Veelpoot Landelijke insectenwerkgroep van de KNNV
Jaargang 14, nummer 1, april 2003 ISSN1386-9965
Created by Neevia Personal Converter trial version http://www.neevia.com Created by Neevia Personal Converter trial version
Veelpoot 14(1), 2003
2
Bestuur Landelijke Insecten Werkgroep, KNNV
Voorzitter/secretaris Arjan van der Veen Karveel 51-61 8242 XE Lelystad 0230-246631 avdveen%cuci.nl Penningmeester Hans Ouwendijk Schakelweg 110 3192 JN Hoogvliet 010-4384267 Redactie Veelpoot Clara Boer Smeulerhof 30 9341 BR Veenhuizen 06-52528661 claraboer%zonnet.nl Louis Boumans St. Janshovenstraat 20 3572 RC Utrecht 030-2713385 louis.boumans%hccnet.nl Kamporganisator Koos van Brakel Stromenlaan 80 3448 CH Woerden 0348-417032 Lid/weekendkok Henk Pijpers Pasteurstraat 234 2522 RS ’s-Gravenhage 070-3905964
Created by Neevia Personal Converter trial version http://www.neevia.com
Veelpoot 14(1), 2003
3
Beste lezers, Het eerste nummer van de Veelpoot in 2003 is gemaakt onder een nieuwe redactie. Deze bestaat uit twee leden: Louis Boumans en Clara Boer. We zullen ons eerst aan u voorstellen. Louis Boumans: Pas een jaar of drie geleden heb ik mij fanatiek op de wondere wereld van de geleedpotigen gestort, aangetrokken door de enorme rijkdom aan vormen en levenswijzen die al vlak buiten de deur te vinden is. Ik ben nu met pissebedden en vliegen bezig. De LIW was voor mij een goede ingang om andere geïnteresseerden te leren kennen, en van hun weer veel te leren. Daarbij is het altijd fascinerend om een nieuwe subcultuur te ontdekken! Als redactielid wil ik onderzoeken of er belangstelling is voor (ook) een digitale versie van de Veelpoot. Qua opleiding ben ik Arabist en ik heb 10 jaar taalkundig onderzoek gedaan. Vorig jaar heb ik de stap gewaagd om ‘op m’n ouwe dag’ alsnog biologie te gaan studeren. Ik ben 36 en woon met mijn betere helft Pieter Jan in Utrecht. Clara Boer: Ik ben 35 jaar, van beroep personeelsmanagementadviseur bij de Politie Drenthe en woon, samen met een aantal dieren, in Veenhuizen. Ik ben sinds 2001 lid van de LIW. Via m’n lidmaatschap van de KNNV viel m’n oog op deze werkgroep. Ik ben al langere tijd geïnteresseerd in insecten, maar heb er nooit iets mee gedaan in groepsverband of anderszins structureel. Tot nu toe vind ik vooral hommels, wespen en bijen leuk, en spinnen, mieren en nachtvlinders. Verder heb ik een brede interesse. En ik hoop daarmee van de Veelpoot een afwisselend clubblad te maken, samen met Louis, maar vooral samen met jullie, leden en lezers. Wij willen Alexander Deelman en André Masseur hartelijk bedanken voor hun spontane bijdragen aan deze Veelpoot. Als je iets kwijt wilt over je hobby of belevenissen, mail het aan ons! We zijn van plan drie keer per jaar een Veelpoot uit te brengen. De sluitingsdata voor kopij vind je hieronder. Houd er rekening mee dat langere stukken meer planning vereisen. Veel plezier met dit nieuwe nummer! Deadlines kopij April-nummer Juli-nummer Januari-nummer
15 maart 15 juni 15 december
Created by Neevia Personal Converter trial version http://www.neevia.com
Veelpoot 14(1), 2003
4
Jaarverslag 2002 Weekenden In 2002 zijn weer 2 weekenden door de LIW georganiseerd. Van 24 t/m 26 mei zijn we naar Hoeven in Noord-Brabant geweest. Zeventien personen hebben aan dit weekend deelgenomen. Het weer viel enigszins tegen. De wind was koud en er waren op zaterdag slechts enkele opklaringen. Het najaarsweekend van 23 t/m 25 augustus hebben we in Meije (Bodegraven) in Zuid-Holland doorgebracht. Voor de liefhebbers van waterinsecten was dit een eldorado, door de hoeveelheid neerslag zaterdagavond konden deze insecten ongeveer op de weg gevangen worden. Aan dit weekend hebben zestien personen deelgenomen, waaronder vier geïnteresseerden / nieuwe leden. De overnachtingplaatsen waren prima en ook de maaltijden waren, zoals gebruikelijk, weer uitstekend. De organisatie van de weekenden is inmiddels overgenomen door Koos van Brakel. Na verschillende jaren de weekenden georganiseerd te hebben, in eerste instantie ter ontlasting van Wiet Fliervoet, is Maurice Jansen gestopt. De locaties en inhoud zijn altijd prima uitgezocht en namens het bestuur gaat onze dank uit naar Maurice voor zijn grote inzet. Veelpoot De Veelpoot is in 2002 helaas maar 1 keer uitgekomen. Het aantal ingezonden artikelen voor de Veelpoot is erg beperkt gebleven. Inmiddels is Henri Groeneveld gestopt met het redactionele werk. Hij heeft gedurende vele jaren een mooie Veelpoot verzorgd, ondanks dat het loskrijgen van artikelen van de leden veel moeite gekost heeft. Zelf heeft hij vele leuke artikelen door de jaren heen in de Veelpoot gepubliceerd. Namens het bestuur gaat dan ook onze dank uit naar Henri voor zijn grote inzet. Financiën Het financieel jaarverslag is door onze penningmeester in de Veelpoot geplaatst. Vanwege het snel duurder worden van de kamplocaties is de kampprijs voor 2003 verhoogd tot € 33,– en zal de komende jaren mogelijk verder verhoogd moeten worden. Gezocht is naar voordeliger alternatieven, deze zijn echter niet gevonden. Tot op heden kan de kampprijs echter nog steeds fors lager gehouden worden dan de prijs die verschillende andere organisaties voor hun weekenden rekenen. Deelnemers aan weekenden wordt nu echter wel uitdrukkelijk gevraagd uiterlijk 2 weken voor een weekend het deelnamebedrag over te maken. Er worden nogal wat voorbereidingskosten gemaakt en meestal vragen de verhuurders forse voorschotten. Tevens zijn er regels opgesteld ten aanzien van verschuldigde bedragen bij annulering. Deze worden bij aanmelding bij de weekendorganisator of secretaris toegestuurd.
Created by Neevia Personal Converter trial version http://www.neevia.com
Veelpoot 14(1), 2003
5
Voornemens 2003 In 2003 kunnen we 3 nieuwe bestuursleden verwelkomen. Koos van Brakel zal de organisatie van de weekenden op zich nemen. De redactie van de Veelpoot wordt overgenomen door 2 personen, Clara Boer en Louis Boumans. Zij zijn enthousiast aan hun bestuursfunctie begonnen en er rest dan ook niets anders dan hen veel succes te wensen. De weekenden zullen dit jaar 23/25 mei in Montferland en 29/31 augustus in Noord-Holland plaatsvinden. Uiteraard hopen we op goed insectenweer. Mocht iemand zich geroepen voelen het weer te regelen, dan kan deze persoon zich bij het bestuur melden. De Veelpoot zal naar verwachting dit jaar weer 3 maal verschijnen. Er wordt nagedacht over een elektronische nieuwsbrief. Naar alle waarschijnlijkheid zal dit jaar de website van de LIW op het internet verschijnen.
Financieel overzicht LIW 2002 Ontvangsten Beginsaldo giro Contributies 2001 Contributies 2002 Contributies 2003 Voorjaarskamp 2002 Najaarskamp 2002 Voorjaarskamp 2003 Giften Rente giroplusrekening Totaaltelling
884,38 80,79 373,66 84,00 542,90 521,60 33,00 11,50 10,48 –––––––– 2.542,31
Uitgaven Donaties SVR 2001 en 2002 Veelpoot 2002 Secretariaat Overige bestuurskosten Voorjaarskamp 2002 Najaarskamp 2002 Voorjaarskamp 2003 Aanmaningskosten Eindsaldo giro Eindsaldo giroplusrekening Totaaltelling
20,00 250,17 184,50 53,35 370,71 613,37 227,00 7,15 316,06 500,00 –––––––– 2.542,31
Toelichting : • Er zijn in de loop van 2002 twee personen geroyeerd als lid, omdat zij ondanks herhaalde verzoeken hun contributie voor 2001 (en uiteraard 2002) niet hebben betaald. • Er is door omstandigheden slechts één Veelpoot in 2002 uitgekomen. • Door een wat tegenvallend aantal deelnemers en de veel duurdere accommodatie is het najaarskamp 2002 per saldo verliesgevend geweest.
