Afspraken tussen GGD Zuid Holland West en de regiogemeenten (Delft, LeidschendamVoorburg, Midden Delfland, Pijnacker-Nootdorp, Rijswijk, Wassenaar, Westland, Zoetermeer) inzake Toezicht en handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Wettelijke en algemene kaders Voor de afspraken tussen GGD en gemeenten gelden de volgende wettelijke en algemene kaders: - de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (hierna Wko); - de Regeling Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; - de Beleidsregels werkwijze toezichthouder kinderopvang en peuterspeelzalen en de daaruit voortvloeiende toetsingskaders, modelrapportages en selectieformulieren. Specifieke afspraken 1. Onderzoek voor registratie of wijziging (artikel 1.62 lid 1 Wko): afspraken werkwijze - De gemeente informeert de houder dat de gegevens worden doorgegeven aan de GGD. - De gemeente stuurt het aanvraag- of wijzigingsformulier met bijlagen direct door naar de GGD, bij voorkeur via de mail:
[email protected], met het verzoek om een voorinspectie (bij een nieuwe aanvraag) of een incidenteel onderzoek (bij wijziging van kindplaatsen) uit te voeren. - In geval van een nieuwe aanvraag voert de GGD een voorinspectie binnen 8 weken uit. Dit onderzoek is gebaseerd op artikel 3 van de Beleidsregels werkwijze toezichthouder kinderopvang. - In geval van een wijziging (uitbreiding aantal kindplaatsen) voert de GGD een incidenteel onderzoek binnen 8 weken uit. Dit onderzoek is gebaseerd op artikel 4 van de Beleidsregels werkwijze toezichthouder kinderopvang. - Indien het onderzoeksresultaat positief is, stuurt de GGD een rapport van de voorinspectie naar de houder en gemeente waarin staat dat tot exploitatie kan worden overgegaan. - Indien het onderzoeksresultaat negatief is, bericht de GGD telefonisch de houder en gemeente dat niet tot exploitatie kan worden overgegaan en stuurt het rapport op naar houder en gemeente. - Indien sprake is van een strijdige situatie dan treedt de gemeente op richting houder en kan o.a. op grond van artikel 1.66 lid 2 van de wet het in exploitatie gaan worden verboden. De gemeente controleert (of laat de GGD controleren) of dit ook wordt nageleefd. Zo niet dan kan de gemeente handhavend optreden. - De GGD rapporteert aan houder en gemeente uiterlijk in de laatste week voor het verstrijken van de 8 weken termijn na melding. - De gemeente stuurt, na ontvangst van de rapportage, een beschikking naar de houder over het al dan niet in exploitatie kunnen gaan en zendt de GGD daarvan een kopie. Indien (dreiging van) “niet akkoord” wordt door de inspecteur binnen de termijn van 8 weken mondeling overleg gevoerd met de gemeente over hoe verder. Bij “niet akkoord” wordt een volledige rapportage opgesteld. - Binnen 3 maanden na de start van de exploitatie controleert de GGD het nieuw geopende kindercentrum/gastouderbureau. Dit onderzoek is gebaseerd op artikel 4 Beleidsregels werkwijze toezichthouder kinderopvang. 2. -
-
Rapportage (artikel 1.63 lid 5): afspraken over openbaarmaking rapport De houder ontvangt van de GGD binnen zes weken na het inspectiebezoek de concept versie van het rapport. Binnen twee weken na het ontvangen van het conceptrapport door de houder, neemt de toezichthouder contact op met de houder voor hoor en wederhoor. Indien er geen overeenstemming is over de inhoud van het rapport, kan de houder zijn zienswijze op papier zetten en deze binnen twee weken naar de toezichthouder sturen. De zienswijze van de houder wordt één op één aan het rapport toegevoegd. Gemeente en houder ontvangen beiden van de GGD binnen drie weken na ontvangst van de zienswijze, de definitieve versie van het rapport. Het rapport wordt door de GGD geplaatst in het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen. Het rapport is niet openbaar voor zover de Wet openbaarheid van bestuur daarvoor gronden biedt.
