt aantal stageplaatsen - Verdringing vmbo-leerlingen door havisten in de metaal - Vmbo-leerling meenemen door mbo-er
Ad 4: Gebruikmaken van peers: • Middelen (en tijd) beschikbaar • Structureel inpassen in LOB- beleid (geen eenmanszaak) • Het is goed om je te informeren over welke projecten er in Den Haag op dit vlak zijn Ad5: Hulp van buiten: HCO, Centrum 16-22 en Openbare Bibliotheek: • Loopbaanoriëntatie in alle vakgebieden/ prestaties • Ouderbetrokkenheid vergroten • Brede ondersteuning • Dromen mag • LOB zonder hulp onmogelijk • Leerlingen moeten zien wat er buiten de school te koop is, ze moeten met de voeten in de klei • Eerlijk zijn • Hoeven nog niet te kiezen
29 Keuze van belang
Ad 6: Kracht van motivatie: • Meer samenwerking tussen de scholen • Organiseren van doemiddagen en bedrijvendagen Ad 7: Meer met ICT: • Portolio moeten compatible worden gemaakt met dat van andere onderwijsinstellingen (en eventueel gekoppeld kunnen worden aan andere (digitale) portfolio’s • Contacten met SOB • Tool ‘profiel’ voor vmbo-leerling • Koppeling tussen elektronische leeromgeving en LifeLab • Link met het beroepenbeeld vanuit het profiel van de leerling • Letten op wie er toegang tot het systeem heeft (i.v.m. oneigenlijk gebruik) • Rol van mentor/decaan? • Koppeling naar decanenweb? • Koppeling aan Blackboard waardoor er interactie kan ontstaan tussen leerlingen • Graag verder onderzoeken voor de regio Haaglanden
30 Keuze van belang
6.
SWOT analyse
Op basis van de interne analyse (interviews met de vmbo scholen) is een aantal sterktes en zwaktes naar voren gekomen. Op basis van de externe analyse is een aantal kansen en bedreigingen naar voren gekomen. Dit hoofdstuk geeft een overzicht van alle bevindingen die in dit rapport zijn geformuleerd. Op basis van de SWOT6 analyse worden de definitieve conclusies geformuleerd. Op basis van deze conclusies komen we met aanbevelingen die de basis vormen voor het Plan van aanpak 2007-2008 voor de gemeente Den Haag. De aanbevelingen komen aan bod in hoofdstuk 7. 6.1 • • •
Er is een dalend aantal werkzoekenden en voortijdig schoolverlaters. Vanuit het vmbo stroomt bijna 90% van de leerlingen door naar een vervolgopleiding in het mbo. Het basis LOB-proces is in alle scholen aanwezig. Er is een redelijk aantal scholen dat projecten opzet om LOB breed in de onderbouw in te bedden. Alle scholen onderstrepen het belang van praktijkervaringen voor de vmbo-leerling, hierin is een gezamenlijke missie te ontdekken. De decanen zijn (redelijk) tevreden over het LOB proces. Alle scholen ondersteunen de visie dat meer praktijkervaring gewenst is, als het praktisch toepasbaar is en de theoretische componenten niet uit het oog worden verloren. Alle scholen met een theoretische leerweg zijn georganiseerd in het samenwerkingsverband ‘Netwerk TL’.
• • • •
6.2 • •
•
•
6.3
• • • •
6
Zwaktes Bijna 2,5% van de instromers verlaat het vmbo zonder diploma (rapport april 2006). De mate waarin leerlingen spijbelen evenals het ontbreken van een duidelijk beroepsbeeld zijn risicofactoren voor het ontstaan van voortijdig schoolverlaten. De scholen geven geen prioriteit aan externe activiteiten. Er is veel verschil in aanpak tussen scholen. Er ontbreken financiële middelen Het ontbreekt decanen en mentoren aan tijd. Een groot deel van de vmbo-scholen heeft geen netwerk van bedrijven opgebouwd. Scholen zijn in de onderbouw vooral georiënteerd op vervolgopleidingen en niet op beroepen, waardoor verkeerde beroepskeuzes bij de leerlingen kunnen ontstaan. Er is weinig prioriteit bij de scholen om ouders en peers bij het keuzeproces te betrekken. Er is geen structurele terugkoppeling vanuit ROC naar de vmbo-scholen, waardoor het signaal ontbreekt of de kwaliteit van de LOB in het vmbo goed is.
• • • • • •
• • •
Sterktes
Kansen Er is een groeiend tekort aan hoger opgeleiden. De algemene opinie is gunstig, de tijd is rijp voor praktische oriëntatie op beroepen. Er zijn veel voorbeelden van geïntegreerde LOB en PSO-modellen als goed werkend middel voor sectororiëntatie en vermindering schooluitval. Scholen moeten zich niet alleen richten op het onderwijs, maar juist ook op de interactie/samenwerking met het (regionale) bedrijfsleven Er is behoefte aan samenwerkingsverbanden tussen vmbo en mbo Scholen vragen om het leren van de praktijk. Het is dus zaak om de best practices in de regio Haaglanden in kaart te brengen. Er is veel expertise op het gebied van onderwijsontwikkelingen in het kader van LOB bij diverse onderwijsondersteuners. Het is raadzaam om aansluiting te vinden bij deze partijen.
Veelgebruikte marketingterm om de interne (sterktes en zwaktes) en externe factoren (kansen en bedreigingen) aan te geven: SWOT = strenghts, weaknesses, opportunities, threats
31 Keuze van belang
•
• • • • • • • • • • • •
• • • •
6.4 • • • • • • • • • • • • •
De rijksoverheid stimuleert onderwijsvernieuwingen in het kader van praktische oriëntatie. Regelmatig worden regelingen gepubliceerd. Daarnaast zijn er ook externe regelingen mogelijk via bijvoorbeeld het platform beroepsonderwijs en het ambitieprogramma bèta techniek. Vind aansluiting bij dergelijke regelingen. De meeste genoemde voorbeelden van best practices lopen sinds 2001/2002 en kunnen essentiële informatie geven. Scholen moeten lesmateriaal met handvatten voor ouders inzetten om ouders te betrekken bij het loopbaanoriëntatieproces van hun kind. Het is zaak om het gebruik van beschikbare materialen voor de interne oriëntatie (wie ben ik, wat kan ik, wat wil ik) te bevorderen. Er moeten digitale LOB-leermiddelen ontwikkeld worden die tevens geschikt zijn voor de elektronische leeromgevingen van de scholen en die een doorlopende lijn bevorderen. Ouders hebben veel invloed in de thuissituatie. Ouders zijn betrokken bij de oriëntatie van hun kind. Allochtone ouders vragen een actieve benadering. Peers kunnen een taak krijgen in de ondersteuning van het keuzeproces. Als dit goed is geïmplementeerd, dan scheelt het qua begeleidingstijd van de decaan. Peers geven belevingsinformatie, dit heeft extra waarde ten opzichte van algemene opleidingsvoorlichting. Met samenwerkingspartners is ondersteuning door peers goed te organiseren. Er dreigt een krapte aan vakmensen op de arbeidsmarkt. Bedrijven zullen daardoor eerder geneigd zijn om zich te willen profileren. De overheid stimuleert onderwijsvernieuwingen in het kader van samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven. Regelmatig worden regelingen gepubliceerd. Daarnaast zijn er ook externe regelingen mogelijk via bijvoorbeeld platform beroepsonderwijs en het ambitieprogramma bèta techniek. Zorg voor aansluiting bij dergelijke regelingen. SOB is in Haaglanden actief en heeft al tal van activiteiten gedaan. Van deze ervaringen kan een school gebruikmaken. De kenniscentra willen zich profileren op hun eigen vakgebied, vanuit het vak wordt LOB bedreven. Er is veel materiaal beschikbaar. In het kader van ‘Aanval op uitval’ geven ook kenniscentra aandacht aan de problematiek van voortijdig schoolverlaters en maken er programma’s voor. In samenwerking met uitgeverijen en kenniscentra kan voor tweedejaarsleerlingen binnen het vmbo gericht LOB- (PSO-) materiaal ontwikkeld worden. Bedreigingen Er is een relatief kleine economische groeikracht. Er is een groeiend tekort aan banen op lager niveau. De economische basis werkt versmallend. Er is meer vraag dan aanbod bij regionale bedrijven. Er is geen regie qua inzet van middelen. Er zijn veel partijen zijn betrokken bij LOB, elk met eigen bedoelingen en belangen. De scholen en externe partijen richten zich op de bovenbouw van het vmbo en de aansluiting met het mbo. De leerlingen en ouders hebben een verkeerd beeld van de sector Techniek. Het bestaande lesmateriaal sluit onvoldoende aan op de lespraktijk. De ouders hebben geen betrokkenheid bij de school. Peers geven gekleurde informatie, het mag niet de enige informatie zijn die de leerling krijgt. Het is extra. De focus van de kenniscentra ligt op het mbo. Het grootste probleem is het afhaken door het niet nakomen van afspraken. Scholen en bedrijven moeten voldoende stagiaires of stageplaatsen kunnen leveren. Continue afstemming blijft noodzakelijk. Nu maatschappelijke stages verplicht worden en deze niet gebruikt mogen worden als LOB-stage, vissen nog meer scholen in dezelfde vijver.
32 Keuze van belang
7. Conclusies en aanbevelingen Gemeente Den Haag heeft LDC Advies de opdracht verleend voor een: Inventarisatie en onderzoek naar loopbaanoriëntatie in de onderbouw van het vmbo in Den Haag/regio Haaglanden.
7.1
Conclusies
Op basis van de resultaten zijn de volgende conclusies geformuleerd: 1. Er is een aantal algemene onderwijsontwikkelingen, maar ook specifieke ontwikkelingen in de regio Haaglanden die impact kunnen hebben op het loopbaanoriëntatieproces binnen scholen. Bijna 90% van de leerlingen stroomt vanuit het vmbo door naar een vervolgopleiding in het mbo. Het ontbreken van een duidelijk beroepsbeeld vormt, samen met een hoog verzuim en gebrek aan zelfstandigheid, een groot risico voor de rimpelloze doorstroming in het onderwijs en een succesvolle schoolloopbaan. Dit geldt met name voor leerlingen vanuit de sector Economie en de theoretische leerweg. Ongeveer 2,5% van de instromers verlaat het vmbo zonder diploma. Uit de interviews met de experts blijkt dat praktische ervaringen de leermotivatie verhogen en de kans op voortijdig schoolverlaten verminderen. Leerlingen moet praktijkervaringen worden geboden om beroepsbeelden te ontwikkelen. Binnen Den Haag is sprake van een groeiend tekort aan hoger opgeleiden. Daar tegenover staat dat er een groeiend tekort aan banen is op lager niveau. 2. Verschillende partijen houden zich binnen de wereld van de school bezig met loopbaanoriëntatie, zowel decanen, mentoren, ouders als peers (andere leerlingen). Allen dragen ze bij aan de vorming van de leerling met betrekking tot zijn/haar toekomst, maar die bijdrage lijkt fragmentarisch en niet ingebed in een visie hoe leerlingen een samenhangend beeld over hun toekomst vormen. Een school met een duidelijke visie op loopbaanoriëntatie heeft een grotere kans van slagen in dit proces. Alle scholen organiseren LOB-activiteiten en LOB wordt meer en meer een geïntegreerd deel van de school. Decanen zijn veelal een belangrijke baken in het proces, maar ze missen wel een netwerk. Scholen ondersteunen de visie van meer praktijkervaring. Opvallend is dat TL-scholen en sectorgerichte scholen LOB lijken uit te stellen. Ouders blijken een belangrijke gesprekspartner voor de leerling. Er is ouderbetrokkenheid door middel van voorlichting (ouderavonden en individuele gesprekken). Ondanks actief ouderbeleid is het in het algemeen onduidelijk of ouderbetrokkenheid daadwerkelijk effectief is. Op veel scholen worden peers ingezet. Peers lijken een positieve invloed te hebben op (het keuzegedrag van) de leerling. 3. Er is (te) weinig communicatie met en samenhang tussen partijen buiten de school als ROC’s en het bedrijfsleven. Er is geen structurele terugkoppeling uit ROC’s. Scholen onderschrijven dat praktijkervaring van groot belang is. Praktijkervaring speelt ook een rol bij het aantrekkelijker maken van het onderwijs en het versterken van de band tussen leerling en de school. Er is te weinig coherentie in alle initiatieven en te weinig visie op een samenhangend pakket van ondersteuning (dialoog), informatie, instrumentarium en praktijkleren, waarmee een leerling echt een ‘beroepsbeeld’ kan opbouwen. Weinig scholen hebben een netwerk van (regionale) bedrijven en het lesmateriaal van de uitgevers sluit niet aan op de praktijk. Er zijn ongeveer 14 leermiddelen die geschikt zijn voor het loopbaanoriëntatieproces, maar deze worden nauwelijks ingezet. De meeste leermiddelen zijn gericht op alle leerjaren. Slechts drie leermiddelen richten zich op het tweede leerjaar. De kenniscentra zijn met name gericht op mbo. Op de sites van de kenniscentra is veel informatie beschikbaar over de beroepen die zij aanbieden. De kenniscentra geven aandacht aan de problematiek van voortijdig schoolverlaters en maken er programma’s voor. In het algemeen is er sprake van een belangenverstrengeling van de vele partijen. 33 Keuze van belang
4. Uit het onderzoek naar de best practices blijkt dat er meer aandacht is voor de doorstroom vmbo naar mbo dan voor de doorstroom vmbo onderbouw naar mbo onderbouw. De belangrijkste redenen om onderwijsvernieuwing door te voeren zijn dalende instroom in vmbo en doorstroom mbo, slechte aansluiting van het onderwijs op het bedrijfsleven, voortijdige schooluitval en het slechte imago van de sector (met name Techniek). De stap van vmbo naar mbo is ook een risicovol moment: zijn de leerlingen zelfstandig genoeg om zich binnen het ROC staande te houden? Hoe richt je het onderwijs zo in dat het de cursist pakt? Daarnaast heeft Techniek een onbegrepen imago. Dit samen leidt tot projecten als ‘stimuleren van kiezen voor techniek’, doorlopende leerlijnen en mentoring & coaching. Ook voor deze initiatieven geldt dat ze individueel waardevol zijn, maar dat ze weinig samenhang vertonen.
7.2
Aanbevelingen
In deze paragraaf formuleren we de aanbevelingen die de basis vormen voor het Plan van aanpak 2007-2008 van de gemeente Den Haag. Naast deze aanbevelingen willen we ook graag refereren aan de aanbevelingen van de geïnterviewde experts. Veel van onderstaande aanbevelingen zijn in de basis aanwezig, maar moeten sterker geïmplementeerd worden. Daarbij is een goede prioritering onontbeerlijk, met daarnaast een duidelijke formulering van doelstellingen en taken ten behoeve van de haalbaarheid met de huidige middelen. Hiervoor dient het Actieprogramma ‘Jeugd 2007-2010’. Verschillende partijen hebben daarin een verantwoordelijkheid. De gemeente dient een duidelijke monitoring uit te voeren om effecten van de partijen te meten en eventueel bij te stellen. Bij onderstaande is ingestoken op aanbevelingen voor de gemeente Den Haag. Het zijn echter primair de scholen zelf die de verantwoordelijkheid dragen voor een goed loopbaanoriëntatieproces. Daarbij zijn nog veel knelpunten te ruimen. We noemen bijvoorbeeld het gebrek aan tijd van de decaan, het moeten voldoen aan de gestelde onderwijstijd, de motivatie van mentoren en het gebrek aan externe contacten. Maar als vanuit de schoolleiding een duidelijke visie op LOB is vastgesteld en er draagvlak en actieve inzet is bij de betrokkenen, dan zijn de middelen er en is er ondersteuning genoeg binnen de gemeente Den Haag om op een praktische manier invulling te geven aan LOB voor de onderbouw vmbo-leerling. 1. Het stimuleren en faciliteren van scholen om een eigen visie/didactiek te ontwikkelen om leerlingen in staat te stellen met input van persoonlijke ondersteuning (dialoog), informatie, instrumentarium, praktijkleren en stage een goed keuzeproces te doorlopen en de noodzakelijke beroepsbeelden te ontwikkelen. Het is belangrijk dat deze visie wordt gedragen door alle betrokkenen binnen de scholen. Het is de vraag of de centrale overheid, de gemeente of de scholen zelf hierin het voortouw moeten nemen. 2. Het instellen van een centraal coördinatiepunt om te stimuleren dat partijen goed samenwerken, dat het proces en het doel transparant blijven en om te voorkomen dat betrokken partijen langs elkaar heen werken. Dit coördinatiepunt kan tevens als vraagbaak voor scholen fungeren. Scholen die op zoek zijn naar samenwerkingspartners, (financiële) middelen of een aansluitingsprogramma zouden hier hun wensen kunnen neerleggen. Ook andersom kan het coördinatiepunt een actieve rol vervullen in het leggen van contacten tussen mogelijke partners. Bij dit coördinatiepunt kan ook het beheer van de website (zie aanbeveling 3) onder vallen.
34 Keuze van belang
3. Ontwikkelen van een digitaal podium waarop projecten, best practices en andere informatie overzichtelijk worden aangeboden voor betrokkenen. Op dit moment zijn er binnen Den Haag twee sites die arbeidsoriëntatie ondersteunen, namelijk het Haagse onderwijsportaal (www.haagseonderwijsportal) en de site van Spirit4you (www.spirit4you.nl). Deze sites kunnen elkaar aanvullen en versterken. Goede informatie is belangrijk en goede toegang tot deze informatie ook. Scholen hebben behoefte aan informatie over goede praktijkvoorbeelden en het liefst uit soortgelijke situaties en uit eigen omgeving. De site van Spirit4you is hier uitermate geschikt voor. Deze kan uitgebreid worden met meer netwerken, meer best practices, maar ook met extra ingangen als ‘Onderwijsondersteuning’ en ‘Regelingen’. Daarbij strekt het tot de aanbeveling om vanuit de rubriek ‘FAQ7’ verwijzingen op te nemen waar scholen terecht kunnen. Voor scholen die andere vragen hebben, moet een plek gecreëerd waar deze worden geïnventariseerd en vervolgens worden opgepakt. Scholen hebben behoefte aan een centraal punt, omdat het zoeken hiernaar vaak veel tijd kost. Hiervoor zou de gemeente een onderwijscoördinatieloket kunnen openen of deze kunnen onderbrengen in een bestaande structuur. 4. Faciliteren van infrastructuren voor samenwerkingsverbanden tussen vmbo-scholen onderling, tussen vmbo-scholen en ROC’s, tussen vmbo-scholen (in samenwerking met ROC) en het (regionale) bedrijfsleven en tussen vmbo-scholen en externe partners. Scholen zijn namelijk op zoek naar partners voor informatie, feedback en om samen op te trekken. Vmbo-scholen onderling Het faciliteren en stimuleren van bestaande overlegvormen zoals de Haagse Kring van schooldecanen, waarbij de komende jaren de acties en ambitie van de gemeente op de agenda staan. De gemeente kan faciliteren door: a. haar kanalen te gebruiken om scholen op te roepen deel te nemen aan deze bijeenkomsten. b. een bijdrage te leveren aan de onderwerpen. c. aanwezig te zijn als intermediair tussen onderwijs en regelgevende instantie en als zodanig beschikbaar te zijn voor informatieverstrekking of een signaalfunctie. Vmbo-scholen met ROC’s Stimuleren en promoten van een centraal informatiepunt ROC’s, waarbij het ROC de decaan kan voorzien van (opleidings-)informatie. Als een dergelijk centraal punt bestaat, adviseren wij het breder bekend te maken onder onderbouwdecanen. Vmbo-scholen (samen met ROC) met bedrijfsleven SOB Haaglanden heeft een overeenkomst met de gemeente om te schakelen tussen onderwijs en bedrijfsleven. De activiteiten van de SOB zijn vraaggestuurd. Een van de acties van de SOB is om in contact te komen met alle scholen. Dit is breed geformuleerd. SOB zou haar activiteiten ook meer bekend moeten maken bij de decanen van vmbo-onderbouw. Ook is belangrijk dat bedrijven de juiste informatie krijgen over het doel en de mogelijkheden die ze scholen kunnen bieden. Vmbo-scholen met externe partners Stimuleren van contacten met externe ondersteuners. Binnen de gemeente Den Haag zijn verschillende partijen betrokken bij arbeidsoriëntatie, zoals de kenniscentra, maar ook bijvoorbeeld HCO, Centrum 16-22 en TechnoTalent Groep (specifiek voor Techniekpromotie). De gemeente kan de zichtbaarheid van deze partijen vergroten door een lijst op te nemen op haar Onderwijsportal of op de site www.spirit4you.nl waarbij per partij duidelijk wordt weergegeven welke ondersteuning het kan bieden.
7
FAQ = frequently asked questions
35 Keuze van belang
5. Het sluiten van gelegenheidscoalities waarbij de prioriteit ligt in duidelijke communicatie tussen de betrokken partijen en in het vaststellen van rollen en verantwoordelijkheden. Het moet duidelijk zijn wie welke rol en verantwoordelijkheid heeft en wie over welke middelen beschikt. Gekeken naar de ambitie van de gemeente Den Haag op het gebied van VSV en de daarbij behorende acties, zijn samenwerkingsverbanden belangrijk om de leerling alle mogelijkheden te bieden om zich goed in de praktijk te oriënteren en om ze te begeleiden. Samenwerkingsverbanden zijn daarbij als het cement tussen de stenen. De verschillende betrokken partijen moeten elkaar vinden en hun verschillende belangen moeten elkaar aanvullen. Hierbij is de inzet van beide kanten essentieel. De meeste verbindingen zijn hiervoor al genoemd. Het gaat in dit geval echter verder dan alleen de informatie en communicatie. Het is in veel gevallen een tripartiete samenwerking: Vmbo-school
LOB ROC
Bedrijf
a. Vmbo - ROC vinden elkaar in de oriëntatie, waarbij een vmbo-leerling op bezoek gaat bij een ROC of een ROC-student een gastles verzorgt op een vmbo-school. Een centraal punt binnen de ROC’s bevordert de coördinatie rondom deze activiteiten en ook is het mogelijk om standaardprogramma’s aan te bieden. b. Vmbo - ROC vinden elkaar ook nadat een leerling is ingestroomd (of niet) in het mbo. Door middel van rapportages krijgt de vmbo-school zicht op de plaatsing en vorderingen en op de eventuele switches die de leerling maakt. c. Vmbo/ROC – bedrijf willen leerlingen structurele praktische oriëntatie kunnen aanbieden. Er moet een netwerk opgezet worden met bedrijven in de omgeving. SOB helpt daarbij om de eerste contacten te leggen. En de opzet van een stagecoördinatiepunt is zeer bevorderlijk voor de afstemming tussen de verschillende partijen. Aan de andere kant is het van belang dat het bedrijf de stagiaire een goede begeleiding kan bieden. De gemeente Den Haag heeft belang bij een goede samenwerking tussen de verschillende partijen. Een verdere analyse van de kwaliteit van deze samenwerking is daarbij aan te raden om mogelijke knelpunten aan het licht te brengen en op te lossen. De inzet van de gemeente zit ook in de stimulering. Alle partijen moeten het belang zien van het terugdringen van voortijdig schoolverlaters, dat moet een belangrijk doel voor alle partijen zijn. De gemeente zal er bij iedereen op moeten aandringen hun bijdrage te leveren. Daarbij geeft de gemeente als werkgever het goede voorbeeld door 300 stageplekken aan te bieden.
36 Keuze van belang
Literatuurlijst Algemeen De loopbaan de klos, Frans Meijers, LDC, 2005 Vroeg is nog niet voortijdig naar een nieuwe beleidstheorie voortijdig schoolverlaten. Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt (KBA). Ton Eimers april 2006 Over leerloopbanen en loopbaanleren. Loopbaancompetenties in het (v)mbo. F.Meijers, M.Kuypers &J. Baker Februari 2006 Aanval op de uitval, perspectief en actie. Ministerie van Cultuur Onderwijs en Wetenschap juni 2006. Factsheets Voortijdig Schoolverlaten. Ministerie van Cultuur Onderwijs en Wetenschap februari 2007. Voortvarend vmbo (adviesgroep vmbo in opdracht van Min OCW) Den Haag, mei 2006 Doorstroom van vmbo naar mbo: onderzoek cohort 1 en cohort 2, Jan Neuvel & Wil van Esch, CINOP, Den Bosch 2005 Het keuzeproces van de vmbo'ers nader bekeken Kerngebieden doorstroom vmbo-mbo, Henny Jacobs e.a., SLO,Enschede 2006 ‘vmbo: het betere werk’-Onderwijs dat hoofd en handen verbindt-, notitie Maria van der Hoeven, Ministerie OCW, 2006 A.T. de Bruijn e.a. ‘Partners in Business’ Samenwerkingsverband Onderwijs Bedrijfsleven Haaglanden 2007 – 2012 Programmabeschrijving, SOB Haaglanden/ Hobéon® Management Consult BV, Den Haag, 2006 Actieprogramma Jeugd 2007-2010 van de gemeente Den Haag Ouderbetrokkenheid Iersel, S. van (mei 2006). Ouder loopt achter de feiten aan. Voordat het echt misgaat. In: O-Magazine, nummer 5/2006. Ministerie van OCW: Den Haag. Ouderlijn (specifieke en algemene ouderorganisaties) (2006). Notitie ‘Bundeling inbreng ouderlijn’ (te vinden op www.passendonderwijs.nl). de Wit (‘Ouders als educatieve partner’, 2005 Schakels tussen thuis en school’, W. van Es e.a. (Sardes, 2002) Walraven (red.), Ouders en school: strategieën voor versterking van de relatie tussen ouders en school. Artikel ‘Ouderbetrokkenheid: waarom eigenlijk’, Kees Broekhof (Didaktief nr.7/2006) Iepma, IJ. (2005), Partners in onderwijs en opvoeding. Amsterdam: Eduquality/Schepers Van Seventer. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2005), 37 Keuze van belang
Intentieverklaring ouderbetrokkenheid. Te downloaden van: www.minocw.nl. Wit, Cees de (2005), Ouders als educatieve partner. Den Haag: Q*Primair. Ondersteunende organisaties in omgeving Den Haag www.spirit4you.nl www.hco.nl: Haags Centrum voor Onderwijsbegeleiding www.technotalent.nl: www.otc-haaglanden.nl: Technocentrum Haaglanden Enter 22 (vakintegratie) Best Practices www.platformbetatechniek.nl www.slo.nl: Verbindend leren www.aps.nl/PSO: Praktisch en Oriënterend onderwijs www.voortijdigschoolverlaten.nl/ www.deschoolmetstip.nl: Samenwerken binnen Thema's aan Individuele Prestaties (STIP) http://www.voortijdigschoolverlaten.nl/docs/KiezenmoetjekunnenTaskforce.pdf: Rapport met 6 best practices: ‘Kiezen moet [je] kunnen’ Ouderbetrokkenheid www.forum.nl/paoo: Platform allochtone ouders & onderwijs
38 Keuze van belang
Verklarende woordenlijst voor gebruikte afkortingen APS BB BK CINOP CITO COLO ELO GL HBO HCO KPC LIS LOB LWOO MBO NVS-NVL OC&W OVDB PMLF PSO ROC SLO SMO SOB SWOT TL VMBO VO WO VSV
= Algemeen Pedagogisch Studiecentrum = Basisberoepsgerichte leerweg = Beroeps-/kadergerichte leerweg = Centrum voor Innovatie van Opleidingen = Centraal Instituut voor Toetsontwikkeling = Centraal Orgaan van Landelijke Opleidingsorganen van het bedrijfsleven = Elektronische Leeromgeving = Gemengde leerweg = Hoger beroepsonderwijs = Haags Centrum voor Onderwijsbegeleiding = Katholiek Pedagogisch Centrum = Leren in samenhang = Loopbaanoriëntatie en -begeleiding = Leerwegondersteunend onderwijs = Middelbaar beroepsonderwijs = Nederlandse Vereniging van Studiebegeleiders – Nederlandse Vereniging van Loopbaanbegeleiders = Onderwijs, Cultuur & Wetenschap = Opleiding verzorgende en dienstverlenende beroepen = Procestechniek, Milieutechniek, Laboratoriumtechniek en Fotonica = Praktische sectororiëntatie = Regionaal Opleidingscentrum = Stichting leerplanontwikkeling = Stichting Maatschappij en Onderneming = Samenwerking Onderwijs Bedrijfsleven = Strenghts, Weaknesses, Opportunities, Threats = Theoretische leerweg = Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs = Voortgezet onderwijs = Wetenschappelijk onderwijs = Voortijdig schoolverlaters
39 Keuze van belang
8. Bijlagen
Keuze van belang Loopbaanoriëntatie in de onderbouw van het vmbo in de gemeente Den Haag / regio Haaglanden
8.1 Interviews scholen Naam Hofstede Praktijkschool
Soort Praktijkonderwijs
Hofstad Heldring Mient / Scholengroep WesthageHaagsch Genootsschap Corbulo College François Vatelschool Scholengroep DHZW, locatie De Haagse
Niveau BK, met LWOO Niveau BK
Johan de Witt Scholengroep, locatie Varias College Chr. College De Populier Aloysius College Scholengroep DHZW, locatie Wateringse Veld College
CP De heer W. van Rongen Mevrouw V. de Vette De heer P. Knoester Mevrouw M. Jillissen
Niveau BK, sector Techniek Niveau BK, sector Horeca Niveau BK, sector Economie Centrumschool met veel allochtonen Brede school School met veel allochtonen TL TL TL
De heer R. v.d. Wal De heer S. Waasdorp Mevrouw C. Briaire Mevrouw G. Bulterman De heer F. Boekhoudt De heer P. Olijhoek De heer P. Blommers
8.1.1 Overzicht bevindingen Vraag 2 en 3: Wanneer start in uw school LOB in het kader van sectorkeuze en waarom? Eind eerste jaar, deels in het tweede jaar In het tweede jaar In het derde jaar Deels in het tweede jaar, deels in het derde jaar
# scholen 5 5 5 0
In % 55% 55% 55% 0%
In bovenstaande tabel zien we dat geen van de scholen met LOB start in het tweede en/of derde jaar. Twee scholen geven aan LOB in de eerste drie lesjaren in te zetten en twee scholen starten eind eerste jaar, deels in het tweede jaar. Deze scholen zijn van mening dat leerlingen zo vroeg mogelijk met de keuzemogelijkheden in aanraking moeten komen. Drie scholen starten in het tweede leerjaar (waarvan twee bovendien doorgaan met LOB in het derde jaar). Deze scholen geven aan in het eerste jaar geen tijd te hebben en dat het te ver weg is. Vraag 4: Welke activiteiten ontplooit u rondom de sectorkeuze?
