Universiteit Gent Faculteit Pedagogische en Psychologische Wetenschappen Academiejaar 2008-2009 1e examenperiode
PRIMAIRE EN SECUNDAIRE PSYCHOPATHIE KAN ER EEN ONDERSCHEID GEMAAKT WORDEN OP BASIS VAN INTERPERSOONLIJKE KENMERKEN?
Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de Psychologie Optie Klinische Psychologie door Séverine Van de Perre
Promotor: Prof. dr. P. Verhaeghe Begeleiding: Jochem Willemsen
1
Ondergetekende, Séverine Van de Perre, geeft toelating / geen toelating tot het raadplegen van de scriptie door derden.
Handtekening,
2
DANKWOORD Deze masterproef is het kroonstuk van mijn opleiding Klinische Psychologie. Uiteraard ben ik een aantal mensen een woord van dank verschuldigd want zonder hun hulp was het veel moeilijker geweest. Allereerst wil ik mijn begeleider J. Willemsen bedanken voor zijn tijd, uitleg en de snelle feedback. Zijn hulp was onontbeerlijk om deze masterproef tot een goed einde te brengen. Een woord van dank gaat ook uit naar Prof. F. Declercq. Zijn hulp en kennis voor het schrijven van casus Alex –die in deze masterproef wordt uiteengezet- waren hierbij een grote bijdrage. Vervolgens wil ik mijn ouders bedanken omdat zij mij de mogelijkheid hebben gegeven om te studeren en mij steeds hebben aangemoedigd wanneer het moeilijker ging. Als laatste wil ik tenslotte mijn vriend bedanken die mij steeds heeft gesteund en mijn masterproef heeft nagelezen.
3
INLEIDING “Hij zal je uitkiezen, je ontwapenen met zijn woorden, en je beheersen met zijn aanwezigheid. Hij zal je verrukken met zijn geestigheden en zijn plannen. Hij zal je op een aangename tijd trakteren, maar je zult altijd de rekening gepresenteerd krijgen. Hij zal je toelachen en om de tuin leiden, en hij zal je angst aanjagen met zijn ogen. En als hij met je klaar is, en hij zal met je klaarkomen, dan zal hij je in de steek laten, beroofd van je onschuld en je trots. Je zult veel ongelukkiger achterblijven, maar niet veel wijzer, en lange tijd zul je je afvragen wat er gebeurd is en wat je verkeerd hebt gedaan” (Uit een opstel ‘Een psychopaat in de gevangenis’, geciteerd uit Hare 2003a, p. 33).
Wanneer men het heeft over psychopaten denken velen aan gruwelijke en gewetenloze seriemoordenaars. Dat is het beeld dat de media ons –vaak verkeerdelijk- voor ogen houdt. Er zijn ook heel wat films verschenen over psychopaten, denken we maar aan Hannibal Lecter en Jack The Ripper. Strookt het beeld dat ze ons voor ogen houden van de prototypische psychopaat met de realiteit?
De laatste decennia is er veelvuldig onderzoek naar deze stoornis verricht. De literatuur omtrent het psychopathieconcept is dan ook enorm gegroeid (Boelaert 2008; Hare, 2003a). In hoofdstuk 1 zal ik één van de eerste en belangrijkste pioniers op het gebied van psychopathie bespreken, namelijk Hervey Cleckley. Zijn beschrijving van het klinisch profiel van de prototypische psychopaat komt hier aan bod. De kennis over de psychopathische persoonlijkheidsstoornis is onontbeerlijk aangezien velen beroepshalve in aanraking komen met dergelijke personen. Denken we hierbij aan psychologen in een penitentiaire/forensische context maar ook in het klinisch werkveld kan men met deze personen te maken hebben. Hare en collega’s (1991) hebben een grote bijdrage geleverd aan de forensische setting. In 1991 ontwikkelden zij namelijk de PCL-R, wat als dé gouden standaard wordt beschouwd om psychopathie te meten. De PCL-R heeft eveneens een hoge predictieve validiteit, wat het een nuttig instrument maakt in zowel klinische en zeker in forensische settings (Hare, 2002). De PCL-R zal bijgevolg in deze thesis de nodige aandacht krijgen. Er volgt eveneens een bespreking van de 4 facetten (interpersoonlijk, affectief, levensstijl, antisociaal gedrag) volgens de items van de PCLR, de validiteit, betrouwbaarheid en de factorstructuur van de PCL-R komt aan bod
4
alsook de incidentie van psychopathie (Cooke & Michie, 2001, Hare, 1991, 2002, 2003b, 2006; Hemphill et al., 1998; Neumann et al., 2005). Slechts 1 % van de bevolking voldoet aan de diagnose van psychopathie (Hemphill, Hare & Wong, 1998). Velen zullen hieromtrent zeer verbaasd zijn aangezien zij via de media een verkeerd beeld krijgen omtrent de incidentie van psychopathie. De leek die niet gekend is met het psychopathiebegrip zal er meestal vanuit gaan dat psychopathie en criminaliteit twee begrippen zijn die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Maar criminaliteit is geen noodzakelijk kenmerk van psychopathie (Campbell & Elison, 2005). Hare, de autoriteit op het gebied van psychopathie, erkende dat subcriminele psychopaten op verscheidene plaatsen in onze samenleving functioneren: een toppoliticus, een militair, een professor of een befaamd zakenman (Hare, 1999). Om Lykken te citeren: “Some psychopaths, however, are at least superficially socialized, some have learned the rules and do generally obey them. Especially if they are talented or privileged, they may do well in school, hold a job, succeed in a profession” (Lykken, zoals geciteerd in Campbell en Elison, 2005, p.98) . Dit dient men goed in het achterhoofd te houden en wijst erop dat psychopaten geen homogene groep vormen. In deze thesis zal de subcriminele psychopaat niet verder besproken worden, maar zal verder worden ingegaan op het primair en secundair subtype. Theoretische en klinische ervaring wijzen er namelijk op dat psychopaten van elkaar verschillen in hun levensstijl, op gedragsmatig en interpersoonlijk vlak. Psychopaten vormen met andere woorden geen homogene maar wel een heterogene groep. Dat wil zeggen dat er sprake is van subtypes: de primaire en secundaire psychopaat (Karpman, 1941; Poythress & Skeem, 2005; Skeem et al., 2003; Hervé, 2007). Er heersen heel wat theorieën omtrent de conceptualisatie en etiologie van deze subtypes. De theorieën van Karpman, Lykken, Porter, Mealey en Blackburn krijgen de nodige aandacht in hoofdstuk 2. Karpman (1948) bijvoorbeeld karakteriseert de primaire (idiopathische) psychopaat als emotieloos, berekend, manipulatief en bedrieglijk. De secundaire (pseudo-) psychopaat heeft in tegenstelling tot de primaire psychopaat een geweten, maar deze is ernstig verstoord (Skeem et al., 2003). Secundaire psychopaten delen enkele gemeenschappelijke kenmerken met primaire psychopaten maar in tegenstelling tot de primaire psychopaat heeft het secundair
5
subtype ook last van een onderliggende pathologie of neurotische conflicten. Hoe groter de onderliggende pathologie is, hoe impulsiever ze zich gedragen (Hervé, 2007). Bij secundaire psychopathie is de onderliggende pathologie in feite van primair belang en is de eigenlijke psychopathie van secundair belang (Hervé, 2007). “The idiopathic psychopath is hard to the core, the symptomatic psychopath is tough on the outside and soft on the inside” (Alexander en Healey, geciteerd in Hervé, 2007, p. 433). Waarin verschillen primaire en secundaire psychopaten van elkaar? Op deze vraag bestaat er geen eenduidig antwoord. Primaire psychopaten worden bijvoorbeeld gekarakteriseerd door meer affectieve tekorten (PCL-R factor 1) en minder door impulsiviteit (PCL-R factor 2) in plaats van secundaire psychopaten (Skeem et al. 2003; Skeem et al., 2007). De secundaire psychopaat wordt gelabeld als een agressieve psychopaat (hoge score op agressiviteit, impulsiviteit en angst), dit ligt in de lijn met de bevindingen dat dit subtype vaak betrokken is in geweld en meer reactieve agressie vertoont. Terwijl de primaire psychopaat meer instrumentele agressie gebruikt en daden in koelen bloede zal plegen (Hicks et al., 2004). Hier wordt al een eerste fabel die de media ons voorhoudt rechtgezet: niet alle psychopaten zijn koele, bloeddorstige moordenaars! Men houdt ons ook voor dat psychopaten gewetenloos zijn en angst of schaamte niet in hun woordenboek staan geschreven. Ook dit zal ik ontkrachten in hoofdstuk 2, waarin zal blijken dat de secundaire psychopaat in tegenstelling tot de primaire, wel degelijk menselijke emoties zoals angst, schuld en schaamte kan voelen (Poythress & Skeem, 2005). In hoofdstuk 3 wordt dieper ingegaan in het onderscheid tussen de primaire en secundaire psychopaat en worden de belangrijkste dimensies die deze subtypes onderscheiden op een rijtje gezet. Eveneens komt in dit hoofdstuk de casus van Alex aan bod. Alex is een meesteroplichter en gediagnosticeerd als psychopaat. Niet alleen wil ik met deze casus de kloof tussen theorie en praktijk overbruggen maar ook het beeld van de prototypische psychopaat, zoals Ted Bundy, Jeffrey Dahmer en Charles Manson, doorbreken. Naast deze types heb je namelijk ook ‘the snakes in suits’, waaronder Alex. Is Alex een primaire of een secundaire psychopaat? Aan de hand van de theorieën omtrent primaire en secundaire psychopathie zal ik hierop trachten een antwoord te formuleren.
6
In hoofdstuk 4 zal de onderzoeksvraag beantwoord worden. Er wordt nagegaan of primaire en secundaire psychopaten kunnen onderscheiden worden op basis van hun interpersoonlijke kenmerken: leugenachtig gedrag, grandioosheid, manipulatief gedrag en hun oppervlakkige charme. In dit hoofdstuk zal de interpersoonlijke theorie van Blackburn (1998) de nodige aandacht krijgen omdat deze goed het onderscheid maakt tussen de primaire en secundaire psychopaat op basis van hun interpersoonlijk gedrag. Bij de bespreking van leugenachtig gedrag wordt er niet alleen de klemtoon gelegd op verbale indicatoren maar eveneens op de non-verbale indicatoren die wijzen op een bedrieglijke interpersoonlijke stijl. Eveneens bij het aanwenden van manipulatieve technieken kan er gekeken worden naar het non-verbale gedrag van de psychopaat.
Studies omtrent de verschillen in interpersoonlijk gedrag bij de primaire en secundaire psychopaat zijn eerder schaars maar met deze thesis wordt gepoogd om het onderscheid duidelijker te maken. In het besluit zal duidelijk worden of dit al dan niet een geslaagde poging is geweest. De relevantie van mijn onderzoeksvraag voor de klinische en forensische maar voornamelijk de politionele setting wordt eveneens duidelijk. Het is heel belangrijk om psychopaten als een heterogene groep te beschouwen en eveneens om hun verschillen in interpersoonlijke gedragingen niet over het hoofd te zien. Daarbij dient zowel de verbale als non-verbale gedragingen in acht worden genomen. Vooral de detectie van non-verbale indicatoren van liegen kunnen bijvoorbeeld tijdens een politioneel interview zeer belangrijk zijn. Psychopaten weten met hun charmant voorkomen en vlot spreken anderen in mum van tijd te misleiden, maar men moet verder kijken dan de verhalen die men ten berde brengt. Hun non-verbaal gedrag verraadt vaak hun ware intenties.
