Regionale Commissie Bouwen en Infrastructuur Regio Haaglanden
Praktijkrichtlijnsluitingen in relatie tot ontvluchting
september 2007
1 / 13
september 2007
Praktijkrichtlijn sluitingen in relatie tot ontvluchting Onderwerp De praktijkrichtlijn sluitingen in relatie tot ontvluchting geeft antwoord op de vraag wanneer welk type (af)sluiting is toegestaan op (nood)uitgangsdeuren. Deze praktijkrichtlijn betreft alleen mechanisch te openen deuren en niet automatisch bediende deuren en draaideuren. Aanleiding Bij het beveiligen van uitgangen tegen bijvoorbeeld diefstal wordt niet altijd rekening gehouden met de vereiste vluchtmogelijkheden. Het is noodzakelijk dat alle (nood)uitgangsdeuren onbelemmerd kunnen worden gebruikt. Omdat gebruikers een duidelijk belang hebben bij inbraakbeveiliging en minder oog hebben voor de consequenties ten aanzien van brandbeveiliging, is het regelmatig nodig om handhavend op te treden ten aanzien van ontvluchting. De praktijkrichtlijn geeft aan hoe de van toepassing zijnde regels in de praktijk moeten worden toegepast. Formele regelgeving De regelgeving is duidelijk over de eisen die gesteld worden aan vluchtroutes. Er dient sprake te zijn van onbelemmerd ontvluchten. De regelgeving maakt gebruik van begrippen als ‘ogenblikkelijk’, ‘één handeling’ en ‘betrekkelijk eenvoudig’. Voor de interpretatie van deze begrippen geeft deze praktijkrichtlijn uitsluitsel. De toepasselijke regelgeving is vermeld in bijlage 1. Gemeentelijk beleid Tot op heden werden vaak afspraken gemaakt over het gebruik van sloten. Dit betekent dat de Gemeente in hoge mate afhankelijk is van het gedrag van gebruikers. Dit blijkt in de praktijk onvoldoende garantie te bieden voor veilige ontvluchting. Met regelmaat moeten gebruikers er op worden aangesproken dat de deuren alsnog van het slot af moeten. De bestaande handhavingstrategie biedt derhalve onvoldoende garantie ten aanzien van het gedrag van gebruikers. Door toepassing van de materiele eisen uit de praktijkrichtlijn wordt, onafhankelijk van gedrag, een veilige ontvluchting gegarandeerd. Juridische toets De bestaande regelgeving biedt voldoende aanknopingspunten voor de praktijkrichtlijn. De richtlijn voorziet in een aanvullende interpretatie van de begrippen ‘ogenblikkelijk’, ‘één handeling’ en ‘betrekkelijk eenvoudig’ die invulling geven aan de doelstelling onbelemmerde ontvluchting. Leeswijzer Op pagina 2 wordt in tabelvorm weergegeven welke afsluiting in welke situatie is toegestaan. Op de navolgende pagina’s wordt voor een aantal situaties een toelichting gegeven. Dit geldt voor de in “vet” weergegeven combinaties zoals A3. In bijlage 1 wordt nader ingegaan op de wettelijke regelgeving en in bijlage 2 tenslotte worden voorbeelden gegeven van regionaal goedgekeurde oplossingen.
2 / 13
september 2007
Algemene eisen A
Afsluitingen dienen te voldoen aan (model)bouwverordening / bouwbesluit 2003 (artikel 6.2.1 + artikel 1 lid 1 van bijlage 4, (model)bouwverordening) (11e wijziging)
B
Handboek Brandbeveiligingsinstallaties. Publicatie van de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR), postbus 7010, 6810 HA ARNHEM, telefoon (026) 355 24 55, www.nvbr.nl. Druk: september 2002
Toelichting
Minder dan 100 personen
Toelichting
Meer dan 100 personen
Uitgangsdeur moet ogenblikkelijk ver de minimaal vereiste breedte kunnen worden geopend, zonder gebruik te maken van sleutel/los voorwerp
Het gebruik van sloten die NIET van binnenuit zonder sleutels/losse voorwerpen zijn te openen (dus wel van binnen en/ of buiten afsluitbaar zijn met sleutel/los voorwerp) = niet toegestaan (denk aan 1 of meerdere cilindersloten die van het slot af zijn)
Uitzondering: deur die regulier als ingang wordt gebruikt voor café of winkel mag voorzien zijn van en met sleutel afsluitbaar slot.