LOB lessen tijdens de mentoruren PSO Projecten Gastlessen Bedrijfsbezoeken Anders, namelijk
Keuze van belang
# scholen 8 4 5 4 7 6
In % 80% 40% 50% 40% 70% 60%
Alle scholen ontplooien activiteiten rondom sectorkeuze. We zien in bovenstaande tabel dat acht scholen aangeven LOB lessen tijdens de mentoruren aan te bieden. Zeven scholen plannen bedrijfsbezoeken in. Alle scholen zetten een combinatie van activiteiten in. Andere activiteiten die ontplooid worden: -
Onderbouwleerlingen bezoeken de bovenbouw Oud-leerlingen vertellen tweedejaars over het mbo Extra lessen Techniek in samenwerking met het mbo Real Game
Vraag 5: Wie is betrokken bij de sectorkeuze? En hoe? Decaan, gesprekken leerling (vaak probleemleerling) Decaan, afname test leerling Decaan, gesprekken ouders Decaan, informatieavond Mentor, mentorlessen Mentor, begeleiding PSO Mentor, gesprekken leerling Mentor, tests Ouders, informatieboekje Ouders, gesprek Docenten (beroepsgerichte vakken) Vervolgopleidingen, voorlichting Beroepsbeoefenaren, voorlichting Anders, namelijk
# scholen 9 2 6 7 7 2 6 2 5 6 7 5 2 3
In % 90% 20% 60% 70% 70% 20% 60% 20% 50% 60% 70% 50% 20% 30%
Op alle scholen zijn decanen, mentoren en vakdocenten op allerlei manieren betrokken bij de sectorkeuze. Voorbeelden van andere zaken die betrokken zijn bij de sectorkeuze zijn bijvoorbeeld: -
Afname tests Leerlingen houden presentaties Informatie in de klassen Real Game Ouder- / Informatieavonden
Hofstede Praktijkschool hanteert een andere structuur. Op deze school zijn vakdocenten, klassendocenten en stagecoördinatoren betrokken. Vraag 6: Is de decaan een 1e-lijns- of een 2e-lijnsfunctie binnen uw school?
1e-lijns 2e-lijns Beide Anders, namelijk
# scholen 1 7 1 1 10
In % 10% 70% 10% 10% 100%
In bovenstaande tabel zien we dat op zeven scholen de decaan een 2e-lijnsfunctie is.
Keuze van belang
Vraag 7: Welk lesmateriaal gebruikt u? (meerdere antwoorden mogelijk) MC Optie Traject School Traject Keuzebegeleiding Studiegidsen Real Game Materiaal ROC's Koerswijzer Geen Internet, namelijk Eigen ontwikkeld materiaal, namelijk
# scholen 3 1 1 0 0 1 1 1 1 1 8 5
In % 30% 10% 10% 0% 0% 10% 10% 10% 10% 10% 80% 50%
In bovenstaande tabel zien we dat er weinig gebruik gemaakt wordt van lesmateriaal. Acht scholen maken gebruik van internet en vijf scholen van eigen ontwikkeld materiaal. Als we kijken naar de geraadpleegde sites, dan gaat het bijvoorbeeld om: -
Kennisnet Studiekeuze123.nl Sites van ROC’s Studieweb sites Via MC aangeboden links Gobnet Bekijkhetmaar.nl Kiesjeberoep.nl Schoolweb.nl
Voorbeelden van eigen ontwikkeld materiaal zijn: -
Portfolio (in ontwikkeling) Opstel over je toekomst PSO stencils Zoekopdrachten op internet Praktijkonderwijsmateriaal ontwikkeld voor praktijkonderwijs (Bouwvaardig op stage)
Vraag 8: Welk testmateriaal gebruikt u? Hofstede Praktijkschool heeft deze vraag niet beantwoord. BIT (Beroeps Interesse Test) BZO (Beroepskeuze ZelfOnderzoek) LC Data TKMST test Geen Anders, namelijk
# scholen 2 0 4 0 1 4
In % 22% 0% 44% 0% 11% 44%
Geen van de scholen maakt gebruik van BZO en TKMST test. Vier scholen maken gebruik van LC Data en vier scholen van ander testmateriaal, te weten: -
MCM (pilot) Voor je kiezen (cito) Gesprek
Keuze van belang
Hofstede Praktijkschool heeft vijf leerjaren. Onderstaande vragen gelden dan ook niet voor het 2e en 3e, maar voor het 3e en 4e leerjaar. De antwoorden van Hofstede zijn in onderstaande tabellen buiten beschouwing gelaten. In leerjaar 3 wordt twee uur per week aandacht besteed aan LOB en in het 4e leerjaar vier uur per week. Vraag 9: Hoeveel mentoruren hebben de kinderen in klas 2?
1x per week 1x per 2 weken 1x per kwartaal Anders, namelijk
# scholen 8 0 0 1 9
In % 89% 0% 0% 11% 100%
Op acht scholen hebben de leerlingen in klas twee één mentoruur per week. Vraag 10: In hoeveel mentorlessen wordt in klas 2 aandacht besteed aan LOB?
Tussen 0 - 5 keer Tussen 6 - 10 keer Tussen 11 - 15 keer > 15 keer
# scholen 4 2 1 2 9
In % 44% 22% 11% 22% 100%
Op vier scholen wordt in klas twee in 0 – 5 mentorlessen aandacht besteed aan LOB. Vraag 11: Hoeveel mentoruren hebben de kinderen in klas 3?
1x per week 1x per 2 weken 1x per kwartaal Anders, namelijk
# scholen 7 0 0 2 9
In % 78% 0% 0% 22% 100%
Op zeven scholen hebben de leerlingen in klas drie één mentoruur per week. Vraag 12: In hoeveel mentorlessen wordt in klas 3 aandacht besteed aan LOB?
Tussen 0 - 5 keer Tussen 6 - 10 keer Tussen 11 - 15 keer > 15 keer
# scholen 3 1 3 1 8
In % 38% 13% 38% 13%
Drie scholen geven aan dat in klas 3 in minder dan vijf mentorlessen aandacht wordt besteed aan LOB en drie scholen geven aan dat in 11 tot 15 mentorlessen te doen.
Keuze van belang
Vraag 13: Is de school voldoende op de hoogte van de mogelijkheden voor de leerling?
Ja Nee, meer behoefte aan
# scholen 6 4 10
In % 60% 40% 100%
Zes scholen vinden dat ze voldoende op de hoogte zijn. De overige scholen geven aan meer behoefte te hebben aan: -
Informatie op het gebied van best practices in Den Haag Samenwerking op het gebied van meeloopdagen op het Mondriaan Informatie over wat er speelt binnen het bedrijfsleven en het ROC Informatie over de arbeidsmarkt
Vraag 14: Volgen mentoren/decanen regelmatig trainingen of andere bijeenkomsten om op de hoogte te blijven van de actualiteit?
Ja, namelijk Nee, want
# scholen 7 3 10
In % 70% 30% 100%
Zeven scholen geven aan dat decanen/mentoren regelmatig trainingen en/of bijeenkomsten te volgen. Voorbeelden zijn: -
Competenties Decaanbijeenkomsten LOB bijeenkomsten NOT NVS Mbo decanendag Mentoraat scholing
Redenen om geen trainingen en/of bijeenkomsten te volgen zijn: - Onbekendheid - Niet echt van toepassing - Keuze speelt minder een rol Vraag 15: Is de huidige aandacht voor LOB voldoende? Krijgt de leerling voldoende handvatten aangereikt? Vier scholen antwoorden dat de huidige aandacht voor LOB onvoldoende is: -
Hofstad Heldring geeft aan meer aandacht te willen geven aan Techniek en Landbouw (sectoren die niet op deze school worden gegeven) Westhage Mient vindt de middelen niet toereikend en wil graag breder digitaal materiaal of educatieve gaming/simulatie Wateringse Veld vindt de tijd beperkt voor decanen/mentoren. Individuele benadering blijft liggen. François Vatelschool geeft aan dat LOB niet leeft binnen de school.
Keuze van belang
Drie scholen antwoorden dat de huidige aandacht voldoende is: -
Aloysius College antwoordt dat er veel aandacht voor is. Er is een warme overdracht / veel samenwerking in het vierde jaar door persoonlijke contacten van de decaan met iemand van Mondriaan. Corbulo College geeft verder geen toelichting Hofstede Praktijkschool geeft aan dat alles draait om het arbeidsvaardig maken van de leerlingen
Vraag 16: In welke verhouding hebben school, ouders en peergroups invloed op het keuzeproces?
Ouders hebben meer invloed dan de school Ouders hebben evenveel invloed als de school School heeft meer invloed dan de ouders De peergroup heeft meer invloed dan de school De peergroup heeft evenveel invloed als de school School heeft meer invloed dan de peergroup Ouders hebben meer invloed dan de peergroup Peergroup meer invloed dan de ouders Peergroup en ouders hebben evenveel invloed
# scholen 6 3 1 5 0 5 6 4 0
In % 60% 30% 30% 50% 0% 30% 60% 40% 0%
In bovenstaande tabel zien we dat ouders meer invloed op het keuzeproces hebben dan school en peergroups. Vijf scholen geven aan dat de peergroup méér invloed heeft dan de school en vijf scholen geven aan dat de peergroup juist minder invloed heeft dan de school. Vraag 17: Hoe hebben de ouders meer invloed? (meer antwoorden mogelijk)
Zelfbeeld van hun kind Ideeën over (passende) beroepen Carrièremogelijkheden van een beroep Zekerheid baan Sturend Beroepsbeeldenbeïnvloeding door hun cultuur/achtergrond
# scholen 0 6 3 1 1 5
In % 0% 60% 30% 10% 10% 50%
Uit bovenstaande tabel blijkt dat ouders met name invloed hebben met hun ideeën over (passende) beroepen en met hun beroepsbeeldenbeïnvloeding vanuit hun cultuur/achtergrond. Vraag 18: Hoe hebben de peergroups invloed? (meer antwoorden mogelijk) Hofstede Praktijkschool heeft deze vraag niet beantwoord. Zelfbeeld van de leerling Ideeën over (passende) beroepen Groepsbinding (kiezen wat de groep kiest) N.v.t.
# scholen 0 0 8 1
In % 0% 0%
In bovenstaande tabel zien we dat acht scholen aangeven dat de peergroups invloed hebben op de groepsbinding.
Keuze van belang
Vraag 19: Is er contact met het bedrijfsleven met betrekking tot het keuzeproces?
Ja, op de volgende manier Nee, omdat
# scholen 9 1 10
In % 90% 10% 100%
Negen scholen hebben contact met het bedrijfsleven op de volgende manier: -
Bedrijfsbezoeken HTM bedrijfsdag + zorginstelling Meeloopdagen bij Mondriaan Stichting Haagbouw Stages
Vraag 20: Wat zijn de ervaringen/resultaten van de school naar aanleiding van de contacten met het bedrijfsleven? De meeste scholen antwoorden dat de ervaring goed zijn. Westhage Mient geeft aan dat het leggen van contacten veel energie kost. Er komt weinig reactie vanuit het bedrijfsleven. Gastlessen zijn eenvoudiger. De ouders zijn vaak ook weinig betrokken. De Haagse geeft aan dat de leerlingen beseffen dat praktijkervaring belangrijk is. De omgeving geeft hun ook dat idee. Ze zijn steeds gemotiveerder. Hofstede Praktijkschool antwoordt dat maatschappelijke stages in onderwijs het lastig maken om voor deze groep een plek te vinden. Vraag 21: Hoe vaak komt het voor dat leerlingen moeite hebben met het maken van een keuze? Kunt u dat verklaren?
Het komt vaak voor, de reden is Het komt redelijk vaak voor, de reden is Het komt nauwelijks voor, de reden is Het komt niet voor, de reden is
# scholen 2 4 4 0 10
In % 20% 40% 40% 0% 100%
In bovenstaande tabel zien we dat het op de meeste scholen nauwelijks (4) tot redelijk vaak (4) voorkomt dat de leerlingen moeite hebben met het maken van een keuze. Redenen die hiervoor worden gegeven zijn onder meer: -
Geen toekomstbeeld Geen zicht op het aanbod Zelfbeeld Niveau te hoog / vak slecht Er blijven altijd twijfelaars
Vraag 22: Wanneer een leerling geen keuze kan maken of daar veel problemen mee heeft, welke stappen zet u dan om tot een keuze te komen? De meeste scholen voeren gesprekken met deze leerlingen (eventueel met ouders). Onderwerpen die aan bod komen in deze gesprekken zijn bijvoorbeeld: -
Leerlingen attenderen op beroepen die wel/niet leuk zijn in hun persoonlijke omgeving Opleidingsduur laten uitzoeken Motivatie naar boven halen / moed geven Extra lessen aanbieden
Keuze van belang
-
Verplichten tot het bezoeken van open dagen ROC, opleidingenmarkt, Maken van testen Mondriaan Service Centrum
Vraag 23: Worden de ervaringen op het gebied van LOB gedeeld met andere scholen? Zo ja, hoe? Nee Ja, op de volgende wijze
# scholen 4 6 10
In % 40% 60% 100%
Zes scholen geven aan hun ervaringen op het gebied van LOB te delen met andere scholen. Zij doen dit op de volgende manier: -
Decanennetwerk Haagse Kring van schooldecanen Bijeenkomsten samenwerkingsverbanden Praktijkonderwijs of regio Haaglanden
Vraag 24: Is er een structureel overleg tussen u en (enkele)vmbo scholen op het gebied van LOB? Zo ja, hoe vaak? Deze vraag is niet beantwoord door Hofstede Praktijkonderwijs. Nee Ja, namelijk
# scholen 4 5 9
In % 44% 56% 100%
Vijf scholen hebben structureel overleg met andere vmbo scholen. De frequentie is heel verschillend: 4 keer per jaar (2 scholen), 6x per jaar, 4 à 6 keer per jaar, 12x per jaar. Vraag 25: Laat de school zich adviseren door experts op het gebied van LOB? Zo ja, hoe?
Nee Ja, namelijk
# scholen 3 6 9
In % 33% 67% 100%
Zes scholen laten zich adviseren door de volgende experts: -
Haagse Kring van schooldecanen APS studiedagen SLO: verbindend leren Hofstede Praktijkschool: CWI, UWV, landelijk werkverband Praktijkonderwijs, KPC regio Haaglanden
Keuze van belang
Vraag 26: Frans Meijers heeft een onderzoek gehouden over Leerloopbanen (toelichten). Deelt u zijn mening over het belang van beleving om een goede keuze te kunnen maken? # scholen 6 3 1 0 10
Ja Gedeeltelijk, het moet praktisch werkbaar blijven Misschien, maar Nee, omdat
In % 60% 30% 10% 0% 100%
Bovenstaande tabel laat zien dat de meeste scholen dezelfde mening hebben als Frans Meijers over het belang van beleving om een goede keuze te kunnen maken. Vraag 27: Moet deze werkwijze ook in het proces van de sectorkeuze worden toegepast? # scholen 4 6 0 10
Ja, omdat Misschien Nee, omdat
In % 40% 60% 0% 100%
Vraag 28: Is er op uw school naar uw mening een doorlopende lijn op het gebied van LOB van klas 1 t/m klas 4? # scholen 9 0 1 10
Ja Nee In ontwikkeling
In % 90% 0% 10% 100%
Bijna alle scholen zijn van mening dat er op hun school sprake is van een doorlopende lijn op het gebied van LOB in klas 1 t/m 4. Vraag 29: Wat is naar uw mening de ideale manier om kinderen een goede keuze te laten maken? -
Mengvorm van theorie en praktijk Individuele benadering in klassikaal verband Leerlingen bekendmaken met alle sectoren, daarna verfijnen tot uiteindelijke keuze Leerlingen moeten meer bekend worden met ROC’s en bedrijfleven (bezoeken, presentaties, werkopdrachten)
Vraag 30: Wordt er door uw school als ondersteuning bij LOB en het maken van een sectorkeuze gebruik gemaakt van het ROC?
Ja, namelijk Nee, want
# scholen 6 4 10
Zes scholen maken op de volgende manier gebruik van het ROC:
Keuze van belang
In % 60% 40% 100%
-
Meeloopdagen Warme overdracht Gastlessen Informatie over opleidingseisen Presentaties, schoolbezoeken Beroepenbeurs Samen examens afnemen. Vrijstellingstoetsen in ROC
Vraag 31: Wat is het grootste probleem dat u tegenkomt bij het keuzeproces in de onderbouw?
Te weinig begeleidingsuren Ongeschikt materiaal voor onze leerlingen Anders, namelijk
# scholen 2 3 8
In %
De grootste problemen die scholen tegenkomen bij het keuzeproces in de onderbouw zijn: -
Voor leerlingen in het tweede jaar is het keuzeproces vaak nog ‘een ver van mijn bed show’. De leerling maakt de verkeerde keuze (maakt geen gebruik van eigen capaciteit) Leerlingen zijn ongemotiveerd Twijfelaars Stageplekken
Vraag 32: Welke oorzaken in het keuzeproces spelen een rol bij mogelijke uitval in de eerste jaren van het mbo? (meerdere antwoorden mogelijk)
Meer aandacht voor beroepsbeelden in het vmbo Meer aandacht voor zelfbeeld van leerling in het vmbo Betere aansluiting tussen vmbo en mbo Meer aandacht voor LOB in het mbo Heeft niet altijd te maken met LOB, heeft ook andere oorzaken, zoals Is niet te voorkomen
# scholen 6 1 6 1
In %
4 0
De meeste scholen zijn van mening dat er meer aandacht voor beroepsbeelden in het vmbo moet komen en dat de aansluiting tussen vmbo en mbo verbeterd moet worden. Andere oorzaken zijn: -
Vmbo heeft meer structuur. Op het mbo is minder les en begeleiding. Te veel vrijheid. Verkeerde keuze komt door een verkeerd beeld. Geen warme overdracht.
Vraag 33: Is er een ontwikkeling aan te duiden in uitval binnen een bepaalde sector? Geen van de scholen geeft echt een duidelijke ontwikkeling aan. Antwoorden die gegeven zijn: Economie/administratie is saai, vanuit economie vmbo naar bouw niveau 4 overstappen is lastig, iedereen kiest economie, geen goed beeld van de sector. Vraag 34: Op welke wijze volgt uw school de leerlingen als ze zijn doorgestroomd naar het mbo?
Keuze van belang
Niet Via rapportages vanuit de ROC’s Incidenteel, oud-leerlingen komen bijvoorbeeld nog wel eens naar de vmbo-school Structureel, wanneer leerlingen dreigen uit te vallen Anders, namelijk
# scholen 3 7
In %
2 0 2
Zeven scholen maken gebruik van rapportages vanuit de ROC om hun leerlingen te volgen die zijn doorgestroomd naar het mbo. Vraag 35: Als u op dit moment de wethouder Onderwijs van Den Haag een advies mag geven over de vraag waarop de gemeente het beste zou kunnen inzetten als het gaat om LOB, wat zou dan uw advies zijn? -
Mondriaan heeft te weinig tijd om te faciliteren in mbo-week zoals enkele jaren geleden Mondriaan moet meer tijd vrijmaken. Dus daarin uren betaald krijgen Geld voor PSO. Bedrijfsleven interesseren voor brede oriëntatie in de onderbouw Meer geld om kinderen PSO te kunnen geven. Kan ook kleinschalig (bijvoorbeeld een tafel en benodigdheden voor bloemschikken) Loket: analoog aan scholenwerk maar dan voor LOB (waar je vragen kunt neerleggen,financiële aanvraag/routes, dingen uitzoeken/regelen (bijvoorbeeld speciale moeilijke opleidingsaanvragen van leerlingen) en tijdsbesparend) De schooldirectie ervan doordringen dat LOB de spil is van de toekomst van de leerlingen. Scholen zijn teveel diplomagericht Meer samenwerking: SOB + onderlinge scholen. Dan ook meer vakdocenten door meer uitstraling Stagebureau Mentor/docent meer gelegenheid geven met leerlingen naar bedrijven te gaan: lesuren losser maken Geef onderwijs rust SOB netwerk groter maken + instructies aan bedrijven om te gaan met leerlingen Stageloket: beter opzetten, werkt nu niet (=tijdsbesparing) Niveau 2 in vmbo krijgen, dan is het aantal VSV in het ROC minimaal Bovenbouw vmbo koppelen aan ROC Nazorg docent aanstellen: constante plek op arbeidsmarkt waarborgen. Vervalt als eerste bij verdwijnen onderwijsuren Kom meedraaien en krijg zicht op problematiek
Vraag 36: Toevoeging op de vragen -
Beelden van basisonderwijs kloppen niet. Komen op bezoek om meer zicht te krijgen op vmbo Techniek Flexibel standaard LOB lesmateriaal als basis in samenwerking met ROC’s Betrokkenheid van ouders wordt steeds minder
Extra vragen voor Corbulo (Techniek). Francois Vatelschool (Horeca) en De Haagse (economie) Vraag 37: Bij u hebben leerlingen al vroegtijdig gekozen voor een richting (in groep 8). Op welke wijze geeft u voorlichting? Op onderstaande wijze wordt voorlichting gegeven: -
Open dagen voor leerlingen van groep 8. In groep 8 wordt les gegeven door een docent van het vmbo
Keuze van belang
-
Op woensdagmiddag worden er inloopdagen voor leerlingen van groep 8 georganiseerd. Uitnodigingen voor leerlingen van groep 8 om een dag langs te komen Proeflessen: 1 uur bakkerij, voor basisschool 1 uur horeca, 1/2 uur restaurant. Scholenmarkten Beroepenmanifestatie (vanuit scholen) Intake + test (IQ, motivatie, faalangst, taal + rekenvaardigheid)
Vraag 38: Hoeveel leerlingen vallen alsnog af in de onderbouw/bovenbouw? School Corbulo College De Haagse François Vatelschool
Onderbouw 3 8 1
Bovenbouw 0 4 1
Vraag 39: Hebben deze leerlingen, als ze starten, een goed beroepsbeeld? Volgens het Corbulo College hebben deze leerlingen wel een goed beroepsbeeld. De andere twee scholen zijn van mening dat de leerlingen geen goed beroepsbeeld hebben.
Keuze van belang
8.1.2 Overzicht LOB activiteiten geïnterviewde scholen Interview Aloysius College t.b.v. sectorkeuze vmbo, LOB in de onderbouw Schoolnaam: Aloysius College Niveau: vmbo-T, havo, vwo Leerjaren: alle Samenstelling autochtoon/allochtoon: 40 / 60 Samenstelling jongen/meisje: 50 /50 Naam geïnterviewde 1: de heer P. Olijhoek Functie: decaan en afdelingsleider vmbo-T
Werkwijze Aloysius College De school tracht de keuze zo lang mogelijk open te houden. De leerling moet zo lang mogelijk de tijd krijgen om een goede keuze te maken. De lessen gaan diep op de vakken in; dat wil zeggen dat de leerling minder vakken krijgt, maar meer uren per vak. In het 2e jaar kiest de leerling een sector, maar in het 3e jaar kan de leerling nog wel switchen. De school kiest voor een individuele benadering in klassikaal verband. Klas 4 is gesplitst: een mentor heeft ongeveer 13 leerlingen te begeleiden. In het 1e jaar krijgen leerlingen drie semesters lang brede oriëntatie waarbij alle sectoren worden aangeboden. In het 2e jaar wordt ook breed georiënteerd op sectoren. De leerling krijgt ongeveer vijf keer LOBlessen. In dit jaar zijn leerlingen nog weinig gemotiveerd. De consequenties van de keuze lijkt nog ver weg en ze hoeven ook nog niet echt te kiezen. Ze krijgen extra lessen Techniek in samenwerking met het ROC en doen projecten. Daarover moeten ze vervolgens presentaties houden. Er komen ook beroepsbeoefenaren vertellen over hun werk. De school legt extra nadruk op de promotie van Sport & Bewegen en Techniek. In leerjaar 3 ligt het speerpunt van LOB. De leerling ontvangt dan twaalf LOB-lessen en ze gaan naar de Opleidingenmarkt. Ook komen docenten extra toelichting geven op de vakken die ze kunnen kiezen (of laten vallen). In het 4e jaar is LOB in het sectorwerkstuk verwerkt. Er is op school veel aandacht voor opleidingskeuze en minder voor beroepenkeuze. De leerling is meer op de vervolgopleiding gefocust. De decaan wil graag nauwere samenwerking met Mondriaan over de toename van het aantal meeloopdagen voor de bovenbouw vmbo-T leerlingen. Er is een lobby vanuit meer TL-scholen om dat (weer) voor elkaar te krijgen. Advies aan de wethouder: Mondriaan heeft weinig tijd om te faciliteren in de mbo-week, zoals enkele jaren geleden. De gemeente zou financieel kunnen bijspringen om dit wel mogelijk te maken.
Keuze van belang
Interview Corbulo College t.b.v. sectorkeuze vmbo, LOB in de onderbouw Schoolnaam: Corbulo College Niveau: vmbo BB, KB, KG, T Richtingen: Techniek (80%) en Economie (20%) Leerjaren: 1 - 4 Aantal leerlingen: ongeveer 400 Samenstelling autochtoon/allochtoon: 65 / 35 Samenstelling jongen/meisje: 94 / 6 Naam geïnterviewde 1: de heer Rob van der Wal Functie: conrector onderbouw Werkwijze Corbulo College 85% van de binnenkomende leerlingen weet al wat ze willen worden. Omdat het Corbulo College een Techniekschool is, heeft het een specifieke instroom. De school gaat, naast de uitkomst van de Cito-toets, af op het advies van de basisschool en de ouders. In juni voorafgaand aan het schooljaar vindt er een BO-VO overleg plaats waarin gegevens over de leerlingen worden uitgewisseld. In november vindt er dan een evaluatie plaats. De school heeft geen LWOO-instroom. Beelden die in het basisonderwijs leven over Techniek kloppen vaak niet. Daarom worden scholen uitgenodigd om te komen kijken. Ook geeft een Corbulo-docent les aan leerlingen van groep 8. 1e jaar: Leerlingen gebruiken Leefstijl om aan de slag te gaan met gedragscompetenties, dus de methode wordt niet ingezet voor LOB. In dit jaar is er een niveauswitch mogelijk. De leerlingen gaan dan ook naar een andere klas. Ouders ontvangen 6x per jaar een rapportage. 2e jaar: De leerlingen krijgen mentorlessen waarin in ongeveer 8 lessen LOB wordt behandeld. In de PSO-carroussel maken de leerlingen kennis met de verschillende afdelingen en ze ontvangen aan het einde een certificaat. Verder maken de leerlingen een test (BIT) en hebben ze een gesprek met de mentor/ kernteamcoördinator. Ook gaan ze in het 2e jaar op bedrijfsbezoek (onder andere bij garages en Stichting Haagbouw). Dat maakt de leerling erg gemotiveerd. Het keuzeadvies wordt met de ouders besproken en aan het einde van het schooljaar vastgesteld. 3e jaar: De leerlingen krijgen extra praktijklessen. Er wordt in de mentorlessen geen LOB meer behandeld. Wel lopen de leerlingen 14 dagen stage bij een bedrijf naar keuze. Hiermee wordt de keuze verfijnd. Er is in de onderbouw geen contact met het ROC voor wat betreft oriëntatie. Dat is nog te vroeg voor de leerling volgens de conrector. Binnen de veilige muren van de school wordt genoeg aangeboden. Het blijkt dat 95% van de leerlingen toch op de goede plek terechtkomt door de huidige werkwijze. Advies aan de wethouder: Meer geld voor PSO. Bedrijfsleven interesseren voor brede oriëntatie voor leerlingen in de onderbouw.
Keuze van belang
Interview De Haagse t.b.v. sectorkeuze vmbo, LOB in de onderbouw Schoolnaam: De Haagse Niveau: vmbo B, K, G, T Richtingen: Economie Leerjaren: 1 - 4 Aantal leerlingen: ongeveer 375 Samenstelling autochtoon/allochtoon: 10 / 90 Samenstelling jongen/meisje: 40 / 60 Naam geïnterviewde 1: mevrouw Caroline Briaire Functie: decaan OB en BB en docent Mens en Maatschappij, CKV en Kunstvakken Werkwijze De Haagse Leerlingen kiezen de school, omdat deze in de buurt is. Bovendien is Economie breed, dus je kunt nog alle kanten op. Daarnaast is De Haagse een kleine school waar vaak de hele familie is geweest. En ook belangrijk is dat de school bekend staat als de ‘computerschool’. Voor de instroom worden er inloopwoensdagmiddagen gehouden en worden leerlingen van groep 8 uitgenodigd om een dag mee te lopen. 1e jaar: in dit jaar wordt er weinig aandacht aan LOB besteed. 2e jaar: Het keuzeproces vindt vooral hier plaats. Dit gebeurt intern met The Real Game en de leerlingen gaan op schoolbezoek bij andere sectoren om te oriënteren op opleidingen. Aan het einde van het tweede jaar valt de keuze. In het 2e jaar volgen de leerlingen maatschappelijke stages en doen ze mee aan ‘Kom in het leerbedrijf’. De school organiseert ook een ouderavond met voorlichting over het mbo en de keuzemogelijkheden. Bijna alle ouders komen. 3e jaar: Leerlingen nemen deel aan ‘Kom in het leerbedrijf’, gaan op bezoek bij het ROC en krijgen een gastles van het uitzendbureau. De leerlingen gaan naar de opleidingenmarkt. Vanaf volgend jaar start er een project met het bedrijfsleven over stages van ongeveer 2 weken per periode. 4e jaar: Leerlingen moeten verplicht naar de Open Dagen en Opleidingenmarkt. Ze worden dit jaar voorbereid op eventuele toetsing bij aanname. Op het mbo krijgen ze de kans om te komen proefstuderen. De decaan gebruikt geen methoden en ook geen tests. Wel vinden er gesprekken plaats en worden leerlingen gestimuleerd om in de omgeving naar beroepen te kijken. De decaan heeft behoefte aan contacten met collega-scholen, bedrijven en met het ROC om zo meer inzicht te krijgen wat er speelt. Het liefst zou de decaan alle leerlingen de gelegenheid geven zich te oriënteren in alle sectoren. Verder is er in de onderbouw een mentoringproject gestart met Centrum 16-22 waarbij oudleerlingen die al werken en hbo-studenten zich kunnen opwerpen als coach van leerlingen. In beginsel was dit alleen bedoeld voor Marokkaanse leerlingen maar nu geldt dit ook voor Turkse en Hindoestaanse leerlingen. De begeleiding is 1 op 1. Allereerst wordt er vertrouwen gewekt, later gaan de gesprekken over de toekomstplannen en arbeidsoriëntatie. Het gaat hierbij om gewone leerlingen die alleen een extra steuntje nodig hebben. Advies aan de wethouder: Opzetten van een loket analoog aan scholenwerk, maar dan voor LOB. Een plek waar je vragen kunt neerleggen voor bijvoorbeeld financiële ondersteuning van de projecten, mogelijke routes en om lastige LOB-vragen uit te zoeken. Dat zou tijd besparen.