7
Hoofdstuk 1
1. PSYCHOPATHIE 1.1 Wat is psychopathie? 1.1.1 Cleckley
Psychopathie wordt gezien als een persoonlijkheidsstoornis waarbij er sprake is van een antisociale, impulsieve levensstijl en een kille egocentrische en manipulerende omgang met anderen (Hare, 2006). Eén van de eerste en belangrijkste pioniers op het gebied van psychopathie is Cleckley. Zijn werk “The Mask of Sanity” (1976) heeft de grondslag gelegd voor het begrip psychopathie zoals wij dat nu kennen. Zijn boek vormt het klinisch raamwerk voor veel van het onderzoek naar psychopathie (Hare, 2003b). Cleckley (1941) benadrukte dat iemand met de diagnose van psychopathie volledige mentaal gezond en competent is en bijgevolg kunnen ze ook volledig verantwoordelijk worden gesteld voor hun gepleegde daden. De prototypische psychopaat omschreven door Cleckley (1976), vertoont geen schuldgevoel maar legt de schuld bij anderen, het zijn anderen die hulp moeten zoeken, niet hij! Psychopaten zijn met hun sluw en charmant voorkomen, meesters in het misleiden. Ze charmeren vaak hun potentiële slachtoffers, zeggen dingen die ze graag horen, waardoor de mensen denken dat ze een warm en goed hart hebben, maar niets is minder waar (Cleckley, 1976). Ze doen zich voor als eerlijk maar al snel zal blijken dat ze kunnen liegen als de besten. Personen met psychopathie houden geen enkele rekening met de gevoelens van anderen, ze hechten zelfs geen enkel belang aan vriendschap (Cleckley, 1976). De psychopaat is eveneens sterk egocentrisch, wat hem moeilijk in staat stelt om liefde te voelen voor een persoon. De enige vorm van liefde die ze kennen en kunnen tonen, is eigenliefde. Naast de onmogelijkheid om liefde te voelen voor anderen vertoont de psychopaat ook een algemene affectarmoede. Hij
8
kan perfect hevig enthousiast reageren of een traantje wegpinken wanneer dat gewenst is, maar dit alles is slechts schijn (Cleckley, 1976). Het inzicht in bepaalde dingen is bij psychopaten eveneens zwaar verstoord. Dat wil zeggen dat hij niet de capaciteit bezit om zichzelf te percipiëren zoals anderen dat doen. Ze hebben geen besef wat anderen voelen of denken. In interpersoonlijke relaties is het vooral het onverantwoordelijk gedrag van psychopaten dat opvallend is. Hoe goed men hen ook tracht te helpen, de psychopaat zal geen enkel teken van appreciatie tonen voor wat anderen voor hem gedaan hebben (Cleckley, 1976). Suïcide komt zelden voor bij psychopaten. Ondanks het gedragspatroon van het overboord gooien en vernietigen van kansen en de tegenslagen die men daardoor kan ondervinden, zien we dat deze personen niet geneigd zijn om de finale stap te zetten en over te gaan tot zelfmoord (Cleckley, 1976). Op gedragsmatig vlak beschrijft hij hen als onverantwoordelijk en steeds op zoek naar spanning en opwinding en geneigdheid naar een antisociale levensstijl. Aan de toekomst denken ze niet veel, maar ze leven eerder van dag tot dag (Cleckley, 1976). Kortom, Cleckley (1976) beschrijft psychopaten als zijnde individuen die oppervlakkige emoties vertonen, gebrek hebben aan schuldgevoelens en aan empathie en meester zijn in het liegen. Het grote pluspunt van zijn werk is dat hij gebruik heeft gemaakt van 15 gevalstudies die hij in zijn boek uitvoerig heeft uiteengezet. Verder geeft hij de lezer een beschrijving van het klinisch profiel van psychopaten, bij welk type personen psychopathie kan voorkomen en een vergelijking met andere stoornissen (Hare, 2003a). Cleckley geeft tussen zijn beeldende klinische beschrijvingen eveneens zijn eigen bespiegelingen over het gedrag van de psychopaat en de mogelijke betekenis erachter (Hare, 2003a). “De psychopaat is niet bekend met de elementaire feiten of gegevens van wat men persoonlijke waarden zou kunnen noemen en is in het geheel niet in staat zulke zaken te begrijpen. (…) Schoonheid en lelijkheid, behalve in een zeer oppervlakkige betekenis, goedheid, slechtheid en liefde, afgrijzen en humor
9
hebben geen werkelijke betekenis en kunnen hem niet roeren. Verder mist hij het onvermogen om te zien dat anderen geroerd zijn. Het is alsof hij ondanks zijn scherpe intelligentie kleurenblind is voor dit aspect van het menselijke bestaan” (Cleckley, 1976, p. 90). Op basis van zijn gevalstudies maakte Cleckley zijn klinische beschrijving van psychopathie. Hij stelde een lijst samen van 16 persoonlijkheidskenmerken die de psychopaat karakteriseren (Boelaert, 2008). Tabel 1: De 16 kenmerken van psychopathie volgens Cleckley (Hare, 2002). 1. Oppervlakkige charme en goede
9. Egocentrisch zijn en de onmogelijkheid
intelligentie
om liefde te tonen
2. Afwezigheid van wanen en andere
10. Gebrek aan belangrijke affectieve
signalen van irrationeel denken
reacties
3. Afwezigheid van “zenuwachtigheid”
11. Specifiek verlies van inzicht
of psychoneurotische manifestaties 4. Onbetrouwbaarheid
12. Onverantwoordelijkheid in interpersoonlijke relaties
5. Leugenachtig gedrag
13. Neiging tot onaangenaam gedrag dat soms gepaard gaat met alcoholgebruik
6. Afwezigheid van wroeging of
14. Suïcide zelden gepleegd
spijtgevoelens 7. Antisociaal gedrag
15. Onpersoonlijk, triviaal en gebrekkig geïntegreerd seksleven
8. Leert niet uit ervaringen
16. Kan geen lange termijn doelstellingen houden
1.1.2 Hare
In 1941 publiceerde Hervey Cleckley het boek The Mask of Sanity waarin hij 16 criteria voor de psychopathische persoonlijkheid gaf. Hare en collega’s baseerden zich op het werk van Cleckley en ze ontwikkelden een checklist waarmee psychopaten goed kunnen worden herkend (Hare, 2003b). Vanaf dan was de
10
Hare Psychopathy Checklist-Revised (PCL-R; Hare, 1991) en zijn varianten (Screening Version, Youth-Version & P-Scan) een feit (Hare & Neumann, 2006). Gegevens worden verzameld door middel van een semi-gestructureerd interview met de betrokkene in kwestie en het doornemen van het persoonlijke dossier. De PCL-R is een klinische schaal bestaande uit 20 items die gescoord wordt door een deskundige en vooral gebruikt word in onderzoek, de klinische en forensische setting (Hare & Neumann, 2006). Elk van deze items van de PCL-R worden gescoord aan de hand van een driepuntenschaal (0, 1, 2) (Hare, 1991; Hare & Neumann, 2006). Is een bepaald kenmerk aanwezig dan worden twee punten toegekend op dat kenmerk. Is een kenmerk aanwezig maar niet heel erg duidelijk dan wordt één punt toegekend op dat kenmerk en tenslotte, is het kenmerk niet aanwezig dan worden nul punten toegekend. De PCL-R zal een score opleveren (0-40) die aangeeft in hoeverre de persoon volgens de beoordelaar overeenkomt met de ‘prototypische psychopaat’ (Hare, 2002; Hare & Neumann, 2006). Hare en Neumann (2006) stellen dat in Noord-Amerika een kritische waarde van 30 wordt gebruikt om iemand als psychopaat te classificeren. Waarbij personen met een score hoger dan 30 beschouwd worden als psychopaten.
A. Bespreking van de 4 facetten volgens de items van de PCL-R 1. Interpersoonlijk Psychopaten weten met hun charmant en glad voorkomen anderen in een mum van tijd te vleien. Ze stellen zich vriendelijk op, slaan gemakkelijk een praatje,… ze laten met andere woorden bij de eerste ontmoeting zeer vaak een positieve indruk na (Cleckley, 1976). Maar sommigen vinden hun voorkomen te glad en oppervlakkig waardoor het onoprecht lijkt (Hare, 2003a). In het contact stellen ze zich op een vlotte en charmante manier op wat hen tot aangename gesprekspartners maakt. Ze laten uitschijnen dat ze van alle markten thuis zijn en proberen op die manier anderen te imponeren. Hier merken we zeer vaak een pseudo-intellectuele manier van praten, men hanteert bijvoorbeeld juridisch of psychiatrisch jargon om indruk te maken (Hare, 2002). De sterke egocentriciteit is ook
11
zeer kenmerkend voor psychopaten (Cleckley, 1976). Ze hebben een opgeblazen beeld van hun bekwaamheden en eigenwaarde. Daardoor komen psychopaten vaak over als eigenzinnige en arrogante personen die niets liever doen dan opscheppen over zichzelf (Hare, 2002). Ze lijken zich evenmin bezwaard te voelen voor, of gevoelig te zijn voor, hun huidige problemen met de wet. Ze zijn er zelfs van overtuigd dat de situatie waarin ze zijn terecht gekomen te wijten is aan pech, onbetrouwbare vrienden of een incompetent rechtssysteem. Vaak zal men merken dat psychopaten eveneens graag het gesprek domineren en af toe lijkt het alsof ze een persconferentie geven. (Hare, 2002). Men praat graag over zichzelf en sommigen spreken zelfs met trots over hun verwezenlijkingen op crimineel vlak. Maar zeer vaak staan die grootse verhalen in schril contrast met de werkelijkheid. Het loont dikwijls om de onderzochte tijdens het interview zelf het gesprek te laten leiden. Op die manier kunnen we de ware ik van die persoon beter observeren (Boelaert, 2008). Leugens zijn in vele gevallen hét visitekaartje van de psychopaat (Boelaert, 2008). Men is in staat uitgebreide verhalen over hun verleden te verzinnen, zelfs al weten ze dat hun verhaal gemakkelijk te doorzien is en kan worden geverifieerd. Het liegen is in feite een tweede natuur geworden. Ze voelen zich zelden ongemakkelijk of uit het lood geslagen wanneer ze op een leugen worden betrapt (Hare, 2002). Het lijkt als het ware of het hen niet raakt, ze veranderen gewoonweg hun verhaal opnieuw of wringen zich in allerlei bochten totdat ze opnieuw op hun pootjes terechtkomen (Boelaert, 2008). Psychopaten lijken ook trots te zijn op hun vermogen tot liegen en steken dat niet onder stoelen of banken. Veel waarnemers krijgen de indruk dat psychopaten zich niet bewust zijn dat ze liegen, het is alsof de woorden een eigen leven gaan leiden (Hare, 2003a). Gezien hun gladheid en het gemak waarmee psychopaten liegen is het niet verwonderlijk dat ze met succes bedriegen, beliegen, misleiden, oplichten en manipuleren. Vaak beschrijven ze zichzelf openlijk als oplichters of fraudeurs (Hare, 2002).
2. Affectief Hun gebrekkig empathisch vermogen stelt hen in staat om zowel vriend als vijand zonder enige wroeging te belazeren. Veel van de trekken die psychopaten typeren
12
(egocentrisme, gebrek aan berouw, oppervlakkige emoties en leugenachtig gedrag) zijn nauw verbonden aan het gebrek aan empathie (Hare, 2003a). Anderen worden louter beschouwd als te manipuleren objecten in functie van hun eigen bevrediging (Boelaert, 2008). Dit typeert hun gebrekkig empathisch vermogen. Ze kunnen zich op affectief niveau klaarblijkelijk niet inleven wat de ander voelt of denkt. Daardoor laten de gevoelens van anderen hen koud (Hare, 2003a; Boelaert, 2008). “De rechten en het leed van familieleden laten hen even koud als die van vreemden” (Hare, 2003a, p. 61). Door dit gebrek aan empathie zijn psychopaten in staat om feiten te plegen die anderen afschuwelijk en verbijsterd vinden. Ze kunnen hun slachtoffer bijvoorbeeld op een vreselijke wijze verminken en het nadien in geuren en kleuren navertellen tot in het kleinste detail zonder enige emotie te tonen. In tegenstelling tot wat de media ons verkeerdelijk voorstelt, pleegt een minderheid van de psychopaten dit soort misdaden (Hare, 2003a). Psychopaten hebben eveneens een gebrek aan berouw en schuldgevoel. De gevolgen voor hun slachtoffers laten hen koud, enkel de consequenties voor zichzelf baren hen zorgen (Boelaert, 2008). Dit gebrek aan schuldgevoelens gaat vaak gepaard met het rationaliseren van hun gedrag en geen persoonlijke verantwoordelijkheid te willen nemen voor hun daden (Boelaert 2008; Hare, 2003a). Ze hebben gewoonlijk wel altijd één of ander excuus voorhanden. Als ze hun verantwoordelijkheid al opnemen dan is dit zeer oppervlakkig (Boelaert, 2008). Zo gaf een man toe dat hij zijn slachtoffer voor een grote som geld had opgelicht, maar dat ze er zeker niet armer door zal zijn geworden aangezien het een welgestelde dame was. Gewetenloosheid vormt het centrale kenmerk van psychopaten (Hare, 2003a). Psychopaten lijken aan een soort emotionele armoede te lijden. Het scala en de dieptes van hun gevoelens lijken immers beperkt (Hare, 2003a). De gevoelsuitingen komen eerder dramatisch, kortdurend en onecht over (Boelaert, 2008). Het ene moment kunnen ze een dramatische (maar oppervlakkige) vertoning opvoeren, terwijl ze de andere moment bijzonder koud en ongeëmotioneerd overkomen. Zorgvuldige waarnemers zullen zich niet van de indruk ontdoen dat ze toneelspelen (Hare, 2003a). Krokodillentranen kunnen rijkelijk vloeien maar worden even snel ingewisseld door een ander gedrag wanneer het gewenste resultaat uitblijft (Boelaert, 2008). De psychologen
13
J.H. Johns en H.C. Quay (1962) waren van mening dat psychopaten wel de woorden kennen maar niet de muziek. Om een voorbeeld te geven: psychopaten kunnen zeggen dat ze spijt hebben en kunnen op cognitief niveau ook spijt herkennen maar het lijkt alsof die spijt niet echt ervaren wordt. Ze leren enkel het woord spijt gebruiken zodat het hen voordelen zou opleveren (Boelaert, 2008). De emoties van psychopaten hebben zo weinig diepgang dat men meer spreekt van proto-emoties: primitieve reacties op primaire behoeften (Hare, 2003a). Ten slotte lijken psychopaten niet in staat de zijn angst en vrees te ervaren, twee belangrijke emotionele reacties die de voornaamste bron van het geweten vormen. Bij psychopaten is de associatie tussen het verboden daden en angst vrij zwak en de dreiging van straf schrikt hen geenszins af (Hare, 2003a).
