Gemeente
ñ Berçen op Zoom
in
in u i i n l u l
l
RMD15-0007
Datum
2 7 FEB. 2015
Van
Het college van B&W
Aan
De raads- en duoburgerleden
RMD15-0007 Contactpersoon: D. van Gool Email:
[email protected] Tel: 0164-277 504
Portefeuillehouder(s) A.G.J, van der Weegen Onderwerp
Plan van aanpak evaluatie armoedebeleid
Doel
0 Oordeelsvorming/Peilen van gevoelens D Zienswijzen/wensen en bedenkingen
Mededeling Graag vernemen wij van u uw wensen en bedenkingen over het bijgaande plan van aanpak voor de uit te voeren evaluatie armoedebeleid. De agendering van deze raadsmededeling wachten wij graag af. Aanleiding Eind 2007 heeft uw raad de kadernota armoedebeleid vastgesteld (RVB07-0150). In de jaren na vaststelling van deze kadernota hebben zich, met name als gevolg van de economische crisis, ingrijpende maatschappelijke ontwikkelingen voorgedaan. Zo ook de veranderde opvattingen rondom de rol van de overheid en de eigen verantwoordelijkheid van het individu. In de taakverdeling tussen de verschillende overheden krijgen gemeenten steeds meer verantwoordelijkheden. Met zeer recent de invoering van de Participatiewet die met ingang van 1 januari 2015 van kracht is geworden. Vanuit deze ontwikkelingen past een evaluatie van het armoedebeleid. De evaluatie van het armoedebeleid is dan ook opgenomen als opdracht van u aan ons college in uw raadsprogramma 2014 - 2018 (RVB14-0066). Hierin is de navolgende passage opgenomen: 'Armoede' werkt sociaal gezien vaak verder door. Gezondheidsproblemen, geen of weinig sociale contacten en onvoldoende toegang tot voorzieningen zijn hiervan slechts enkele voorbeelden. De gemeenteraad verwacht van het college een evaluatie van het armoedebeleid in de volle breedte. In de evaluatie moet bijzondere aandacht zijn voor 'de onbenutte rechten'en 'kinderarmoede". Uitgangspunt moet zijn 'vertrouwen'in plaats van 'wantrouwen'. De door u gegeven opdracht is opgenomen in ons collegeprogramma en vervolgens opgenomen in het bijbehorende college uitvoeringsprogramma voor het jaar 2015.
t
Gemeente
ř Bergen op Zoom
min min min li li li RMD15-0007
I Naar aanleiding van uw opdracht hebben wij een knip aangebracht tussen de evaluatie van het beleid en de herijking van het beleid. Alleen op basis van de bevindingen uit een evaluatie kan met de juiste argumentatie worden besloten tot een herijking of nieuw beleid. Zie ook de betreffende sheet uit het college uitvoeringsprogramma (bijgevoegd). Het bijgaande plan van aanpak zet uiteen op welke wijze en vanuit welke onderzoeksvragen we deze evaluatie willen uitvoeren. Ook zijn de expliciet door uw raad benoemde aandachtspunten (kinderarmoede, onbenutte rechten) opgenomen. Ook vanuit de discussie en aangenomen moties in de afgelopen periode zijn aandachtspunten toegevoegd (armoedeval, schuldhulpverlening, kwijtschelding, stapeling van uitkeringen). Daarbij wordt over het onderdeel schuldhulpverlening nog het volgende opgemerkt. Vanaf 2012 is de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening van toepassing, met een op basis van deze wet een door de raad vastgesteld beleidsplan 2012-2015. Eind dit jaar zal in de regio van de Kredietbank West-Brabant een evaluatie worden gehouden over de uitvoering van de wet en het beleidsplan, waarna een nieuw/bijgesteld beleidsplan schuldhulpverlening zal worden opgesteld en aan de raad ter besluitvorming zal worden voorgelegd. De doelgroepen van het armoedebeleid en de schuldhulpverlening komen deels overeen, maar zijn deels ook verschillend. Bij de nu uit te voeren evaluatie zal: » om een volledig beeld te geven van voor het armoedebeleid relevante ontwikkelingen ook inzicht worden gegeven in de ontwikkelingen op het gebied van de schuldhulpverlening; «
bij gesprekken met vertegenwoordigers van de doelgroep en met partners van de gemeente ook de opzet, werking en effecten van de schuldhulpverlening worden betrokken voor zover die betrekking hebben op de doelgroep van het armoedebeleid;
»
zullen de bevindingen worden ingebracht als bouwstenen voor de eind dit jaar uit te voeren algehele evaluatie.