Created by Neevia Personal Converter trial version http://www.neevia.com
Veelpoot 14(1), 2003
6
Begroting L.I.W. 2003 Ontvangsten Beginsaldo giro Beginsaldo giroplusrek. Contributies 2002 Contributies 2003 Contributies 2004 Voorjaarskamp 2003 Najaarskamp 2003 Giften Totaaltelling
316,06 500,00 210,00 609,00 70,00 627,00 660,00 P.M. –––––––– 2.992,06
Uitgaven Veelpoot (3 uitgaven) Secretariaat Overige bestuurskosten Voorjaarskamp 2003 Najaarskamp 2003 Onvoorziene kosten Eindsaldo giro Eindsaldo giroplusrekening Totaaltelling
750,00 175,00 75,00 433,00 660,00 69,06 330,00 500,00 –––––––– 2.992,06
Toelichting : • Bij de begroting van de contributies 2002 en 2003 ben ik ervan uitgegaan, dat ieder lid zijn verplichting tot contributiebetaling in 2003 zal nakomen. • Gelet op de vooral hogere accommodatiekosten en een gemiddelde deelname van 20 personen is het bestuur helaas gedwongen om de deelnameprijs aan een weekendkamp in 2003 te verhogen tot 33,00 per deelnemer. Het overzicht geeft aan, dat de financiële positie van de L.I.W. zich heeft geconsolideerd in 2002. Ook in 2003 verwacht ik die consolidatie mits ieder lid, die zijn verplichting tot contributiebetaling nog niet is nagekomen, dat alsnog zal doen.
Created by Neevia Personal Converter trial version http://www.neevia.com
Veelpoot 14(1), 2003
7
Vooruitblik insectenweekeinden 2003 en 2004 Koos van Brakel Het voorjaarsweekend van 2003 wordt van 23 mei t/m 25 mei gehouden in Montferland, in recreatieboerderij “Te Boomsgoed” te Braamt. Deze locatie ligt op een paar kilometer van ’s-Heerenberg en Doetinchem. Een gunstig uitgangspunt voor het hele Montferland. Het Montferland wordt voor een groot deel bedekt door het Bergherbos, dit gevarieerde bosgebied is tezamen met enkele ‘ouderwetse’ akkers in beheer bij Natuurmonumenten. Op vrijdagavond wordt tijdens een lezing vooruit gekeken naar wat het weekeinde zou kunnen bieden en worden de te bezoeken terreinen vastgesteld. Als het weer gunstig is wordt op vrijdag- en zaterdagavond de ‘vanglamp’ opgesteld. Insecten die anders verborgen zijn laten zich dan zien. Ik heb ondertussen al contact met de Doetinchemse KNNV, tenslotte kennen zij de omgeving het best en kunnen ons van advies zijn. In de accommodatie is ruimte voor maximaal 40 personen. Deelname kost € 33,per persoon. De sluitingsdatum voor aanmelding en betaling is op 9 mei a.s. Mogelijkheid voor deelname bij latere aanmelding hangt af van de vraag of het weekend volgeboekt is of niet. Na aanmelding is bij annulering tot 9 mei 70% van de deelnamesom verschuldigd en na 9 mei de volledige deelnamesom. Ook als geen gebruik wordt gemaakt van de aangeboden overnachtingsmogelijkheid is de volledige deelnamesom verschuldigd. Voor nadere informatie en/of opgave kunt u terecht bij: Arjan van der Veen, avdveen%cuci.nl / tel. 0320 – 246631 Koos van Brakel, kvanbrakel%freeler.nl / tel. 0348 – 417032 Ook de locatie voor het weekeinde van 29 t/m 31 augustus 2003 is bekend, het is de Hannelhoeve in Alkmaar geworden. De accommodatie is geschikt voor maximaal 30 personen. We zijn er al eens eerder geweest, namelijk in mei 2000. Toen plaatsten we de Hannelhoeve in St. Pancras, maar volgens de familie Ykema is dat net niet het geval. Het sanitair is inmiddels uitgebreid werd me verzekerd. We kunnen eventueel dezelfde gebieden weer bezoeken, nat en droog, voor elk wat wils. Vooruitblik naar 2004. We gaan in mei een locatie zoeken in de omgeving van Harderwijk. Hopelijk niet te ver van Harderwijk, want dan houden we de mogelijkheid open om ook nog een dagdeel in het Nieuwe Land te kijken.
Created by Neevia Personal Converter trial version http://www.neevia.com
Veelpoot 14(1), 2003
8
Waarnemingen mei 2002 Van het voorjaarsweekend van 2002 zijn bij de redactie waarnemingsgegevens binnengekomen over de angeldragers en de snuitkevers. Bijen en wespen Jan Smit en Peter Megens noteerden bijen en wespen op de Rucphensche Heide bij Roosendaal (AC 96-392) en op de Oude Buissche Heide bij Zundert (Jan AC 98-387 en Peter 98-389). Het is, aldus Jan, een korte lijst, omdat de weersomstandigheden dat weekend erg ongunstig waren voor de angeldragers. Hieronder staan in vier kolommen de waarnemingen van Jan en Peter naast elkaar. Jan heeft naast presentie ook aantallen doorgegeven.
Spinnendoders (POMPILIDAE) Priocnemis coriacea Priocnemis perturbator Anoplius viaticus Arachnospila spissa Plooiwespen (VESPIDAE) Ancistrocerus ichneumonideus Ancistrocerus nigricornis Ancistrocerus oviventris Eumenes coarctatus Graafwespen (SPHECIDAE) Crossocerus cetratus Crossocerus ovalis Crossocerus wesmaeli Ectemnius continuus Nysson spinosus Pemphredon lugens Pemphredon lugubris Bijen (APIDAE) Zandbijen (Andrena) Andrena barbilabris Andrena cineraria Andrena fucata
Roosendaal JS PM
Zundert JS PM
1♀ 1♂
-
1♀ 1♀ 1♀ 1♂
♀ -
-
-
1♀ -
♂ ♀ ♂
2♂ -
♂ -
1♂ 1♂ 3♂ 1♂
♀ ♂ ♂ -
2♂ 1♀
♀ ♂
-
♀ ♀
Created by Neevia Personal Converter trial version http://www.neevia.com
Veelpoot 14(1), 2003
Andrena haemorrhoa Andrena nigroaenea Wespbijen (Nomada) Nomada alboguttata Nomada sheppardana Hommels (Bombus) Bombus jonellus Bombus pratorum Bombus sylvestris) Groefbijen (Lasioglossum) Lasioglossum sp. Lasioglossum leucozonium Lasioglossum punctatissimum Lasioglossum sexnotatum Woekerbijen (Sphecodes) Sphecodes longulus Sphecodes pellucidus
9
1♂ -
-
-
♀
2♀
♀ -
-
-
-
-
1♀ 1♂ 1♂
-
1♀ 3♀ 2♀ 1♀
-
-
-
1♀ -
♀
-
-
Snuitkevers Jeanne Kuijper-Nannenga heeft waarnemingen van snuitkevers doorgegeven, met de plant waarop ze zijn aangetroffen. Hoeven, 24 mei 2002 RHYNCHIIDAE Pselaphorhynchites nanus (Payk.) CURCULIONIDAE Phyllobius pomaceus (Gyll.) Curculio glandium (Marsh.)
Alnus Urtica dioica Quercus
Zundert, Pannenhoef, 26 mei 2002 APIONIDAE Protapion fulvipes (Fourcr.) Protapion apricans (Hbst.) Protapion assimile (Kirby) Perapion violaceum (Kirby) Perapion marchicum (Hbst.) CURCULIONIDAE Phyllobius virideaeris (Laich.) Phyllobius pomaceus Gyll.
Trifolium Trifolium Trifolium Rumex obtusifolius Salix Cirsium Urtica dioica
Created by Neevia Personal Converter trial version http://www.neevia.com
Veelpoot 14(1), 2003
Phyllobius pyri (L.) Polydrusus cervinus (L.) Polydrusus sericeus (Schall.) Larinus planus (F.) Dorytomus melanophthalmus (Payk.) Acalyptus carpini (F.) Ellescus bipunctatus (L.) Brachonyx pineti (Payk.) Curculio salicivorus (Payk.) Curculio pyrrhoceras (Marsh.) Rhinoncus pericarpius (L.) Micrelus ericae (Gyll.) Ceutorhynchus floralis (Payk.) Nedyus quadrimaculatus (L.)