3. Levensstijl Psychopaten zijn personen wiens gedrag over het algemeen impulsief, ondoordacht en zonder reflectie of overleg gebeurt. Gewoonlijk doen ze dingen in een opwelling die helemaal niet doordacht zijn. Het is onwaarschijnlijk dat ze veel tijd besteden aan het afwegen van de voor- en nadelen van hun gedragingen (Hare, 2002). Die impulsieve handelingen komen vaak voort uit het doel dat een rol speelt in de meeste gedragingen van de psychopaat, namelijk het bereiken van onmiddellijke bevrediging. Psychopaten leven van dag tot dag en dragen het motto “carpe diem” hoog in het vaandel. Ze denken zelden over de toekomst en maken zich daar ook geen zorgen over (Boelaert, 2008). Vaak zullen psychopaten het nalaten verplichtingen tegenover verbintenissen met anderen na te komen. Ze vertonen geen verantwoordelijkheidsgevoel of loyaliteit ten opzichte van andere personen. Het onverantwoordelijk zijn kan zich op verschillende manieren uiten: schulden hebben en deze niet betalen, werkverzuim, enzovoort (Hare, 2002). Psychopaten hebben ook steeds een continue behoefte aan opwinding en nieuwe prikkels (Hare, 2003a; Cleckley, 1976). De ene psychopaat gebruikt talloze drugs om steeds opnieuw nieuwe ervaringen te beleven, de andere verandert continue van baan, maar beiden gaan steeds op zoek naar een nieuwe kick Vaak rapporteren psychopaten dat ze een bepaald misdrijf hebben gepleegd louter voor de kick (Hare, 2003a).
14
Aangezien psychopaten steeds op zoek zijn naar opwindende prikkels hebben ze het onvermogen om routine en eentonigheid te verdragen. Ze raken met andere woorden snel verveeld en zullen niet naar behoren functioneren in activiteiten die saai en monotoon zijn (Hare, 2003a). Typisch voor de prototypische psychopaat is eveneens een parasitaire levensstijl (Boelaert, 2008). Hun financiële afhankelijkheid van anderen maakt doelbewust deel uit van hun levensstijl (Hare, 2002). Normaal betaald werk zal hij het liefst vermijden, ook al is hij perfect in staat om arbeid te verrichten, in plaats daarvan laat hij zich liever onderhouden door anderen (Boelaert, 2008). Hierbij hanteert hij verscheidene tactieken, hij doet zich voor als hulpeloos of iemand die sympathie en steun verdient. Ze vallen voortdurend terug op de hulp van vrienden, familie, gezinsleden of sociale bijstand. Soms gebruiken ze hierbij intimidatie en dwang of buiten ze de zwakte van hun slachtoffer uit (Hare, 2002).
4. Antisociaal gedrag Psychopaten zijn zoals vermeld zeer impulsief –ze doen dingen in een opwelling- maar ze hebben ook grote moeite om hun gedrag in bepaalde situaties onder controle te houden. Op krenkingen of beledigingen zullen psychopaten zeer vaak agressief reageren, terwijl de meeste van ons dergelijke reactie kunnen onderdrukken. Ook al willen we af en toe agressief reageren, toch doen we het niet altijd. Bij psychopaten ontbreekt die mogelijkheid. Als gevolg daarvan zijn psychopaten vaak heethoofden, ze nemen gemakkelijk aanstoot en worden snel boos en agressief over benulligheden (Hare, 2003a). De meeste psychopaten vertonen reeds op jonge leeftijd ernstige gedragsproblemen zoals liegen, bedriegen, diefstal, vandalisme, brandstichting, alcoholgebruik, weglopen van huis, misbruik van middelen en voortijdige seksualiteit (Hare, 2002; Hare, 2003a). Veel kinderen vertonen op één of ander moment wel enkele van deze gedragingen. Het verschil is dat bij de psychopaat zulk gedrag veel ernstiger is en omvangrijker is. De media meldt zeer vaak dat getuigen en buren als reactie op een vreselijke misdaad volkomen verrast zijn: “Ik kan gewoon niet geloven dat hij tot zoiets in staat was, er was niets wat erop wees dat hij dat zou doen” (Hare, 2003a, p. 87). Dergelijke reacties
15
zijn nog maar eens het bewijs voor de macht van psychopaten om anderen te imponeren en te misleiden en ook het feit dat ze helemaal niets van hun jeugdjaren afweten (Hare, 2003a). De gedragsproblemen die op jonge leeftijd ontstonden, zullen persisteren tijdens de adolescentiefase (Boelaert, 2008). De continuïteit van het zelfzuchtige, antisociale gedrag is verbijsterend. Omwille van deze continuïteit is het vroeg optreden van antisociale gedragingen een goede indicator voor gedragsproblemen en criminaliteit in de volwassenheid (Hare, 2003a). Voorbeelden van dergelijke antisociale handelingen zijn: moord, doodslag, verkrachting, fraude, (roof)overval, ernstige mishandeling, (auto)diefstal, ontvoering, fraude, brandstichting, handel in drugs, verkeersmisdrijven en ontvluchting uit gesloten inrichtingen (Boelaert, 2008). Dergelijk gedrag leidt zowel tot processen-verbaal als veroordelingen. Niet alle psychopaten zullen in de gevangenis belanden, denken we hierbij bijvoorbeeld aan de succesvolle psychopaten . Ze vertonen gedragingen die niet altijd strikt illegaal zijn, maar toch een inbreuk vormen op de sociale normen en rechten van anderen (Boelaert, 2008).
1.1.3 Incidentie van psychopathie Uit onderzoek van Hemphill, Hare & Wong (1998) is gebleken dat ongeveer 1 % van de bevolking, gebruik makende van de PCL-R, voldoet aan de diagnose van psychopathie. Het is dus zeker niet iets dat haast niet voorkomt. Uit verschillende studies blijkt ook dat psychopathie meer voorkomt bij mannen dan bij vrouwen. Hoewel er vrouwen zijn die voldoen aan de criteria van psychopathie en een klinische score van 30 of meer behalen op de PCL-R, ligt het aantal vrouwelijke psychopaten beduidend lager dan mannelijke psychopaten (Salekin, Rogers & Sewell, 1997; Grann, 2000; Warren et al., 2003; Hare, 2003a).
1.1.4 PCL-R en factorstructuur De Psychopathy Checklist Revised van Hare (1991) is een beoordelingsschaal om psychopathie te meten in een mannelijke forensische populatie. Zowel de gedragsvariabelen als persoonlijkheidskenmerken die gebaseerd zijn op het algemeen
16
aanvaard concept van psychopathie, worden aan de hand van deze schaal gemeten (Hare, 2002). Er bestaat evidentie dat de PCL-R een unidimensioneel construct meet (Hare, 2002). De homogeniteit van het instrument werd aangetoond door Cronbach’s α (≥ .85) en de gemiddelde inter-itemcorrelatie (≥ .22) (Hare et al., 1990). De PCL-R bevat twee gecorreleerde factoren die elk een verschillend patroon van intercorrelaties vertonen met andere variabelen (Hare, 2002). Factor 1 wordt ook wel als de kern van het syndroom geduid en bevat de interpersoonlijke en affectieve kenmerken van de stoornis, de tweede factor heeft betrekking op sociaal deviante gedragingen (Boelaert, 2008; Hare, 2002). Uit een exploratorische factoranalyse van de items uit de PCL-R kwamen Harpur en collega’s tot een twee-factorenstructuur. Factor 1 (“egoïstisch, ongevoelig en zonder wroeging gebruik maken van anderen”) beschrijft een constellatie van acht persoonlijkheidseigenschappen (1, 2, 4, 5, 6, 7, 8, 16), die volgens de meeste onderzoekers de kern vormen van psychopathie en het best aansluit bij Cleckley’s conceptualisatie van psychopathie. Factor 2 (“sociale deviant gedrag of chronisch onstabiel en antisociaal gedrag”), bestaat uit negen items (3, 9, 10, 12, 13, 14, 15 18, 19), die gedragskenmerken bevatten die horen bij een antisociale levensstijl. Item 11 en 17 laden op geen van beide factoren hoger dan .40 maar worden wel gezien als kenmerken van de prototypische psychopaat (Hare, 2002, 2003b; Hare et al., 2007). De PCL-R second edition beschrijft het concept psychopathie nog steeds in termen van twee dimensies (factor 1 en factor 2) maar ze maken de opsplitsing naar 4 engere facetten: het interpersoonlijke (PCL-R items 1, 2, 4, 5), het affectieve (PCL-R items 6, 7, 8, 16), de levensstijl (PCL-R items 3, 9, 13, 14, 15) en het antisociaal gedrag (PCL-R items 10, 12, 18, 19, 20) (Boelaert, 2008).
17
Tabel 2: Items van de PCL-R (per factor) (Hare, 2002). Factor 1 Interpersoonlijk & Affectief
Factor 2 Levensstijl & Antisociaal gedrag
1. welbespraaktheid/ oppervlakkige
3. behoefte aan stimulatie/ sensatie
charme 2. groot gevoel van zelfwaarde
9. parasitaire levensstijl
4. pathologisch liegen
10. slechte gedragscontrole
5. manipulatief
12. op vroege leeftijd gedragsproblemen
6. gebrek aan schuld/ berouw
13. gebrek aan realistische, lange termijn doelen
7. oppervlakkig affect
14. impulsiviteit
8. kil/ gebrek aan empathie
15. onverantwoordelijk
16. geen verantwoording nemen voor
18. jeugdcriminaliteit
acties
20. veelsoortige criminaliteit
19. schending voorwaarden bij voorwaardelijke beoordeling
Meer recent onderzoek (Cooke & Michie, 2001) veronderstelt dat de PCL-R eerder onderbouwd is door drie factoren in plaats van twee factoren. Namelijk de volgende: een arrogante en een onbetrouwbare interpersoonlijke levensstijl (Factor 1), gebrekkige affectieve ervaringen (Factor 2) en impulsief en onverantwoordelijk gedrag (Factor 3). Hare heeft in de PCL-R ook volgende items opgenomen: veelsoortige criminaliteit, schending van voorwaarden bij voorwaardelijke veroordelingen en jeugdcriminaliteit. Als de items uit de PCL-R, die betrekking hebben op crimineel en deviant gedrag weggelaten worden, blijven boven genoemde drie factoren over (Cooke et al, 2004). Een recente confirmatorische factoranalyse van een grote set van data wijst erop dat een vier-factormodel (18 items) het best fit met de data: interpersoonlijke kenmerken (Factor 1) (glad en charmant voorkomen, groot gevoel van eigenwaarde, pathologisch liegen, manipulatief gedrag); affectieve kenmerken (Factor 2) (gebrek aan berouw of schuldgevoel, ontbreken van emotionele diepgang, gebrek aan empathie, gebrek aan opnemen van verantwoordelijkheid voor eigen daden); levensstijl (Factor 3) (nood aan stimulatie, parasitaire levensstijl, gebrek aan realistische lange termijn doelstellingen, impulsiviteit, onverantwoordelijkheid); en het antisociale aspect (Factor 4) (gebrekkige gedragscontrole, vroege gedragsproblemen, jeugdcriminaliteit, veelsoortige
18
criminaliteit, schending van voorwaarden bij voorwaardelijke veroordeling) (Hare, 2006). De twee andere items (promiscue seksueel gedrag en veel korte termijn relaties) laadden niet op één van de factoren maar droegen wel bij tot de totale PCL-R score (Hare, 2006). Zoals te merken valt, komen de eerste drie factoren overeen met de factoren zoals vooropgesteld door Cooke en Michie (2001). De extra vierde factor bevat volgens Hare 5 PCL-R items die antisociaal of crimineel gedrag weerspiegelen (Neumann et al., 2005).
1.1.4 PCL-R: betrouwbaarheid De PCL-R heeft een hoge betrouwbaarheid wanneer het afgenomen wordt door ervaren en getrainde onderzoekers of psychologen. Bij totaalscores, die het gemiddelde waren van twee beoordelingen, werden coëfficiënten van .91 en .93 gevonden (Hare, 2002). Onderzoek naar de generaliseerbaarheid van de PCL-R, als maatstaf voor de betrouwbaarheid, leverde bij een steekproef van 475 gedetineerden een generaliseerbaarheidscoëfficiënt van .82 op (Hare, 2002). Ondanks het feit dat de PCLR een goede cross-culturele generaliseerbaarheid heeft, blijken er toch een aantal etnische en culturele verschillen in de manier waarop de kenmerken van psychopathie gemanifesteerd zijn (Hare, 2006).
1.1.5 PCL-R: validiteit In verscheidene studies is de diagnose ‘psychopathie’ duidelijk gerelateerd aan het zich niet houden aan een voorwaardelijke invrijheidsstelling of het mislukken van een proefverlof uit de gevangenis (Hare, 2002). De PCL-R diagnose ‘psychopathie’ is eveneens een krachtige voorspeller van gewelddadig recidive en een redelijke voorspeller van algemeen recidive (Hare, 1999). Uit een recente meta-analyse van Hemphill en collega’s blijkt dat in het 1e jaar na vrijlating uit de gevangenis, psychopaten 3 keer meer kans hebben om te hervallen en 4 keer meer kans hebben om in hun gewelddadig gedrag te hervallen in vergelijking met andere overtreders (Hare, 1999). Een hoge score van de PCL-R hangt samen met meer
19
kans op het plegen van geweld (Hare, 2002). Uit een onderzoek van Harris en collega’s (1991) bleek dat 77% van de psychopaten en 21 % van de niet-psychopaten opnieuw een misdrijf met geweld pleegden. Als besluit kunnen we stellen dat de predictieve validiteit van de PCL-R hoog is.