1
2
3 Naast het openen van de deur is voor de ontgrendeling slechts één handeling noodzakelijk + deze handeling is betrekkelijk eenvoudig (knopcilinder/breekglas/ raamboom/ deurontgrendelingsknop/ paniekslot)
‘Betrekkelijk eenvoudig’: - vergrendeling moet voor iedereen bereikbaar zijn (tussen de 0,5 -1,80 meter vanaf de vloer) - duidelijk hoe vergrendeling moet worden gebruikt zonodig d.m.v. pictogram verduidelijken
Gebruik van panieksluitingen
1
2
3
Tijdelijke bouwsels C
- Art. 2.1.1/ 2.2.1/2.3.2 (model) Brandbeveiligingsveror dening 1993; en - bijlage 3 + 4 (Model)bouwverordening (11 wijziging) Evenementenvergunning (hfd. 5 (model)APV) -Evenementenvoorwaarden voor tijdelijke bouwsels e
Vaak rits- en touwafsluitingen. Gelijkwaardige oplossing t.o.v. ‘normale deuren’
-‘nooddeur’dient altijd met de vluchtrichting mee te draaien -gebruik van normale uitgang door > 37 personen mag niet tegen de vluchtrichting indraaien 1 -doorgang over de minimaal vereiste breedte te openen -hoogte van de opening minimaal 2.10 meter (vanaf de vloer) -bij iedere (nood)uitgang duidelijk met pictogram de wijze van openen aangeven
2
Bij iedere uitgang bewaking: persoon die de uitgang onmiddellijk over de volle breedte kan openen 4 -openen bijv. door een soepel lopende ritsafsluiting, voorzien van een ‘handgreep’zoals een lederen riem -delen van het tentdoek moeten d.m.v. ringen over een soepel geleidende buis over de volle breedte kunnen worden geopend - twee halfrond over elkaar heen vallende gordijnen zijn toegestaan, mits over een voldoende breedte een vrije doorgang garanderen en het vluchten niet negatief beïnvloeden 3 3 / 13
september 2007
Toelichting op de tabel KWALITEIT VAN DE AFSLUITINGEN De toegepaste afsluitingen dienen te allen tijde te voldoen aan de omschrijving in het Bouwbesluit 2003 en de (model)bouwverordening. Dit betekent samengevat dat: A1 de uitgangsdeur moet ogenblikkelijk over de minimaal vereiste breedte kunnen worden geopend zonder dat hiertoe gebruik moet worden gemaakt van een sleutel of een ander los voorwerp. B1 Voorschriften uit het boek brandbeveiligingsinstallaties tot 100 personen: naast het openen van de deur is voor ontgrendeling slechts één handeling noodzakelijk dat deze handeling kan op betrekkelijk eenvoudige wijze worden verricht Gebruiksafspraken: Het is niet toegestaan om akkoord te gaan met afspraken over het tijdig openen van sloten. Denk aan sloten welke van binnenuit zonder gebruikmaking van sleutels of andere losse voorwerpen zijn te openen, maar wel van binnen en/of buiten afsluitbaar zijn met een sleutel of een ander los voorwerp. Ook het aanwezig zijn van één of meerdere cilindersloten (die van het slot af zijn) is dus niet toegestaan. A3 Er is één uitzondering op deze regel: de deur die regulier als in– en uitgang wordt gebruikt, zoals de toegangsdeur van winkels en cafés. Deze deuren mogen zijn voorzien van een met een sleutel afsluitbaar slot. B3 Vanaf 100 personen: gebruik van panieksluitingen. Conclusie: A1+ B1+ A3 + B3: •
•
géén gebruik van losse voorwerpen en naast het openen van de deur mag één vergrendeling aanwezig zijn. B.v. in de vorm van een knopcilinder, breekglas, raamboom, deurontgrendelingsknop, paniekslot e.d. in overleg met de brandweer. in bouwwerken met een bijeenkomstfunctie zoals theaters, discotheken en wijkcentra, maar ook bij andere gebruiksfuncties zoals winkelfunctie en onderwijsfunctie is het niet toegestaan om bij uitgangen waar > 100 personen gebruik van moeten maken andere voorzieningen toe te staan dan panieksluitingen
