Regionale Commissie Bouwen en Infrastructuur Regio Haaglanden
Brandveiligheid in automatische (ondergrondse) parkeergarages
Jan Brekelmans Veiligheidsregio Haaglanden November 2009
Versie 5 november 2009
1
INHOUD Onderwerp 1. 2. 3. 4.
Blz.
Inleiding Kenschetsing van omstandigheden. Analyse van de noodzakelijke brandveiligheidsvoorzieningen. Aanvullende (repressieve) voorzieningen
Versie 5 november 2009
2
3 3 4 10
1.
Inleiding. Een gevolg van het steeds toenemende aantal auto’s in Nederland heeft uiteraard gevolgen voor de beschikbare parkeercapaciteit. Behalve problemen op de werklocatie en bij de vrijetijdsbesteding, geeft dit eveneens problemen in de woonomgeving. Dit heeft er toe geleid dat, ten aanzien van parkeren van personenauto’s, zich een ontwikkeling voordoet. Men tracht hierbij meer auto’s op relatief minder oppervlakte te parkeren. Een mogelijke oplossing hiervoor biedt een automatische parkeergarage welke zich in de meeste gevallen onder het maaiveld bevindt. Kenmerkend is hierbij dat de auto bij een “loket” wordt afgeleverd en het parkeersysteem deze auto automatisch elders in de parkeergarage opbergt. In tegenstelling tot normale parkeergarages, zullen zich in een dergelijke garage normaliter geen personen bevinden. De beperkte toegankelijkheid van deze automatische parkeergarages is mede reden geweest om, ten aanzien van de brandveiligheid, een gedegen afweging te maken. Wegens de zéér slechte toegankelijkheid van de garage en de daarin bevindende parkeervakken, is de brandveiligheid van groot belang. Daarom is getracht in deze richtlijn een oplossing te bieden voor het brandveiligheidsvraagstuk. Zaken die hierbij onder andere aan de orde komen zijn, ontvluchting van eventueel aanwezige personen, branduitbreiding en brandbestrijding. De eisen in het Bouwbesluit zijn verdeeld in functionele en prestatie-eisen. Een functionele eis geeft aan dat er voorzieningen moeten zijn getroffen om een bepaald doel te bereiken. De prestatie-eisen geven aan welke voorzieningen precies noodzakelijk zijn om dit doel te bereiken. Uitgangspunt voor deze richtlijn is het gestelde in het Bouwbesluit. In veel gevallen zal blijken dat de gegeven prestatie-eisen niet relevant zijn omdat veel eisen een relatie hebben met verblijfsruimten welke in een dergelijke parkeergarage niet aanwezig zijn. Daarnaast kan de inrichting van een parkeergarage echter tot gevolg hebben dat in bepaalde gevallen, niet aan de in het Bouwbesluit gestelde functionele eisen kan worden voldaan. Daar waar dit het geval is zijn aanvullende adviezen geformuleerd om toch aan de betreffende functionele eisen te kunnen voldoen. In hoofdstuk 3 worden diverse artikelen welke betrekking hebben op de betreffende gebruiksfunctie geanalyseerd. Hierbij wordt afgewogen of de gestelde prestatie-eis in dit geval wel relevant is en op welke wijze invulling kan worden gegeven aan de betreffende functionele eisen. In hoofdstuk 4 is aangegeven welke voorzieningen moeten worden overwogen om een mogelijke brandbestrijding of redding in de parkeergarage mogelijk te maken.
2. Kenschetsing van omstandigheden. Onder een automatische parkeergarage wordt verstaan (definitie uit NEN 6098) “een parkeersysteem waarbij de auto volautomatisch of semi-automatisch naar en van zijn parkeerplaats wordt getransporteerd. Bij een vol automatische parkeergarage laat de bestuurder zijn auto achter in een entreeruimte, bij een semi-automatische parkeergarage rijdt de bestuurder de garage in en laat de auto achter op een plateau.”