20
Hoofdstuk 2
2. PSYCHOPATHIE EN SUBTYPES 2.1 Verschillende inzichten
Er heersen tal van theorieën over de conceptualisatie van psychopathie, meer bepaald over de conceptualisatie van primaire en secundaire psychopathie. De eerste theorieën beginnen bij Karpman (1941) en zijn tijdsgenoot Cleckley (1976). Hoewel Cleckley beweerde dat psychopaten gekenmerkt worden door een gebrek aan angst, suggereerde Karpman (1941) dat enkel primaire psychopaten een gebrek hebben aan angst (en andere “hoog menselijke” emoties), terwijl secundaire psychopaten intense angst kunnen ervaren, die geassocieerd is met een onderliggend conflict en karakterneurose. Hare daarentegen beschouwt psychopathie als een unitair construct, hij maakt geen onderscheid tussen subtypes van psychopathie (Skeem et al., 2007). Hij geeft een algemene beschrijving over wat psychopaten eigenlijk zijn. Volgens Hare (2003a) kan je psychopaten zien als gewetensloze individuen, spijt en wroeging staan niet in hun woordenboek geschreven. Ze lijken hun antisociale impulsen te kunnen inhiberen wanneer dit past in hun opzet. Het zijn vlotte praters en weten zich vaak in de meest benarde situaties te redden dankzij hun verbale vaardigheden. Ondanks hun verbale vloeiendheid bezitten hun woorden vaak geen enkele emotionele betekenis (Hare, 2003a). Dit werd door Cleckley (1941) benoemd als semantische afasie.
Karpman Karpman’s (1941, 1948) onderscheid tussen primaire en secundaire psychopathie was de aanzet voor opeenvolgende theorieën over de subtypes van psychopathie. Met andere woorden, de PCL-R identificeert een heterogene groep van psychopaten in plaats van een homogene groep (Skeem et al., 2007). Het werk van Karpman is gebaseerd op klinische observaties. Primaire en secundaire psychopathie zijn fenotypisch gelijk: kenmerkend voor beide vormen van psychopathie is het bedriegen, liegen, het oplichten van en geen rekening houden met anderen, het gebrek aan schuldgevoelens en het
21
vertonen van antisociaal gedrag (Poythress & Skeem, 2005; Karpman, 1948). Het verschil tussen de twee subtypes zit hem elders. De twee subtypes moeten onderscheiden worden op basis van hun etiologie en de motivatie van hun gedrag (Skeem et al., 2003). Bij primaire psychopathie merken we een affectief tekort, wat aangeboren is (erfelijke factor). Terwijl er bij de secundaire psychopathie een affectieve verstoring aanwezig is, gebaseerd op een vroeger sociaal leren (omgevingsfactor) (Poythress & Skeem, 2005). Secundaire psychopathie wordt door Karpman (1941) ook benoemd als een neurotische stoornis met antisociaal gedrag. De vijandigheid en ongevoeligheid van secundaire psychopaten kan begrepen worden als een emotionele aanpassing aan bijvoorbeeld kinderlijk misbruik, verwerping door de ouders, enzovoort (Skeem et al., 2007). In tegenstelling tot de primaire psychopaat die berekend, egoïstisch en onverschillig is, vertoont de secundaire psychopaat wel menselijke emoties zoals empathie, schuld of de wens om geaccepteerd te worden door anderen (Poythress & Skeem, 2005). Het geweten bij primaire psychopaten is afwezig, de secundaire psychopaten daarentegen bezitten wel een geweten, maar het functioneren ervan is verstoord door de intrusie van een sterke vijandigheid. We spreken hier eerder van een verstoord geweten (Skeem et al., 2003). De secundaire psychopaat is een heethoofd en eveneens de meest impulsieve van de twee subtypes (Skeem et al., 2003). De primaire psychopaat daarentegen is minder impulsief, hij plant bedachtzaam en heel nauwgezet zijn acties die hij onderneemt. Hij pleegt meer instrumentele delicten, in koelen bloede, met een bepaald doel in hoofd. De secundaire psychopaat pleegt vanwege die grote impulsiviteit een delict meestal in een reactie op uitdaging of bedreiging en laat zich ook vaak leiden door wraak- en haatgevoelens (Skeem et al., 2003). Centraal in de theorie van Karpman over het onderscheid tussen de twee subtypes van psychopathie staat de trek angst (Skeem et al., 2007). Net zoals Karpman, is Cleckley ervan overtuigd dat de primaire psychopaat gekenmerkt wordt door een uitgesproken gebrek aan angst. Terwijl de secundaire psychopaat vaak gekenmerkt worden door een neurotisch karakter en een zeer intense angst. De veronderstelling dat we psychopaten kunnen indelen in een hoog angstige
22
groep (secundaire psychopaat) en laag angstige groep (primaire psychopaat) geniet aanzienlijke empirische steun (Skeem et al., 2007). De PCL-R bevat geen directe meting van angst en de PCL-R scores zijn ook niet gecorreleerd met metingen van angst. Zodoende, de PCL-R identificeert geen hoog en laag angstige groepen van psychopaten (Skeem et al., 2007).
Lykken Lykken (1995) maakt een onderscheid tussen twee types van ernstige antisociale aandoeningen: psychopathie en sociopathie. Hij veronderstelt dat psychopathie een biologische verworven stoornis is, geworteld in een gebrekkige angstrespons. Doorheen de ontwikkeling zijn psychopaten relatief ongevoelig voor angstconditionering, slagen ze er niet in om te leren van straf en ontwikkelen ze tot zelfbevredigende volwassenen met weinig of geen verantwoordelijkheid voor de gevolgen van hun daden (Hervé, 2007). Sociopathie omschrijft hij als een omgevingsgebaseerde adaptatie waarin antisociale gedragingen en attitudes nodig zijn om te overleven. Sociopaten zijn opgegroeid in achtergestelde milieus en voelen zich verstoten door het grootste deel van de samenleving, daardoor worden ze aangetrokken door antisociale groepen. Zij zullen net zoals de psychopaten weinig bezorgd zijn omtrent de gevolgen van hun acties (Hervé, 2007). David Lykken (1995) heeft voortgebouwd op de theorie van Karpman door zijn theorie te koppelen aan de Reward Sensitivity Theory van Gray (Gray, 1988; Poythress & Skeem, 2005). De twee centrale componenten van het model van Gray zijn het BIS systeem (Behavioral Inhibition System) en het BAS systeem (Behavioral Activation System) (Poythress & Skeem, 2005). Het BIS systeem is gevoelig voor signalen van straf, nieuwe dingen en het uitblijven van een beloning. Het BAS systeem daarentegen is gevoelig voor signalen van beloning en het niet gestraft worden (Ross et al., 2007). Het BIS systeem reguleert de gevoeligheid voor aversieve stimuli en is geassocieerd met angst. Het BAS systeem reguleert op zijn beurt de motivatie van een persoon om naar een doel te bewegen en is geassocieerd met impulsiviteit (Ross et al., 2007; Skeem et al., 2003).
23
Iemand met een grotere gevoeligheid voor het BAS systeem heeft een grotere vatbaarheid voor het ervaren van positieve gevoelens bij een mogelijke beloning. Het BAS systeem wordt door Gray in verband gebracht met een positieve stemming, ook wel Positief Affect genoemd (Skeem et al., 2003). De primaire psychopaten bezitten een onderactief BIS systeem, ze falen erin om anticipatorische angst te voelen, wat de meeste mensen inhibeert om een gedrag te stellen dat niet beloond of bestraft zal worden (Poythress & Skeem, 2005; Skeem et al., 2007). Secundaire psychopaten bezitten een overactief BAS systeem wat hen vaak tot impulsieve gedragingen en stressvolle situaties brengt. Wanneer men geconfronteerd wordt met beloningen die hen sterk genoeg aantrekken om hun angsten te overwinnen, zal men weinig vermijdingsgedrag vertonen (Poythress & Skeem, 2005; Skeem et al., 2007). Deze conceptualisatie is consistent met de bevinding van Karpman, namelijk dat secundaire (niet de primaire) psychopaten een negatief affect ervaren en vrij impulsief zijn (Poythress & Skeem, 2005). Kort samengevat, primaire psychopathie is dus differentieel geassocieerd met het BIS construct (relatief niet gecorreleerd met het BAS) en secundaire psychopathie is significant en differentieel geassocieerd met het BAS construct (Newman et al., 2005).
Porter Net zoals Karpman, onderscheidt Stephen Porter (1996) de twee subtypes van psychopathie op basis van een verschillende etiologische oorsprong. Primaire (fundamentele, idiopathische) psychopathie wordt gekenmerkt door een congenitaal affectief gebrek, een gebrek aan empathie en aan een geweten. Primaire psychopathie beschouwt hij als een genotype dat gekenmerkt wordt door diepgewortelde deviante biologische processen, waarschijnlijk binnen het limbische systeem, wat elke emotionele ontwikkeling verhindert. Porter ziet deze fundamentele (primaire) psychopathie als een biologisch verworven stoornis (Hervé, 2007). Secundaire psychopathie beschouwt Porter als een fenotype met niet zozeer een aanleg voor psychopathie maar voor een posttraumatische stressreactie dat geactiveerd wordt in de kindertijd door één of andere traumatische gebeurtenis (Hervé, 2007).
24
Met andere woorden secundaire (pseudo-) psychopathie wordt gekarakteriseerd door een verworven –omgevingsgebaseerde- affectieve verstoring. Die affectieve verstoring is vaak het gevolg van vroege traumatische ervaringen of fysiek/seksueel misbruik (Blackburn, et al., 2008; Skeem et al., 2003). Volgens Porter is psychopathie eerder een dissociatieve stoornis dan een neurose (Poythress & Skeem, 2005). “A specific environmental insult (extreme physical or sexual abuse, or abandonment) leads to disillusionment and interferes with this individual’s ability to form (or it formed, to sustain) significant interpersonal attachments based on positive affect. Although “born with” the capacity for “empathic responding” and positive attachments with others, this individual copes with trauma by dissociating, “turning off”, or “deactivating” his or her emotions. Thus the individual acquires features of psychopathy (i.e. shallow affect) and develops a lifestyle centered on self-promotion and self-interst” (Poythress & Skeem, 2005, p. 174).
Extreem seksueel misbruik of in de steek worden gelaten, zijn voorbeelden van gebeurtenissen die kunnen leiden tot ontgoocheling in en het niet meer vertrouwen van anderen en dat kan interfereren met de mogelijkheid van het individu om een goede hechting aan te gaan, gebaseerd op een positief affect (Skeem et al., 2003). De studies gebaseerd op de attachmenttheorie tonen aan dat, als de oorspronkelijke hechting voldoende veilig is, het subject een stevige basis heeft om een eventueel accidenteel trauma te verwerken. Een individu gaat met het trauma om door middel van dissociatie, dat wil zeggen, het individu schakelt zichzelf uit, is ‘psychisch’ weg, het is bijvoorbeeld alsof hij/zij niet misbruikt wordt (Paul Verhaeghe, 2005). Uit een onderzoek blijkt dat kindermisbruik positief en direct geassocieerd is met psychopathie (PCL-R Totaalscore) en de dissociatieve symptomen mediëren gedeeltelijk deze relatie. Kindermisbruik is positief en direct geassocieerd met gedragskenmerken van psychopathie, zoals impulsief en onverantwoordelijk gedrag. Deze associatie was gedeeltelijk gemedieerd door dissociatieve ervaringen. Kindermisbruik was niet gerelateerd aan interpersoonlijke kenmerken van psychopathie zoals een arrogant en bedrieglijk gedrag (Poythress & Skeem, 2005). Ook al zijn deze resultaten consistent met de theorie van Porter, toch is er nog meer toekomstig onderzoek nodig om vaste conclusies te kunnen trekken. De effecten uit
25
laatst genoemde studies zijn eveneens klein en de metingen van kindermisbruik zijn gebaseerd op retrospectieve vragenlijsten, wat kan zorgen voor een recall bias (Poythress & Skeem, 2005). Andere studies tonen aan dat trauma’s in de kindertijd belangrijk zijn voor het ontwikkelen van psychopathie in de volwassenheid (Forth & Burke, 1998). Uit resultaten van Harris, Rice en Lalumiere blijkt dat een inadequate en antisociale opvoeding van de ouders gerelateerd is aan psychopathie in de volwassenheid (Hervé, 2007). Steadman en collega’s (2000) stellen vast dat volwassen psychopaten met een verleden van seksueel kindermisbruik een groter risico hebben om later gewelddadig gedrag te vertonen in tegenstelling tot zij zonder dergelijk verleden.
Mealey Mealey (1995) ontwierp een sociobiologische evolutionaire theorie over primaire (idiopathische) en secundaire (pseudo) sociopathie (of psychopathie) (Hervé, 2007). Primaire psychopaten hebben een bepaald (aangeboren) temperament, een arousalpatroon dat hen vatbaar maakt voor het niet adequaat reageren op cues uit de omgeving die belangrijk zijn voor de sociale omgang en een morele ontwikkeling. Het gedrag dat ze stellen is afgestemd op een voorafgaande kosten-batenanalyse, waarbij ze geen rekening houden met de mogelijke emotionele reacties van anderen (Hervé, 2007; Skeem et al., 2003). Het intellect van de primaire psychopaat is onaangetast en ze hebben doorgaans een normale cognitieve ontwikkeling, maar er is een gebrek aan emotionele diepgang. Bijgevolg zijn hun cognities louter instrumenteel en dienen ze enkel hun eigen noden (Hervé, 2007). De secundaire psychopaat heeft een normale cognitieve en emotionele ontwikkeling , maar vaak zijn ze door hun moeilijke kindertijd sociaal en academisch achtergesteld in vergelijking met leeftijdsgenoten (Hervé, 2007). Omdat primaire psychopaten een bepaald genetisch mechanisme hebben, wat hen ertoe leidt om dergelijk listig gedrag te stellen, vormen zij een kleine niet te veranderen groep. Secundaire psychopaten daarentegen hebben een bepaald mechanisme dat minder genetisch beïnvloedt is, de invloed van de omgevingsfactoren speelt de grootste rol. Ze vormen een veranderlijke groep van psychopaten, omwille van de rol van die sterke omgevingscomponent (Skeem et al., 2003).