PLAATSING VERGRENDELING B1 De vergrendeling die, naast het openen van de deur, tot 100 personen is toegestaan moet op betrekkelijk eenvoudige wijze kunnen worden bediend. 2 aandachtspunten: (zie B2) B2 Ten eerste dient de vergrendeling voor iedereen bereikbaar te zijn. Dit betekent dat de vergrendeling aangebracht dient te worden tussen 0,5 meter en 1.80 meter vanaf de vloer. Indien een deurontgrendelknop wordt toegepast, dient deze bij voorkeur tussen de 0,90 meter en 1.20 van de vloer te worden geplaatst. Ten tweede moet duidelijk zijn hoe de vergrendeling dient te worden gebruikt. Indien dit niet onmiddellijk duidelijk is, dient er nabij de ontgrendelvoorziening (bijvoorbeeld door middel van een pictogram) te staan vermeld welke handeling moet worden verricht. 4 / 13
september 2007
TIJDELIJKE BOUWSELS Voor (nood)uitgangen van tijdelijke bouwsels, zoals tenten en dergelijke, wordt veel gebruik gemaakt van rits- en touwafsluitingen. Het nadeel van deze afsluitingen is dat ze moeilijk zijn te openen in geval van paniek. Als gelijkwaardige oplossing van ‘normale’deuren kunnen de volgende oplossingen worden gekozen: C1 Artikel 2.148 lid 4 BB2003 luidt: "Een deur van een toegang van een rookcompartiment draait bij het openen niet tegen de vluchtrichting in, indien de op die toegang aangewezen gebruiksoppervlakte van dat rookcompartiment groter is dan de in tabel 2.145.2 aangegeven grenswaarde." Bij een bezettingsgraadklasse B1 is deze grenswaarde 30m². De bovengrens van B1 is 0,8m². Dit betekent 30/0,8 = 37 Het plaatsen van deuren in de tentconstructie: • In geval van een ‘nooddeur’ dient deze altijd met de vluchtrichting mee te draaien. • Bij gebruik van een normale uitgang door meer dan 37 personen mag deze niet tegen de vluchtrichting indraaien. C2 + C3 • • • •
Een doorgang die over de minimaal vereiste breedte is te openen. Zoals een soepel lopende ritsafsluiting die is voorzien van een ‘handgreep’ (b.v. een lederen riem). De hoogte van de opening dient minimaal 2.10 meter te zijn, gerekend vanaf de vloer. De delen van het tentdoek dienen door middel van ringen - over een soepel geleidende buis - over de volle breedte te kunnen worden geopend. Bij iedere (nood)uitgang dient duidelijk met een pictogram de wijze van openen te zijn aangegeven.
C4 Bij gebruik van meer dan 100 personen dient bij iedere uitgang bewaking aanwezig te zijn, in de vorm van een persoon die onmiddellijk de uitgang over de volle breedte kan openen.
5 / 13
september 2007
Bijlage 1 Regelgeving
(Model)Bouwverordening • •
•
Artikel 6.2.1: Gebruikseisen voor bouwwerken; aansturing van bijlage 3 en 4 bouwverordening. Artikel 6.4.1: Hinder in verband met de brandveiligheid: dit artikel geeft een rechtstreeks werkend verbod voor het veroorzaken van brandgevaar en/of het belemmeren van vluchtmogelijkheden. Bijlage 4, artikel 1 lid 1 Een deur in de vluchtroute wordt bij aanwezigheid van personen in het bouwwerk uitsluitend zodanig gesloten, dat de deur ten behoeve van deze personen van binnen uit ogenblikkelijk over de minimaal vereiste breedte kan worden geopend zonder dat hiertoe gebruik moet worden gemaakt van een sleutel of een ander los voorwerp. Deze eis geldt niet voor de niet-gemeenschappelijke ruimten in woonfuncties.
