VEILIGHEIDSREGIO HAAGLANDEN
Brandveiligheid woonwagens en woonwagenstandplaatsen
14 juni 2006
Woonwagens-Brandveiligheid woonwagens
1
Inhoud.
Blz.
1.
Inleiding
3
2.
Begripsomschrijvingen
4
3.
Omstandigheden
5
4.
Nieuwbouw of bestaande bouw?
5
5.
Conclusie
10
Bijlage A:
Aanbevelingen voor brandveiligheid
Woonwagens-Brandveiligheid woonwagens
2
11
Brandveiligheid woonwagens en woonwagenstandplaatsen
1.
Inleiding.
Het doel van brandveiligheidsvoorschriften voor woonwagens en woonwagenstandplaatsen is het creëren van een brandveiligheidniveau voor alle bewoners op de woonwagenlocatie conform geldende bouwregelgeving. Wanneer is er sprake van een brandveiligheidniveau zoals hiervoor is genoemd? Een en ander kan als brandveilig worden beschouwd indien: a. een eventuele branduitbreiding binnen aanvaardbare grenzen beperkt blijft en b. voldoende gelegenheid is tot veilige ontvluchting uit de woonwagen en zonodig de standplaats is verzekerd De herinrichtingen en uitbreidingen van diverse woonwagenlocaties in de regio Haaglanden hebben aanleiding gegeven de brandveiligheid van deze locaties en hierop bevindende bouwwerken nader te bestuderen. Hierbij is gebleken dat uitbreidingen en verbouwingen aan bestaande woonwagens de brandveiligheid nadelig kunnen beïnvloeden. Daarnaast hebben ontwikkelingen in de vorm van het vervangen van bestaande woonwagens door grote woonwagens, met in sommige gevallen meerdere verdiepingen, twijfels opgeroepen ten aanzien van het verkregen niveau van brandveiligheid. Voornamelijk toename van de omvang van de woonwagens, hetgeen geringe onderlinge afstanden tussen woonwagens heeft veroorzaakt, kan de veiligheid van “derden” nadelig beïnvloeden. Het kan daardoor in voorkomende gevallen niet worden uitgesloten dat een eventuele brand in een woonwagen, uitbreiding naar naastgelegen woonwagens tot gevolg heeft. Om genoemde redenen is onderzoek verricht naar de noodzaak om het aangetroffen niveau van brandveiligheid te verbeteren. Bestudering van de in het Bouwbesluit vermelde eisen leert ons echter dat deze niet meer zijn afgestemd op de huidige situatie. Dit vindt z’n oorzaak in de gewijzigde standpunten met betrekking tot de omvang van de standplaatsen en zeker niet op de laatste plaats de omvang van de woonwagens. Deze ontwikkelingen hebben tot gevolg dat in voorkomende gevallen men zich afvraagt of er nog sprake is van een woonwagen zoals men bij de opstelling van het Bouwbesluit is uitgegaan. Door het ministerie van VROM wordt onderzocht of aanpassingen in het Bouwbesluit dienaangaande noodzakelijk zijn. Gelet op de in het Bouwbesluit uit oogpunt van veiligheid gegeven voorschriften, kan echter indirect worden afgeleid dat de regelgever met woonwagens relatief kleine bouwwerken bedoelt. Zo worden, in tegenstelling tot andere (sub)gebruiksfuncties geen prestatie-eisen gegeven omtrent de sterkte van de bouwconstructie bij brand (artikel 2.8), het voorkomen van het vallen van een vloer (artikel 2.14), het veilig overbruggen van hoogteverschillen (artikel 2.23) en het veilig uitvoeren van een trap (artikel 2.27). Daaruit kan onder andere worden geconcludeerd dat het Bouwbesluit onvoldoende waarborgen geeft voor de veiligheid van woonwagens met meerdere bouwlagen. Een woonwagen met meerdere bouwlagen blijft dan weliswaar in de zin van de Woningwet een woonwagen en kan op een standplaats zijn geplaatst, maar een overweging of hier sprake is van een voldoende mate van brandveiligheid, is op z’n plaats. Het is daarom verstandig in een gemeentelijk bestemmingsplan dergelijke bouwwerken te verbieden, zoals bijvoorbeeld in de gemeente Den Haag van toepassing is. Naast beschreven onvolledigheid wordt in het Bouwbesluit evenmin de situering van de woonwagen geregeld. Dat dient te zijn vastgelegd in een bestemmingsplan of
Woonwagens-Brandveiligheid woonwagens
3
stedenbouwkundige voorschriften van de Bouwverordening van de betreffende gemeente. Of iedere gemeente in de regio Haaglanden hierin heeft voorzien is niet onderzocht. Het doel van deze richtlijn is een uniforme benadering van de brandveiligheid voor woonwagens en woonwagenlocaties in de regio Haaglanden te verkrijgen. Hierdoor wordt voorkomen dat er geen afwijkende brandveiligheidsvoorzieningen in de verschillende gemeenten in de regio worden vereist. Daarnaast is voorliggende richtlijn bedoeld voor een toetsing en handhaving van brandveiligheid van bestaande woonwagens en woonwagenlocaties, indien daar op gemeentelijk niveau aanleiding toe is.