Pagina 1 van 5
3. -
4. -
5. 6. -
Jaarlijkse rapportage (artikel 1.62 lid 2): afspraken over de jaarlijkse rapportage Alle jaarlijkse rapportages worden vóór 1 februari van het volgend kalenderjaar aan de gemeenten verzonden. In het rapport wordt de zienswijze van de houder vermeld. Ook als de houder geen zienswijze heeft gegeven of als de zienswijze niet tot wijzigingen heeft geleid wordt dat vermeld. In het rapport wordt een eindbeschouwing van de toezichthouder gegeven. In het rapport wordt een advies aan de gemeente gegeven over wel/niet handhaven. De inspecteurs geven het advies licht handhaven als er verlichtende omstandigheden zijn. De inspecteur geeft in de toelichting aan wat deze verlichtende omstandigheden zijn. Hierdoor wordt fictief de prioriteit verlaagd van hoog naar gemiddeld of van gemiddeld naar laag. Als de GGD het advies zwaar handhaven geeft dan geldt het omgekeerde. Schriftelijk bevel (artikel 1.65 lid 3): afspraken hoe gemeente betrokken wordt De GGD informeert de gemeente direct telefonisch/per mail over het voornemen tot het verstrekken van een schriftelijk bevel en motiveert de noodzaak tot het geven van een bevel. De GGD geeft binnen een zo kort mogelijke tijd het schriftelijke bevel (indien mogelijk, wetende dat de gemeente dit volledig ondersteunt). De gemeente stuurt eveneens een brief aan de houder waarin aangekondigd wordt dat wanneer het bevel niet wordt opgevolgd, de gemeente bestuursrechtelijk zal optreden en dat tegelijkertijd om een zienswijze wordt gevraagd op grond van artikel 4:7 van de Algemene wet bestuursrecht. Indien het probleem niet binnen de gestelde termijn is opgelost, zal de gemeente het bevel verlengen. Nader onderzoek (artikel 1.62 lid 3): afspraken wanneer dit onderzoek plaatsvindt en wie initiatief neemt (artikel 6 Beleidsregels werkwijze toezichthouder kinderopvang) Wanneer bij een onderzoek overtredingen worden geconstateerd, geeft de gemeente aan de houder schriftelijk een hersteltermijn. De gemeente verzoekt de GGD schriftelijk of digitaal om na de hersteltermijn een nader onderzoek te verrichten naar de genoemde overtredingen. De GGD controleert na afloop van de termijn en stelt een rapport op. Inspectie (on)aangekondigd: afspraken of en wanneer er (on)aangekondigde inspecties worden uitgevoerd Onaangekondigde inspecties kunnen worden uitgevoerd naar aanleiding van: jaarlijkse onderzoeken of nader onderzoeken; (ernstige) vermoedens van overtredingen van bijvoorbeeld de beroepskracht-kind-ratio of inzet van niet bevoegd personeel; gerede twijfel over de kwaliteit van het kindercentrum of gastouderbureau; ontvangen klachten/signalen; op verzoek van, dan wel in overleg met, de GGD; indien handhavingsinstrumenten zijn opgelegd aan de houder. Onaangekondigde inspecties vinden uitsluitend plaats in opdracht van de gemeente.
7. 8. -
Signalen uit inspecties: afspraken over informeren van gemeente rond signalen bezochte instellingen Signalen die tijdens een inspectie van een instelling over de eigen instelling gehoord worden, worden verwerkt in de rapportage. Jaarrapportage (artikel 1.67): werkwijze en inhoud bijdrage aan gemeentelijk jaarverslag Aanleveren gegevens toezichthouder voor jaarverslag Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen: zie model jaarverslag. Er worden jaarlijks nadere afspraken gemaakt over het aanleveren van gegevens door de GGD aan de gemeenten.