Versie 5 november 2009
3
Deze parkeersystemen (gebouwen) kunnen zich zowel (gedeeltelijk) boven als onder het maaiveld bevinden. De voertuigen worden automatisch in een van de parkeervakken geplaatst welke zich op diverse niveaus (verdiepingen) kunnen bevinden. In een dergelijke garage is veelal geen indeling gemaakt door middel van bouwkundige (betonnen) vloeren. De indeling vindt veelal plaats door een stalen constructie (stellingen) waarin de auto’s worden opgeslagen. De auto’s worden op stalen platen geplaatst die in de garage compleet worden getransporteerd. Ter hoogte van het maaiveld zijn één of meer in- en uitgangsboxen aanwezig waarin de auto door de bestuurder wordt in- en uitgereden. Dergelijke garages kunnen in een diversiteit van vormgeving zijn uitgevoerd. Naast vierkante en rechthoekige vormen, komen ook ronde cilindervormige garages voor. Vanwege de geautomatiseerde situatie zullen er, met uitzondering in geval van onderhoudswerkzaamheden, geen personen in de parkeergarage aanwezig zijn. Daar er dus geen sprake is van een verblijfsruimte, zijn de eisen in relatie tot ontvluchting twijfelachtig en veelal overbodig. Het ontstaan van brand is echter niet uitgesloten. Een eenmaal ontstane brand zal zich vermoedelijk sneller ontwikkelen dan in een reguliere garage omdat de auto’s en dus de vuurbelasting, boven elkaar en dichter bij elkaar geparkeerd worden. Daardoor is een afweging ten aanzien van onder andere de volgende onderdelen noodzakelijk gebleken: • Het detecteren van brand • Het melden van brand • Het blussen van de brand. • Toetredingsmogelijkheden voor de brandweer • Mogelijkheden om de brand te benaderen. De automatische parkeergarage is niet bedoeld voor de toetreding van personen en kan daardoor niet worden beschouwd als een verblijfsgebied. Het is echter niet uit te sluiten dat personen zich toegang moeten verschaffen tot de garage. Hierbij moet worden gedacht aan de eigenaar en personen die een onderhoudstaak in de parkeergarage hebben. Ook als er zich personen in de garage bevinden, is het niet uitgesloten dat er een brand kan ontstaan. Daardoor zal moeten worden bezien of personen die zich op dat moment in de garage bevinden op veilige wijze kunnen ontvluchten. Daar het dus niet is uit te sluiten dat er een brand kan ontstaan, zal moeten worden beoordeeld of een bestrijding van brand door de brandweer mogelijk is. Het is dus aan te bevelen aandacht te besteden aan de toetredingsmogelijkheden, looppaden en overbrugging van hoogteverschillen, waarbij de veiligheid van het brandweerpersoneel primair dient te worden gesteld.
Versie 5 november 2009
4
3.
Analyse van de noodzakelijke brandveiligheidsvoorzieningen.
In automatische parkeergarages kan men zich afvragen of hier wel sprake is van een verblijfsruimte/gebied. In de toelichting van het bouwbesluit wordt er m.b.t. de verblijfsruimte het volgende vermeld: Behalve voor het verblijven van mensen kan een verblijfsruimte in bepaalde gevallen zijn bedoeld voor activiteiten waarbij het verblijven van mensen geen rol van betekenis speelt. Een dergelijke verblijfsruimte wordt in dit besluit aangegeven als een verblijfsruimte niet bestemd voor het verblijven van mensen. Voor deze ruimten gelden op de desbetreffende situatie afgestemde (lichtere) voorschriften. Parkeergarages worden volgens het Bouwbesluit ingedeeld bij “overige gebruiksfuncties”. In voorkomende gevallen wordt een onderverdeling aangegeven in de vorm van “overige gebruiksfunctie voor het stallen van motorvoertuigen”. In principe zijn daarom alle prestatie-eisen van toepassing welke voor deze gebruiksfunctie in het Bouwbesluit zijn vastgelegd. Automatische parkeergarages zijn echter, ten aanzien van het gebruik, niet op alle onderdelen vergelijkbaar met een normale parkeergarage, zoals deze in het Bouwbesluit is bedoeld. Zo kan het voorkomen dat het overbodig (overdreven) is om alle gestelde prestatie-eisen uit te voeren. In andere gevallen is het mogelijk dat de prestatie-eisen in het Bouwbesluit onvoldoende de problematiek van een dergelijke garage oplost. In dat geval zijn aanvullende voorzieningen wellicht gewenst. (Zie hoofdstuk 4) Per onderdeel dient dus te worden afgewogen op welke wijze aan de gestelde functionele eisen voor “overige gebruiksfuncties” wordt voldaan. Bouwbesluit 3.1 Sterkte bij brand. Functionele eis. (Art. 2.8 lid 1) Een te bouwen bouwwerk heeft een bouwconstructie die zodanig is dat het bouwwerk bij brand gedurende redelijke tijd kan worden verlaten en doorzocht, zonder dat er gevaar voor instorting is. Aangewezen artikelen Van toepassing? Art. 2.9 lid 1, 4 en 6 Art. 2.10
3.2
Daar in een automatische parkeergarage verblijfsgebieden voorkomen die niet bestemd zijn voor het verblijven van mensen, zijn deze artikelen niet relevant.
