Unmanned Valley
In opdracht van: InnovationQuarter Gemeente Katwijk Birch Consultants Jan Peter van den Toren Ralph Menzing Guus Stevens Driebergen, oktober 2015
20 oktober 2015 Onderzoeksteam: Jan Peter van den Toren Ralph Menzing Guus Stevens Maria Derks Birch Consultants:
[email protected] 1
Inhoudsopgave 1.
2.
3.
4
5
Inleiding ........................................................................................................................................... 3 1.1
Achtergrond............................................................................................................................. 3
1.2
Unmanned Valkenburg, van vliegveld naar ‘Valley’ ................................................................ 4
1.3
Methode en opbouw ............................................................................................................... 5
Mondiale ontwikkelingen in onbemande voertuigen ..................................................................... 9 2.1
Wereldwijde groei UV’s ........................................................................................................... 9
2.2
Typering van onbemande systemen ..................................................................................... 10
2.3
Marktprognoses voor UV ...................................................................................................... 12
Ontwikkelingen UV op Nederlandse bodem ................................................................................. 15 3.1
Veel toepassingsmogelijkheden ............................................................................................ 15
3.2
Standpunten .......................................................................................................................... 16
3.3
De UV-keten in Nederland .................................................................................................... 17
3.4
De huidige en verwachte bedrijvigheid in Nederland ........................................................... 21
3.5
Positionering Nederlandse R&D ............................................................................................ 23
Analyse regio Valkenburg .............................................................................................................. 27 4.1
Het Entrepreneurial Ecosystem............................................................................................. 27
4.2
Beoordeling Entrepreneurial Ecosystem Valkenburg ........................................................... 28
4.3
Alternatieven ......................................................................................................................... 32
4.4
SWOT-analyse........................................................................................................................ 36
4.5
Groeimogelijkheden en verbeterpunten .............................................................................. 36
Scenario’s ...................................................................................................................................... 38 5.1
Belanghebbenden ................................................................................................................. 38
5.2
Drie scenario’s ....................................................................................................................... 40
5.3
Ruimtebeslag ......................................................................................................................... 42
5.4
Economische effecten scenario’s .......................................................................................... 43
6.
Samenvatting en conclusies .......................................................................................................... 48
7.
Referenties ................................................................................................................................... 53
Bijlage 1: Bedrijven in Nederland rond AUV technologie ..................................................................... 55 Bijlage 2: Onderzoek onder 14 bedrijven .............................................................................................. 58 Bijlage 3: Gesprekspartners interviews ................................................................................................. 59 Bijlage 4: Korte telefonische interviews met bedrijven ........................................................................ 60
2
1. Inleiding 1.1 Achtergrond Na de functieverandering van vliegveld Valkenburg zijn er diverse ideeën ontwikkeld voor een nieuwe invulling van de functie van het vliegveldterrein. In het masterplan ‘Locatie Valkenburg’ uit september 2013 is een ontwikkelscenario voor de functietransformatie van het gebied neergelegd. Het richt zich op het ontwikkelen van een woon-, werk- en recreatiemilieu. Dit ontwikkelscenario is een antwoord op de vraag naar woningen in de Randstad. Voor de ontwikkeling van een economisch hoogwaardige functie biedt het minder houvast. Bedrijven, de gemeente Katwijk en InnovationQuarter zien een unieke kans om een goed woon-, werk- en recreatiemilieu te combineren met de ontwikkeling van een economisch hoogwaardig, regionaal innovatiecluster op het gebied van autonome systemen. Zo'n ‘kennisdelta’ of ‘Center of Excellence’ op het gebied van onbemande systemen en daarmee samenhangende hightechontwikkelingen op het gebied van security, robotica, sensortechnologie, aardobservatietechnologie en verbonden downstream processing, dragen bij aan de creatie van hoogwaardige werkgelegenheid en het aantrekken van innovatieve bedrijven en investeerders. In het concept van een regionaal innovatiecluster wordt uitgegaan van een aantal aannames. InnovationQuarter en de gemeente Katwijk hebben gezamenlijk gevraagd in een kort onderzoek de veronderstellingen uit dit concept te toetsen en te plaatsen in een aantal scenario’s. De omvang van de ‘valley’, zowel fysiek als in samenstelling, alsmede de impact (economisch potentieel, werkgelegenheid, toegevoegde waarde, omvang infrastructuur en de kosten daarvan) zal hiermee duidelijk moeten worden gemaakt. InnovationQuarter heeft de volgende vragen meegegeven:
Geef een onderbouwd beeld van de economische potentie van de zeer jonge en zich snel ontwikkelende industrie op het bovenbeschreven domein. Het gaat om Onbemande of Autonome Systemen, daarmee samenhangende hightech-innovaties op het gebied van security, robotica, sensortechnologie, aardobservatietechnologie en verbonden up- en downstream processing. Concretiseer het concept ‘Unmanned Valley’ en presenteer scenario’s voor economische groei en hoogwaardige werkgelegenheid door ontplooiing van innovatieve en nieuwe economische activiteiten. Gebruik daarbij zoveel mogelijk bestaande (reeds uitgevoerde) studies voor de samenstelling van de onderzoeksresultaten. Economische- en financiële effectberekeningen dienen onderdeel te zijn van de verschillende scenario’s. De scenario’s dienen een minimaal – maximaal effect te laten zien.
3
1.2 Unmanned Valkenburg, van vliegveld naar ‘Valley’ “Een Valley is een cluster van gerelateerde bedrijven, leveranciers en dienstverleners uit gerelateerde industrieën die met elkaar verbonden zijn in (kennis)netwerken” (Porter, 2003). Ondernemingen, onderzoekers en onderwijsinstellingen zoeken elkaar op en zoeken ondersteuning van hun (regionale) overheden. Dit fenomeen is te analyseren in termen van ‘clusters’ en ‘innovatiesystemen’. Recent zijn deze benaderingen verder ontwikkeld tot die van het ‘Entrepreneurial Ecosystem’. Ecosystemen maken het gemakkelijker te ondernemen en uiteindelijk nieuwe waarde te creëren in de samenleving. Ecosystemen functioneren wanneer ondernemers sneller dan zonder een ecosysteem kunnen beschikken over de laatste kennis en goede ideeën, over kapitaal en financiering, over goed en passend opgeleide mensen, over nieuwe klanten (in binnen- en buitenland) en goede toeleveranciers. Door de grotere kans op kruisbestuiving bij geografisch geconcentreerde bedrijvigheid zijn vooral kennisintensieve industrieën gebaat bij clustering en de vorming van een valley. De afgelopen vijftien jaar zijn er succesvolle ecosystemen ontstaan, vaak ook met een bestuur van ondernemers, vertegenwoordigers van kennisinstellingen en regionale overheden. Deze ecosystemen hebben gemeen dat zij aansluiten bij unieke infrastructurele, geografische of historische kenmerken die een bepaald gebied meerwaarde bieden als vestigingsplaats. Hightech in Zuidoost-Brabant, logistiek rond Venlo, energie in Groningen, chloorchemie (gebaseerd op de winning van zout) in de Eemsdelta en biobase in West Brabant zijn voorbeelden waar traditionele vestigingsfactoren en bestaande bedrijvigheid inmiddels worden aangevuld met nieuwe innovatieve bedrijven en input van onderwijs en onderzoek. Soms krijgen regio’s een geheel of gedeeltelijk ander karakter, zoals de mix van conventionele chemie en agro die in West Brabant en de Eemsdelta nu leidt tot de ontwikkeling van biobase chemie. Veel valleys hebben een organisatie die zich richt op het stimuleren van netwerken en samenwerkingsverbanden tussen bedrijven onderling en tussen bedrijven en kennisinstellingen. Het doel hiervan is het laten ontstaan van kennis spillovers en het creëren van nieuwe producten. Ook het verbeteren van de regio en het stimuleren van startups en business development zijn gezamenlijke ambities. Een valley wil daarmee ook een Entrepreneurial Ecosystem (EE) zijn, dat een voedingsbodem biedt voor nieuwe bedrijvigheid. In veel voorbeelden van valleys gaat het om uitgestrekte gebieden als Food Valley en Energy Valley. Sommige hebben een universiteitscampus of bedrijvensite als fysiek centrum, vaak aangevuld met bedrijven gevestigd in een brede regio, zoals de Medical Delta in Delft-Rotterdam-Leiden en het Leiden BioScience Cluster. Daarnaast zijn er klassieke clusters als het haven- en chemiecomplex in Rotterdam en Greenport in Zuid Holland waar ondernemers, kenniswerelden en overheden elkaar al tientallen jaren weten te vinden en waar wordt geïnvesteerd in versnelling van innovatie. Valkenburg heeft ruimte voor een fysieke kern (het plangebied – dat meerdere bestemmingen zal krijgen – is 315 hectare groot) en heeft in de ruime regio ook enkele relevante assets. Door de hoge druk om te innoveren bestaat er binnen de UV-sector grote behoefte om dicht op de kennisontwikkeling te zitten. De time-to-market is kort. Naast deze kennisbehoefte heeft de sector te maken met unieke wetgeving op het gebied van veiligheid en privacy. Testen in een realistische omgeving maakt een essentieel onderdeel uit van het ontwikkelingsproces van onbemande systemen. In dit rapport gaat het om de vraag of Valkenburg een plek kan worden van geconcentreerde ontwikkeling en testen, een ‘Unmanned Valley’. 4
1.3 Methode en opbouw Archetypisch kan in innovatienetwerken een onderscheid worden gemaakt tussen exploratie en exploitatie. In de exploratiefase, waarin veel geëxperimenteerd wordt met nieuwe, alternatieve technologieën, is de cognitieve afstand tussen bedrijven vaak nog groot. Er is nog veel onzekerheid en complexiteit en er is nog geen sprake van geroutineerd leren (Nooteboom et al., 2007). Dit beperkt de kans op spillover effecten en daarmee de lerende effecten en de groei van een ecosysteem (Gilsing, 2003). Als de cognitieve (en regionale) afstand tussen de mensen, organisaties en instituties in het ecosysteem kleiner wordt (gemaakt), dan groeit de kans op positieve spillover effecten. De Technological Readiness Level (TRL) methodiek van de Europese Commissie biedt een nuttig kader om de wederzijdse nabijheid van stakeholders op de innovatieketen in te kleuren, en overigens ook om kansen op publieke financiering voor gezamenlijke projecten en activiteiten in te schatten. Aan de hand hiervan kan een kansrijke positionering van Unmanned Valley worden gezocht op de ladder van onderzoek naar exploitatie. Met behulp van de TRL’s worden de verschillende fasen in de commercialisatie van een technologie uitgesplitst (afbeelding 1). De schaal bestaat uit negen niveaus en beschrijft het proces van de ontwikkeling van een technologie, van het idee (niveau 1) naar de commercialisatie van het product. In de eerste vier niveaus bevindt de technologie zich in het onderzoekslab. Het begint met fundamenteel onderzoek in niveau 1. Na het toegepaste onderzoek waarin een concept of toepassing geformuleerd wordt (niveau 2) komt men in het kritische functiestadium (niveau 3). Hierin vindt actief onderzoek plaats en wordt het concept geconcretiseerd. Niveau 4 draait om het testen van de verschillende onderdelen van het prototype in het onderzoekslab. Als de losse onderdelen gevalideerd zijn in het lab, worden ze in een gesimuleerde omgeving getest (niveau 5) en vervolgens geïntegreerd. Het geïntegreerde systeem is dan vervolgens ook toe aan testen in een gesimuleerde omgeving, waarin relevante omstandigheden worden nagebootst (niveau 6). In de laatste drie niveaus verlaat het systeem de gesimuleerde wereld voor de buitenwereld. Het systeem wordt in niveau 7 eerst gedemonstreerd in een operationele omgeving. Het einddoel van deze fase is om fabricage- en engineering fouten op te sporen en op te lossen. Hierna wordt bewezen dat de technologie werkt onder verwachte omstandigheden (niveau 8) en wordt het systeem geïncorporeerd in commerciële ontwerpen. Het laatste niveau, niveau 9, is de introductie van het nieuwe product, het proces of de service op de markt.
5
Operationele Omgeving
Gesimuleerde Omgeving
Labomgeving
Afbeelding 1. Technological Readiness Levels
Op het gebied van onbemande systemen is bij de huidige ontwikkeling testen in een realistische omgeving van groot belang. Dit – in combinatie met de diverse eigenschappen van vliegveld Valkenburg – maakt het gebied relevant voor TRL 5 en hoger. Om de verschillende functionaliteiten van onbemande systemen aan te tonen in een operationele omgeving, is een uitgebreid ecosysteem met real-life testomgevingen nodig. Vanzelfsprekend zijn voor dergelijke faciliteiten hoge investeringen in het ecosysteem vereist. De diverse levels in het TRL-model stellen verschillende eisen aan de testomgeving: een hoger TRL-level vraagt om een gecompliceerder testomgeving met grotere overeenkomsten met de realiteit. De voorliggende studie moet uitwijzen of en tot op welk level Valkenburg geschikt is als testomgeving voor onbemande systemen.
6
In dit onderzoek hebben we, mede gelet op de korte doorlooptijd, de volgende methoden toegepast: Stap 1: Deskresearch en gesprekken met sleutelexperts Op basis van gesprekken met sleutelexperts en bestaande economische en ruimtelijk-economische rapporten ontstaat een beeld van de mogelijke positionering van Unmanned Valley in de regio. Stap 2: Trendanalyse en opties voor scenario’s Analyse van de groeipotentie van UV’s op mondiaal, nationaal en regionaal niveau. Hiermee ontstaat inzicht in de kansen voor een cluster in Nederland. Samenvoeging van stap 1 en 2 vormt de basis voor technologische en economische opties voor Unmanned Valley op de locatie Valkenburg. Stap 3: Entrepreneurial Ecosytem (EE) Valkenburg Taxatie van het Entrepreneurial Ecosystem door middel van interviews geeft inzicht in de haalbaarheid van de scenario’s. Daarnaast brengt dit bottlenecks en verbeterpunten in het Entrepreneurial Ecosystem in beeld. Stap 4: Opstellen van scenario’s Op basis van stap 3 kunnen scenario’s worden opgesteld met daarmee een min-max-ontwikkeling van deze scenario’s. Dit is onder meer gebaseerd op investeringsbereidheid van diverse stakeholders/partners. Het rapport heeft de volgende opbouw. In hoofdstuk 2 geven we ons beeld van de economische potentie van het domein van ‘unmanned vehicles’. In hoofdstuk 3 brengen we in beeld welke positie Nederland inneemt op het terrein van unmanned vehicles: hoe aantrekkelijk is Nederland als locatie voor unmanned bedrijvigheid? In hoofdstuk 4 zoomen we in op Valkenburg: hoe is het huidige Entrepreneurial Ecosystem van de Valkenburgregio te duiden en wat is nodig om het ecosysteem te versterken? Ook maken we in hoofdstuk 4 een SWOT-analyse en vergelijken we Valkenburg met andere Europese en Nederlandse testlocaties. In hoofdstuk 5 voegen we onze bevindingen samen in de vorm van drie scenario’s en hun effect op innovatieve en nieuwe economische activiteiten en werkgelegenheid. Zo concretiseren we het concept ‘Unmanned Valley’ in de vorm van min-maxscenario’s met berekening van het economische effect. Hoofdstuk 6 bevat de conclusies en aanbevelingen. Bij unmanned vehicles gaat het om vliegtuigen, rijdende voertuigen en vaartuigen. Deze zijn afhankelijk van de dezelfde basistechnologieën, gebruiken vergelijkbare payloads en in de toekomst zullen er ook toepassingen komen waarin twee typen systemen interacteren. De initiatiefnemers in Valkenburg willen het vliegveldterrein openstellen voor het testen van al deze systemen. In dit rapport ligt de focus op onbemande vliegtuigen: daarin zijn de behoeften van gebruikers het meest 7
actueel (en zijn de meeste wensen geuit) en daarin heeft de locatie Valkenburg unieke kenmerken. Als Valkenburg in het basisscenario de faciliteiten gaat bieden voor het ontwikkelen en testen van onbemande vliegtuigen, is het goed mogelijk in het verlengde daarvan onbemande voertuigen te testen.
8
2. Mondiale ontwikkelingen in onbemande voertuigen In dit hoofdstuk brengen wij de opkomst van onbemande voertuigen in beeld. Diverse schattingen over de mondiale potentie en groei zijn immers de basis om een beeld te vormen van de potentie van deze sector voor Nederland. We brengen ook de verschillende typen onbemande voertuigen in beeld. De verwachtingen bij onbemande voertuigen zijn groot. De meeste aandacht is er voor onbemande vliegtuigen. Die bieden de toepassingen die op veel terreinen grote effecten kunnen hebben – wat ook maakt dat het lastig is om de groei te voorspellen. Voor allerlei maatschappelijke uitdagingen komen unmanned vehicles in beeld. In afgelegen gebieden, boven water en in drukbevolkte gebieden. Veiligheid en defensie was de eerste driver: sinds de jaren zeventig worden onbemande vliegtuigen ingezet door de krijgsmacht. Deze militaire drones worden al decennia gebruikt en kennen een volwassen markt. De afgelopen tien jaar worden drones ook ingezet voor observaties en komen ze in beeld als transportmiddel. Onbemande voertuigen kunnen komen op plaatsen waar mensen niet of niet veilig kunnen komen en ze zijn kostenbesparend voor repeterende inspectie. Een toekomstbeeld is dat onbemande voertuigen op een veel efficiëntere manier het transport kunnen verzorgen in afgelegen maar ook in verstedelijkte gebieden. Het ruimtebeslag van transport kan minder worden: voertuigen worden lichter, gebruiken minder energie en drones doen sowieso geen beroep op de openbare weg. Grofweg is voor onbemande systemen een indeling in Air-, Ground- en Marine Vehicles te maken. Hoewel de technologie in en rond zelfrijdende auto’s op veel onderdelen vergelijkbaar is, wordt de zelfrijdende auto vaak niet meegeteld als de groei van onbemande voertuigen in beeld wordt gebracht. Bij zelfrijdende auto’s is een belangrijk element dat de mens erin zit, die steeds nog een aantal functies zal vervullen. De inzittende bepaalt waar de auto naartoe gaat, wat anders is dan de onbemande voertuigen die op afstand bestuurd worden. Het meest in het oog springen echter de unmanned aireal vehicles (UAV’s), onbemande vliegtuigen ofwel drones. Het gebruik en de productie van onbemande vliegtuigen stijgt dagelijks wereldwijd. Terwijl 15 jaar geleden de Verenigde Staten en Israël nog de enige producenten van drones waren, hebben vandaag de dag China, Rusland, Iran, Australië, Brazilië, Canada en veel Europese landen een eigen ontwikkelingsprogramma’s en is er een wereldmarkt ontstaan voor onbemande systemen. Het afgelopen decennium heeft zich gekenmerkt door de ontwikkeling van de sector in een scala aan civiele en commerciële toepassingen. Waar UV’s voorheen uitsluitend voor militaire toepassingen werden ingezet, zijn er nu tal van toepassingen buiten defensie. Op het gebied van openbare veiligheid, kan een onbemand vliegtuig bijvoorbeeld al veel taken van een helikopter uitvoeren. De kosten bedragen daarbij een fractie van de operationele kosten van een politiehelikopter. Deze toepassingen zitten in de beginfase van de productlevenscyclus.