Over de uitvoering van de motie armoedebeleid RMO14-0107 hebben wij u schriftelijk geïnformeerd op 14 januari jl. Een kopie van de brief is bijgevoegd. De onderwerpen betaalbare huurwoningen en de ontwikkeling van huurprijzen maken aldus geen onderdeel uit van deze evaluatie nu het gaat om een terugblik. Dit betekent zeker niet dat deze onderwerpen niet de benodigde aandacht krijgen. Zoals aangegeven is dit reeds geagendeerd voor het overleg met Stadlander en krijgt dit regio breed aandacht door een in gezamenlijkheid gestart onderzoek door de woningcorporaties. Plan van aanpak (zie bijlage) Op hoofdlijnen omvat het plan van aanpak: 1. De aanleiding tot de centrale vraag: In hoeverre is het armoedebeleid als doeltreffend en doelmatig aan te merken? 2. Een doorvertaling van de centrale vraag in deelvragen naar: » inzicht in de doelgroep »
context (wet/regelgeving/ontwikkelingen)
»
overzicht beleidsinstrumenten armoedebeleid
in de gemeente
Bergen op Zoom
2
Gemeente
J
ĵ j Bergen op Zoom
IIIIIIIII IHI mi ini HUI mi timi urn urn urn mi mi RMD15-0007
I » 3. 4.
doeltreffendheid en doelmatigheid van de diverse instrumenten
» ervaringen vanuit de betrokken maatschappelijke partners/de doelgroep De afbakening van de scope van het onderzoek. De wijze van uitvoering en organisatie van het onderzoek: het streven is de evaluatie in het tweede kwartaal uit te voeren en de resultaten aan uw raad aan te bieden.
In de uitvoering van het onderzoek wordt voorgesteld een minima effect rapportage door het NIBUD op te laten stellen. De folder over dit onderzoek treft u bijgaand aan (na plan van aanpak). Met een minima effectrapportage wordt de invloed van het minimabeleid op de financiële situatie van diverse huishoudtypen binnen onze gemeente inzichtelijk gemaakt, alsook in welke situaties sprake is van een armoedeval. Een MER bewaakt de benodigde kwalitatieve diepgang van een evaluatie, draagt bij aan de onafhankelijkheid van de resultaten en vormt een belangrijk uitgangspunt voor het (mogelijk) bijstellen van het gemeentelijk armoedebeleid. De kosten van deze MER (afgerond EUR 15.000,-) kunnen binnen de bestaande budgetten worden opgevangen. Bewust hebben wij geen vergaande benchmark vraag opgenomen in de onderzoeksopzet. Ervaring leert dat op een dergelijk specifiek beleidsvlak met specifieke maatregelen het intenstief en complex is een kwalitatieve vergelijking te maken. De omvang gemeente, samenstelling doelgroep, instrumentarium etc is nauwelijks gelijk. Dit is ook de ervaring van het NIBUD die in het verleden getracht heeft een dergelijke benchmark uit te voeren. U heeft aangegeven het belangrijk te vinden dat bij de verdere uitwerking aangegeven wordt hoe gebruik gemaakt wordt van de kennis uit de samenleving. Graag verwijzen wij u hierbij naar de uitwerking van de deelvragen rondom doeltreffendheid. Het onderzoeksteam zal in overleg treden met de doelgroep en de partners die mede uitvoering geven aan de instrumenten vanuit het armoedebeleid. Hiertoe behoren onder andere de cliëntenraad, het cliëntenplatform minima, Traverse, de voedselbank, stichting Leergeld. Deze opsomming is overigens beeldvormend, niet uitputtend. Op dit moment maakt het financieel ondersteunen van de voedselbank geen onderdeel uit van de in te zetten instrumenten vanuit het huidige armoedebeleid. Gelet op het debat hierover in de afgelopen periode zullen wij hen wel benaderen als