2
VEILIGHEIDSREGIO HAAGLANDEN __________________________________________________________________________ VOORSCHRIFTEN TEN BEHOEVE VAN: BRADERIEËN E.D. IN DE OPENLUCHT __________________________________________________________________________
2.01 De stands en/of marktkramen alsmede eventueel te plaatsen podia moeten zodanig worden aangebracht dat alle toe- en uitgangen van woningen en/of bedrijven onbelemmerd te bereiken zijn. 2.02 De bluswaterwinplaatsen en de aansluitpunten van de droge blusleidingen moeten te allen tijde voor brandweervoertuigen bereikbaar en voor onmiddellijk gebruik gereed zijn. 2.03 a. b.
Tussen de achterzijde van de standplaatsen en de achterliggende bebouwing moet een strook van minimaal 1 meter breed worden vrijgehouden. Voor de kramen dient een rijloper van minimaal 3.50 meter breed en doorrijhoogte van minimaal 4.20 meter beschikbaar te zijn.
2.04 Er mogen geen rijbanen worden afgesloten anders dan door middel van hekken welke direct verwijderd kunnen worden. De organisatie dient er op toe te zien dat er voor de hekken niet wordt geparkeerd. 2.05 Spandoeken, feestversieringen of andere overspanningen dienen met de onderkant minimaal 4.20 meter boven het wegdek te worden aangebracht. 2.06 Aanleg en plaatsing van kabels en leidingen dient zodanig te geschieden dat het publiek er niet over kan struikelen of kan vallen. Indien er kabels over de weg worden gespannen, moet dit op een hoogte van minimaal 4.20 meter gebeuren. Schakelaars en zekeringkasten van elektrische installaties dienen onbereikbaar te zijn voor het publiek. 2.07 Nabij eventueel te plaatsen verkooppunten, waar open vuur dan wel drukhouders (gasflessen) met vloeibaar gas gebruikt worden ten behoeve van het bereiden van voedings- en genotmiddelen of het verhitten van andere materialen, dien(t)en: a. een draagbaar blusapparaat met een vulling van minimaal 6 kg ABC-poeder aanwezig zijn. Het blustoestel dient minstens eenmaal per twee jaar te worden gekeurd door een ter zake deskundige. b. (een) goed passende deksel(s) aanwezig zijn om de pannen/frituren, bij het in brand raken van de inhoud, te kunnen afdekken. c. indien het verkooppunt overdekt en/of afgeschermd wordt door middel van zeilen groter dan 2 25 m , dient dit materiaal te voldoen aan een van de klassen t.a.v. brandvoortplanting zoals vermeld in NTA 8020-40. 2.08 Gasinstallatie a. Een flessengasinstallatie moet blijvend voldoen aan het bepaalde in NEN 3324, uitgave november 1965, en in NEN 3324-A (aanvullingblad), uitgave december 1971.
Versie 01-12-2010
b. De gasflessen moeten geplaatst worden, zoals op de bij de evenementenvergunning behorende tekening(en) is aangegeven. c. De nominale inhoud van de gevulde en lege flessen mag gezamenlijk niet meer bedragen dan 115 liter. d. Een gasfles moet zijn voorzien van een door de Dienst voor het Stoomwezen erkend geldig keurmerk. e. De afsluiter van een gasfles moet van een door de Dienst voor het Stoomwezen goedgekeurd type zijn. f. Tussen gasfles en verbruikstoestel moet de verbinding bestaan uit een metalen leiding of uit een goedgekeurde GASTEC-slang overeenkomstig het gestelde in vermelde NEN 3324. In afwijking van artikel 72, lid c, van NEN 3324 mag de maximale slanglengte voor een tijdelijke opstelling echter 10 meter bedragen. g. De opstelling van flessen moet zodanig zijn, dat verzameling van eventueel lekgas in besloten ruimten uitgesloten is. In verband hiermede is de opstelling van flessen op een plaats of in een ruimte waar voldoende natuurlijke ventilatie op vloerhoogte ontbreekt, verboden. h. De drukhouders (gasflessen) moeten