Keuze van belang
Interview Chr. College De Populier t.b.v. sectorkeuze vmbo, LOB in de onderbouw Schoolnaam: Chr. College De Populier Niveau: TL – H - V Richtingen: geen sectoren Leerjaren: (TL) 1- 4 Overgang TL-H:
(2006) van de 63 gaat vijfentwintig procent naar de havo, wordt steeds meer. Negentien procent van de leerlingen valt uit. Dit ligt aan gebrek aan motivatie, het gedrag moet anders. Sommige leerlingen kiezen voor de havo, omdat ze nog niet precies weten wat ze willen.
Aantal leerlingen: 970 Samenstelling autochtoon/allochtoon: 70 / 30 Samenstelling jongen/meisje: 50 /50 Naam geïnterviewde 1: de heer Fred Boekhoudt Functie: decaan TL, mentor alle TL4, leerlingbegeleider hele school
Werkwijze van de Populier In het 1e jaar wordt niets aan LOB gedaan. In het 2e jaar wordt aandacht besteed aan het zoeken naar LOB-adressen op internet en de toepassing daarvan. Ook krijgen de leerlingen twee of drie lessen over de vakken die ze moeten laten vallen en de consequenties daarvan. In het 3e jaar lopen de leerlingen stage. Tijdens de Beroepenbeurs denken leerlingen alvast na over de keuzes die ze later moeten maken. Ze kunnen daarbij drie keuzes aangeven. Nadat de leerlingen een keuze hebben gemaakt, moeten ze een sollicitatiebrief schrijven met daarin hun motivatie en kwaliteiten. Voor Nederlands krijgen ze een cijfer voor de brief. Met ondersteuning van Centrum 1622 worden sollicitatiegesprekken gevoerd. Leerlingen moeten zelf een stageadres zoeken. Als dat niet lukt, dan helpt de school. 95% vindt een stageadres met de eerste keus. Tijdens de stage van 4 dagen moeten de leerlingen een stageboek bijhouden. Docenten gaan op bezoek op het stageadres. Het stageboek wordt beoordeeld. Sommigen leerlingen houden een presentatie. Ervaringen in de praktijk zijn belangrijk, want leerlingen hebben soms een verkeerd beeld van het beroep. Als ze gaan twijfelen, dan kunnen ze dat beter in een vroeg stadium doen. In het 4e jaar gaan leerlingen twee dagen op bezoek bij het mbo. Ook bezoeken ze weer de Beroepenbeurs en volgen ze enkele decaanlessen. Leerlingen kunnen altijd binnenkomen voor vragen. Met alle leerlingen vinden gesprekken plaats over vakkenkeuze. Aan alle vakdocenten wordt gevraagd een oordeel te geven over de keuze. Alle leerlingen maken een interessetest. Er worden geen LOB-werkboekjes gebruikt, omdat leerlingen daar niet gemotiveerd genoeg voor zijn. Door decaanlessen, tests, sollicitatiebrief, beroepenbeurs, stage, meeloopdagen mbo en de bijbehorende opdrachten moet een leerling voldoende bagage hebben voor het maken van een keuze. Helaas zijn er geen rapportages vanuit het ROC beschikbaar om te kunnen zien of deze inzet voldoende is. Leerlingen die echt geen keuze kunnen maken, worden ook wel eens naar het servicecentrum van Mondriaan gestuurd voor een gesprek. Gesprekken met ouders zijn alleen op verzoek, maar gaan meestal niet over LOB, meer over begeleidingszaken. Er zijn wel ouderavonden over de keuzes in het 2e, 3e en 4e jaar en ouders krijgen informatie mee over de vakkenkeuze. Ze kunnen ook mailen met de decaan. De decaan
Keuze van belang
mailt de resultaten van de leerling sowieso aan alle ouders waarvan het e-mailadres bekend is. De decaan neemt alle LOB-activiteiten op zich. De mentor speelt in dit proces bijna geen rol. Er zijn relatief weinig decaanuren, in het 2e jaar 2-3 uren en in het 3e jaar 6-7 uren. De decaan heeft ongeveer 20 contactmomenten in een jaar, waarbij delen van vaklessen worden gebruikt. De decaan heeft veel contact met collega-decanen in de Haagse kring van schooldecanen, de Werkgroep TLmbo en met ROC’s. Hij is daardoor goed op de hoogte van de mogelijkheden voor leerlingen. Advies aan de wethouder: Stageloket dat organisatorische zaken regelt, zodat de school haar handen vrij heeft voor inhoudelijke zaken.
Keuze van belang
Interview François Vatelschool t.b.v. sectorkeuze vmbo, LOB in de onderbouw Schoolnaam: François Vatelschool Niveau: vmbo B, K, niveau 1 ROC (te kiezen na 3e jaar) Richtingen: Horeca (Consumptief, Consumptief breed, Recreatie en Toerisme) en ICT Leerjaren: 1 - 4 Aantal leerlingen: 380 Samenstelling autochtoon/allochtoon: 90 - 10 Samenstelling jongen/meisje: 70 - 30 Naam geïnterviewde 1: de heer J.C.M. Waasdorp Functie: decaan OB en BB, teamleider Consumptief Werkwijze van François Vatelschool 1e jaar: Voordat de leerlingen op school komen, hebben ze al proeflessen kunnen volgen. Dit zijn vaste middagen waarop de leerlingen van basisscholen zich individueel kunnen inschrijven. Ook worden scholenmarkten bezocht waar voorlichting wordt gegeven. En de school is aanwezig op de Beroepenmanifestatie, met informatie over beroepen in de horeca. De instromende leerlingen worden getest en er wordt ook een intakegesprek gevoerd, voornamelijk bedoeld om het niveau in te schatten. De leerlingen krijgen twee jaar lang alle consumptieve vakken in de vrije ruimte. De leerling die ICT kiest, kiest vanaf het eerste moment voor ICT. Verder gebruikt de school Leefstijl vooral voor de competenties, maar ook voor het deel LOB. De school vindt het belangrijk dat de leerling vanaf het eerste moment een beroepsprofiel ontwikkelt en dat ook uitdiept. Dat gebeurt gedurende alle jaren. 2e jaar: In december krijgen de leerlingen voorlichting over beroepsvakken. Dit gebeurt in twee lessen en extra gesprekken voor leerlingen die het echt niet weten. In februari is er een voorlichtingsbijeenkomst voor ouders. Ook docenten komen vertellen over de vakken in de bovenbouw. De leerlingen gaan tevens een kijkje nemen in de bovenbouw. 95% van de leerlingen weet goed wat ze willen. 5% twijfelt over de keuze, vaak binnen het vakgebied. Leerlingen die helemaal buiten Horeca of ICT iets zoeken, kunnen niet gefaciliteerd worden binnen de school. Maar dat komt niet vaak voor. Als een leerling richting Zorg en Welzijn wil, dan loopt hij stage in die omgeving. De decaan gebruikt geen LOB-materiaal of tests, maar gaat liever een gesprek aan. 3e jaar: Afdelingsprogramma’s en snuffelstage bij een bedrijf naar keuze. Aan het eind van het derde jaar moeten de leerlingen een voorlopige keuze maken voor een opleiding aan het ROC. Leerlingen krijgen folders om door te nemen. Oud-leerlingen van ROC en werkenden die gastlessen verzorgen of komen vertellen over hun opleiding en beroep. Dit is nog niet structureel geregeld. 4e jaar: Hier ligt het zwaartepunt van LOB. Leerlingen krijgen een diplomakaart. Deze wordt door de mentor gebruikt in de mentorlessen. Hierop noteert de leerling wat de leerling denkt te gaan doen na het vmbo. De decaan krijgt deze diplomakaart te zien en gaat een gesprek aan met de leerling die het nodig heeft. Dit project moet nog beter worden ingebed in de school. LOB zou een meer vast programma moeten worden. Ook in dit jaar een stage, met zwaardere opdrachten. Deze stageperiodes worden beoordeeld.
Keuze van belang
In november vindt er een voorlichtingsavond plaats met mensen uit het ROC, met workshops. Op basis daarvan bezoeken de leerlingen open dagen in januari/februari. De leerlingen brengen een georganiseerd bezoek aan Mondriaan, ROC Leiden en andere ROC’s. De leerling wordt niet gevolgd als hij de school verlaat. Als een leerling toch een verkeerde keuze heeft gemaakt in het mbo, dan is dat op de vmbo-school niet bekend. Advies aan de wethouder - Niveau-2 in het vmbo inpassen. Dan is het aantal voortijdig schoolverlaters in het ROC minimaal. - Bovenbouw vmbo koppelen aan het ROC, dan krijg je een goede overdracht.
Keuze van belang
Interview Hofstad Heldring t.b.v. sectorkeuze vmbo, LOB in de onderbouw Schoolnaam: Hofstad Heldring Niveau: vmbo B (+LWOO), K, G, T Richtingen: Zorg en Welzijn, Economie, alle leerwegen en leerwerktrajecten Leerjaren: 1- 4 Aantal leerlingen: 500 Samenstelling autochtoon/allochtoon: 40 / 60 Samenstelling jongen/meisje: 40 /60 Naam geïnterviewde 1: de heer Peter Knoester Functie: decaan onderbouw, coördinator leerjaar 2, docent wiskunde en PSO
Werkwijze Hofstad Heldring 1e jaar: Er wordt al in het 1e jaar gestart met LOB, omdat de decaan van mening is dat de leerling zo vroeg mogelijk de confrontatie moet aangaan met de keuzemogelijkheden. Er loopt een pilot waarin de leerlingen een bezoek brengen aan de bovenbouw. Ze lopen mee en moeten opdrachten uitvoeren. 2e jaar: Dit jaar bevat ongeveer 10 LOB-lessen met Optie in de mentorlessen en daarnaast worden ook PSO-lessen aangeboden. De PSO-activiteiten worden tezamen met docenten opgepakt. De leerlingen gaan ook op bedrijfsbezoek naar de HTM en een zorginstelling. Ook wordt er in september/oktober een ouderavond georganiseerd waarin de ouders op de hoogte worden gesteld van het keuzeproces. De ouders zijn vaak weinig betrokken bij de keuze en het is de taak van de school om hen op hun rol te attenderen. Voor het leerwerktraject is een aparte bijeenkomst. Competentiebeoordeling en rapport bepalen of een leerling in het leerwerktraject terechtkomt. Wat nu slechts een enkele keer voorkomt, maar wat de school wel structureler wil inzetten, is dat oud-leerlingen aan de 2e jaars op school iets vertellen over de opleiding die ze volgen op het mbo. 3e jaar: Bezoek aan Skill Masters en een bezoek aan de beroepenmarkt. De decaan initieert en organiseert veel activiteiten zelf, omdat mentoren niet altijd even enthousiast zijn en geen tijd in LOB willen steken. De decaan heeft behoefte aan best practices van collega-scholen. Voor twijfelaars gebruikt de decaan geen test, maar begeleidt hij de leerling liever door middel van gesprekken in de richting van ingeschatte interesses en competenties. Verder zou de decaan meer aandacht willen schenken aan Techniek en Landbouw. Dit zijn richtingen die niet op school gegeven worden, maar die voor een brede oriëntatie wel belangrijk zijn om aan te ruiken. Om een leerling te kunnen volgen, zou de decaan graag over een Portfolio beschikken dat ook meegaat naar de bovenbouw en het ROC. Een dergelijk Portfolio is momenteel in ontwikkeling in samenwerking met Mondriaan. Ideeën: - Gastlessen door ouders in de onderbouw - Een meeloopdag op het ROC voor 2e jaars - Presentatie van 4e jaars leerlingen in de onderbouw Advies aan de wethouder: Financiële ondersteuning voor gastlessen, voorlichting/meeloopdagen op het ROC en meer digitaal LOB-materiaal. Ook zou de decaan meer initiatieven willen zien ten aanzien van ouderbetrokkenheid.
Keuze van belang
Interview Hofstede Praktijkschool t.b.v. sectorkeuze vmbo, LOB in de onderbouw Schoolnaam: Hofstede Praktijkschool Niveau: Praktijkonderwijs Richtingen: Leerjaren: 1 - 5 Aantal leerlingen: 215 Samenstelling autochtoon/allochtoon: 40 - 60 Samenstelling jongen/meisje: 50 - 50 Naam geïnterviewde 1: de heer Wilbert van Rongen Functie: adjunct directeur, verantwoordelijk voor toelating en begeleiding, direct verantwoordelijk voor onderbouw Naam geïnterviewde 2: mevrouw Vera de Vette Functie: coördinator uitstroom en nazorg (onderdeel zorgteam)
Werkwijze van Hofstede Praktijkschool Praktijkonderwijs is eindonderwijs: De leerling wordt voorbereid op een passende werkplek op de arbeidsmarkt. Leerlingen worden niet opgeleid voor een beroep maar op het verkrijgen van de juiste sociale vaardigheden, zelfredzaamheid, doorzettingsvermogen om de plek op de arbeidsmarkt in de toekomst te kunnen behouden . Wel krijgen ze praktische vakkennis op het gebied van hout, bouw, koken en verzorgen. Iedere leerling heeft een eigen mentor. De mentor ziet de leerling elke dag en is ook het eerste aanspreekpunt voor de ouders, daarnaast vinden ook huisbezoeken en voortgangsgesprekken met de ouders plaats. 1e en 2e jaar: Hofstede Praktijkschool werkt met een onder- en bovenbouw. Leerlingen in onderbouw in klas 1 en 2 krijgen geen arbeidsoriëntatie. Het is een bewuste keuze om de leerling ‘leerling’ te laten zijn. Alleen het aanleren aan basisvaardigheden, zowel in theorie als praktijk, staat op het programma, met veel aandacht voor de individuele aanpak. 3e jaar: In het derde jaar wordt in het begin van het schooljaar een herhalingsonderzoek afgenomen. De gegevens vanuit de instroom worden naast het herhalingsonderzoek gelegd. Welke ontwikkelingen heeft de leerling doorgemaakt, bijvoorbeeld op het gebied van taal en rekenen maar ook hun sociale redzaamheid en hun persoonlijkheid. Ook wordt een beroepeninteressetest afgenomen. Hierbij wordt gekeken naar welke branche de voorkeur van de leerling uitgaat. Vaak komt er een gelijkmatig profiel uit, omdat keuzes maken moeilijk is voor de leerling. Vervolgens vindt er een gesprek tussen de mentor en de leerling plaats over de branchekeuze. Ook wordt dit herhalingsonderzoek uitgebreid met de ouders besproken, zeker om de persoonlijke ontwikkeling van hun kind op de diverse gebieden door te spreken en daar waar nodig een goed handelingsplan te maken De mentor beschrijft in het herhalingsonderzoek tevens een voorlopige determinatie met motivering over de mogelijke uitstroomrichting voor de leerling, te weten: - reguliere arbeidsmarkt - sociale werkvoorziening / begeleid werken - ROC kansenklas De vakdocenten geven ook hun oordeel. Dit resulteert in een voorlopig advies voor leerling en ouders, met uitleg van het traject dat de leerling gaat doorlopen.
Keuze van belang
Leerlingen werken in het derde jaar in het oefenbedrijf, een algemeen intern productiebedrijf met routinematige werkzaamheden. Dit is om werkervaring op te doen. Het oefenbedrijf heeft een eigen ingang, een eigen kantine en eigen ‘werktijden’. De opdrachten komen van buiten de school. Wel is er variatie in moeilijkheid om de vaardigheden van de leerling te testen. Ook dit wordt intensief begeleid en hierdoor ontstaat een goed beeld van de competenties en het sociale gedrag van leerlingen, zoals het kunnen omschakelen van het ene werk naar het andere, het al dan niet kunnen samenwerken, tempo maar ook de motorische vaardigheden van de leerling. Deze praktijk is een goede aanvulling op de klassikale lessen. Leerlingen gedragen zich anders in de verschillende omgevingen. In het derde jaar worden ook lessen arbeidsoriëntatie gegeven waarin de leerling zich voorbereidt op de toekomstige externe stage van klas 4, er vindt twee keer een bedrijfsbezoek plaatsen, en de leerlingen doen ook een maatschappelijke stage van ongeveer vier dagen. Tegen het einde van het schooljaar krijgen de leerlingen voorlichting van 4e klas docenten. 4e jaar: In dit jaar lopen de leerlingen een oriënterende externe stage: twee dagen in de week, gericht op richtingen waarin leerling wil werken. Dit gebeurt in drie periodes van 11 tot 13 weken, dus de leerling gaat in drie verschillende bedrijven stage lopen. Tijdens dit jaar worden de lessen arbeidsoriëntatie gegeven door de stagedocent die ook de oriënterende stages begeleid. In deze lessen vindt de terugkoppeling plaats van ervaringen in de stages. Nieuw: ROC kansenklas is een 4e klas ter voorbereiding voor het ROC, niveau 1 of 2, bedoeld voor leerlingen die een goede ontwikkelingen hebben doorgemaakt en de juiste motivatie en ambitie hebben. De leerlingen krijgen een zwaarder theoretisch programma. Ze krijgen ook een stage in de richting van hun keuze. Het gaat om drie periodes van 11-13 weken in drie verschillende bedrijven. Aan het einde van het schooljaar worden leerlingen getoetst bij een ROC. Slagen ze daarvoor, dan stromen ze door naar het ROC, niveau 1 in de richting die bij hen past. Leerlingen die dat niet redden, stromen door naar de 5e klas. 5e jaar: Tweederde van de populatie komt in de 5e klas. Zij volgen in dit jaar een (oriënterende externe) externe arbeidsstage. Het hele jaar lang, drie dagen in de week in één bedrijf. Daarmee wordt pas gestart wanneer er een goede kans is dat de leerling bij dit bedrijf in de toekomst mogelijk een dienstverband kan krijgen. Dat gaat heel goed, ook omdat het contact met de ouders zeer intensief is. Daarnaast is er veel samenwerking met het CWI, het UWV en andere werkverbanden in de zoektocht naar arbeidsplaatsen. De leerlingen komen twee dagen terug op school. Alle lessen zijn dan gericht op arbeidsoriëntatie, bedrijfscultuur en terugkoppeling vanuit de stage, sociale vaardigheden, conflicthantering, sollicitatiegesprekken enzovoort. Zorgelijk ontwikkelingen op het gebied van stages: De verplichte maatschappelijke stage in het onderwijs is slecht voor het praktijkonderwijs. Scholen vissen in dezelfde vijver. De stageplekken worden hierdoor vaak ingenomen door hoger opgeleide leerlingen. Samenwerking met ouders: Het contact met de ouders is erg intensief. School en ouders moeten samen achter de aanpak staan en de leerlingen steunen in het proces. Voor veel ouders is het soms erg confronterend dat hun kind op een laag niveau moet werken, soms zelfs in de sociale werkvoorziening. Maar de school geeft eerlijk de kansen van de leerling aan en ouders mogen altijd praten over hun zorgen omtrent de toekomstmogelijkheden van hun kind. Maar ook hun zorgen over toekomstige woonplekken, het om kunnen gaan met geld, relaties. Uiteindelijk blijkt dan vaak dat ouders toch het beste met hun kind voor hebben. Advies aan de wethouder Nazorgdocent: hierdoor is een constante plek voor de leerling op de arbeidsmarkt gewaarborgd, maar ook de leerlingen en ouders hebben dan een vertrouwd iemand om op terug te kunnen vallen. Deze zeer belangrijke functie vervalt bij bezuinigingen als eerste. Kom meedraaien, dan zie je het specifieke van de praktijkschool.
Keuze van belang
Interview Varias College t.b.v. sectorkeuze vmbo, LOB in de onderbouw Schoolnaam: Varias College Niveau: vmbo B, K (+LWOO) Richtingen: alle Leerjaren: 1 - 4 Aantal leerlingen: 770 Samenstelling autochtoon/allochtoon: 100% allochtoon Samenstelling jongen/meisje: 40 / 60 Naam geïnterviewde 1: mevrouw G. Bulterman Functie: decaan vmbo B, K, TL, H, V: OB en BB Werkwijze van Varias College Reeds in het eerste jaar is er enige aandacht voor LOB. Er wordt gewerkt met het LIS concept gewerkt (Leren in samenhang): leren gekoppeld aan een thema, LIS-B en LIS-K. een van de thema’s is: beroepen. 2e jaar: in september wordt er een algemeen verhaal gehouden over de keuzes en het programma van LOB in het 2e jaar. Ook is er eind september een ouderavond. De leerling maakt eind september een eerste keuze. De docenten van de bovenbouw komen vervolgens in de 2de klassen iets vertellen over de afdelingen. Daarna maken leerlingen een keuze voor te bezoeken afdelingen. De gekozen afdelingen bezoeken zij in de maanden december en januari. Deze bezoeken duren een tot vier lesuren. Leerlingen maken dan een opdracht en interviewen bovenbouwleerlingen en docenten. Tegelijkertijd werken leerlingen in reguliere klassen basis en kader en LIS (K) uit het boek “keuzedossier” en leerlingen uit de LIS basis groepen uit MC. In januari gaan, gedurende de PSO-week, leerlingen in groepverband, samen met een docent, een middag op bedrijfsbezoek. Het soort bedrijf is door de leerlingen zelf in oktober gekozen. In de PSO week (eind januari, begin februari) zijn alle kenniscentra in de school aanwezig. Leerlingen volgen in die week in de ochtenduren lessen als: Nederlands (sollicitatiebrieven), Geschiedenis (arbeidsmarkt), test in mediatheek (Voor je kiezen), voorlichtingsfilms bekijken, vragen beantwoorden va opzoeken op internet enz. Tijdens deze week vindt ook het bezoek aan de door de school (i.s.m het SOB) georganiseerde banenmarkt plaats. In de week na de PSO week moet de leerling zijn keuze bekend maken tijdens het gesprek dat de leerling in die week heeft met de mentor. Tijdens de (paas)rapportvergadering wordt deze keuze besproken. De keuze is daarmee semi-definitief. Ouders krijgen een officieel formulier dat getekend moet worden. Als de ouders / leerlingen iets anders willen, volgt er nog een gesprek. De leerling is leading in het keuzeproces. De “nieuwkomers” (afkomstig vanuit een andere vestiging van de school) doen mee aan de PSO-week 3e jaar: LOB zit in dit jaar als volgt in elkaar: de leerlingen krijgen voorlichting vanuit ROC, kijken op sites en beantwoorden vragen als ‘Hoe denk je er nu over? Welke richting wil je straks op?’ Indien mogelijk komen studenten van het MBO een verhaal houden over hun opleidingen. Ook komt soms een voorlichter vanuit het MBO zijn verhaal doen. 4e jaar: In dit schooljaar bezoeken de leerlingen open dagen ( verplicht!) en er wordt, zo mogelijk, een klassikaal bezoek gebracht aan een door een leerlingengroep gekozen MBO college. Bij Verzorging komen oud-leerlingen in het derde en vierde leerjaar vertellen over hun ervaringen. In het derde en vierde jaar vinden stages plaats gerelateerd aan de afdeling.
Keuze van belang
In het 4de jaar hebben de leerlingen, indien zij moeite hebben met de MBO keuze, gesprekken met mentor/ decaan. Opmerkingen: Het zou goed zijn om leerlingen in 2e jaar elke week 2 dagen naar de bovenbouw te laten gaan. Zij krijgen dan de gelegenheid meer ervaring op te doen. Een leerling moet veel aangereikt krijgen, vooral goede beroepsbeelden, om zo een goede keuze te kunnen maken. TL: in het 2e jaar wordt gekeken naar cijfers om een vak te laten vallen. In het 3e jaar wordt een bezoek gebracht aan de opleidingsmarkt. Aan het eind van het 3e jaar moet de leerling een keuze maken en deze wordt besproken tijdens de rapportvergadering. Leerlingen maken tevens in het 3de leerjaar de LC-Data test op de computer. Er is een voorlichtingsavond voor de ouders. In het 4e schooljaar gaan leerlingen 2 middagen naar de zgn. “mbo-middagen” op Mondriaan. Leerlingen worden niet gepusht om naar de havo te gaan. De mbo-route wordt genoemd. Leerlingen die moeite hebben met hun MBO keuze hebben gesprekken met de decaan / mentor. Advies aan de wethouder: Faciliteren, door mentoren en docenten meer gelegenheid te geven om naar een bedrijf te gaan, niet krampachtig vasthouden aan 1040 lesuren. Meer financiële mogelijkheden bieden. Rust geven aan het onderwijs. Het SOB-netwerk moet nog groter worden. Bedrijven moeten ook (meer) handvatten krijgen om leerlingen te ondersteunen
Keuze van belang
Interview Wateringse Veld t.b.v. sectorkeuze vmbo, LOB in de onderbouw Schoolnaam: Wateringse Veld Niveau: vmbo TL, H, V Richtingen: alle Leerjaren: 1 - 4 Aantal leerlingen: 800 Samenstelling autochtoon/allochtoon: 75 / 25 Samenstelling jongen/meisje: 60 / 40 Naam geïnterviewde 1: de heer Peter Blommers Functie: decaan TL, H: OB en BB Werkwijze Wateringse Veld In het 1e jaar wordt niet aan LOB gedaan. In het 2e jaar VMBO -T start het keuzeproces. In 10 tot 12 weken worden in het mentoruur opdrachten uitgevoerd over zelfverkenning en oriëntatie richting mbo en havo en informatie over de vakken in de bovenbouw. De leerlingen maken een voorlopige keuze. Van de drie vakken Frans, Duits, NASK 1 mogen ze aan het einde van het tweede jaar één vak laten vallen. Ze kunnen er ook voor kiezen om geen vakken te laten vallen In het 3e jaar Theoretische Leerweg wordt dit voortgezet, maar dan meer gedetailleerd. Eind van het 3e jaar moet een keuze worden gemaakt voor een sector. In dit jaar lopen de leerlingen een week stage bij een bedrijf van hun keuze. In het derde leerjaar HAVO / VWO oriënteren de leerlingen zich op de keuze van een profiel voor de tweede fase – Daarnaast is er een programma ‘praktische profiel oriëntatie ‘ – de leerlingen werken aan opdrachten die gelinkt zijn aan de vakken van de verschillende profielen . In het 4e jaar kiezen de leerlingen een vervolgopleiding. Ze gaan bij die opleidingen ‘meelopen’(in samenwerking met Mondriaan)*. Ook gaan de leerlingen naar open dagen. Leerlingen 4 havo en vwo gaan zich oriënteren op studiemogelijkheden in HBO en WO. Dit gebeurt tijdens de mentorlessen en ook door bezoeken aan HBO en WO instellingen en Studiebeurzen. De decaan gebruikt de methode MC en laat de leerlingen de LC-Data testen afnemen. De decaan is van mening dat de huidige aandacht voor LOB nog onvoldoende is en wijt dat vooral aan een gebrek aan tijd. Het is ook lastig om contacten met bedrijven te hebben. De decaan zou verdere externe oriëntatie overigens erg toejuichen, want dan doet de leerling praktijkervaring op en dat helpt bij het maken van een keuze. Die externe oriëntatie zou dan niet alleen gericht moeten zijn op bedrijven, maar ook op het ROC / AOC en hogescholen. Een probleem is ook dat de Onderwijsinspectie streng kijkt naar onderwijstijd. Ook bedrijfsleven kan de school geen antwoord bieden op stageaanvragen van onderbouwleerlingen. De decaan pleit voor flexibel standaard LOB-lesmateriaal als basis, liefst ontwikkeld in samenwerking met ROC’s en AOC’s . In het schooljaar 2007-2008 wordt een pilot gestart met SLO: Verbindend leren, wat praktijk en theorie verbindt. Advies aan de wethouder: 1. Schooldirecties moeten ervan doordrongen zijn dat LOB de spil is waar leren om draait. Scholen zijn vaak teveel diplomagericht. 2. Er moet meer samenwerking komen met andere scholen. Vakdocenten moeten meer bij de tijd en gelegenheid krijgen om bij het LOB traject betrokken te raken. *Voorheen waren dit meer dagen dan nu. Samen met het netwerk van TL-decanen wordt overleg gevoerd met Mondriaan om de oriëntatie in het mbo weer te verlengen
Keuze van belang
Interview locatie Westhage Mient t.b.v. sectorkeuze vmbo, LOB in de onderbouw Schoolnaam: Mient / Scholengroep Westhage – Haagsch Genootschap Niveau: vmbo B, K, G, T, LWOO Richtingen: Economie / Zorg en Welzijn / SD&V / (Techniek) Leerjaren: 1 - 4 Aantal leerlingen: ongeveer 1300 Samenstelling autochtoon/allochtoon: 60 / 40 Samenstelling jongen/meisje: 55 /45 Naam geïnterviewde 1: mevrouw Miranda Jillissen Functie: coördinator PSO Werkwijze locatie Westhage Mient LOB is de spil waarom het onderwijs draait. De leerling moet doen wat het hart ingeeft, maar moet de praktijk ervaren om een goede keuze te kunnen maken. De locatie heeft veel aandacht voor projecten: - Natuurlijk leren - PSO - Kids & Science (Nemo) - Kiezen doe je zo Projecten zijn ook een goede mogelijkheid om vaardigheden te checken. Ook worden er veel (Spiegel-)gesprekken met de leerling gevoerd. Binnen de LOB-lessen worden methodes gebruikt (MC) en in de onderbouw wordt ook de BIT afgenomen. 1e jaar: In de PSO worden 1 uur per week in de mentorles alle sectoren aangeboden. Daarin worden ook gastlessen door beroepsbeoefenaren en bovenbouwleerlingen georganiseerd. In de andere mentorles wordt aan de methode gewerkt. 2e jaar: Twee keer per week PSO, aan het einde van de dag, waarin de leerlingen extern gaan. Er wordt gestart met een projectweek, in samenwerking met Codename Future, waarin twee sectoren worden gekozen. De leerlingen gaan naar de bedrijven van hun keuze, bekijken beroepenfilms en gaan naar vervolgopleidingen. Ze bezoeken een beroepenmarkt. De school gaat uit van de leerling zelf. Zij moeten leren nadenken over hun toekomst en niet uitgaan van wat anderen (inclusief ouders) zeggen. 3e jaar: De leerling moeten een intake doen bij de bovenbouw teamleiders. Ze gaan op teambuilding waar vooral gelet wordt op hun gedragscompetenties. In het derde jaar moeten de leerlingen voorlichting geven aan de onderbouw, gaan ze op bedrijfsbezoek en lopen ze twee tot drie weken stage. 4e jaar: De leerlingen bezoeken de Beroepenmarkt en maken sectorwerkstukken waar LOB deel van uitmaakt. Samen met Mondriaan wordt gewerkt aan een Portfolio. Advies aan de wethouder: Meer geld voor PSO. De middelen om PSO te doen zijn ontoereikend, maar het is erg belangrijk om praktijkervaringen op te doen. Dit mag kleinschalig.