2.1 Wereldwijde groei UV’s Een indicatie van de potentie van een technologie is de jaarlijkse Gartner’s Hype Cycle voor opkomende technologieën. Deze laat de belangrijke innovaties van dit moment zien en geeft aan in welke fase deze zich bevinden. Door het vele testen van autonome en onbemande systemen bevinden deze technologieën zich volgens Gartner op het hoogtepunt van de verwachtingen. 9
Autonome systemen worden door grote bedrijven uit de auto-industrie op hun kortetermijnroadmap geplaatst (Gartner, 2015). Opmerkelijk is dat de subcategorie autonome grondvoertuigen zich al verder in de cyclus bevinden. Een andere manier om de stand van de economische ontwikkeling te duiden, is de productlevenscyclus (zie afbeelding 2). Deze cyclus representeert de levensduur van een innovatie, van het moment dat deze op de markt gebracht wordt tot het moment dat zij niet meer gebruikt wordt. De cyclus is over het algemeen klokvormig. Militaire drones worden al decennia gebruikt en hebben een volwassen markt. In de afgelopen jaren ontstaan ook steeds meer commerciële toepassingen voor drones. Deze zitten echter pas in de beginfase van de productlevenscyclus.
Afbeelding 2: Productlevenscyclus onbemande systemen
2.2 Typering van onbemande systemen Activiteiten in de UV-sector zijn in een aantal gebieden te onderscheiden. Zo zijn sommige bedrijven bezig met het testen/ontwikkelen van het voertuig (vehicle) op zichzelf. Denk hierbij aan het besturingssysteem, de aandrijving of het materiaalgebruik. Deze upstream-ontwikkelingen zijn van belang om bepaalde generieke eigenschappen als de energie-efficiëntie of levensduur te verbeteren. Afhankelijk van deze ontwikkelingen ontstaan diverse toepassingsgebieden voor unmanned vehicles (downstream). Een andere groep bedrijven richt zich vervolgens op de ontwikkeling/aanpassing van deze drones/systemen voor gebruik in een gewenste toepassing. Voor de ontwikkeling van het systeem bestaan diverse technologische uitdagingen. De belangrijkste voor alle soorten onbemande voertuigen ligt in de autonomie van het voertuig. Daarnaast zijn ontwikkelingen nodig in het (laten) manoeuvreren van het voertuig en de continue classificatie van obstakels. 10
Een ander onderscheid dat te maken is in activiteiten binnen de unmanned industrie is tussen ontwikkeling van de drone/system/apparaat zelf, en de technologie die het apparaat ‘smart’ maakt en laat interacteren met andere technologieën, gebruikers en de maatschappij, als onderdeel van een systeem. Dit is een tweede as die we gebruiken om richting te geven aan de ontwikkeling van scenario’s. In afbeelding 3 hebben we enkele Nederlandse actoren geduid in hun focus.
Afbeelding 3. Focus enkele Nederlandse actoren
Upstream-vehicle zien we bedrijven die vroeg in de keten bezig zijn met de ontwikkeling van (componenten van) het onbemande voertuig. Royal Ten Cate is bijvoorbeeld actief bezig met polymeren, voor ultrasterke of lichte behuizingen. Wanneer bedrijven zich bezighouden met de ontwikkeling van technologie voor toepassingen, worden deze in het downstream-vehicle vak geplaatst. Vigilance is een bedrijf dat de vraag van een klant in kaart brengt en vervolgens de combinatie maakt met andere technologieën. Er bestaan ook bedrijven die zich zowel met de technologische ontwikkeling van het voertuig als de diverse toepassing bezighouden. Aerialtronics, een bedrijf dat momenteel al op Valkenburg gevestigd is, richt zich op het interpreteren van data die verzameld is door onbemande systemen. Naast dataverzameling en interpretatie (downstream) bouwt het bedrijf ook zelf de systemen (upstream). Rechts in het schema bevinden zich bedrijven die zich niet primair richten op het voertuig zelf, maar (ook) op de integratie van het voertuig in zijn omgeving. In combinatie met de upstream-kant van de verticale as, gaat dit om de technologie in het voertuig die dit mogelijk maakt. Een bedrijf in dit segment is bijvoorbeeld Avionics Control Systems (eveneens reeds gevestigd op Valkenburg), dat besturingssystemen (auto pilots) ontwikkelt. Aan de andere kant van de horizontale as draait het om de integratie van verschillende toepassingsmogelijkheden. Fugro is een Nederlands bedrijf dat op dit terrein actief is. Fugro bezit zowel systemen voor in de lucht als voor onder het wateroppervlak. Het bedrijf gebruikt UV’s in afgelegen gebieden in de olie- en gassector en voor gebieden zonder bruikbare infrastructuur. In dit segment van toepassing ligt ook een combinatie met het Holland Space-cluster. Zowel satellieten als drones maken gebruiken van observatietechnologieën en beiden zullen in de toekomst 11
data leveren. Zij groeien naar elkaar toe (satellieten worden kleiner en maken vaker beelden) en vullen elkaar aan (drones kunnen ook onder een wolkendek registreren). Vanzelfsprekend zijn de scheidingslijnen tussen de verschillende vakken niet scherp. Veel UVbedrijven opereren in meerdere segmenten. De bedrijven Aerialtronics en Vigilance laten dit zien.
2.3 Marktprognoses voor UV De verwachtingen over de groei van de UV-sector lopen erg uiteen en zijn afhankelijk van de afbakening van het begrip ‘onbemande systemen’ (Unmanned Systems). Zoals eerder besproken worden zelfrijdende auto’s vaak apart genoemd. Sommigen maken onderscheid tussen lucht-, landen watersystemen. Ook wordt soms onderscheid gemaakt tussen de militaire, commerciële en creatieve markt. Hoe de markt ook precies wordt afgebakend, in de ontwikkelingen rondom de systemen en de payloads bestaat behoorlijke synergie tussen de verschillende deelmarkten. De meeste marktprognoses betreffen de groei van onbemande vliegtuigen. De schattingen lopen sterk uiteen: van een wereldwijde marktomvang van 10,6 miljard dollar in 20201 tot een wereldwijde marktomvang van 140 miljard dollar in 2023 (AUVSI, 2013). Voor alle soorten onbemande systemen (grond, lucht, marine) wordt in de toekomst een groei van de markt verwacht. In rapporten van Markets and Markets wordt gesproken van een jaarlijkse groei van 33 procent voor grondvoertuigen en 25 procent voor marinevaartuigen. Aangezien de markt voor onbemande vliegtuigen momenteel het grootst is, wordt in voor deze markt een kleinere jaarlijkse groei van 8 procent verwacht.2 Marktonderzoeksbureau Teal Group, gespecialiseerd in defensie en luchtvaart, geeft zijn voorspelling voor de wereldmarkt van onbemande vliegtuigen weer in de vorm van een voortdurend stijgende lijn (afbeelding 4). In deze afbeelding is de ontwikkeling van de markt voor UAV’s afgebeeld, uitgesplitst naar militaire en commerciële systemen. De omvang van de UAV-markt wordt qua omzet in de komende jaren nog gedomineerd door militaire systemen. Daar is de technologieontwikkeling zo ver en zijn de eisen zo hoog dat er complexe systemen in de markt zijn met een waarde van 75 tot 100 miljoen dollar per stuk.3
1
http://www.marketsandmarkets.com/Market-Reports/unmanned-aerial-vehicles-uav-market-662.html http://www.marketsandmarkets.com/Market-Reports/unmanned-aerial-vehicles-uav-market-662.html 3 Dit betreft de Reaper, het vliegtuig dat ook door Nederland is besteld. Frankrijk kocht in 2013 zestien onbewapende Reapers met randapparatuur en reserveonderdelen voor 1,5 miljard dollar, Italië bestelde er in 2008 vier voor 330 miljoen dollar en de bestelling van vier Reapers met randsystemen staat bij het Amerikaanse Defense Security Cooperation Agency (DSCA) in de boeken voor 339 miljoen dollar. http://www.nrc.nl/nieuws/2015/02/10/aanschaf-vier-drones-mogelijk-50-miljoen-duurder/ 2
12
Afbeelding 4. Voorspelling wereldwijde UAV-markt Bron: Teal Group, 2014; HSD, 2015
Afbeelding 5. Voorspelling wereldwijde UAV-productie per regio. Bron: Teal Group, 2014; HSD, 2015
Een andere mogelijke reden voor de eerdere en grotere groei in de militaire markt is de wet- en regelgeving in veel landen. Deze ziet er voor militaire toepassingen vaak anders uit dan voor civiele (en vaak ook voor politie-) toepassingen. De belemmerende regelgeving is mogelijk één van de redenen dat Teal Group de groei in Europa lager inschat dan de groei op andere continenten. Een andere reden kan de aanwezigheid van uitontwikkelde alternatieven over de weg in Europa zijn. In niet-Westerse continenten kunnen UAV’s een geschikt alternatief zijn voor vervoer over de weg waar dat op conventionele wijze niet mogelijk is. In afbeelding 5 is de productieprognose van Teal Group weergegeven. Hoewel de productie buiten Europa sneller groeit dan in Europa, is de geprognosticeerde groei in Europa nog steeds groot: een verdubbeling in tien jaar. Het zal waarschijnlijk ook bij UAV-technologie zo zijn dat veel R&D plaatsvindt in Europa (en in de VS), en dat de grootschalige productie plaatsvindt buiten Europa, waarna toestellen weer worden ingezet in Europa. De groei van de technologische ontwikkelingen, de toepassingsmogelijkheden en de marktvraag leiden ertoe dat er behoefte is aan testfaciliteiten.4 In diverse landen worden testlocaties ingericht. Op de kaart in afbeelding 6 hebben we de belangrijkste testlocaties buiten Nederland gevisualiseerd. De meesten ontwikkelen zich op of rondom (voormalige) vliegvelden en bieden testomgevingen variërend van TRL 1 tot 6. Deze worden ook toegelicht in paragraaf 4.3.1.
4
https://www.faa.gov/uas/legislative_programs/test_sites/
13
Afbeelding 6. Belangrijkste testlocaties in Europa (buiten Nederland). Bron: Birch Consultants
14
3. Ontwikkelingen UV op Nederlandse bodem Ook in Nederland worden veel toepassingsmogelijkheden voor onbemande voertuigen gezien. Inmiddels staat het onderwerp ook op de politieke en maatschappelijke agenda. Veel aandacht gaat in Nederland uit naar onbemande vliegtuigen, ofwel drones. Die vergen de meeste regulering. Meerdere potentiële gebruikers zijn al op zoek naar een locatie voor exploratie of exploitatie. In dit hoofdstuk brengen wij in beeld wat de positie is van Nederlandse onderzoekers, producenten en toepassers op de keten van UV. We beschrijven in detail de plaats van Nederlandse onderzoekers in internationale netwerken en geven een compleet beeld van UV-verbonden bedrijven in Nederland. Dit zijn alle bouwstenen om in beeld te brengen wat de betekenis kan zijn van een unmanned valley.
3.1 Veel toepassingsmogelijkheden Ontwikkelingen op het gebied van onbemande systemen worden ook in Nederland als veelbelovend en met een hoge economische potentie geïdentificeerd. De vele toepassingsmogelijkheden van onbemande systemen (tabel 1) zorgen voor cross-overs met andere sterk groeiende velden zoals Internet of Things en sensoren. Deze cross-overs geven de technologie veel potentie. Net als op mondiaal niveau bestaat er ook op nationaal niveau meer aandacht voor onbemande vliegtuigen dan voor land- of watervoertuigen. Er bestaat echter voor zowel de payload als de communicatiesystemen grote synergie tussen de verschillende opties (lucht, grond en marine).
Tabel 1. Toepassingsgebieden van Unmanned Systems. Bron: Ecorys, 2015, aangevuld met interviews
Gebruiker
Domein
Toepassing
Burger
Plezier Veiligheid Transport Transport Veiligheid Nieuwsvoorziening & entertainment
Hobbyvliegen, wedstrijden, luchtfoto’s maken, vogelwerkgroepen Buurtpreventie, camerabewaking Vervoer van/naar werk/andere locaties Bezorgen post/pakketten Beveiliging personen of objecten Journalistiek (afgelegen/gevaarlijke gebieden), sportjournalistiek, films, tv programma’s, evenementen, festivals, reclame, gadgets verspreiding Nieuwsverspreiding, evenementen Monitoring veestapels en plantengroei. Onderhouden landbouw en veeteelt. Inspectie van daken en gevels, leidingen en riolering Inspectie van grote installaties, onderhoud Inspectie van boorplatforms en windmolens, pakketbezorging boorplatforms Inspectie van dijken en waterstanden Beveiliging (inter)nationale conferenties, opsporing, kustwacht, reddingsbrigade, calamiteiten, patroonherkenning, handhaving, crowd control
Private partijen
Landbouw Bouw Procesindustrie Offshore Publieke partijen
Dijkbeheer Veiligheid
15
Informatievergaring Weer Milieu Geografie Geologie/ecologie
In kaart brengen crime scenes, calamiteitenplaatsen Weersvoorspellingen, weeralarm, evacuaties, klimaatmodellen Monitoring luchtkwaliteit, fijnstof, straling, inspectie natuurgebieden Populatieschattingen, verstedelijking, verkeerskunde, migratie Opsporen gas, olie, natuurlijke grondstoffen, ontbossing, erosie, aardobservatie
3.2 Standpunten Er zijn recent al enkele analyses en standpunten uitgebracht over de ontwikkeling van onbemande systemen en het vliegveld Valkenburg. De belangrijksten zijn hieronder kort samengevat. Valkenburg Innovatie Motor (Valkenburg an Innovation Engine) Dit rapport (2014), samengesteld onder de leiding van Pieter-Christiaan van Oranje Nassau in samenwerking met verschillende stakeholders, gaat in op de herontwikkeling van vliegveld Valkenburg. Het licht drie mogelijkheden voor herontwikkeling toe: een Europees hightech testcenter voor onbemande systemen, een veiligheidsfunctie zoals een back-upcenter bij nationale crisissen en training en een culturele functie, zoals een luchtvaartthemapark. Het rapport geeft aan dat in het kader van deze mogelijkheden de sloop van de landingsbaan van Valkenburg onmiddellijk moet worden uitgesteld. The Hague Security Delta: A Blessing in the Skies? The Hague Security Delta (HSD) is in 2013 opgericht als een publiek-private organisatie die een nationaal veiligheidscluster van internationale betekenis wil creëren. In 2015 heeft HSD ‘A Blessing in the Skies?’ uitgebracht (HSD, 2015). Het rapport behandelt de obstakels die in de weg liggen voor succesvolle implementatie van regelgeving voor onbemande vliegtuigen. Het behandelt marktontwikkelingen, kansen en bedreigingen en geeft aanbevelingen. De grootste horde in alle UAV-markten is het ontbreken van een geschikt reguleringsframework. Als reden wordt gegeven dat er onduidelijkheid heerst over welke overheid hiermee te maken heeft. Als geschikte regelgeving in Nederland ingevoerd wordt, heeft de Nederlandse markt duidelijk economische potentie. De grote uitdagingen liggen in veiligheid, beveiliging en privacy. Kabinetsstandpunten De toename in het gebruik van onbemande systemen gaat gepaard met aandacht vanuit de politiek. Zo is op 2 maart 2015 het Kabinetsstandpunt Drones uitgekomen.5 Allereerst is er in dit standpunt veel aandacht voor regelgeving en de bedreigingen die drones met zich meebrengen. Maar ook wordt er gesproken van de potentiële economische kansen en groei, gepaard gaande met toenemende behoefte aan testlocaties. Deze testlocaties zijn er momenteel in Nederland onvoldoende: “Bouwers van drones en onderzoekers van universiteiten hebben aangegeven dat er dringend behoefte aan ruimte is om op veilige wijze te testen met niet-gekeurde drones uit te voeren”. In de nadere uitwerking van het Kabinetsstandpunt Drones (28 augustus 2015) wordt aangegeven: “Op dit moment zijn er onvoldoende testlocaties in Nederland.” Tweede Kamerlid Kees Verhoeven diende op 25 juni 2015 een motie in om de sloopwerkzaamheden op Valkenburg uit te stellen en een onderzoek naar de economische ontwikkelingsmogelijkheden 5
Kamerstuk 30 806, nr 28.’Onbemande vliegtuigen’.
16
voor een testlocatie te onderzoeken (Tweede Kamer, 2015a). Deze motie is echter op 1 juli verworpen.6 Hierdoor leek het even dat Valkenburg als testlocatie er niet zou komen. Desondanks is het toch weer besproken in de Tweede Kamer en lijkt het plan nog niet van de baan. Op 3 september 2015 vond vervolgens een Algemeen Overleg plaats over het Kabinetstandpunt Drones. Staatssecretaris Wilma Mansveld bracht naar voren dat de regering het niet als haar taak ziet om testlocaties aan te wijzen, maar dat het aan de provincies en gemeentes is om hier ruimte voor te maken in hun bestemmingsplan. De overheid kan invloed uitoefenen door het benoemen van nationale speerpunten (zoals bijvoorbeeld gebeurd is bij de zelfrijdende auto), maar de meningen zijn verdeeld over dit soort overheidsinzet bij drones (Tweede Kamer, 2015b). Samengevat staan drones en hun testfaciliteiten inmiddels hoog op agenda. Een locatiekeuze is (nog) niet gemaakt.