2.
Begripsomschrijvingen.
Ten behoeve van een eenduidige uitvoering van deze beleidsnotitie is het wenselijk dat een uniforme uitleg van de vermelde begrippen wordt gegeven. Daartoe dient er met de volgende begripinvulling rekening te worden gehouden. Zie ook bijlage 1: 2.1
Woonwagenlocatie Een afgebakend gebied waarop onder andere standplaatsen zijn gesitueerd. Toelichting: Naast standplaatsen kunnen eveneens andere gebruiksfuncties op een woonwagenlocatie voorkomen, zoals een bijeenkomstfunctie, onderwijsfunctie e.d.
2.2
Standplaats Een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten. (woningwet, art. 1, lid 1h) Toelichting: De gehele standplaats met daarop bijbehorende bebouwing behoort, volgens het Bouwbesluit, tot één gebruiksfunctie, namelijk de “woonfunctie van een woonwagen”. (Zie ook figuur 1)
2.3
Opstelvak Een afgekaderd gedeelte van een standplaats waarbinnen, op grond van planologische afwegingen, een woonwagen is opgesteld. (Zie ook figuur 1)
2.4
Woonwagen Voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst. (woningwet, art. 1, lid 1)
2.5
Berging/was- en toiletruimte Een bij een woonwagen behorende vrijstaande ruimte bestemd voor het opslaan van huishoudelijke goederen, veelal in combinatie met een was- en toiletgelegenheid. Toelichting: Op de standplaats wordt veelal een bouwwerk met basisvoorzieningen aangeboden. Deze bestaan in het algemeen uit een berging en/of was- en toiletruimte. Zoals onder punt 2.2. genoemd behoren deze bij de “woonfunctie van een woonwagen”.
Woonwagens-Brandveiligheid woonwagens
4
3. Omstandigheden. Om tot een gestructureerde benadering van de brandveiligheid over te kunnen gaan is het noodzakelijk de juiste omstandigheden duidelijk vast te stellen. Zo kunnen de volgende situaties aanwezig zijn: • • • • •
Nieuwe woonwagens op nieuwe standplaats; Nieuwe woonwagens op bestaande standplaats; Te verbouwen woonwagens op een bestaande standplaats; Bestaande woonwagens op bestaande standplaats; Bestaande woonwagens op nieuwe standplaats.
Hoe met deze situaties kan worden omgegaan zal in deze notitie worden aangegeven. Daarbij is noodzakelijk de voorschriften in het Bouwbesluit hierbij te hanteren. Zoals bekend is maakt het Bouwbesluit onderscheid in “nieuwbouw” en “bestaande bouw”. In welke gevallen sprake is van nieuw- of bestaande bouw zal worden aangegeven.
4.
Nieuwbouw of bestaande bouw?
Om te beoordelen of een en ander aan de noodzakelijke eisen voor brandveiligheid volgens het Bouwbesluit voldoet, is noodzakelijk onderscheid te maken in “nieuwbouw” en “bestaande bouw”. Gezien de diverse voorkomende situatie is dit niet altijd duidelijk af te bakenen. Voor de diverse situaties houdt dit het volgende in: 4.1
Nieuwe woonwagen op nieuwe standplaats. Het betreft hier een nieuwe woonwagen die veelal in de fabriek/werkplaats is gebouwd. Deze woonwagen wordt op een eveneens nieuwe standplaats geplaatst. Bij het ontwerp van de (nieuwe) woonwagenlocatie kan dus volledig rekening worden gehouden met de nieuwbouweisen in het Bouwbesluit welke voor de gebruiksfunctie “woonfunctie van een woonwagen” zijn gegeven. Het geheel dient bij een bouwaanvraag te worden getoetst.