Keuze van belang
8.2 Interviews experts LOB moet geïntegreerd aangeboden worden Expertinterview met Teus Beijer (NVS-NVL)
Persoonsgegevens: Naam: de heer T.J. Beijer Organisatie: NVS-NVL Functie: voorzitter sectiebestuur vmbo, lid hoofdbestuur, lid taakgroep ‘commissie professionalisering’ en cursusleider voor de vereniging Achtergrond: Docent en decaan vmbo 3 en 4 aan Het Streek in Bennekom. Volgt opleiding Technologie, implementeert het vak in de school . Schrijft lesmodules rondom LOB, onder andere voor ‘Kom in het leerbedrijf’. Doel en insteek van interview: Visie van NVS-NVL (Nederlandse Vereniging van Schooldecanen – Nederlandse Vereniging van Leerlingbegeleiders) op loopbaanoriëntatieproces in het vmbo en de rol van de decaan in deze. Doelstelling van de vereniging is geïntegreerde loopbaan- en leerlingbegeleiding. Samenvatting: Decanen zijn vaak nog van oudsher informatiemakelaars. In de nieuwe schoolstructuren moeten ze echter contacten aangaan met regionale bedrijven om leerlingen goede beroepsbeelden te kunnen geven. LOB moet geïntegreerd worden in de vakken, waardoor ook docenten een rol krijgen in het LOB-proces. NVS-NVL zou pleiten voor een LOB-meetinstrument waarmee de kwaliteit van LOB in de school zichtbaar wordt. Vijf aanbevelingen: 1. Investeer in het opbouwen van een netwerk van bedrijven, haal ze binnen in de school. 2. Dominantie van onderwijstijd niet ten koste laten gaan van praktijkgerichte LOB. 3. Zorg dat docenten weten hoe de beroepspraktijk werkt. 4. Wees creatief: zet bijvoorbeeld een (kleinschalig) buddyproject op met koppels van leerlingen en beroepsbeoefenaren. Verslag van het interview: Wat is in uw visie het meeste ideale loopbaanoriëntatie proces en meer specifiek op sectorkeuze, voor een leerling? Primaire doelstelling van de NVS-NVL is het aanbieden van geïntegreerde brede loopbaanbegeleiding in een zo lang mogelijk traject, zo intensief mogelijk voor alle schoolsoorten. NVS-NVL probeert zoveel mogelijk LOB op de kaart te zetten via publicaties in eigen blad en ondersteunt projecten op dat vlak. NVS-NVL zet ook zelf projecten op. De vereniging is een jaar lang bezig om een landelijk systeem op te zetten waarbij getracht wordt op regionaal gebied bedrijven zover te krijgen online actief te worden voor leerlingen, zodat de leerling kan kennismaken met het bedrijfsleven zonder de school te verlaten. Op de site van het bedrijf komt leerling-materiaal te staan in leerling-taal, waaronder een omschrijving van het bedrijf en enkele functies, de inrichting van het gebouw, filmpjes, salarisindicaties en het liefst ook een e-mail adres voor eventuele vragen van de leerling. Juist de regionale opzet is van groot belang, omdat het overgrote deel van de leerlingen in zijn eigen omgeving aan het werk gaat. De informatie staat in werkelijkheid op Kennisnet, maar de leerling komt daar via een link vanuit de site van het bedrijf. Bij dit project zijn ook opdrachten gemaakt. Deze zijn bij NVS-NVL op te vragen.
Keuze van belang
Aanleiding voor dit initiatief zijn (a) het CINOP rapport waaruit blijkt dat leerlingen vmbo, met name in de TL-richting een te weinig beroepsbeelden hebben. Beroepen zijn niet meer zo zichtbaar, zijn verdwenen naar bedrijventerreinen en (b) scholen ondernemen weinig activiteiten om de leerling daadwerkelijk naar een bedrijf te laten gaan, ondermeer omdat het ten koste gaat van de onderwijstijd. NVS-NVL heeft aangesloten decanen/mentoren opgeroepen hun eigen netwerk van bedrijven aan te spreken en te vragen om medewerking. De resultaten vallen enigszins tegen. Veel decanen hebben geen netwerk, geen tijd of onvoldoende overtuigingskracht. NVS-NVL heeft een stimulans voorgehouden: de decaan ontvangt een premie voor elke hit, om de gemaakte onkosten te vergoeden. Bij bedrijven loopt het echter vaak over veel schijven en ook daarom duurt het langer voor het project zijn opbrengsten kan laten zien. Daarbij komt dat bedrijven moeten worden overtuigd van de meerwaarde. Ze moeten inzien dat hun potentieel al in de omgeving op school zit. Wat schort er aan de huidige manier van loopbaanoriëntatie? Er wordt nog te weinig aan geïntegreerde LOB gedaan. De decaan is van oudsher gewend om als informatiemakelaar te werken: alleen informatie te geven over opleidingen. 54% van de vmbo populatie is GT. Daar zitten ook decanen die nog volgens de oude methodiek werken. Die moeten dus nog een omslag maken, de nieuwe vmbo decaan moet in de nieuwe onderwijsstructuur meer contact in regionaal bedrijfsleven hebben. Veel decanen hebben geen netwerk, daarin zouden ze moeten investeren. Dat geldt overigens voor alle vmbo-docenten. Er moet een stukje oriëntatie leren-en-werken in het vakgebied zitten, dus vaker en meer naar buiten. Dan wordt het beroepscomponent automatisch in de vakken meegenomen. Dat is te merken aan docenten die uit het bedrijfsleven komen, maar docenten zijn niet hierop gericht. Zowel decanen als mentoren/docenten worden echter tegengewerkt door de paragraaf ‘Onderwijstijd’ die erg strikt is en daardoor erg op de nieuwe vormen van onderwijs drukt. Is de huidige aandacht voor LOB voldoende? Nee, zoals gezegd moet het meer in geïntegreerde vorm worden aangeboden, waarbij het hele docententeam betrokken is. Hoe zou de praktijk van vandaag eruit moeten zien? Er moet gepoogd worden de leerling kennis te laten maken met beroepen en bedrijven in de regio. NVS probeert daarin te ondersteunen door mee te draaien in het project ‘Kom in het leerbedrijf’. Het Ministerie van OCW blijft de campagne financieren, omdat de meerwaarde duidelijk is aangetoond. In 2004-2005 bezochten ongeveer 800 leerlingen de deelnemende bedrijven, in 20052006 waren dat er 3200 en in 2006-2007 maar liefst 13000 leerlingen. Colo is hoofdaannemer van het project en NVS-NVL zorgt voor publiciteit naar de scholen. Rol van decaan in de toekomst? Decanen en mentoren zijn de aanspreekpunten in de school op het gebied van LOB, maar zijn niet de enige verantwoordelijken. Ook docenten zijn dat, maar die moeten eerst voldoende deskundig zijn. Mentoren krijgen één uur per week om het mentoraat te voeren, maar zijn daar primair niet op gericht. Uit het feit dat docenten vaak te weinig vakliteratuur lezen voor het vak waarin ze hun hoofdtaak hebben, blijkt dat de animo voor LOB zeer gering is bij de mentoren. Vanuit scholen wordt dit ook nauwelijks gefaciliteerd en gestimuleerd. Voorlopig moet het decanaat dus als instituut blijven bestaan. NVS pleit voor de toekomst voor een en-en situatie. Een rol voor de decaan/mentor en een rol voor de docent. Het moet een doorlopend proces zijn met ankerpunten. Dat hoeft geen vast uurtje in de week te zijn, als er in een jaar maar voldoende LOB-activiteiten plaatsvinden. Een leerling moet daarbij zicht krijgen op zichzelf en op de beroepenwereld en moet ook kunnen reflecteren. Op welke manier krijgt LOB meer aandacht in de school? 1. De kwaliteit van LOB wordt op dit moment niet gemeten door de Inspectie. Een school en de docent worden er dus ook niet op afgerekend. NVS zou graag een meetinstrument willen dat de kwaliteit van LOB zichtbaar maakt en in kwalificaties per school uitsplitst. Een school kan dit
Keuze van belang
gebruiken in de profilering. Één van de indicatoren zouden de rapportages van ROC (met betrekking tot aanmeldingen, voortgang, etc.) kunnen zijn. Maar ook die worden niet of nauwelijks geleverd. 2. NVS-NVL geeft een cursus aan decanen: hoe kun je als decaan bereiken dat docenten de oriëntatie op leren en werken in hun vak integreren? Tijdens de cursus bleek dat geen van de decanen wist dat LOB kerndoel nummer 1 is in alle vakken. Dit moet nog vaak gezegd worden. Maar omdat docenten afgerekend worden op gehaalde examens, heeft LOB nog steeds geen prioriteit. Dan kom je weer bij het bovengenoemde uit. Moeten ouders betrokken worden bij het proces? Ouders en peergroups hebben heel veel invloed op de leerling. De invloed van decaan als instituut is marginaal, maar als er een vertrouwensband is, dan wordt de rol van de decaan belangrijker. De decaan stuurt en coördineert het LOB-proces. Dat vertrouwen is erg belangrijk, anders heeft de decaan weinig zeggingskracht. Daarin moet de decaan dus investeren. Dat zal vooral moeten gebeuren door veelvuldiger in gesprek te gaan met de leerling. De open dialoog is daarbij een voorwaarde, waarbij de luisterende rol dominant moet zijn. Voldoet het huidige lesmateriaal? Een methode biedt geen ervaringsleren. De methodes bieden veel werkmateriaal dat in sommige situaties bruikbaar kan zijn, maar ze kunnen het ervaringsleren en het verbindend leren niet vervangen. De boekjes worden in het klaslokaal gebruikt en passen vaak niet in het werkproces. Methoden zijn te compleet, ze moeten meer toegespitst op de losse activiteiten. Daarnaast zijn de meeste methoden vrij talig, waardoor lastig te begrijpen voor de vmbo-leerling. Ook is er veel herhaling in de boekjes, met name het kijken naar zichzelf, daar wordt de leerling mee overvoerd. Een voorbeeld van een geïntegreerde leswijze. Het vak Technologie heeft LOB op een juiste manier geïntegreerd. Leerlingen werken in een bedrijvensetting en werken volgens het probleemgestuurde onderwijs (PGO) in een roulerend systeem vanuit Technische, Economische en Zorg en Welzijn visie aan opdrachten. Dit gebeurt in leerjaar drie. Leerlingen ontwikkelen hierdoor affiniteit met een sector en kiezen bewuster.
Keuze van belang
LOB in de school vraagt een planmatige aanpak Expertinterview met Wiel Cals (Carboon College)
Persoonsgegevens: Naam: de heer W. Cals Organisatie: Carboon College Heerlen (Parkstad Noord) Functie: Sectordirecteur Onderwijs vmbo Achtergrond: 1986-2001 Sinds 1992
werkzaam bij NVS-NVL, bestuurslid, voorzitter werkgroep deskundigheidsbevordering. werkzaam voor LDC, redactieraadslid, auteur D&M.
Doel en insteek van interview: Een organisatorische benadering van de loopbaanoriëntatieproces in het vmbo en specifiek de sectorkeuze in de onderbouw. Samenvatting: Het onderwijs moet meer gericht zijn op competentieontwikkeling waarbij leerling door veel praktische ervaringen zicht krijgt op zijn sterke en zwakke kanten en een arbeidsidentiteit ontwikkelt. Dat betekent een cultuuromslag in de school en dat bereik je door een planmatige aanpak en draagvlak vanuit de schoolorganisatie. Vijf aanbevelingen: 1. Initieer nooit topdown, altijd bottom-up 2. Zorg voor een planmatige structurele aanpak 3. Heb een duidelijke visie 4. Pak het aan in de juiste volgorde (visie, draagvlak, content, didactiek, organisatie, personeelskwaliteit, fysieke omgeving) 5. Zoek partners/ collega-scholen 6. Neem de tijd: 3-5 jaar Verslag van het interview: Wat is in uw visie het meeste ideale loopbaanoriëntatie- of sectorkeuzeproces voor een leerling? Belangrijk is dat de leerling zijn interesses en competenties kan ontdekken in een realistische omgeving. Hierdoor ontwikkelt de leerling een arbeidsidentiteit. Als de leerling bovendien een doel herkent, dan zal hij meer motivatie hebben om door te leren. De docent moet leren te observeren en sterke en zwakke kanten van de leerling te zien, met name op het gebied van houding en vaardigheden. Om dat zichtbaar te maken moet de leeromgeving competentiegericht zijn ingericht. Wat schort aan de huidige manier van loopbaanoriëntatie? De huidige omgeving in het vmbo is te leercognitief ingericht, teveel klassikaal en te weinig gericht op het ontwikkelen van gedragscompetenties. Leerlingen worden eenzijdig opgeleid, ze leren momenteel vaak alleen schoolse competenties aan. Specifiek voor de sectorkeuze geldt dat de leerling geen gelegenheid krijgt om beroepen te ervaren. Hoe kunnen ze dan een overwogen keuze maken? Is de huidige aandacht voor LOB voldoende? Politiek gezien, nee. Drie jaar geleden is de taakgroep Vernieuwing Onderbouw met een rapport gekomen over de leergebieden, maar vervolgens is er niets mee gebeurd en zijn de scholen die daarmee begonnen zijn, in de steek gelaten. Ook op scholen is de aandacht voor LOB zwak. Adviesgroep vmbo maakt zich er hard voor, maar het landt onvoldoende in de school. Scholen zien blijkbaar geen link met voortijdig schooluitval (VSV) en de motivatie van leerlingen.
Keuze van belang
Hoe zou de praktijk van vandaag eruit moeten zien? Wiel Cals pleit voor: 1. Leeromgevingen in het vmbo praktisch vormgeven, meer competentiegericht, met werkplekken 2. Leergebieden verder uitbouwen en als team de leerlijnen en ontwikkelingslijnen over de leergebieden heen leggen 3. Goed toetsingskader gebruiken om te meten en vast te leggen De volgorde zou moeten zijn: draagvlak onder docenten, samen de inhoud bepalen en tenslotte de fysieke omgeving aanpassen. Dat moet je wel faciliteren, je moet geld beschikbaar houden voor scholing en ondersteuning. In welk jaar moet de school starten met LOB? Vanaf het moment dat de leerling de school binnenkomt. Als doorlopende lijn zou het als volgt kunnen: 1e jaar: sterke en zwakke kanten ontdekken (de algemene gedragscompetenties) in projecten 2e jaar: sectorspecifieke competenties ontdekken en ontwikkelen 3e jaar: specificeren en bevestigen van keuze door stages en sectorwerkstukken 4e jaar: arbeidsidentiteit versterken en oplossingen zoeken voor reële arbeidsproblemen Hoe heeft u het binnen uw school aangepakt? Op basis van ervaringen en discussies is de visie op LOB opgesteld. Dit werd gedeeld door de medewerkers. Vervolgens zijn in de onderbouw studiedagen gevolgd volgens filosofie van de Vernieuwing Onderbouw, om bagage te hebben voor de invulling van het onderwijsprogramma: competentiegericht en doorlopende leerlijn. Een werkgroep heeft ontwikkellijnen (met competenties) uitgedacht. Een andere werkgroep heeft de leergebieden (vakintegratie) ontwikkeld. Dit samen, met de leerlijnen (kennis), is in het team gebracht die het heeft geïmplementeerd. Dit alles heeft drie jaar geduurd. Nu zijn we op het punt gekomen dat de fysieke leeromgeving aangepakt gaat worden. Dat worden reële werkomgevingen. Daarna volgt de toetsing. De ontwikkellijnen toetsen we door observatie met behulp van schaalankers. De leerlijnen worden getoetst door objectieve meting. Het ontwikkelingsproces van de vernieuwing wordt aan de hand van het activiteitenplan gecontroleerd en zonodig door het team bijgesteld. Het is belangrijk dat het beleid consistent is. Je moet planmatig werken volgens vastgestelde formats. Je moet daar ook duidelijk in zijn naar de medewerkers toe. De leerling werkt nu in een werkplekkenstructuur aan praktische opdrachten. Hij moet reflecteren op zijn eigen kennis en kunde om op basis daarvan uiteindelijk een verantwoorde keuze te kunnen maken. De lestabel in de onderbouw bevat nog wel afzonderlijke vakken, maar die worden altijd in verband gebracht met de leergebieden en worden aangeboden als workshops. Er zijn drie teams voor drie niveaus aan leerlingen. Voor elke leerling hebben we zo onderwijs op maat, vraaggestuurd en rekeninghoudend met het niveau. Er is een mobiliteitsbeleid opgestart tijdens dit proces. Er zijn profielen opgesteld waarop docenten konden solliciteren. Een enthousiast team is erg belangrijk, want je hebt draagvlak nodig om uit te bouwen. Iedereen moet de visie en werkwijze ondersteunen. Docenten die dat niet willen of kunnen gaan op zoek naar een andere baan. Worden de ouders betrokken bij het proces? Ouders worden tijdens bijeenkomsten op de hoogte gesteld. Verder zijn er gesprekken met ouders wanneer er problemen zijn met de leerling of op verzoek. Wordt het bedrijfsleven betrokken bij het proces? De afdeling Procestechniek is samen met het bedrijfsleven ingericht. We willen graag op meer fronten intensiever samenwerken met de bedrijven. Momenteel worden in de onderbouw alleen excursies georganiseerd. Wel is er een netwerkorganisatie gevormd met de Kamer van Koophandel, kenniscentra en de school. Is er ook samenwerking met het ROC? Ja, erg intensief. Samen wordt vormgegeven aan de doorlopende leerlijn vmbo-mbo. In de bovenbouw maken leerlingen het sectorwerkstuk (met een stuk arbeidsidentiteit) bij het ROC en
Keuze van belang
leerlingen lopen mee met een mbo-leerling en moeten een opdracht uitvoeren als voorbereiding op de intake. Er is helaas nog weinig terugkoppeling vanuit het ROC, omdat het ROC geen zorgstructuur kent. We hebben daardoor weinig zicht op de leerling wanneer ze de school hebben verlaten. Er is wel een maatwerkaanpak voor voortijdig schoolverlaters: de AKA (arbeidsmarktgekwalificeerde assistent), waarin gewerkt wordt aan arbeidsidentiteit. Haalt u experts in huis bij het opzetten van de nieuwe structuur? Ja, je moet zoiets niet alleen willen doen, de kennis zit bij meer partijen. Voor teamvorming en opzetten van ontwikkelingslijnen is KPC een goede partner gebleken. En bij de monitoring en kwaliteitszorg is het Cito betrokken geweest. Voldoet het huidige lesmateriaal? Nee, huidige methoden zijn te statisch. Uitgeverijen blijven achter bij ontwikkelingen. Er zouden halffabricaten moeten komen, zodat er maatwerk ontstaat en meer digitaal materiaal voor bijvoorbeeld simulatie. Zo is Pat-Link, een complete leergang voor economie, een goed voorbeeld.
Keuze van belang
Interview met Viola van Lanschot Hubrecht, SLO Viola van Lanschot Hubrecht is 15 jaar werkzaam geweest als docente beeldende vorming en verzorging. In 2002 is zij gestopt met lesgeven en ze werkt sindsdien bij SLO, het nationaal expertisecentrum voor leerplanontwikkeling. Zij houdt zich daar onder andere bezig met competentiegericht onderwijs in de bovenbouw van het vmbo. Maar ook op het gebied van Praktische Sector Oriëntatie (PSO) - in een later stadium Praktische Profiel Oriëntatie (PPO) - heeft zij diverse werkzaamheden uitgevoerd. Nu werkt ze als projectleider Verbindend Leren, een project speciaal voor de bovenbouw van de theoretische leerweg. Verbindend leren staat voor een vorm van praktijknabije beroepsoriëntatie. Verbindend Leren leeft en dat blijkt uit de grote interesse die scholen tonen in het project. Dat komt mede omdat de uitval van leerlingen in het mbo groot is. Scholen zien de noodzaak om meer aandacht te besteden aan beroepsoriëntatie, maar gaan vaak in spagaat tussen de wens en de mogelijkheden van de school. Verbindend leren Aanleiding voor het project Verbindend Leren is dat vmbo-leerlingen in de gemengde en theoretische leerweg in het middelbaar beroepsonderwijs vaak switchen van opleiding of zelfs helemaal stoppen, omdat ze zonder goed beroeps- en/of opleidingsbeeld aan de mbo-opleiding beginnen. De theoretische leerweg van het vmbo is volgens Van Lanschot Hubrecht te theoretisch. ‘Dit geldt helaas ook voor het huidige LOB. Op de meeste scholen krijgen leerlingen veelal te maken met de traditionele manier van LOB: via een methode, meestal een schriftelijke aangelegenheid, docentgestuurd en waarbij de docent feedback geeft aan de leerling. De huidige maatschappelijke ontwikkelingen, waaronder de vele keuzes die op ons pad komen en de veranderende (flexibele) arbeidsverhoudingen, vragen om een ander soort LOB. Leerlingen die keuzes moeten maken, moeten zichzelf leren kennen voordat ze sturing kunnen geven aan hun loopbaan. Daarbij komt nog het feit dat juist de leerlingen in de theoretische leerweg weinig tot geen praktijkervaring hebben en dus geen beroepsbeelden hebben, waardoor zij niet weten wat ze moeten kiezen. We moeten de leerlingen ervaringen bieden om die beroepsbeelden te ontwikkelen.’ De kern van Verbindend Leren (of Praktijknabije Beroepsoriëntatie) is dat er een brug wordt geslagen tussen binnen- en buitenschools leren. Er worden verbindingen gelegd tussen de leerlingen en hun interesses, capaciteiten en ambities. Ook maakt Verbindend Leren een koppeling tussen school en beroep, gericht op het ontwikkelen van beroepsbeelden. Daarbij wordt de cognitieve component niet vergeten, daar waar mogelijk wordt een relatie gelegd met de AVO-vakken. Het onderwijs richt zich daarbij op het ontwikkelen van loopbaancompetenties. ‘Het gaat erom dat leerlingen weten met welke competenties zij invloed kunnen uitoefenen op hun loopbaan en welke vragen zij zichzelf moeten stellen.’ Daar waar momenteel veel aandacht is voor de reflectie van de leerling, zou de docent/mentor de dialoog moeten aangaan met de leerling. Van Lanschot Hubrecht is van mening dat deze individuele gesprekken waarin de loopbaancompetenties centraal staan, zeker 3 à 4 keer per jaar per leerling moeten plaatsvinden. Dat is echter nagenoeg niet mogelijk gezien de huidige bezetting op de scholen. Een dergelijke vorm van onderwijs betekent onder andere dat mentoren minder leerlingen onder hun hoede nemen. Dat legt een grote claim op het rooster én de docent. Praktijknabije beroepsoriëntatie koppelen aan vakken Er zijn meerdere mogelijkheden om praktijknabije beroepsoriëntatie vorm te geven. De eerste manier is door het te koppelen aan het curriculum. Hier zijn de vakken op het rooster het vertrekpunt en worden de sectorverplichte vakken voor een deel ingevuld met praktijknabije beroepsoriëntatie. De projectgroep Verbindend Leren is nagegaan welke onderdelen van de examenprogramma’s hiervoor zinvolle leerling-activiteiten kunnen bieden. Praktische vaardigheden oefenen en ervaringen opdoen in de praktijk is voor deze leerlingen van groot belang. Ze helpen leerlingen beroepsbeelden te ontwikkelen, omdat ze in de gelegenheid worden gesteld naar buiten te gaan en activiteiten te ondernemen. Voorbeelden van mogelijke leerling-activiteiten zijn bij economie ‘organiseren’, ‘adviseren’ en ‘administratie voeren’. Dingen die nu vaak uit een boekje worden geleerd, maar die prima in de praktijk geoefend kunnen worden. Door ze te verbinden met ervaringen in de praktijk, snijdt het mes aan meerdere kanten: de leerling past theorie toe, doet praktische ervaring op en ontwikkelt een beroepsbeeld waarna hij een opleidingskeuze kan maken. En waarschijnlijk vindt hij het leren op deze manier veel leuker dan in de klas uit een boek, wat dan weer de leerresultaten ten goede komt.
Keuze van belang
Praktijknabije beroepsoriëntatie als zevende vak De tweede mogelijkheid is Verbindend Leren als zevende vak op het rooster te zetten als een stevig vorm van praktijknabije loopbaanoriëntatie. In deze vorm kost Verbindend Leren gemiddeld drie aaneengesloten uren per week, omdat leerlingen zodoende tijd buiten school door kunnen brengen om ervaringen op te doen. De uren voor dit beroepsoriëntatieprogramma komen uit reguliere mentortijd en vakken staan dan wat tijd af. In dit model begint het oriëntatieproces bij de leerling zelf. Het vak is vraaggestuurd en er wordt in eerste instantie minder gerelateerd aan de algemene en de sectorverplichte vakken, dan bij koppeling aan het curriculum het geval is. De leerling en zijn interesses, capaciteiten en ambities staat centraal. Het programma is gericht op het opdoen van ervaringen. Toch is het ook hier mogelijk een relatie met de algemene vakken te leggen. Ervaringen met praktijknabije beroepsoriëntatie Inmiddels zijn vier scholen betrokken bij het project Verbindend Leren, waaronder Wateringse Veld College. Alle scholen zetten in het cursusjaar 2007-2008 een vorm van Verbindend Leren praktijknabije beroepsoriëntatie - op hun rooster voor de leerlingen van de bovenbouw van de theoretische leerweg. Dit doen zij via wekelijks terugkerende uren of via projectweken. De scholen hanteren daarbij over het algemeen de volgende fasering in hun leerroute: introductie, oriëntatie, verkenning en verdieping. De leerroute richt zich allereerst op het ontwikkelen van beroepsbeelden, daarna volgen de opleidingsbeelden. Het ontwikkelen van loopbaancompetenties en hierover de dialoog met de leerling voeren, loopt als een rode draad door de verschillende fases heen en is essentieel ter ondersteuning van het beroepskeuzeproces. Op de verschillende scholen zijn, onder leiding van SLO, ontwikkelgroepen van drie à vier docenten actief die de leerroute met behulp van de uitgangspunten en de gestelde doelen afstemmen op hun wensen en verder invulling geven aan hun leerplan praktijknabije beroepsoriëntatie. Want wil praktijknabije beroepsoriëntatie serieus handen en voeten krijgen, dan zal de school prioriteiten moeten stellen en keuzes moeten maken ten aanzien van visie, doelen, inhouden, activiteiten, contexten, lestijd, de rol van de docent en in het bijzonder de begeleiderrol, de rol van de leerling, leeromgeving en leerbronnen. Eenmaal uitgevoerd dient er geëvalueerd te worden. Zijn de doelen gehaald? Algemeen Wanneer start je met LOB? De theoretische leerweg (TL) zit in een lastig pakket. Soms is de leerweg gekoppeld aan een school waar ook beroepsgerichte programma's aangeboden worden. Soms is het een op zich zelf staande school, denkend aan de oude mavo. En soms is de TL gekoppeld aan een brede scholengemeenschap en zit het onder een dak met havo en vwo. Het is in het geheel niet vanzelfsprekend dat alle theoretische leerwegleerlingen PSO in de onderbouw krijgen. Dit voorrecht is doorgaans alleen voorbehouden aan die leerlingen, die de TL volgen op een school waar ook beroepsgerichte programma's aangeboden worden. Het komt ook voor dat scholen beroepsoriëntatie in deze fase van de opleiding niet relevant vinden, omdat leerlingen vaak naar de havo willen. Maar ook deze leerlingen moeten uiteindelijk een loopbaankeuze maken en loopbaancompetenties ontwikkelen om een leven lang leren en werken vorm te geven. Dit kan alleen als leerlingen in staat gesteld worden ervaringen op te doen, beroepsbeoefenaren te ontmoeten en deze ervaringen te delen met andere leerlingen, mentoren en ouders. De mentor speelt een belangrijke rol door de dialoog aan te gaan met de leerling en de ouders, door hun kind te enthousiasmeren en te stimuleren. Voor wat betreft de relatie met de beroepspraktijk heeft Van Lanschot Hubrecht de voorkeur om per sector een coach toe te wijzen aan de leerling (als rolmodel vanuit de praktijk). ‘Eventueel kan deze coach in een latere fase ook een ouderejaars leerling uit het mbo zijn, die voor zijn tutor-rol weer studiepunten krijgt.’ Tien tips voor beroepsoriëntatie 1. Neem praktijknabije beroepsoriëntatie vast op in het rooster 2. Zorg dat leerlingen ervaringen kunnen opdoen en beroepbeoefenaars ontmoeten 3. Zoek contact met het bedrijfsleven 4. Investeer in trainingen voor docenten rondom het voeren van de dialoog met leerlingen en het ontwikkelen van loopbaancompetenties 5. Besteed op lerarenopleidingen structureel aandacht aan loopbaan- en beroepskeuze 6. Investeer in sectorcoaches als rolmodel voor groepen 7. Dialoogtijd kost onderwijstijd: neem die tijd, stel prioriteiten 8. Breng vmbo en mbo nader tot elkaar. Stimuleer dat! 9. Experimenteer en durf! 10. Maak gebruik van het materiaal en de ervaringen die er zijn
Keuze van belang
Meer over verbindend leren: www.slo.nl/verbindendleren Eind dit jaar verschijnt een publicatie met de opbrengsten van 2007. Taken SLO SLO geeft al 30 jaar inhoud aan leren en innovatie in de driehoek tussen overheid, wetenschap en onderwijspraktijk. SLO levert expertise op het terrein van doelen, inhouden en organisatie van leren. Bijvoorbeeld rondom kerndoelen en examinering, de rol van de leraar, samenhang bij vernieuwingstrajecten en loopbaanoriëntatie en begeleiding (LOB).