Toelichting: Onder “aanwezigheid van personen” moet, naast de aanwezigheid van publiek, eveneens worden verstaan, de aanwezigheid van bijvoorbeeld bewakings- en schoonmaakpersoneel, alsmede de aanwezigheid van brandweerfunctionarissen, in geval van calamiteiten.
Bijlage 4, artikel 1 lid 3 Een deur die in een vluchtroute ligt van een ruimte waarin meer dan 100 personen zullen verblijven en een deur in een doorgang of uitgang bestemd voor ontvluchting van meer dan 100 personen wordt niet anders gesloten dan door middel van: a. een sluiting, waarbij de deur opengaat door een lichte druk tegen de deur, in de vluchtrichting gezien, b. een sluiting, waarvan de bedieningsinrichting bestaat uit een op de deur, in de vluchtrichting gezien, op minimaal één meter boven de vloer, over de volle breedte van de deur aangebrachte stang, waarbij de deur opengaat door een lichte druk tegen deze stang (panieksluiting). • Toelichting Bijlage 4, artikel 1 lid 3: De voorziening moet voldoen aan het gestelde in de publicatie ‘Brandbeveiligingsinstallaties’ van de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR), postbus 7010, 6810 HA ARNHEM, telefoon (026) 355 24 55, www.nvbr.nl. •
Een belangrijk aandachtspunt voor de uitvoeringspraktijk is dat een in onderdeel a en b bedoelde deursluiting in het concrete geval daadwerkelijk overeenkomstig de instructies van de fabrikant/leverancier van de betreffende sluiting wordt aangebracht. Verkeerd aanbrengen van de sluiting kan de beoogde werking daarvan namelijk teniet doen of bemoeilijken, met alle veiligheidsrisico’s van dien.
Bouwbesluit 2003 •
artikel 2.154, lid 1 en 2.161, lid 1 Voor alle gebruiksfuncties, m.u.v. - woonfunctie van een woonwagen; - celfunctie; - andere overige gebruiksfunctie geldt:
Een rookvrije vluchtroute leidt naar het aansluitende terrein en vandaar naar de openbare weg zonder dat deuren worden gepasseerd die met een sleutel moeten worden geopend. Handboek “Brandbeveiligingsinstallaties”, uitgave Nifv/NVBR Dit boek geeft een overzicht van de technische eisen voor installaties die op grond van onder andere de bouwregelgeving zijn vereist. In hoofdstuk 10 van dit boek worden voorzieningen aan vluchtdeuren omschreven: •
Ten aanzien van vergrendelingen i.r.t. het gebruik van een gebouw: 6 / 13
september 2007
‘In een aantal gevallen zijn vergrendelingen in het geheel niet toe te staan vanwege het gebruik en de bestemming van een gebouw. Een niet te onderschatten factor is het gelijktijdige aanbod van personen op vluchtroutes en bij uitgangen. Zo zullen in gebouwen waar veel personen verblijven en waarbij als gevolg van een calamiteit deze personen gelijktijdig moeten ontvluchten, vergrendeling ontoelaatbaar zijn. In theaters, warenhuizen, discotheken, scholen, wijkcentra en dergelijke zullen signalering- en alarmeringssystemen aangevuld met eventuele organisatorische maatregelen borg moeten staan voor een afdoende beveiliging’. • Gebruik bij meer dan 100 personen: ‘Over het algemeen moet worden gesteld dat bij dergelijke bestemmingen en bij gelijktijdig gebruik van een deur door meer dan 100 personen vergrendelingen in welke vorm dan ook ontoelaatbaar zijn.’ • Gebruik bij minder dan 100 personen ‘De vergrendelsystemen zijn tot 100 personen toepasbaar met dien verstande dat, naast het openen van de deur, voor ontgrendeling slechts één handeling noodzakelijk is en dat deze handeling op betrekkelijk eenvoudige wijze kan worden bediend’. Nadere toelichting/interpretatie regelgeving •
•
•