3.3 De UV-keten in Nederland De ontwikkeling van UV’s verloopt net als andere nieuwe technologieën en is een wisselwerking tussen de technologie van de systemen en de toepassingen van de systemen. Onderzoek en kennisontwikkeling op kennisinstellingen zoals universiteiten liggen aan de basis van nieuwe technologieën op het gebied van onbemande systemen. Via start-ups, spin-offs en samenwerkingsverbanden met het bedrijfsleven vindt deze kennis een weg naar de markt. Vanuit deze stap kunnen vervolgens drie wegen bewandeld worden. 1) De startup kan de technologie zelf in productie nemen. 2) Het bedrijf kan ervoor kiezen (licenties voor) de technologie te verkopen. 3) Het kan ervoor kiezen om bij interesse overgenomen te worden door grote concerns die de technologie vervolgens opschalen. Een voorbeeld van een andere technologiesector waarin dit laatste heeft plaatsgevonden, is Nederlandse batterijtechnologie. Hier werd de technologie gekocht door buitenlandse bedrijven in de elektrisch vervoersector. Grote bedrijven kunnen de productie opschalen zodat de technologie ook commercieel levensvatbaar wordt. Door de behoefte aan de technologie vanuit andere toepassingsgebieden verspreidt deze zich naar andere niches en markten. In het geval van onbemande systemen blijft testing een belangrijke rol spelen bij de verspreiding van de technologie. Daarnaast ontstaat er behoefte aan onderhoud van de onbemande voertuigen. De groei vanuit een nichemarkt naar een commercieel product heeft de vorm van een hockeystick (exponentiële groei). De eerste jaren bestaat er een markt voor hoogwaardige professionele toepassingen in de nichemarkten en vervolgens wordt de innovatie door prijsverlagingen toegankelijk voor het grote publiek. Dit wordt mede aangewakkerd door de vele IT-gefaciliteerde toepassingen. De UV-keten is grofweg in te delen in een vijftal fasen, en wij hebben daar een zesde fase aan toegevoegd: de bedrijven en actoren die de data gebruiken (zie afbeelding 7).
6
http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/stemmingsuitslagen/detail?id=2015P10873
17
Afbeelding 7. UV-keten
Met het onderscheid in kleur is aangegeven binnen welke onderdelen van de UV-keten Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen een rol spelen. Dit gaat om de blauw gekleurde onderdelen. Hoogwaardige onderzoeksinstituten als de TU Delft, ESA ESTEC en TNO worden wereldwijd erkend als toonaangevend op het gebied van kennisproductie voor onbemande systemen. Zoals gebruikelijk in een gezond Entrepreneurial Ecosystem ontstaat rondom deze instituten ook een groot aantal innovatieve start-ups die de technologie vanuit het laboratorium verder brengt naar de testfase. Aan deze micro-ondernemingen, waar toegewijde wetenschappers samen met ondernemers werken aan technologie in specifieke niches binnen de markt voor onbemande systemen, is in Nederland geen gebrek. Voor de opschaling van de technologie bestaan in Nederland te weinig grote partijen. Hiervoor komen buitenlandse partijen als Boeing en Lockheed Martin in beeld. Dit onderdeel van de keten is dan ook vooral buiten Nederland gevestigd. Nadat een product als een onbemand platform op de markt is gekomen, zijn het de kleine innovatieve bedrijven die andere toepassingsmogelijkheden signaleren en een nieuwe niche in de markt kunnen creëren, vaak in combinatie met een andere technologie die beschikbaar komt via kennisinstellingen. De aanwezigheid en nabijheid van gerelateerde technologiegebieden binnen Nederland hebben als gevolg dat Nederlandse bedrijven vooral op het gebeid van toepassingsontwikkeling internationale reputatie opbouwen.
3.3.1 Onderzoek in Nederland In Nederland bestaat een aantal specifieke locaties waar onderzoek gericht op onbemande systemen plaatsvindt. In Noordwijk zetelt het European Space Research and Technology Centre (ESTEC), de grootste vestiging van de Europese Ruimtevaartorganisatie ESA. Dat heeft met zijn Space Business Innovation Centre (SBIC) de ambitie om voor de ruimtevaart ontwikkelende kennis en technologie ook naar andere toepassingen te brengen zoals drones en dronegelateerde toepassingen.
18
De belangrijkste universitaire speler is de TU Delft, die met de oprichting van het TU Delft Robotics Institute inzet op de ontwikkelingen in robotica en onbemande systemen.7 TU Delft profileert zich daarmee als een van de leidende onderzoeksinstellingen op het gebied van robotica in de wereld. Op dit moment zijn meer dan 160 onderzoekers in dit werkveld actief bij de TU Delft. De ambitie is dat dit zal toenemen tot 400 onderzoekers in de komende 4 jaar. Onbemande systemen zijn een onderdeel van het roboticaonderzoek. De producten die voortkomen uit onderzoek van de TU Delft komen op veel plekken in de markt terug. Voorbeelden hiervan zijn verticaal opstijgen, swarming (een groot aantal ´bijen´ dat zoekt naar een doel) en outdoor-indoor-navigatie. De lancering van RoboValley (september 2015) als innovatiehub geeft het ambitieniveau aan dat de TU Delft heeft voor Robotics. Voor de ontwikkeling van RoboValley is 19.000 m2 op het campusterrein van de TU beschikbaar gesteld als bedrijfsruimte. Een van de kanalen waardoor academische kennis naar de markt vloeit, is via spin-offs. Deze spin-offs kunnen zich als ze groeien niet allemaal vestigen op het terrein van de TU Delft en moeten dus op andere locaties huisvesting kunnen krijgen. Daarbij zijn de jonge ondernemingen gebaat bij een grote nabijheid van een hoogwaardige kennisinstelling (Ndonzuau et al., 2002). De genoemde 19.000 m2 zal de ruimtebehoefte van de eerste 2,5 jaar moeten dekken. Voor de verdere groei van RoboValley is meer ruimte op het Delftse campusterrein Technopolis voorzien (een derde van de daar beschikbare ruimte). Bij de groei van RoboValley schatten de initiatiefnemers dat de verdere ontwikkeling van de robotica de komende 10 jaar zal leiden tot een behoefte aan 150 tot 260 duizend m2 bedrijfsruimte (bvo) en tenminste 10.000 tot maximaal 25.000 arbeidsplaatsen in Zuid-Holland. Dit is breder dan onbemande voertuigen. Een deel daarvan zal zich willen vestigen nabij een testlocatie Dan is Valkenburg de enige optie in de nabijheid van de TU Delft. Naast onderzoeksinstituten zijn er in Nederland ook twee instituten die opleidingen tot operator van onbemande luchtvoertuigen aanbieden: het NLR8 en het EuroUSC.9 Niet alleen het technologiegedreven onderzoek en onderwijs zijn van belang als het gaat om onbemande systemen. Relevant is ook het onderzoek op het terrein van aardobservatie en dataverwerking. Verschillende Nederlandse universiteiten en kennisinstellingen zijn hiermee actief. Twee belangrijker instituten op dit terrein – Leiden Centre of Data Science en TNO – zijn dicht bij Valkenburg gevestigd.
3.3.2 Publieke behoeften Naast de behoefte aan een testlocatie die kennisproductie met zich meebrengt, bestaat ook in het publieke domein behoefte aan een testlocatie. De belangrijkste publieke spelers daarin zijn defensie en de politie die rondom het thema veiligheid willen testen met onbemande systemen. De Nuclear Security Summit (NSS) in 2014, waarbij vliegveld Valkenburg tijdelijk heropend werd10, heeft aangetoond dat Valkenburg een strategische locatie kan zijn voor flexibele inzet voor defensie. Voor de positionering van Den Haag als internationale veiligheidslocatie en de opschaling van de vliegvelden in Rotterdam of Eindhoven is deze (reserve)capaciteit gewenst. Deze capaciteitsvraag zou goed gecombineerd worden met een Unmanned Valley. Voor onbemande systemen zelf heeft 7
http://www.roboticstoday.com/institutions/tu-delft-robotics-institute http://www.nlr.nl/NL/capabilities-ii/beroepsmatig-vliegen-met-een-drone/index.html 9 http://www.eurousc.com/pilot-qualifications/ 10 http://www.locatievalkenburg.nl/nieuws/nieuwsberichten/249618.aspx?t=vliegkamp+valkenburg+militair+te rrein+tijdens+nss 8
19
defensie weinig ruimte in het budget. In het kamerstuk Wereldwijd Dienstbaar (2007) wordt aangegeven dat er wordt afgezien van wenselijke versterkingen op het gebied van onbemande waarnemingstoestellen. Binnen het budget was geen ruimte meer voor onbemande waarnemingstoestellen voor de middenhoogte (MALE UAV). Daarentegen zijn er wel enkele Short Range UAV’s aangeschaft (ministerie van Defensie, 2007). De krappe ruimte in het budget voor onbemande systemen is sinds die tijd niet veranderd. Het ministerie van Defensie heeft vier Reapersystemen aangeschaft voor stationering op Vliegbasis Leeuwarden, maar de levering is inmiddels uitgesteld tot na 2020. Ook voor de Nationale Politie leidde de organisatie rondom NSS 2014 tot een aantal inzichten. Voorafgaand aan de conferentie zijn drones in beeld gekomen als objecten die uit de lucht gehaald moeten kunnen worden als ze een bedreiging vormen. De politie is daarvoor geïnteresseerd in zogenoemde contra-drones-systemen. Daarnaast is de politie geïnteresseerd in de inspectiemogelijkheden van onbemande vliegtuigen bij observatie en opsporing. Voorbeelden hiervan zijn het in kaart brengen van crime scenes of gijzelingssituaties en het maken van luchtfoto’s. Momenteel gebeurt dat nog veelal met kostbare helikopters; drones zijn in dat opzicht een economisch aantrekkelijker variant. De politie heeft op dit moment nog geen bevoegdheid voor het gebruik van drones, maar kan de onbemande vliegtuigen wel ‘lenen’ van defensie. De politie verwacht scenario’s over de behoefte en inzet van drones in 2016 klaar te hebben (Tweede Kamer, 2015b). Ook voor Rijkswaterstaat, kustwacht en waterschappen kunnen drones een belangrijke rol spelen. Waterschappen zetten drones al in voor inspecties van kaden, dijken en wateroppervlakten vanuit de lucht en voor het nemen van monsters van het oppervlaktewater.11 Kleine drones zijn door Rijkswaterstaat al ingezet om camerabeelden te hebben van verkeerslocaties waar geen camera’s staan opgesteld (het eerste experiment met een aantal drones vond niet voor niets plaats bij een evenement in Zeeland, waar de verkeersdrukte normaliter zodanig is dat er geen camera’s nodig zijn).12 Strategische keuzen over de inzet van drones moet Rijkswaterstaat nog maken. Mogelijke toepassingen liggen niet alleen op het terrein van verkeersmanagement, maar ook bij de rol van Rijkswaterstaat voor het beheer van de zee. Als Rijkswaterstaat de mogelijke toepassingen van drones verder gaat verkennen, zal zij willen testen of het mogelijk is op grote schaal werkzaamheden uit te laten voeren boven Nederland en boven de zee. Voor Rijkswaterstaat zijn zowel rotordrones als fixed-wing drones een optie. Als RWS na de ontwikkel- en testfase daadwerkelijk gebruik gaat maken van fixed-wing drones zal deze organisatie daarvoor op één of enkele plaatsen in Nederland een vliegveld nodig hebben om het hele oppervlak van Nederland te kunnen bevliegen. Valkenburg kan dan een optie zijn in West-Nederland. De corridor naar de zee is belangrijk voor Rijkswaterstaat, als beheerder van de zee. Voor Rijkswaterstaat en de kustwacht zal het dan naar verwachting ook
11
Waterschap Amstel, Gooi en Vecht telt ongeveer 1.000 kilometer aan waterkering. Het waterschap experimenteert met de inzet van drones om de hoogte van dijken te meten en de waterkwaliteit te meten. Ook kunnen drones worden ingezet voor de blauwalgcontroles die het waterschap elke zomer uitvoert. http://www.waterschapsspiegel.nl/thema/veiligheid/best-practices-monsters-en-drones/. Ook waterschap Vallei en Veluwe inspecteert met drones. http://www.waterschappen.nl/waterschap-werkt-sneller-doordrone/ 12 https://www.rijkswaterstaat.nl/over-ons/nieuws/nieuwsarchief/p2015/06/Rijkswaterstaat-zet-drones-invoor-betere-doorstro.aspx
20
wenselijk zijn dat zij bij incidenten altijd kunnen opstijgen van het vliegveld, en niet alleen als er ruimte is omdat andere gebruikers het vliegveld niet nodig hebben.
3.4 De huidige en verwachte bedrijvigheid in Nederland De locatie en omvang van de bedrijvigheid in Nederland op het gebied van onbemande voertuigen is op meerdere manieren in kaart te brengen. De locatie en omvang van de huidige bedrijvigheid is een indicatie waar groei te verwachten is – gelet op de verwachte wereldwijde groei. Ook bieden nationale en internationale rapporten en gesprekken met experts zich op de omvang en verwachte groei van de bedrijvigheid. De economische impact van de productie van drones, gemeten in verwachte omzetgroei, is verreweg het grootst in de Verenigde Staten. Nederland is in de top 20 te vinden (nummer 17).13 Momenteel zijn in Nederland ongeveer 120 bedrijven actief in UAV, waarvan de meeste bedrijven klein zijn. Verwacht wordt dat de private sector de belangrijkste drijfveer zal zijn voor de groei in verschillende toepassingsmogelijkheden (downstream-applicaties). Vooral het brede scala aan mogelijkheden in inspectie en in de landbouwsector zorgt hiervoor. Ook de vraag vanuit publieke organisaties, zoals de politie, kan een drijfveer zijn, hoewel die door bureaucratie bij overheidsinstellingen minder groot wordt verwacht (HSD, 2015). Onderstaande afbeelding geeft de huidige bedrijvigheid weer op het gebied van onbemande systemen in Nederland. Bedrijven en kennisinstellingen zijn geplot op een kaart met het percentage hoogopgeleiden binnen elke gemeente. Bijlage 1 bevat een lijst met namen van Nederlandse bedrijven actief in en rond UAV’s.
13
ING Economisch Bureau (2015).
21
ESTEC; Space Business Innovation Centre (SBIC)
Afbeelding 8. Unmanned bedrijvigheid en kennisinstellingen, geplot op een kaart met aandeel hoogopgeleiden. Bron: Birch Consultants
Ecorys (2015) behandelt de impact van een nadere invulling van diverse functies op vliegveld Valkenburg. Het rapport stelt dat door unmanned technologie en aanverwante smart industrie 2.300 banen gecreëerd kunnen worden en dat de realisatie ervan niet bedreigend is voor woningbouw. Birch Consultants heeft zeventien experts geïnterviewd met zicht op (onderdelen van) de markt. Wij hebben hun gevraagd een inschatting te maken van de marktontwikkelingen. Zij hebben de volgende analyse. De Nederlandse bedrijvigheid op het gebied van UV staat er goed voor. Er zijn al meerdere partijen in het veld aanwezig, wel treden zij nog onvoldoende met elkaar op in netwerken. Er moet awareness gecreëerd worden. Daarnaast moet de vraagstuwing op gang gebracht worden, omdat de zelfstandige UV-sector nog niet bestaat. Er wordt wel kennis uitgewisseld, maar het zijn voornamelijk nog stand-alone initiatieven. Door de aanscherping van regulering gedurende de afgelopen twee jaar is het moeilijker geworden om te testen met onbemande systemen, wat de groei remt. De verwachting is echter dat de regulering binnenkort aangepast zal worden en dat het gemakkelijker
22
wordt om met een commercieel onbemand vliegtuig te vliegen. De markt van onbemande vliegtuigen kan dan een grote groei doormaken. Meerdere geïnterviewden geven aan dat Nederland zich moet richten op toepassingen met onbemande systemen, en niet op de upstream-technologie zelf. De belangrijkste reden hiervoor is dat Nederland goed is in downstream toepassingen, en dat Nederland al achterloopt op de harde upstream technologieontwikkeling. Dit heeft ook te maken met het gegeven dat de time-to-market van onbemande systemen erg kort is en de economische levensduur korter is dan de technologische levensduur: de technologie is al verouderd voordat het kapot is. Nederland zou met toepassingen een unique sellingpoint kunnen innemen. Veel Nederlandse gebruikers zullen hun systemen dus in het buitenland kopen. Voor politie en defensie kan het overigens wel wenselijk zijn om een West-Europese producent in te schakelen in plaats van een Chinese, ook al is de laatstgenoemde goedkoper. Dit komt doordat de politie en defensie meer grip hebben op de veiligheid van de onbemande systemen wanneer de producent in Europa of de VS gevestigd is. Ook toestellen die van de plank worden gekocht, zullen getest moeten worden. Daarnaast zal er mee getraind moeten worden, zeker wanneer zowel het gebruik voor eigen inzet als het tegengaan van drones getest moet worden.
3.5 Positionering Nederlandse R&D De ontwikkeling van onbemande technologie is gebaat bij wetenschappelijk onderzoek en R&D, bij voorkeur in de nabije omgeving. Om de positie van de Nederlandse R&D binnen Europa te bepalen, is gebruikgemaakt van een database met informatie over de Europese subsidieprojecten FP7 en Horizon 2020 (European Union Open Data Portal, 2015). In deze databases hebben wij gezocht naar onderzoeksprojecten met onbemande voer-, vlieg- en vaartuigen. We hebben 84 projecten in de databases aangetroffen. Van deze 84 projecten zijn er 14 met een of meerdere Nederlandse deelnemer(s). Het gaat om 16 deelnames van 15 Nederlandse organisaties, waarvan 11 bedrijven en 4 kennisinstellingen. De 16 Nederlandse deelnames staan tegenover een totaal van 594 deelnames (2,7 procent). Onderstaande figuur geeft de netwerkvisualisatie van alle spelers in de 84 projecten weer. Hierin zijn rode stipjes Nederlandse actoren. Roze stipjes stellen bedrijven voor die een vestiging in Nederland hebben, maar waarvan een buitenlandse vestiging deelnam aan de projecten.