26
Secundaire psychopaten ervaren sociale emoties maar ze volgen een bepaalde levensstijl wat vaak antisociaal gedrag met zich meebrengt, maar men gedraagt zich daarom niet noodzakelijk emotieloos (Skeem et al., 2003). Hun antisociaal gedrag vloeit voornamelijk voort uit bepaalde levenservaringen of door bepaalde omgevingsfactoren (bv. een lage sociaal economische status, familiegeweld,... ). Het ondervinden van deze nadelen zal ervoor zorgen dat men zich zal aansluiten bij groepen waarbij men zich niet benadeeld maar evenwaardig voelt. Ze zullen vaak kiezen voor een groep bestaande uit antisociale leeftijdsgenoten waarin ze succes kunnen boeken en zich kunnen bewijzen (Hervé, 2007; Skeem et al., 2003). Mealey speculeerde dat wanneer de primaire psychopaat hoog scoort op de PCL-R factor 1 (interpersoonlijke, affectieve factor) en wisselend op PCL-R factor 2 (levensstijl, antisociaal gedrag), de secundaire psychopaat enkel hoog zal scoren op PCL-R factor 2. Dit veronderstelt dat de secundaire psychopaat eerder een antisociale dan een psychopathische persoonlijkheid vertoont (Hervé, 2007; Mealey, 1995). Mealey veronderstelt dan secundaire psychopaten vaak uit lagere sociale klassen komen, terwijl psychopaten uit hogere sociale klassen eerder primaire psychopaten zijn. Als besluit stelt Mealey dat het verminderen van de sociale stratificatie, een vroege interventie en sociale steun bij risicokinderen een belangrijke vorm van preventie is bij secundaire psychopathie (Skeem et al., 2003).
Blackburn Volgens Blackburn (1998) is het belangrijkste verschil tussen primaire en secundaire psychopaten gelegen in de terugtrekkingsgraad. Blackburn omschreef de secundaire pscyhopaten als overwegend borderline persoonlijkheden (Poythress & Skeem, 2005). Op basis van een clusteranalyse van MMPI profielen van forensische patiënten, beschrijft Blackburn een 4 factoren structuur van mentaal gestoorde misdadigers. Waaronder twee factoren gelabeld worden als primaire en secundaire psychopaten (Poythress & Skeem, 2005). Het belangrijkste onderscheid tussen deze twee subtypes betreft de mate van het stellen van een teruggetrokken gedrag. Beide subtypes delen verscheidene trekken van Belligerence (vijandigheid, agressiviteit, impulsief gedrag). De primaire psychopaat is eerder dominant, extravert, zelfzeker en heeft weinig angstgevoelens. In tegenstelling
27
tot de secundaire psychopaat, die is eerder emotioneel verstoord, sociaal angstig, humeurig, teruggetrokken, onderdanig en heeft weinig zelfvertrouwen (Poythress & Skeem, 2005). Morrison en Gilbert (2001) gebruikten de Antisocial Personality Questionnaire (APQ) van Blackburn, om 50 mentale gestoorde misdadigers te classificeren in een primaire, secundaire en een niet psychopathische groep. De misdadigers vulden vragenlijsten in, betreffend schaamte, woede en sociale status. Uit de resultaten bleek dat secundaire psychopaten een groter schaamtegevoel hebben, meer boosheid bezitten en dat ze zichzelf beschouwen als het hebben van een lagere sociale rang (Morrison & Gilbert, 2001). Gebaseerd op een clusteranalyse van de DSM-III criteria voor persoonlijkheidsstoornissen, vinden Blackburn en Coid 6 subtypes van gewelddadige overtreders: antisociaal-narcistisch, paranoïd-antiscociaal, borderline-antisociaalpassief-agressief, borderline, compulsief-borderline en schizoïd. Wanneer men deze 6 types vergelijkt met de niet-psychopaten blijkt dat de antisociale-narcistische en paranoïde-antisociale subtypes significant hoger scoren op factor 1 van de PCL-R (interpersoonlijke en affectieve factor) en dat de borderline-antisociale-passieveagressieve subtypes significant hoger scoren op factor 2 van de PCL-R (gedragsmatige en antisociale levensstijl) (Hervé, 2007). Volgens Blackburn en Coid ondersteunen deze bevindingen eerder werk over de primaire en secundaire psychopaten. De narcistische-antisociale subtypes kunnen omschreven worden als de primaire psychopaten en de borderline-antisociale-passieveagressieve en paranoïde-antisociale subtypes als secundaire psychopaten (Hervé, 2007). Volgens Blackurn worden zowel primaire als secundaire psychopaten gekenmerkt door laag gecontroleerde vijandige, impulsieve en agressieve tendensen. Beide types hebben eveneens moeite om agressie te inhiberen in vergelijking met de niet-psychopaten. Men kan deze types wel onderscheiden op basis van hun sociale competentie en hun sociabiliteit (Blackburn, 1998). Primaire psychopaten worden als extravert en zelfzeker omschreven en vertonen weinig angst. Secundaire psychopaten worden daarentegen gekarakteriseerd als sociaal angstig, humeurig, ze hebben een laag zelfvertrouwen en vertonen vaak sociale vermijding.
28
Beide subtypes zijn gevoelig voor bedreigingen van hun sociale positie (Blackburn, 1998; Morrison & Gilbert, 2001) De primaire psychopaat verwacht dat hij dominant is en de anderen hem ook op deze manier behandelen. Hij is vooral gevoelig voor bedreigingen die zijn sociale positie in gevaar kunnen brengen. Terwijl de secundaire psychopaat zich ondergeschikt voelt maar de dominante positie tracht te bekomen. Deze voelt zich onzeker over zijn sociale positie, ze voelen zich vaak de mindere en zijn eveneens gevoelig voor dreigementen. We bemerken lage, negatieve sociale vergelijkingen van hun sociale positie in vergelijking met anderen. In tegenstelling tot primaire psychopaten die zich bij sociale vergelijkingen hoog inschatten (Blackburn, 1998; Morrison & Gilbert, 2001). Blackburn en Coid bemerkten dat primaire psychopaten, die als dominant worden omschreven, minder verstoord worden door interpersoonlijke problemen in vergelijking met secundaire psychopaten. Secundaire psychopaten houden er een meer vijandige stijl op na en zijn meer ontvankelijk voor affectieve, angstige en psychotische stoornissen (Morrison & Gilbert, 2001).
29
Hoofdstuk 3
3. WAARIN VERSCHILLEN PRIMAIRE EN SECUNDAIRE PSYCHOPATEN?
3.1 Welke dimensies vatten best de verschillen tussen de twee subtypes? Primaire psychopaten worden gekarakteriseerd door meer affectieve tekorten (PCL-R Factor 1) en minder door impulsiviteit (PCL-R Factor 2) in plaats van secundaire psychopaten. Deze hypothese is consistent met de bevindingen dat een gebrek in het verwerken van emotionele stimuli sterker geassocieerd is met de persoonlijkheidskenmerken van Factor 1 in plaats met de impulsiviteit van Factor 2 (Blair, 1999). Uit een onderzoek van Colledge en Blair (2001) blijkt dat, na het controleren voor de correlatie tussen de twee factoren van de APSD (Antisocial Process Screening Device), impulsiviteit sterker gecorreleerd is met de I/CP factor (Impulsief – Gedragsproblemen). De I/CP factor komt in grote lijnen overeen met Factor 2 van de PCL-R ( r = .57), in tegenstelling tot de CU factor (Ongevoelig – Emotieloos) die grotendeels overeenkomt met Factor 1 van de PCL-R (r = .10) (Colledge & Blair, 2001). Nogmaals, affectieve tekorten (Factor 1) en impulsiviteit (Factor 2) zijn twee dimensies die een onderscheid kunnen maken tussen secundaire en primaire psychopathie (Skeem et al., 2003; Skeem et al., 2007). De tweede dimensie die een onderscheid kan maken tussen de twee subtypes is neuroticisme of de trek angst. Newman en zijn collega’s (2005) zorgden voor evidentie dat individuen die hoog scoren op de PCL/PCL-R opgedeeld kunnen worden in een hoog en laag angstige groep. Hoog en laag angstige psychopaten verschillen in het verwerken van informatie en hun emotionele responsiviteit. Hare (1991) vond dat metingen van de trek angst en neuroticisme omgekeerd evenredig geassocieerd zijn met PCL/PCL-R factor 1 en positief geassocieerd is met Factor 2. Gebaseerd op recente inzichten, verwachten we dat secundaire psychopaten lagere OE scores (Ongevoelig – Emotieloos ) of PCL-R Factor 1 scores vertonen en hoog scoren op de IG factor (Impulsief – Gedragsproblemen) of de PCL-R Factor 2, in
30
tegenstelling tot primaire psychopaten. We kunnen dus besluiten dat de trek angst positief geassocieerd is met de impulsiviteit en het deviant gedrag van de secundaire psychopaat en negatief geassocieerd is met de ongevoeligheid en de affectieve tekorten van de primaire psychopaat. Met andere woorden de trek angst is een belangrijke dimensie die het verschil aanduidt tussen de twee subtypes van psychopathie (Skeem et al. 2003; Skeem et al. 2007) Een recente studie van Hicks, Markon, Patrick, Krueger en Newman (2004) bracht een duidelijke kijk op de verschillen tussen de subtypes van psychopathie. De steekproef bestond uit 96 psychopathische gevangenen, met een totale PCL-R score hoger dan 30. Vragenlijsten werden ingevuld en op basis van de scores werd een clusteranalyse uitgevoerd. Twee clusters vormden de beste fit met de data, deze clusters waren consistent met het theoretisch onderscheid tussen secundaire en primaire psychopathie (Hicks et al., 2004). De primaire psychopathiecluster, gelabeld als emotioneel stabiele psychopaten, rapporteerde veel sociale dominantie en onbevreesdheid, weinig angst, impulsiviteit en agressiviteit. In tegenstelling tot de secundaire psychopathiecluster, gelabeld als agressieve psychopaten, die gekarakteriseerd werd door veel agressiviteit, vijandigheid, impulsiviteit en angst (Hicks et al., 2004). Dit is consistent met de theorieën dat secundaire psychopaten het snelst kwaad zijn en de meest impulsieve zijn van beide subtypes. Secundaire psychopaten zijn vaak meer vijandig en betrokken in geweld (bijvoorbeeld vechtpartijen), maar primaire psychopaten zullen vaker koelbloedig geweld gebruiken (bijvoorbeeld een moord met voorbedachte rade) wanneer het bedoeld is om controle over anderen uit te oefenen of om anderen uit te buiten (Skeem et al., 2007). Secundaire psychopaten leunen aan bij agressieve-sadistische groep, zoals door Leary omschreven, en zijn eveneens gevoelloos en houden er een meer vijandige interpersoonlijke stijl op na (Blackburn, 1998). Millons verklaring voor het gedrag van deze agressieve of antisociale persoonlijkheid is dat dergelijke personen agressief gedrag vertonen omdat ze anticiperen op de veronderstelling dat ze door anderen zullen uitgebuit en gedomineerd worden. Dit impliceert dat vele gedragingen van psychopaten gemotiveerd worden door interpersoonlijke overtuigingen (Blackburn, 1998). De secundaire psychopaten zijn in vergelijking met de primaire psychopaten meer emotioneel labiel en vertonen ook meer kenmerken van psychopathologie, alsook meer
31
angststoornissen, stemmingsstoornissen, middelmisbruik, vijandigheid en agressiviteit, minder sociale dominantie en minder affectieve tekorten (Skeem et al., 2007; Hervé, 2007). “The idiopathic psychopath is hard to the core, the symptomatic psychopath is tough on the outside and soft on the inside” (Alexander & Healey, zoals geciteerd in Hervé, 2007, p.433). Een andere invalshoek om het onderscheid tussen de twee subtypes van psychopathie te maken, is de focus op trekken die de borderline persoonlijkheidsstoornis karakteriseren. Blackburn was van mening dat secundaire psychopaten overwegend borderline persoonlijkheidsstoornissen hebben in plaats van de primaire psychopaten (Skeem et al., 2003). Blackburn en Lee-Evans vonden eveneens dat secundaire psychopaten, in tegenstelling tot primaire psychopaten, significant meer autonome arousal (zweten, snelle hartslag) vertonen als reactie op een reeks van hypothetische scenario’s die een bedreigende situatie beschrijven. Secundaire psychopaten beschrijven ook de meest intense reacties (arousal, agressie en woede) bij het zien van deze scenario’s, vooral bij diegene die fysieke of verbale bedreigingen bevatten (Skeem et al., 2003; Skeem et al., 2007). Ook hier zien we dat interpersoonlijk gedrag een interessante invalshoek is om een betere kijk te hebben op de twee varianten van psychopathie. Andere auteurs (Kernberg en Meloy) betoogden dat er een aanzienlijke overlap is tussen psychopathie en kenmerken van de borderline persoonlijkheidsstoornis. Deze overlap zou de impulsieve, agressieve, angstige secundaire psychopaat kunnen typeren (Skeem et al., 2003). De borderline persoonlijkheidsstoornis is het sterkst geassocieerd met PCL-R Factor 2 in plaats van met PCL-R Factor 1 (Skeem et al., 2007). Ten slotte kunnen we primaire en secundaire psychopathie nog onderscheiden op basis van narcisme. De narcistische persoonlijkheidsstoornis is het sterkst geassocieerd met PCL-R factor 1. Primaire psychopaten komen vaker in aanmerking voor de diagnose van een narcistische persoonlijkheidsstoornis, terwijl secundaire psychopaten vaker in aanmerking komen voor een diagnose van een borderline persoonlijkheidsstoornis (Skeem et al., 2007).