maatschappelijke partner om hun ervaringen op te halen. Opdracht aan het college vanuit uw raadsprogramma is ook om de gemeenteraad (en de samenleving) in een vroegtijdig stadium mee te nemen in het bestuurlijk besluitvormingstraject, zodanig dat uw raad ook daadwerkelijk de bestuurlijke (en maatschappelijke) informatie bij haar besluitvorming kan betrekken. Op deze wijze ontstaat er ook ruimte voor de samenleving om tijdig invloed uit te oefenen en initiatieven te ontplooien. Op dit moment is nog geen sprake van een besluitvormingstraject. Echter de keuze om op basis van de resultaten het beleid te herijken is aan u. Afhankelijk van de uitkomsten van de evaluatie zal al dan niet een raadsvoorstel voor aanpassing van het armoedebestrijdingsbeleid worden voorbereid. Nogmaals wij streven ernaar de resultaten van de evaluatie voor 1 juli aan u te verstrekken.
3
Gemeente
Įi Rergen op Zoom
RMD15-0007
Raadsmededeling
Bijlagen De volgende bijlagen zijn, als onderdeel van deze raadsmededeling, bijgevoegd: » Plan van aanpak evaluatie armoedebeleid inclusief brochure MER NIBUD « Sheet college uitvoeringsprogramma inzake evaluatie armoedebeleid »
Brief van 14 januari 2015 nav motie armoedebeleid
Hoogachtend, het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom,
İ secretaris,
A.C.Spi Th. J.M. Wingens MPA Loco-secretaris
burgemeester,
Dhr. dr. F.A. Petter
11111111 \Hl \\Hl 11111111\\ 11111lllH1111111111111111111 lil\
815-003420 l llllllll llll llll lllll llll 1111111111111111111111111111111111
Pl15-02294
Plan van aanpak Evaluatie armoedebeleid Cupro actiepunt 18+19
Versie: Naam Opdrachtgever:
Ansems, J.
Naam Proiectleider: Opsteller document:
Van Gooi, D. Schipper, W
Datum: Voor akkoord: Datum:
11 februari 2015
Projectopdracht
Evaluatie Armoedebeleid Gemeente Bergen op Zoom
Aanleiding en doel van de evaluatie De raad van de gemeente Bergen op Zoom heeft in december 2007 de Kadernota Armoedebeleid 2008-2010 vastgesteld. In de nota wordt als beoogd maatschappelijk effect geformuleerd: "doel van het armoedebeleid is om de groep huishoudens in Bergen op Zoom met een inkomen op of onder de relevante bijstandsnorm, over 2006 ca. 2000 huishoudens, deel te kunnen laten nemen aan de samenleving door middel van het aanbieden van preventieve respectieve/ijk repressieve voorzieningen. Voor de groep uitkeringsgerechtigden met arbeidsmarktperspectief zal het huidige beleid in het kader van de terugkeer naar de arbeidsmarkt worden gecontinueerd. " In de periode na vaststelling van deze kadernota hebben zich , met name als gevolg van de economische crisis, ingrijpende maatschappelijke ontwikkelingen voorgedaan . Mede in relatie daarmee wordt de verzorgingstaat vernieuwd, met soms vergaande gevolgen voor de wijze waarop en de mate waarin inwoners een beroep kunnen doen op regelingen op landelijk niveau. In de taakverdeling tussen de verschillende overheden krijgen gemeenten steeds meer verantwoordelijkheden om de inwoners te kunnen laten participeren in de samenleving. Het armoedebeleid is daarbij een belangrijk instrument om participatie ook mogelijk te maken voor inwoners die daar in eigen kracht (nog) niet voldoende kunnen voorzien. Tegen het licht van deze ontwikkelingen is in het raadsprogramma 2014 - 2018 (RVB14-0066) de opdracht aan ons College opgenomen om te komen tot een evaluatie van het armoedebeleid: 'Armoede' werkt sociaal gezien vaak verder door. Gezondheidsproblemen, geen