10
Quercus rubra Quercus Quercus Cirsium Salix Salix Salix Pinus Salix Quercus Rumex obtusifolius Erica Capsella bursa-pastoris Urtica dioica
Zundert, Oude Buissche, 25 mei 2002 APIONIDAE Perapion violaceum (Kirby) Rumex obtusifolius Perapion curtirostre (Germ.) Rumex obtusifolius CURCULIONIDAE Otiorhynchus singularis (L.) Rubus Phyllobius pomaceus Gyll. Urtica dioica Phyllobius argentatus (L.) Quercus Phyllobius pyri (L.) Quercus Polydrusus cervinus (L.) Quercus Polydrusus sericeus (Schall.) Quercus Strophosoma melanogrammum (Forst.) Quercus Strophosoma capitatum (Geer) Quercus Strophosoma sus Steph. Calluna vulgaris Anthonomus rubi (Hbst.) Rubus Furcipus rectirostris (L.) Prunus padus Curculio glandium Marsh. Quercus Curculio pyrrhoceras Marsh. Quercus Gronops lunatus (F.) Spergularia Coeliodes dryados (Gm.) Quercus Micrelus ericae (Gyll.) Calluna vulgaris Datonychus melanostictus (Marsh.) Lycopeus europeus Nedyus quadrimaculatus (L.) Urtica
dioica
Created by Neevia Personal Converter trial version http://www.neevia.com
Veelpoot 14(1), 2003
11
Waarnemingen augustus 2002 De deelnemers aan dit weekend in augustus hebben gezamenlijk vijf locaties bezocht: 24 augustus 2002: M kampeerboerderij "De Hollandse Boerderij" in Meije (AC 111-457) L Landgoed Linschoten (AC 121-452) B Lopik, rivierduinen De Bol (AC 123-440) O Lopik, tWv Oerlemansbosje, (AC 124-442) 25 augustus 2002: H polder De Haeck ten westen van Woerdense Verlaat (AC 117-462) M een zompig, gemaaid blauwgraslandje langs de Meije (AC 115-460) Ad O: De bedoeling was het Oerlemansbosje te bemonsteren, maar we zijn terechtgekomen in een parkje aan de Lek ten zuidwesten van Lopik. Snuitkevers De snuitkevers van Jeanne Kuijper-Nannenga staan hier weer met de plant waarop ze zijn aangetroffen en enkele andere bijzonderheden. Ook Henk Pijpers heeft nog de nodige snuit- en andere kevers verzameld, maar de determinatie van die dieren is nog niet klaar. Linschoten, Landgoed, 24-8-2002 Ceratapion onopordi (Kirby) Aspidapion radiolus (Marsh.) Protapion fulvipes (Fourcr.) Apion frumentarium (L.) Rhinoncus perpendicularis (Reich) Parethelcus pollinarius (Forst.) Nedyus quadrimaculatus (L.)
Cirsium Malva (in aangelegde tuin) Urtica dioica* Rumex obtusifolius Polygonum Urtica dioica Urtica dioica
* waardplant echter Trifolium. Lopik, rivierduinen De Bol, 24-8-2002 Nanophyes marmoratus (Goeze) Rhinoncus inconspectus (Hbst.) Rhinoncus pericarpius (L.)
Lythrium salica Polygonum Rumex obtusifolius
Created by Neevia Personal Converter trial version http://www.neevia.com
Veelpoot 14(1), 2003
12
Lopik, Oerlemansbosje, 24-8-2002 Protapion apricans (Hbst.) Apion frumentarium (L.) Catapion seniculus (Kirby) Sitona suturalis (Steph.) Rhinoncus inconspectus (Hbst.)
Trifolium / gesleept in weide Rumex obtusifolius Trifolium / gesleept in weide gesleept in weide Polygonum
Nieuwkoop, De Haeck, 25-8-2002 Protapion fulvipes (Fourcr.) Trichapion simile (Kirby) Trichapion simile (Kirby) Nanophyes marmoratus (Goeze)
Trifolium /gesleept in weide Myrmica gale Betula (leg. Louis Boumans) Lythrium salicaria
* maar monofaag op Betula.
Bijen en wespen Peter Megens gaf de volgende waarnemingen van angeldragers door voor laagveengebiedje De Haeck. Verassend in deze drassige omgeving was de vondst van de spinnendoder Anoplius nigerrimus. Van het Landgoed Linschoten meldt Peter verder nog de graafwesp Mellines arvensis ♂. Spinnendoders (POMPILIDAE) Anoplius nigerrimus Plooiwespen (VESPIDAE) Ancistrocerus trifasciatus Vespula vulgaris Graafwespen (SPHECIDAE) Ectemnius continuus Ectemnius lapidarius Rhopalum coarctatum Rhopalum gracile Trypoxylon attenuatum Psenulus concolor
Bijen (APIDAE) Bombus lapidarius
♀ ♂♀ ♀ ♀ ♀ ♂♀ ♂♀ ♀ ♂
♂
Created by Neevia Personal Converter trial version http://www.neevia.com
Veelpoot 14(1), 2003
13
Vliegen Louis Boumans heeft de onderstaande vliegen waargenomen. Van links naar rechts Landgoed Linschoten (L), rivierduinen De Bol (B), Lopik ten ZW van het Oerlemansbosje (O), De Haeck (H) en het blauwgraslandje langs de Meije (M). L
B
O
H
M
Wapenvliegen Microchrysa flavicornis Stratiomys singularior Dazen Chrysops relictus Haematopota pluvialis
-
-
1♀ -
1♀*
-
1♀
-
1♀ -
1♀ 1♀
1♀ -
Zweefvliegen Cheilosia pagana Rhingia campestris Chrysogaster viduata Neoascia podagrica Neoascia tenur Eristalis arbustorum Eristalis horticola Eristalis intricarius Eristalis pertinax Eristalis tenax Helophilus pendulus Helophilus trivittatus Myathropa florea Melanostoma mellinum Melanostoma scalare Platycheirus albimanus Platycheirus angustatus Platycheirus clypeatus Pyrophaena rosarum Pyrophaena granditarsa Episyrphus balteatus Eupeodes corollae Sphaerophoria scripta Syrphus ribesii
1♂1♀1x 1♂ 2♂2♀1x 2♀ 1♀ 1♂1♀ 3♀ 1♂ 1♂ 3x 2♂ -
2♂ 5x 1♂2♀ 1♀ 2♂1♀ 1♂2♀ 1♀ 1♂ 1♀ -
1♂ 1♂1♀ 1♂1♀ 1x 1♀ 1♂ 2♂ 1♂ 3♀ 3x 1x 1♂1♀ 1♂1♀ 1♀ 1♂1♀ -
2♂1♀ 1♀ 2♂ 1♀ 1♂1♀ 3♂ 1♀ 1♀ 1x 1♂5♀ 1♂ 1♂1♀ 1♀ 2♂ 1♀ 1♂1♀1x 1♂1♀
1♂ 1x 3♀ 1♂ 1♂1♀ 1♂1♀ -
*=leg. Arjan van der Veen
Created by Neevia Personal Converter trial version http://www.neevia.com
Veelpoot 14(1), 2003
Slakkendodende vliegen Pherbellia cinerella Euthycera fumigata Sepedon spinipes Tetanocera hyalipennis Tetanocera sp.
14
2♀ -
1♂1♀ 1♂1♀ -
2♂ -
2♀
-
Vlinders Ellen de Bruin noteerde vlinders en enkele juffers en andere insekten. De vlinders zijn alle imago’s, tenzij anders aangegeven. Van links naar rechts Landgoed Linschoten (L), Lopik, rivierduinen De Bol (B), Lopik, het Oerlemansbosje (O), Nieuwkoop, veengebied De Haeck (H) en een blauwgraslandje langs de Meije (M). L Argyroploce lacunana 1 Crambus silvella Agriphila straminella Elophila nymphaeata 1 Pieris rapae (Klein koolwitje) Pieris napi (Klein geaderd witje) 1 Lycaena phlaeas (Kleine vuurvlinder) Polyommatus icarus (Icarusblauwtje) Vanessa atalanta (Atalanta) Vanessa cardui (Distelvlinder) Aglais urticae (Kleine vos) Xanthorhoe spadicearia (Bruine Vierbandsp.) 1 Xanthorhoe fluctuata (Zwartbandspanner) 1 Phalera bucephala (Wapendrager) Acronicta tridens (Drietand) 1b Acronicta psi (Psi-uil) 1b Plusia festucae (Goudvenstertje) 1 Autographa gamma (Gamma-uil) Phlogophora meticulosa (Agaatvlinder) -
B 1 2 1 1 1 1a 2
O 4 4 -
H 1 3 1 c 2 -
M 1 2 1 -
a = rups op meidoorn, b = rups op roos, c = rupsen op gagel.
Created by Neevia Personal Converter trial version http://www.neevia.com
Veelpoot 14(1), 2003
15
Op het terrein van de kampeerboerderij in Meije zijn op de avond van 23 augustus op de lamp nog vier nachtvlinders van de soort Cataclysta lemnata afgekomen. Van Landgoed Linschoten meldt Ellen nog de 3x Blauwe glazenmaker (Aeshna cyanea) en de vlieg Mesembrina meridiana. Van het Oerlemansbosje de variabele waterjuffer (Coenagrion pulchellum) en de Azuurwaterjuffer (Coenagrion puella). Van De Haeck het Veertienstippelig lieveheersbeestje (Propylea 14-punctata). Van de schraallanden langs de Meije de Bruine glazenmaker (Aeshna grandis) en de donkere variëteit van het Tweestippelig lieveheersbeestje (Adalia bipunctata). Pissebedden Louis Boumans noteerde op 24 augustus pissebedden op het terrein van de kampeerboerderij "De Hollandse Boerderij" in Meije en op Landgoed Linschoten. Bij de soorten die in grote dichtheden voorkwamen zijn geen aantallen gegeven. De toevoeging (k) laat zien dat deze soort typerend is voor kleibodems. H. danicus is een soort van rottend hout.