23
Afbeelding 9. Netwerkanalyse Nederlandse actoren in “Unmanned” FP7-en H2020-projecten
Deze netwerkanalyse geeft de positie van de Nederlandse actoren weer binnen hun Europese netwerk. Nederland neemt klaarblijkelijk een middenpositie in: niet centraal maar ook niet aan de rand. Van het netwerk en de positie van de Nederlandse actoren is de centraliteitsmaat (degree) te berekenen. De degree van een actor wordt berekend op basis van het aantal relaties van een actor. Een actor heeft veel relaties en dus een hoge degree als deze in heel veel projecten deelneemt, en/of in grote projecten deelneemt. De betreffende actor zit op een goede plek in het netwerk en heeft veel contacten om tot innovatie te komen. In de top 10 van actoren met de hoogste degree komt Nederland niet voor (tabel 2).
24
Tabel 2. Top 10-actoren met hoogste degree uit netwerkvisualisatie Aantal deelnames 5
Actor FRAUNHOFER-GESELLSCHAFT ZUR FOERDERUNG DER ANGEWANDTEN FORSCHUNG E.V
Land
Degree
Germany
98
OFFICE NATIONAL D'ETUDES ET DE RECHERCHES AEROSPATIALES
6
France
85
SELEX ES SPA
3
Italy
61
DEUTSCHES ZENTRUM FUER LUFT - UND RAUMFAHRT EV
8
Germany
58
TTI NORTE, S.L.
3
Spain
56
FUNDACION TECNALIA RESEARCH & INNOVATION
3
Spain
54
CENTER FOR SECURITY STUDIES
3
Greece
50
ECOLE POLYTECHNIQUE FEDERALE DE LAUSANNE
4
Switzerland
47
MINISTRY OF NATIONAL DEFENCE, GREECE
3
Greece
47
CONSIGLIO NAZIONALE DELLE RICERCHE
4
Italy
46
Wat opvalt is het grote aantal partijen uit de lucht- en ruimtevaart dat een hoge degree heeft. Dit duidt op een overlap of cross-over tussen de UV-sector en de lucht- en ruimtevaartsector. De degree van de Nederlandse spelers en hun ranking ten opzichte van het totaal is te zien in tabel 3. De ranking geeft aan op welke plek in rangorde van degree de actor zich bevindt ten opzichte van het totaal van 473 unieke deelnemers. De degree-analyse geeft hetzelfde beeld als de netwerkanalyse: Nederlandse spelers bevinden zich niet centraal, maar ook niet aan de rand. Tabel 3. Degree Nederlandse spelers in netwerkvisualisatie Actor
Locatie
Aantal deelnames EU Bijdrage
SCIENCE AND TECHNOLOGY B.V.
Delft
1
TNO
Den Haag
1
LIONIX BV
Enschede
1
VIGILANCE BV
Eindhoven
1
ECORYS NEDERLAND B.V.
Rotterdam
1
METASENSING BV
Noordwijk
1
PROMETECH BV
Utrecht
1
NATIONAAL LUCHT- EN RUIMTEVAARTLABORATORIUM Amsterdam 2 Emmen 1 DACOM BV
Degree Rank
€146.219,00 28 €93.323,00 28
43
€365.100,00 23 €496.400,00 21
92
€150.469,00 19 €378.640,00 17
136
€265.343,75 17 €255.610,00 14
157
€172.850,00 13 €323.542,00 10
218
€437.873,00 9 Onbekend 9
304 407 439
GEOSENSE
Den Ham
1
HYGEAR FUEL CELL SYSTEMS B.V.
Arnhem
1
UNIVERSITEIT TWENTE
Enschede
1
AEROVISION BV
Naarden
1
GROOTJEN MARC - EAGLESCIENCE
Haarlem
1
€136.395,00 5 €149.325,00 3
TECHNISCHE UNIVERSITEIT DELFT
Delft
1
€198.315,00 3
43 112 157 206 291 304 439
De in totaal vijftien Nederlandse deelnemers zijn te onderscheiden in universiteiten, andere kennisinstellingen en bedrijven. De Universiteit Twente doet mee in een project met tien deelnemers. De TU Delft participeert in een project met vier deelnemers. De overige kennisinstellingen zijn TNO en NLR. De tien bedrijven die meedoen, nemen alle slechts deel aan één 25
project. De onderlinge rangorde in tabel 3 zegt alleen wat over de omvang van het project. Afbeelding 10 zet de 594 deelnames in EU-projecten uiteen per land als percentage van het totaal (donkerrood en -blauw). Daarnaast is een indicatie van de omvang van de projecten per land te zien. Het gaat om het bedrag wat de EU aan projecten in een specifiek land heeft gesubsidieerd als percentage van het totaal (lichtrood en -blauw). Spanje, Duitsland, Italië, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk zijn de landen die het actiefst participeren in EU-projecten. Hierbij is opvallend dat het Verenigd Koninkrijk relatief veel EU-geld krijgt per deelname. Daarnaast lijkt het vreemd dat Israël, een grote speler op het gebied van onbemande systemen, een relatief laag percentage deelnames heeft. Ondanks dat Israël als associated country onder dezelfde voorwaarden deelneemt als EUlanden, gebruikt het blijkbaar relatief weinig EU-subsidie.
Afbeelding 10. Deelnamen en EU-bijdrage van FP7-en H2020-projecten per land. * Associated country. Associated countries nemen deel aan de EU-subsidieprojecten onder dezelfde voorwaarden als EUlidstaten. ** Vanaf 2014 geen associated country meer.
26
4
Analyse regio Valkenburg
Nederland heeft potentie en een markt voor een unmanned technologie. Om de groei en toepassing van deze technologie in Nederland te versnellen is co-locatie van bedrijven, onderzoekers en gebruikers van belang. Eén van de locaties die hiervoor in aanmerking komen, is vliegveld Valkenburg. In dit hoofdstuk beoordelen wij de kwaliteit van de Valkenburgregio (waarin naast het vliegveld onder meer ook TU Delft, Universiteit Leiden en ESTEC Noordwijk vallen) vanuit het perspectief van het Entrepreneurial Ecosystem. Met dat beeld in het achterhoofd kunnen wij de propositie van Valkenburg vergelijken met andere initiatieven in Europa en in Nederland. We eindigen met een SWOT-analyse en geven aan waar het ecosysteem van Valkenburg verbeterd kan worden. Op basis van gesprekken met diverse stakeholders in en rond de regio en de sector hebben we in kaart gebracht op welke manier het zogenoemde Entrepreneurial Ecosystem (EE) wordt gewaardeerd op dit moment. Uit de gesprekken met diverse partijen binnen de gehele Triple-Helix – overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen – is een eenduidig beeld ontstaan. We hebben hen ook gevraagd wat de bottlenecks kunnen zijn voor de toekomstige ontwikkeling van Valkenburg tot Unmanned Valley. Daarbij is doorgevraagd naar de belemmeringen die moeten en kunnen worden weggenomen. Tot slot is gevraagd wat de investeringsbereidheid van bedrijven, kennisinstellingen en overheden is voor de ontwikkeling op Valkenburg. Deze inventarisatie zorgt ervoor dat de scenario’s scherper kunnen worden neergezet. Tegelijkertijd geeft de beoordeling van het Entrepreneurial Ecosystem aan waar eventuele obstakels bestaan voor de inrichting van het gebied. Daardoor is er een lijst op te stellen van voorwaarden waaraan voldaan moet worden voordat partijen bereid zijn te investeren in het gebied. Voorbeelden hiervan zijn de verlening van vergunningen voor testactiviteiten in het luchtruim boven Valkenburg of de aanleg van fysieke infrastructuur.
4.1 Het Entrepreneurial Ecosystem Aan de hand van het Entrepreneurial Ecosystem (afbeelding 11) kunnen regio’s in kaart worden gebracht. Het laat zien hoe het succes van een regio afhangt van bepaalde contextuele factoren (basiselementen en systeemelementen). Wanneer deze voldoende en op de juiste manier vertegenwoordigd zijn in de regio zal in wisselwerking met ondernemerschap waardecreatie plaatsvinden (Stam, 2014). Door het vaststellen van de stand van de afzonderlijke elementen kan de sterkte van het ecosysteem voor onbemande systemen worden bepaald.
27
Afbeelding 11. Het Entrepreneurial Ecosystem. Bron: Stam, 2014
4.2 Beoordeling Entrepreneurial Ecosystem Valkenburg Op basis van de verschillende interviewgesprekken en de expertise van het onderzoeksteam hebben we een beoordeling opgesteld van het Entrepreneurial Ecosystem Valkenburg (tabel 4). In het vervolg van dit hoofdstuk lichten we de verschillende secties van het Entrepreneurial Ecosystem verder toe. Tabel 4. Beoordeling Entrepreneurial Ecosystem Valkenburg, gebaseerd op interviews en teamexpertise
Human capital Leiderschap en netwerk
Publiek-private financiering
Goed
• Hoog percentage hoogopgeleiden in de regio
Redelijk
• Kennisnetwerken zijn sterk aanwezig in de regio, met TUD, TNO en UL. • Er is nog geen officiële clusterorganisatie met leiders, een lidmaatschapsmodel, acquisitiekracht en afstemming. • Er ontstaan enige netwerken via TUS Expo en DARPAS.
Redelijk
• Er is landelijk, regionaal en Europees instrumentarium ter stimulering van ondernemerschap, kennis en innovatie. • Unmanned activiteiten hebben grote kans binnen Europese subsidieaanvragen. Op dit moment is er beperkte inschrijving door Nederlandse spelers op subcategorie ‘aerial’ binnen H2020: hier zit nog potentie. • Voor grote partijen zijn voldoende private investeringsmiddelen beschikbaar voor investeringen in robotica en UV’s. Voor startups en kleine ondernemingen zijn deze middelen moeilijker te verkrijgen. Uitgebreidere publieke groeifinanciering zou hier uitkomst bieden.
R&D en onderzoek Goed en onderwijs
• Goed aanbod kennisinstellingen aanwezig: ESA ESTEC in Noordwijk, TU Delft Robotics, Leiden Centre of Data Science, HSD; • Interactie tussen TU Delft en hbo-instellingen.
28
Ondersteunende diensten, bedrijven Matig en intermediairs
• Buiten huidige initiatiefnemers zijn er weinig aanjagers
Vraag
Goed
• Zowel bij kennisinstellingen als bedrijven bestaat grote vraag naar testruimte voor Unmanned Systems.
Regelgeving en politieke steun
Matig
• Op dit moment is het lastig om vergunning te krijgen voor testing van unmanned vehicles. • Politiek commitment is zwak. • Er bestaat nog veel onduidelijkheid over toekomstige regelgeving omtrent veiligheid en privacy op het gebied van Unmanned Systems.
Ondernemersklimaat
Zwak
• Slechte staat van het vastgoed; • Geen internationale uitstraling.
Goed
• • • • •
Fysieke Infrastructuur
Goede bereikbaarheid met auto; Directe nabijheid start- en landingsbaan; Voldoende ruimte voor uitbreiding/ontwikkeling van infrastructuur; Goede ICT-infrastructuur; Aerial Control Zone (ACZ).
4.2.1 Human capital Door de aanwezigheid van verschillende hoogwaardige kennisinstellingen bezit de regio Zuid-Holland een relatief hoogopgeleide beroepsbevolking. Nog belangrijker dan het aantal hoogopgeleiden is de kwalitatieve match tussen enerzijds het human capital dat in de regio aanwezig is en anderzijds dat wat gevraagd wordt door bedrijven binnen de UV-sector. Verschillende partijen geven aan dat het aantrekken van geschikt personeel geen probleem is in de regio. De baanbrekende kennisontwikkeling die in de regio plaatsvindt, heeft een positieve uitwerking op het human capital. Kennis van de nieuwste technologische ontwikkelingen op het gebied van robotica en onbemande systemen is van grote waarde voor bedrijven in de UV-sector.
4.2.2 Leiderschap en netwerk Door de fysieke nabijheid van de TU Delft, TNO en de Universiteit Leiden zijn kennisnetwerken sterk aanwezig in de regio. Deze moeten wel meer betrokken worden bij het initiatief Valkenburg. Wat ontbreekt qua netwerkvorming, is een officiële clusterorganisatie die alle belangen bij elkaar brengt. De belangrijkste functies van een clusterorganisatie die op dit moment nog ontbreken, zijn: leiderschap (een boegbeeld of een trekker), een lidmaatschapsmodel, acquisitiekracht en afstemming. Een boegbeeld of trekker en de uitvoering van zijn/haar rol brengen kosten met zich mee, en de vraag is wie deze kosten wil dragen. De spelers die het huidige netwerk zouden kunnen versterken, zijn op dit moment nog versnipperd aanwezig in het landschap. Er is een Nederlandse brancheorganisatie voor dronegebruikers (Dutch Association for Remotely Piloted Aircraft Systems, DARPAS), en een internationale organisatie voor alle soorten onbemande systemen (Association for Unmanned Vehicle Systems International, AUVSI) (Ecorys, 2015). Daarnaast wordt vanuit TUS Expo gewerkt aan een platform voor UV in Nederland als centrale belangenorganisatie en ondersteuning. Ook de Nederlandse brancheorganisatie DARPAS voert pogingen uit tot netwerkvorming.
29
4.2.3 Publiek-private financiering Ontwikkeling op het gebied van UV zitten momenteel in een stroomversnelling. Dat maakt het lastig om vast te stellen wat precies de financieringsbehoefte is. Op het gebied van onbemande systemen bestaat er een landelijk, regionaal en Europees instrumentarium ter stimulering van ondernemerschap, kennis en innovatie. Onbemande activiteiten maken grote kans binnen deze subsidieprogramma’s. De Europese subsidieaanvragen binnen Horizon 2020 zijn hiervoor exemplarisch. Vergeleken met FP7, de voorganger van Horizon 2020, hebben al veel gegadigden zich ingeschreven. Desondanks wordt de procedure voor Europese subsidieaanvragen als moeizaam en langdurig ervaren. In het huidige nationale subsidiestelsel zou een uitbreiding van de mogelijkheden voor groeifinanciering wenselijk zijn voor de stimulering van bedrijvigheid op het gebied van onbemande systemen. Private financiering lijkt momenteel de belangrijkste bron te zijn voor UV’s. Het vinden van private financiering wordt niet als problematisch ervaren. Wel gaat dit vaak nog traag.
4.2.4 R&D en onderwijs en onderzoek Er is een breed aanbod aan kennisinstellingen aanwezig met TU Delft, Universiteit Leiden, Erasmus Universiteit Rotterdam en TNO. Vanuit deze kennisinstellingen is er ook veel activiteit op het gebied van UV of relevante aanverwante gebieden: het TUD Robotics Institute en het Leiden Centre of Data Science. Ook HSD en de RDM-campus in Rotterdam dragen hieraan bij. Wanneer in de directe nabijheid van de regio wordt gekeken, kan ook gedacht worden aan de Hogeschool Amsterdam Aviation Studies. De TU Delft zet met de introductie van RoboValley in op robotica, en wil meer spinoffs op dit terrein realiseren en bestaande bedrijven aantrekken. Ook geeft deze keuze aan dat er een hoge investeringsbereidheid bestaat vanuit de universiteit. Op dit moment begeeft TU Delft Robotica zich op de ‘frontier of innovation’ van onbemande systemen. Thema’s als verticaal opstijgen, swarming, indoor-outdoor-navigatie en ‘beyond line of sight’-vliegen behoren tot de huidige onderzoeksrichtingen. Daarnaast is de TU Delft bezig met een intensivering van de samenwerking met het hbo.
4.2.5 Support services en intermediairs Respondenten geven aan dat er buiten dit initiatief weinig aanjagers en support services zijn. Een supportservice of intermediair wordt wel als belangrijk bestempeld. Het geplande platform vanuit de TUS Expo dat moet fungeren als een centrale belangenorganisatie is een stap in de richting van een support service.
4.2.6 Vraag Uit alle interviewgesprekken blijkt dat zowel bij kennisinstellingen als bij bedrijven grote vraag bestaat naar testruimte voor onbemande systemen. Omdat de wet- en regelgeving het niet toelaat om op een willekeurige plek testen uit te voeren, is er behoefte aan een centrale plek waar regelgeving testen toelaat. Ook de vraag naar onbemande systemen zelf is groot. Vanwege de vele toepassingsmogelijkheden op commercieel en publiek gebied is de verwachting dat deze trend zich in de toekomst voortzet. Het 30
ontbreken van vraagarticulatie door grote bedrijven/partijen in de sector wordt nog als belemmering ervaren voor de ontwikkeling van unmanned activiteiten op vliegveld Valkenburg.
4.2.7 Regelgeving en politieke steun Cruciaal voor een Nederlandse groei in onbemande systemen is aanpassing van de huidige regelgeving. Dit wordt door meerdere geïnterviewden en rapporten aangegeven. Vooral voor luchtwaardige onbemande voertuigen is regulering zeer strikt, wat op dit moment marktwikkeling in de weg staat (HSD, 2015). Onbemande vliegtuigen zijn op dit moment slechts toegestaan voor nietcommerciële doeleinden, dat wil zeggen dat er alleen op een hobbymatige manier gebruik gemaakt kan worden van drones. Voor de huidige markt van onbemande grondvoertuigen vormt regulering geen belemmering, omdat testen plaatsvinden op private terreinen (zoals bijvoorbeeld het Rotterdams havengebied). Op dit moment kunnen bedrijven een tijdelijke vergunning voor het testen met onbemande vliegtuigen aanvragen (TUG). De procedure voor het aanvragen hiervan duurt echter lang: maximaal tien maanden voor het bedrijf en vier weken voor elke afzonderlijke vlucht (HSD, 2015). Veiligheid is de voornaamste reden voor het verbieden van commerciële onbemande voertuigen. Dit terwijl commerciële partijen een belangrijke incentive hebben om veilig gebruik te maken van UAV’s. Ongevallen met onbemande systemen kunnen namelijk hoge imagoschade met zich meebrengen (HSD, 2015). Het politieke commitment voor een Unmanned Valley in Valkenburg is momenteel beperkt. De Tweede Kamer ziet de noodzaak van testlocaties voor onbemande systemen in, maar laat het aan gemeenten en provincies over om hier ruimte voor te maken in bestemmingsplannen. Op het gebied van het aanjagen van de zelfrijdende auto oefent de overheid meer invloed uit, maar zij is dit bij andere onbemande systemen vooralsnog niet van plan (Tweede Kamer, 2015b). Het kabinet geeft in het Kabinetsstandpunt Drones aan dat het wil werken aan regulering en aan problemen op het gebied van privacy en veiligheid. Over de precieze uitwerking heerst echter nog veel onduidelijkheid (Tweede Kamer, 2015b).