of weinig sociale contacten en onvoldoende toegang tot voorzieningen zijn hieNan slechts enkele voorbeelden. De gemeenteraad verwacht van het college een evaluatie van het armoedebeleid in de volle breedte. In de evaluatie moet bijzondere aandacht zijn voor 'de onbenutte rechten' en 'kinderarmoede ". Uitgangspunt moet zijn 'vertrouwen ' in plaats van 'wantrouwen'. In aansluiting hierop is in het Collegeuitvoeringsprogramma het voornemen opgenomen om in 2015 het armoedebeleid te evalueren: "Om armoede terug te dringen (met speciale aandacht voor terugdringing van kinderarmoede en discussie kwijtscheldingsbeleid) wordt het armoedebeleid uitgebreid geëvalueerd. HieNoor wordt een plan van aanpak opgesteld, waarna de evaluatie wordt uitgevoerd. Afhankelijk van de uitkomsten zal al dan niet een voorstel voor aanpassing van het armoedebestrijdingsbeleid worden voorbereid". In aansluiting op het voorgaande wordt hierbij het plan van aanpak voor deze evaluatie aan u voorgelegd . Achtereenvolgens wordt ingegaan op: de onderzoeksvragen de afbakening van het onderzoek de onderzoeksperiode opdrachtgeverschap en onderzoeksteam de aanpak van het onderzoek kosten planning .
Onderzoeksvragen De centrale vraag in de evaluatie is: In hoeverre is het armoedebeleid in de gemeente Bergen op Zoom als doeltreffend en doelmatig aan te merken?
Projectopdracht
Deze centrale vraag wordt uitgewerkt in de volgende deelvragen:
1. Inzicht in de omvang en samenstelling van de doelgroep Wat is de doelgroep van het armoedebeleid en uit hoeveel personen c.q. huishoudens bestaat deze groep? Welke doelgroepen zijn er te onderscheiden? Hoe heeft - in hoofdlijnen - de omvang en samenstelling van de doelgroepen zich ontwikkeld? 2.
Context Welke regelingen zijn er op landelijk niveau die invloed hebben op de inkomenspositie en mogelijkheden tot arbeidsparticipatie/maatschappelijke participatie van de doelgroepen? Welke (majeure) veranderingen zijn hierin opgetreden c.q . worden in de nabije toekomst voorzien?
3. Beleidsinstrumenten Welke beleidsinstrumenten worden in het kader van het armoedebeleid door de gemeente Bergen op Zoom ingezet? Welke instrumenten worden ingezet om de leden van de doelgroep(en) te informeren over het gebruik van deze instrumenten? Door hoeveel personen c.q. huishoudens wordt daadwerkelijk gebruik gemaakt van deze instrumenten? Welke kosten zijn voor de uitvoering van het armoedebeleid begroot c.q. werkelijk gemaakt?
4.
Doeltreffendheid, arbeidsparticipatie In hoeverre zijn in het kader van het armoedebeleid doelen geformuleerd met betrekking tot het realiseren van arbeidsparticipatie? Zijn deze SMART geformuleerd? Wordt de realisatie van deze doelen gemonitord en geëvalueerd? Is er inzicht in de aantallen personen c.q. huishoudens die hiervoor wel in aanmerking komen, maar hiervan geen gebruik maken? In het bijzonder: In welke mate leiden (de opeenstapeling van) regelingen van verschillende zijden er toe dat uitstroom naar werk niet of beperkt leidt tot verhoging van het netto besteedbaar inkomen (de zgn. "armoedeval")? In welke mate dragen de gemeentelijke beleidsinstrumenten hieraan bij c.q. slaagt de gemeente er in deze effecten op te heffen? Welke ervaringen hebben partners waarmee de gemeente bij de voorbereiding en uitvoering samenwerkt en (vertegenwoordigers van de) leden van de doelgroep met de doeltreffendheid van het gemeentelijk beleid?