Ligidium hypnorum Trichoniscus pusillus Trichoniscoides sarsi (k) Haplophthalmus mengei (k) Haplophthalmus danicus Oniscus asellus Philoscia muscorum Porcellio scaber Trachelipus rathkei (k)
Meije 10 + + 10
Linschoten + + 2 1 + + + -
Created by Neevia Personal Converter trial version http://www.neevia.com
Veelpoot 14(1), 2003
16
Bloembezoekers op fluitekruid Alexander Deelman Inleiding Door zweefvliegenkenners wordt de bereklauw zeer gewaardeerd. Een keur aan zweefvliegensoorten bezoekt de bloem immers om er nectar en/of stuifmeel te verzamelen. Ook andere bezoekers dienen zich echter aan en het is interessant om te bekijken om welke groepen dat gaat. In kwalitatief opzicht is daar al veel over bekend (Ellis en Ellis-Adam, 1994). Minder duidelijk is het antwoord op de vraag hoe de kwantitatieve verdeling ligt tussen de diverse bloembezoekers. Immers, al zijn er meer dan 130 zweefvliegensoorten van de bereklauw bekend en slechts 10 soorten vleesvliegen (Ellis en Ellis-Adam, 1994), misschien bezoeken de laatste onze bereklauw wel frequenter. Wellicht bestaan er ook in kwantitatieve zin verschillen tussen de bezoekersfauna's van de verschillende schermbloemen. In deze hoek is nog heel wat onderzoek te verrichten, van zeer eenvoudig tot uiterst complex. Maar ook met betrekking tot de karakteristieken van de bezoekersfauna van één schermbloemsoort zijn er vragen. Zo zou men kunnen onderzoeken of (en eventueel: hoe) de bezoekersfauna van een schermbloem in de loop van de bloeiperiode een verandering ondergaat. Verkennend onderzoek. Methode, veldwerk Om eventuele wijzigingen in de samenstelling van de bezoekersfauna, op het spoor te komen keek ik in mei 2002 wekelijks naar de bezoekers van fluitekruid (Anthriscus sylvestris) in het Scheveningse Doornpark. Kijkt men zeer gedetailleerd (op het niveau van de soorten) naar de bezoekende insekten van een bloemsoort dan lijkt een wijziging in de fauna gedurende de bloeitijd, mits deze voldoende langdurig is, zeer waarschijnlijk, tenzij de bezoekers alle gedurende de volle bloeitijd vliegen. Dit laatste scenario zal zich bij schermbloemen met hun weinig gespecialiseerde bloemen (en daarmee dus weinig of geen direct aan de bloemsoort aangepaste bezoekers) zeer zelden voordoen. Kijkt men op het niveau van bezoekersgroepen, dan zou het ook zo kunnen zijn dat bijvoorbeeld de ene soort Empis de andere opvolgt als bezoeker. Het kijken naar bezoekersgroepen, mits goed gekozen, heeft het niet onbelangrijke praktische voordeel dat men niet alle insekten hoeft te vangen, maar met het blote oog via een formulier kan scoren. Ik ging aan de slag met een in 2001 voor vergelijkend schermbloemonderzoek ontwikkelde methode (Deelman, z.j.), waarbij de bezoekers in groepen worden ingedeeld op basis van praktische, ecologische en ervarings-factoren. Bezoekers noteert men hier in beginsel altijd wanneer ze op de bloem worden aangetroffen;
Created by Neevia Personal Converter trial version http://www.neevia.com
Veelpoot 14(1), 2003
17
om praktische redenen wordt meestel niet gecontroleerd of de bezoeker daadwerkelijk aan het foerageren is (‘ja tenzij’-methode); alleen wordt van parende dieren slechts één exemplaar als bloembezoeker geaccepteerd. Bovendien kan men, indien niet duidelijk is tot welke groep een bezoeker behoort, deze in een verzamelgroep plaatsen. Is bijvoorbeeld onbekend of het om een muscoïde of tachinoïde vlieg gaat, dan rangschikt men deze onder het hoofd calyptrate vliegen. Door deze noodgreep kan men ook schuwe exemplaren noteren. De voor het onderhavige onderzoek relevante categorieën vindt men in Tabel 1. In verschillende andere potentiële bezoekersgroepen was op de formulieren wel voorzien, maar hiervan werden geen vertegenwoordigers aangetroffen. Vijf weken achter elkaar, van 2 mei tot en met 30 mei 2002 bezocht ik, steeds tussen 16 en 17.10 uur, het Doornpark in Scheveningen waar het fluitekruid al sinds eind april uitbundig bloeide. De biotoop zou men kunnen omschrijven als een terrein met (vooral loof-) bos, gras (maaibeheer: 0-2 maal per jaar maaien en Tabel 1. Aantallen waargenomen bloembezoekers op fluitekruid in het Scheveningse Doornpark in mei 2002. ( * = verzamelgroep) 2 mei
9 mei 1
16 mei
23 mei
30 mei
totaal
1
1
2
5
Kniptorren
-
Overige kevers
-
-
-
1
-
1
Bijen *
-
1
-
-
-
1
Solitaire bijen
1
-
-
-
1
2
Mieren
1
1
-
1
3
6
Zweefvliegen Eristalini
-
2
2
6
-
10
Zweefvliegen non-Eristalini
2
2
-
2
2
8
Brachycera orthorapha
3
3
3
1
-
10
Metallische calyptraten
10
9
12
6
2
39
Niet-metallische calyptraten *
1
-
-
2
2
5
Niet-metallisohe Tachinoidea
2
4
1
1
5
13
Niet-metallische Muscoidea
9
2
3
3
3
20
Bibioniden (Maartse vliegen)
2
-
-
-
-
2
Wantsen
4
2
3
1
-
10
Totaal
34
28
25
25
20
132
Created by Neevia Personal Converter trial version http://www.neevia.com
Veelpoot 14(1), 2003
18
afvoeren) op een opgaand duin waar o.a. sneeuwbes is aangeplant en veel honden worden uitgelaten. De gelopen route kwam weliswaar grotendeels, maar niet steeds geheel overeen, mede omdat anders het aantal waargenomen bezoekers erg laag zou worden. Alle dagen scheen de zon, al bleef deze op 2 en 9 mei (zeer) licht gesluierd. Op 2 en 23 mei was relatief veel wind aanwezig, op 9 en 23 mei enige (weinig) wind. De temperaturen lagen op 2 mei even onder de 15°C, op 30 mei ongeveer op 15°C en de overige dagen tussen 15°C. en 20°C (op de 23e was dat ongeveer 17°C.). Al met al maakten de excursiedata een opmerkelijk vergelijkbare Figuur 1. De dansvlieg Empis opaca. indruk. De bloemen stonden voor de overgrote meerderheid in de zon. Op 23 mei begon het fluitekruid al aardig uit te bloeien; op de 30e was dat natuurlijk nog veel sterker het geval. De bloembezoekers Opvallend zijn de kleine aantallen bezoekers. In een zee van fluitekruid lag het aantal gevonden dieren tussen een half en één per minuut. De absolute aantallen genoteerde insekten, gedetermineerd tot op het gehanteerde groepsniveau, vindt men in Tabel 1. (Tabel 4 in de bijlage geeft de percentages.) Gegroepeerd naar taxonomische en ecologisch-morfologische hoofdgroep kan men de resultaten in Tabel 2 respectievelijk 3 aantreffen. Wat betreft het laatste wordt hier de driedeling gevolgd van Ellis en Ellis-Adam (1994). Van de hier gevonden bezoekers worden bijen tot de eutrope (dat wil zeggen het sterkst aan bloemen aangepaste) insekten gerekend, kevers, zweefvliegen en Brachycera orthorapha bij de hemitrope insekten en de overige vormen bij de allotrope (dat wil zeggen minder direct aan bloemen aangepaste) insekten ingedeeld. Terzijde zij opgemerkt dat de bladwespachtigen (Symphyta) ontbreken. Voor deze categorie zou fluitekruid nu juist van belang zijn (Ellis en EllisAdam, 1993). Ook in 2001 werd in Scheveningen en Den Haag door mij maar een zeer kleine fractie Symphyta op fluitekruid aangetroffen (f<0,01; n>1000; vele groeiplaatsen); belang en voorkomen zijn echter geheel andere grootheden.