4.2
Nieuwe woonwagen op bestaande standplaats. Het betreft hier een nieuwe woonwagen die veelal in de fabriek/werkplaats is gebouwd. De eisen welke in het Bouwbesluit bij de gebruiksfunctie “woonfunctie van een woonwagen” zijn vermeld hebben betrekking op de standplaats. Zoals bij de begripsomschrijving is vermeld betreft het hier dus de woonwagen met bijbehorende bouwwerken. Dit kan in deze situatie betekenen dat de nieuwe woonwagen op een standplaats wordt geplaatst waarvan het opstelvlak en bijbehorende bouwwerken bestaand zijn. Het is daarom niet mogelijk dat de gehele gebruiksfunctie aan de nieuwbouweisen te laten voldoen. Het is verstandig alle eisen welke specifiek aan de woonwagen toebehoren op nieuwbouwniveau te toetsen. De eisen welke specifiek betrekking hebben op de standplaats kunnen worden afgestemd op een rechtens verkregen niveau of minimaal een niveau bestaande bouw. Indien hieraan niet wordt voldaan dient dit met een gemotiveerde aanschrijving te geschieden welke los staat van de eventuele bouwaanvraag met betrekking tot het plaatsen van de nieuwe woonwagen.
4.3
Te verbouwen woonwagen op een bestaande standplaats Het betreft hier een bestaande woonwagen welke op de bestaande standplaats wordt verbouwd.
Woonwagens-Brandveiligheid woonwagens
5
In overeenstemming met de filosofie in het Bouwbesluit zal in geval van een verbouw de nieuwbouweisen van toepassing zijn. Uiteraard is dit alleen van toepassing voor het gedeelte van de woonwagen dat wordt verbouwd. Het is hierbij mogelijk dat voor bepaalde onderdelen ontheffing wordt verleend tot het niveau bestaande bouw. (Bouwbesluit, artikel 1.11) Voor het onverbouwde deel, alsmede de standplaats, zal op een rechtens verkregen niveau of minimaal het niveau bestaande bouw moeten worden getoetst. Indien hieraan niet wordt voldaan dient dit met een gemotiveerde aanschrijving te geschieden welke los staat van de eventuele bouwaanvraag met betrekking tot het verbouwen van de woonwagen.
4.4
Bestaande woonwagen op bestaande standplaats Deze situatie is de minst gecompliceerde situatie. Er is hier sprake van een bestaande woonwagen welke zich op een bestaande standplaats bevindt en waarbij een eventuele verbouwing of een andere vorm van nieuwbouw niet van toepassing is. Daarom kan hier voor de gehele standplaats (inclusief woonwagen) de eisen worden toegepast volgens een rechtens verkregen niveau of minimaal de eisen welke staan vermeld bij de gebruiksfunctie “woonfunctie van een woonwagen” bij de afdeling bestaande bouw.
4.5
Bestaande woonwagen op nieuwe standplaats Dit betreft een bestaande woonwagen welke verhuist naar een nieuwe standplaats. De woningwet vermeldt ten aanzien van “bouwen” in artikel 1.1, “het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, als mede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en vergroten van een standplaats”. Het plaatsen van een woonwagen is aan te merken als het plaatsen van een bouwwerk (op een standplaats) en valt derhalve onder het begrip “bouwen”. In principe zijn er in dit geval twee (bouw)vergunningen noodzakelijk, te weten: 1 voor het oprichten van een standplaats en 1 voor het plaatsen van de (bestaande) woonwagen. Bij het ontwerp van de (nieuwe) woonwagenlocatie kunnen dus de nieuwbouweisen in het Bouwbesluit welke voor de gebruiksfunctie “woonfunctie van een woonwagen” zijn gegeven, worden aangehouden. Daar het plaatsen van de woonwagen kan worden beschouwd als “verbouw”, is het voor de woonwagen mogelijk dat voor bepaalde onderdelen ontheffing wordt verleend tot het niveau bestaande bouw. (Bouwbesluit, artikel 1.11)
Woonwagens-Brandveiligheid woonwagens
6
Bestaande woonwagen op nieuwe standplaats
Bestaande woonwagen op bestaande standplaats
Te verbouwen woonwagen op een bestaande standplaats
Bouwbesluit art.