Keuze van belang
Beroepskeuze is goed vergelijkbaar met partnerkeuze Expertinterview met dr. Frans Meijers
Persoonsgegevens: Naam: dr. Frans Meijers Organisatie: Haagse Hogeschool Functie: Lector Pedagogiek van de beroepsvorming Achtergrond: 1990 Vice-voorzitter Raad voor studie- en beroepskeuze 1995 publicatie boek ‘Arbeidsidentiteit; studie- en beroepskeuze in de postindustriële samenleving’ 2005 Medeorganisator congres ‘Loopbaan de klos’ 2006 Eerste empirisch onderzoek naar succesfactoren in LOB in vmbo en mbo in Nederland, uitmondend in rapporten ‘Over Leerloopbanen en loopbaanleren’ 2008 Idem voor hbo 2008 Initiator HPBO-innovatieproject ‘Trialoog’ (school – bedrijf – leerling) met KPC en ROC de Leijgraaf Doel en insteek van interview: Een wetenschappelijke benadering van de loopbaanoriëntatieproces in het vmbo en specifiek de sectorkeuze in de onderbouw. Samenvatting: Praktische arbeidsoriëntatie, samen met een loopbaandialoog draagt aantoonbaar bij tot een goede arbeidsidentiteit en leidt vervolgens tot een succesvolle sectorkeuze, meer leermotivatie en minder schooluitval. Vijf aanbevelingen: 1. Investeer in praktijkmogelijkheden voor de leerling 2. Investeer in dialoog tussen een vertrouwenwekkend persoon en de leerling 3. Investeer in onderzoek naar het effect van loopbaanoriëntatie en -begeleiding 4. Investeer in onderwijskundig ondernemerschap 5. Investeer in samenwerking (of zelfs fusie) met het ROC en maak het vmbo een onderdeel van de beroepskolom Verslag van het interview: Wat is in uw visie het meeste ideale loopbaanoriëntatie proces en meer specifiek op sectorkeuze, voor een leerling? Twee belangrijke peilers spelen hierin een rol: 1. Ervaring opdoen Een jongere kiest niet rationeel. Op basis van gevoel probeert hij8 dingen uit. De leerling moet daarom zelf ervaren of dat gevoel blijvend genoeg is om er echt voor te kiezen. Dat zelf ervaren moet in rationele omgevingen gebeuren. 2. Begeleiding door een vertrouwenwekkend persoon. Dat kan een decaan zijn, maar ook een ander persoon zijn in de omgeving van de jongere. Frans Meijers gebruikt de voor iedereen herkenbare metafoor van partnerkeuze. Het kiezen van een partner is zeker geen rationele keuze waarbij voorafgaand een lijst met eigenschappen wordt opgesteld waar de toekomstige partner wel of juist niet moet voldoen. Het is ‘trial and error’. Door ermee op te trekken merk je of de persoon bij je past of toch niet.
8
Waar ‘hij’ of ‘hem’ staat, kan ook ‘zij’ of ‘haar’ gelezen worden.
Keuze van belang
Als ouder kun je je kind geen partner opdringen, zelfs niet voorlichten over wat in jouw ogen een passende keuze zou zijn. Dat laat het kind niet toe. Ook al zou je de keuzes beoordelen, het kind zal niet naar je luisteren; het heeft eigen en veelal andere, inzichten. Wel kun je jouw kind begeleiden. Je geeft hem waarden en normen mee en een zogeheten gelegenheidsstructuur, de omgeving waarin je opgroeit. Juist door de partner van je kind binnen te halen en bij het gezin en leefomgeving te betrekken, merkt het kind zelf of het een goede keuze heeft gemaakt. Wat schort aan de huidige manier van loopbaanoriëntatie? We hebben te maken met de naweeën van de jaren ’70-’80 waarin het gelijkheidsbeginsel de boventoon voerde. In het vmbo streeft men nog steeds naar meer algemeen onderwijs in plaats van beroepsonderwijs. Onderwijsinstellingen zijn bovendien niet ingesteld op leren, dus vanuit het gezichtspunt en voor de toekomst van de leerling, maar op onderwijzen. Werken aan competenties is bijvoorbeeld nog steeds van ondergeschikt belang in de didactiek. Volgens Frans Meijers moet het vmbo een onderdeel vormen van het ROC. De twee onderwijsvormen moeten samen binnen de beroepskolom integreren. Enkele cijfers: in het vmbo maakt meer dan 50% van de leerling een foute keuze bij de overstap van het 2e naar 3e leerjaar. Bij de overgang van vmbo naar mbo maakt weer ongeveer 50% een verkeerde keuze. En tenslotte switcht een derde van de leerlingen na het eerste jaar in het mbo.9 Keuzes stabiliseren als er in een vroeg stadium meer praktijk- en leergericht wordt gewerkt. Hoe zou de praktijk van vandaag eruit moeten zien? Op dit moment wordt PSO ingevoerd, praktische sectororiëntatie. Deze vorm is een begin. In de praktijk is het een rondgang bij een ROC, vaak komt de leerling niet in aanraking met het echte werkveld. Het is een beperkte vorm van oriëntatie. Maak er PAO van: praktische arbeidsoriëntatie. Geef de leerling een levenecht probleem en maak hem daar eigenaar van en breng de theorie daarin onder. Dan pas boor je talenten aan. Dit kan in nauwe alliantie met het ROC, dan hoeft de school niet zelf het bedrijfsleven te benaderen. Vmbo-leerlingen kunnen samen met mbo-studenten participeren in projecten. Je voegt op deze wijze twee doelen samen: 1. Samenwerking met het mbo waardoor de leerling daarmee bekend raakt 2. Oriëntatie op de reguliere arbeidsmarkt Raakt het bedrijfsleven niet overstroomd door aanvragen? Frans Meijer pleit daarom voor: 1. Meer samenwerking met de ROC’s 2. Ontwikkeling van simulatieomgevingen 3. Initiëren van leerbedrijven door het onderwijs zelf 4. Opzetten van leerbedrijven samen met echte bedrijven Een voorbeeld van simulatie is LINK, een integrale lesmethode voor Handel en Administratie. Bij het opzetten kan Stichting Jong Ondernemen ondersteunen. Deze non-profit organisatie helpt scholen die een leerbedrijf willen opstarten10. Leerlingen met ervaringen in dergelijke omgevingen zijn beter voorbereid op de BPV en worden ook aantoonbaar beter beoordeeld in hun prestaties.11 ROC de Leijgraaf is een voorbeeld van een onderwijsinstelling die veel contact heeft met het bedrijfsleven maar desondanks er niet in slaagt haar cursisten een goede loopbaanleeromgeving te bieden. De voornaamste reden hiervoor lijkt het ontbreken van een loopbaangerichte dialoog. In het najaar van 2007 start – gesubsidieerd door Het Platform Beroepsonderwijs - een project waarin wordt nagegaan op welke wijze en onder welke condities een trialoog op gang kan worden gebracht 9
Meijers, F. (2006). Loopbaanbegeleiding in de beroepskolom: tussen droom en daad. Pedagogiek, 26 (1), 26-44 Stichting Jong Ondernemen is opgericht als initiatief van ABN AMRO, VNO-NCW en MKB-Nederland in nauwe samenwerking met De KvK, het ministerie van Economische Zaken en NOvAA. De doelstelling van Jong Ondernemen is zoveel mogelijk jongeren (leerlingen, scholieren, studenten) tijdens hun opleiding de mogelijkheid bieden een ondernemende houding te ontwikkelen en hen te laten ervaren welke kansen en uitdagingen het ondernemerschap biedt. In de optiek van Jong Ondernemen is 'learning by doing' de meest effectieve manier om in het onderwijs ondernemerschap te ontwikkelen. Jongeren van de basisschool, het vmbo, het mbo en het hbo/wo kunnen gebruik maken van het aanbod van Jong Ondernemen. Zie www.jongondernemen.nl 11 Meijers, F. (2007). Vakbekwaam door simulaties? Een onderzoek naar de effecten van simulaties in de mbo-opleiding ‘Boekhoudkundig medewerker’. Amersfoort: Ecabo 10
Keuze van belang
tussen leerlingen, praktijkopleiders vanuit bedrijven en docenten. Het lectoraat ‘Pedagogiek van de Beroepsvorming’ van de Haagse Hogeschool doet het onderzoek naar de wijze waarop op dit moment praktijkopleiders, docenten en leerlingen met elkaar communiceren. Vervolgens ontwikkelt het KPC intelligente instrumenten die één van de gespreksdeelnemers uitnodigen om op een andere manier met beide andere gesprekspartners te spreken dan wel met hen over andere zaken te spreken dan tot nu toe gebeurt. ROC De Leijgraaf en een aantal bedrijven werken vervolgens met deze instrumenten, waarna het lectoraat de effecten van de gebruikte instrumenten in kaart brengt. Om een goede loopbaanleeromgeving in het beroepsonderwijs te creëren, is samenwerking met het (regionale) bedrijfsleven nodig die op een kwalitatief andere leest geschoeid is. Tot nu toe werd er vooral samengewerkt op basis van ‘verdeelde verantwoordelijkheid’.12 De laatste jaren is echter duidelijk geworden dat er samenwerking zal moeten worden gerealiseerd op basis van gedeelde verantwoordelijk. Onderzoek naar het functioneren van Metopia, een groot samenwerkingsproject tussen scholen en bedrijven in de metaalbranche, maakt duidelijk dat een dergelijke samenwerking pas op gang komt wanneer het bedrijfsleven – via Kenniscentra en O&O-fondsen – er actief in investeert.13 Wat raadt u scholen aan die geïnspireerd raken door bovenstaande? De school dient eerst een praktijktheorie te ontwikkelen: waar willen we heen? En dan gewoon doen. En vervolgens onderzoeken of men bereikt heeft wat de praktijktheorie heeft voorspeld. Er mankeert op dit moment aan reflectie op scholen. Dat kost ook geld, ongeveer 20% van het onderzoeksgeld moet gereserveerd worden voor onderzoek. Dit moet door de school zelf gebeuren, dus moet men sparen op uren. Om dit in gang te zetten en te volmaken is daarom een sterk innovatiemanagement nodig. Voorwaarde is wel dat de schoolleiding intrinsiek gemotiveerd is om de veranderingen door te voeren. Welke rol hebben en decaan en mentor in het LOB-proces? De decaan kan geen aanjager zijn van het bovenstaande proces, want hij heeft geen macht. NVS heeft altijd gezegd dat de decaan aanjager kan zijn, maar de feiten laten zien dat dit niet waar is. Uit cijfers blijkt dat de decaan en mentor geen factor van betekenis is voor de keuze van de leerling. Het feit dat er een dialoog plaatsvindt heeft invloed.14 Het decanaat als instituut binnen de school kan daarom beter worden afgeschaft, want het bestaan van een decaan maakt het andere docenten mogelijk om door te verwijzen in plaats van het gesprek met de leerling aan te gaan. Welke rol is weggelegd voor de ouders in het LOB-proces? Ouders zijn verreweg zijn belangrijkste gesprekspartners en belangrijkste referentiepunt. Wanneer de ouder een sfeer schept waarin het kind fouten mag maken, waarin ruimte is en een open communicatie, is de basis voor een loopbaandialoog gelegd. De school moet meer in gesprek met de ouders om de leerling te leren kennen. Ook zouden scholen ouders deelgenoot moeten maken van beslissingen met betrekking tot het leerproces. Door ouders mede invloed te geven, maken ze de ouders ook verantwoordelijk voor het proces. Dit geldt ook voor ongemotiveerde ouders. Dit is een kwestie van lange adem. De school moet zorgen zichtbaar te worden door ouders vaak uit te nodigen en huisbezoeken af te leggen. In dat contact moet de druk echter niet liggen op alleen decanen en mentoren. Voor betrokkenheid van allochtone ouders moet de school geloofwaardige partners zoeken die het verhaal kunnen overbrengen. Hebben zogenaamde ‘peers’ invloed op de keuzes van de leerling? Dat is alleen korte slag. Deze groep om de leerling heen heeft geen langdurige invloed. In die leeftijd zijn groepen daarvoor te wisselend. Het zijn wel geloofwaardige informanten en als zodanig moeten ze ook gebruikt worden.
12 Meijers, F. (2004). Het verantwoordelijkheidsdilemma in het beroepsonderwijs. Handboek Effectief Opleiden (pp.10.4/1.01-1.45) 's-Gravenhage: Elsevier Bedrijfsinformatie 13 Dam, E. van, Meijers, F. & Hövels, B. (2007). Met Metopia onderweg. De juiste koers gevonden? Nijmegen: Kenniscentrum Beroepsonderwijs-Arbeidsmarkt 14 Meijers, F., Kuijpers, M. & Bakker, J. (2006). Over leerloopbanen en loopbaanleren. Loopbaancompetenties in het (v)mbo. Driebergen: Het Platform BeroepsOnderwijs; Kuijpers, M. & Meijers, F. (2006). Een loopbaangerichte leeromgeving in het (v)mbo. Decaan & Mentor, 5 (2), 17- 21
Keuze van belang
Interview met Annemarie Oomen, APS Annemarie Oomen heeft de opleiding AMA gevolgd en is ook na haar opleiding altijd betrokken geweest bij het loopbaanoriëntatieproces van de leerling. Vanaf 1973 tot 1989 was ze werkzaam als 2e lijns decaan. Na 15 jaar in het onderwijs te hebben gewerkt kwam ze in 1989 terecht bij het APS binnen de afdeling VO en BVE. Haar kernactiviteit bij het APS is loopbaanoriëntatie en -begeleiding. Een van haar uitspraken is: ‘De loopbaan van de leerling staat centraal in elke vorm van onderwijs’ Ze benadrukt dat loopbaandenken anders is dan denken over de keuze voor sectoren en beroepen. Doel van de organisatie Het APS is een onderwijsadviesbureau dat zich bezighoudt met het begeleiden en adviseren van docenten en management van scholen en onderwijsinstellingen. Ook op het gebied van implementatie verleent zij ondersteuning aan de scholen en onderwijsinstellingen. Activiteiten organisatie voor vmbo onderbouw Volgens het APS levert praktische sectororiëntatie een krachtige bijdrage aan actief en realistisch leren en biedt de school kansen zich te profileren in de nieuwe onderbouw. Loopbaanoriëntatie is ieders verantwoordelijkheid, niet alleen van de decaan. Loopbaanoriëntatie moet ook niet gezien worden als een activiteit die los staat binnen het onderwijs. Het moet verbonden zijn met de overige activiteiten binnen het onderwijs en als vanzelfsprekend worden ervaren. Loopbaanoriëntatie moet door de vakdocent gezien worden als een onderdeel van het vak dat hij doceert en dus benaderd vanuit zijn vakgebied. Praktische Sector Oriëntatie (PSO) is een belangrijk onderdeel van Loopbaanoriëntatie en vindt plaats in de eerste twee leerjaren van het vmbo. De doelen van PSO zijn: 1. leerlingen een beter zicht geven op hun (on)mogelijkheden in de verschillende sectoren 2. de onderbouw van het voortgezet onderwijs praktisch in te vullen Het netwerk PSO-1 (1999-2001) richtte zich op het eerste doel voor de reguliere vmbo leerlingen. Het netwerk PSO-2 (2001-2003) richtte zich op het tweede doel voor de leerlingen basisberoepsgericht met LWOO-indicatie die tot 20% van de curriculumtijd in basisvorming aan PSO mogen besteden. Momenteel is Annemarie Oomen bezig met de derde generatie: Praktisch en Oriënterend onderwijs (‘PSO in de eerste twee leerjaren van het vmbo: de derde generatie’ (zie ook site: www.aps.nl). Het APS heeft de eerste twee generaties samen met SLO ontwikkeld en scholen mee begeleid. Na de zomervakantie zijn de materialen die voortkomen uit ‘de derde generatie’ leverbaar via de site van APS (www.aps.nl/pso). De materialen van de vorige generaties PSO zijn daar ook beschikbaar. Behalve de ontwikkeling van Praktisch en Oriënterend Onderwijs en de ontwikkeling daarvoor, houdt het APS zich bezig met commerciële (schoolgebonden) activiteiten: ondersteuning en implementatie van bijvoorbeeld The Real Game, Praktische Sector Oriëntatie of Praktische Profiel Oriëntatie. Daarnaast zijn er ook nog de schooloverstijgende activiteiten: trainingen en conferenties (bijv. de conferentie op 22 november a.s. voor decanen en mentoren met als onderwerp: LOB in vernieuw(en)d onderwijs). Praktisch en Oriënterend onderwijs (in een nutshell) Sinds 1 augustus 2006 werkt een landelijk netwerk van vier scholen aan de vormgeving van de eerste twee leerjaren van het vmbo. De namen van de vier scholen die hieraan meewerken zijn: Niekée te Roermond, Citadel College te Nijmegen, Montessori te Nijmegen en het Kadinsky College te Nijmegen. Twee scholen zijn nieuwsgierig hoe ze de uitgangspunten van Praktisch en Oriënterend Onderwijs kunnen realiseren in een nieuw te starten school. De andere twee scholen zijn enthousiast over de benadering van het curriculum en willen daarmee ervaring opdoen in een bestaande situatie. Het netwerk wil graag uitbreiden met scholen die het vmbo op een geheel andere wijze willen gaan inrichten, uitgaande van Praktisch en Oriënterend Onderwijs. Scholen die meer willen weten over dit netwerk kunnen met vragen terecht bij Annemarie Oomen (e-mail:
[email protected], telefoonnummer: (030 - 2856705).
Keuze van belang
Behalve inhoudelijke redenen om hieraan deel te nemen wordt ook vroegtijdig schoolverlaten (VSV) genoemd als een reden om Praktisch en Oriënterend Onderwijs onder de loep te nemen. Er zijn verschillende redenen aan te wijzen voor het voortijdig schoolverlaten. Maar duidelijk is wel dat leerlingen die zichzelf goed kennen en weten waar ze voor aan het leren zijn, minder snel hun school zonder diploma zullen verlaten. PSO of Praktisch en Oriënterend Onderwijs dat aan competenties en zelfkennis van de leerling werkt, draagt bij aan het verminderen van het aantal voortijdige schoolverlaters. Visie op LOB Kijkend naar het vmbo, dan zie je dat het een ‘menu’ biedt van zestien smaken of meer (sectoren en beroepen). Men gaat ervan uit dat leerlingen, als zij eenmaal hun keuze gemaakt hebben voor een bepaalde sector/beroepen, zij daar hun hart aan verpanden en een loopbaankeuze hebben gemaakt. Ondersteuning bij de keuze voor een sector of afdeling helpt de kinderen zeker bij het nadenken over een beroep, maar het staat los van de vraag: ‘wie wil ik zijn in de toekomst’. Door gebruik te maken van Praktische Sector Oriëntatie is de kans groter dat de leerling daar beter over nadenkt. Kinderen worden echter door de maatschappij en door ouders gestimuleerd om hun keuzes zo lang mogelijk open te houden. Het gedachtegoed van het vmbo staat hier haaks op. Het vmbo denken is een traditionele manier van denken stammend uit de industriële maatschappij in een veranderende maatschappij. Kijkend naar de arbeidsgebieden kunnen vmbo leerlingen tegenwoordig in alle arbeidsgebieden terecht. Alle leergebieden/kerngebieden worden niet meer vanuit de vakken benaderd, maar vanuit de beroepen. Daarom vraagt men zich af of het vmbo nog past bij de huidige dienstenmaatschappij. Met name scholen die scenario 2/3 hanteren zijn bezig met het integreren van LOB in de vakken (zie voor een artikel: Decaan en Mentor, december 2006). Behalve dat de samenhang duidelijk wordt, blijkt daar ook uit dat als je echt Praktische Sector Oriëntatie wilt realiseren binnen je school, dat hard werken is, zowel voor docenten als voor de schoolleiding. Visie/ontwikkelingen voor LBO in de nabije toekomst Wij vinden echt niet het wiel opnieuw uit. Decanen/mentoren/docenten moeten zich realiseren dat LOB anders is dan keuzebegeleiding. We willen LOB op een meer natuurlijke manier binnen het onderwijs krijgen en onderzoeken hoe het voor docenten en leerlingen leuker kan worden. Bij Praktische Sector Oriëntatie hebben we gezien dat dit motiverend werkt. Docenten die eerder om 15.00 uur van school gingen, blijven nu tot 17.00 uur. Visie op ouderparticipatie en bedrijfsleven Ouders zouden zeker betrokken moeten zijn bij LOB. Niet iedere ouder staat echter te springen om betrokken te worden. Ze zouden bijvoorbeeld kunnen helpen door hun eigen werkplek te openen voor hun kinderen. Zowel bedrijven als ouders moeten zich meer openstellen voor begeleiding van kinderen. Bedrijven kunnen hun bedrijf openstellen voor bijvoorbeeld snuffelstages en/of leerwerktrajecten. Eventueel kunnen deze bedrijven hierin gestimuleerd door de ouders die er werken. Top 5 tips en trucs voor schooldirecties 1. In de onderbouw is niet voorgeschreven dat scholen hun leerstof ordenen naar leergebieden 2. Intersectorale en intrasectorale programma’s mogen baanbrekend lijken, maar volgen in veel onderwijsinstellingen nog het patroon en de verworvenheden van de industriële samenleving 3. Onderwijsgevenden en ouders ontgaan de fundamentele veranderingen in de wereld van de arbeid. Dit versterkt de noodzaak om te werken aan een andere manier van onderwijs geven waarin alle leerlingen zich kunnen oriënteren op de totale arbeidswereld 4. Leerlingen die zichzelf goed kennen en weten waar ze voor aan het leren zijn, zullen minder snel hun school zonder diploma verlaten 5. PSO of Praktisch en Oriënterend Onderwijs dat op een inspirerende wijze aan competenties en zelfkennis werkt, draagt zeker bij aan het verminderen van het aantal voortijdige schoolverlaters Top 3 tips en trucs voor decanen en mentoren
Keuze van belang
1. Leerlingen zeggen: ‘Praat met ons. Individuele invuloefeningen in een methode waar niemand meer naar vraagt, niet met je over praat, die niet gezamenlijk worden besproken? Laat die achterwege’ 2. Een andere manier van lesgeven, andere accenten in het onderwijs, hebben gevolgen voor de LOB benadering 3. Praten met leerlingen over hun toekomst betekent vooral terugkijken NB: Het definiëren van keuzes is belangrijk, ook voor de Gemeente Den Haag: is de keuze van de leerling belangrijk voor vmbo bovenbouw of is het belangrijk om te weten wat een goede keuze is richting het mbo?
Keuze van belang
8.3 Overzicht best practices Geraadpleegde bronnen internet www.ovdb.nl
www.hetplatformberoepsonderwijs.nl
www.vmbo-platform.nl
www.aps.nl
www.dso.rotterdam.nl
www.slo.nl
www.aps.nl
www.onderbouw-vo.nl
www.cinop.nl
www.deschoolmetstip.nl
Diverse scholen sites
School / locatie
Esprit Nova College / Amsterdam
Montessori College Oost (Montessori Open Schoolgemeenschap Bijlmer (OSB) ism Scholengemeenschap Amsterdam) Montessori College Oost / Amsterdam ism Open Schoolgemeenschap Bijlmer (OSB) en ROC van Amsterdam / Amsterdam
Leerweg
Basisberoepsgericht (BBL) Kaderberoepsgericht (KBL) Vmbo praktijkonderwijs
Kaderberoepsgericht (KBL) Basisberoepsgericht (BBL) Theoretisch (TL) Gemengd (GL)
Basisberoepsgericht (BBL) Kaderberoepsgericht (KBL)
Omschrijving project
Een kleine groep (vaak allochtone) jongeren van het Nova College in de Amsterdamse wijk Geuzenveld-Slotermeer was moeilijk te motiveren met traditioneel onderwijs. Dit zorgde onder andere vaak voor gedragsproblemen in de klas. Toch wilde de school alles doen om deze leerlingen binnen boord te houden. Het viel begeleiders op dat lastige leerlingen achter de computer vaak tot rust kwamen. De ICT-route was niet direct gericht op het vinden van een baan, maar diende er vooral toe om leerlingen door middel van een aantrekkelijk programma op school te houden. Gaandeweg raakten de leerlingen gemotiveerd om een opleiding te volgen die later kon leiden tot een plaats op de arbeidsmarkt.
Het project Innovatieve technologie is gericht op het ontwikkelen van een nieuwe sectorbrede opleiding. Deze opleiding moet het ‘andere gezicht’ van de techniek laten zien. Het traditionele beeld van ‘overall en vieze handen’ moet daarbij worden genuanceerd. Daarom zijn binnen het nieuwe programma de vmboexamenprogramma’s geheel losgelaten en wordt er gewerkt met thema’s als ´ontwerp je eigen tafel´, ‘richt je eigen computer in’ of ‘ontwerp een magazijn voor de afdeling Techniek’. Uitgangspunt is steeds de link tussen techniek en samenleving en het aantrekkelijker maken van het techniekonderwijs voor de verschillende vmboleerlingen.
De Open Schoolgemeenschap Bijlmer (OSB) startte in 2002-2003 met een nieuwe opleiding Innovatieve technieken. Docenten Techniek, Natuurkunde en de projectleider hebben dit programma gezamenlijk bedacht en ontwikkeld. Deze opleiding moest leerlingen een nieuw profiel geven met een bredere kijk op techniek en meer plezier in het vak. Dit leerlingprofiel en de inhoudelijke thema’s met daarbij horende eindtermen zijn vastgelegd in een schoolwerkplan en werden vertaald naar de praktijk. Tegelijkertijd ging de opleiding draaien.
Afdeling / Sector
Techniek
Techniek
Techniek
Gestart
2001 / 2002
2001 / 2002
2002 / 2003
Naam project
Vmbo+ ICT-route
Axisproject Innovatieve Technologie Axisproject Innovatieve Technologie
Aanleiding
- Dalende instroom van leerlingen in sector Techniek - Traditionele setting van het onderwijs - Doorgevoerde vernieuwingen doorbraken de traditionele setting niet
- Verbetering van het imago van techniek - Eenzijdige samenstelling van de leerlingpopulatie - Interesseren van meer kaderberoepsgerichte leerlingen - Personele problemen - Zeer autonome afdelingen - Dringende behoefte aan een nieuw concept
- dalende instroom van leerlingen naar de technische ROC opleidingen - een verkeerd imago van techniek (m.n. bij ouders) - beperkt beroepsbeeld van leerlingen over techniek
School / locatie
Esprit Nova College / Amsterdam
Montessori College Oost (Montessori Scholengemeenschap Amsterdam) ism Open Schoolgemeenschap Bijlmer (OSB) en ROC van Amsterdam / Amsterdam
Open Schoolgemeenschap Bijlmer (OSB) ism Montessori College Oost / Amsterdam
Doel
- De leerling moet ruimere keuzemogelijkheden krijgen - Binnen de sector moet het keuze aanbod dmv intra- en intersectorale leerroutes vergroot worden - De opleidingen moeten meer aanspreken - De nieuw te ontwikkelen programma's moeten recht doen aan de competenties van leerlingen
Het project Innovatieve Technologie meenemen in de totale nieuwe vormgeving van de sector techniek om te komen tot beter onderwijs, een beter imago en een grotere instroom, met name op hogere niveaus.
Het oprichten van een afdeling Innovatieve Technieken met een inspirerende leeromgeving en allerlei uitingen en vormen van techniek. Deze afdeling heeft aantrekkingskracht op leerlingen en biedt voldoende oriëntatiemogelijkheden op een toekomstige loopbaan.