Vloerafscheiding.
Functionele eis. (Art. 2.14 lid 1) Een te bouwen bouwwerk bevat voorzieningen waardoor het van een vloer vallen voldoende wordt voorkomen. Aangewezen artikelen Van toepassing? M.u.v. art. 2.17 lid 4 en 2.18 lid 2, kunnen alle vermelde artikelen onverkort worden toegepast. In deze gebruiksfuncties zijn bezoekers uitgesloten.
Art. 2.15 lid 1, 2 en 3 Art. 2.16 lid 1, 2, 3 en 5 Art. 2.17 lid 1, 3 en 4 Art. 2.18 lid 2
Versie 5 november 2009
5
3.3
Overbruggen van hoogteverschillen
Functionele eis. (Art. 2.23 lid 1) Een te bouwen bouwwerk heeft voorzieningen voor het veilig overbruggen van hoogteverschillen. Aangewezen artikelen Van toepassing? Art. 2.24 lid 1
3.4
Daar in een automatische parkeergarage verblijfsgebieden voorkomen die niet bestemd zijn voor het verblijven van mensen, zijn deze artikelen niet relevant. Toch is de aanwezigheid van personen niet uitgesloten. Derhalve hieraan toch eisen stellen.
Trap
Functionele eis. (Art. 2.27 lid 1) Een te bouwen trap die een hoogteverschil als bedoeld in paragraaf 2.4.1 overbrugt, kan veilig worden gebruikt. Aangewezen artikelen Van toepassing? Art. 2.28 lid 5, 6, 7 en 11 Art. 2.29 lid 1 en 3 Art. 2.30 lid 1, 2, 5 en 6 Art. 2.31 lid 1
Daar het aantal te verwachten personen in deze bestemming zeer gering zal zijn is art. 2.28 lid 6, 7 en 11, art 2.29 lid 3, art. 230 lid 5 en 6 niet van toepassing. De resterende artikelen kunnen onverkort worden toegepast.
3.5 Hellingbaan Functionele eis. (Art. 2.38 lid 1) Een te bouwen hellingbaan die een hoogteverschil als bedoeld in paragraaf 2.4.1 overbrugt, kan veilig worden gebruikt. Aangewezen artikelen Van toepassing? Art. 2.39 Art. 2.40 Art. 2.41 lid 1, 2, 3, 4, 7 en 8 3.6
M.u.v. art. 2.41 lid 7 en 8 kunnen alle vermelde artikelen onverkort worden toegepast. (Bezoekers n.v.t.)
Elektriciteit- en noodstroomvoorziening
Functionele eis. (Art. 2.46 lid 1) Een te bouwen bouwwerk heeft een veilige voorziening voor elektriciteit. Aangewezen artikelen Van toepassing? M.u.v. art 2.47 lid 2, art 2.49 lid 2 en 3, art. 2.50 en art 2.51, kunnen alle vermelde artikelen onverkort worden toegepast. (NV is niet noodzakelijk)
Art. 2.47 lid 1 en 2 Art. 2.48 Art. 2.49 lid 1, 2 en 3 Art. 2.50 Art. 2.51 3.7
Verlichting
Versie 5 november 2009
6
Functionele eis. (Art. 2.56 lid 1) Een te bouwen bouwwerk heeft een zodanige verlichtingsinstallatie dat het bouwwerk veilig kan worden verlaten, sociaal veilig en bruikbaar is. Aangewezen artikelen Van toepassing? Daar in een automatische parkeergarage verblijfsgebieden voorkomen die niet bestemd zijn voor het verblijven van mensen, zijn deze artikelen niet relevant.