Created by Neevia Personal Converter trial version http://www.neevia.com
Veelpoot 14(1), 2003
19
Tabel 2. Percentages waargenomen bloembezoekers op fluitekruid in het Scheveningse Doornpark in mei 2002 naar ordes. Orde
2 mei
9 mei
16 mei
23 mei
30 mei
Coleoptera Hymenoptera Diptera Hemiptera
0 5 85 12
4 11 79 7
4 0 84 12
8 4 84 4
10 20 70 0
Tabel 3. Percentages waargenomen 'bloembezoekers op fluitekruid in het Scheveningse Doornpark in mei 2002 naar ecologisch-morfologische hoofdgroepen. Ecologische hoofdgroep 2 mei
9 mei
16 mei
23 mei
30 mei
Eutrope insekten Hemitrope insekten Allotrope insekten
7 32 61
0 24 76
0 44 56
5 20 75
0 15 85
Enkele bezoekers werden, hoewel voor het onderzoek als zodanig onnodig, ter plekke op soort gedetermineerd of meegenomen. Zo is de ‘overige kever’ het rozenkevertje, Phyllopertha horticola. De niet nader geïdentificeerde bij van 9 mei schoot net te snel weg om met zekerheid vast te stellen of het inderdaad om een honingbij of een solitaire bij ging. De kniptor van 23 mei bleek een Melanotus niger. De Brachycera orthorapha van 9 mei waren Empis opaca en E. tessellata. De non-Eristalini bestonden vooral uit algemene Syrphinae (Episyrphus, Eupeodes); ook een Syritta viel hier onder. Op 30 mei werden Phaonia serva (Muscidae), Discachaeta pumila (Sarcophagidae) en Melanomyia nana (Calliphoridae) vastgesteld. Overigens zag ik op deze dag nog heel wat metallische calyptrate vliegen, zij het slechts zelden op de bloemen. Interpretatie Ondanks het beperkte aantal bezoekers kan men de verdelingen met behulp van een chi-kwadraattoets analyseren. Hierbij zijn alle bijen als één groep beschouwd. Dan blijkt dat de verdelingen over de gehele periode inderdaad een significant verschil vertonen (p <0,05). Dat zou dus betekenen dat in de loop van de bloeitijd de distributie van de bezoekersgroepen verandert, hoewel niet gezegd is hóe. Dat laatste stond echter bij dit verkennende onderzoek niet centraal. Overigens blijkt vooral de bijdrage van 30 mei aan chi-kwadraat groot, terwijl de verdelingen van de eerste weken onderling niet significant afwijken. Voor dit resultaat zijn verschillende (deel)verklaringen denkbaar.
Created by Neevia Personal Converter trial version http://www.neevia.com
Veelpoot 14(1), 2003
20
(1). In de eerste plaats komen onvolkomenheden in onderzoeksopzet en techniek in aanmerking. Enerzijds lijkt de (licht) gewijzigde looproute van belang: de in het ‘nieuwe’ deel op 30 mei aangetroffen mieren verklaren reeds het leeuwendeel van de significantie (beschouwd als de berekende waarde minus de grenswaarde van chi-kwadraat). Ook elders bleek mij dat de plaatsfactor - soms op zeer kleine schaal - van groot belang is voor de samenstelling van het bezoekersgezelschap, hoewel benadrukt moet worden dat de al dan niet wekelijks bekeken fluitekruidplanten slechts enkele tientallen meters van elkaar verwijderd stonden. Juist wanneer de bezoekersdichtheid laag Figuur 2. Kniptor Melanotus niger is, kan de aanwezigheid van een mierennest de resultaten sterk beïnvloeden (Deelman, z.j.). Op 11 mei noteerde ik (onder enigszins andere omstandigheden) op fluitekruid in het Doornpark bijvoorbeeld twaalf bezoekers, waaronder zeven mieren. Ook op andere plaatsen deed zich dit fenomeen voor. Anderzijds is er de identificatieproblematiek: was de onbekende bij van 9 mei inderdaad een honingbij en als zodanig als aparte categorie gerubriceerd, dan had de chi-kwadraattoets er ook anders uitgezien. Beide technische onvolkomenheden zouden dan samen, maar wel a posteriori, de significantie ruimschoots kunnen verklaren. Opgemerkt moet hier worden dat bij grotere aantallen waargenomen bezoekers makkelijker conclusies kunnen worden getrokken. Tevens heeft de indeling in bezoekersgroepen een belangrijke invloed. Wellicht dat een andere samenstelling eerder resultaten brengt. Men kan daarbij bijvoorbeeld denken aan het seksen van beide zweefvliegengroepen: dit is doorgaans met het blote oog uitvoerbaar, terwijl de biologische relevantie ligt in het feit dat volgens Schmid (1996) wijfjes meer (eiwitrijk) stuifmeel eten in verband met de eileg, terwijl mannetjes, die veel energie verbruiken met het zoeken naar een partner, vooral nectar nuttigen. (2). In de tweede plaats kan het potentieel aan bloembezoekers zijn gewijzigd. Het plotseling en relatief veelvuldig optreden van Melanomyia nana, een niet-metallische Calliphoride, op 30 mei zou daarop kunnen wijzen. (3). Ten derde kan de aantrekkingskracht van de bloemen op bepaalde bezoekers zijn veranderd. De aanwezigheid van metallische calyptraten in het
Created by Neevia Personal Converter trial version http://www.neevia.com
Veelpoot 14(1), 2003
21
veld (maar nauwelijks op de bloemen) op 30 mei zou hiervoor een aanwijzing kunnen zijn. Als dit punt geldt, dan zou dat kunnen komen door een factor in de vliegen (bijvoorbeeld levensfase) of in de bloemen. Bij het laatste is het van belang te bedenken dat fluitekruid aan het eind van de bloeitijd vooral manlijke zijschermen produceert en dat manlijke bloemen minder nectar bieden (Ellis en Ellis-Adam, 1994). Wanneer in de loop van de bloeitijd het aantal manlijke bloemen toeneemt, zijn – als dat inderdaad invloed heeft op de bezoekers fauna – twee scenario's mogelijk. In het eerste weerspiegelt de fauna direct het percentage manlijke bloemen. In het tweede concentreren vrouwelijkebloembezoekers zich op de vrouwelijke bloemen. Ook als dat er nog maar weinig zijn is, bij een steekproef van voldoende grootte, geen overall verschil in het bezoekersgezelschap zichtbaar. Pas als de vrouwelijke bloemen (vrijwel) gaan ontbreken verandert het beeld in relatief korte tijd. Overigens zijn helemaal in het begin van de bloeitijd de tweeslachtige bloemen in het manlijke stadium. Bovenstaande overweging geldt dan eveneens. Het fluitekruid stond echter al in april in bloei en toen werd nog niet gemeten. (4). Ten vierde spelen ook abiotische factoren een rol. Zo hebben diverse insekten een verschillend temperatuuroptimum (Ardö, 1957). Dat zou kunnen leiden tot variabiliteit in de bezoekersfauna, maar in de onderhavige opzet zijn bijvoorbeeld de verschillen tussen 2 en 9 mei, het voor abiotische factoren meest bruikbare waarnemingenpaar, bij lange na niet significant. Zoals vermeld komen de omstandigheden op de excursiedata verder sterk overeen. Verdere analyse van deze factor heeft bij de huidige onderzoeksgegevens dan ook geen zin. Overigens moet bij de interpretatie van relatief kortlopend onderzoek als het onderhavige extra worden opgepast. Zo vond ik op 15 mei 2001, in hetzelfde Doornpark maar op een iets schaduwrijker stukje, bij lichtbewolkt weer en wind, maar op hetzelfde tijdstip van de dag niet minder dan 64% wantsen (bij 23% metallische calyptraten en 12% overige insekten, n=98, met de aantekening dat parende dieren in 2001 als twee bezoekers werden genoteerd). Op andere plaatsen in de buurt traden op het fluitekruid wantsen toen eveneens bijna plaagvormend op. Kortom, de tijdelijke aanwezigheid van één soort bezoeker, wellicht op de top van zijn meerjarencyclus, kan de resultaten in hoge mate bepalen. Meerjarig onderzoek kan hiervoor een oplossing bieden. Uit het bovenstaande blijkt dat we voorzichtig moeten zijn met onze conclusies, en wetenschappelijke puristen zouden mogelijk weigeren op grond van hetzelfde materiaal van dit min of meer verkennende onderzoek de hypothese te toetsen dat, vooral met het hierboven onder verklaring drie, tweede scenario gestelde, de fauna JUIST aan het eind van de bloeiperiode verandert. De excentrische positie van 30 mei bleek immers reeds bij bovenvermelde chikwadraattoets. Anderzijds kan deze nadere bepaling ook inzichtvormend werken. Voert men de berekening uit, dan blijkt het verschil in verdeling tussen de eerste drie en de laatste twee weken significant en tussen de eerste vier weken
Created by Neevia Personal Converter trial version http://www.neevia.com
Veelpoot 14(1), 2003