4.2.8 Ondernemersklimaat Het ondernemersklimaat is het element waar bij vliegveld Valkenburg nog de meeste aandacht aan besteed moet worden. Het daar aanwezige vastgoed is in slechte staat en heeft absoluut geen internationale uitstraling. Er is nog geen vastgoedontwikkeling, waardoor de vestigingskosten voor bedrijven hoog zijn. Er zijn nu slechts enkele bedrijven; er zouden meer startups moeten komen. Er wordt momenteel aan het ondernemersklimaat gewerkt. Het concept RoboValley, draagt bij aan het ondernemersklimaat in de regio door het aantrekken van startups en spinoffs en door publiciteit.
4.2.9 Fysieke infrastructuur Met de fysieke infrastructuur op locatie is het beter gesteld. De locatie is goed bereikbaar met de auto en het openbaar vervoer, het voormalige vliegveld biedt een start- en landingsbaan en heeft een verkeerstoren. Desondanks is door onduidelijkheid over de ontwikkeling van het gebied de fysieke infrastructuur voor een deel weggehaald. Dit kan moeilijk te herstellen zijn. Belangrijk is dat 31
er voldoende ruimte aanwezig is voor de uitbreiding en de ontwikkeling van de infrastructuur. Daarnaast is er een goede ICT-infrastructuur aanwezig.
4.3 Alternatieven Zoals kort besproken in hoofdstuk 3 bestaan er verspreid over Europa diverse initiatieven met een soortgelijke propositie als Unmanned Valley. Gezien het internationale karakter van de markt voor onbemande systemen is het belangrijk de verschillende concurrerende initiatieven in beeld te brengen en te beoordelen.
4.3.1 Alternatieve initiatieven in Europa Er zijn in Europa meerdere initiatieven die testfaciliteiten bieden voor unmanned technologie. Tabel 5. Overzicht alternatieve initiatieven Europa
Omschrijving
Locatie
Focus
Facilities
UAS test centre
Odense, Denmark
UAS reallife testing
Naast vliegveld. Business park & Incubator Training
DLR
Aviation research
Thales & NLR Satelite landing system
Aviation research
Located on airport Basic research facilities
Beperkte unmanned activiteiten.
Francazal airport
BraunschweigWolfsburg airport, Germany HamburgFuhlsbüttel airport, Germany Toulouse, Frankrijk
Training piloten
Atlas centre
Jaen, Spain
Light air testing
Clustering van unmanned gerelateerde bedrijvigheid. Er bestaat geen centrale organisatie. Testfaciliteit voor Unmanned Aircraft System (UAS) en Remotely Piloted Aircraft Systems RPAS. Hoogwaardige faciliteiten. De Spaanse R&D organisatie voor ruimtevaart, FADA, is als anker aanwezig. Propositie is vergelijkbaar met plannen voor Valkenburg, ontwikkeling is verder.
West Wales UAV Centre
Aberporth, UK
UAS test centre
SNC Lavalin Located on airport Training Located on airport Scientific testing equipment. ATLAS runway is 600 meters long (an expansion to 800 meters is planned in shortterm) Located on airport Support & Training Water access
Droneport
Sint-truiden, Belgie
UAV test & business centre
ARIF
Located on airport Business park & Incubator Research & training
Vergelijking met propositie Valkenburg Mogelijkheid bestaat voor huren testruimte, voor langere en kortere perioden. Vergelijkbare propositie als plannen voor Valkenburg. Relatief vergaande ontwikkeling. Betrokkenheid Boeing. Niet specifiek gericht op unmanned, maar veel op training en logistieke systemen op vliegvelden.
Alleen unmanned testing. Propositie lijkt veel op Unmanned Valley, ook aan zee gelegen. Het grote QinetiQ is aanwezig als ‘anker’ voor ontwikkeling. Een UAV test- en businesscenter. Lijkt veel op propositie van Valkenburg als testcentrum. Verkeert nog in opstartfase.
32
Robonic Arctic Test UAV Flight Centre (RATUFC) Wrocław University
Noord-Finland
Catapult and runway launched air vehicles
1400m runway and basic airfield infrastructure;
Oleśnica, Polen
Aviation Research and Developme nt Centre
Located on airport Research
Ontwikkeling gericht op unmanned gebruik in extreme weersomstandigheden in een uitgestrekte onbebouwde omgeving. Andere propositie dan Valkenburg. Is nog in de planfase. Testsite voor unmanned vehicles in Polen. Propositie vergelijkbaar met Valkenburg. Samenwerking met Wroclow Universiteit
Wat opvalt als de meest ontwikkelde ‘unmanned clusters’ in Europa nader worden bekeken, is dat er veelal een grote partij (OEM-er) aanwezig is op de locatie (Boeing, QinetiQ, FADA). Dit bedrijf of onderzoeksinstituut vormt het ‘anker’ op de locatie en dat trekt andere bedrijvigheid aan.
4.3.2 Alternatieve initiatieven in Nederland Ook in Nederland zijn er meerdere initiatieven en potentiële testlocaties voor unmanned technologie. Mogelijke locaties die in het Kabinetsstandpunt Drones genoemd worden, zijn naast het voormalige vliegveld Valkenburg: NLR-Noordoostpolder, Breda International Airport, vliegveld Den Helder, vliegveld Woensdrecht en vliegveld Twente. Voor het ministerie van Defensie is ligging aan de Noordzee van belang, de luchtmacht gaat UAV’s stationeren op vliegbasis Leeuwarden. Wageningen voert ook testen uit met onbemande vliegtuigen op haar Unmanned Aerial Remote Sensing Facility (WageningenUR, 2015). Met zelfrijdende auto’s worden testen gedaan op een wegvak in Helmond (de A270 als eerste proefsnelweg). Ook het TT-circuit van Assen is hier in beeld.14 Daarnaast worden de RDM-campus in Rotterdam (waar onbemande vaartuigen worden getest en waar in een loods een indoortestruimte is voor drones) en Groningen Eelde Airport genoemd als testlocatie. Er moet een vergunning verleend worden aan een locatie om te fungeren als testcentrum, en volgens de staatssecretaris hebben momenteel drie locaties deze vergunning verkregen: twee locaties in Delft en een locatie in Flevoland (Tweede Kamer, 2015b). Voor specifieke perioden kunnen ook andere vergunningen worden verleend, zo heeft het dronebedrijf Aerialtronics een vergunning verkregen voor het testen op het vliegveld Valkenburg. De locaties Valkenburg, Twente, Breda en Woensdrecht worden het vaakst genoemd in nieuwsitems. Tabel 6 geeft een overzicht van deze alternatieve initiatieven.
14
Het TT-circuit in Assen bood zich eind 2014 aan als testlocatie voor autonome voertuigen. De provincie Drenthe en het circuit hebben daarvoor 3 miljoen euro in de testbaan geïnvesteerd. Binnenkort wordt er een glasvezelnetwerk aangelegd waarop sensoren worden aangesloten. In voorjaar van 2016 moet de aanleg van dat netwerk klaar zijn. http://tweakers.net/nieuws/105430/bedrijven-willen-zelfrijdende-autos-testen-op-ttcircuit.html. http://www.omroepbrabant.nl/?news/1995721133/Brabant+krijgt+primeur+met+zelfrijdende+auto+op+A270 +tussen+Eindhoven+en+Helmond+++++.aspx
33
Tabel 6. Overzicht alternatieve initatieven Nederland
Omschrijving
Locatie
Focus
Facilities
UARSF
Wageningen
Focus op agrofood Beschikbare air drones en camera’s
Businesspark Aviolanda
Woensdrecht
Aerial Remote Sensing Facility Aerial testing van toepassingen en inspectie infrastructuur
Vliegbasis Twente
Hengelo
Aerial testing, security & safety, opleiden
Aerial Control Zone, veel ruimte
RDM Campus
Rotterdam
Testing
Indoor testfaciliteit, Innovation Dock, marine testfaciliteit (Aqua Dock)
Breda International Airport
Breda
Aerial
Regulier vliegveld (Aerial Control Zone), bestaand aerospace cluster, website
Den Helder Airport
Den Helder
Aerial: testing en opleidingscentrum
Vliegveld (Aerial Control Zone), ruimte, zee, website onder constructie
Vliegbasis Leeuwarden
Leeuwarden
Aerial: defensie
Bestaand aerospace cluster, Aerial Control Zone, Maintenace Valley, website, militair toezicht
NLR Noordoost polder
Aerial: opleidingscentrum
Vliegveld voor defensie (Aerial Control Zone) Opleidingscentrum drone-piloot en RPAS testcentrum
TT-circuit Assen
Ground (car), testing en sensortesting
Race-circuit, combinatie met Sensor City in Assen
Vergelijking met propositie Valkenburg Gericht op agrotoepassingen, voornamelijk onderzoek. Dus afwijkende propositie van Valkenburg. Niet uitsluitend gericht op onbemande vliegtuigen, wel Europese subsidieaanvraag voor unmanned gedaan. Infrastructuur en ondernemersklimaat en relevante bedrijven aanwezig (Fokker, Aerorobotica, Geoinfra, Terma). Bredere propositie dan Valkenburg. Nog in de beginfase. Er zijn geen bedrijven gevestigd, maar Avular en kleinere partijen tonen interesse. Podium voor Drone Xpo 2016. Zelfde propositie als Valkenburg, maar dan alleen voor onbemande vliegtuigen in niet-stedelijk gebied. Gevorderde fase. Mogelijkheid tot testen in de innovation Dock; ruimte voor bedrijven in de drone-, sensor- of roboticszone. Geen mogelijkheid tot buiten testen. Plannen voor testfaciliteit voor procesindustrie in hal (inspecties). Niet uitsluitend gericht op unmanned, want ook gericht op (zakelijk) bemand vliegverkeer. Hoopt bij te kunnen dragen aan Maintenance Valley Woensdrecht. Andere propositie dan Valkenburg. Lijkt in beginfase. In gesprek met de luchtmacht, marine, ROC en Hogeschool InHolland. Zelfde propositie als Valkenburg maar dan alleen voor onbemande vliegtuigen in niet-stedelijk gebied. Door de focus op defensie en militaire vliegtuigen andere propositie dan Valkenburg. Een van de twee opleidingscentra in Nederland voor dronepiloot en testcentrum. Vergelijkbare propositie als Valkenburg. Gericht op onbemande auto’s. Enkele grote autofabrikanten hebben zich gemeld. Er is drie miljoen uitgetrokken voor het rijklaar maken van de baan. Ook Europese subsidieaanvraag (H2020) gedaan.
34
Snelweg A270
Helmond Eindhoven
Ground (car) testing
Snelweg, overig verkeer, real life omstandigheden
Gericht op onbemande auto’s. Betrokken partijen: de RDW, de gemeenten Eindhoven en Helmond, TU Delft, TU Eindhoven, TNO en Beter Bereikbaar Zuidoost-Brabant. Afwijkende propositie dan Valkenburg.
Groningen Airport Eelde
Groningen
-
Vliegveld
Genoemd door staatssecretaris Mansveld, maar geen interesse vanuit het vliegveld.
De meeste opties in Nederland richten zich op onbemande vliegtuigen. Geen van allen beoogt de drie verschillende opties (air, ground, marine) te combineren. De RDM-campus in Rotterdam komt nog het meeste in de buurt, aangezien daar de mogelijkheid bestaat voor het testen van de verschillende opties. Dit is echter alleen mogelijk in de indoortestfaciliteit, niet buiten. Naast het TTcircuit Assen en het proefwegvak in Helmond zijn de rest van de locaties gefocust op onbemande vliegtuigen. Een aantal van deze opties is breder gepositioneerd, zoals Businesspark Aviolanda Woensdrecht en Breda International Airport. Het grote voordeel hiervan is dat essentiële onderdelen van het ecosysteem al aanwezig zijn: ondernemersklimaat, infrastructuur en bedrijfsgebouwen. Vooral in Woensdrecht zijn al enkele belangrijke partijen gevestigd zoals Fokker, Aerorobotica, Geoinfra en Terma. Ook is vanuit deze locatie een subsidieaanvraag voor Horizon 2020 gedaan (het resultaat moet nog worden afgewacht). Dit maakt Woensdrecht een potentieel alternatief voor Valkenburg. Van de overige Aerial UV-testlocaties zijn nog drie andere locaties een (voormalig) vliegveld: Twente, Den Helder en Leeuwarden. In tegenstelling tot Valkenburg worden de drie vliegvelden gekenmerkt door het feit dat ze in ruraal gebied liggen. Vliegveld Leeuwarden heeft een andere focus dan Valkenburg, namelijk defensie, omdat het immers ook nog steeds een vliegbasis is. Deze drie vliegvelden bevinden zich nog in de beginfase van de ontwikkeling van UV-testcentrum. Naast de vliegveldfaciliteiten is er nog weinig activiteit. De laatste locatie voor vliegtuigen, NLR Noordoostpolder, is een van de twee plekken in Nederland waar een opleiding tot dronepiloot gevolgd kan worden. Deze locatie bevindt zich in een meer gevorderd stadium dan de drie genoemde vliegvelden. Naast het opleidingscentrum is er een testcentrum aanwezig voor RPAS, voor test- en trainingsvluchten en voor experimentele vluchten. Voor onbemande auto’s zijn er testfaciliteiten in Helmond en is er het plan om van het TT-circuit Assen een testbaan voor onbemande auto’s te maken, in combinatie met Sensor City in Assen. Gezien de focus op sensoren en interactie met andere sensoren is dit ook relevant voor air en marine vehicles. Voor het TT-circuit in Assen is een aanvraag voor Europese subsidie via Horizon 2020 gedaan (het resultaat moet nog worden afgewacht) en is drie miljoen euro uitgetrokken voor het rijklaar maken van de baan. Enkele grote autofabrikanten hebben nu ook gemeld interesse te hebben, maar het is nog niet bekend welke bedrijven dit zijn.15 Er is geen technische noodzaak om het testen van onbemande vlieg- en voertuigen op één locatie bij elkaar te brengen. Wel kan het door concentratie van sensor- en communicatietechnologie die op Valkenburg ontstaat, aantrekkelijk zijn om daar ook onbemande voertuigen te testen. In aanvulling op de andere initiatieven voor testlocaties is er vooral behoefte aan testen op hoog TRL-niveau, dus
15
Volgens de Wethouder van Assen gaat het om enkele grote automerken, producenten van sensoren, navigatiekaarten en kennisinstellingen.
35
in een reële omgeving. Het gegeven dat er in het gebied ook woonwijken gebouwd gaan worden, biedt de kans één van deze wijken te ontwikkelen als ‘smart unmanned prepared woonwijk’.
4.4 SWOT-analyse Als we Valkenburg vergelijken met andere locaties, ontstaat de volgende SWOT-analyse. Weaknesses
Strengths 1. 2. 3.
Landingsbaan Nabijheid Noordzee Aanwezig human capital
1. 2. 3.
Greenfield ontwikkeling Geen internationale uitstraling Staat van huidig vastgoed
SWOT Threats
Opportunities 1. 2. 3.
Nabijheid Den Haag, Leiden, Delft en Schiphol Verstedelijkte omgeving Nabijheid kennisinstellingen: TUD, ESTEC, UL met behoefte aan testfaciliteit
1. 2. 3.
Propositie woningbouw Concurrentie andere vliegvelden in NL Geen duidelijke politieke lijn
Afbeelding 12.: SWOT-analyse
4.5 Groeimogelijkheden en verbeterpunten De beoordeling van het Entrepreneurial Ecosystem (tabel 4) geeft aan dat het element ‘ondernemersklimaat’ op dit moment de meeste aandacht nodig heeft. De huidige bebouwing is gedateerd en heeft geen internationale uitstraling. Op dit moment is er slechts beperkte economische activiteit op Valkenburg. Vastgoedontwikkeling kan daarom een eerste goede stap in de richting zijn. Om start-ups en andere bedrijvigheid aan te trekken, moeten aantrekkelijke testfaciliteiten worden aangeboden. De recente introductie van RoboValley kan bijdragen aan het versterken van het ondernemersklimaat in de regio. De combinatie van vastgoedontwikkeling en bedrijvigheid is daarmee ook het visitekaartje van Valkenburg naar (inter)nationale partijen. Daarnaast dienen ook slagen gemaakt te worden in de elementen ‘support services en intermediairs’ en ‘regelgeving en politieke steun’. Wat betreft support zijn er weinig aanjagers buiten het huidige initiatief en qua regulering bestaat er veel onduidelijkheid en duren vergunningsaanvragen lang. Wat aan beide aspecten uitkomst zou bieden, is een platform waar informatiestromen rondom UV samenkomen. Dit schept duidelijkheid voor zowel ondernemers als potentiële consumenten. De organisatie TUS Expo is hiermee bezig. Daarnaast is het van belang voor de groei van de bedrijvigheid in UV dat de regelgeving versoepeld wordt. Dit speelt met name voor onbemande vliegtuigen. Een belangrijke en makkelijk te realiseren stap is de vorming van een onderzoeksconsortium. Daarin kunnen publieke en private gebruikers hun roadmap definiëren. Zij kunnen onderzoekers en 36
toeleveranciers vervolgens uitnodigen om hun activiteiten te richten op die roadmap (een voorbeeld van zo’n onderzoeksconsortium is het ISPT in de procestechnologie). Het consortium kan ook de basis zijn voor de in te richten testfaciliteit, dat een cruciaal element is in het ecosysteem.
37
5
Scenario’s
Valkenburg heeft potentie als test- en oefenlocatie en mogelijk ook als exploitatievliegveld. Maar hoe groot is deze potentie? Op basis van al onze inventarisaties en gesprekken hebben wij zes groepen belanghebbenden in beeld gebracht. Zij hebben een overlappend belang om Valkenburg in te richten als ontwikkel- en testlocatie. Zij hebben ieder eigen wensen en randvoorwaarden die ieder ook weer bepaalde investeringen vergen. Als deze randvoorwaarden vervuld zijn, zullen zij mogelijk hun onderzoek, ontwikkeling, testen en exploitatie op Valkenburg gaan lokaliseren. Met al deze onzekerheden in het achterhoofd presenteren we in dit hoofdstuk drie scenario’s. Van elk van deze scenario’s brengen we een indicatie van het ruimtebeslag in beeld en geven we een eerste schets van de economische betekenis, met name als het gaat om directe werkgelegenheid.