Art. 2.57 lid 1, 2 en 3 Art. 2.58 Art. 2.59 lid 2, 3 en 4 Art. 2.60 Art. 2.61 lid 1 Art. 2.62
3.8
Beperking van uitbreiding van brand.
Functionele eis. (Art. 2.103 lid 1) Een te bouwen bouwwerk is zodanig, dat de uitbreiding van brand voldoende wordt beperkt. Aangewezen artikelen Van toepassing? Daar in een automatische parkeergarage verblijfsgebieden voorkomen die niet bestemd zijn voor het verblijven van mensen, is art. 2.104 lid 3 en 4 niet relevant.
2.104, lid 1, 2, 3, 4, 5 en 8 2.105, lid 1, 4, 6, 7 en 8 2.106, lid 1, 3, 5 en 7 2.107 2.109 3.9
Beperking van verspreiding van rook.
Functionele eis. (Art. 2.134, lid 1) Een te bouwen bouwwerk is zodanig, dat bij brand, rook zich niet binnen korte tijd kan verspreiden naar een ander deel van het bouwwerk, zodat op veilige wijze het aansluitende terrein kan worden bereikt. Aangewezen artikelen Van toepassing? 2.135, lid 1 en 2 2.136, lid 2 en 3 2.137 2.138 2.139
3.10
Daar in een automatische parkeergarage verblijfsgebieden voorkomen die niet bestemd zijn voor het verblijven van mensen, zijn deze artikelen niet relevant.
Vluchten binnen een rookcompartiment en subbrandcompartiment.
Functionele eis. (Art. 2.145 lid 1) Een te bouwen bouwwerk is zodanig dat een rookcompartiment en een subbrandcompartiment voldoende snel en veilig kunnen worden verlaten. Aangewezen artikelen Van toepassing? 2.146, lid 8, 9, 10, 11, 12, 14 en 16 2.148, lid 2, 3, 4, 5 en 7 2.149, lid 2
Daar in een automatische parkeergarage verblijfsgebieden voorkomen die niet bestemd zijn voor het verblijven van mensen, zijn deze artikelen niet relevant. Toch zal moeten worden bezien dat een enkel persoon of personen die
Versie 5 november 2009
7
zich om bijvoorbeeld onderhoudsredenen of bestrijding van een calamiteit, in de garage bevinden, veilig kunnen ontvluchten. 3.11
Vluchtroutes
Functionele eis. (Art. 2.153, lid 1) Een te bouwen bouwwerk heeft voldoende vluchtroutes waarlangs bij brand een veilige plaats kan worden bereikt. Aangewezen artikelen Van toepassing? 2.154, lid 1 en 2 2.156, lid 1 t/m 7 en 11 2.158
3.12
Daar in een automatische parkeergarage verblijfsgebieden voorkomen die niet bestemd zijn voor het verblijven van mensen, zijn deze artikelen niet relevant. Nadere aandacht dient wel te worden besteed aan eventuele aanwezigheid van onderhoudspersoneel e.d.
Inrichting van rookvrije vluchtroutes
Functionele eis. (Art. 2.166, lid 1) Een te bouwen bouwwerk heeft ingerichte rookvrije vluchtroutes, dat in geval van brand snel en veilig kan worden gevlucht. Aangewezen artikelen Van toepassing? Daar in een automatische parkeergarage verblijfsgebieden voorkomen die niet bestemd zijn voor het verblijven van mensen, zijn deze artikelen niet relevant.
2.167, lid 1 2.168, lid 1 en 2 2.169 2.170, lid 1 2.171, lid 2 en 3 2.173
E.e.a. is echter wel van toepassing indien een vluchttrap een hoogteverschil van meer dan 8 m moet overbruggen (zie BB 2.158) 3.13
Voorkoming en beperking van ongevallen bij brand.
Functionele eis. (Art. 2.183, lid 1) Een te bouwen bouwwerk is zodanig dat personen kunnen worden gered en brand kan worden bestreden. Aangewezen artikelen Van toepassing? 2.185, lid 5 2.186, lid 1
3.14
Daar er geen rookvrije vluchtroutes aanwezig zijn. Is artikel 2.186, lid 1 niet relevant.
Bestrijding van brand.