Pagina 2 van 5
9. -
-
-
Klachten en signalen: omgang met klachten en signalen en wanneer dit tot onderzoek leidt Als er klachten/signalen bij de GGD binnenkomen die moeten leiden tot actie van de gemeente omdat er sprake is van een overtreding van een wettelijke bepaling door een houder of een sterk vermoeden hiervan, wordt dit gemeld bij de ambtenaar kinderopvang van de gemeente. Als daarvoor, naar de mening van de gemeente, aanleiding bestaat zal de gemeente een schriftelijke opdracht (dan wel per mail) aan de GGD verstrekken tot nader onderzoek. De gemeente geeft signalen over slecht functionerende kinderopvangcentra door aan de GGD. Als er klachten/signalen bij de gemeente worden gemeld dan besluit de gemeente (zo nodig na overleg met de GGD) of aan de GGD een opdracht wordt gegeven voor een nader onderzoek. Als de klager een ouder is, is het van belang of men reeds intern geklaagd heeft en wat het resultaat daarvan was (de houder moet schriftelijk reageren op een klacht). De gemeente overlegt met de GGD of deze klachten op grond van eerdere bezoeken bekend zijn. Als er voldoende aanleiding is te vermoeden dat er echt iets mis is, wordt in overleg met de GGD bepaald of vooruitlopend op het volgende reguliere onderzoek een extra onderzoek wordt ingesteld (artikel 1.62 lid 3), of dat de klacht wordt meegenomen bij de volgende reguliere inspectie.
Gemeentelijke taken af te stemmen met GGD 10. Register: afspraken over doorgeven nieuwe meldingen en wijzigingen naar GGD - De gemeente stuurt het aanvraagformulier met bijlagen direct door naar de GGD, bij voorkeur via de mail:
[email protected]. - In geval van wijziging van het aantal kindplaatsen stuurt de gemeente het wijzigingsformulier met eventuele bijlagen door naar de GGD, bij voorkeur via de mail:
[email protected]. 11. 12. -
-
13. -
Aanwijzen toezichthouder (artikel 1.61): formele positie toezichthouder regelen Het college wijst de directeur van de GGD aan als toezichthouder. Opsporing: beleid niet gemelde opvang (artikel 5 Beleidsregels werkwijze toezichthouder kinderopvang) De gemeente doet niet aan opsporing in juridische zin, dat is een taak van de politie. Er wordt geen actief opsporingsbeleid gehanteerd. Als er meldingen of signalen binnenkomen die duiden op (een vermoeden van) illegale opvang dan beoordeelt de gemeente of er actie wordt ondernomen richting GGD en wordt in overleg bepaald wat de vervolgactie is: (on)aangekondigd bezoek, onderzoeken of er sprake is van meldingsplichtige kinderopvang/peuterspeelzaal en zo ja, vervolgopdracht onderzoek doen zoals genoemd in artikel 1.62 lid 1. Indien na onderzoek door de GGD blijkt dat er geen sprake is van kinderopvang/peuterspeelzaal in de zin van de wet, dan stelt de toezichthouder de gemeente op de hoogte. De gemeente meldt dit aan de houder. Financiering: afspraken over inzet gelden uit gemeentefonds voor toezicht en handhaving Per jaar worden de tarieven voor inspecties van kinderopvang en peuterspeelzalen vastgesteld door het algemeen bestuur van de GGD. De financiering van de kosten van de GGD is gebaseerd op de kosten per inspectie, per nieuwe inspectie of nader onderzoek.