5.1 Belanghebbenden Op basis van de technologische en economische combinaties die mogelijk zijn met unmanned technologie hebben we gesproken met belanghebbenden. Er zijn zes groepen actoren voor wie de ombouw van voormalig vliegveld Valkenburg tot Unmanned Valley mogelijk voorziet in een behoefte. Drie van deze groepen hebben wij in het kader van dit onderzoek gesproken, zij hebben deze behoefte ook uitgesproken en kunnen deze kwantificeren. Tabel 7. Belanghebbenden Valkenburg
Actorgroep
Type behoefte
Omvang behoefte
Universiteiten en kennisinstellingen (TU Delft, UL, ESA ESTEC, TNO en mogelijk andere universiteiten) Commerciële UVproducenten Nederland/Europa
Onderzoeksinfrastructuur; Testlocatie; Collectieve en individuele bedrijfsruimte als na een eerste vestiging op de Delft Campus een volgende, grotere vestiging nodig is. Testlocatie; Productielocatie; Sales office.
Testlocatie met start- en landingsbaan; Safetybox, een afgebakende ruimte waarin drones kunnen vliegen; Collectieve faciliteiten voor start-ups; Bedrijfsruimte voor doorgroeiende bedrijven. Testlocatie met start- en landingsbaan; Safetybox; Vastgoed voor huur of verkoop; Representatieve collectieve faciliteiten (entree, horeca, parkeren etc).
Politie en defensie; RWS
Test- en trainlocatie om de werking van (elders geproduceerde) unmanned vehicles en hun interactie met de omgeving te testen, te engineeren en te tunen.
Testlocatie met start- en landingsbaan; Safetybox,; Werkruimten, commandoruimten; Trainingsfaciliteiten.
Mbo en hbo; private opleiders
Locaties voor opleiden studenten en trainen werkenden.
Lokalen, theorie en praktijk; Trainingsfaciliteiten.
Projectontwikkeling voor smart cities.
Er zullen nieuwe (woon)wijken worden ontwikkeld waar unmanned technologie wordt geïntegreerd in de infrastructuur.
Geen extra ruimtebehoefte ten opzichte van reguliere woonwijk; Substantiële omvang vanwege schaalvoordelen.
38
Commerciële logistieke bedrijven
Start- en landingsbanen voor drones; Onderhoudsfaciliteiten; Logistieke ruimten; Aansluiting op openbare weg.
Start- en landingsbaan; Logistieke ruimten.
Wij hebben de potentiële gebruikers gevraagd naar de voordelen en nadelen die zij zien bij Valkenburg als testfaciliteit. Voordelen zijn dat er een start- en landingsbaan beschikbaar is waar geen ander vliegverkeer gebruik van hoeft te maken, de corridor naar zee, de nabijheid van TU Delft en de ligging in de Randstad (en bereikbaarheid voor internationale relaties). Nadelen zijn het feit dat er geen andere exploitanten zijn waarmee de kosten zijn te delen, geen bestaande luchtvaart- of maintenancebedrijvigheid is en het feit dat Valkenburg wordt omgeven door woongebieden. Andere vliegvelden hebben een groter onbebouwd gebied tot hun beschikking - al is een bebouwde omgeving, bij testen op het hoogste TRL-niveau ook weer een asset. Onze gesprekspartners zijn in te delen in drie groepen: A. een groep die gelet op de unieke kenmerken van Valkenburg (ligging bij de zee en bij Delft) de voorkeur geeft aan Valkenburg; B. een groep die niet gebonden is aan deze kenmerken, maar gebruik zal gaan maken van het vliegveld dat de beste propositie biedt. Dat kan Valkenburg zijn; C. een groep voor wie de kenmerken van Valkenburg een nadeel zijn, zoals de dichtbebouwde omgeving, de drukte op zee bij Katwijk of de ligging bij bestaande aanvliegroutes van Schiphol. Wij hebben ons vooral gericht op Valkenburg als ontwikkel- en testlocatie, de exploratiefase dus. Als de ontwikkeling van drones zich doorzet, zullen vooral bij fixed-wing drones ook vliegvelden nodig zijn voor exploitatie. Enkele gesprekspartners die dan zo’n vliegveld nodig gaan hebben, zien Valkenburg als potentiële locatie in West-Nederland. Deze actoren zijn nu ieder voor zich op zoek naar het realiseren van hun wensen en verkennen het aanbod van alle relevante vastgoedlocaties en andere testlocaties. De propositie die naar hen kan worden gedaan, kan sterker worden als (zie afbeelding 13):
zij naar elkaar uitspreken dat zij hun investeringsplannen willen afstemmen en gezamenlijk willen realiseren. Vaak vergt dit een alliantie of consortium; zij gezamenlijk willen investeren in ondersteunende faciliteiten die voor ieder van belang zijn; een publieke of publiek-private speler voorziet in een aantal basisvoorzieningen (en de [voor]financiering daarvan).
39
Afbeelding 13. Belanghebbenden en gemeenschappelijke faciliteiten
5.2 Drie scenario’s Met behulp van Technology Readiness Levels (TRL’s) kunnen we de behoefte van de verschillende partijen voor een cluster en testlocatie voor UV’s indelen in categorieën. Wanneer we deze TRL benadering toepassen op Valkenburg, kunnen we drie mogelijke scenario’s onderscheiden. Bij een hoger TRL groet ook het aantal gebruikers en het volume van bedrijvigheid op Valkenburg. Min-scenario: compacte test- en productielocatie voor rotordrones (TLR 4-5). Het minimale scenario is dat Valkenburg een compacte testlocatie wordt voor rotordrones. Op dit moment is er belangstelling van ontwikkelaars en producenten van rotordrones om Valkenburg te gebruiken als test- en eventueel productielocatie (de helft van de droneproducenten onder onze Nederlandse gesprekspartners). Daarnaast geven RoboValley Delft en het Space Business Innovation Center (SBIC) in Noordwijk aan dat er testbehoefte is van bedrijven die ontstaan in hun incubators. Het ruimtebeslag is beperkt. Rotordrones hebben geen start- en landingsbaan nodig maar wel een ‘safetybox’, een dedicated ruimte in de lucht (ten minste 500 x 500 meter) waar zij op hun vlieggedrag en, bij meerdere drones, hun onderlinge interactie kunnen worden getest. Onderdeel van het testen van drones is de wisselwerking tussen vliegende en rijdende voertuigen waarvoor ook faciliteiten op de grond nodig zijn. Concurrerend element van Valkenburg is het kunnen vliegen op de Noordzee behind line of sight via de beschikbare corridor.16 Mid-scenario: een Europese propositie en een testlocatie voor publieke spelers die ook willen testen met fixed-wing drones (TRL5-8). Een testlocatie met een luchtruim van 500 x 500 meter voldoet voor een groot deel van de testbehoefte van Nederlandse onderzoekers, producenten en gebruikers van rotordrones. In het mid-scenario worden twee nieuwe klantgroepen aangetrokken: (1) Europese onderzoekers, producenten en gebruikers en (2) gebruikers van fixed-wing drones. Om de concurrentie met andere Europese testlocaties aan te kunnen, is een groter luchtruim nodig. Een verdere stap is daarnaast dat grote meetbedrijven als Fugro of grote publieke spelers met een beheersfunctie zoals Rijkswaterstaat, de kustwacht of de politie (en hun toeleveranciers zoals TNO) gaan testen met drones, inclusief fixed-wing drones. Zij zullen dan willen testen of het mogelijk is op grote schaal
16
Wij hebben niet onderzocht welke delen van de Noordzee voor de kust van Katwijk beschikbaar zijn voor het vliegen van drones.
40
werkzaamheden uit te laten voeren boven Nederland en boven de zee, respectievelijk hoe drones zich gedragen in pro- en contratoepassingen. Het mid-scenario vergt een daadwerkelijke start- en landingsbaan van maximaal 1 kilometer, een groter luchtruim (1.000 x 1.000 meter) en een corridor naar de zee. Dan zullen ook maintenancebedrijven zich vestigen en uitbreiden en zullen de eerste mbo‘ers en hbo‘ers met toegespitste opleidingen in leer- en stagebedrijven zich voorbereiden op een baan in de UV-sector. Deze toepassingen zullen ertoe leiden dat ook dataonderzoekers en -bedrijven zoals KPN hun kantoren en medewerkers op Valkenburg willen stationeren en sensoren zullen plaatsen. Er komt een gemeenschappelijk data-instituut voor aardobservatiedata.17 Deze kennis kan ook worden ingezet om de eerste unmanned-prepared woonwijk in Nederland te ontwikkelen in Valkenburg. Max-scenario: exploitatie op Valkenburg (TLR 8-9). Naar verwachting zal na een jaar of vijf duidelijk zijn of grote publieke en commerciële toepassingen van fixed-wing drones op Valkenburg aan de orde zullen zijn. In de exploratiefase zal immers duidelijk worden of de technische resultaten van voldoende niveau zijn, of de regelgeving en de maatschappelijke acceptatie vliegen met drones mogelijk maakt en of de huidige actieradius van 200 kilometer een belangrijke reden blijft om op meer plekken in Nederland (en in ieder geval vlak bij de zee) een vliegveld operationeel te houden. Defensie heeft besloten zijn aan te schaffen fixed-wing drones te stationeren op vliegbasis Leeuwarden. Als Rijkswaterstaat en commerciële operators gebruik gaan maken van fixed-wing drones zullen zij daarvoor op enkele plaatsen in Nederland een vliegveld nodig hebben om het hele oppervlak van Nederland te kunnen bevliegen. Valkenburg kan dan een optie zijn in West-Nederland. Voor Rijkswaterstaat, als beheerder van de zee, is de corridor naar de zee dan belangrijk. Als Valkenburg die rol gaat vervullen in West-Nederland zijn nieuwe investeringen nodig in onderhoud van de baan, bereikbaarheid, verkeersleiding, communicatie en vastgoed voor bedrijven en dergelijke. De relatie tussen deze scenario’s, ook in de tijd, is als volgt. De volumes van het mid-scenario zullen zich pas na een aantal jaren voordoen. Om het mid- en max-scenario mogelijk te maken, zal vanaf het begin moeten worden aangegeven dat ‘Unmanned Valley’ deze ambities heeft en dat de benodigde ruimte beschikbaar is. Als na vijf jaar blijkt dat de doorgroei naar een Europees testcentrum of een testlocatie voor fixed-wing drones niet in beeld komt, kan op dat moment alsnog besloten worden het ruimtebeslag beperkt te houden. In een minimumscenario blijft het aantal functies dus beperkt en komen ze in een langzaam tempo tot ontwikkeling. In het maximumscenario komen binnen vijf jaar meerdere functies in beeld. Dit is zichtbaar gemaakt in afbeelding 14. Er zijn in Nederland zo’n zestig valleys, clusters en campussen. Met name campussen startten meestal op het terrein van een universiteit of kennisinstellingen of met het R&D-lab van een groot bedrijf. Zij groeiden verder door als valley door autonome groei, spinoffs en acquisitie. Deze afbeelding laat zien dat Valkenburg vrijwel greenfield moet beginnen en een hoge groei zal moeten doormaken om over tien jaar substantie te hebben.
17
Vergelijk de Nationale Databank Wegverkeersgegevens NDW en diverse wetenschappelijke collecties.
41
Afbeelding 14. Scenario’s verbeeld
5.3 Ruimtebeslag De ruimtebeslag in elk van de scenario’s kent vier elementen: a. de ruimte die op de grond nodig is voor de start- en landingsbaan en voor het rijden met onbemande voertuigen, en de bijbehorende commandoruimten; b. de ruimte die in de lucht nodig is voor het vliegen met drones; c. de bedrijfsruimte die bedrijven en andere gebruikers nodig zullen hebben voor hun medewerkers en voor het stallen van hun toestellen;18 d. de openbare ruimte en de ruimte voor collectieve activiteiten.
Het ruimtebeslag van de ontwikkeling van Valkenburg bij deze scenario's kan als volgt verlopen. 1. Min-scenario: compacte test- en productielocatie voor rotordrones Op dit moment is er belangstelling van ontwikkelaars en producenten van rotordrones om Valkenburg te gebruiken als test- en eventueel productielocatie. De benodigdheden voor deze bedrijven op Valkenburg verschillen al naar gelang het soort drone dat ze produceren. Rotordrones hebben geen start- en landingsbaan nodig maar wel een dedicated ruimte in de lucht. Als de regelgeving dat toelaat, zal er ook snel behoefte ontstaan om te testen behind line of sight. Dit kan in Valkenburg door de Noordzee op te vliegen – maar dit vergt geen extra ruimtebeslag op Valkenburg behalve de verbinding tussen gekozen testareaal en de corridor naar de Noordzee (die via de westrand van het gebied over de duinen loopt).
18
Een indicatie voor het ruimtebeslag dat dit soort bedrijven nodig hebben, komt voort uit de uitspraak van een van de droneproducenten dat het bedrijf voor 100 werknemers 1.000 tot 1.500 m 2 nodig heeft. Dit komt neer op 10 tot 15 m2 per fulltime werknemer.
42
2. Mid-scenario: een Europese propositie en een testlocatie voor publieke spelers die ook willen testen met fixed-wing drones. Er zal een ruimte in de lucht van 1.000 x 1.000 meter beschikbaar moeten zijn. Als er behoefte ontstaat om te testen met fixed-wing drones zal een daadwerkelijke start- en landingsbaan van maximaal 1 kilometer nodig zijn, inclusief ruimte voor stalling en onderhoud van drones. Er zullen investeringen gepleegd gaan worden voor onderlinge communicatie en dataverkeer. 3. Max-scenario: exploitatie op Valkenburg. Na de exploratiefase zal het gebruik van drones ook in de exploitatiefase terechtkomen. Voor rotordrones is geen landingsbaan nodig, voor fixed-wing drones wel. Als deze exploitatie doorzet, zal een baan van maximaal 1 kilometer dagelijks gebruikt gaan worden. Voor Rijkswaterstaat en de kustwacht zal het dan naar verwachting ook wenselijk zijn dat zij bij incidenten altijd kunnen opstijgen van het vliegveld, en niet alleen als er ruimte is omdat andere gebruikers het vliegveld niet nodig hebben. Dan zullen ook aanvullende onderhoudsinvesteringen nodig zijn en ruimte voor onderhouds- en opleidingsbedrijven. Een exacte berekening van het ruimtebeslag is geen onderdeel van deze studie. Als wij een indicatieve schatting geven, is die als volgt: Tabel 8. Ruimtebeslag in de scenario’s
Start/landingsbaan, testruimte op de grond, commandofaciliteiten Ruimte voor testen in de lucht (inclusief start en landingsbaan Bedrijvenpark voor bedrijven, onderzoekers en publieke gebruikers, inclusief openbare ruimte bij max. 1400 arbeidsplaatsen Doorgroei naar 1800 arbeidsplaatsen met extensiever ruimtebeslag Groene ruimte om buffer te vormen naar woningbouw
Mid-scenario 20 ha
Max-scenario 20 ha
100 ha 15-20 ha
100 ha
30-40 ha Pm
Pm
Wij hebben eerder aangegeven dat ten minste het ruimtebeslag van het mid-scenario beschikbaar moet zijn. Het ruimtebeslag van de bedrijven loopt uiteen van intensief in de exploratiefase tot gemiddeld bij de exploitatiefase in het max-scenario, als er ook fixed-wing drones worden gestald en onderhouden in hangars. De gegevens van andere campussen leren dat het ruimtebeslag uiteenloopt van 30 tot 100 fte per hectare (Twente respectievelijk HTC Eindhoven). Voor het mid-scenario gaan wij uit van een terreinquotiënt van circa 80 fte per hectare en in het max-scenario van 50 fte per hectare.
5.4 Economische effecten scenario’s Om de mogelijke omvang van de verschillende scenario’s in beeld te brengen, gebruiken we drie methoden: 1. een onderzoek onder een steekproef van veertien bedrijven; 2. een vergelijking met de lessen die zijn te trekken uit de ontwikkeling van andere campussen; 3. verwachtingen van experts en belanghebbenden. 43
Een onderzoek onder veertien bedrijven Wij hebben veertien bedrijven gevraagd of zij de komende jaren een locatiekeuze zullen maken en of Valkenburg daarbij een optie is. Binnen de steekproef van veertien bedrijven gaven er acht aan te willen testen op Valkenburg. Dit varieert van enkele dagen per week tot enkele dagen per maand: voor bedrijven is het lastig een precieze prognose te maken van de testbehoefte in de toekomst. Bij de huidige stand van zaken willen drie van de acht ondernemingen die willen testen op Valkenburg, zich ook daadwerkelijk vestigen op Valkenburg. Samen verwachten zij een groei naar tweehonderd fulltime werknemers in de komende vijf jaar. De overige ondernemingen uit de steekproef die wij gesproken hebben, kiezen niet voor Valkenburg, omdat relocatie niet aan de orde is of omdat er nabij hun locatie andere alternatieven zijn. De referentie van andere campussen Als we in Nederland spreken over een valley gaat het over een gebied van nabije maar niet aangesloten concentraties van bedrijven en kennisinstellingen (Food Valley, Health Valley, Energy Valley). Zo zal ook Unmanned Valley gebruik maken van de onderlinge nabijheid van concentraties van bedrijven en kennisinstellingen in Delft, Noordwijk, Valkenburg en Leiden. Door het versterken van de samenwerking en het uitbreiden van de faciliteiten profiteren allen. Ook bij Unmanned Valley is de verwachting dat bedrijven die zich vestigen op Valkenburg sneller groeien door de aanwezigheid van Delftse en Leidse kennis (via onderzoek en via afgestudeerden). Daarnaast kunnen robotica spinoffs in Delft sneller groeien door de aanwezigheid van testlocaties (inclusief ondersteunende meetfaciliteiten en ICT) op Valkenburg. Wij hebben in dit onderzoek gekeken naar de rol die het vliegveldterrein Valkenburg kan spelen als centrumlocatie in Unmanned Valley. Daarmee heeft het Valkenburgterrein de kenmerken van een campus. De initiatiefnemers willen daar elementen bij elkaar brengen die ook in andere campussen een rol spelen: -
-
-
een onderzoeks- en testinfrastructuur om het gedrag van unmanned vehicles (in interactie met elkaar, met hun omgeving en met hun piloten) te meten onder allerlei omstandigheden. Deze infrastructuur is meestal eigendom van een publieke of publiek-private rechtspersoon (vergelijk MARIN in Ede, het NRL in onder meer Marknesse, het Magnetenlab van de RUN, de ‘proefboerderij’ van de Dairy Campus in Leeuwarden of de recent geopende Deltagoot in Delft19); bedrijfsruimten voor startende bedrijven. Op universiteitsterreinen worden deze geleverd door de universiteit, voorzichtig raken ook private projectontwikkelaars geïnteresseerd in vastgoed voor start-ups;20 bedrijventerreinen voor bestaande bedrijven die hun productie willen verplaatsen of uitbreiden nabij de andere faciliteiten.