Functionele eis. (Art. 2.190, lid 1) Een te bouwen bouwwerk heeft zodanige voorzieningen voor de bestrijding van brand, dat brand binnen redelijke tijd kan worden bestreden.
Versie 5 november 2009
8
Aangewezen artikelen
Van toepassing?
2.191, lid 1 2.192, lid 2 2.193, lid 1
Vermelde artikelen kunnen onverkort worden toegepast. Om toch aan de functionele eis (BB 2.190 lid1) te kunnen voldoen kunnen er naast de vermelde installatietechnische voorzieningen, maatregelen gewenst zijn om de brandweer op een veilige wijze de mogelijkheid te bieden hulpverlening te bieden of een eventuele brand te kunnen bestrijden. (Zie hoofdstuk 4)
Gebruiksbesluit Aanvullend op de gestelde eisen in het Bouwbesluit worden er ook eisen in het Gebruiksbesluit vermeld. De voorzieningen waarvoor een afweging noodzakelijk is, zijn: • Brandmeldinstallatie • Ontruimingsalarminstallatie • Vluchtrouteaanduiding
3.15 Brandmeldinstallatie Het Gebruiksbesluit geeft aan dat er een “niet-automatische bewaking” noodzakelijk is indien het gebruiksoppervlakte > 1000 m2. Een “volledige bewaking” (met doormelding) is noodzakelijk indien het gebruiksoppervlakte > 2500 m2. Indien een parkeergarage verder voldoet aan het Bouwbesluit, zijn deze veel te zwaar. Dergelijke installaties zijn pas noodzakelijk indien niet wordt voldaan aan de compartimenteringeisen in het Bouwbesluit en zijn dus noodzakelijk in het kader van “gelijkwaardigheid”. Dit is reeds diverse malen aan het ministerie van VROM gemeld, maar helaas nog niet verwerkt. Voorgesteld is om hiervoor dezelfde grenswaarden te hanteren als bij “overige industriefuncties”, hetgeen inhoud dat er een “niet-automatische bewaking” (zonder doormelding) noodzakelijk is indien: • het gebruiksoppervlakte > 1000 m2 • het gebruiksoppervlakte > 500 m2 en het aantal bouwlagen meer bedraagt dan 1 • het aantal bouwlagen meer bedraagt dan 2 Een “niet-automatische bewaking” (met doormelding) is noodzakelijk indien de hoogte van de hoogste vloer meer bedraagt dan 20 meter. Of dergelijke uitgangspunten nu ook moeten gelden voor automatische parkeergarages valt te betwijfelen. Voor het activeren van een handbrandmelder is de aanwezigheid van personen noodzakelijk, hetgeen hier niet het geval is. Deze situatie heeft ook tot gevolg dat een eventueel uitgebroken brand, niet door personen wordt opgemerkt en daardoor niet kan worden gemeld.
Versie 5 november 2009
9
Het is daarom aan te bevelen wel in een dergelijke bestemming een automatische brandmeldinstallatie aan te brengen. In dat geval dient aan het volgende te worden voldaan: a.
b.
c. d.
e.
De brandmeldinstallatie dient een bewakingsomvang als “volledige bewaking”, zoals bedoeld in NEN 2535 te bezitten. Het aanbrengen van handbrandmelders is hierbij niet noodzakelijk. De brandmeldinstallatie dient de volgende stuurfuncties te verrichten: - een doormelding van brand naar de alarmcentrale van de brandweer. - een doormelding van storing naar een storingsmeldpost zoals bedoeld in NEN 2535. - het activeren van een eventuele automatische blusinstallatie. - signalering op een brandweerpaneel. (uitvoering ter nadere goedkeuring brandweer) De brandmeldinstallatie dient te voldoen aan het gestelde in NEN 2535 De brandmeldinstallatie dient permanent te zijn voorzien van een geldig certificaat als bedoeld in de Regeling Brandmeldinstallaties van het Centraal College van Deskundigen van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) te Utrecht. De brandmeldinstallatie dient te worden beheerd, gecontroleerd en onderhouden zoals bedoeld in NEN 2654-1.