Pagina 3 van 5
14. -
-
-
Handhaving: beleid ontwikkelen aan de hand van afwegingsmodel handhaving VNG De VNG heeft in juni 2012 een nieuw Afwegingsmodel handhaving kwaliteit Wet kinderopvang en peuterspeelzalen opgesteld. Gemeenten en GGD nemen de handreiking van de VNG als uitgangspunt voor het handhavingsbeleid. Het afwegingsmodel is de basis voor het lokale handhavingsbeleid. Het afwegingsmodel is gebaseerd op het negatieve effect dat zich kan voordoen bij een overtreding. Met betrekking tot de hersteltermijnen zijn enkele wijzigingen ten opzichte van het VNG model doorgevoerd, namelijk: Prioritering Hersteltermijn Laag 5 - 12 maanden Gemiddeld 6 weken - 6 maanden Hoog 7 dagen - 3 maanden Dit afwegingsmodel wordt door de gemeenten toegepast om de ernst van een overtreding te kunnen bepalen en om vervolgens daarop het sanctiebeleid en de hersteltermijnen te kunnen baseren.
Het handhavingsbeleid valt uiteen in twee fasen: Fase 1 - De GGD benoemt in het inspectierapport welke overtredingen hebben plaatsgevonden. - Houder en gemeente ontvangen een exemplaar van het inspectierapport. - De gemeente schrijft, indien de GGD overtredingen constateert, op basis van het ontvangen inspectierapport de houder aan en benoemt daarin welke maatregelen de houder binnen welke termijn moet nemen. De gemeente kan dat doen in de vorm van een waarschuwing, aanwijzing of bevel. De gemeente kan in deze brief benoemen welke algemene of concrete sancties worden genomen bij niet tijdige naleving. De GGD ontvangt een kopie van de brief aan de houder met de daarin genoemde hersteltermijn. De afgesproken termijnen zijn: prioriteit laag 5 tot 12 maanden, prioriteit gemiddeld 6 weken tot 6 maanden en prioriteit hoog 7 dagen tot 3 maanden. - Uit de door de gemeente verzonden brief aan de houder blijkt of de GGD opdracht krijgt tot het uitvoeren van een nader onderzoek. - Gemeente en houder ontvangen een exemplaar van het inspectierapport met de resultaten van het nader onderzoek. - Voldoet de instelling aan alle eisen, dan kan het handhavingstraject als afgesloten worden beschouwd. De houder ontvangt hierover een schriftelijk bericht van de gemeente. Fase 2 -
-
15. -
Voldoet de instelling niet aan alle eisen, dan volgt fase 2 en zal de gemeente bepalen of en zo ja welke sancties aan de instelling worden opgelegd om naleving van de kwaliteitseisen af te dwingen. De gemeente beschikt daartoe over een aantal sanctie-instrumenten die de wet biedt, zoals een verbod om de exploitatie voort te zetten, verwijdering uit het register, bestuursdwang, dwangsom, bestuurlijke boete, strafrechtelijke opsporing en vervolging. Handhaving: afspraken op dossierniveau Wanneer de gemeente handhavend optreedt, dan ontvangt de GGD kopieën van de correspondentie met de houder. Waar nodig vindt overleg plaats met de leidinggevende van de toezichthouder en worden afspraken tussen GGD en gemeente op maat gemaakt in specifieke situaties.
16. Coördinatie: afstemming met andere gemeentelijke toezichthouders Invulling coördinatierol is aan de gemeente, daarbij kan gedacht worden aan: - Brandweer - Bouwen en wonen - Juridische zaken rond handhaving
Pagina 4 van 5
17. -
18. -
Overleg tussen gemeente en GGD Minimaal vier keer per jaar vindt er periodiek overleg plaats tussen de GGD en de gemeenten over de taken in het kader van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. De GGD zorgt voor de uitnodiging en agenda. Overleg tussen individuele gemeenten en de GGD vindt plaats naar behoefte en in onderling overleg. Evaluatie Een jaar na vaststelling van deze afspraken worden deze geëvalueerd en zo nodig bijgesteld. Zo nodig kunnen deze afspraken met wederzijdse instemming tussentijds worden aangepast.
Pagina 5 van 5