5. Doeltreffendheid, maatschappelijke participatie In hoeverre zijn in het kader van het armoedebeleid doelen geformuleerd met betrekking tot het realiseren van maatschappelijke participatie? Zijn deze SMART geformuleerd? Wordt de realisatie van deze doelen gemonitord en geëvalueerd? In het bijzonder: slaagt de gemeente erin om te voorkomen dat armoede in de gezinssituatie leidt tot beperking van de ontwikkelings- en participatiemogelijkheden van kinderen? Welke ervaringen hebben partners waarmee de gemeente bij de voorbereiding en uitvoering samenwerkt en (vertegenwoordigers van de) leden van de doelgroep met de doeltreffendheid van het gemeentelijk beleid? 6. Doelmatigheid Welke uitvoeringskosten zijn aan de voorbereiding en uitvoering van het armoedebeleid verbonden? Welke bedragen zijn hiervoor begroot c.q. werkelijk uitgegeven?
••• 2
Projectopdracht
Heeft de gemeente een norm voor het aandeel dat de uitvoeringskosten mogen bedragen ten opzichte van het totaal van de uitgaven voor het armoedebeleid, en blijven de werkelijke uitgaven binnen deze norm? Afbakening van het onderzoek In aansluiting op de Kadernota Armoedebeleid 2008-2010 worden in het onderzoek in ieder geval de volgende beleidsinstrumenten betrokken: de individuele bijzondere bijstand de kwijtschelding van gemeentelijke belastingen en heffingen het noodfonds de langdurigheidstoeslag de verordening sociaal-culturele bijdrage de collectieve aanvullende ziektekostenverzekering premiebeleid op basis van re-integratieverordening schuldhulpverlening Door de jaren heen hebben zich wijzigingen voorgedaan in ingezette specifieke beleidsinstrumenten. Deze veranderingen worden in het onderzoek in beeld gebracht. De beleidsinstrumenten door de jaren heen worden in het onderzoek betrokken (bijvoorbeeld de verordening bevordering maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen of de inzet van life coaches). Bij het onderdeel schuldhulpverlening wordt opgemerkt dat sedert 2012 de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening van toepassing is, met een op basis van deze wet een door de raad vastgesteld beleidsplan 20122015. Eind dit jaar zal in de regio van de Kredietbank West-Brabant een evaluatie worden gehouden over de uitvoering van de wet en het beleidsplan, waarna een nieuw/bijgesteld beleidsplan schuldhulpverlening zal worden opgesteld en aan de raad ter besluitvorming zal worden voorgelegd . De doelgroepen van het armoedebeleid en de schuldhulpverlening komen deels overeen, maar zijn deels ook verschillend. Bij de nu uit te voeren evaluatie zal: om een volledig beeld te geven van voor het armoedebeleid relevante ontwikkelingen ook inzicht worden gegeven in de ontwikkelingen op het gebied van de schuldhulpverlening; zal bij gesprekken met vertegenwoordigers van de doelgroep en met partners van de gemeente ook de opzet, werking en effecten van de schuldhulpverlening worden betrokken voor zover die betrekking hebben op de doelgroep van het armoedebeleid; zuller:i de bevindingen worden ingebracht als bouwstenen voor de eind dit jaar uit te voeren algehele evaluatie. Niet bij het onderzoek betrokken worden : het reïntegratiebeleid als zodanig : in de evaluatie wordt niet ingegaan op de instrumenten die worden ingezet om de reïntegratie naar arbeid te bevorderen (waaronder bv loonkostensubsidie); wel wordt bij de evaluatie betrokken of