Nieuwe woonwagen op bestaande standplaats
Nieuwe woonwagen op nieuwe standplaats
Overzicht van de relevante artikelen in relatie tot de hiervoor beschreven situaties.
Algemene sterkte van de bouwconstructie.
Art. 2.1 lid 1 en 2 Art. 2.2, lid 1, 3 en 4 Art. 2.4, lid 1, 2, 3 en 5 Art. 2.5 Art. 2.6, lid 1 en 2 Art. 2.7, lid 1 en 2
X X X -
X X X -
X X X -
X X X
X X X -
X -
X
X -
X X X X -
X X X X
X X X X -
X X X X X (SP) X (SP)
X X
X X X X -
X X X -
X X
X X X -
-
X X X X X X -
Sterkte bij brand
Art. 2.8, lid 1 en 2 Art. 2.11, lid 1
X -
X -
Elektriciteits-noodstroomvoorziening
Art. 2.46 lid 1 en 2 Art. 2.47, lid 1 Art. 2.48 Art. 2.49, lid 1 Art. 2.52 lid 1 en 2 Art. 2.53, lid 1 Art. 2.54 Art. 2.55, lid 1
X X X X -
X X X X -
Gasvoorziening
Art. 2.68 lid 1 en 2 Art. 2.69, lid 1 Art. 2.70, lid 1 en 2 Art. 2.71 Art. 2.72 lid 1 en 2 Art. 2.74
X X X X -
X X X X X (SP) X (SP)
Beweegbare constructieonderdelen
Art. 2.75 lid 1 en 2 Art. 2.76, lid 5 Art. 2.77 Art. 2.79 Art. 2.80
X X X -
X X X -
Beperking van het ontstaan van een brandgevaarlijke situatie
Art. 2.81 lid 1 en 2 Art. 2.82 Art. 2.84, lid 1 en 2 Art. 2.85, lid 1 Art. 2.86 Art. 2.87 Art. 2.88 lid 1 en 2 Art. 2.89 Art. 2.90, lid 1 en 2
Woonwagens-Brandveiligheid woonwagens
X X X X X X -
X X X X X X -
7
X X X X X X -
-
X X X
Beperking van ontwikkeling van brand
Art. 2.91 lid 1 en 2 Art. 2.92 (K4) Art. 2.93, lid 1 (K4) Art. 2.94, lid 1 en 2 (T3) Art. 2.95, lid 1 Art. 2.98 lid 1 en 2 Art. 2.99 (K4) Art. 2.100 (K4) Art. 2.101, lid 1 en 2 (K4) Art. 2.102, lid 1
X X X X X -
X X X X X -
X X X X X -
-
X X X X X
X X X X -
X X
-
X X
X X X X -
-
X X X
X X X
-
X -
X
X -
X
X -
-
Beperking van uitbreiding van brand (Zie opm.)
Art. 2.103 lid 1 en 2 Art. 2.106, lid 6
X X
X X
Beperking van het ontstaan van rook
Art. 2.125 lid 1 en 2 Art. 2.126, lid 1 Art. 2.128 Art. 2.129 Art. 2.130 lid 1 en 2 Art. 2.131, lid 1 Art. 2.133
X X X X -
X X X X -
Beperking van verspreiding van rook
Art. 2.134, lid1 en 2 Art. 2.140, lid 1 en 2
X -
X -
Vluchten binnen het rookcompartiment en subbrandcompartiment
Art. 2.145, lid 1 en 2 Art. 2.150, lid 1
X -
X -
X -
Toelichting: (SP): Deze eis kan specifiek van toepassing zijn voor de standplaats indien een gasaansluiting buiten de woonwagen is aangebracht.