32
3.2 Casus
Om de kloof tussen de theorie en de praktijk wat te overbruggen, leek het me aangewezen om een uiteenzetting te geven van volgende casus: Alex is alom bekend als meesteroplichter en gediagnosticeerd als psychopaat. Ik zal pogen om deze casus te duiden volgens de criteria van de PCL-R van Hare (2002), om op die manier het concept psychopathie te verduidelijken. Om uiteindelijk te besluiten met welk subtype van psychopathie Alex het beste overeenkomt: met de primaire of met de secundaire psychopaat?
Achtergrondgegevens
Alex is de eerste en enige zoon van een drieling, de twee andere zijn meisjes. Hij heeft nooit een goed contact gehad met zijn ouders, zelf zegt hij door hen als een beest te zijn behandeld. Hij liep school in het lager onderwijs en nadien in het secundair onderwijs (BUSO). Hij volgde de afdeling schoenmakerij maar stopte op 14-jarige leeftijd en haalde dus geen getuigschrift. Nadien werkte hij op diverse plaatsen in de horeca. Eind 1998 werd hij geplaatst onder het statuut gedwongen opname in een psychiatrisch centrum, hij ontvluchtte aldaar en vestigde zich in Nederland. Over zijn verblijf in het psychiatrisch centrum zegt hij: “De rechten van de mens werden op zeer ernstige wijze geschonden. Tegen mijn eigen wil werd ik vastgehouden in het ziekenhuis.” Hij werd verschillende malen opgenomen in diverse psychiatrische centra over het hele Vlaamse land. Bij individueel contact heeft hij last van stotteren, in aanwezigheid van een ruim publiek is hij een vlotte spreker. De laatste 20 jaar deden zich meer en meer problemen van niet gesocialiseerd gedrag voor: reizen zonder treinticket, diefstallen, misbruik van vertrouwen en oplichting. In de loop der jaren werd hij diverse malen deskundig onderzocht met een wisselende besluitvorming, zowel aangaande zijn geestesstoornis als aangaande het gevaarcriterium. Zelf zegt hij te lijden aan een ernstige vorm van psychopathie. In de loop der jaren stapelde hij naar eigen zeggen ongeveer voor een 1.500.000.000 BEF aan schulden op.
33
Affectief functioneren
Ondanks zijn mentale beperkingen is hij zeer handig in het manipuleren van anderen. Anderen worden louter als object beschouwd in functie van zijn eigen bevrediging en in functie om zijn eigen narcisme te strelen (Boelaert, 2008). Tijdens zijn verblijf in het penitentiair complex slaagde hij erin een personeelslid naar zijn kant te trekken. Hij kreeg van deze persoon een lening en in ruil daarvoor zou deze op later tijdstip een deel van zijn fortuin krijgen. Wanneer Alex vrijkwam, vroeg hij allerlei gunsten maar in ruil daarvoor heeft de man nooit het beloofde fortuin gekregen. Ondanks het feit dat deze persoon heel goed wist wie Alex was en voor welke feiten hij in de gevangenis zat, liet hij zich toch vangen. Dit wijst weer eens op het gemak waarmee Alex iedereen rond zich weet te manipuleren en bedriegen, ook al hebben ze kennis van zijn frauduleus verleden. Zijn gebrekkig empathisch vermogen komt vooral tot uitdrukking in zijn crimineel gedrag: hij manipuleert en licht mensen zonder enige schroom op, om zijn doel te bereiken. Hij deinsde er zelfs niet voor terug om zijn ouders te laten opdraaien voor zijn buitensporig gedrag. Op 16-jarige leeftijd verbleef hij enige tijd in peperdure hotels. Hij gaf zich uit als de zoon van een minister en liet de rekeningen naar zijn ouders sturen. “Ik wilde bekomen dat mijn ouders psychisch een inzinking zouden krijgen.” Hij toont geen besef van het leed da hij zijn slachtoffers berokkent. Na een voorwaardelijke invrijheidsstelling was hij begonnen met het opzetten van een huwelijksbureau. Wat de ideale aanleiding vormde tot oplichterij waarbij hij zelfs zijn werkpartner voor een aanzienlijke som oplichtte. Dat hij zijn partner oplichtte, besefte hij maar al te goed, doch “ik deed het uit geldnood.” Hij getuigt dat veel van zijn slachtoffers er financieel goed voorzitten en er zeker niet armer door zullen worden. Hij wil zijn daden op deze manier rechtvaardigen. We merken hier een vorm van rationalisatie en eveneens botsen we op een affectieve kilte. Ongenadig, onbarmhartig, zonder inleven in andermans situatie wordt de ander misbruikt tot het bittere einde toe. Berouw of schuldgevoel lijken we bij deze man niet te bespeuren. Zijn eigen belang is steeds prioriteit. Hij wil enkel een luxeleven leiden en geld verteren, waar dit laatste ook vandaan moge komen.
34
Het ontbreken van een schuldgevoel gaat ook gepaard met het niet opnemen van persoonlijke verantwoordelijkheid voor zijn daden (Boelaert, 2008). Tijdens zijn verblijf in een psychiatrische instelling diende Alex daar te werken maar kreeg in ruil daarvoor geen geld. Alex zei dat moest hij ooit betaald zijn geweest, hij geen nieuwe feiten zou gepleegd hebben. We merken hier een schuldverschuiving. De psychiatrische instelling is zogezegd verantwoordelijk voor het verder zetten van zijn crimineel gedrag, hij is het slachtoffer. “Ik diende affectie en liefde af te kopen met geld.” Ook hier verplaatst Alex zich in de slachtofferrol. Hij neemt zijn persoonlijke verantwoordelijkheid voor zijn daden niet op maar verschuift het naar anderen. Het is de ander die hem tot dergelijk gedrag heeft aangezet!
Interpersoonlijk functioneren
Psychopaten kunnen zich in het contact op een uiterst charmante en vlotte manier opstellen. Ze laten de indruk na dat ze eerlijk zijn. Dit is een eigenschap die de persoonlijkheid van Alex zeer goed karakteriseert. Door zijn glad voorkomen en het feit dat hij alles zeer goed kan uitleggen, heeft hij vele slachtoffers weten te maken. Zoals zijn advocaat ooit zei: “Alex is zelfs in staat om lucht te verkopen.” Al is zijn intelligentie niet van het allerhoogste, toch is hij bijzonder taalvaardig en weet hij indruk te scheppen. “Mijn tong en mijn telefoon zijn mijn sterkste wapens.” Hij slaagt er in zich een zekere vorm van belangrijkheid toe te kennen en weet aldus een aantal mensen te imponeren door het gebruik van psychiatrisch en gerechtelijk jargon dat hij overgenomen heeft door zijn vele contacten met advocaten en psychiaters. Vooral zijn juridische kennis is, ondanks zijn laag IQ, impressionant. Achter die gladde zelfpresentatie gaat meestal een grote oppervlakkigheid schuil. Een psychiater zei dat Alex moeite leek te hebben om naar anderen te luisteren en een gestructureerd antwoord te geven. Hij is steeds aan het woord en vertelt zeer veel, maar op het einde van de rit heb je geen bruikbare informatie verkregen. Dit is tevens een eigenschap van personen met psychopathische persoonlijkheidstrekken. Zeer kenmerkend is zijn narcistisch almachtsgevoel. Hij is zich bewust van de mogelijkheid om op elk ogenblik haast iedereen te kunnen manipuleren. We merken een overdreven optimisme en zelfvertrouwen, het gevoel nooit te zullen falen en altijd wel
35
zijn plan te kunnen trekken. “Ik verkoop wat ik wil verkopen. Je moet enkel weten hoe mensen te bespelen.” Alex heeft een sterk opgeblazen gevoel van eigenwaarde, dit leid ik eveneens af uit de manier waarop hij zichzelf omschrijft: “iedereen die ik tegenkwam vond mij zeer speciaal, iedereen vond mij ontzettend boeiend”. Hij idealiseert zichzelf maar al te graag. Zijn narcisme blijkt ook uit de zeer extreme behoefte aan aandacht. Wat een mogelijke drijfveer voor zijn bedriegen en manipuleren kan zijn. Alex wilt steeds de aandacht van zoveel mogelijk mensen naar zich toe halen. De Ander is als het ware een kapstok waar hij zijn narcisme aan kan ophangen Tijdens zijn detentieperiode schreef hij duizenden brieven om contact aan te knopen met vroegere kennissen. Met de uitsluitende bedoeling iets gedaan te krijgen of om potentiële slachtoffers te zoeken. Hij is ook zeer fier over de feiten die hij in het verleden gepleegd heeft en hoe hij vele mensen heeft kunnen misleiden. Met veel plezier zal hij uit de doeken doen hoe hij de gerechtelijke politie, vele magistraten, psychiaters, advocaten,… heeft weten te misleiden en misbruiken. Alex is een zeer onbetrouwbaar en leugenachtig persoon met een totaal ontbrekende gewetensfunctie. Het schaamteloos liegen is het wapen bij uitstek dat Alex dagelijks en zowat onophoudelijk heeft gehanteerd. Ongenadig vangt hij zijn slachtoffers en heeft er plezier in wanneer ze dan de bittere pil van hun breed verteerde geld –volgens hem- zelf moeten betalen. Zijn veel liegen blijkt uit allerhande verhaaltjes die hij verzint. Hij bezit zogezegd een groot fortuin, maar in werkelijkheid bezit hij niets en heeft hij een berg schulden bij iedereen. Hij geeft zich uit voor een onderzoeksrechter en bekomt op die manier vertrouwelijke informatie. Leugens zijn tevens het visitekaartje van een psychopaat (Boelaert, 2008). Hij liegt niet enkel om bepaalde zaken te verkrijgen maar ook omdat hij er plezier in schept anderen om de tuin te leiden. Zo gebruikte hij bijvoorbeeld indrukwekkende referenties om zijn identiteit kracht bij te zetten. Hij is er trots op hoe hij iedereen om de tuin kan leiden want dit geeft een bevestiging voor zijn eigen grandioosheid. Wanneer ik het over de manipulatieve vaardigheden van Alex heb, denk ik niet alleen aan de manier waarop hij het vertrouwen van anderen weet te winnen en te misbruiken om een persoonlijk gewin te verkrijgen, maar eveneens aan de manier waarop hij personen tegenover elkaar weet uit te spelen. Tijdens zijn verblijf in de
36
gevangenis kwam hij allerlei vertrouwelijke informatie over sommige personeelsleden en gedetineerden te weten en slaagde erin om deze tegen elkaar op te zetten. De chaos werd op een bepaald ogenblik te groot waardoor men hem naar een isoleercel diende over te brengen. De relaties die Alex heeft gekend, worden gekenmerkt door weinig diepgang. Vooral zijn infantiel gedrag in relatie tot vrouwen is sterk kenmerkend. Hij speelt de onvolwassen babyrol en laat zich vertroetelen door de vrouw (die vaak ouder is). Het is niet ongewoon dat hij zich ‘baby’ laat noemen en dat hij de vrouw in kwestie ‘mama’ noemt. Alex verantwoordt zijn gedrag door te zeggen dat hij in een vrouw het substituut moeder, dat hij altijd heeft moeten missen, zoekt. De onrijpe en infantiele persoonlijkheid is hier zeer opvallend. Alex heeft geen contact meer met zijn ouders en wenst dit ook niet. Hij heeft nooit echt kunnen opschieten met zijn ouders en heeft hen ervan beschuldigd hem fysiek en emotioneel verwaarloosd te hebben. De relatie wordt gekenmerkt door een onthechting en gebrek aan emotionele diepgang.
Levensstijl
Alex heeft veel begoede vrouwen gekend op wiens kosten hij een rijkelijk leven leidde. Hij heeft tal van dure feestjes afgeschuimd en gaf soms meer dan 40.000 euro uit op één nacht. Hij trakteerde iedereen en wou iedereen tonen hoeveel geld hij wel niet bezat. Ook van de aandacht die hij trok, genoot hij aanzienlijk. “Vrouwen kwamen als een zwerm beien op mij af. Zij vielen allemaal voor het geld dat ik liet rollen.” We merken hier een parasitaire ingesteldheid. Hij ging niet werken maar liet zich onderhouden door rijke dames. Ook van de inkomsten verkregen uit zijn criminele activiteiten (oplichting) kon hij een rijkelijk leven leiden. Over zijn luxueus verblijf bij een rijke dame zei hij: “De hedendaagse wereld was te saai voor me. Ik wilde speciale dingen meemaken.” We merken hier een behoefte aan spanning, een behoefte aan nieuwe ervaringen. Het gedrag van Alex wordt gekenmerkt door een onverantwoordelijk en perseveratief karakter. Zo maakte hij schulden bij tal van mensen en instanties zonder deze terug te betalen. Door zich op dergelijk wijze te gedragen, richtte hij een grote ravage rondom hem aan.
37
Alex draagt het motto “carpe diem” hoog in het vaandel. Van een brede toekomstvisie lijkt geen sprake te zijn. Hij leeft in een nood naar een directe behoeftebevrediging die hij dan ook altijd weet te realiseren. Een toekomstvisie op socio-economisch vlak is voor hem: breed leven, met het geld van anderen kunnen gooien en af en toe een gevangenisstraf hoeven ondergaan. Die gevangenisstraf laat hij als het ware uitschijnen als een ‘arbeidsongeval’. Hij minimaliseert zijn straf. Typisch voor oplichters is dat zij de afgetroggelde sommen praktisch onmiddellijk verteren en dat zelden nog iets wordt teruggevonden. Ook bij Alex lijkt dit te kloppen. Budgetteren kan hij niet en dat vindt hij ook niet nodig. Hij heeft een gedragspatroon waarbij een grote sier wordt gemaakt en waarbij de indruk wordt geschept dat hij over monumentale fortuinen zou beschikken zodat iedereen in bewondering staat voor zijn financiële mogelijkheden, maar in werkelijkheid bezit hij niets.