en in hoeverre het armoedebeleid daaraan bijdraagt dan wel belemmeringen opwerpt (met name: het voorkomen van de zogenoemde "armoedeval") rechtmatigheid: Het onderzoek richt zich uitsluitend op de doeltreffendheid en doelmatigheid van het armoedebeleid. De toets op rechtmatigheid vindt plaats in het kader van de interne controle c.q . controle door de externe accountant. In de rapportage zal wel vermeld worden tot welke bevindingen deze controles hebben geleid. Onderzoeksperiode Omdat de Kadernota gebaseerd is op de uitgangssituatie in 2008, heeft de evaluatie in beginsel betrekking op de periode 2008-2014. Uit een oogpunt van relevantie en doelmatigheid gaat daarbij de aandacht wel met name uit naar de periode 2012-2014. Informatie over de voorgaande periode wordt alleen bij het onderzoek betrokken
••• 3
Projectopdracht
indien deze op eenvoudige wijze beschikbaar te krijgen is, en wordt alleen gebruikt om in hoofdlijnen inzicht te geven in majeure ontwikkelingen in het armoedebeleid in die periode. Opdrachtgever en onderzoeksteam Opdrachtgever Bestuurlijk opdrachtgever is het College van Burgemeester en wethouders, met als eerstverantwoordelijke portefeuillehouder dhr. A.G.J. van der Weegen . Ambtelijk opdrachtgever is dhr. J. Ansems. Onderzoeksteam Het onderzoek wordt uitgevoerd door een onderzoeksteam bestaande uit mw. D. van Gooi (projectleider), dhr. W. van Beers, dhr. J. Nefs en dhr. W. de Schipper. Voorgesteld wordt om (zie onder) bij onderdelen van de evaluatie gebruik te maken van de expertise van Nibud. Aanpak van de evaluatie Bij de aanpak van de evaluatie worden de volgende onderdelen onderscheiden: lnventarisatiefase a. documentenanalyse: In dit onderdeel worden op basis van een analyse van algemene (landelijke) en gemeentelijke documenten de hoofdlijnen geschetst in de ontwikkelingen in het armoedebeleid c.q. de in dat kader ingezette beleidsinstrumenten; b. data-analyse: analyse van bij de gemeente beschikbare informatie over de ontwikkelingen in de omvang en samenstelling van de doelgroep( en), het gebruik van de beleidsinstrumenten en daaraan verbonden kosten. Analyse doe/treffendheid en doe/matigheid In deze fase wordt een analyse gemaakt van de mate waarin de door de gemeente gestelde doelen in realiteit worden bereikt, c.q. in hoeverre de uitvoering daarvan als doelmatig kan worden aangemerkt. Met name wordt hierbij ook ingegaan de door de gemeenteraad aandachtspunten met betrekking tot: kinderarmoede onbenutte rechten armoedeval kwijtschelding stapeling van uitkeringen. Om tot adequate beantwoording te kunnen komen van met name de vragen m.b.t. de kinderarmoede en de armoedeval wordt in deze fase gebruik gemaakt van de minima-effectrapportage van het Nibud (zie bijlage 1). Interviews
In dit onderdeel worden gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van de doelgroep en partners van de gemeente bij de uitvoering van het armoedebeleid . Kosten De kosten van de minima-effectrapportage bedragen (inclusief een presentatie door het Nibud) € 14.400. Verdere kosten worden op dit moment niet verwacht. De personele inzet geschiedt vanuit de reguliere uren. Planning De evaluatie start in maart 2015, en zal eind juni worden afgesloten met de rapportage van het onderzoek en (op een nog nader te bepalen datum) een presentatie door het Nibud aan de gemeenteraad van de minimaeffectrapportage.