Opmerking: Beperking van uitbreiding van brand Hierbij wordt volgens het Bouwbesluit in geval van nieuwbouw, een WBDBO tussen twee woonwagens gesteld van minimaal 30 minuten. Bij de bepaling van deze weerstand wordt uitgegaan van een identieke, doch spiegelsymmetrisch op een afstand van 5 meter geplaatste woonwagen. Alleen geldt hier dat niet de werkelijke afstand tot de perceelsgrens geldt, maar een fictieve nominale afstand van 5 m. Hiermee wordt bedoeld dat de woonwagen zo wordt ontwikkeld als ware hij wordt geplaatst op een tussenliggende afstand van 5 meter, hetgeen in de praktijk niet altij het geval hoeft te zijn. In samenhang met de eisen die in het verleden in het Bouwbesluit aan de oppervlakte van de standplaats werden gesteld, werd bereikt dat de wbdbo-eis onafhankelijk was van de plaatsing van een woonwagen op de standplaats, terwijl toch een redelijke mate van brandveiligheid was gewaarborgd. In principe wordt dus niet getoetst aan de werkelijke afstand. Reden van dit uitgangspunt was dat een woonwagenbouwer de zekerheid moest hebben dat een eenmaal gebouwde prefabwagen aan de voorschriften voldoet zonder dat hij afhankelijk is van de precieze situering van de woonwagen op een standplaats. In principe zal dus door middel van een beproevingsrapport/certificaat moeten worden aangetoond dat de nieuwe woonwagen aan
Woonwagens-Brandveiligheid woonwagens
8
de betreffende prestatie-eis voldoet. In de praktijk blijkt echter dat een dergelijk rapport niet voorhanden is. Er wordt echter alleen aangetoond dat de betreffende woonwagen bij fabricage aan gestelde eisen voldoet. Bij plaatsing van deze woonwagen op een standplaats is er geen zekerheid dat de woonwagens op een onderlinge afstand van 5 meter worden geplaatst. In de praktijk is het zelfs mogelijk dat, woonwagens nagenoeg tegen elkaar worden geplaatst, hetgeen kan betekenen dat in geval van een brand twee woonwagens uitbranden. Indien standplaatsen ook aan de kopse zijde aan elkaar grenzen, is niet uitgesloten dat vier woonwagens in geval van brand uitbranden.
Figuur 1
Ten aanzien van nieuwbouw wordt voor de beperking van uitbreiding van brand, als functionele eis gesteld: “Een te bouwen bouwwerk is zodanig dat de uitbreiding van brand voldoende wordt beperkt”. Indien aan de daarna vermelde voorschriften wordt voldaan, wordt geacht te zijn voldaan aan deze functionele eis. Blijkbaar wordt geaccepteerd dat in geval van een brand, branduitbreiding naar meerdere woonwagens plaats vindt. Het Bouwbesluit geeft voor bestaande bouw voor dit onderdeel geen voorschriften. Wel dient (in verband met het ontbreken van een derde lid bij artikel 2.110) te worden voldaan aan de daarvoor geldende functionele eis, welke luidt: “Een bestaand bouwwerk is zodanig dat de uitbreiding van brand voldoende wordt beperkt”. Daar het vastgelegde brandveiligheidniveau van nieuwbouw in sommige situaties, uitbreiding van brand naar een andere woonwagen niet zal uitsluiten, is het bij bestaande bouw zeker niet aan te bevelen om hiervoor een nog lager niveau te hanteren.
Woonwagens-Brandveiligheid woonwagens
9
5. Conclusie. Uit dit onderzoek kan worden geconcludeerd dat het niveau van brandveiligheid voor woonwagens en woonwagenlocaties zoals geregeld in de bouwregelgeving met betrekking tot het onderdeel “Beperking van uitbreiding van brand”, enige twijfels oproept. Ondanks dat in het Bouwbesluit aan deze gebruiksfunctie eisen zijn verbonden, is het brandveiligheidniveau lastig te concretiseren. Naast de gestelde eisen in het Bouwbesluit kan het wenselijk zijn aanvullende eisen te stellen. Hierbij kan worden gedacht aan bouwkundige voorschriften (afstand, brandwerendheden, materiaalkeuze, e.d.) en installatietechnische voorzieningen (rookmelders, sprinkler, blusmiddelen, e.d.). De relevante aanbevelingen zijn in bijlage A vermeld. Nadrukkelijk moet hierbij worden vermeld dat dit geen aanvullende voorschriften betreffen op het Bouwbesluit, maar dat deze voorschriften kunnen worden gehanteerd om te worden opgenomen in een gemeentelijk bestemmingsplan. Deze voorschriften zijn wel geformuleerd op basis van de in het Bouwbesluit gehanteerde begrippen en bepalingen.