tegen opwarming door zonnestraling en tegen omvallen worden beschermd. i. De slangen dienen te zijn vervaardigd van synthetisch rubber met één of meer staaldraad en/of textielinlagen, volgens NEN 5654 (1980) en mogen niet ouder zijn dan twee jaar. j. De slangen dienen met behulp van slangenklemmen vast aan de drukhouders (gasflessen) en aan verbruikstoestel(len) te zijn bevestigd en dienen vrij en zonder spanning te zijn aangelegd voor het gebruik van een barbecue / grill / e.d. 2.09 Bij een barbecue / grill dienen de verbindingsslang(en) tussen drukhouders (gasflessen) en de verbruikstoestel(len): a. te zijn vervaardigd van synthetisch rubber met één of meer staaldraad en/of textielinlagen, volgens NEN 5654 (1980) en mogen niet ouder zijn dan twee jaar; b. met behulp van slangenklemmen vast aan de drukhouders en aan verbruikstoestel(len) zijn bevestigd en vrij en zonder spanning zijn aangelegd; c. zodanig te zijn aangebracht dat zij op geen enkele wijze aan ontoelaatbare temperatuursinvloeden worden blootgesteld of mechanisch kunnen worden beschadigd; d. zo kort mogelijk te worden gehouden en mag/mogen geen grotere lengte hebben dan 10 meter. 2.10 De barbecue/grill dient zodanig te zijn opgesteld, dat omvallen en/of omstoten niet mogelijk is. 2.11 De barbecue/grill moet afsluitbaar zijn door middel van een metalen plaat/deksel of een blusdeken. 2.12 Nabij elke barbecue/grill dient een draagbaar blusapparaat met een vulling van tenminste 6 kg ABC-poeder aanwezig te zijn. Het blustoestel dient minstens eenmaal per twee jaar te worden gekeurd door een ter zake deskundige. 2.13 Voor het aanmaken van de barbecue/grill mag geen gebruik worden gemaakt van brandbare vloeistoffen (b.v. spiritus), anders dan de hiervoor speciaal bestemde aanmaakvloeistoffen. 2.14 De barbecue/grill dient op een voldoende afstand van gebouwen, goederen of beplanting te worden geplaatst om gevaar van brand te voorkomen.
Versie 01-12-2010
2.15 Teneinde hinder, overlast of brandgevaar tot een minimum te beperken, is het stoken van een barbecue/grill alleen geoorloofd bij gunstige windrichting en sterkte. Bij een windsnelheid van 8 - 10,7 m/s (windkracht 5) en hoger mag niet worden gestookt. 2.16 Na afloop moeten de nog smeulende resten houtskool met water worden geblust of met een laag zand worden afgedekt. 2.17 Brandende en/of smeulende resten mogen nooit in afvalemmers of containers e.d. worden weggeworpen. 2.18 De bevelen en aanwijzingen door of namens de korpschef van politie Haaglanden en/of de commandant van de Brandweer van de Veiligheidsregio Haaglanden, gegeven in verband met de openbare orde en veiligheid, moeten onmiddellijk worden opgevolgd. 2.19 De vergunning moet op eerste vordering van functionarissen van de politie en de Brandweer van de Veiligheidsregio Haaglanden, worden getoond en desgewenst ter inzage worden gegeven.
Onvoorziene weersomstandigheden (zie bijlage) 2.20 Indien naar het oordeel van de brandweer vanwege plotselinge omstandigheden zoals weersinvloeden een zodanig risico ontstaat voor de veiligheid van de deelnemers en bezoekers, kan de met controle belaste ambtenaar het evenement afgelasten. 2.21 Deze afgelasting kan zowel voorafgaand als tijdens het evenement plaatsvinden, afhankelijk van de omstandigheden. 2.22 De organisatie zal van het genoemde in artikel 2.20 en 2.21 terstond op de hoogte gesteld worden. 2.23 De brandweer aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid aangaande het genomen besluit in vermeldt in artikel 2.20 en 2.21 en de mogelijke gevolgen die hieruit voortvloeien voor de organisatie.