••• 4
llllllll llll lllll llll llllll lllll lllll l l l lllll lllll llll \111 815-003421
> Wie zijn de meest kwetsbare groepen in uw gemeente? Een MER geeft inzicht in de koopkracht van de inwoners met een laag inkomen in uw gemeente en in de effecten van landelijke en gemeentelijke maatregelen daarop. Via begrotingen brengt het Nibud de inkomsten en uitgaven in beeld. Uniek aan de MER is dat het Nibud ook beschikt over de uitgavencijfers. De grootste kracht van de MER is dat het laat zien wie de meest kwetsbare groepen zijn . Daarop kunt u uw minimabeleid aanpassen. U maakt bewuste keuzes op grond van reële cijfers. Hoe ziet de financiële situatie van diverse huishoudtypen eruit met de huidige regelingen? Hebben zij een tekort op hun (huishoud)begroting? Of dreigen sommigen zelfs in de schulden te raken?
> Wat ontvangt uw gemeente van het Nibud? • begrotingen per huishoudentype (zoals alleenstaanden, gezinnen met kinderen, alleenstaande ouders en AOWers) op verschillende inkomensniveaus (meestal 100, 110 en 120 procent van de toepasselijke bijstandsnorm) • een rapport met de bevindingen van het Nibud: welke huishoudtypen komen tekort, waar doen zich armoedevallen voor en dergelijke • aanbevelingen over mogelijke aanpassingen van het minimabeleid .
> Wat levert de gemeente aan gegevens? Het Nibud heeft van de gemeente enkele gegevens nodig om de MER te kunnen ontwikkelen. Dat is informatie over specifieke lokale regelingen, zoals lokale heffingen, huren, regelingen voor bijzondere bijstand en bepaalde vergoedingen. U ontvangt hiervoor een korte vragenlijst. Zodra het Nibud deze lijst binnen heeft, wordt met het onderzoek begonnen.
> Uitvoering MER De procedure voor de uitvoering van een MER is als volgt: • vaststellen van huishoudtypen en inkomensniveaus die in de MER worden betrokken • afspraken maken over planning en eventuele presentatie • uitbrengen van offerte door het Nibud • starten met onderzoek na ontvangst van akkoord op offerte en benodigde gegevens • leveren van conceptrapportage na uiterlijk zes weken • leveren van definitieve rapportage binnen twee weken na ontvangst reactie op concept • eventueel presenteren van de methode en resultaten van de MER door het Nibud aan bijvoorbeeld gemeenteraad, raadscommissie of cliëntenraad. De rapportage is een belangrijk uitgangspunt voor het bijstellen van het gemeentelijk minimabeleid. Zinvol is de MER te laten herhalen nadat u het beleid hebt aangepast. Verschillende gemeenten laten op regelmatige basis (bijvoorbeeld eens in de twee jaar) een MER uitvoeren.
> Interactieve MER Veel gemeenten willen (ook) graag de effecten weten van voorgenomen bezuinigingen op de koopkracht van hun minima. Daarom heeft het Nibud een nieuwe interactieve minima-effectrapportage ontwikkeld, waarbij gemeenten zelf aan de knoppen kunnen draaien. U ziet met de interactieve MER wat er gebeurt als u bepaalde wijzigingen in uw minimabeleid doorvoert.
College Uitvoeringsprogramma 2015
r-.,
, - ._
" ... ., . . .
.~
"~ ~~'! 71'··~~;~!:'.:i·'
:~ ....~-
" .. ",
.".
_
'
:, pr~oritei!~ ~Cl" het tota~'-- '"·"'-~~~~':IP~~n uit het Collegeprogramma
1 1
••
1
·~,
'
J}
'•
~ .t::._\"UJ.,;1;'\._,,/_
•
-
\,:••'"•Cl
1
'-4.
Actiepunt 18 + 19 Pijler/Thema: Sociaal Domein Portefeuillehouder: Wethouder Van der Weegen Tekst actiepunten Collegeprogramma We gaan het armoedebeleid uitgebreid evalueren . Hierna beslissen we of we dit beleid moeten aanpassen.
