VEILIGHEIDSREGIO HAAGLANDEN Droge blusleidingen in geweven trappenhuizen (wokkeltrappenhuizen)
Jan Brekelmans Juli 2009
Versie: 14-07-2009
-1-
INHOUD
Blz. 1. 2. 3.
Inleiding Kenschetsing van de omstandigheden Uitvoering 2 voorbeelden
Versie: 14-07-2009
-2-
3 3 4 6 en 7
1.
Inleiding
Over het algemeen is het, volgens de bouwregelgeving, in veel gebouwen noodzakelijk dat er ten behoeve van een adequate ontvluchting meerdere trappenhuizen noodzakelijk zijn. Om reden van ruimtebesparing worden in bepaalde gebouwen, in plaats van normale trappenhuizen, zogenaamde geweven trappenhuizen, ook wel wokkeltrappenhuizen genoemd, aangebracht. Indien deze gebouwen een hoogte overschrijden van 20 meter, zal het daarbij noodzakelijk zijn hierin één of meer droge blusleidingen aan te brengen. Met name de combinatie van een geweven trappenhuis met een droge blusleiding is lastig en kan in de praktijk bij het gebruik van de droge blusleiding leiden tot verwarring. De brandweer gebruikt een droge blusleiding met behulp van een vastgestelde procedure. Belangrijk is met de aanleg van droge blusleidingen in wokkeltrappenhuizen deze procedure niet te verstoren. Daarom dient optimaal aandacht te worden besteed aan de projectie/ontwerp en het toekomstige gebruik hiervan. In deze beleidsnotitie is daarom uitgebreid afgewogen, hoe de projectie en aanleg dient plaats te vinden. Het doel dient te zijn dat in alle gevallen tot een adequate brandbestrijding kan worden overgegaan. Om een goed afgewogen concept te verkrijgen is deze richtlijn opgesteld. Regionale toepassing hiervan is van essentieel belang, gezien de noodzakelijke regionale uniformiteit bij het gebruik van droge blusleidingen in dergelijke trappenhuizen.
2.
Kenschetsing van de omstandigheden.
Zoals is verwoord zijn geweven trappenhuizen in principe twee verschillende trappenhuizen die in elkaar zijn verweven. Het betreffen dus twee afzonderlijke onafhankelijke trappen in één behuizing. Dat houdt in dat twee trappen om elkaar heen draaien als een wokkel. Het voordeel van deze trappen is dat deze veel minder ruimte innemen dan twee losse vluchttrappen met dezelfde vluchtcapaciteit. Ondanks dat deze trappen om elkaar zijn gedraaid, mag dit geen nadelige gevolgen hebben voor de (brand)veiligheid. De trappen zullen in de meeste gevallen onafhankelijk moeten zijn. Dit is voor met name ontvluchting essentieel. Het is hierbij dan ook niet mogelijk dat men vanuit het ene trappenhuis direct het andere trappenhuis kan betreden. Uiteraard zijn beide trappenhuizen afzonderlijk vanaf iedere bouwlaag te betreden, alleen is dat op iedere bouwlaag op een verschillende locatie. Indien de hoogte van het gebouw hoger is dan 20 m zullen voor alle toegangen tot de geweven trappenhuizen een toegangssluis noodzakelijk zijn. Zoals uit de benaming blijkt, bevat een droge blusleiding in de normale situatie, geen water. Het behoort dus tot de mogelijkheid dat, als er wel waterdruk op wordt gezet, de kranen van de brandslangaansluitingen in het trappenhuis zich in geopende stand bevinden. In dat geval kan het problematisch zijn op de gewenste plaats over voldoende bluswater met de vereiste druk te beschikken. Tevens zal er in het gebouw een aanzienlijke waterschade kunnen ontstaan. Om dit te voorkomen zal de brandweer eerst zorgdragen dat alle afsluiters van de op de stijgleiding aangesloten brandslangaansluitingen gesloten zijn. Dit kan niet anders dan door van bovenaf alle aansluitingen na te lopen en de gesloten toestand te controleren. Pas daarna vindt communicatie met de pompbediende plaats, die voor de benodigde waterdruk op de leiding zal zorgdragen.