Rookvrije vluchtroute Het Bouwbesluit 2003 stelt eisen aan dat deel van de vluchtroute, dat fungeert als ‘rookvrije vluchtroute.’ Er worden dus geen eisen gesteld aan dat deel van de vluchtroute dat voor de rookscheiding ligt (en wel moet worden gepasseerd) Interpretatie: ‘ogenblikkelijk’ De bouwverordening geeft aan dat de deur van binnen uit ogenblikkelijk over minimaal de vereiste breedte kan worden geopend zonder dat hiertoe gebruik moet worden gemaakt van een sleutel of een ander los voorwerp. Deze omschrijving lijkt een bepaalde mate van interpretatievrijheid te geven. Wat is ‘ogenblikkelijk’ indien bijvoorbeeld sprake is van een deur, waar drie cilindersloten in zijn aangebracht, die op het moment van controle niet op slot zijn? Onder de oude werkwijze zou dit kunnen worden goedgekeurd. Zoals eerder aangegeven is slechts een kleine nalatigheid voldoende om tot een zeer onveilige situatie te leiden. Als de gebruiker één van deze sloten vergeet te ontgrendelen op het moment dat er wel personen aanwezig zijn, is de route geblokkeerd. Hoewel niet direct is aangegeven dat bovenomschreven gebruik is verboden, moge duidelijk zijn dat een dergelijke situatie voorkomen moet en kan worden met de bestaande regelgeving. Ten derde geeft het boek “Brandbeveiligingsinstallaties” en de bouwverordening als uitwerking aan, dat bij een deur met een gelijktijdig gebruik van meer dan 100 personen, een zgn. panieksluiting noodzakelijk is. Verder wordt aangegeven, dat de vergrendelsystemen tot 100 personen toepasbaar zijn met dien verstande dat, naast het openen van de deur, voor ontgrendeling slechts één handeling noodzakelijk is en dat deze handeling op betrekkelijk eenvoudige wijze kan worden bediend.
Regelgeving voor tijdelijke bouwsels (Model)Brandbeveiligingsverordening • Voor tijdelijke bouwsels geen gebouwen zijnde is de brandbeveiligingsverordening van toepassing. Op grond van artikel 2.1.1 lid 2 kunnen burgemeester en wethouders aan deze vergunning voorschriften verbinden o.m. in het belang van het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand. • Via artikel 2.2.1 van de (model)brandbeveiligingsverordening (gebruikseisen voor inrichtingen) worden bijlage 3 en 4 van de bouwverordening aangestuurd. Opgepast: er kan in de lokale brandbeveiligingsverordening worden verwezen naar een andere dan de laatstelijk vastgestelde verordening. De verordening waar naar wordt verwezen is van toepassing. • Ten aanzien van sluitingen is het relevante artikel uit bijlage 4, is artike1 1 lid 2 en lid 6 7 / 13
september 2007
- Lid 2 Een (nood)uitgangsdeur mag bij aanwezigheid van personen in het bouwwerk uitsluitend zodanig zijn gesloten, dat de uitgangsdeur van binnen uit ogenblikkelijk over de minimaal vereiste breedte kan worden geopend zonder dat hiertoe gebruik moet worden gemaakt van een sleutel of een ander los voorwerp. - Lid 6 Deuren, hekken en andere afsluitingen in vluchtwegen moeten, indien deze niet draaien in de vluchtrichting, gedurende de tijd dat in het gebouw personen aanwezig zijn, in geheel geopende stand worden gehouden en zodanig zijn vastgezet dat deze niet door onbevoegden kunnen worden gesloten (dit geldt niet voor brandwerende deuren). • Voor het overige kan het rechtstreeks werkende artikel 2.3.2. ( gebruik middelen en voorzieningen) behulpzaam zijn: ‘Het is verboden voorwerpen of stoffen op zodanige wijze te plaatsen of te hebben dat daardoor het onmiddellijke gebruik of de zichtbaarheid wordt belemmerd van: a middelen en voorzieningen tot melding van alarmering bij en bestrijding van brand; b middelen en voorzieningen tot ontvluchting en redding van personen en dieren bij brand’