19
http://www.cobouw.nl/nieuws/algemeen/2015/10/03/deltagoot-bespaart-miljoenen. De ‘Deltagoot’ vergde een investering van 26,5 miljoen. Belangrijke klanten zijn bijvoorbeeld het ministerie van Infrastructuur en Milieu (Rijkswaterstaat), de EU, grote aannemers en betonfabrieken. 20 Bron: FD, Acht universiteiten richten vastgoedfonds op voor commerciële investeerders, 27 augustus 2015.
44
De ontwikkeling van campussen wordt tweejaarlijks in beeld gebracht door Buck Consultants. Als we de data van Buck Consultants (2014) nader analyseren, zijn de afgelopen twintig jaar zo’n dertig campussen gestart en de meeste zijn ook doorgegroeid. Op dit moment telt Buck 27 campussen. Daarvan zijn er acht gestart met het R&D-lab van een groot concern, wat gelijk volume geeft. Zestien campussen zijn gestart op het terrein van een universiteit wat spin-offs geeft. Drie campussen zijn gestart zonder een van beide maar bijvoorbeeld door bijzondere faciliteiten (de proefboerderij op de Friesland Dairy Campus) of gemeenschappelijke bedrijfsruimte (HSD). Buck maakt onderscheid tussen drie fasen die een verschillend groeitempo kennen:
de opstartfase, waar in twee jaar tijd het aantal bedrijven gemiddeld groeit van twee naar acht en het aantal werkenden van tien naar honderd; de groeifase, waar het aantal bedrijven groeit met 11 procent per jaar en het aantal werkenden met 25 procent per jaar; de volwassen fase met groeicijfers van 5 procent respectievelijk 8 procent per jaar.
De groei is ook zichtbaar in afbeelding 15 waarin alle campussen zijn geordend naar aantal bedrijven en werkgelegenheid. De lijn is niet het gemiddelde groeipad van deze campussen, maar wel illustratief voor de groei die kan ontstaan: aan de rechterkant zijn de volwassen campussen zichtbaar, aan de linkerkant de campussen in de opstartfase. De campussen die gestart zijn vanuit gezamenlijke faciliteiten zijn nog klein. De ontwikkeling van campussen verloopt veelal exponentieel. Na een bescheiden start met enkele (nieuwe) bedrijven trekken deze weer andere bedrijven aan en groeien de eerste en de daarna gekomen bedrijven beide door. Als een campus wordt opgericht vanuit een bestaand R&D-lab of een incubator is er vanaf de start volume. Valkenburg start niet met de aanwezigheid van een R&D-lab van een groot bedrijf en evenmin op het terrein van een universiteit of hbo. De driver voor groei is in eerste instantie de testfaciliteit. Het is zaak dat deze snel nationale betekenis krijgt, zodat alle testen en metingen daar gaan plaatsvinden. Ook kan snel gewerkt worden aan buitenlandse opdrachtgevers (er zijn nu enkele testfaciliteiten in het buitenland die zich met een Engelstalige website presenteren).
45
Afbeelding 15. Campussen in Nederland. Bron: Buck Consultants (2014), bewerking Birch.
Als we enerzijds de uitspraken van de bedrijven en publieke belanghebbenden die we gesproken hebben en anderzijds het algemene ontwikkelpad van campussen naast elkaar leggen, dan zouden de scenario's als weergegeven in tabel 9 invulling kunnen krijgen. In de tweede kolom van tabel 9 op de volgende pagina staan de directe werkgelegenheidseffecten. De indirecte effecten (bouwbedrijven, catering, facilitair, communicatie, etc.) worden in de technische sector meestal geraamd op 0,5 van de directe werkgelegenheid. In de derde kolom is het totaal van directe en indirecte effecten begroot. Tabel 9 geeft de effecten op locatie Valkenburg. De effecten op de groei van bijvoorbeeld Delftse bedrijven als gevolg van de aanwezigheid van een testlocatie op Valkenburg zijn niet meegeteld. De meeste experts en bedrijven duiden hun verwachte groei in fte’s. In de topsector HTSM ligt de toegevoegde waarde per fte op circa 90 duizend euro (tegenover een gemiddelde in Nederland van ruim 80 duizend euro) (CBS, 2015), dus daarmee kan de economische betekenis worden geschat op 13-45 miljoen in het min-scenario en 80-160 miljoen in het max-scenario.
46
Tabel 9. Effecten van scenario’s
Bedrijven en faciliteiten die zich vestigen
Min-scenario 10-20 producenten van systemen en payload en bedrijven die rotordrones gebruiken voor monitoring, sensoring en dergelijke. Onderzoeks- en testfaciliteit (baan, safetybox, meetinstrumenten, data-opslag, werkplekken voor gebruikers). Totaal Mid-scenario Doorgroei van scenario min: 20-40 bedrijven (producenten, toeleveranciers, gebruikers van rotordrones en observatiedata). Spin-offs van Delft die de campus daar ontgroeien, vestigen zich op Valkenburg. Uitbreiding testfaciliteit voor fixed-wing drones, inclusief communicatiefaciliteiten. Gemeenschappelijk data-instituut voor aardobservatiedata. Doorgroei tot Europese testfaciliteit: ook buitenlandse bedrijven gaan gebruikmaken van testfaciliteiten. Een roc vestigt een leerbedrijf. Totaal Max-scenario Doorgroei van rol voor productiebedrijven, toepassers, TU spin-offs en buitenlandse bedrijven die zich vestigen. Naast testfaciliteit ook exploratievliegveld voor fixed-wing drones, voor Rijkswaterstaat/kustwacht en commerciële gebruikers. Maintenancebedrijven vestigen zich: 50-100 banen Een roc vestigt Unmanned Vehicles College Smart woonwijk, voorbereid op unmanned vehicles Totaal
Directe werkgelegenheid (fte)
Totaal directe en indirecte werkgelegenheid
100-300
20
150-500
400-500
100-300 50 pm 30-50 pm 800-1400
500-1000 50-100
50-100 pm pm 900-1800
De meeste bedrijvigheid wordt in deze scenario’s verwacht van de komst van bedrijven. In het minscenario gaat het mede om volwassen bedrijven die overwegen naar Valkenburg te verhuizen als de faciliteiten daar op orde zijn. Later zal het ook gaan om bedrijven die starten en doorgroeien op Valkenburg. Voor een deel volgt het mid-scenario drie tot vijf jaar na het min-scenario; de testfaciliteit voor fixedwing drones is een cruciale voorwaarde. Hoe eerder die komt hoe eerder het mid-scenario in beeld komt. Het max-scenario komt over acht tot tien jaar in beeld. Hier is het vliegveld voor de exploitatie van fixed-wing drones een belangrijke voorwaarde. Hoe eerder dit start hoe eerder die groeiversnelling in beeld komt.
47
6.
Samenvatting en conclusies
1. Veelbelovende markt Wereldwijd groeit de rol en de markt van onbemande voertuigen. Unmanned technologie heeft kenmerken die kunnen leiden tot exponentiële groei zoals bij mobiele telefonie en smartphones. Het heeft toepassingen voor consumenten, voor de zakelijke/industriële markt en voor de publieke sector; het wordt gedreven door technologieën die ook voor andere toepassingen worden ontwikkeld: IoT, 5G (interactieve netwerken), sensorontwikkeling, big data en patroonherkenning. Net als bij mobiele telefonie kan de groei worden versneld door de komst van toepassingen die nu nauwelijks te voorspellen zijn. 2. Randvoorwaarden voor groei De mondiale ontwikkeling van UV zal naar verwachting onverminderd doorgaan. Verwacht wordt dat als alle voorwaarden vervuld zijn, de groei snel zal verlopen. Er worden groeicijfers van 30 procent per jaar genoemd. De defensiemarkt is al omvangrijk (5 miljard dollar in 2013) en zal binnen tien jaar naar verwachting verdubbelen. De civiele markt is nu nog klein, maar zal naar verwachting een exponentiële groei doormaken. Op de defensiemarkt zijn de kaarten al aardig geschud, op de civiele markt is nog veel te winnen. In dit verband worden vier factoren genoemd, die het groeitempo bepalen: - technologie; - toepassingen; - intercomptabiliteit; - regelgeving. Op het terrein van onbemande voertuigen speelt Nederland een ondergemiddelde rol in R&D binnen Europa. Op enkele onderdelen van de UV-technologie heeft Nederland wel sterke niches in de R&D. Niches die door onderzoekers en gebruikers worden genoemd zijn communicatie met/tussen systemen (swarming, outdoor-indoor-navigatie en navigatie beyond line of sight), sensoring en patroonherkenning. Deze R&D-velden liggen dicht tegen toepassing aan, en zeker voor Nederland is toepassing in zo reëel mogelijke situaties een belangrijke voorwaarde voor groei. 3. Groei versnellen De ontwikkeling van UV-technologieën kan worden versneld, indien sprake is van lerende ecosystemen. Naast de elementen die een Entrepreneurial Ecosystem succesvol maken, zijn voor unmanned technologie de volgende elementen cruciaal: -
co-locatie (nabijheid en diversiteit in kennis, ideeën en overtuigingen); collectieve ontwikkeling en experimenten zodat de stappen op de TRL-ladder versneld doorlopen kunnen worden; gemeenschappelijke standaarden; real-life testlocaties.
Om de voordelen van co-locatie te benutten, komen technologieclusters, innovatienetwerken en valleys tot stand. Vaak doordat één of meer grote bedrijven een strategische keuze maken om hun R&D te concentreren en ook andere bedrijven uit te nodigen op deze locatie (denk aan de High Tech Campus in Eindhoven, Chemelot in Geleen of de Green Chemistry Campus in Bergen 48
op Zoom). Voor sommige technologieën zijn grote fysieke omstandigheden van belang, zoals de haven van de RDM-campus in Rotterdam of Maintenance Valley op vliegveld Woensdrecht. Universiteiten dragen bij aan deze ontwikkeling via onderzoeks- en innovatiesamenwerking, spinoffs en soms het ter beschikking stellen van faciliteiten als labs. In Nederland is er op dit moment geen concentratie van unmanned technologie op één locatie, waardoor versnippering van kennis, talent, faciliteiten, ondernemerschap en financiële middelen dreigt. Wel kenmerkt de sector zich door veel (bereidheid tot) uitwisseling. Op het terrein van unmanned vehicles ontbreken in Nederland echter grote OEM’ers die andere sleutelactoren aan zich weten te verbinden. Dat betekent dat een andere actor het initiatief moet nemen om een compleet ecosysteem te bouwen. Er is overigens geen enkel Europees land waar deze voorwaarden nu vervuld zijn, of dat opvallend verder is dan andere landen. Denemarken, Spanje en Groot Brittannië lopen nog het meest voorop: zij hebben een grote testlocatie die zich ook als zodanig profileert, die een Engelstalige website heeft en die nu al een vestiging van een OEM’er heeft (Boeing in Denemarken, Fada in Spanje en QinetiQ in Wales). Zij zijn allen nogal afgelegen gesitueerd, verder weg van een (universiteits)stad. Op de TRL-ladder ligt de toegevoegde waarde van Nederland op de hogere TRL-niveaus (dichter bij de markt): het effectief laten communiceren en benutten van systemen in een reële omgeving. 4. Regio West als logische regio Als we in Nederland een sterker ecosysteem willen bouwen, waar ligt dat dan voor de hand? Nederlandse bedrijven bewegen zich op diverse schakels in de keten, met uitzondering van grootschalige massaproductie. Er zijn geen grote OEM’ers die op grote schaal unmanned vehicles zullen gaan produceren. Die zijn vooral te vinden in VS, Israël en China. In dit verband kan een parallel worden getrokken met de auto-industrie: Nederland heeft geen grote OEM’ers. Wel vindt uitbestede productie (Mini bij VDL in Born) en assemblage (Tesla in Tilburg) hier plaats en zijn er grote essentiële toeleveranciers zoals Inalfa Room Systems in Venray. Ook in de verwante industrie van de luchtvaart heeft Nederland geen grote OEM’ers, maar wel grote toeleveranciers als Fokker. En in de ruimtevaart zijn er enkele spelers als Airbus Defence and Space Netherlands in Leiden en ESTEC en incubator SBIC in Noordwijk. Deze zijn allen gevestigd in Zuid-Holland. Naast deze producenten heeft Nederland een positie in R&D. Op het brede terrein van unmanned technologie bekleedt Nederland in Europa een bescheiden positie. De bedrijven die in een rol spelen in het unmanned spectrum zijn in Zuid-Holland te vinden, maar ook daarbuiten. Op het terrein van robottechnologie speelt TU Delft internationaal een grote rol, met name daar waar het gaat om besturing, sensoren en de onderlinge communicatie tussen systemen. Vergeleken met bijvoorbeeld sectoren als life sciences & health en de chemie is de time-tomarket in het unmanned spectrum kort en zijn de initiële investeringen voor een producent of exploitant relatief laag. Dat betekent dat kleinere spelers een belangrijke rol kunnen spelen op de markt. Deze zijn relatief vaak te vinden in West-Nederland (en niet in de klassieke technologieregio’s als Twente of Zuidoost-Brabant). 49
5. Valkenburg heeft potentie als Unmanned Valley Een belangrijk element voor de doorgroei van onbemande voertuigen is de beschikbaarheid van een testlocatie. Vliegtuigen, voertuigen en vaartuigen zijn van dezelfde technologie afhankelijk en hoeven niet op voorhand op dezelfde locatie getest te worden: a. Voor drones is een start- en landingsbaan van belang (voor de meeste rotordrones kan deze klein zijn, alleen voor fixed-wing drones kan deze oplopen tot 1 kilometer). Daarnaast is vooral een ruimte van belang waar de drone kan vliegen voor testen boven land.21 Voor bepaalde toepassingen is ook vliegen boven zee en behind line of sight van belang. b. Voor onbemande auto's presenteren Assen en Helmond zich nu als testlocatie (onbemande auto's hebben een specifieke component, namelijk dat er een mens in zit die als eerste zal reageren, wat anders is dan de onbemande voertuigen die op afstand bestuurd worden). Voor overige onbemande voertuigen is er nog geen centrale testlocatie. Voor onbemande vaartuigen bieden de RDM-campus (Rotterdam) en Marin (Ede) een indoortoepassing. Naar verwachting zal er in Europa ruimte zijn voor meerdere ontwikkel- en testfaciliteiten. De meest nabije testlocatie buiten Nederland is St. Truiden in België, circa 40 kilometer ten westen van Maastricht, dat ook in gebruik is als regulier regionaal vliegveld. In Nederland is mogelijk ook ruimte voor meerdere testfaciliteiten. Op dit moment bieden zes vliegvelden in Nederland zich aan als testlocatie. Omwille van de schaal en efficiency ligt het echter voor de hand om één locatie te hebben waar experimenten, innovatie, producenten en toeleveranciers zich kunnen concentreren. Wij hebben de potentie van Valkenburg getest bij belanghebbenden en potentiële gebruikers. Voor de meeste van hen zijn de voordelen belangrijker dan de nadelen. Voordelen zijn dat er een start- en landingsbaan beschikbaar is waar geen ander vliegverkeer gebruik van hoeft te maken, de corridor naar zee, de nabijheid van TU Delft en de ligging in de Randstad (en bereikbaarheid voor internationale relaties). Nadelen zijn het feit dat er geen andere exploitanten zijn waarmee de kosten zijn te delen, geen bestaande luchtvaart- of maintenancebedrijvigheid (zoals in Woensdrecht) en het feit dat Valkenburg wordt omgeven door woongebieden. Andere vliegvelden hebben een groter onbebouwd gebied tot hun beschikking, al is een bebouwde omgeving, bij testen op het hoogste TRL-niveau ook weer een asset.
6. Sterkten en zwakten in het ecosysteem – aanpassingen zijn nodig Wij hebben circa tien belanghebbenden en veertien bedrijven gesproken. Sommige van hen willen zich graag vestigen op Valkenburg vanwege de unieke kenmerken van deze locatie. Een grote groep is niet gebonden aan deze kenmerken, maar zal gebruik gaan maken van het vliegveld dat de beste propositie biedt. Dat kan Valkenburg zijn. En voor een derde groep zijn de kenmerken van Valkenburg een nadeel. Om de eerste twee groepen aan te trekken, moet het ecosysteem van Valkenburg worden verbeterd. Het ecosysteem bevat enkele goede en voor een deel unieke kenmerken (nabijheid van TU Delft, toegang tot de Noordzee, ligging in de Randstad, een landingsbaan die niet voor andere doeleinden wordt gebruikt), maar ook een aantal matige 21
Gecontroleerd hebben de meeste drones weinig ruimte nodig. Testen vinden echter plaats om na te gaan hoe een drone reageert als de besturing wegvalt of wordt verstoord en daar is meer ruimte voor nodig.
50
en zwakke elementen (geen aantrekkelijk vastgoed, geen leidende organisatie, onduidelijk politiek commitment). Net als andere fysieke campussen vergt de verbetering van het ecosysteem een voorinvestering die pas op lange termijn wordt terugverdiend.22 Deze voorinvestering kan in fasen verlopen: er kan meer worden geïnvesteerd als meer bedrijven en publieke spelers bereid zijn meer activiteiten naar Valkenburg te brengen. Op dit moment is er vrijwel niets, is er geen leidende organisatie en is er geen ontwikkelpad dat bedrijven en anderen kan helpen bij hun locatiekeuzen. Als die er wel zijn, kunnen bedrijven worden gevraagd om hun basiscommitment uit te spreken en kan een investeringsprogramma stapsgewijs worden ingevuld. Naast de fysieke en financiële randvoorwaarden is van alle elementen in het ecosysteem vooral het leiderschap nu belemmerend: iedereen wacht op iedereen en daardoor gebeurt er onvoldoende. Een belangrijk punt dat nu al ingevuld kan worden is een gezamenlijk onderzoeksconsortium.