Versie: 14-07-2009
-3-
Het zal duidelijk zijn dat bij droge blusleidingen in geweven trappenhuizen van essentieel belang is te weten: • Waar de droge blusleiding zich bevindt; • Op welke wijze deze toegankelijk is; • waar de brandslangaansluitingen zich bevinden; • op welke wijze de afsluiters kunnen worden gecontroleerd; • waar deze moet worden aangesloten. Belangrijk is de droge blusleidingen zodanig te ontwerpen en installeren dat hiervoor geen afwijkend gebruik noodzakelijk is en dat met behulp van de gebruikelijke procedure met deze voorziening kan worden gewerkt.
3. Uitvoering: Door de toepassing van een geweven trappenhuis beschikt de brandweer dus over twee trappenhuizen die hij voor een brandweerinzet kan gebruiken. De situatie is echter zodanig dat het twijfelachtig is of men weet wat een geweven trappenhuis is, of men zich in een dergelijk trappenhuis bevindt en hoe deze moet worden betreden. Daarom wordt er in deze richtlijn het uitgangspunt gehanteerd, dat het in principe niet uitmaakt welk van de twee trappenhuizen zal worden betreden. Het uitgangspunt is dit te doen met één gemeenschappelijke leiding. Ten behoeve van iedere verdieping moet men een brandslangaansluiting aantreffen, die men voor een brandbestrijding nodig heeft. Het mag in principe niet uitmaken welk trappenhuis voor de controle van de afsluiters van de droge blusleiding wordt betreden, omdat alle brandslangaansluitingen vanuit elk trappenhuis toegankelijk moeten zijn. Het is daarbij noodzakelijk de brandslangaansluiting op een dusdanige plek te projecteren dat de bereikbaarheid vanuit ieder trappenhuis ook mogelijk is. Het maakt evenmin uit welk trappenhuis voor de brandweerinzet wordt betreden. Men moet altijd over de noodzakelijke brandslangaansluiting kunnen beschikken. Hierna zijn enkele mogelijke oplossingen gegeven. Voorwaarden algemeen: • Voor de twee trappenhuizen dient een gemeenschappelijke droge blusleiding te worden geïnstalleerd. • De droge blusleiding dient te voldoen aan NEN 1594. Voorbeeld A • In de gemeenschappelijke wand dient op iedere bouwlaag een brandslangaansluiting te worden aangebracht. (zie tekening) Opmerking Dit geldt eveneens voor trappenhuizen voorzien van een toegangssluis. Op dit onderdeel wordt dus van NEN 1594 afgeweken. • Indien tussen de twee trappenhuizen een onafhankelijkheid (WBDBO) wordt vereist, moeten de beide toegangsluiken (deuren) een brandwerendheid van minimaal 30 minuten te bezitten. • De afmetingen van de inbouwkast dienen zodanig te zijn dat dit geen belemmering voor een geleidelijk verloop van de blusslang oplevert. Knikken in een slang onder druk, zijn niet toegestaan. • Op ieder toegangsluik dient een aanduiding, conform figuur 5 van NEN 1594, te worden aangebracht. • De toegangsluiken dienen te worden afgesloten met een standaardslot, conform figuur 4 van NEN 1594.
Versie: 14-07-2009
-4-
Voorbeeld B (alleen mogelijk i.g.v. een toegangssluis) • In de gemeenschappelijke sluis dient op iedere bouwlaag een brandslangaansluiting te worden aangebracht. (zie tekening) • De betreffende sluis dient direct vanaf beide trappenhuizen toegankelijk te zijn.
Deze uitvoeringen hebben de volgende voordelen: •
Het is niet noodzakelijk vooraf het brandweerpersoneel te informeren dat het gaat om een droge blusleiding in geweven trappenhuizen. Opmerking Het blijkt namelijk dat niet een ieder op de hoogte is van de uitvoering van geweven trappenhuizen. Daarnaast is het zeer lastig gebleken zich te oriënteren indien men wel op de hoogte is van dit gegeven.
•
Voor de controle van de afsluiters van de brandslangaansluitingen, maakt het niet uit via welk trappenhuis dit plaats vindt. Opmerking Alle brandslangaansluitingen zijn vanuit elk trappenhuis bereikbaar.
•
Voor het gebruik van de droge blusleiding (brandweerinzet), maakt het niet uit vanuit welk trappenhuis dit plaats vindt. Opmerking Alle brandslangaansluitingen zijn vanuit elk trappenhuis bereikbaar.
Versie: 14-07-2009
-5-
Voorbeeld A
Versie: 14-07-2009
-6-
Versie: 14-07-2009
-7-