Concretisering Om armoede terug te dringen (met speciale aandacht voor terugdringing van kinderarmoede en discussie kwijtscheldingsbeleid) wordt het armoedebeleid uitgebreid geëvalueerd . Hiervoor wordt een plan van aanpak opgesteld , waarna de evaluatie wordt uitgevoerd . Afhankelijk van de uitkomsten zal al dan niet een raadsvoorstel voor aanpassing van het armoedebestrijdingsbeleid worden voorbereid .
p
•r.,..",
r
•-:_>f.11
..--;r:,......,.,-·'J . . . . ,.,.. . . : :;--• .'
:"ómschr.i)ving . ~·,, ...
.
"n
'•1~ 1~11T•.,; -:,.t- ~j~~~'":f~J~,,_i-0..
, ,
,
1
,
1•
• -
"'
~~.: '.,
Actieve informatie
Gevoelens peilen/ zienswijze kenbaar maken
''''
1e kwartaal
•'
,
•
,
• ,
••
·•,
2e ~kwartaal
_,!
,·:-,:_.~::·,---:_,-'"'J"
•
,"·,·,,_
•
•.
ge kwartaal •
'' •
4e kwartaal
Evaluatie
Plan van aanpak
Raadsvoorstel
07
111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111
815-003422
1 Aan de leden en duoburgerleden van de gemeenteraad van Bergen op Zoom
Uw kenmerk Uw brief Onderwerp:
Beschikbaarheid betaalbare huurwoningen
111111111111111111111111111 11111 11111 11111 11111 1111111111111
Ons kenmerk Beh door Afdeling
Datum Doorkiesnr Bijlage(n)
U15-000397 J P van DijkiW Van Beers Stedelijke Ontw1kkeling/ISD Brabantse Wal
1 lt JAN. 2015 0164-277328
Geachte raadsleden, In de raadsvergadering van donderdag 13 november 2014 vraagt u onze aandacht voor de beschikbaarheid van betaalbare huurwoningen (motie RM015-000397) . U vraagt het college uitgebreid met Stadlander te spreken over de beschikbaarheid van betaalbare huurwoningen voor kwetsbare huishoudens en de ontwikkeling van de huurprijzen. Tevens geeft u aan om bij de evaluatie van het armoedebeleid nadrukkelijk aandacht te willen besteden aan bovengenoemde problematiek en feitelijke gegevens (huurprijzen, beschikbaarheid) hierin te verwerken. Hierbij laten wij u weten dat de behandeling van uw vragen nog enige tijd vergt in verband met een zorgvuldige afhandeling. De geplande evaluatie van het huidige armoedebeleid zal in het tweede kwartaal 2015 u worden aangeboden. Het betreft hier een terugblik op het gemeentelijk beleid. Hierbij zal op dat moment niet worden ingegaan op de ontwikkeling van huurprijzen, beschikbaarheid van woningen e.d. omdat dit niet onder het gemeentelijk armoedebeleid valt. Hierover kunnen we u wel melden dat de in West-Brabant en Zeeland werkzame corporaties, inclusief Stadlander, op dit moment een regionaal woonlastenonderzoek laten uitvoeren. De rapportage hierover wordt in het voorjaar van 2015 verwacht. Eind van dit jaar staat het onderwerp betaalbaarheid van sociale huurwoningen in ieder geval op de agenda van het bestuurlijk overleg tussen gemeente en Stadlander. Het gemeentelijke armoedebeleid zal bij deze bijeenkomst betrokken worden. antwoorden. Zodra wij van Stadlander de rapportage inzake het woonlastenonderzoek ontvangen zullen wij u deze aan u toesturen Mocht u over deze bnef nog vragen of opmerkingen hebben dan kunt u contact opnemen met mevr. A. Vrijenhoek-De Vries. bereikbaar via telefoonnummer (0164) 277657. Hoogachtend,
)
Wethouder Patrick van der Velden
er Arjan van der Weegen