22
en 30 mei zelfs zeer significant (p<0,01); dit laatste blijft significant hoe men ook, a posteriori dus, omgaat met waarnemingen van mieren (zelfs bijvoorbeeld bij het schrappen van de hele bezoekersgroep op grond van hun lokale optreden) en vermeende honingbijen. Volgens Barendregt (2001) blijkt uit onderzoek van Gilbert aan zweefvliegen dat vooral Syrphusachtige soorten zich met stuifmeel voeden, terwijl Eristalisachtigen een groter aandeel nectar tot zich nemen. Men zou dus op grond van hetzelfde scenario verwachten dat op 30 mei meer Syrphinae (de hoofdmoot van de categorie non-Eristalini) en minder Eristalini werden aangetroffen dan in de andere weken. Dit fenomeen deed zich inderdaad voor (zie Tabel 2), maar het verschil was, mogelijk door het geringe aantal waarnemingen, niet Figuur 3. De zweefvlieg significant. Episyrphus balteatus. Conclusie en onderzoekssuggesties Het is waarschijnlijk dat de bezoekerssamenstelling van fluitekruid juist aan het eind van de bloeiperiode wijzigt. Nauwkeuriger waarnemingen, bij voorkeur met grotere aantallen bezoekers en het liefst ook over meerdere jaren, blijven echter gewenst. Interessant zou zijn om ook het optreden van een eventueel afwijkende bezoekersfauna tijdens de allereerste bloei te onderzoeken, of de mogelijke aanwezigheid van zulke effecten bij andere schermbloemen met een vergelijkbare verandering van de overheersende seksuele status tijdens het bloeiseizoen. Tenslotte nog een enkel woord over nuttige en schadelijke insekten. Van de aangetroffen categorieën bezoekers zijn kniptorren, het rozenkevertje (‘overige kevers’), sommige mieren (bladluizenmelkers), enkele niet-metallische Muscoidea (namelijk bepaalde Anthomyidae) en in mindere mate maartse vliegen schadelijk. Daarentegen zijn bijen, de meeste zweefvliegen nonEristalini, bepaalde niet-metallische Tachinoidea, de aangetroffen Brachycera orthorapha en enkele andere mierensoorten nuttig. Het moet in beginsel mogelijk zijn een ‘nut-schade-index’ op te stellen van bloemen met betrekking tot bezoekers. Daarbij zou dan ook eventueel nachtelijk bezoek van o.a. vlinders moeten worden betrokken. Aangezien de plaatsfactor zoals vermeld een belangrijke invloed op de bezoekersfauna heeft, lijkt onderzoek in deze richting vooral in landbouwgebieden van belang. Men zou daar overigens mogen verwachten dat althans de sommatie van indexen van akkeronkruiden, indien men er in slaagt deze te relateren aan geschatte landbouwschade (wat het
Created by Neevia Personal Converter trial version http://www.neevia.com
Veelpoot 14(1), 2003
23
opstellen van dergelijke indexen wel een stuk lastiger maakt) positief is, gezien het heilzaam geachte effect van een rand (half)wild onkruid langs de teelvelden (zie Ellis en Ellis-Adam, 1993). Literatuur Ardö, P., 1957. Studies in the marine shore dune ecosystem with special reference to the dipterous fauna. Opuscula Entomologica Suppl. 14. Barendregt, A., 2001 Zweefvliegentabel, 9e druk. JBU, Utrecht. Deelman, A., z.j. [2001] Handleiding Bloembezoekers op schermbloemen. Intern document Haagse Insektenwerkgroep. Ellis, W.N. en A.G. Ellis-Adam, 1993. To make a meadow it takes a clover and a bee: the entomophilous flora of N.W. Europe and its insects. Bijdragen tot de dierkunde 63(4): 193-220. Ellis, W.N. en A.G. Ellis-Adam, 1994. De ene schermbloem is de andere niet. Ent. Ber. Amst. 54(10): 191-199. Schmid, U., 1996. Auf gläsernen Schwingen. Schwebfliegen. Stuttgarter Beiträge zur Naturkunde (C): 40. Bijlage: Tabel 4. Percentages waargenomen bloembezoekers op fluitekruid in het Scheveningse Doornpark in mei 2002. 2 mei
9 mei
16 mei
23 mei
30 mei
Kniptorren
0
4
4
4
10
Overige kevers
0
0
0
4
0
Bijen *
0
0-4
0
0
0
Solitaire bijen
0
4-7
0
0
5
Mieren
3
4
0
4
15
Zweefvliegen Eristalini
0
7
8
24
0
Zweefvliegen non-Eristalini
6
7
0
8
10
Brachycera orthorapha
9
11
12
4
0
Metallische calyptraten
29
32
48
24
10
6-9
14
4
4-12
25-35
26-29
7
12
12-20
15-25
6
0
0
0
0
12
7
12
4
0
Niet-metallisohe Tachinoidea Niet-metallische Muscoidea Bibioniden (Maartse vliegen) Wantsen
Created by Neevia Personal Converter trial version http://www.neevia.com
Veelpoot 14(1), 2003
24
Kevers vangen in de Vaucluse André Masseur Natuurlijk is er in 2002 in de Provence aardig wat te doen geweest op het gebied van de Coléoptères, daarover moet ik maar wat vertellen. Dat jaar waren we een maand eerder dan het vorig jaar, namelijk al per 1 april. Dat gaf natuurlijk nieuwe vangstmogelijkheden, maar waar te zoeken. Ik maakte me toch al wat zorgen, omdat ik dacht in 2001 al heel wat vindplaatsen te hebben gevonden, waar moest ik nu gaan zoeken? Toevallig was ik bij een keverbijeenkomst geweest in Amsterdam, ik weet niet meer of het Everts was of de NEV, maar daar trad Barend van Maanen op met een verhaal over vangsten langs de Grensmaas en met name bij grindbanken. Hij reikte daarover ook een artikel uit. Wij wonen vlakbij Vaisonla-Romaine, sinds 2002 op de kaart gezet omdat de Tour de France er doorheen reed, maar daarvoor in Frankrijk vooral bekend vanwege de verschrikkelijke overstroming in 1992 die ca. 30 mensen het leven kostte. Spectaculair was toen hoe het water over de Romeinse brug stroomde, terwijl normaal het water 8-10 meter onder de brug stroomt. Kortom vlakbij ons stroomt de beruchte Ouvèze en die wordt o.a. gevoed door een stroompje die ik altijd moet oversteken als ik naar Vaison ga of naar de Super. Nu dat ik belangstelling begon te krijgen viel het op dat er overal grindbanken waren, de oevers van alle rivieren of riviertjes bestaan uit grindbanken. Na 2 weken had ik al een aardige verzameling opgebouwd van kleine loopkevers, voornamelijk Bembidions. Ik had mijn Carabiden al door Teun van Gijzen laten determineren (of mijn determinaties a.d.h.v. de nieuwste Jeugdbondsuitgave laten controleren), toen ik trots mijn Bembidion vangsten meldde, reageerde hij bijna triomfantelijk dat ik die beestjes zeker niet zou kunnen determineren. – Maar goed, het was een nieuw terrein en door het steeds wisselen van zoekplaats groeide het aantal Loopkever vondsten regelmatig. Terwijl we in 2001 heel stabiel en mooi warm weer hadden, bleek 2002 al gauw veel wisselvalliger. De periode waarin alle bloemen moesten gaan bloeien om de Gouden Tor en z’n familie aan te trekken viel nogal tegen, het regende zelfs. De mei- of vuurdoorns waren uitgebloeid en de grote aantallen Bladsprietkevers had ik niet gezien. Hetzelfde gold min of meer voor de Boktorren en Prachtkevers die ik vorig jaar steevast op kleine gele bloemetjes kon aantreffen. In de juiste periode geen zonnig weer en daarna werden de kanten van de weg gemaaid en het was voorbij. Gelukkig had ik eindelijk beet bij de Entomologen Vereniging uit Montpellier. Ik was daarvan vanaf het begin lid geweest, maar tot op dat
Created by Neevia Personal Converter trial version http://www.neevia.com
Veelpoot 14(1), 2003
25