Nieuwe indeling Techniek: - Segment Innovatieve Technologie (KBL, GL, TL) - Segment Traditionele Technologie (BBL, certificaaten leerwerktraject) - Twee pilotgroepen - Een beter beeld bij leerlingen over techniek - Meer eenheid in de sector techniek; ontschotting en afdelingen - Gemotiveerde kerndocenten - Een onderwijsconcept en nieuw denken over techniekonderwijs - Een actieve samenwerking met verschillende partners
- Nieuw ontwikkeld materiaal dat aansluit bij het onderwijsconcept - Docenten leren van elkaar - Draagvlak en saamhorigheid - Aantrekkelijker voor de leerling
- Een coherente visie binnen het management over de ontwikkelroute - Het op tijd formuleren van een onderwijsconcept (PGO/projectachtig) en het uitwerken daarvan met het Amstel Instituut tot een concept 'ontwerpend leren'. - Materiële ondersteuning gemeente Amsterdam - Bereidheid van architect Herzberger om mee te denken de ruimte opnieuw vorm te geven - Ontwikkeltijd voor de kerndocenten - Goede contacten met het ROC (projectleider uit het ROC) - Docenten moesten solliciteren op de functie 'docent Innovatieve Technieken'
- Gezamenlijke ontwikkeling / betrokkenheid van docenten - Sterke communicatie rondom het project - Deze manier van werken kost veel tijd - het project is voor nieuwe mensen minder vanzelfsprekend (minder betrokken)
Resultaat
Leermomenten / succesfactoren
- Leerlingen uit de onderbouw zijn niet gewend aan projectmatig werken - Voorlichtingsbijeenkomsten voor ouders en leerlingen; overtuigen van ouders dat de nieuwe werkwijze hetzelfde resultaat oplevert - Leerlingen uit de onderbouw leren alles weer af wat ze in het basisonderwijs aan metacognitieve vaardigheden hebben opgedaan - Voor leerlingen is het moeilijk zich voor langere tijd te concentreren - De behoefte aan structuur werd onderschat - Leerlingen zijn gemotiveerder
Leerroute
Stand- en decorbouw (verbijzondering van de ICT-route) Helpdesk
# Leerlingen Scenario LOB schooljaar
2000
1, 2, 3, 4
School / locatie
Esprit Nova College / Amsterdam
Montessori College Oost (Montessori Scholengemeenschap Amsterdam) ism Open Schoolgemeenschap Bijlmer (OSB) en ROC van Amsterdam / Amsterdam
Voorbeelden inhoud
Krachtig leren (eigen initiatief en vragen van leerlingen zoveel mogelijk stimuleren. Follow-me (leerling volg jezelf systeem) Workshops (Samen met je coach kijken of groei in bepaalde vakken of leergebieden voldoende is) Zelfstandig werken (onder begeleiding van een coach met medeleerlingen projecten/opdrachten uitvoeren) Repeterende kennistoetsen (specifieke kennis die de leerling opdoet op deelgebieden worden getoetst. Herhaling totdat de leerling de stof voldoende beheerst) Ondernemersschap (onderbouw: ontwikkeling van de algemene vaardigheden. Bovenbouw: leren van beroepsvaardigheden en vaardigheden die de leerling nodig heeft voor zijn studie in het vervolgonderwijs). Goal (persoonlijke coach; iemand die studeert, uit het bedrijfsleven of met een eigen bedrijf)
Meeting Point (schakel tussen enerzijds de buurt(bewoners), organisaties en bedrijfsleven en anderzijds de diverse bedrijfjes binnen MCO) Praktische sectororiëntatie (dubbel uur in de week lessen in klas 3 en 4) Toekomst voor Talent (De leerlingen werken een dagdeel in de week aan projecten waarbij ze allerlei vaardigheden en competenties leren die later van pas komen. De opdrachten komen bijna allemaal van externe opdrachtgevers en kunnen heel divers zijn
Uitvoering ob / bb
Vanaf het 1e jaar LOB (vragen als Wie ben je?, Wat kun je? en Wat vind je leuk? staan centraal. Wat houden de beroepen in en hoe kun je het worden. In het 1e jaar is er ook een Beroepen Oriëntatie Week. In het 2e jaar volg je praktijklessen. Tijdens open dagen kun je alle afdelingen bezoeken. Mensen uit het werkveld vertellen over hun beroep. Beroepentest. Einde van het 2e jaar kies je een beroepsrichting (of een sector wanneer de leerling het nog niet zeker weet.)
In het 2e jaar volgen leerlingen een dubbel uur in de week lessen in de verschillende sectoren van klas 3 en 4. In het 3e en 4e jaar lopen leerlingen stage in bedrijven. Na diplomering: afspraken met ROC dat na het verlaten van de school de leerlingen het eerste half jaar gevolgd worden.
Groepssamenstelling
62 verschillende nationaliteiten 90% van de leerlingen is allochtoon Ongeveer 5% is te typeren als risicoleerling
In samenwerking met
Leerlingbegeleiders Mentoren Keuzebegeleiders Decanen
Mentoren Decanen Stagecoördinator Doorstroomcoördinator Oudercontactpersonen
Open Schoolgemeenschap Bijlmer (OSB) ism Montessori College Oost / Amsterdam
School / locatie Leerweg
Wellant College / Utrecht
ROC Midden Nederland / Utrecht
Basisberoepsgericht (BBL) Kaderberoepsgericht (KBL) Gemengd (GL)
Theoretisch (TL)
Het Northgo College in Noordwijk wilde meer praktijk aan de theoretische leerweg toevoegen. Veel leerlingen op het vmbo zijn immers praktisch ingesteld. Bovendien wilde de school de elektronische leeromgeving die in de Tweede Fase van het havo en vwo gebruikt wordt ook inzetten op het vmbo voor het digitaal portfolio. De ICT-route met het sectoronafhankelijk programma en allerlei vaardigheden was daarom een buitenkans. In korte tijd zijn er een aantal stappen genomen om de route in de theoretische leerweg toe te passen.
Omschrijving project
Afdeling / Sector Gestart Naam project Aanleiding
Vmbo groen
Marketing & Communicatie
Techniek
Natuurlijk leren
Verbindend leren
ICT-route (Axis) mbv ELO (elektronische leeromgeving)
2002
In opdracht van de wijkraad Zuidwest uit Utrecht heeft EB management de wijkraadpleging over het onderwerp veiligheid georganiseerd. EB Management stelde voor om jongeren in te zetten in de ontwikkeling van PR materiaal voor deze bijeenkomsten. Een belangrijk argument was om de moeilijk maar cruciale groep binnen het veiligheidsdebat te bereiken door de jongeren een onderdeel te laten vormen van de voorbereidingen voor de wijkraadpleging. Een docente van Roc Midden Nederland reageerde op de uitnodiging om mee te werken aan een voortraject van de wijkraadpleging. 12 leerlingen uit leerjaar 3 stortte zich 10 weken op de ontwikkeling van PR materiaal en de uitvoering van PR activiteiten.
- de ICT-route een vaste plek op de school - een samenhang vinden tussen een aantal praktische componenten binnen TL - de ELO gebruiken voor een digitaal portfolio - vakoverstijgend werken binnen de ICT-route
Doel
Resultaat
Northgo College / Gorinchem
- er is een goede basis gelegd voor meer toekomstige projecten - de leerlingen hebben geleerd om samen te werken en samen met een echte opdrachtgever, om verantwoordelijkheid te nemen en te delen - de leerlingen geven aan meer van de praktijk te leren, meer gemotiveerd te zijn - de leerlingen vonden het leuk als volwaardige partner gezien te worden - de beroepscompetenties zijn goed geoefend en getoetst - de aanwezigheid en inzet van de leerlingen is toegenomen - de leerlingen zijn gegroeid in hun kunnen en zelfverzekerdheid
Leermomenten / succesfactoren Leerroute # Leerlingen Scenario LOB schooljaar Voorbeelden inhoud Uitvoering ob / bb Groepssamenstelling In samenwerking met
120
3 en 4
School / locatie
Merewade College / Gorinchem
Leerweg
Kaderberoepsgericht (KBL) Basisberoepsgericht (BBL) Theoretisch (TL) Gemengd (GL)
Omschrijving project
In het MEVO project van het Merewade College in Gorinchem worden de programma’s Metaal, Elektro en Voertuigen samengevoegd in de nieuwe didactiek van de werkplekkenstructuur (WPS). Leerlingen krijgen een volledige beroepstaak als opdracht en leren al doende de verschillende deeltaken goed uit te voeren. Ze komen zo ook op een natuurlijke manier in contact met de kennis die zij voor het uitvoeren van de taken nodig hebben. De aanpak bepalen ze zelf en ze worden hierbij door de docenten gecoacht. De leraren geven geen plenaire instructie meer. Wil deze aanpak aanslaan, dan moet er bij docenten voldoende draagvlak zijn. Deze good practice laat zien hoe het Merewade er in is geslaagd om dit draagvlak te krijgen.
G.K. van Hogendorp Scholengemeenschap / Rotterdam
OSG Nieuw Zuid (locatie Hillevliet)* / Rotterdam Basisberoepsgericht (BBL) Kaderberoepsgericht (KBL)
Afdeling / Sector Gestart Naam project
2002
Aanleiding
- Docenten hebben beperkte tijd om een relatie met leerlingen op te bouwen - Het slechte imago van techniek - De instroom in techniekopleidingen liep terug - De wens van het bedrijfsleven sloot niet aan bij de specifiek ingerichte afdelingsprogramma's
Doel Resultaat
MEVO project: natuurlijk leren (vooral uitgewerkt binnen het andere project van het Merewade:RTO)
- Alle docenten werken volgens de WPS: ze geven geen klassikaal les meer - Het programma MEVO is opgesteld. Docenten werken met veel plezier. De werkdruk lijkt niet verhoogd. - Docenten leren om andere technische vakken te geven dan hun oorspronkelijke vakgebied - Docenten en leerlingen zien elkaar nu meer, omdat theorie- en praktijkuren zijn samengevoegd.
Leermomenten / succesfactoren
- Van belang om met een brede groep mensen te spreken over aankomende veranderingen en suggesties hiervoor - Er zijn altijd mensen die weerstand hebben - Niet als onderwijs alleen, maar samen met bedrijfsleven optrekken - Gebruik maken van ervaringen bij andere vmbo-scholen of ROC's
Leerroute
Samenvoeging van de programma's Metaal, Elektro en Voertuigen binnen een nieuwe didactische structuur: werkplekkenstructuur (WPS). De docent binnen WPS is meer begeleider en coach van de indivduele leerling.
# Leerlingen Scenario LOB schooljaar
Ouderbetrokkenheid
270 2 (in ontw. naar 3) 1 en 2
2, 3, 4
School / locatie Doel Resultaat
Merewade College / Gorinchem
- Van belang om met een brede groep mensen te spreken over aankomende veranderingen en suggesties hiervoor - Er zijn altijd mensen die weerstand hebben - Niet als onderwijs alleen, maar samen met bedrijfsleven optrekken - Gebruik maken van ervaringen bij andere vmboscholen of ROC's
Leerroute
Samenvoeging van de programma's Metaal, Elektro en Voertuigen binnen een nieuwe didactische structuur: werkplekkenstructuur (WPS). De docent binnen WPS is meer begeleider en coach van de indivduele leerling.
270 2 (in ontw. naar 3) 1 en 2
2, 3, 4
Leerlingen worden op dit moment vooral begeleid in het kiezen van een sector na leerjaar 2 en het kiezen van een vervolgopleiding na leerjaar 4.
Homogeen in diverse grootte qua samenstelling
Groepssamenstelling In samenwerking met
OSG Nieuw Zuid (locatie Hillevliet)* / Rotterdam
- Alle docenten werken volgens de WPS: ze geven geen klassikaal les meer - Het programma MEVO is opgesteld. Docenten werken met veel plezier. De werkdruk lijkt niet verhoogd. - Docenten leren om andere technische vakken te geven dan hun oorspronkelijke vakgebied - Docenten en leerlingen zien elkaar nu meer, omdat theorie- en praktijkuren zijn samengevoegd.
Leermomenten / succesfactoren
# Leerlingen Scenario LOB schooljaar Voorbeelden inhoud Uitvoering ob / bb
G.K. van Hogendorp Scholengemeenschap / Rotterdam
Innovam Bovag Goese Lyceum Geminicollege (RTO)
Stageadressen Voorlichters ROC contacten Mentoren
School / locatie
Gemini College / Ridderkerk
Scholengemeenschap Dalton-vatel / Voorburg
Leerweg
Lwoo
Kaderberoepsgericht (KBL) Basisberoepsgericht (BBL)
Omschrijving project
Het technisch beroepsonderwijs is voor veel leerlingen niet boeiend genoeg om hun studieloopbaan af te maken. Ook schort het regelmatig aan een goede afstemming tussen school en bedrijfsleven. Praktisch ingestelde leerlingen haken nogal eens af, omdat er niet voldoende praktijkgericht wordt gewerkt. Het project Leerwegen in Rijnland (LIR) probeert deze voortijdige uitstroom uit het technisch beroepsonderwijs te keren door de relatie tussen school en bedrijf te verbeteren. Een extern bureau matcht scholen en bedrijven. Vervolgens neemt een docent contact op met het bedrijf op het moment dat hij stageplekken zoekt. De leerlingen werken één vaste dag in de week bij een bedrijf onder begeleiding van een praktijkopleider die samen met de docent de stagewerkzaamheden afspreekt.
Integraal Ontwerpen kan het technisch onderwijs Scholengemeenschap Dalton-Vatel, één van voor leerlingen en docenten aantrekkelijker de scholen in het Axis programma ICT-route, maken doordat het nauw aansluit bij de werkwijze is in 2001 gestart met een experimentele van moderne bedrijven. Het is een praktijkgericht opleiding voor ICT-functionarissen voor het uitgangspunt voor de didactiek van het MKB. Evenals de andere vmbo-opleidingen voorbereidend en middelbaar technisch uit de ICT-route heeft ook deze school van beroepsonderwijs waarin zelfstandig, natuurlijk en het ministerie van OC&W vrijstelling ontdekkend leren een belangrijke rol spelen. gekregen van de verplichte examens. Deze Leerlingen doorlopen in IO de vijf fasen van het good practice beschrijft de manier waarop bedrijfsproces. In de opdrachten die ze uitvoeren, sociaal-constructivistische leeropvattingen komen de vakken in samenhang aan bod. Ze zijn ingebed in de ICT-route in de onderbouw beginnen aan complete, authentieke opdrachten van de school. Wat het experiment om van daar uit terecht te komen bij daarnaast zo bijzonder maakt, is dat de vakspecifieke onderdelen in plaats van andersom. opleiding al in het eerste jaar van het vmbo begint.
Afdeling / Sector
Techniek
Techniek
Techniek
2002
2001 /2002
Revival Technisch Onderwijs (RTO) "Integraal Ontwerpen (IO)"
ICT-route
Gestart Naam project Aanleiding
Leerwegen in Rijnland
- instroom in het vmbo en de doorstroom naar het mbo loopt dramatisch terug - het onderwijs sluit slecht aan bij de veranderde wensen van de praktijk (de vraag naar specialisten neemt af / er is meer behoefte aan breed opgeleid personeel)
Gemini College / Ridderkerk
School / locatie Doel
Kwaliteitsverbetering van het technisch beroepsonderwijs in de regio Rijnland dmv activiteiten die de samenwerking tussen de beroepsopleiding en de beroepspraktijk moeten verbeteren.
Het beschrijven van de veranderende rol van de docent, wanneer er gewerkt wordt volgens het Integraal Ontwerpen principe. (Leerlingen gaan in teams aan het werk. Elk team krijgt een tutor aangewezen.)
Resultaat
- Wederzijdse 'binnenlooprelatie'tussen scholen en bedrijven. - Het bedrijvencontact is verdubbeld naar ruim 30 - Het contact met bedrijven is verbeterd door kortere lijnen - Meer kennisdeling door de goede samenwerking - Scholen krijgen materialen van bedrijven. - Binnen het onderwijs organisatorische aanpassingen zoals het vrij roosteren van leerlingen voor de vaste praktijkdag - De docent is niet meer alleen de kennisoverdragende docent.
Docentenrol verandert. Klassikale lessen worden vervangen door groepsgewijze instructielessen, ondersteunend aan het project. Docent geeft sturing en begeleiding wanneer er behoefte is (afhankelijk van het leerproces van de leerling). Project heeft geresulteerd in de RTO Consortium waarin scholen en bedrijven participeren.
Leermomenten / succesfactoren
- De impuls die gegeven moet worden om relaties tussen docenten en ondernemers te bewerkstelligen, blijkt veel groter dan verondersteld. - Wanneer de coördinatie, om geschikte bedrijven te contracteren, door een extern bureau wordt ge-daan, hebben docenten meer tijd voor het uitzoeken van de behoeftes en wensen van leerlingen. - Bedrijven zijn zelf positief over de contacten die zij met de school leggen, omdat zij op deze manier meer zicht krijgen op de capaciteiten en vaardigheden die leerlingen in het onderwijs ontwikkelen. - de overige lesdagen voornamelijk gevuld zijn met algemeen vormende en praktijktheorievakken. - Het invullen van het stagewerkboek levert voor leerlingen vaak problemen op. - een vaste praktijkdag vergt vooralsnog meer tijd van leerlingen en docenten - Donderdag praktijkdag’ is een belangrijke succesfactor; deze planning zorgt ervoor dat de lesweek van de leerling ‘breekt’ - De conjunctuur heeft invloed op de bereidwilligheid van bedrijven om leerlingen een stageplek te geven.
- De rol van de tutor wordt door leerlingen en docenten niet altijd als prettig ervaren - Het werkoverleg (tussen tutor en team) wordt niet altijd als relevant ervaren door leerlingen - Docenten geven aan dat ze erg veel moeten sturen en begeleiden - De organisatie binnen een school moet zich flexibel kunnen opstellen
Leerroute # Leerlingen Scenario LOB schooljaar Voorbeelden inhoud Uitvoering ob / bb Groepssamenstelling In samenwerking met
Scholengemeenschap Daltonvatel / Voorburg
School / locatie
Corbulo College / Voorburg
Leerweg
Kaderberoepsgericht (KBL)
Stedelijk College / Zoetermeer
Bonaventuracollege / Leiden
Omschrijving project
In maart 2001 startte het Corbulo College met de voorbereiding van een programma Techniek Breed voor de kaderberoepsgerichte leerweg. De invoering van het vmbo in augustus van dat jaar vormde een welkome aanleiding. Binnen zes maanden was er al een pilotklas. Deze vliegende start waarin het Corbulo al ontwikkelend implementeerde, heeft er toe geleid dat er al in het schooljaar 2002-2003 een techniekbreed lessenaanbod was waarin leerlingen zich beter konden oriënteren. Deze good practice geeft een beeld van de totstandkoming van dit programma.
Afdeling / Sector
Techniek
Gestart Naam project
2001 / 2002
2006 / 2007
Techniek breed
Beroepsoriëntatie (BO) voor de theoretische leerweg
Theoretisch (TL) Theoretisch met "plus aanpak" Basisberoepsgericht (BBL) Basisberoepsgericht (BBL) met leerwegondersteuning Kaderberoepsgericht (KBL) Op het Stedelijk College in Zoetermeer is medio 2004 het derde Economie-plein geopend. Op een Economie-plein werken vmboleerlingen zelfstandig en in groepjes aan hun opdrachten voor de beroepsgerichte vakken van het intrasectorale programma Handel en administratie. Volgens de voortrekkers ervan, Bianca Prinsen en Fred Cornelisse, zijn de Economie-pleinen een goed concept om leerlingen gemotiveerder en zelfstandiger te laten werken.
De vernieuwing in het vmbo-t is over het algemeen nog niet groot. In dit bijzondere traject van het Bonaventuracollege echter wordt in de bovenbouw (3e en 4e klassen) van het vmbot een omvangrijk programma voor beroepsoriëntatie opgezet. In samenwerking met de regionale ROC’s werken leerlingen aan opdrachten, op de eigen school, bij het ROC en bij stagebedrijven. Hiertoe zijn contextrijke leerlijnen van “prestaties” opgesteld, worden de vorderingen bijgehouden in een (digitaal) loopbaandossier en is een begeleidingsstructuur ontwikkeld. Het programma biedt een inhoudelijk antwoord op de onduidelijke tussenpositie (avo dan wel voorbereidend beroepsonderwijs van het onderwijstype theoretische leerweg vmbo (mavo).
Aanleiding Doel Resultaat Leermomenten / succesfactoren Leerroute # Leerlingen Scenario LOB schooljaar
3 en 4
Voorbeelden inhoud Uitvoering ob / bb Groepssamenstelling In samenwerking met
ROC Leiden ID College Stagebedrijven
School / locatie
STIP / Leidschendam - Samenwerken binnen Thema's aan Individuele Prestaties
Leerweg
Kaderberoepsgericht (KBL) Gemengd (GL) Theoretisch (TL)
Omschrijving project Afdeling / Sector
Interconfessioneel Makeblijde College (IMC) / Rijswijk
Hooghuis Lyceum / Oss
Mentoring & Coaching
Mentoring & Coaching (Tutor leren)
Zorg & Welzijn, handel & administratie, landbouw, techniek 2005 / 2006
Gestart Naam project
Natuurlijk leren
Aanleiding Doel Resultaat
Leerlingen gekoppeld aan een coach vanuit het bedrijfsleven of maatschappelijke organisatie
Leermomenten / succesfactoren Leerroute # Leerlingen Scenario LOB schooljaar Voorbeelden inhoud
Uitvoering ob / bb
Groepssamenstelling In samenwerking met
150
1 en 2 Werken met leermeesters en werkmeesters (workshops en cursussen). Eerste drie jaar geen cijfers.
De leerlingen van het 1e leerjaar oriënteren zich breed op 2 sectoren. Onder begeleiding van een tutor (bovenbouwleerling) maken zij kennis met de verschillende afdelingen van de 4 verschillende sectoren. Twee periodes van 5 weken tutorleren waarbij ze 1 dagdeel per week in 2 sectoren gaan werken.
Voorbeelden doorlopende leerlijnen School
R.K. SG Kempenhorst / Noord-Brabant
ROC Gilde Opleidingen / Limburg en ROC Gilde Opleidingen / Noord-Holland Limburg en Noord-Holland
Onderwijssoort
hbo, mbo, vmbo
mbo
mbo, vmbo
Sector
Kunst
Techniek (bouw)
Techniek
Project
vmbo - mbo Kunst, Cultuur, Media
Projectregeling Periode
HPBO en INOP
Bouwen aan een doorlopende leerlijn HPBO en INOP
Doorgaande leerlijnen (v)mbo Axis
mrt 2005 tot apr. 2005
sept. 2005 tot juli 2006
Samenvatting
De nieuwe opleidingen in het domein kunst, cultuur & media op mbo-niveau van meet af aan ontwikkelen in nauwe samenwerking met het VMBO (en HBO) met als doel een aansluiting VMBO-MBO Kunstonderwijs tot stand te brengen. Hierbij rekening houdend met de regionale invulling. Centraal in deze aanpak staat talentontwikkeling. Het project heeft zich georiënteerd op 4 richtingen en zal in de toekomst worden uitgebreid: dans (artiest), organisatorisch en publicitair medewerker in de kunstensector, art & design en cultuureducatie.
Deelnemers, leerlingen en studenten bouwen samen een opleidingswoning, inclusief installaties. Zij worden in de dagelijkse praktijk begeleid door een aannemersbedrijf en docenten van de betrokken scholen en samenwerkingsverbanden.
Activiteiten
- beroepenvoorlichtings/documentatiecentrum - Nieuwsbrief voor ouders / verzorgers - beroepenavond leerjaar 2 en 3 - mbo lijst open dagen - studiekeuzeprogramma (schoolweb.nl) - (digitaal) aanmeldingsformulier en doorstroomdossier aantal vervolgopleidingen
Website
www.kempenhorst.nl
www.techniek.gilde.net
www.techniek.gilde.net
8.4 Overzicht lesmateriaal Uitgeverij
LDC
LDC
LDC
Titel lesmateriaal Inhoud
Optie vernieuwd
Wonderlijk werkboek
School Traject
Optie is een LOB-methode voor leren leren, kiezen én leven.
Wonderlijk Werkboek begeleidt leerlingen School Traject begeleidt leerlingen naar hun arbeidsidentiteit. door het LOB-proces
Folio/webbased/gaming -simulatie/anders Leerjaren/niveau
Folio en cd-rom
Folio
Webbased
vmbo onder- en bovenbouw, havo/vwo onder- en bovenbouw
vmbo leerjaar 2
vmbo onder- en bovenbouw, havo/vwo onder- en bovenbouw
Arrangement
Werkboek (met of zonder cd-rom), ouderbrochure, stagelesbrief, (vmbo) video, mentorhandleiding, profielboek (havo/vwo)
Leer-/werkboek
Digitale applicatie met vragenlijsten, informatie over beroepen en opleidingen, en digitaal portfolio
Methode (LOB)kenmerken
Optie is een illustratieve, actuele methode en bevat gerichte informatie over loopbaanorientatie en/of studiekeuze.
Wonderlijk Werkboek is een zoektocht naar de arbeidsidentiteit voor leerlingen in vmbo-2. Geen vragenlijsten en tests, maar met opdrachten om tot de kern te komen. Het bevat geen beroepen en opleidingeninformatie. Het boek wordt meestal gebruikt tijdens een projectwerk.
Aan de hand van vragenlijsten, het competentiespel en een schat van informatie over beroepen, opleidingen en de arbeidsmarkt ontdekt de leerling waar hij staat.
Diversen
Optie kan aangevuld worden met School NVT Traject webbased (Samen vormen ze een integraal duo voor leerlingbegeleiding). Beide zijn ook ook onafhankelijk van elkaar te gebruiken voor LOB.
Optioneel Prijs
Optioneel: ouderbrochures vmbo: werkboek (los) € 7,25, incl. cd-rom Leer-/werkboek € 13,95 € 12,75, ouderbrochure € 3,25, video € 43,00, mentorhandleiding € 27,50
€ 1.170,05 (exclusief 1-daagse training, € 395,00 of € 1.400,00: incompany )
Werkvorm(en)
klassikaal, zelfstandig
klassikaal, zelfstandig
klassikaal
Wat de leerling doet, volgt de decaan of mentor rechtstreeks. Zo houdt hij zicht op de vorderingen van de individuele leerlingen of van groepen leerlingen. Bovendien is alles te printen en wordt alles opgeslagen in het (webbased) portfolio.
Uitgeverij
LDC
APS
APS
Odysseus
The Real Game
Beroepskeuzedagboek als totaalpakket
Odysseus is een loopbaanmethode.
De methode Beroepskeuzedagboek biedt The Real Game biedt leerlingen de mogelijkheid kennis te maken met de dienstverlening op het gebied van loopbaanoriëntatie en -begeleiding. wereld van beroepen
Folio/webbased/gaming -simulatie/anders
Folio en cd-rom
Simulatie- of rollenspel
Leerjaren/niveau
vmbo onder- en bovenbouw (laag niveau)
vmbo onder- en bovenbouw, havo/vwo 2e en 3e klas vmbo en havo/vwo en havo/vwo onder- en bovenbouw bovenbouw
Arrangement
Folio: werkboeken vmbo en havo/vwo (onder- en bovenbouw), cd-rom: loopbaaneducatie en informatie cdrom
Folio: spelbord, kaarten, opdrachten voor vmbo, havo en vwo
Titel lesmateriaal Inhoud
Het spel laat leerlingen kennismaken en foto’s die de leerling in ongeveer 50 met de wereld van beroepen zonder een echte oriëntatie op werk en/of seconden per afbeelding een goede beroep. indruk geven van beroepen en opleidingen op alle niveaus.
Methode (LOB)kenmerkenDe cd-rom bevat honderden filmpjes
Diversen
De cd-roms herbergen clips van praktijkberoepen, mbo- en hoberoepen en ho- en mbo-opleidingen. Korte schriftelijke en gesproken tekst ondersteunen de filmpjes.
Optioneel
Delen voor leerjaar 2: folio. 3e jaar vmbo: folio + online vragenlijst en digitaal portfolio
2 Leer-/werkboeken: Pionier en Loopbaanverkenner. (Spoorzoeker is 2e klas havo/vwo: ook geschikt voor vmbo t) De methode bereidt de leerlingen stapsgewijs voor op het maken van een keuze voor sector, leerweg en / of afdeling waarbij het accent ligt op orienteren. Het bereidt voor op de studiekeuze na het vmbo en het samenstellen van het vakkenpakket. Het loopbaandossier uit de methode kan dienen als handelingsdeel in de eindterm K1 van oriëntatie op leren en werk.
The Real Game bestaat uit vijf delen met daarin 18 kernactiviteiten. Elk met een lesplan, leerdoelen, leeruitkomsten en alle materialen die nodig zijn voor meermalig gebruik. De spelduur is in totaal 20 à 25 uur. The Real Game kan worden aangevuld met optionele activiteiten, waardoor het tot een speeltijd van 40 uur of langer kan worden uitgebreid.
Leerlingen starten in klas 2 vmbo met Pionier of Spoorzoeker (vmbo t) met de orienterende fase. Loopbaanverkenner bouwt voort op de gebruikte methoden in klas 2 en bereidt voor op studiekeuze na het vmbo en het samenstellen van het vakkenpakket.
Optioneel: handleiding voor de begeleider, leerlingmapjes, het
Optioneel: handleiding voor ouders, stagelogboek
Prijs
toekomstdossiers (alleen voor licentiehouders) € 15,00
€ 4.545,00 (inclusief een tweedaagse in-companytraining)
Pionier (vmbo b-k-g-t) € 10,00, Spoortzoeker (vmbo-t, havo, vwo) € 8,00, Loopbaanverkenner € 10,00
Werkvorm(en)
klassikaal, zelfstandig
(project)groep
klassikaal, zelfstandig
Uitgeverij
EPN
Remmers
Multiple Choice
Keuzedossier
Kiezen op komst
MC is een totaalpakket voor geÏntegreerde leerlingbegeleiding.
Keuzedossier is een digitaal portfolio met werkboeken voor oriëntatie op studie en beroep; profielkeuze en loopbaanoriëntatie.
Kiezen op komst helpt leerlingen bij het kiezen voor een afdeling, een sector en een leerweg.
Folio/webbased/gaming -simulatie/anders
Folio, cd-rom en dvd (keuzemogelijkheden op het vmbo)
Folio en webbased
Folio, DVD en cd-rom
Leerjaren/niveau
vmbo onder- en bovenbouw, havo/vwo onder- en bovenbouw
vmbo onder- en bovenbouw, havo/vwo onder- en bovenbouw vmbo klas 2
Arrangement
Werkboeken in de vorm van een magazine. De cd-rom bevat veel testjes en informatie over meer dan 1400 beroepen en opleidingen.
Werkboeken en digitaal portfolio (www.keuzedossier.nl)
Werkboeken, DVD en cd-rom
Methode (LOB)kenmerken
MC geeft met de module Keuzebegeleiding informatie over vakken, sectoren, profielen, opleidingen en beroepen.