Versie 01-12-2010
Bijlage WEERSOMSTANDIGHEDEN
SCENARIO NOODWEER (algemeen) Indien naar het oordeel van de hulpdiensten vanwege plotselinge omstandigheden zoals weersinvloeden een zodanig risico ontstaat voor de veiligheid van de deelnemers en bezoekers, kan het evenement afgelast worden. Deze afgelasting kan zowel voorafgaand als tijdens het evenement plaatsvinden, afhankelijk van de omstandigheden. Deze beslissing zal in overleg plaatsvinden tussen hulpdiensten en organisatie. Weeralarm In Nederland is het mogelijk dat er een weeralarm wordt afgekondigd. Het Weeralarm is een speciale en ernstige waarschuwing van het KNMI bij extreme weersomstandigheden die gevaar of overlast opleveren voor de hele samenleving. Een Weeralarm wordt uitsluitend gegeven bij specifieke weersomstandigheden: een zware storm, zeer zware storm of orkaan, zeer zware windstoten, gladheid door sneeuw of ijzel of een sneeuwstorm en zwaar onweer. De verschijnselen moeten zich op grote schaal voordoen, dat wil zeggen in een gebied ter grootte van minstens 50 bij 50 km (of over een lengte van minstens 50 km). Voorwaarschuwing Waarschuwing van het KNMI die mogelijk vooraf kan gaan aan een Weeralarm, een ernstige waarschuwing voor extreem weer. Een voorwaarschuwing wordt in de periode van 12 tot 24 uur voorafgaand aan een eventueel weeralarm uitgeven. Verspreiding Wanneer het tot een weeralarm dreigt te komen informeert het KNMI ook instanties die zich bezighouden met calamiteitenbestrijding en voorlichting zoals verkeersdiensten, politie, brandweer en gemeenten. Op basis van de verwachtingen kan een gemeente dan beslissen om bijvoorbeeld een kwetsbaar evenement in de open lucht zoals een markt of groot feest met voor de wind gevoelige tenten op last van de politie af te gelasten. Zwaar onweer Gevaar vanwege het hoge risico op blikseminslag, eventueel vergezeld van zeer zware windstoten, slagregens, wolkbreuk en/of hagel. De organisatie zal zichzelf op de hoogte blijven houden over de weersomstandigheden, mochten deze omstandigheden extreme vormen aannemen zal de organisatie in overleg met de hulpdiensten passende maatregelen nemen. Weersomstandigheden Het weer wordt constant gemonitoord door de organisatie en zal zich ook door middel van andere organisaties op de hoogte laten houden. Op basis van het monitoren zal de organisatie bepaalde maatregelen nemen in het voortraject en op de showdag zelf, die nodig zijn om het evenement op een veilige en verantwoordelijke manier te laten verlopen. Wind Deze is er in verschillende krachten vanaf windkracht 1 t/m 12, sterke wind is de schaal 6. Wanneer deze voorspelling door de weerdienst gegeven wordt ofwel de organisatie verwacht dit tijdens het evenement, dan zullen maatregelen volgen. Tenten en hekken voldoende afschoren. Zorgen dat er extra contragewichten en schoormiddelen aanwezig zijn op de diverse locaties in/op het evenementen terrein. Verslechtering weersomstandigheden in een kort tijdsbestek op de dag zelf. Op het moment dat bovenstaande bekend is bij het coördinatieteam zal dit team de nodige acties opstarten of uit laten voeren door medewerkers van de organisatie en of andere diensten. Als de windsnelheid oploopt zouden de volgende acties ondernomen kunnen worden: • Extra contragewicht(en) aanbrengen • Extra schoren bij de diverse locaties op het evenementen gebied.
Versie 01-12-2010
•
Zorgen dat publiek en deelnemers niet op bepaalde locaties meer komen, zodat zij geen gevaar lopen of in een gevaarlijke situatie terecht kunnen komen (afzetten).
Eventueel te nemen acties: • Het ontruimen (geheel of gedeeltelijk) van verschillende locaties op het evenemententerrein. • Het laten demonteren van constructies en laten ontruimen van tenten. Een aankomend onweersfront Programmering van het evenement zou stilgelegd of uitgesteld kunnen worden zodat deelnemers en publiek verzocht kan worden om een plek te zoeken om te schuilen. Is dit het geval zal het coördinatie team beslissen en handelen alsof het een gehele of gedeeltelijke ontruiming is. Men kan de bezoekers vooraf waarschuwen of erop te wijzen dat er een onweersfront aan komt en dat de aanwijzingen van de medewerkers van de organisatie en andere diensten i.v.m. hun eigen veiligheid opgevolgd dienen te worden. Wanneer het raadzaam is om te schuilen tijdens het evenement kan daarop gewezen worden via de podia en medewerkers van de organisatie en andere diensten. Richtlijnen ingeval van plotseling veranderde weersomstandigheden Plotseling veranderde weersomstandigheden zijn bijvoorbeeld buien met windstoten of snel aantrekkende zware storm. Als een ontruiming noodzakelijk is door plaatselijk optredend gevaar zal het coördinatieteam het initiatief nemen tot ontruiming van de onmiddellijke omgeving van het gevaar opleverende deel. Hierbij worden security medewerkers en medewerkers van de organisatie ingezet om de ontruiming ordelijk te laten verlopen. Via de omroepinstallaties zullen de bezoekers en medewerkers op en rond het evenemententerrein zonodig aanwijzingen krijgen en worden geïnformeerd. Indien gewenst zal het coördinatieteam de hulp van de diensten inroepen. Mogelijke scenario’s: • omvallende delen van de opbouw op het evenemententerrein • vallende objecten (bomen, takken)
Versie 01-12-2010