Evenementenvoorwaarden tijdelijke bouwsels Volgens de evenementenvoorwaarden (gemeente Den Haag) voor tijdelijke bouwsels: ‘Indien tijden de aanwezigheid van personen in het bouwsel op enigerlei wijze de voor ontvluchting bestemde uitgangen zijn afgesloten, dienen: a. bij gelijktijdige aanwezigheid van meer dan 37 personen de uitgangen te zijn voorzien van naar buiten draaiende deuren; b. de uitgangsdeuren met één handbeweging , zonder gebruik te maken van losse voorwerpen (zoals bijvoorbeeld sleutels) , gemakkelijk door iedereen te kunnen worden geopend (panieksluiting)’
Gelijkwaardigheid In artikel 1.5 Bouwbesluit 2003 wordt gelijkwaardigheid geregeld: ‘Aan een in het tweede tot en met zesde hoofdstuk gesteld voorschrift dat moet worden toegepast om te voldoen aan een met betrekking tot een bouwwerk of een gedeelte daarvan gestelde eis, behoeft niet te worden voldaan, voorzover anders dan door toepassing van dat voorschrift het bouwwerk of het betrokken gedeelte daarvan tenminste dezelfde mate van veiligheid bescherming van de gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en bescherming van het milieu biedt als is beoogd met het betrokken voorschrift.’ Evenementenvergunning en toetsing aan het Bouwbesluit 2003 De voorlopige voorzieningenrechter (LJN A)2526) heeft toegestaan dat bij het beoordelen van een aanvraag om een evenementenvergunning als bedoeld in de APV het Bouwbesluit 2003 en de MG van 17 juli 2003 ‘Brandveiligheid: Bouwbesluit 2003 in relatie tot aanschrijving en gebruiksvergunningen’ als referentiekader wordt gebruikt: ‘Hoewel het Bouwbesluit 2003 en het MG niet rechtstreeks van toepassing zijn bij het verlenen van vergunningen als de onderhavige, acht de voorzieningenrechter het voorshands niet onredelijk dat verweerder in het kader van zijn discretionaire bevoegdheid ervoor heeft gekozen om het Bouwbesluit 2003 en het MG als referentiekader te gebruiken bij de beoordeling van het maximum aantal toe te laten personen’. Hierbij is door de brandweer ook getoetst aan artikel 1.5 bouwbesluit, en bezien of op andere wijze een gelijkwaardig veiligheidsniveau bereikt had kunnen worden (rookafvoer of sprinkler). Hierbij wordt aangetekend dat bij een beroep op gelijkwaardigheid (gelijkwaardige veiligheid) die gelijkwaardigheid per doelvoorschrift dient te worden aangetoond en beoordeeld
8 / 13
september 2007
Conclusie Deze jurisprudentie biedt de mogelijkheid om bij de evenementenvergunning te toetsen aan het Bouwbesluit (in casu 2.154 en 2.161 ten aanzien van de vrije doorgang in rookvrije vluchtroutes) Nieuwe Woningwet Per 01/04/07 is de nieuwe Woningwet in werking getreden. Hierdoor zijn het Bouwbesluit 2003 en de (model)bouwverordening geheel rechtstreeks werkend. In combinatie met bovenstaande jurisprudentie bestaat een solide basis voor het beleid ten aanzien van bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde. Interpretatieve beleidsregel Deze praktijkrichtlijn is een interpretatieve interne gedragslijn en dient als zodanig te worden vastgesteld.
9 / 13
september 2007
Bijlage 2 : Goedgekeurde voorbeelden uit de praktijk NR. 1
No-panic systems
Leverancier: No Panicsystem Antoon van Elenstraat 4-10 6217 JM Maastricht Efectis (goedgekeurd) R0640 d.d. 12 oktober 2006
10 / 13
september 2007
Nr. 1 Leverancier van No Panicsystem Antoon van Elenstraat 4-10 6217 JM Maastricht
Efectis (goedgekeurd) R0640 d.d. 12 oktober 2006
Deur na te zijn aangepast in de praktijk
11 / 13
september 2007
TEKENENINGEN
12 / 13
september 2007
Voorbeeld sticker op deur(en):
KLEURVOERING : GROEN/WIT AFMETING MINIMAAL 120 MM X 120 MM
13 / 13
september 2007