3.16 Ontruimingsalarminstallatie Volgens het Gebruiksbesluit is het doel van een ontruimingsalarminstallatie, dat de gebruikers in geval van brand binnen redelijke tijd uit het bouwwerk kunnen vluchten. Daar zich in een automatische parkeergarage geen gebruikers bevinden, is een ontruimingsalarminstallatie een overbodige voorziening. 3.17 Vluchtrouteaanduiding Volgens het Gebruiksbesluit is het doel van een vluchtrouteaanduiding, dat de gebruikers op een veilige wijze uit het bouwwerk kunnen vluchten. Daar zich in een automatische parkeergarage in principe geen gebruikers bevinden, lijkt een vluchtrouteaanduiding een overbodige voorziening. In verband met de eventuele aanwezigheid van onderhoudspersoneel is het echter wel noodzakelijk een vluchtrouteaanduiding aan te brengen. 4. Aanvullende (repressieve) voorzieningen Met de invulling van artikel 2.191, lid 1, artikel 2.192, lid 2 en artikel 2.193, lid 1 van het Bouwbesluit wordt slechts gedeeltelijk invulling gegeven aan de gestelde functionele eis in artikel 2.190, lid 1. Omdat geen eisen worden gesteld aan ontvluchtingsmogelijkheden, zijn er dan ook geen toetredingsmogelijkheden voor de brandweer aanwezig. Om toch aan de functionele eis in het Bouwbesluit (art. 2.190 lid1) te kunnen voldoen, kan worden overwogen voorzieningen te treffen om de brandweer op een veilige wijze de mogelijkheid te bieden hulpverlening te verrichten of een eventuele brand te kunnen bestrijden. Hierbij moet o.a. worden gedacht aan: a.
b.
Toetredingsmogelijkheid voor de brandweer. In overleg dient een toetredingsmogelijkheid voor de brandweer te worden aangebracht. Op de deur van de bij “a” genoemde toegang dient een aanduidingbord te zijn aangebracht conform hoofdstuk 18 van het boek “Brandbeveiligingsinstallaties” van de NVBR.
Versie 5 november 2009
10
c. d.
e. f.
g.
De toegang dient door middel van de centrale hoofdsleutel van de brandweer te kunnen worden ontgrendeld. Indien de parkeergarage zich over meerdere niveaus (bouwlagen) uitstrekt, dient de toegangsweg tot de verschillende niveaus brandwerend met een minimale WBDBO van 60 minuten van de parkeergarage te worden afgescheiden. De in deze scheiding bevindende deuren dienen zelfsluitend te worden uitgevoerd. In overleg met de brandweer dienen in de garage de eventueel noodzakelijke looppaden en klimmiddelen te worden aangebracht. Er dient een “werkschakelaar te worden geïnstalleerd waarmee de gehele parkeerinstallatie kan worden uitgeschakeld. Indien deze installatie is uitgeschakeld dient dit te worden gesignaleerd met de signalering “PARKEERAUTOMAAT UITGESCHAKELD”. Op een nader te bepalen locatie dient een kast te worden aangebracht welke is voorzien van signalerings en bedieningsmogelijkheden van de aangebrachte brandbeveiligingsinstallaties.
Automatische blusinstallatie. Indien in de parkeergarage een automatische blusinstallatie wordt aangebracht moet aan het volgende worden voldaan: a. Deze installatie dient te voldoen aan het gestelde in hoofdstuk 7 van het boek “Brandbeveiligingsinstallaties” van de NVBR. b. De installatie dient permanent te zijn voorzien van een geldig certificaat. Ventilatie-installatie. Indien, t.b.v. een adequate rookafzuiging een ventilatie-installatie wordt aangebracht moet aan het volgende worden voldaan: a. De ventilatie moet door de brandweer handmatig kunnen worden in- en uitgeschakeld. b. De ventilatie moet in staat zijn na inschakeling, de parkeergarage binnen 40 minuten in de status “rookarm” te krijgen, zoals bedoeld in NEN 6098. c. De ventilatie-installatie dient te voldoen aan het gestelde in NPR 60951. d. Het beheer, de controle en het onderhoud van de installatie dient conform NEN 2654-3 (Beheer, controle en onderhoud van brandbeveiligingsinstallaties – Deel 3: Rookbeheerssystemen) te geschieden. e. De installatie dient te beschikken over een geldig certificaat, als bedoeld in de regeling “Rookbeheerssystemen 2002” van het Nationaal Centrum voor Preventie te Capelle aan den IJssel.
Versie 5 november 2009
11