Antisociale levensloop
Reeds in zijn korte schoolcarrière werd Alex bestempeld als een moeilijk handelbaar kind dat steeds de klas op stelten zette en gezag van de leerkrachten trachtte te ondermijnen. Volgens Alex was het doel van zijn gedrag een schreeuw om aandacht. Maar misschien had hij gewoon moeite om om te gaan met autoriteit. Op 16-jarige leeftijd begon Alex aan zijn criminele loopbaan van oplichterij en bedrog. Het delinquente gedrag is dus zeer vroeg begonnen en zette zich perseveratief verder. Een leven zonder continuïteit, zonder toekomstvisie, steeds nood aan nieuwe prikkelende stimuli. Binnen de penitentiaire context heeft Alex ook voor heel wat problemen gezorgd. Zo zette hij gedetineerden en personeelsleden tegen elkaar op waardoor hij uiteindelijk in de isoleercel belandde. Zelfs in de gevangenis hield hij niet op met het manipuleren en beliegen van mensen. In 2007 kreeg Alex van de CBM een uitgaansvergunning van maximum 16 uren per week onder begeleiding van een psychologe van een psychiatrische instelling. Maar Alex keerde niet terug, hij was naar het buitenland gevlucht. Twee maanden later heeft hij zichzelf aangegeven bij de Federale Politie. Alex had aldus een voorwaarde – opgelegd door de CBM- geschonden. Het is eigen aan psychopaten dat ze zeer moeilijk
38
omkunnen met voorwaarden die hen worden opgelegd en de kans dat ze deze schenden is aanzienlijk groter dan bij niet-psychopaten. Ze leven volgens hun eigen regels (Boelaert, 2008; Hare, 2003a).
3.4 Is Alex een primaire of secundaire psychopaat?
Om op deze vraag te antwoorden, dienen we allereerst te kijken naar welke persoonlijkheidstrekken centraal staan bij Alex. Alex is iemand die zeer extravert en zelfzeker overkomt, dit bleek eveneens uit mijn individueel gesprek met deze man. Hij poogt om anderen te impressioneren met zijn hoogstaand taalgebruik en wil niets liever dan in de kijker te staan. Het is man die snakt naar aandacht van anderen, anderen worden louter als object beschouwd in functie van zijn eigen bevrediging en in functie om zijn eigen narcisme te strelen. Extraversie en zelfzekerheid zijn eigen aan primaire psychopaten, alsook komt deze groep vaker in aanmerking voor de diagnose van een narcistische persoonlijkheidsstoornis, wat in deze casus ook het geval kan zijn (Skeem et al., 2007). Alex komt niet overeen met het beeld van een agressieve (secundaire) psychopaat, maar eerder met het beeld van een emotionele stabiele (primaire) psychopaat, hij vertoont weinig angst en weinig agressiviteit. Maar in tegenstelling tot de primaire psychopaat vertoont Alex af en toe ook impulsief gedrag. Maar zijn impulsiviteit vindt haar oorsprong eerder in het niet willen inhouden, in plaats van dat hij zich niet kan inhouden. Hij is iemand die zijn eigen gang gaat zonder zich iets aan te trekken van anderen. Als we de denklijn van Woodworth en Porter (2002) volgen, kunnen we hier spreken over een selectieve impulsiviteit. Psychopaten vertonen instrumentele gedragingen, ze handelen om een doel te bereiken. Het is mogelijk dat wanneer psychopaten op het punt staan om een crimineel feit te plegen, hun acties nauwgezet plannen want de inzet is groot. Het impulsieve gedrag dat psychopaten buiten de criminele context vertonen zien Woodworth en Porter (2002) niet als oncontroleerbaar of het ontbreken van de mogelijkheid om de consequenties in te schatten, maar eerder als een not caring om hun gedrag te onderdrukken of te controleren.
39
Primaire psychopaten worden ook gekenmerkt door de aanwezigheid van een verstoord geweten, ze zijn zeer egoïstisch en onverschillig (Hare, 2003a). Dit beeld lijkt ook overeen te komen met de casus van Alex. Alex lijkt elke vorm van empathie te missen, dat blijkt eveneens uit het feit dat hij oplichterij niet ernstig vindt: “Seksuele delinquentie, brandstichting,… dát is ernstig. Oplichterij niet. De feiten zijn misschien ernstig, maar niet om te zeggen gruwelijk ernstig.” Hij kan mensen zonder enige schroom oplichten en minimaliseert vaak nadien zijn daden door te zeggen dat velen er financieel goed voor zaten en er waarschijnlijk niet armer door zullen worden. We botsen op een affectieve kilte. Een belangrijk punt waarin primaire en secundaire psychopaten verschillen, is hun score op de PCL-R factor 1 en PCL-R factor 2 (Mealey, 1995). Primaire psychopaten zullen een verhoogde score hebben op factor 1 (liegen, gebrek aan schuldgevoelens, gevoelloosheid, manipulatief gedrag), terwijl secundaire psychopaten hoger scoren op factor 2 (impulsief, snel gefrustreerd, opvliegend, afwezigheid van lange termijn doelstellingen) (Levenson, Kiehl & Fitzpatrick, 1995). Op basis van de aanwezige persoonlijkheidstrekken bij Alex zou ik besluiten dat hij het beste overeenkomt met het beeld van de primaire psychopaat. Na afname van de PCL-R blijkt dat Alex zowel op de PCL-R factor 1 als op de PCL-R factor 2 een score van 16 behaalt. Het is duidelijk dat Alex hoog scoort op beide facetten maar een score van 16 op F1 en op F2 kunnen we niet op dezelfde manier interpreteren. Voor F1 is 16 het maximum en bevindt Alex zich in percentiel 100. Terwijl F2 een maximumscore van 20 heeft, daar zit Alex met zijn score van 16/20 in percentiel 84 in vergelijking met de Noord – Amerikaanse mannelijke gedetineerden (Hare, 2002). Met andere woorden, Alex scoort hoog op beide factoren maar net iets hoger op factor 1. Gelet op deze resultaten kan er verondersteld worden dat we ons, bij het onderscheid tussen primaire en secundaire psychopathie, niet enkel mogen baseren op de score van PCL-R F1 en PCL-R F2. De nuance ligt hem bijgevolg ergens anders. Fysiek gewelddadig gedrag, een verslavingsproblematiek en een depressieve symptomatologie zijn typische kenmerken voor secundaire psychopaten maar dit valt niet terug te vinden bij Alex. Alex scoort hoog op F2, niet zozeer door een gebrek aan controle over zijn leven maar eerder door een teveel aan controle. Zijn psychopathie
40
persisteert eerder als een vorm van hyperaangepastheid aan het leven, hij is in staat om te leven volgens een manier die hem voordeel en plezier verschaft.
41
Hoofdstuk 4 4. INTERPERSOONLIJKE KENMERKEN Kunnen primaire en secundaire psychopaten onderscheiden worden op basis van hun interpersoonlijke kenmerken? In dit hoofdstuk zal er nagegaan worden welke interpersoonlijke kenmerken de primaire en secundaire psychopaat typeert.
4.1. Een interpersoonlijke theorie over primaire en secundaire psychopathie Een vragenlijst die het verband tussen psychopathie en het interpersoonlijke gedrag onderzoekt, is de SHAP (Special Hospitals Assessment of Personality and socialisation). Met deze vragenlijst worden ook twee dimensies van de Big Five gemeten, met name neuroticisme en extraversie (Blackburn, 1998). De SHAP vragenlijst bestaat uit 2 factoren die onderliggend zijn aan 10 SHAP schalen (Blackburn, 1979, 1986). De eerste factor wordt gekenmerkt door impulsiviteit, agressie en vijandigheid. Deze factor wordt gelabeld als de impulsieve agressie of psychopathie. De tweede factor wordt gedefinieerd door introversie, sociale angst en vatbaarheid voor een depressieve gemoedsgesteldheid. Deze laatste factor wordt gelabeld als Withdrawal versus Sociability (teruggetrokken gedrag versus vriendelijkheid). Deze factoren zijn consistent over verscheidene steekproeven van mentaal gestoord overtreders (Blackburn, 1998). Na een clusteranalyse van de SHAP factoren kwam een viervoudige typologie aan het licht. Deze 4 patronen werden onderscheiden onder patiënten in de legale categorie van een persoonlijkheidsstoornis, wat wijst op de aanwezigheid van homogene subgroepen binnen deze categorie, maar zij vormen ook de belangrijkste modellen van een persoonsafwijking onder de mentaal gestoorde overtreders (Blackburn, 1998). Blackburn beschreef de 4 klassen als volg: (1) Primaire psychopaten (impulsief, agressief, vijandig, extravert, vol zelfvertrouwen, laag angstig), (2) Secundaire psychopaten (vijandig, impulsief, agressief, sociaal angstig, teruggetrokken, zwaarmoedig, weinig zelfrespect), (3) Gecontroleerd type (defensief, gecontroleerd, vriendelijk, niet angstig), (4) Geremd type (verlegen, teruggetrokken, gecontroleerd, gematigd angstig, weinig zelfrespect). Deze te onderscheiden groepen nemen een
42
extreme positie in binnen de tweefactoren dimensie van de SHAP (Factor 1: impulsive agression or psychopathy, Factor 2: Withdrawal versus Sociability) (Blackburn, 1998). Primaire en secundaire psychopaten scoren hoog op de 1e facor van de SHAP (Factor 1: Impulsive agression or psychopathy). Een onderscheid tussen hen kan gemaakt worden op basis van hun positie op de Withdrawal – Sociability dimensie (SHAP F2). De primaire psychopaat is sociaal ongeremd en is heel open in het interpersoonlijk contact. In tegenstelling tot de secundaire psychopaat die zich in sociale situaties eerder zal terugtrekken en niet op de voorgrond wil treden (Blackburn, 1998). Hieruit kan worden afgeleid dat het beeld van psychopaten die zich in het contact op een uiterst vlotte en charmante manier opstellen en graag de aandacht naar zich toe trekken, eerder geldt voor de primaire psychopaat dan voor de secundaire psychopaat.
Blackburn gaat ervan uit dat het psychopathieconcept het beste geïnterpreteerd worden als een persoonlijkheidsstoornis die gepresenteerd wordt binnen een interpersoonlijke cirkel, namelijk: Chart of Interpersonal Reactions in Closed Living Environments (CIRCLE) (Blackburn & Renwick, 1996). De CIRCLE is een beoordelingsschaal bestaande uit 49 items die betrekking hebben op het geobserveerde gedrag in instellingen. Elk item wordt gescoord op een schaal van 0 (helemaal niet) tot 3 (gewoonlijk of frequent). De items worden gescoord op basis van 8 schalen: dominant (Dominant), dwingend (Coercive), vijandig (Hostile), teruggetrokken (Withdrawn), onderdanig (Submissive), volgzaam (Compliant), verzorgend (Nurturant), op gezelligheid gesteld (Gregarious). Deze acht items representeren de octant van de interpersoonlijke cirkel (Blackburn & Renwick, 1996). De interpersoonlijke cirkel wordt ook ingedeeld door een verticale en een horizontale as. De verticale as is de Dominance-Submissive as en wordt gedefinieerd door de mate van macht of controle in een interactie. De tweede as wordt gedefinieerd door de mate van verwantschap (Hostile versus Friendly / Nurturant) (Blackburn, 1998). Naargelang de eisen van de omgeving stellen we een aangepast gedrag, waarbij we beroep doen op een heel repertoire van interpersoonlijke vaardigheden. Deze interpersoonlijke vaardigheden worden in elk deel van de cirkel beschreven. Aangrenzende cellen van de cirkel zijn positief met elkaar geassocieerd en de tegenovergestelde cellen zijn negatief met elkaar geassocieerd. Dat wil zeggen dat
43
bijvoorbeeld een persoon met een extreem dominante stijl iemand is wiens interacties met anderen gekenmerkt wordt door uitwisselingen van dominantie. Dergelijke persoon zal vaak dwingend en sociaal gedrag vertonen maar minder frequent onderdanig, teruggetrokken en volgzaam gedrag. Het individu zal met andere woorden een rigid en inflexibel gedragspatroon vertonen (Blackburn, 1998). Ook psychopathie wordt gedefinieerd door interpersoonlijke gedragingen, zoals manipulatie en uitbuiting (Hare, 2003a). Deze karakteristieken kunnen geplaatst worden binnen de octant Hostility – Dominance van de interpersoonlijke cirkel. De interpersoonlijke gedragingen in de linker bovenste kwadrant van de CIRCLE (Hostile – Dominant) zijn het beste geassocieerd met het psychopathieconcept: “shirk obligations”, “lies easily”, “impulsive”, “blames others” en “demands attention” (Blackburn & Renwick, 1996). . Slechts enkele studies hebben het interpersoonlijk concept van psychopathie bestudeerd, maar de resultaten blijken toch relatief consistent te zijn. Harpur en collega’s toonden aan dat er een verband is tussen psychopathie en de interpersoonlijke cirkel. Psychopathie bevindt zich in de Hostile – Dominant kwadrant, maar er kan een onderscheid gemaakt worden tussen de twee subtypes (Blackburn, 1998). PCL-R factor 1 is gecorreleerd met zelfbeoordelingen van vijandigheid (.26) en dominantie (.36), deze factor valt binnen de Coercive kwadrant. PCL-R factor 2 daarentegen is meer gerelateerd aan vijandigheid (Hostile), terwijl de totale PCL-R score valt tussen de Hostile – Coercive dimensie (Blackburn, 1998). Er is aangetoond dat primaire psychopaten hoog scoren op PCL-R factor 1 (Skeem et al., 2003; Skeem et al., 2007). Bijgevolg kunnen we deze groep mogelijks in de Coercive kwadrant plaatsen, waar volgende interpersoonlijke gedragingen kenmerkend zijn voor deze groep: “lies easily”, “domineering”, “boastful”, “strong opinion”, “organizes others” (Blackburn, 1998). Uit de resultaten zal inderdaad blijken dat deze groep het hoogst scoort op de Coercvive schaal (Blackurn, 1998). Secundaire psychopaten daarentegen vertonen een hogere score op PCL-R Factor 2 daarom zou men kunnen verwachten dat deze groep hoger zal scoren op Hostile dimensie want Skeem en collega’s (2007) beschrijven dit subtype eveneens als vijandig en agressief.