Woonwagens-Brandveiligheid woonwagens
10
Bijlage A Aanbevelingen voor brandveiligheid A.1
Voorschriften. a. Indien de “veilige afstand” (zie figuur 2) ten minste 5 meter bedraagt, wordt geacht dat wordt voldaan aan de functionele eis met betrekking tot “beperking van uitbreiding van brand”, zoals deze is geformuleerd in het Bouwbesluit, artikel 2.103, lid1 en 2.110, lid 1. b. Indien de bij a bedoelde veilige afstand minder dan 5 meter bedraagt, dient, ten minste, aan één van de onderstaande punten te zijn voldaan. 1.
De uitwendige scheidingsconstructie van de beschouwende woonwagen heeft een brandwerendheid tot de scheidende functie van ten minste 15 minuten, bepaald volgens NEN 6069.
2.
Door middel van een berekening op basis van NEN 6068 is aangetoond, dat met de werkelijke afstand tussen de woonwagens binnen 30 minuten geen brandoverslag is te verwachten.
3.
De woonwagen is voorzien van een gecertificeerde automatische sprinklerinstallatie, op basis van woningsprinklers.
c. Aanvullend op bovenstaande dient, indien de “veilige afstand” minder bedraagt dan 5 meter en de toegang aan die betreffende zijde is gesitueerd, de woonwagen te zijn voorzien van een niet-ioniserende rookmelder die is aangesloten op een voorziening voor elektriciteit en voldoet aan de primaire inrichtingseisen en de primaire producteisen volgens NEN 2555. Een en ander zoals aangegeven in artikel 2.146, lid 7 van het Bouwbesluit. Toelichting. a. Bij een veilige afstand tussen de woonwagens onderling van ten minste 5 meter zijn er geen aanvullende maatregelen en voorzieningen noodzakelijk. Uit onderzoek blijkt dat deze maat een nationale tendens is waardoor landelijk uniformiteit wordt bereikt. Wat precies onder “veilige afstand” moet worden beschouwd is in figuur 2 aangegeven. b. 1. Gelet op de geringe afstand tussen de gevels van de woonwagens, dient de gevel, inclusief de gevelopeningen, te voldoen aan de criteria die volgens NEN 6069 bij een belasting van zowel van binnenuit als van buitenaf, gelden. 2. Het is mogelijk dat aan de hand van berekening wordt aangetoond dat vanuit de betreffende woonwagen geen brandoverslag valt te verwachten binnen de werkelijke afstand van de woonwagen ten opzichte van de naastgelen woonwagen. In verband met de voorwaarden welke aan de toepassing van NEN 6068 zijn verbonden, dient een constructieonderdeel van de woonwagen dat grenst aan de buitenlucht en is gekeerd naar de zijde van de naastgelegen woonwagen, een bijdrage tot brandvoortplanting te bezitten die voldoet aan minimaal klasse 2,
Woonwagens-Brandveiligheid woonwagens
11
bepaald volgens NEN 6065. (In normale situatie klasse 4!) 3. Het betreft hier, een in vergelijking met klassieke sprinklersystemen, een vereenvoudigde installatie, die tegen beperkte kosten kan worden aangelegd. Deze sprinklerinstallatie moet in staat worden geacht een beginnende brand te blussen of ten minste te beheersen totdat de brandweer het overneemt c. In vele gevallen bevindt de toegang van een woonwagen zich aan de zijkant. Een dergelijke situatie heeft tot gevolg dat in geval van een ontvluchting altijd langs een brandende woonwagen dient te worden gevlucht. Dit kan in verband met de geringe onderlinge afstand en de brandwerendheid van de wand van 15 minuten problematisch zijn. Met behulp van rookmelder(s) zal de ontvluchting in een eerder stadium plaats kunnen vinden zodat voor de ontvluchtenden een veiliger situatie wordt verkregen.
Woonwagens-Brandveiligheid woonwagens
12
Figuur 2
Voorbeeldtekening standplaats en opstelvak.
Standplaats (voorbeeld) Berging Opstelvak standplaats Woonwagen
Veilige afstand
Met betrekking tot de “veilige afstand” geldt de afstand welke zich kan voordoen tussen: • de woonwagens onderling; • tussen een woonwagen en een entree van een andere woonwagen; • tussen een woonwagen en een berging behorende tot een andere woonwagen. Indien niet aan de veilige afstand wordt voldaan zullen aanvullende voorzieningen noodzakelijk zijn.
Woonwagens-Brandveiligheid woonwagens
13