7. Scenario’s Om de kansen voor Valkenburg te verbeelden, beschrijven wij drie scenario’s. Min-scenario: compacte test- en productielocatie voor rotordrones Het minimale scenario is dat Valkenburg een compacte testlocatie wordt voor rotordrones. Op dit moment is er belangstelling van ontwikkelaars en producenten van rotordrones om Valkenburg te gebruiken als test- en eventueel productielocatie. Daarnaast geven RoboValley Delft en SBIC Noordwijk aan dat er testbehoefte is van bedrijven die ontstaat in hun incubators. Het ruimtebeslag is beperkt. Mid-scenario: daarnaast testlocatie voor publieke spelers die ook willen testen met fixed-wing drones In het mid-scenario worden twee nieuwe klantgroepen aangetrokken: (1) Europese onderzoekers/producenten en gebruikers en (2) gebruikers van fixe dwing drones. Om de concurrentie met andere Europese testlocaties aan te kunnen is een groter luchtruim nodig. Een verdere stap is zo dat grote meetbedrijven als Fugro of grote publieke spelers met een beheersfunctie zoals Rijkswaterstaat, de kustwacht of de politie (en hun toeleveranciers als TNO) gaan testen met drones, inclusief fixed-wing drones. Dit vergt een daadwerkelijke start- en landingsbaan van maximaal 1 kilometer, een groter luchtruim (1.000 x 1.000 meter) en een corridor naar de zee. Deze toepassingen zullen ertoe leiden dat ook dataonderzoekers en -bedrijven als KPN hun kantoren en medewerkers op Valkenburg willen stationeren en sensoren zullen plaatsen. Dan zullen ook maintenancebedrijven zich vestigen en uitbreiden en zullen de eerste mbo’ers en hbo’ers in leer- en stagebedrijven zich voorbereiden op een baan in de UV-sector. Max-scenario: exploitatie op Valkenburg Naar verwachting zal na een jaar of vijf duidelijk zijn of grote publieke en commerciële toepassingen van fixed-wing drones op Valkenburg aan de orde zullen zijn. Als Valkenburg die rol gaat vervullen in West-Nederland zijn nieuwe investeringen nodig in onderhoud van de baan, bereikbaarheid, verkeersleiding/communicatie en vastgoed voor bedrijven en dergelijke.
22
De enige grote campus die in private handen is, is de High Tech Campus in Eindhoven. Deze is in 2012 door Philips verkocht aan Ramphastos Investments. De Chemelot Campus in Geleen is in 2011 door DSM verkocht aan een consortium waarin naast DSM Nederland ook twee publieke spelers deelnemen: Provincie Limburg en Universiteit Maastricht.
51
8. Aanpak De ontwikkeling van Valkenburg zal stapsgewijs verlopen. Om het mid- en max-scenario mogelijk te maken, zal vanaf het begin moeten worden aangegeven dat ‘Unmanned Valley’ deze ambities heeft en dat de benodigde ruimte beschikbaar is. Als na vijf jaar blijkt dat de doorgroei naar een Europees testcentrum of een testlocatie voor fixed-wing drones niet in beeld komt, kan op dat moment alsnog besloten worden het ruimtebeslag beperkt te houden. Als het mid-scenario tot stand komt, ligt er een basis voor het max-scenario. Elke fase valideert de volgende. Voorwaarde voor elk basisscenario is dat er een investering wordt gepleegd in een testfaciliteit. Omdat de gebruikers en dus klanten bestaan uit een mix van publieke en private spelers en omdat onderzoek en testen voor publieke actoren een belangrijke rol zullen spelen in de financiering, is het wenselijk als er een alliantie wordt gevormd door deze sleutelspelers, die naar elkaar toe hun commitments uitspreken over ambities, de stappen zetten en de bijbehorende investeringen plegen. Dit is vooral van belang zolang er geen andere beoogde gebruikers van de ruimte zijn, die mee kunnen investeren in de infrastructurele voorzieningen. De bouw van de alliantie kan ondersteund worden met een collectief onderzoeksprogramma. In korte tijd (driekwart jaar) moet een beoogd clustertrekker de overtuiging kunnen ontwikkelen of deze coalitie is te realiseren en deze coalitie ook bij elkaar brengen. Daarna kan stapsgewijs de ontwikkeling van Valkenburg worden opgepakt, te beginnen met een beperkt ruimtebeslag. Na drie tot vijf jaar zal duidelijk zijn of doorontwikkeling mogelijk is en vervolginvesteringen noodzakelijk.
52
7. Referenties AUVSI. (2013). The economic impact of unmanned aircraft systems integration in the United States. Association for Unmanned Vehicle Systems International (AUVSI). Brief van de minister van Veiligheid en justitie, de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu en de minister van Economische Zaken Nadere uitwerking kabinetsstandpunt drones. 28 augustus 2015. Buck Consultants (2014). Inventarisatie en analyse campussen 2014. Uitgevoerd in opdracht van Ministerie van Economische Zaken. https://www.rijksoverheid.nl/binaries/rijksoverheid/documenten/rapporten/2015/02/23/actualisatiecampussen-onderzoek-buck-consultants-international/analyse-campussen-nederland.pdf CBS (2014). Monitor topsectoren 2014. Uitkomsten 2010, 2011 en 2012. Centraal Bureau voor de Statistiek. Ecorys (2015). Werkgelegenheidseffecten Vliegveld Valkenburg. Impact van een nadere invulling werkfuncties. Ecorys European Union Open Data Portal. (2015). Cordis – EU research projects under FP7 (2007-2013) en CORDIS – EU research projects under Horizon 2020 (2014-2020). Geraadpleegd op 25-08-2015 via https://opendata.europa.eu/en/data/dataset/cordisfp7projects en http://opendata.europa.eu/en/data/dataset/cordis-h2020projects-under-horizon-2020-2014-2020 Gartner (2015). Press release: Gartner’s 2015 Hype Cycle for Emerging Technologies Identifies the Computing Innovations that Organizations Should Monitor. Geraadpleegd op 16-09-2015 via http://www.gartner.com/newsroom/id/3114217. Gilsing, V. (2003). Exploration, exploitation and co-evolution in innovation networks (No. ERIM PhD Series; EPS2003-032-ORG). Erasmus Research Institute of Management (ERIM). Heblich, S., & Slavtchev, V. (2014). Parent universities and the location of academic startups. Small Business Economics, 42(1), 1-15. HSD (2015). A blessing in the skies? Challenges and Opportunities in Creating Space for UAVs in the Netherlands. Den Haag, Nederland: The Hague Security Delta. ING Economisch Bureau (2015). Hightech meets business. De economische impact van technologie voor sectoren, organisaties en mensen. ING. Ministerie van Defensie (2007). Beleidsbrief Wereldwijd Dienstbaar. Rijksoverheid: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2007/09/18/beleidsbrief-wereldwijddienstbaar Ministerie van Defensie (2015). Antwoorden op vragen over voorstudie project MALE UAV. Tweede Kamer: http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/detail?id=2014Z01430&did=2014D02945
Ministeries van V&J, I&M en EZ, 30 806 Onbemande vliegtuigen (UAV) (Kabinetsstandpunt Drones) , brief 2 maart 2016. Porter, M. (2003). The economic performance of regions. Regional studies, 37(6-7), 549-578 Ndonzuau, F. N., Pirnay, F., & Surlemont, B. (2002). A stage model of academic spin-off creation. Technovation, 22(5), 281-289.
53
Nooteboom, B., Van Haverbeke, W., Duysters, G., Gilsing, V., & Van den Oord, A. (2007). Optimal cognitive distance and absorptive capacity. Research policy, 36(7), 1016-1034. Scholten, V. E. (2006). The early growth of academic spin-offs:[factors influencing the early growth of Dutch spin-offs in the life sciences, ICT and consulting] (Doctoral dissertation, Wageningen Universiteit). Stam, E. (2014), The Dutch Entrepreneurial Ecosystem. Utrecht: Utrecht University; Birch Research. Steffensen, M., Rogers, E. M., & Speakman, K. (2000). Spin-offs from research centers at a research university. Journal of business venturing, 15(1), 93-111. Tweede Kamer. (2015a). Nr. 178. Motie van het lid Verhoeven. Tweede Kamer via: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32637-187.html Tweede Kamer (2015b). Conceptverslag van een algemeen overleg over drones. Tweede Kamer, geraadpleegd op 18-09-2015 via http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/verslagen/detail?id=2015D33947&did=2015D33947 Valkenburg an innovation engine (2014). Clever use of existing infrastructure for growth. Wageningen UR (2015). Wageningen UR Unmanned Aerial Remote Sensing Facility (UARSF). Geraadpleegd op 18-09-2015 via http://www.wageningenur.nl/en/Expertise-Services/Chair-groups/EnvironmentalSciences/Laboratory-of-Geoinformation-Science-and-Remote-Sensing/Research/Integrated-landmonitoring/UARSF.htm
54
Bijlage 1: Bedrijven in Nederland rond AUV technologie Ten behoeve van dit onderzoek is een inventarisatie gemaakt van bedrijven en instellingen in en rond AUV technologie. De bedrijven in Zuid Holland zijn gearceerd aangegeven. Naam
Business
Locatie
DRIESSEN ASSURANTIEN
Verzekeringen
Amsterdam
NLR Stichting Nationaal Lucht en Ruimtevaart Laboratorium
National aerospace laboratory
Amsterdam
BSS Holland
Onbemand grondvoertuig defense
Amsterdam
LVNL
Luchtverkeersleiding
Schiphol
Company Power
Filming service
Volendam
United
Filming service
Hilversum
Videopilot
Filming service
Almere
Aerovision BV
geoinformatie
Naarden
Weimo
Light-weight materials
Aalsmeer
Rebel Space BV
Rocket systems, space industry
Enkhuizen
DHAS (Den Helder Aircraft Systems)
Monitoring with drones
Den Helder
Skyxplorer
Monitoring with drones
Heiloo
Lemo
Supplier of connectors
Heemskerk
Grootjen Marc - Eaglescience
Innovative software
Haarlen
Morphima
Filming service
Haarlem
ESA-BIC
Business incubation centre
Noordwijk
HEAD COMMUNICATIONS BV
Data management
Noordwijk
SBIC NOORDWIJK
Space innovation centre
Noordwijk
Galleryluchtfoto
Filming service
Noordwijk
Metasensing BV
Sensors for mapping technology
Noordwijk
Helicam europe
Filming service
Noordwijk
Luchtopnamen
Filming service
Noordwijk
Drone Solutions
Consulting
Wassenaar
Fugro
Onderwater vehicles
Leidschendam
Photodrone
Filming service
Rijswijk
AVIONICS CONTROL SYSTEMS
Navigation
Leiden
Airbus
Multifunctional drone
Leiden
Dutch Aerial Works
Filming service
Oegstgeest
Skeye BV
Monitoring with drones
Leiderdorp
SKYEYE
Monitoring with drones
Leiderdorp
GEOMETIUS BV
Sensors & navigation
Alphen aan den Rijn
Air Film Productions
Filming service
Den Haag
DRONE INSURANCE
Verzekeringen
Den Haag
Aircarus
Monitoring with drones
Den Haag
Air Footage
Filming service
Den Haag
Ampyx Power
Autopiloot vliegtuig voor windenergie
Den Haag
E-HELI BV
Rotorbladen
Den Haag
Aerialtronics
Multifunctional drone
Den Haag
Amsterdam
55
TNO
Onderzoek
Den Haag
Robot Security Systems
SAM: Secure Autonome Mobile
Den Haag
Fotopiloot
Filming service
Delft
Science and Technology BV
Sensors & navigation
Delft
Isis
Small satelites
Delft
Technische Universiteit Delft
Onderzoek
Delft
Atmos UAV
Multifunctional drone
Delft
Micro Air Vehicle Laboratory
Laboratory Micro UAV
Delft
Delft Dynamics
Multifunctional drone
Delft
Sky Survey
Monitoring with drones
Pijnacker
Dutch Drone Company/Omniworkx
Monitoring with drones
Maasdijk
DRONESPECIALIST
Reseller
Zoetermeer
Blikvanboven
Filming service
Capelle aan den IJssel
DoBots
Verschillende soorten 'autopiloot' systemen
Rotterdam
SKYCAP
Monitoring with drones
Rotterdam
Rotoreye
Filming service
Rotterdam
In2Nova
Consulting
Rotterdam
Ecorys Nederland BV
Consulting
Rotterdam
Fotovanbovenaf
Filming service
Hoek van Holland
SGS
Certification & testing
Spijkenisse
Sky Vision
Monitoring with drones
Heinenoord
CTP
Industrial maintenance
Dordrecht
Bocavista
Filming service
Woerden
Prometech BV
Security services
Utrecht
Agridrone
Agriculture
Utrecht
Videodrone
Filming service
Baarn
Idrones
Monitoring with drones
Amersfoort
Height tech
Reseller
Buren
High Eye
Multifunctional drone
Lexmond
Ocufly Aerial services
Onbekend
Terneuzen
DARPAS
Nederlandse vereniging UAV
Hoogerheide
Geo Infra
Engeneering services
Oud Gastel
Spie
Industrial maintenance
Breda
UAS bv
Luchtvaartreglementen & veiligheidsvoorschiften
Etten-Leur
Lookdown
Filming service
Tilburg
Refitech
Waalwijk
Avular
Fiber materials design, engineering and manufacturing of proffesional UAV systems
JAKAJIMA
Netwerkorganisatie
Eindhoven
Segula
Autonomous multi physics systems
Eindhoven
Vigilance
Intelligence, serveillance en reconnaissance systems
Eindhoven
AMT Netherlands
Engines
Geldrop
SecureinAir
Monitoring with drones
Helmond
Euro Drone Inspections
Monitoring with drones
Geleen
Flying Eye
Filming service
Air Vision
Filming service
Valkenburg Valkenburg aan de Geul
Eindhoven
56
FlyFocus
Filming service
Ede
Hygear Fuel Cell Systems B.V.
Fuell cel systems
Arnhem
MICROFLOWN AVISA
Acoustic recognition
Arnhem
Blackbird Aerial Productions
Filming service
Zevenaar
Eye Wings
Monitoring with drones
Doetinchem
Rayflight
Filming service
Eibergen
HITT (onderdeel Saab)
Navigation & control
Apeldoorn
TRNDLabs
Simpele commerciele drones
Rijssen
Clear Flight Solutions
Agriculture
Enschede
Universiteit Twente
Onderzoek
Enschede
Lionix Bv
Lab-on-a-chip
Enschede
SENSUS ENERGY BV
Solar systems
Enschede
Thales
Electronics
Hengelo
Track'Air Systems
Camera’s
Oldenzaal
Royal TenCate N.V.
Polymers materials
Almelo
Float360
Filming service
Almelo
GEOSENSE
Mining sensors
Den Ham
URSUS AIRBORNE
Monitoring with drones
Den Ham
Dacom BV
sensoraparatuur voor argicultuur
Emmen
Cloud Shots
Filming service
Zwolle
Ocean Space Consult
Consulting
Marknesse
GEOMARES
Measurements & navigation marine
Lemmer
GIM INTERNATIONAL
Mapping equipment
Lemmer
HYDRO INTERNATIONAL
Water sensors
Lemmer
Parosha
Brandweer ground robot
Sint Annaparochie
Fieldwork Company
Monitoring with drones
Groningen
57
Bijlage 2: Onderzoek onder 14 bedrijven Bedrijf
Grootte (wns) 50 - 100
Huidige locatie ZH/NB
Vestigen op Valkenburg? 100 fte binnen een jaar.
5 - 10
ZH
Productie en toepassing drones Robotica
50 - 100
ZH
Uitbreiden van 8 naar 915 fte 60-90 fte binnen 5 jaar
25 – 50
ZH
Nee
5.
Productie van drones
5 - 10
ZH
Nee
6.
Toepassing: Luchtopnames
0-5
ZH
Nee
2 personen / week. 1x per maand 20-30 pers. 4 personen 3 dagen / week, 1 keer in de anderhalve maand 1 dag per maand
7.
Toepassen drones bij inspectie in diverse sectoren Productie van drones
25 - 50
ZH
Nee
1 dag per maand
5 – 10
ZH
Nee
Af en toe
Toepassen drones bij landmetingen Aerospace, defensie, security sector Toepassen drones voor agridoeleinden Toepassen drones bij inspectie in de industrie Offshore energy sector Toepassing drones op gebied van landmeetkunde
10 - 25
ZH
Nee, is reseller
Misschien, voor demonstratievluchten
500+
NB/ZH
Nee, te duur
Misschien
0-5
Utrecht
Nee
Nee, “kan in de wei om de hoek”
2
Gelderland
Nee
Nee, te ver weg
0-5
NH
Nee
Nee, te ver weg
3
NB
Nee
Nee, zit op Woensdrecht
1.
2.
3.
4.
8.
9.
10.
11.
12.
13. 14.
Toepassen drones, binnnenkort productie navigatie
Testruimte huren op Valkenburg?
Benodigdheden Bedrijfsruimte; eigen laboratorium
Loods 10001500 m2; kantoorruimte
Een groot testgebied (hectare) Open lucht testing
Een straal van 500 m zonder obstakels, stroom of wifi
58
Bijlage 3: Gesprekspartners interviews 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17.
Robert Adang (Koninklijke Luchtmacht) Ad Bastiaansen (Waterwatch) en Koen Verberne (Datacraft) Joris den Bruinen (HSD) Edwin Cozijn (Vigilance) Arie van den Ende en Bart Remes (TU Delft) Matthijs den Haan (Terma) Reinder Happee (TU Delft) Jaap van den Herik (RU Leiden) Martin Kodde (Fugro) Lucas van Oostrum (Dutchcreators) Pieter Christiaan van Oranje (AGT) Chris van der Plasse (InnovationQuarter) Martin Roos (Lobeco) Paul Sinninge en Willem Oosterveld (HCSS) Jack de Vries (HKS Strategies) Niels Westendorp (TUS Expo) Mark Wiebes (Nationale Politie)
59
Bijlage 4: Korte telefonische interviews met bedrijven
Aerialtronics Agridrone Aircarus Atmos UAV Avionics Den Helder Aircraft Systems Dutch Drone Company/Omniworkx Eyewings Geoinfra Geometius High Eye
60