De wereld van de beroepen wordt van allerlei kanten belicht. Er is aandacht voor het soort werk, competenties, m/v, uniformberoepen, loon en niveaus. De applicatie 'beroepen' is daarbij de onuitputtelijke bron van gegevens. De structuur van sectoren, afdelingen, intra- en intersectorale programma's wordt uitgelegd. De kenmerken van en belangrijke vakken in een sector helpen de leerling een passende keuze te kunnen maken voor klas 3 en 4.
Aan het eind van vmbo klas 2 moeten de leerlingen kiezen voor een afdeling, een sector en een leerweg. Kiezen op komst helpt bij het maken van deze keuze.
Diversen
De leerling wordt in een doorlopende leerlijn ondersteunt (vanaf de onderbouw) in zijn keuzes voor een vak, een sector, een profiel, een opleiding of beroep. Leerlingen krijgen informatie over vakken, sectoren, profielen, opleidingen en beroepen. Ze kijken praktisch en doelgericht naar wie ze zijn, wat ze willen en wat ze kunnen. Zo onstaat stap voor stap een beroepsbeeld.
Werkboeken: alle antwoorden bij opdrachten die relevant zijn voor de uiteindelijke keuze van een sector en een afdeling bewaart de leerling in een digitaal portfolio op www.keuzedossier.nl óf achter in het werkboek waar het portfolio ook is opgenomen. De website en het digitaal portfolio zijn zowel voor leerling als decaan of mentor toegankelijk met een persoonlijke gebruikersnaam en password.
Kiezen op komst is te gebruiken in combinatie met elke andere methode voor studie- en sociale vaardigheden.In dit boekje staan naast invulopdrachten ook veel doe-opdrachten. Daarnaast horen bij dit boekje 1 DVD en een Cdrom. Een beroepen-DVD met 60 filmpjes van beroepen. De cd-rom Traject is een digitale loopbaanplanner met veel informatie over studie en beroep
Prijs
Keuzebegeleidingspakket (incl. cd-rom + PSO module/wegwijzer € 15,00. Losse modules: PSO, wegwijzer vmbo, opleiding & beroep, vakkenwijzer vmbo € 8,83, DVD Your Choice € 32,50,
Leerstofmodule orientatie op studie en beroep € 17,50, leerstofmodule loopbaanorientatie € 19,95. De prijs van een leerstofmodule is incl. IDL-module en de IDS-module. De methode keuzedossier wordt uitgeleverd bij minimaal 25 exemplaren van een of meer leerstofmodules.
Werkboek € 8,25, docentenhandleiding gratis te downloaden
Werkvorm(en)
klassikaal, zelfstandig
klassikaal, zelfstandig
klassikaal, zelfstandig
Titel lesmateriaal Inhoud
Eisma
Uitgeverij
ThiemeMeulenhoff
Malmberg
Titel lesmateriaal Inhoud
DiBiZ
Schoolweb
Koerswijzer
DiBiZ is een brede methode voor leerlingbegeleiding
Schoolweb is een uitgebreide site die veel informatie biedt over studie en beroepen
Koerswijzer is een methode voor orientatie op studie en beroep
Folio/webbased/gaming -simulatie/anders
Folio
Webbased
Folio en digitaal
Leerjaren/niveau
vmbo en havo/vwo onderbouw
vmbo en havo/vwo
vmbo/havo/vwo (onder- en bovenbouw)
Arrangement
Katernen, logboekkatern
Studie Keuze Programma (webbased): informatie Leer-/werkboeken: Mijn leerweg, en cdover beroepen en opleidingen, TKMST Test rom met sector-, beroepen- en (webbased): interesse en sector-/profielkeuze, opleidingeninformatie TkMST cd-rom,
Methode (LOB)kenmerken
In DiBiZ hebben alle drie de domeinen (studievaardigheden, sociaal-emotionele vaardigheden, loopbaan-oriëntatie en beroepskeuze) hun eigen plaats. Deze domeinen worden in drie aparte katernen behandeld (Mijn Studie, Mijn Leven en Mijn Toekomst). Het domein loopbaanorientatie wordt behandeld in het laatstgenoemde katern
De hele site schoolweb.nl is gericht op het begeleiden van de leerling naar een juiste sectorkeuze. De opdrachten in het Studie Keuze Programma bevat veel informatie over opleidingen en beroepen. De studiekeuzeopdrachten helpen de leerling te ontdekken waar de interesses liggen en hoe ze extra informatie over opleidingen beroepen die zij interessant vinden, kunnen vinden.
Diversen
DiBiZ staat voor: Dit ben ik zelf en is een methode voor leerlingbegeleiding. De katernen zijn afzonderlijk te gebruiken. Door de opzet is het voor de docent mogelijk om de methode in combinatie met eigen lesmateriaal te gebruiken. Met behulp van het logboek kan de docent de verrichtngen van zijn leerling volgen.
Door middel van de opdrachten in het Studie Keuze Programma of de cd-rom, krijgt de leerling informatie over opleidingen en beroepen. De opdrachten helpen hem te ontdekken waar de interesses liggen en hoe ze extra informatie over opleidingen beroepen die zij interessant vinden, kunnen vinden. Leerlingen kunnen zich ook abonneren op een TKMST nieuwsbrief voor vmbo.
Prijs
Katen Mijn Toekomst: leerjaar 1 € 7,70, leerjaar 2 € 9,90. Logboek: alle leerjaren € 1,50. Docentenhandleiding € 15,50.
Gratis voor leerlingen
leer-/werkboeken € 15,95, studiekeuzeboeken € 17,25, profielkeuzeboek € 19,95
Werkvorm(en)
klassikaal, zelfstandig
klassikaal, zelfstandig
klassikaal, zelfstandig
Esstede
Koerswijzer is keuzebegeleiding met een ruimte aandacht voor leren leren en persoonlijke kwaliteiten en ontwikkeling. De leerling kan hiermee stapsgewijs leren kiezen met de grondhoudingen als leidraad.
Uitgeverij
NijghVersluijs
ROC
Titel lesmateriaal Inhoud
Traject
Opleidingenberoep.nl
Traject is een geïntegreerde methode voor Met behulp van deze site kan de gebruiker op zoek naar leerlingbegeleiding voor alle niveaus in het opleidingen en cursussen, beroepen en vacatures, voortgezet onderwijs stages en leerwerkplekken, EVC-procedures en achtergrondinformatie. Ook wordt de mogelijkheid geboden om eerst te orienteren door middel van tests, films, verhalen en achtergrondinformatie.
Folio/webbased/gaming i l ti / d Leerjaren/niveau
Folio en digitaal
Site
vmbo/havo/vwo (onder- en bovenbouw)
alle leerjaren
Arrangement
Leer-/werkboeken + cd-rom bij elk deel
Zoeksite naar opleidingen en beroepen. Tests, open dagen en nuttige overige info
Methode (LOB)kenmerken
De methode Traject voorziet in een longitudinale leerlijn voor leerlingbegeleiding. De leerling wordt getraind in algemene vaardigheden en taalvaardigheid.Traject Arbeidsorientatie is opgezet vanuit dezelfde uitgangspunten als Traject. Traject Arbeidsorientatie is bestemd voor stagebegeleiding van leerlingen in het vmbo. De methode biedt docenten mogelijkheden voor individuele begeleiding. Het leerwerkboek gaat uit van de praktijksituatie en traint vaardigheden van leerlingen op het gebied van werk, solliciteren, etc.
De portal Opleiding en Beroep geeft veel informatie, maar is ook bedoeld om gebruikers te helpen hun weg te vinden tijdens hun levenslange leren. Daarom is er een zoekmachine voor mensen die al precies weten wat ze zoeken. Maar er zijn ook oriëntatie-instrumenten voor mensen die eerst eens willen rondneuzen. Daarnaast is het mogelijk een eigen profiel aan te maken zodat precies díe informatie wordt geselecteerd, die voor de gebruiker van belang is.
Diversen
Studie- en beroepskeuze vormt in Traject een onderdeel van het bredere sociaalemotionele thema 'leren kiezen'.
Prijs
Leer-/werkboek incl. cd-rom € 19,75, leer- gratis /werkboek keuzedeel kiezen € 10,75. Docentenhandleiding is gratis te downloaden.
Werkvorm(en)
klassikaal, zelfstandig
zelfstandig
Methoden die buiten dit overzicht zijn gelaten: (Methode)naam
Reden
Optie vertrouwd
voorloper Optie vernieuwd
Keuzebegeleiding (EPN)
is nu geintegreerd in MC
Traject
is methode voor Verpleging en Verzorging MBO
MBO-wijzer
is een site die beschikbaar gesteld wordt door het kenniscentrum ECABO (voor meer informatie: zie bijlage 6.5)
Roc.nl
de site Opleidingenberoep.nl is voortgebracht door ROC. ROC.nl bevat meer informatie voor MBO en HBO.
Opmerking: dit onderzoek richt zich op het vmbo, daarom zijn havo/vwo in dit overzicht, behalve bij leerjaren en niveau, buiten beschouwing gelaten
8.5 Overzicht kenniscentra Geraadpleegde bronnen (telefonisch en via internet) Colo
Kenniscentrum handel
PMLF
Innovam Groep
Aequor
Kenteq
Savantis
VOC
Ecabo
Kenwerk
SH&M
VTL
Fundeon
KOC Nederland
SVGB
OVDB
GOC
Lift Group
SVO
Kenniscentrum
Ondersteunen scholen t.b.v. sectorkeuze/invulling PSO
Vmbo algemeen (producten en diensten)
Aeqor
Aeqor biedt leermiddelen aan specifiek voor Aeqor biedt leerwerkplekken aan aan leerling in het werkveld PSO. Het is praktisch materiaal gericht op voedsel en leefomgeving. Aequor hanteert voor het erkennen van oriëntatie op de sectoren Techniek, Economie, leerbedrijven een aantal kwaliteitseisen. Bedrijfsadviseurs Zorg en welzijn en Voedsel en Groen. Ook zijn er beoordelen in een erkenningsgesprek of een bedrijf geschikt is als specifieke delen voor oriëntatie op de leerbedrijf. Bij bedrijven voor leerwerktrajecten wordt in het afdelingen binnen de sector landbouw gesprek extra aandacht besteed aan de wijze van en ruimte voor het begeleiden van deze jonge doelgroep.Verder bieden ze leermiddelen aan.
Ecabo
Praktijkopdracht voor tweedejaars vmboleerlingen ('het kantoor').
Het Ecabo biedt veel producten en diensten aan aan scholen. Zij stellen allerlei onderzoeken beschikbaar: Nagenoeg de meeste activiteiten zijn gericht op vmbo algemeen en vergelijkingsonderzoek eindtermen mbo-vmbo, mbo Evenals de meeste andere kenniscentra, biedt ook Ecabo onderzoeksgegevens over uitstroom vmbo en instroom leermiddelen aan. Daarnaast heeft het ECABO, speciaal voor mbo etc. Daarnaast bieden zij ondersteuning aan bij het leerlingen in het vmbo, een site waarop leerlingen een ontwikkelen van nieuwe landelijke of regionale beroepentest kunnen doen (MBOwijzer.nl) en informatie kunnen programma's verzamelen over opleidingen
Fundeon
Voorlichting aan 2 vmbo wordt verzorgd dor een gezamenlijk comite van Stichting Haagbouw (samenwerkingsverband met zo'n 220 BBLleerlingen in dienst). Mondriaan College voor techniek en Fundeon. Ze organiseren o.a.: doedagen voor 2 vmbo'ers bij Haagbouw (verschillende doe-activiteiten + voorlichting (hiervoor worden alle vmbo's in de regio uitgenodigd), open dagen Haagbouw: speciale aandacht voor decanen vmbo-scholen, op aanvraag excursies, gastdocenten, speciale activiteiten met vmbo-scholen, aanwezigheid met stands e.d. op voorlichtingsdagen van de scholen zelf, bij voorkeur met ludieke activiteiten: een leermeerster die met een leerling aan het werk is etc. Verder organiseerden ze, in samenwerking met verschillende organisaties en opleidingen, twee beroepenmanifestaties voor tweede- en derdejaars vmbo’ers. Hierbij worden leerlingen ontvangen in een locatie waarin een route is uitgezet zodat leerlingen in een paar uur langs verschillende sectoren geleid. Door deel te nemen aan verschillende activiteiten hebben de leerlingen zelf een vak kunnen ervaren
Vier vmbo scholen organiseren samen met een groot aantal kenniscentra en het bedrijfsleven van diverse branches voor de vierdejaars leerlingen van de theoretische leerweg van het vmbo een Carrousel breed. Begin oktober 2007 gaan 450 leerlingen van genoemde leerweg twee weken naar de verschillende werkvelden binnen de door hen gekozen sectoren. Beroepenoriëntatie is het belangrijkste doel van deze activiteiten. Vooral de aftrap en alle activiteiten rond deze Carrousel wordt regionaal en landelijk publicitair groots aangepast. De opzet is deze pilot regiobreed te gaan inzetten en op termijn ook landelijk
GOC
Het GOC biedt niets aan voor PSO
Het GOC biedt leerwerktrajecten aan voor leerlingen vmbo. Een Zie boven leerwerktrajects is een stage. Er wordt geen arbeidsovereenkomst afgesloten
Innovam
Speciaal voor de lessen voertuigentechniek van Praktische Sector Oriëntatie is er een lesmap. Met opdrachten die passen bij het interesse- en opleidingsniveau van leerlingen in het tweede jaar van het VMBO. De opdrachten geven leerlingen meer inzicht in de mogelijkheden die (voertuigen)techniek biedt. Het materiaal is ook geschikt voor andere VMBO-groepen en doedagen op basisscholen
Er is een aparte site waarop leerlingen vmbo (en mbo) kunnen zoeken naar stageplaatsen/leerwerkplaatsen: www.mobiliteitsmatch.nl. Via www.passionforpower.nl kunnen leerlingen een online-beroepskeuze test maken. Ook is hier voorlichtingsmateriaal te vinden zoals: over open dagen, events, nieuwtjes en kunnen ze zich inschrijven voor een e-zine (power paper). Verder kunnen ze hier informatie krijgen over het powerboek: dit bevat informatie over opleidingen, stages en werken in de mobiliteitsbranche. Daarnaast hebben ze meegewerkt aan de actie ‘Kom in het leerbedrijf’. Innovam heeft voor ruim 750 leerlingen van honderd vmbo scholen in de week van 19 tot en met 23 maart een bezoek georganiseerd bij de ruim vierhonderd bedrijven in de sector motorvoertuigtechniek. Initiatiefnemers Taskforce Jeugdwerkloosheid, Colo (waarin de 18 samenwerkende kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven zijn verenigd), NVSNVL, Stichting Platforms vmbo en de VO-raad willen met de actieweek vmbo-leerlingen kennis laten maken met de beroepspraktijk en ze te laten nadenken over hun vervolgopleiding en beroepskeuze
Overige informatie Medio 2006 heeft Aequor een bestand opgebouwd van bijna 1493 specifiek voor vmbo-leerwerktrajecten erkende leerbedrijven. Het ontwikkelcentrum heeft in samenwerking met Aequor en de AOC Raad een pakket vmbo-leerwerktraject ontwikkeld bestaande uit een praktijkhandboek voor de begeleider en een leerwerkboek voor de leerling. Het praktijkhandboek voor de praktijkopleider Groene Ruimte biedt de praktijkopleiders tips en hulpmiddelen (werkbladen en praktijkkaarten) om de leerling in een leerwerktraject goed te begeleiden.
Een educatief voorlichtingscentrum in Harderwijk is onderdeel van de wervings- en voorlichtingscampagne, georganiseerd door Fundeon. Hier krijgen scholieren en andere belangstellenden alle informatie over de beroeps en opleidingsmogelijkheden in de bouw en infra. Het centrum wordt vooral bezocht door scholieren in het voortgezet onderwijs
Ze geven sollicitatietips voor leerlingen, bieden leermiddelen en brochures aan. Ook onderzoeksrapporten kunnen worden gedownload via hun site (CINOP)
Kenniscentrum
Ondersteunen scholen t.b.v. sectorkeuze/invulling PSO
Vmbo algemeen (producten en diensten)
Overige informatie
Kenniscentrum Handel
Kenniscentrum handel heeft (nog) niet iets specifieks voor PSO
De onderwijsondersteuning voor vmbo-leerlingen bestaat uit: portfolio. Dit is een middel waarmee leerlingen aan anderen kunnen laten zien wat ze kennen en kunnen. Leerlingen verzamelen bewijzen van hun kennis, vaardigheden, competenties en bewaren deze in een portfolio-map, in een echte map of digitaal. Daarnaast heeft het kenniscentrum, in opdracht van het Platform Sector Economie, een multimediale vaktaalassistent ontwikkeld: een digitaal woordenboek voor leerlingen van het vmbo met vaktermen en uitdrukkingen uit de economie. Ook bieden zij informatie over praktijkleren en praktijkopdrachten aan
De beroepskolom handel staat bij Kenniscentrum Handel (KCH) hoog op de agenda. Het gaat hierbij om versterking van de afzonderlijke onderwijstypen, maar ook én vooral om de verbetering van de aansluiting tussen de onderwijstypen. Doorlopende leerlijnen, dus. Hiervoor werkt KCH nauw samen met de andere kenniscentra in de sector economie: LOB HTV, ECABO en SVO. Voorbeelden van projecten zijn samenwerking tussen kenniscentra en onderwijsinstellingen op het gebied van examinering, onderzoeken naar doorstroommogelijkheden van vmbo naar mbo vrijstellingsregelingen voor het vmbo afstemming van praktische sector orientatie, werkboeken en gastlessen.. De wensen van onderwijsinstellingen en bedrijven vormen de leidraad voor de uit te voeren projecten. Inmiddels heeft KCH voor het vmbo al diverse activiteiten en producten ontwikkeld, zoals een impresariaat, een stagehandboek en praktijkopdrachten. Daarnaast bieden zij folders en brochures aan. verzorgen zij trainingen en/of workshops.
Kenteq
Het Kenteq ontwikkelt momenteel geen materialen Techniekstad is een nieuw leermiddelenconcept dat hiervoor en heeft ook niets tegemoet komt aan de vraag naar actueel en flexibel inzetbaar lesmateriaal voor vmbo- en mbo-scholen. Via de website van Techniekstad wordt digitaal lesmateriaal gedistribueerd dat door Kenteq is ontwikkeld. Dankzij de vele mogelijkheden op deze website is een docent van een installatie-, elektroof metaaltechnische opleiding in staat specifiek dat lespakket samen te stellen of die modules te kiezen die hij voor een opleiding, opdracht of zelfs een leerling relevant acht
Fondsen hebben wel materialen: voor elektroen installatiebranche is dat OTIB en voor Metaal doet bureau Top dat. Beiden worden gefinancierd door A&O en OOM. Op verzoek bezoekt Kenteq de scholen om voorlichting te geven over Techniekstad
Kenwerk
Kenwerk ontwikkelt hiervoor geen middelen en/of Via hun site bieden ze allerlei middelen en diensten informatiebronnen voor het vmbo aan vanuit de branches en sector
NVT
KOC
KOC heeft (nog) niets dat bestemd is voor PSO. Wel Behalve leermiddelen voor vmbo (les- en bieden ze zgn. snuffelstages aan. Afhankelijk van werkboeken), stelt het KOC ook brochures beschikbaar de wensen van de school is dit bestemd voor tweede- of derdejaars leerlingen. Daarbij behoort ook een opdrachtenboekje. Daarnaast zijn ze bezig met het ontwikkelen van een werkboek voor de leerling en een handleiding voor de docent.
NVT
Lift Group
De Lift Group heeft niets voor PSO
OVDB
Het OVBD biedt niet iets aan dat specifiek gericht is De eindtermen vmbo zijn te downloaden vanaf hun Ook de OVDB heeft deelgenomen aan de sites. Ook is er een praktijkboek vmbo (+ activiteit 'Kom kijken in het leerbedrijf' dat op PSO. Wel bieden ze zgn. snuffelstages aan opdrachtenboek). Verder zijn er flyers (over stage en door diverse organisaties voor de derde keer is binnen het vmbo carrousel. Hiermee proberen ze georganiseerd leerlingen een representatief beeld te geven van de beroepen) en kunnen ze zich aanmelden voor het vmbo Carrousel. Er is een leerplaatsprofiel vmbo verschillende sectoren (gezondheidszorg, welzijn beschikbaar en er worden leerwerktrajecten voor en sport), de beroepen en de vmbo'ers georganiseerd. Ook beroepenfilms kunnen opleidingsmogelijkheden. Het carrousel is een initiatief van OVBD, vmbo-scholen en leerbedrijven besteld worden. Ook is er een speciale site: GOBnet. in de verschillende sectoren Dit is een landelijke voorlichtingssite over opleidingen en beroepen in Zorg en Welzijn. Op deze site kunnen leerlingen alles ontdekken over hun mogelijkheden in de Zorg
PMLF
PMLF ontwikkelt hiervoor geen middelen en/of diensten
De Lift Group richt haar activiteiten, Ook de Liftgroup heeft deelgenomen aan de actie producten en diensten op het mbo ‘Kom in het leerbedrijf’. Deze actie, die voor de derde keer wordt georganiseerd, trekt vier keer zoveel ‘pottenkijkers’ als in 2006. De doelstelling is om vmbo-leerlingen kennis laten maken met de beroepspraktijk en ze motiveren goed na te denken over hun vervolgopleiding en een beroep
Daar waar regionale activiteiten zijn ondersteunen ze de vmbo-scholen. Momenteel zijn ze bezig, in samenwerking met scholen uit de provincie Limburg, om modules te ontwikkelen voor procestechniek om meer bekendheid te krijgen voor het vak.
Het PMLF richt haar activiteiten op de BOL en BBL trajecten van het mbo en niet op vmbo. Zij zijn, evenals SVGB, een kenniscentrum voor specialistische beroepen zoals: laboratoriumtechniek, procestechniek, fotonica etc
Kenniscentrum
Ondersteunen scholen t.b.v. sectorkeuze/invulling PSO
Vmbo algemeen (producten en diensten)
Overige informatie
Savantis
Savantis maakt deel uit van het platform bouwtechniek (samen met Fundeon en SH&M) die in het kader van PSO een opdrachtenmap voor leerlingen in het 2e leerjaar vmbo ontwikkelt. Deze map wordt beschikbaar gesteld aan alle scholen die een opleiding bouwtechniek verzorgen. De lessen PSO hebben als doelstelling een leerling erachter te laten komen of de sector hem aanspreekt, hij over de benodigde competenties beschikt en wat de toekomstmogelijkheden in de sector zijn. (voor meer informatie zie SH&M: overige informatie)
Ontwikkelen leermiddelen, brochures, zijn (op verzoek) aanwezig tijdens voorlichitngsbijeenkomsten en hebben onlangs een beroepenfilm gestuurd naar alle vmbo scholen
Via internet worden toetsen beschikbaar gesteld. Er zijn toetsen voor timmeren, metselen, schilderen, fijnhout en bouwbreed. Elke school die lid is van het Platform vmbo bouwtechniek heeft de mogelijkheid deze schriftelijke toetsen te downloaden.
SH&M
SH&M biedt voor 2e/3e jaars leerlingen o.a. de Ontdek Hout-toer. Leerlingen worden daarbij uitgenodigd in een houtwerkplaats kennis te maken met het vak. Deze kennismaking gebeurt spelenderwijs d.m.v. een prijsvraag. Daarnaast kunnen scholen, gedurende 1 week van het jaar, aangeven of ze een leerwerkplaats willen bezoeken. Scholen die zich hiervoor opgeven, worden gehaald en gebracht met een bus. Verder heeft het SH&M allerlei foldermateriaal voor leerlingen en stagebedrijven en geeft de buitendienst uitgebreide voorlichting aan leerling en ouders. De voorlichting gebeurt alleen passief, dus op verzoek van de scholen
Pakket fijnhoutbewerkten, naslagwerk Meubelmaken en interieurbouw, houtdraaischijf, werkboek meubelmaken en interieurbouw. Werkboekpakket: werkboek meubelmaken en interieuwbouw. Docentenhandleidingen, cd-rom met mouletoetsen, praktijkboek houttechniek vmbo. Alle leerlmiddelen zijn verkrijgbaar via Edu'Actief in Meppel
Het SH & M maakt deel uit van het platform bouwtechniek (Fundeon, Savantis en SH&M). Dit platform richt zich onder meer ook op het ontwikkelen van activiteiten voor PSO. Daanaast heeft het een Box bouwtechniek ontwikkelt. Deze box wordt uitgereikt aan groep 8 van de basisscholen en is met name gericht op leerlingen die doorstromen naar de kaderberoepsgerichte leerweg binnen het vmbo. Het project is 2 jaar geleden gestart en had een oplage van 800. Inmiddels zijn er nog 150 in voorraad
SVGB
SVGB beschikt niet over dit soort materialen
Ze bieden proeflessen (en een heel pakket aan materialen) aan aan het vmbo. Ook hebben ze een site: denunogonbekendeberoepeninnederland.nl.
Dit kenniscentrum richt zich op specialistische beroepen zoals orthopedisch medewerker, opticien etc. Voorlichtingsbijeenkomsten aan scholen vinden plaats op aanvraag (passief). Ze ontwikkelen niets iets specifieks voor het 2e/3e leerjaar vmbo omdat dit voor hun minder van toepassing is. Focus is ligt op de overgang van vmbo --> mbo
SVO
SVO biedt tweedejaars leerlingen vmbo een zgn. snuffelstage aan. Dit is een korte, orienterende kennismaking met een bedrijf of de bedrijfstak
SVO biedt voor derde en vierdejaars vmbo leerlingen een drietal verschillende stages: in het kader van de differentiatie vlees: gericht op de praktijk van de beroepsvakken die een leerling heeft gekozen, stage in het kader van leerwerktrajecten: praktische stage binnen de basisberoepsgerichte leerweg. Leerlingen volgen binnen dit traject een groot aantal stagedagen, stage binnen de theoretische leerweg: dit is een stage die aansluit op een of meer algemeen vormende vakken. Daarnaast bieden ze gastlessen aan om leerlingen kennis te laten maken met de beroepspraktijk om hen daarmee te helpen een gerichte keuze te maken voor een vervolgopleiding. Hier zijn wel kosten aan verbonden.