moment had ik niet aan hun activiteiten kunnen deelnemen omdat die voornamelijk bestonden uit lezingen in Montpellier op 160 km afstand. Nu hadden ze een excursie in het Massif des Maures. Dat is een natuurgebied vlak boven St. Tropez. Ik schreef me daarvoor in en kreeg per email retour een lijst met campings, chambre d’hôtes, gîtes en noem maar op. Rendez-vous (RV) zaterdagmorgen om 9.30 achter de kerk. Geen geld overmaken, geen programma, alleen de mededeling dat dit een El Dorado was voor kevers met 100 endemische soorten. Achteraf bleken die endemische soorten ergens in de grond te zitten, kortom die zijn we nooit tegengekomen. Ik heb nog per e-mail gevraagd of er iets was van centrale organisatie, samen onder één dak, een gezamenlijke maaltijd op zaterdagavond, een plek om de vangsten te kunnen vergelijken en misschien provisorisch prepareren (zoals in Nederland, vroeg ik). Maar nee “Wij doen het meer op Frans individualistische basis”, werd me trots verteld. Het was dus de bedoeling dat je je eigen onderkomen regelt, daarvoor wordt die lijst verstrekt, dus iedereen komt uit een andere hoek aanzetten. En vergeet de afstanden niet, voor mij was het 250 km karren om daar te komen. – Goed, na de RV bij de kerk ging ieder in z’n eigen autootje achter de leider. Toen we de gewone weg verlieten, hadden we eigenlijk moeten overstappen in 4-wheel-drives. De canyons en rotsen zaten midden in de weg en het duurde een hele tijd. Eenmaal op de gewenste plek aangekomen, was het verspreiden in groepjes zoals je gewend bent. Terug voor de lunch tegen 12.30. De lunch in Frankrijk is de hoofdmaaltijd en dat is tijdens zo’n uitstapje niet anders, zo bleek. Ieder had op z’n eigen wijze een soort 4- of 5-gangen menu bij zich. Ik leek wel een clochard, met alleen wat stokbrood, kaas en een tomaat. Onze gids, die eruit zag als een figuur die was uitgestapt uit een impressionistisch schilderij van een zondagmiddag in het Bois de Boulogne, trakteerde na afloop op zelf gebakken chocoladecake, die in de koelbox had gelegen ter bescherming tegen de verzengende hitte. Van diverse kanten werd wijn aangeboden in plastic bekers, na afloop was ik toe aan een siësta, maar ik had weinig gevangen. Anderen hadden mooie en grote exemplaren van Prachtkevers die je in dode bomen moest kloppen, dus ik was de eerste op stap en nu had ik geluk, een heel mooi exemplaar van een Coroebus undatus. Onze gids, die kennelijk al in z’n jeugd dit gebied afstruinde en 20 jaar geleden al een artikel schreef over de keverfauna, ontfermde zich enigszins over mij. Wetende hoe pover de keverpopulatie in Nederland is in vergelijking met Frankrijk, stopte hij meteen vanaf het begin mij allerlei wonderlijke beesten in handen (die hij overigens met de hand ving, als een tovenaar) met de toevoeging: “Dit hebben ze niet in Nederland.” Dan bleek ik een Oliekever te hebben gekregen, Cerocoma schreberi, met een ongelofelijk raar gevormde antenne, althans de man van het stel. – ’s Avonds was er toch een gezamenlijke
Created by Neevia Personal Converter trial version http://www.neevia.com
Veelpoot 14(1), 2003
26
maaltijd, op de bonnefooi zochten we een pizzatent. En daarna ieder zijn eigen weg, ik naar mijn tent. Dat was begin juni. Eind juni was er een volgende excursie, nu van de Société Entomologique de France en wel in de Pyrénées Orientales. Ook hier min of meer dezelfde opzet, een lijst met overnachtingsmogelijkheden, zoek het zelf maar uit, maar toch met een behoorlijke graad van centrale organisatie. Zo werd een keuze programma aangekondigd voor de volgende dagen en er was een gezamenlijk diner op zaterdagavond, van tevoren inschrijven daarvoor. En zo troffen we elkaar bij een Centre Forrestière, er was koffie in de openlucht. Badges werden opgespeld, keuzeprogramma uitgereikt, je kon kiezen uit 2-3 mogelijkheden per dagonderdeel. Fotokopieën van detailkaarten bij het pakket, kortom heel goed verzorgd. Ik koos voor een groep die zich ging toeleggen op kevers in dood hout. We zaten op hoogte, maar toch was het in het bos snikheet, de kevers hadden er ook last van. ’s Morgens tegenvallende vangsten. In de middag vond men een hele zware boomstam waar een groep van 10 man zich over ontfermde, allemaal met een klein formaat pikhouweel om de bast eraf te kloven. Ze hadden allemaal hun plek gevonden. Van veraf zou je kunnen denken dat deze mensen zich voedden aan de boom, met zoveel overgave waren ze bezig aan hun eigen stekkie. Ik had geen pikhouweel, dus ik voelde me er niet erg thuis en liep met een kleine groep verder waar we ongeveer hetzelfde meemaakten, maar nu in klein verband. Zo bleek dat je tussen de bast enorme witte wormen kon aantreffen en dit zouden dan larven van Boktorren zijn, je moest die exemplaren meenemen die bijna geen kaken meer hadden. Die waren het dichtst bij de verpopping. Ik nam er twee mee. De volgende dag, was één stuk gebeten, ik had er nog één. Lang verhaal kort gemaakt. Ik wist niet wat ik met dat beest moest doen, ik heb zo nu en dan wat blaadjes, hout en wat vocht toegediend en zowaar, eind oktober had ik een Rhagium inquisitor. Ik wist niet wat ik zag. Inmiddels heb ik van die Fransen begrepen, dat het meenemen van larven voor de kweek een heel belangrijke vangmethode is. Ik hoop dan ook in het voorjaar met deze of gene mee te kunnen gaan op zoek naar larven. De tocht in de Pyreneeën leverde vooral veel Boktorren op. In het Massif des Maures had ik slechts 1 Bladsprietkever gevonden, geen enkele Mestkever (en ook geen beesten gezien), nu wilde ik persé wat vinden en bovendien had ik hoop op hoogte wat anders te kunnen vinden dan op de lagere hellingen waar ik normaal vertoef. De tweede dag leek het goed raak, toen ik op een hoogvlakte van die loslopende runderen tegenkwam. Toch viel de opbrengst me nogal tegen, vrijwel uitsluitend Aphodius-soorten die bovendien door de substantie ook niet te herkennen waren. (Later bij Meindert Hielkema bleek het eigenlijk wel een geslaagde dag met een aardige verscheidenheid van Aphodius-soorten.) Op maandagochtend ging men een zeer steil bos in, het was mistig, je moest in file achter elkaar lopen. Na een half uur had ik het gezien, weinig te verwachten,
Created by Neevia Personal Converter trial version http://www.neevia.com
Veelpoot 14(1), 2003
27
terwijl ik op weg omhoog de geiten in de wei had zien mekkeren. Met vel moeite de terugweg gevonden en heerlijk in de openlucht, met stralende zonneschijn in de hoopjes van de geiten of schapen gezocht, waar ik Onthophagus vond en ook diverse Geotrupinae die niet in een tunnel zaten, maar juist aan de onderkant van de verse kadetjes zich tegoed deden. Dankzij deze twee excursies heb ik enkele Franse collega’s leren kennen, verschillende van de eerste excursie waren ook bij de tweede aanwezig en dat heb je natuurlijk wel nodig in dat grote land. Later heb ik mijn vangsten van het seizoen in Montpellier op een avond kunnen tonen waarbij diverse leden behulpzaam waren met determinaties. Inmiddels was ik ook lid geworden van de vereniging Rutilans, misschien ken je het blad van dezelfde naam, dat ligt bij de Bibliotheek op de Plantage Middenlaan. In de ledenlijst ontdekte ik de naam van iemand die op minder dan 10 km afstand woont van ons huis. Inmiddels heb ik hem diverse malen bezocht, hij is in de zeventig, weinig mobiel omdat hij z’n benen ernstig heeft geblesseerd bij een val in z’n keuken, maar een uitermate enthousiaste verzamelaar. Mede aan de hand van mijn vangsten en zijn verzameling (in zelf gemaakte dozen) praten we dan uren achter elkaar. Hij heeft me o.a. vindplaatsen aangewezen voor Mestkevers en Zandloopkevers in de buurt. Dan heb ik via het Internet contact gemaakt met een Franse emeritus professor in de Biologie, woonachtig in Orange, die bezig is een (verspreidings)catalogus te maken van alle kevers uit het département Vaucluse. Wij wonen ook in de Vaucluse, dus heb ik hem al enige lijsten met vondsten kunnen toesturen. Ze moeten wel betrouwbaar gedetermineerd zijn, dus dat zijn kevers die door de deskundigen Meindert H. en Teun van G. op naam zijn gebracht. Al bij onze eerste kennismaking heeft deze man me meegenomen om in het terrein aan te wijzen hoe je de aanwezigheid van bepaalde kevers kunt herkennen en hij heeft me ook verteld in welk seizoen, op welke bomen, je dieen-die soorten kan vinden. Met die aanwijzingen had ik onmiddellijk succes, diverse Boktorren en Prachtkevers. – Laatst heeft hij me uitgenodigd voor een promotie bij de Universiteit van Avignon, het onderwerp was “Roofwantsen op de Mt. Ventoux”. In plaats van de geplande 60 minuten, duurde de verdediging 3¼ uur, maar ik was verbaasd dat ik het meeste van wat de man vertelde, kon volgen. Tenslotte kreeg ik nog een voorraad doosjes mee met vangsten uit 1987 bij een riviertje in Orange met UV-lamp gevangen. Sinds mijn terugkeer hier in Hoorn ben ik daar naarstig mee bezig geweest. Ik heb alweer bijna 4 van die Itex doosjes vol, met voornamelijk klein grut, w.o. veel loopkevertjes, ja Bembidions.
Created by Neevia Personal Converter trial version http://www.neevia.com
Veelpoot 14(1), 2003
28
Boekbespreking Keer, Koen Van (2001). In de herfst komen ze binnen : zin en onzin over spinnen. Antwerpen : Houtekiet; Baarn : Fontein. 143 p. ISBN: 90-5240-615-4. € 13.60. Clara Boer Dit boek gaat over spinnen en over hun rol in mythen en legenden e.d. Ik vond het een ontzettend leuk, leesbaar en leerzaam boek over spinnen, waarbij vooral zijn doel (zie hieronder) me bijzonder aansprak. Koen van Keer (1969) is lid van de Belgische arachnologische vereniging Arabel. Vanaf zijn 4e jaar verzamelt en bestudeert hij spinnen. Door lezingen op scholen en bijdragen in tijdschriften probeert hij de vooroordelen over spinnen te ontkrachten om daarmee mensen van hun irrationele angsten te verlossen. Volgens Van Keer is kennis over spinnen het beste middel tegen arachnofobie. Van Keer legt eerst het verschil uit tussen spinachtigen (Arachnida, 2-delig lichaam, 8 poten, 6-8 ogen) en insecten (Insecta). Tot de orde van de spinachtigen behoren, naast de echte spinnen, ook de hooiwagens (orde Opiliones), de mijten en teken (orde Acari) en de schorpioenen (orde Scorpiones). Door de positie van de ogen kun je verschillende spinnenfamilies onderscheiden. Om de juiste soort te bepalen wordt naar de geslachtsorganen van mannelijke en vrouwelijk spinnen gekeken. Die werken namelijk als sleutel en slot en zijn uniek voor elke soort. Vervolgens probeert Van Keer “broodje aap”-verhalen rond spinnen te weerleggen met behulp van wetenschappelijke feiten. Vooral de verhalen waar jonge spinnen barsten uit gezwollen delen op het menselijk lichaam of uit planten zijn erg populair. Van Keer stelt dat geen enkele spin parasiteert op een dier (laat staan een mens), ook beschikken zij niet over de “instrumenten” om eieren onder een huid te leggen. Ook de eventuele verwarring met teken berust niet op werkelijkheid. Ook teken deponeren hun eieren niet rechtstreeks op, laat staan ín een gastheer. De angst voor spinnen, arachnofobie, probeert Van Keer te verklaren door het wezen van het diertje zelf. Zoals het uiterlijk van de spin, het snelle, onvoorspelbare bewegen, de levenswijze (opeten van het mannetje na de paring), het gebruiken als dreigement van spinnen bij kinderen (“als je stout bent, de kelder in met ratten en spinnen”). Zijn conclusie is dat het een combinatie van vele factoren moet zijn dat maakt dat veel mensen panisch reageren op spinnen. Ondanks al zijn uitleg over spinnen om irrationele angsten te ontkrachten, weet Van Keer te vertellen dat we er vanuit moeten gaan dat in elk normaal hygiënisch huis 1000 à 2000 arachnide huisgenoten ons vergezellen! Over
Created by Neevia Personal Converter trial version http://www.neevia.com
Veelpoot 14(1), 2003
29
waarom spinnen nuttig zijn, vertelt Van Keer over (Engels) onderzoek naar de gemiddelde spinnendichtheid in een groot aantal verschillende milieus. Daarbij bleek dat er gemiddeld 130,8 spinnen per vierkante meter voorkwamen; dat is 1.308.000 spinnen per hectare. Uit vergelijkend onderzoek met een andere spin (Panamese wielspin) is te berekenen dat de “Engelse” spinnen 0,0089 gram voedsel per dag verorberen. Dat betekent 4.249 kilo per hectare per jaar. Zo’n schatting geeft een goede indruk van de geweldige opruiming die spinnen jaarlijks houden. Een andere bijzondere eigenschap is het spinnen van draden van een ongekende sterkte en duurzaamheid, waarmee o.a. de interesse voor militaire doeleinden is gewekt. Verder worden spinnen actief ingezet in de landbouw ter bestrijding van oogstbedreigende insecten. De Chinezen hebben deze nuttige eigenschap van de spin als eerste ontdekt en “in gebruik” genomen. In de medische industrie wordt geëxperimenteerd met spinnengif als vergelijkingsmateriaal voor andere onderzoeken. Het voortbewegen van spinnen inspireert makers van robots en rolstoelen. Bijna alle spinnen zijn giftig. Wanneer ze bijten, injecteren ze hun prooi met gif. Bij ongeveer 24 van de ca. 40.000 wereldwijd bekende spinnensoorten is het gif echt gevaarlijk voor de mens. Ongeveer 500 soorten zouden in staat zijn een mens “last te bezorgen” met hun beet. Gif kan het zenuwstelsel aantasten (neurotoxisch gif), het weefsel schade toebrengen (cytotoxisch gif) of allebei. Ca. 60 van de ongeveer 700 spinnensoorten die voorkomen in België en Nederland zijn technisch gezien in staat om door de menselijke huid heen te bijten. Tijdens de experimenten van Van Keer werd de spin in een zodanige positie gebracht dat bijten nog de enige uitweg was in een poging van de spin om weg te komen of zichzelf te verdedigen. Ongeveer de helft van de “proefdieren” vertoonde zelfs dan nog geen bijtreflex. Ondanks het beperkte gezichtsvermogen (variërend per soort maar maximaal scherp tot 20 cm), zal een spin zich bijna nooit vergissen in het aanvallen van iets dat onmogelijk als prooidier kan dienen (een mens dus). Na beschrijvingen van bekende en minder bekende giftige en gevaarlijke spinnen in het “buitenland”, vertelt Van Keer over drie soorten in de Benelux, waar enige voorzichtigheid is geboden. Dat zijn de Grote Spoorspin (Cheiracanthium punctorium) die alleen voorkomt in de streek rond het Belgische Virton. De beet van de Waterspin (Argyroneta aquatica) is nogal pijnlijk. Bij beide soorten houden de symptomen 24 uur aan en zijn ze behandelbaar. Verder leven bij ons spinnen (Steatoda) die verwant zijn aan de zwarte weduwe. Ze beschikken over gevaarlijk neurotoxisch gif. Deze spinnen zijn echter helemaal niet agressief en de meeste Steatoda-soorten zijn te zwak om door onze huid heen te bijten. Van Keer gaat verder met de spin in mythen en legenden, in verschillende landen, waar blijkt dat de spin vaak een rol speelt in scheppingsverhalen.
Created by Neevia Personal Converter trial version http://www.neevia.com
Veelpoot 14(1), 2003
30
Spinnen in volks- en bijgeloof hebben vaak te maken met voorspellingen op het gebied van het weer, geld en (on)geluk. Dat spinnen in de herfst onze huizen binnenkomen is overigens een fabel. Dit zijn gewoon “huisspinnen” (geslacht Tegenaria) die bijvoorbeeld op zoek zijn naar een vrouwtje. Het laatste hoofdstuk “spreuken en spreekwoorden” sluit Van Keer af met de bemoedigende zin: “ziet u een spin in de nacht, dan is het geluk dat u wacht”.
Vraag en Aanbod Jaren geleden blijkt er al eens een rubriek vraag en aanbod in de Veelpoot geweest te zijn. Om leden in gelegenheid te stellen entomologische spullen te ruilen of aan te bieden willen we deze rubriek weer nieuw leven in blazen. Deze rubriek is nadrukkelijk niet voor commerciële doeleinden bedoeld. De berichtjes over het aangebodene en gevraagde dienen kort te zijn, ongeveer 10 woorden. Vermeld naam en telefoonnummer en eventueel het gevraagde bedrag en stuur de tekst naar de redactie of secretaris. Gevr.: Revier & Van der Goot (1989). Slakkendodende vliegen (Sciomyzidae) van Noordwest Europa. Aangeb.: Reemer (2000). Zweefvliegen veldgids. Voor beide: louis.boumans%hccnet.nl, 030-271 33 85
Adressenlijst Onze secretaris Arjan van der Veen houdt keurig ons ledenbestand bij. Wie een kopie wil van de leden lijst, kan die bij Arjan vragen.
Elektronische versie Veelpoot Zelf zie ik voordelen in een elektronische versie van de Veelpoot. In deze vorm is-ie makkelijk op te ruimen, terug te vinden en hele jaargangen zijn makkelijk automatisch te doorzoeken. Uiteraard kan de elektronische versie de papieren niet helemaal vervangen; de laatste leest veel prettiger, zeker als je in de trein zit of op de bank ligt. Mijn voorstel is om de Veelpoten voortaan ook in pdf-format op te slaan en als extra service middels een mailing lijst te sturen aan de leden die dat willen. In de toekomst zouden verschenen nummers wellicht op onze website geplaatst kunnen worden. Wie hier ideeën over heeft, melde zich bij de redactie.
Created by Neevia Personal Converter trial version http://www.neevia.com
Veelpoot 14(1), 2003
31
Doelen De Landelijke Insecten Werkgroep (LIW) van de Koninklijke Natuurhistorische Vereniging stel zich de volgende doelen: 1. Het bevorderen van de studie van insecten en andere geleedpotigen. Deze studie omvat onder andere: a. Determinatie van dieren b. Biotooponderzoek c. Gedragsstudie d. Beheersmaatregelen tot behoud van biodiversiteit 2. Het uitwisselen van activiteiten op lokaal en regionaal gebied. 3. Het organiseren van bijeenkomsten, weekeinden en eventueel kampen 4. Het bevorderen dat specialisten niet-specialisten helpen en begeleiden in hun studie.
Lidmaatschap Lidmaatschap van de LIW staat open voor alle KNNV-leden die geïnteresseerd zijn in het doen en laten van geleedpotigen. De contributie bedraagt € 7,– per jaar, over te maken op girorekening 8775970 ten name van J.M. Ouwendijk in Hoogvliet.
Created by Neevia Personal Converter trial version http://www.neevia.com
Inhoud Beste lezers, 3 Jaarverslag 2002 4 Financieel overzicht LIW 2002 5 Vooruitblik insectenweekeinden 2003 en 2004 7 Waarnemingen mei 2002 8 Waarnemingen augustus 2002 11 Bloembezoekers op fluitekruid 16 Kevers vangen in de Vaucluse 24 Vraag en Aanbod 30 Adressenlijst 30 Elektronische versie Veelpoot 30
Created by Neevia Personal Converter trial version http://www.neevia.com