SVO werkt samen met de drie andere kenniscentra uit het cluster economie: ECABO, KC Handel en LOB HTV (zie verder: KC Handel: overige informatie)
VOC
VOC ontwikkelt hiervoor geen producten en/of diensten
Gastdocentschap, voorlichtingavonden aan Brochures + informatie via scholieren.tv leerlingen en ouders, aanwezig bij open dagen vmbo. Voor 3e en/of 4e jaars leerlingen is er een stageboek beschikbaar
VTL
VTL ontwikkelt hiervoor geen producten en/of diensten
VTL heeft (vanuit de overheid) de wettelijke taak NVT ervoor te zorgen dat opleidingen en beroepspraktijk nauw op elkaar aansluiten.Daarnaast heeft VTL vanuit de branche de verantwoordelijkheid om collectief werkgeverschap uit te voeren. Dit houdt in dat zij jaarlijks ongeveer 2.500 BBL leerlingen detacheren bij door hen erkende leerbedrijven. Dit doen ze samen met de inspanningen van vmboscholen en ROC's
8.6 Overzicht output werkconferentie 8.6.1 Workshop Schoolvisie en Praktijk Workshopleider: Willem Gebuis Aanwezigen: mentoren, decanen, schoolbegeleider, externe diensten Beleid zonder visie => stuurloos Plan – do – check – act => inzetten balanced score card en enquête (welke doelen zijn (niet) behaald en waarom) Taakstelling: mentoren faciliteren (hoeveel uur per week LOB in een mentoruur) Taakomschrijving: wat wordt er verwacht? Taakuitvoering: afstemming van taakstelling en taakomschrijving. Zijn de gestelde taken/doelen haalbaar in de beschikbare mentoruren. Niet teveel willen. De mentor heeft een spin in ’t web functie. PSO wordt veelal enthousiast ontvangen binnen de scholen. Zo niet, dan achterhalen wat mogelijke oorzaken zijn. Bij stages vakdocenten en ouders betrekken (draagvlak creëren). Reactie uit de zaal: wisselende geluiden: mentoren redden het wel of mentoren redden het niet. Haalbaarheid is sterk afhankelijk van de organisatie binnen de school. Weet een mentor wie hij kan benaderen/inzetten bij probleemleerlingen (zowel intern als extern)? Is er een interne begeleider? Komen er suggesties welke externe organisatie benaderd kunnen worden? Waar stopt de rol/verantwoordelijkheid van de mentor? Suggesties zaal: - ketenaanpak (gezamenlijk de leerling helpen en niet één voor één wat je nu vaak ziet. Risico in een vicieuze cirkel te belanden: probleem ligt dan weer bij de mentor) - verschillende partijen moeten samenwerken, betere planning en organisatie (mentor, zorgcoördinator, studieloopbaanbegeleider, externe instanties) - dossiervorming van een leerling, bij voorkeur vanaf de basisschool (wat is de adviesvraag, omschrijving van het probleem, omschrijving van de leerling, welk zorgteam (verschillende disciplines), welke externe instanties - Opstellen van een plan van aanpak; voortgang toetsen en evalueren Knelpunten zaal: - als een leerling veel problemen heeft, dan is dat geen basis om met LOB te beginnen (gebrek aan motivatie). Time out inlassen - er gaat teveel aandacht naar probleemleerlingen. Dit vergt veel tijd waardoor ‘normale’ leerlingen beperkte/geen aandacht krijgen met betrekking tot LOB - praten over LOB leidt vaak tot praten over zorg. Teveel zorg mag niet leiden tot tekort aan LOB Suggesties zaal: - mentor faciliteren (uitrollen naar andere functionarissen binnen of buiten de school) - LOB niet in iedere les, maar bijvoorbeeld als een geïntegreerd project Knelpunten zaal: - het is niet in de onderbouw georganiseerd hoe er met LOB moet worden omgegaan. De meningen zijn verdeeld over het inzetten van LOB in de onderbouw. Het kiezen moet starten in de onderbouw (tijdspad voor een leerling, stimuleren van een leerling om na te denken) Reactie van de ouders is vaak ‘wat moeten ze al jong keuzes maken’ - zoeken naar een verzadigde oplossing: ouders, peergroups en zelfkennis van de leerling
Keuze van belang
Eindconclusies: - de mentor moet zich bewust zijn van zijn beperkingen ten aanzien van tijd en taak - adequate ketenaanpak - kiezen impliciet/netelfunctie/confronterend - wens vanuit het bedrijfsleven: kiezen in de onderbouw (Stelling levert veel discussie op in de zaal) 8.6.2 Workshop: Ouderbetrokkenheid: een kwestie van opvoeden? Workshopleiders: Marion van de Sande (Kenniscentrum Jeugd en Opvoeding De Haagse Hogeschool) en Yasmine Seddiki (Platform Allochtone Ouders en Onderwijs) Deze workshop is met name gericht op het vergroten van de ouderbetrokkenheid van allochtone ouders. Knelpunten bij de ouderbetrokkenheid van allochtone ouders • Allochtone ouders voelen zich niet serieus genomen door het onderwijsveld • Allochtone ouders vaak een achterstand op het gebied van kennis van het onderwijs, het onderwijssysteem, het onderwijsbeleid • Er zitten te weinig allochtonen in schoolbesturen en medezeggenschapsraden • De verwachtingen van school en ouders komen niet overeen. Bijvoorbeeld: ouders horen acht jaar lang dat het goed gaat met hun kind op de basisschool en aan het eind moet het kind naar het vmbo. Daar begrijpen ouders niets van: het ging toch goed? • De allochtone ouders kennen de ‘spelregels’ niet van school en ouderavonden • School kan heel gesloten overkomen op ouderavonden: niemand van de directie bij de deur of het hek om iedereen welkom te heten, om ouders zich gewenst te laten voelen. Dit gevoel is heel scherp aanwezig bij allochtone ouders • Allochtone ouders voelen zich vaak niet aangesproken om op ouderavonden te komen (vaak denken ze: als het goed gaat met mijn kind, dan hoef ik niet naar de ouderavond toe) • Allochtone ouders wíllen wel graag participeren, maar weten niet hoe • Ouders hebben behoefte aan andere thema’s op schoolavonden (schooluitval, adolescentie en pubers) dan wat de school aanbiedt • Allochtone ouders komen niet op de grote (massale) informatieavonden af (het is best onveilig, stel dat ze iets moeten zeggen...) Good Practice • Er is inmiddels een Landelijk platform allochtone ouders in het onderwijs: Forum (Instituut voor Multiculturele Ontwikkeling) Internet: www.paoo.nl) • Vanuit dit landelijke platform zijn er lokale platforms in het leven geroepen, het doel is om in 30 gemeentes een platform te hebben, nu zijn er al 22 gemeentes werkzaam (ook in Den Haag) • Vraag subsidie aan bij
[email protected] voor een coördinator ouderparticipatie op school Praktische aanbevelingen voor scholen • Kinderen vinden het leuk hun ouders mee naar school te nemen om een prestatie te laten zien. Zo krijg je ouders ook de school in • Betrek leerlingen bij de informatieavonden, geef ze een taak. Dit bevordert ook de betrokkenheid van de ouders • Spreek met ouders af wie wat wanneer doet om de leerlingen op de plek te krijgen waar ze horen, sommige scholen doen dat zelfs in contractvorm • Begin gewoon met ouderbetrokkenheid: zet dan maar in op een kleine groep betrokken ouders, ook al is dat maar 10%. Die groep genereert vanzelf de volgende 10%. En 50% betrokken ouders genereert de andere helft bijna als vanzelf • Klassengrootte: kleine ouderavonden met tien ouders werkt beter voor de betrokkenheid, een schoolavond in een grote groep levert geen ouderbetrokkenheid op • Geef ouders informatie over ons schoolsysteem, organiseer er een ouderavond voor • Als je ouders wilt betrekken bij de school, richt je dan op de prestaties van de leerlingen en niet alleen op het welbevinden en of ze het plezierig hebben op school (dit laatste gebeurt teveel.) Ouders willen weten hoe hun kind het doet, met cijfers
Keuze van belang
• • • • • •
• •
• • • •
Als er meer allochtone docenten zijn, neemt de allochtone ouderbetrokkenheid toe Ouderbetrokkenheid kan pas als teamleden ook ECHT willen samenwerken met de ouders, dus bij actief en structureel contact. Het moet in hun hart zitten, zogezegd Betrek andere instellingen in de omgeving bijvoorbeeld het winkelcentrum, waarmee de school afspraken maakt wanneer leerlingen er wel en niet mogen komen. Dit soort afspraken wordt door ouders erg op prijs gesteld Eén iemand in de school die ouderbetrokkenheid in de portefeuille heeft, moet er verantwoordelijk voor zijn en de kar trekken. De subsidie is ruim: genoeg voor een halve fte! Laat de school zien aan de ouders, betrek de leerlingen daarbij Als er dwang achter zit, helpt dat: een leerling krijgt pas een rapport als de ouders erbij zijn. (Maar: als de dwang er niet meer bij is, raak je de ouders toch kwijt) Ook al komen er drie tolken mee, heet ze welkom. Of: een leerling mag pas weer op school komen na een overtreding, als de ouder meekomt Ouders vinden de school zo gesloten: het helpt als de directeur bij de poort staat en de ouders welkom heet bij een schoolavond. Ouders voelen zich welkom bij zo’n belangrijke ontvangst Tien-minutengesprekken zijn te kort! Maak ze langer en buit deze gesprekken uit om het contact met de ouders uit te breiden. Geen blik op het papier en alleen de focus op de leerling (dan voelt de ouder zich zo overbodig als je het zo doet), maar toon ook belangstelling voor de relatie ouder-kind in verband met school. Dit is een belangrijke aanbeveling Als je allochtone ouders op school wilt hebben: nodig de kinderen ook uit! Laat de kinderen dan maar meekomen op gesprekken of ouderavonden Ga als school naar een bijeenkomst van je eigen lokale platform (ook in Den Haag) Tip voor meer allochtone ouders in de MR: iedere autochtone ouder ‘adopteert’ een allochtone ouder en ‘leidt’ die in een jaar op Bevraag de ouders aan welke thema’s voor ouderavonden zij behoefte hebben
Algemeen: de vier F’fen: de uitgangspunten voor ouderbetrokkenheid: • • • •
Futures: Ouders moeten overtuigd zijn dat de betrokkenheid van de ouders van wezenlijk belang is voor de toekomst van hun kind Feelings: Ouders moeten zich veilig en welkom voelen op de school. Als er eens een probleem is, zijn de ouders ook makkelijker te benaderen Functions: Afspraken maken wie (school-ouder-kind) wat doet bij de schoolloopbaan van de leerling Faults: spreek de ouders aan op hun verantwoordelijkheid, die al of niet vastgelegd is in een contract. Maak de leerling verantwoordelijk voor het verschijnen van de ouder op school
8.6.3 Samenwerking bedrijfsleven Workshopleiders: Lex Hofstra, coördinator SOB Haaglanden, www.sobonline.nl, Hans Bert Griffioen, coördinator servicepunt kenniscentra Haaglanden, www.colo.nl Ervaringen vmbo’s met SOB’s. ‘Samenspraak’ Stedelijk en ID College in Zoetermeer. ‘Carrousel’ Delft/Zoetermeer. PSO-dag Johan de Witt College Den Haag. Docentenstages Rijswijk. Ervaringen vmbo’s met KBB’s. ‘Kom in het leerbedrijf’, ‘Docentenstages’, ‘Carrousel’, arbeidsmarktgegevens Elementen van een ‘geslaagd’ bedrijfsbezoek: - Goede voorbereiding leerlingen - Goede voorbereiding docenten - Vragen stellen i.p.v. de ‘Mkb-drive’ - Leerdoelen formuleren van het bedrijfsbezoek - Evaluatie bedrijfsbezoek in les op school - Presentatie op school aan bedrijf of verslag toesturen Discussieronde 1 Wat willen vmbo-scholen: - stages in jaar 3 en 4
Keuze van belang
-
PSO 2e jaar op school en in bedrijf Winkelstage/ grafisch bedrijf (14-15 jarigen) ‘Kom in het leerbedrijf’ ook voor 2e jaars Meer/ langere stageweken 3e en 4e jaar Maatschappelijke stage Convenant ZHW
Wat heeft een school nodig om LOB in jaar 2 mogelijk te maken met inschakeling van bedrijven en/of bedrijfsbezoeken? - GL/TL beroepsperspectief - Tripartiete samenwerking: vmbo – ROC - bedrijven - 1 week bedrijf voor LOB, met opdrachten per dag. - Oud-leerlingen terug laten komen op school voor voorlichting (laatste vrijdag van november) (onderstreept heeft prioriteit)
Keuze A (school naar bedrijf): 6 Keuze B (Bedrijf naar school) : 1 - Discussieronde 2 Wat willen vmbo-scholen: - bedrijfsstages Horeca - Snuffelstages 3e jaar - ‘Kom in het leerbedrijf’ 5 sectoren - Stages/meeloopdagen/snuffelstages voor 1e en 2e jaar - Convenant met bedrijven Techniek en Economie - Maatschappelijke stages voor 1e en 2e jaar Wat heeft een school nodig om LOB in jaar 2 mogelijk te maken met inschakeling van bedrijven en/of bedrijfsbezoeken? - Goede structuur creëren met SOB en KBB - Beperkt aantal stageplaatsen - Verdringing vmbo-leerlingen door havisten in de metaal - Vmbo-leerling meenemen door mbo-er (onderstreept heeft prioriteit)
Keuze A (school naar bedrijf): 9 Keuze B (Bedrijf naar school) : 5 8.6.4 Gebruik maken van Peers Workshopleiders: Arlette Julsing (LDC) en Bianca van Hooff (TechnoTalent Groep) In de inleiding vertelt Arlette Julsing van LDC dat een aantal scholen in Zuid-Holland reeds is begonnen met de inzet van leerling-mentoren. Alle elementen (bijles, sociaal-emotionele begeleiding, 1e jaarsbegeleiding en loopbaanbegeleiding) zitten in deze projecten. Ze verschillen alleen op onderdelen zoals structuren, soorten leerlingen en dergelijke. Bianca van Hooff van TechnoTalent Groep informeert over projecten Peer Mentoring in de gemeente Den Haag. Daarin begeleiding bijvoorbeeld, vmbo-ers bovenbouw helpen mee in lessen in de vmbo onderbouw en vmbo-ers helpen in de lessen in het basisonderwijs. In de presentatie komt onder andere aan de orde; - Opstart TechnoTalent beziet de talenten van de mentoren en begeleidt ze, geeft zo nodig een training. Dit alles op basis van de input die de scholen leveren. Gezamenlijk lossen zij de knelpunten op. - Functiebeschrijving mentoren De mentoren ondersteunen de lessen op de vmbo-school, voornamelijk praktijklessen. Deze mentoren staan – wat betreft leeftijd, dus spreek- en leefstijl – veel dichter bij de vmboleerlingen dan hun docent. - Inzet mentoren Inzet van de mentor is onderdeel van de les
Keuze van belang
-
Voorbeeld: Uitwerking mbo De twaalf mentoren van Mondriaan zijn dit jaar gestart. Het doel is niet kennisoverdracht, doch ‘gesprekken door koppels’
Bianca wijst erop dat de gegeven informatie en opzet geen blauwdruk is. Het moet breed gezien worden; er zijn diverse mogelijkheden. Over de effectiviteit zijn geen harde cijfers bekend. Er is wel een ‘behoorlijke stijging’ te zien. Discussie (vraaggestuurd) De vertegenwoordiger van Hofstad Heldring heeft reeds ervaren hoe goed de opzet kan werken. Dit schooljaar zijn leerlingen van de sector Toerisme op de school iets komen vertellen over hun opleiding. De Hofstadleerlingen waren enthousiast. Het leverde vragen op als: ‘Jullie zien er vandaag heel goed gekleed uit. Zeker speciaal voor dit schoolbezoek?’ Waarop het antwoord luidde: ‘Nee hoor, zo kleden we ons elke dag. Dat hoort bij de opleiding.’ Dit bezoek was een positieve ervaring die zij graag verder wil uitwerken en vaker dan eenmaal per jaar organiseren. Om de motivatie voor beide zijden hoog te houden, zou het goed zijn als Mondriaanleerlingen die zich als mentor inzetten hiervoor studiepunten kunnen krijgen. Bianca adviseert voor een eerste opzet contact te zoeken met Mondriaan. Ook de coördinator van de school erbij betrekken (vanwege financiën). Een andere Hofstadvestiging werkt reeds met leerling-mentoren. 1. Coördinator is belangrijk: één in de onderbouw, één in de bovenbouw en ook één bij het mbo 2. Vrij roosteren is nodig 3. Training mentoren – contact hierover met TechnoTalent 4. Bereid de mentor èn de docent goed voor 5. Begeleid het proces. TechnoTalent heeft hiervoor een logboek ontworpen, waarin onder andere beoordelingsformulieren zijn opgenomen 6. Betrek de schoolleiders er bij Wat heb je nodig om een project met leerling-mentoren op te zetten? 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
eerst visie èn leerling-participatie vrijmaken tijd geld investeren in contacten draagvlak creëren, ook bij docenten & ook bij de leiding; dus op alle niveaus resultaten laten zien formeer een werkgroep: een combinatie van alle niveaus begin klein
Discussie Op de vraag hoe een project opgezet kan worden, wordt ingegaan door de ervaringsdeskundige van ISW en beide gespreksleiders. Bij het ISW keren vmbo-leerlingen als mentor terug naar hun basisschool. Het project loopt nu sinds twee schooljaren. Wellicht zal dit in een latere fase ook ingezet kunnen worden voor bovenbouwmentoren naar de onderbouw. En wellicht is het mogelijk in een later stadium een groep mentoren te vormen die ook na het verlaten van de school nog inzetbaar blijven als mentor. De voorbereiding vergt wel drie à vier maanden. Vooral in het begin moet veel geïnvesteerd worden. Bianca adviseert: - over en weer bij elkaar te gaan kijken - een sollicitatieprocedure voor mentoren - het project als onderdeel van het curriculum op te nemen, zodat het jaarlijks terugkeert. Enig leeftijdverschil tussen mentor en leerling is wel van belang in verband met enig natuurlijk overwicht. Arlette zegt dat gebleken is dat mentoren zich vaak zelf aanmelden, het zijn vaak de
Keuze van belang
leerlingen die zich het meest betrokken voelen. Daarbij moet goed bezien worden of zij geschikt zijn als mentor. Het toekennen van studiepunten voor leerling-mentoren acht men een goede zaak. Bij het ISW is binnen schooltijd ruimte vrijgemaakt voor het project, wel geïntegreerd. Het rendement is niet in percentages weer te geven. De sociale vaardigheid van de begeleide leerlingen is duidelijk gegroeid. Dit komt een betere situatie op de gehele school ten goede. Het peer support systeem is niet ‘zaligmakend’, het draagt bij aan een betere loopbaanoriëntatie. Bij een project richt de school zich niet op het vakgebied waarop op dat moment tekorten op de arbeidsmarkt zijn; de school zorgt voor een goede en brede loopbaanoriëntatie voor de leerling. Case: Wat is nodig om peer support te organiseren: bovenbouwmentor Æ onderbouw -
behoefte inventariseren in onderbouw draagvlak team onder- en bovenbouw en verder uitwerken trekkers vinden; door docent en coördinator onder- en bovenbouw plan van aanpak maken door drie ‘idealisten’ uit het team doel bepalen inpassen in LOB-visie
Een mbo-mentor Æ vmbo-bovenbouw heeft wellicht meer begeleiding nodig dan een leerlingmentor die binnen het vmbo opereert. Dit laatste is makkelijker te organiseren en de leerlingen staan dichter bij elkaar. De opzet van de workshop is iets anders dan aangekondigd. Daarbij licht Arlette toe dat aan scholen gevraagd is hoe leerlingen ‘losgeweekt’ kunnen worden van elkaar, bewuster gemaakt kunnen worden van hun eigen ik; hoe ze sterker te maken en minder afhankelijk. Gebleken is dat school en ouders meer invloed hebben dan peers. De Mondriaandeelnemer wijst erop dat bij leerlingen van niveau 1 en 2 (oudere) broers en zussen meer invloed hebben dan ouders. Conclusies - peer support is een niet onbelangrijk onderdeel van het LOB-proces - het werkt naar twee kanten - draagvlak is belangrijk (meer partijen erbij betrekken) Aanbevelingen - middelen (en tijd) beschikbaar - structureel inpassen in LOB-beleid (geen eenmansactie) - het is goed om je te informeren over welke projecten er in Den Haag op dit vlak zijn 8.6.5
Hulp van buiten
Workshopleiders: Helma Wigmans-Dujardin (Dienst Openbare bibliotheek) Alice Brouwer (HCO) Stef de Niet (Centrum 16-22) Bij deze workshop zijn geen notulen gemaakt. Op de flap-over zijn de volgende aandachtpunten genoteerd: Workshop 1: - Loopbaanoriëntatie in alle vakgebieden/ prestaties - Ouderbetrokkenheid vergroten - Brede ondersteuning Workshop 2:
Keuze van belang
-
Dromen mag LOB zonder hulp onmogelijk Ja, leerlingen moeten zien wat er buiten de school te koop is, ze moeten met de voeten in de klei Eerlijk zijn Hoeven nog niet te kiezen
8.6.6
Kracht van motivatie
Workshopleiders: Miranda Jillissen (Scholengroep Westhage, locatie Mient) en Jan Korving (Johan de Witt scholengroep) Vraag: Wat is er nodig om PSO te verbeteren? • Het is belangrijk om in klas 1 de leerlingen al te laten oriënteren. Westhage heeft in klas 1 al 1 uur PSO per week en 3 uur science. Science houdt in: Welzijn, Economie, ICT, Uiterlijke verzorging e.d. Hiermee kunnen ze breed oriënteren. • Johan de Witt heeft vanaf 2e klas PSO, 2 uur per week. De leerlingen gaan dan oriënteren welke sectoren er zijn. Het is de bedoeling dat ze actief gaan nadenken over toekomst en praten met hun ouders over hun keuze. Ouders worden rondgeleid door de bovenbouw bij de sector keuzes van hun kind. Een leerling maakt 2 keuzes in klas 2. • Westhage laat de eersteklassers niet naar buiten gaan, maar nodigt gastsprekers uit. De ouders worden summier voorgelicht, maar niet zoals in klas 2. Er wordt ouders gevraagd wat te komen vertellen over hun beroep op school. Helaas is hier weinig animo voor. Ouders vinden hun beroep niet belangrijk of interessant genoeg terwijl het voor de leerlingen juist heel leuk en verhelderend kan zijn. •
Het is de bedoeling dat de kinderen een realistisch beeld krijgen van de stromingen en ze daarna nogmaals naar hun keuze kijken. Klas 2 van Westhage gaat bedrijven bezoeken en gastsprekers komen ook wat vertellen over verschillende beroepsvelden. Klas 2 van Johan de Witt gaat naar de sector- oriëntatiedag die op school wordt georganiseerd. Vanuit elke sector is minstens één bedrijf aanwezig. Afgelopen oriëntatiedag waren het 35 bedrijven. De leerlingen moeten voor hun sectorkeuze een vraag bedenken. Dus elk leerling heeft 2 vragen. Dit om te voorkomen dat leerlingen alleen gaan om notitieblokjes mee te nemen en pennen te verzamelen. Ze gaan erheen met een doel.
Vraag: Hoe komt een 2e klasser met een vraag? Zijn ze niet te jong? • Nee, ze worden geholpen. Kunnen ze zelf niets bedenken, dan gaat de klas met de mentor aan de slag om een vraag te bedenken. Dat wordt met de klas gezamenlijk bedacht. •
• •
Er zijn ook doedagen op Johan de Witt. Hier zit een knelpunt. Doedagen zijn leuk voor de kinderen, ze kunnen de handen uit de mouwen steken en een goed beeld krijgen van de sector van hun keuze. Helaas is er te weinig begeleiding. De meeste leraren/mentoren die meegaan op zo’n doedag zitten zelf ook nog met lessen die zij moeten geven. Teveel weg zijn gaat dus ook niet. Dit is een groot probleem op veel scholen te merken aan de reacties uit de zaal. Wat er nog meer nodig is, is een soort stageloket voor het organiseren van PSO Ook zijn er leermiddelen nodig. Een soort documentatiecentrum moet er komen.
Vraag: Wat doe je met leerlingen die een droomberoep hebben als advocaat of chirurg terwijl je weet als mentor/PSO-er dat dat niet haalbaar is voor de leerling. Hoe leg je dat uit aan een kwetsbare leerling? • Goed begeleiden, misschien zelfs laten zien wat dat beroep inhoudt en de leerling laten inzien dat het misschien te hoog gegrepen is. Je moet de leerling een realistisch beeld geven zodat het goed kan nadenken over zijn/haar keuzes. Vraag: Vindt u dat leerlingen te vroeg moeten kiezen? • Iedereen is het eens over deze vraag: JA!
Keuze van belang
•
•
Wat ook belangrijk is, is dat er samenwerking komt tussen de scholen. Een leerling die op Johan de Witt zit en weet dat hij iets met dieren of groen wil doen, moet gewoon naar het Wellant College. Zo’n leerling moet je begeleiden en ervoor zorgen dat die goed terecht komt. En niet alleen denken aan de subsidie die je per leerling krijgt. De leerling moet centraal staan! De bedoeling van een gastspreker is: de leerling zo goed mogelijk en zo realistisch mogelijk laten zien wat zijn/haar sector inhoudt. Ook goed vertellen wat de nadelen zijn, maar wel enthousiast blijven zodat de kinderen ook zoiets hebben van: Vieze handen prima, maar het werk zelf is daarentegen hartstikke leuk. Maar een leerling kan ook nadenken over zijn/haar keus en die bijstellen.
•
Zoals eerder genoemd, er is tijdgebrek. Een docent zit met lessen en dan ook nog bedrijfbezoeken. Hier moet wat aan gedaan worden. Er is te weinig tijd ook om dingen te organiseren. Dus meer uren is gewenst.
•
Er moeten meer doemiddagen komen. Bedrijvendag. Kinderen moeten in contact komen met het bedrijfsleven en zien hoe het er echt aan toe gaat. Maar ook de kosten van zo’n bedrijvendag is nogal een knelpunt voor veel scholen.
•
En natuurlijk de samenwerking tussen scholen die er moet komen! Geen strijd meer, maar help elkaar, help de leerling, want daar gaat het om, DE LEERLING!
•
SOB Zoetermeer vertelt: In Zoetermeer is er een bedrijvencarrousel opgericht. Daarin zitten bedrijven die bereid zijn tot alles. Snuffelstages, doedagen, docentschap, meekijkdag, etc. Misschien ook een goed idee om zo’n bestand te maken voor Haagse scholen. Bespaart een hoop tijd en je weet zeker dat iemand wil meewerken.
Vraag: Wat is een goeie BIT-test? • Er zijn zoveel testen, maar de BIT zelf is een goede. Wat er ook gebeurt op Johan de Witt is dat 2e klassers een dagje meelopen met bovenbouw. Ze voeren opdrachten uit of houden presentaties over hun dag. Zo kan een 2e klasser zien wat een bovenbouwer nou doet. De 2e klasser kijkt tegen de bovenbouwer op. En de bovenbouwer voelt zich een soort rolmodel door te laten zien wat hij/zij doet. 8.6.7 Werkgroep: Meer met ICT Onderwerp: Lifelab: een interactief loopbaanoriëntatiesysteem Aantal deelnemers 1e ronde: 4 Aantal deelnemers 2e ronde: 14 Inleiding LifeLab is een interactief loopbaanoriëntatie-instrument wat leerlingen prikkelt om de wereld van hun toekomstidealen te verkennen. Het haalt de echte beroepswereld het klaslokaal binnen, zodat de leerling van vandaag zich direct en levensecht kan oriënteren op zijn toekomstige loopbaanidealen. LifeLab is een ‘levenslaboratorium’ dat onder begeleiding door jongeren zelf ontwikkeld en gebouwd kan worden. Het is een virtuele school die bevolkt wordt door regionale intermediairs en door de belangrijkste maatschappelijke organisaties. Het gebouw is virtueel toegankelijk voor alle leerlingen binnen het voortgezet onderwijs. De leerlingen worden begeleid door LifeCoaches (beroepsbeoefenaren die hun kennis en ervaringen overbrengen). Ook kunnen leerlingen bijvoorbeeld een opdracht krijgen van een bedrijf en de films die ze daarvan maken in hun LifePod plaatsen. Werkgevers ontmoeten in LifeLab toekomstige werknemers en laten ze zien wat ze moeten kennen en kunnen. Daardoor betere aansluiting op arbeidsmarkt. Er wordt gewerkt vanuit bestaande LOBtechnieken. Alles is erop gericht de werkgever en de toekomstige werknemer met elkaar in contact te brengen. Marktgegevens en ontwikkelingen kunnen snel vertaald en afgestemd worden. Voor zowel het onderwijs als de arbeidsmarkt.
Keuze van belang
Het idee is getoetst bij verschillende instanties. Op basis van deze reacties en de feeback is men bezig het product verder te ontwikkelen. Het SLO participeert hierin en levert de content. Daarnaast is er een pilotschool (Marnecollege te Bolsward) bereid gevonden hiermee te gaan werken. Stappenplan: Stap 1: 2008: bouwen LifeLab – prototype/basis engine, organisatie en financiering, netwerken. Stap 2: pilot LifeLab in regio Bolsward, ontwikkeling en evaluatie, feedback, netwerken genereren en aansluiten, zowel onderwijs als bedrijfsleven, landelijke ontwikkeling (regionaal), ontwikkeling en uitbouw van LifeLab basis engine en content, configureren en afstemmen met Onderwijs en bedrijfsleven, Stap 3: landelijk uitrollen. Gesprekspartners: onder andere Marne College, SLO, Adviesgroep vmbo CPS, Hogeschool InHolland, ROC, ETV, LDC (Malmberg/Sanoma). Notulen n.a.v. de vragen/opmerkingen van de deelnemers: Leerlingen moeten eerst een beroepsinteresse-/keuzetest maken en kunnen daarna met LifeLab aan de slag. Een van de deelnemers merkt op het wel erg uitgebreid te vinden. Zij geeft les aan een bovenbouwgroep waarvoor zij zelf een (digitale) methode heeft ontwikkeld voor het vak Verzorging. LifeLab kan gebruikt worden vanaf het eerste leerjaar. Daarnaast moet LifeLab door de school verder ontwikkeld worden in samenspraak met de bedrijven in de omgeving. De projectgroep van LifeLab gaat bedrijven benaderen en hen vragen zich aan te sluiten op LifeLab. Aangezien de meeste leerlingen in hun eigen regio gaan werken, is LifeLab regionaal van opzet. Men is echter van plan een Nederlandse LifeLab te ontwikkelen, met daarin alle bedrijven in Nederland, om dat vervolgens in te delen in regio’s. Ook wordt LifeLab voorzien van een portfolio voor de leerling. Docenten krijgen de mogelijkheid om mee te kijken in het portfolio zodat zij weten wat daarin staat en dit kunnen reflecteren aan de leerling. Op de vraag wat dit systeem de school ongeveer gaat kosten, wordt geantwoord dat men moet denken aan een bijdrage die ongeveer gelijk is aan een willekeurig elektronische leeromgevingpakket. Bij een bepaalde schaalgrootte wil men het zelfs tegen een geringe bijdrage ter beschikking stellen aan de school. Men streeft men ernaar om leerlingen 24 uur per dag toegang te geven tot het systeem waarbij participatie van de docent echter wel gewenst is. Verder wil men LifeLab zodanig ontwikkelen dat het, op basis van het profiel dat de leerling maakt, het systeem automatisch zoekt naar de meest geschikte beroepen. Afhankelijk van de schaalgrootte, is het ook de bedoeling om de leerling rechtstreeks vragen te laten stellen aan de LifeCoaches. Men benadrukt dat het voor leerlingen eenvoudig is om met LifeLab aan de slag te gaan. Leerlingen zijn over het algemeen erg creatief en de meeste beheersen dit medium. Er wordt echter bij de ontwikkeling van LifeLab wel rekening gehouden met leerlingen die anders zijn: digibeet of gehandicapt bijvoorbeeld. Het ligt in de planning om in 2008 te starten met het Marne College als pilotschool. Andere geïnteresseerde scholen kunnen zich aanmelden bij een van de leden van de projectgroep: Drs. Barbara E. Pruijt. Haar telefoonnummers zijn: 0343-533525 en 06-52073089. Uiteraard is zij ook te bereiken via email:
[email protected]. Tot slot wordt door een van de deelnemers nog opgemerkt dat hem was opgevallen dat docenten nog steeds op dezelfde wijze lesgeven als ook deze conferentie is vormgegeven, namelijk door middel van lezingen en presentaties. En leerlingen leren, volgens hem, nog het beste door te doen! Aanbeveling 1e ronde: - Portfolio moeten compatible worden gemaakt aan dat van andere onderwijsinstellingen en eventueel gekoppeld kunnen worden aan andere (digitale) portfolio’s. Aanbevelingen 2e ronde: 1. Contacten met SOB
Keuze van belang
2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Tool ‘profiel’ voor vmbo-leerling Koppeling tussen ELO en LifeLab Link met het beroepenbeeld vanuit het profiel van de leerling Letten op wie er toegang tot het systeem heeft (i.v.m. oneigenlijk gebruik) Rol van mentor/decaan? Koppeling naar decanenweb? Koppeling aan Blackboard waardoor er interactie kan ontstaan tussen leerlingen Graag verder onderzoeken voor de regio Haaglanden.
Op de vraag van Gemeente Den Haag of zij dit ook als pilot moet meenemen, wordt positief gereageerd door de deelnemers. Ze zijn het erover eens dat het zeker de moeite waard is om dit verder te onderzoeken.
Keuze van belang