44
Om de correlatie tussen de PCL-R (PCL-R 1, PCL-R 2 en de PCL-R Totaalscore) en de verscheidene coördinaten op de CIRCLE te meten, werd gebruik gemaakt van een steekproef bestaande uit 40 mentaal gestoorde gevangenen (O’Kane, Fawcett, & Blackburn, 1996). Bij allen werd de PCL-R afgenomen, de gemiddelde PCL-R score bedroeg 15,50. De projectie van de PCL-R scores op de CIRCLE is zoals voorspeld in de Hostile – Dominant kwadrant. Maar de relatie is echter zwak (Blacburn, 1998). Zoals eerder vermeld vormen psychopaten geen homogene groep op vlak van hun interpersoonlijke gedragingen. Hoge scores op de PCL-R kunnen variëren in hun locatie in de Hostile-Dominant kwadrant (Blackburn, 1998). Een belangrijke opmerking is dat we moeten opletten bij het generaliseren van deze resultaten gelet op de grootte van de steekproef en de range restrictie van de PCL-R scores in bovenstaande studie. Maar de resultaten en eerder bevonden bevindingen ondersteunen wel het idee dat psychopathie een interpersoonlijke dimensie heeft die geassocieerd is met de Hostile – Dominant kwadrant van de interpersoonlijke cirkel en eveneens dat er een onderscheid moet gemaakt worden tussen subtypes op basis van hun interpersoonlijke gedragingen (Blackburn, 1998).
Dominante psychopaten (die dicht aanleunen bij de primaire psychopaten van de SHAP) vertonen een sterke oppervlakkige charme en grandioosheid. De interpersoonlijke karakteristieken, gladheid en grandioosheid, zijn sterk gerelateerd aan Dominance. Deze karakteristieken komen voornamelijk voor bij de primaire psychopaten. Zij behalen de hoogste scores op de Coercive schaal, maar hun gedragsstijl is voornamelijk dominant-gregarious. Deze bevinding valt samen met hun zelfgerapporteerde extraversie en narcisme (Blackburn, 1998). Dat wil zeggen dat primaire psychopaten het meest dwingend zijn in interpersoonlijke interacties en een dominante interpersoonlijke stijl erop nahouden. In tegenstelling tot de secundaire psychopaten houden zij wel van het gezelschap van anderen (Blackburn, 1998). We mogen veronderstellen dat de primaire psychopaten vanwege hun sterk gevoel van eigenwaarde, met volle teugen genieten van de aandacht die ze krijgen. Secundaire psychopaten vertonen ook een dwingende (Coercive) gedragsstijl maar ze verschillen met primaire psychopaten in die zin dat ze meer onderdanig (Submissive) en
45
teruggetrokken (Withdrawn) gedrag vertonen. Zij hebben minder nood aan aandacht van anderen in tegenstelling tot de primaire psychopaat (Blackburn, 1998). Volgens de interpersoonlijke theorie, zal een bepaald gedrag een bepaalde reactie van een andere persoon uitlokken en dit wordt bepaald door de principes van complementariteit (Blackburn, 1998). Carson argumenteert dat de interpersoonlijke stijlen relatief consistent zijn tijdens de levensloop en over situaties heen. Hij veronderstelt een causale relatie tussen de verwachtingen, interpersoonlijke stijl en de gedragingen van anderen. Verbaal en nonverbaal gedrag zendt een boodschap uit betreffende de soort relatie, dit gebeurt niet noodzakelijk bewust. Het soort verbale en non-verbale gedrag lokt logischer wijze een complementaire reactie bij de ander uit, deze reactie is de feedback die de soort relatie zal bevestigen (Blackburn, 1998).
4.2. Leugenachtig gedrag: verbale en non-verbale indicatoren Het leugenachtig gedrag van psychopaten kent soms een dwangmatig karakter met als doel hun narcistische ‘zelf’ te beschermen (Meloy 1988). Ook Karpman (1949) maakte bij het leugenachtige gedrag van de idiopathische (primaire) psychopaat de volgende opmerking: “in his presentation of the circumstances of the crime he wilfully forgets the true facts because they violate his egoism; he manufactures the false situation more because it flatters his egoism(…)” (Karpman, 1949, p. 502). Men bouwt de ene leugen na de andere op, bewust of onbewust, met de bedoeling hun ware persoonlijkheid te verbergen (Wolk en Henly, 1970). Veel van de leugens lijken op wat Ekman (2001) het plezier in het bedriegen noemt. Deze term beantwoordt geknipt aan het beeld van de narcistische psychopaat, die deze bijzondere interpersoonlijke vaardigheden bezit (Cooper & Yuille, 2006). Deze narcistische psychopaat heeft de grootste overeenkomst met onze primaire psychopaat, aangezien deze laatste groep het vaakst in aanmerking komt voor de diagnose van een narcistische persoonlijkheidsstoornis (Skeem et al., 2007). Karpman (1949) had een interessante casus van een primaire (idiopathische) psychopaat als voorbeeld. De man loog over de meeste dingen van zijn sociaal en crimineel verleden en vertoonde sterke kenmerken van ‘duping delight’ (Cooper & Yuille, 2006). Karpman merkte op dat de
46
man ervan genoot om te schrijven over zichzelf en over zijn avonturen, hij bezat een rijke verbeelding en hield zich geheel niet aan de waarheid. Het motief voor dergelijk leugenachtig gedrag is om een effect te produceren, indruk te maken en het is eveneens een vorm van fantasie dat hun sterke eigenliefde streelt (Cooper & Yuille, 2006). De idiopathische (primaire) psychopaat van Karpman wordt sterk gekarakteriseerd door zijn narcisme. Hij is steeds bezig met het overwegen wat hem het meeste zou opleveren in een bepaalde situatie Hij zal ongetwijfeld een feit of een reeks feiten ontkennen wanneer deze hem in een slecht daglicht zouden plaatsen. Tevens zal hij zijn gedrag aandikken of zijn verhaal wat opsmukken wanneer hij denkt dat anderen daardoor een beter beeld over hem zouden krijgen (Cooper & Yuille, 2006). Paul Babiak (2000) onderzocht eveneens het interpersoonlijke gedrag van psychopaten op de werkvloer (industriële psychopaten), hij veronderstelde dat sommige psychopaten in staat waren om op een succesvolle manier te bedriegen en te manipuleren wanneer zij ernaar streven om de top in de zakenwereld te bereiken. Babiak (1995) illustreert in zijn werk een interessante casus van een industriële psychopaat (hoge score op de PCL-R 1 en een gemiddelde score op de PCL-R 2) die in staat was om succes te boeken in de zakenwereld door collega’s te bedriegen en misleiden. Hoewel deze groep van psychopaten heel wat gedragingen vertonen die in enge zin niet strikt illegaal zijn, toch doen ze inbreuk op de rechten van anderen en sociale normen (Boelaert, 2008). Deze groep heeft net als de primaire psychopaten een verhoogde score op PCL-R factor 1, mogelijks kunnen we ervan uitgaan dat het interpersoonlijke gedrag van indrustriële psychopaten enigszins gelijkend is aan het interpersoonlijke gedrag van primaire psychopaten. Bij industriële psychopaten komt hun manipulatief en bedrieglijk gedrag sterk tot uiting op de werkvloer: eerst zoeken ze een geschikte prooi, erna zal hij zijn prooi bedriegen en manipuleren om zo zijn doel te bereiken. Rivalen die zijn doel in de weg staan, worden uitgeschakeld (Boelaert, 2008; Cooper & Yuille, 2006). Het feit dat psychopaten zonder enige schroom kunnen liegen is te wijten aan hun affectief tekort. Aangezien psychopaten geen homogene groep vormen en dat er subtypes bestaan, wordt er verondersteld dat het ene subtype beter in staat is om te bedriegen en manipuleren in vergelijking met het ander subtype (Cooper & Yuille, 2006).
47
Kraeplin en andere invloedrijke figuren maakten een onderscheid tussen de idiopathische (primaire) psychopaat en de pseudopsychopaat (secundaire psychopaat). Op zijn beurt kan de idiopathische (primaire) psychopaat onderverdeeld worden in 3 subtypes: de prototypische, de manipulatieve, de explosieve psychopaat. Op basis van hun interpersoonlijke karakteristieken (manipulatief gedrag, liegen, oppervlakkige charme, sterk opgeblazen gevoel van eigenwaarde) veronderstelt men dat de prototypische en manipulatieve psychopaat beter in staat zijn om te bedriegen in plaats van de explosieve en pseudopsychopaten (Hervé, 2007). Hervé (2007) kwam tot de vaststelling dat de prototypische psychopaten het hoogst scoren op alle 4 de facetten van de PCL-R. De explosieve psychopaten hebben de tweede hoogste PCL-R score maar scoren laag op facet 1 (interpersoonlijk) maar hoog op facet 2 en 3 (affectief en levensstijl). De manipulatieve psychopaat scoort hoog op facet 1 (interpersoonlijk) en facet 2 (affectief) maar laag op facet 3 (levensstijl) en facet 4 (antisociaal gedrag). De pseudopsychopaten tenslotte hebben de laagste PCL-R score in vergelijking met de andere 3 subtypes (Hervé, 2007). Deze bevindingen veronderstellen dat de primaire psychopaten eveneens geen homogene groep vormen maar dat er een onderscheid kan gemaakt worden op basis van 3 subtypes (Hervé, 2007). Uit vorige vaststellingen blijkt dat de prototypische en manipulatieve psychopaat (primaire psychopaten) het hoogste scoren op facet 1, dat wil zeggen dat ze meer manipulatief gedrag vertonen, meer liegen, een grote oppervlakkige charme en een sterk opgeblazen gevoel van eigenwaarde hebben, in vergelijking met de explosieve psychopaat (primaire psychopaat) en de pseudopsychopaat (secundaire psychopaat) (Hervé, 2007). Deze resultaten dienen met de nodige voorzichtigheid benaderd te worden aangezien er weinig gekend is over de validiteit van deze classificatie. De subtypes zijn dan wel theoretisch significant, maar ze zijn niet empirisch afgeleid en enkel gebaseerd op klinische intuïtie en observatie. Er is weinig geweten omtrent de validiteit, betrouwbaarheid en/of generaliseerbaarheid van deze subtypes (Hervé, 2007).
Er zijn weinig studies verricht naar het onderscheid tussen primaire en secundaire psychopaten op vlak van hun leugenachtig en misleidend gedrag. Maar op basis van
48
vorige bevindingen kunnen we met de nodige voorzichtigheid stellen dat primaire psychopaten meer leugenachtig, misleidend en manipulatief gedrag stellen. Dit wordt eveneens bevestigd door een studie van Coyne en collega’s (2008), waaruit bleek dat primaire psychopaten gemakkelijker bedrieglijk gedrag vertonen aangezien ze laag scoren op schuld, empathie en angst. Wanneer we het hebben over leugenachtig gedrag houden we zowel rekening met de verbale als de non-verbale indicatoren die op leugenachtigheid wijzen (Klaver et al., 2007; Lee et al, 2008). In een volgende studie van Klaver en collega’s (2007) tracht men de relatie tussen psychopathie en non-verbale gedragingen bij mannelijke overtreders (N = 45) in een conditie 1 (waarheid spreken) en conditie 2 (liegen) te onderzoeken. Hoe is psychopathie gerelateerd aan zelfgerapporteerde aspecten van leugenachtig gedrag? Om op deze onderzoeksvraag te antwoorden dienden de participanten verschillende aspecten van hun leugenachtig gedrag te scoren, alsook hun vaardigheid tot liegen in vergelijking met anderen en hun frequentie van hun leugenachtig gedrag. Uit de resultaten bleek dat een hoge score op de PCL-R factor 1 (interpersoonlijke factor) geassocieerd is met de overtuiging van een superieure bekwaamheid om te liegen in vergelijking met anderen. De zelfgerapporteerde frequentie tot liegen is niet gerelateerd aan de totale PCL-R score, factor 1 (Interpersoonlijke factor), factor 2 (Affectieve factor) en factor 3 (Levensstijlfactor) scores (Klaver et al., 2007). Op basis van deze inzichten kunnen we stellen dat de primaire psychopaat –die het hoogst scoort op PCL-R factor 1- zichzelf percipieert als iemand die een grote capaciteit bezit om te misleiden en bedriegen, in vergelijking met anderen. Deze bevinding is eveneens consistent met de klinische beschrijving van de primaire psychopaat dat deze een sterke oppervlakkige charme en grandioosheid bezit (Blackburn, 1998). Is er een verband tussen psychopathie en de non-verbale indicatoren van leugenachtigheid? Factor 1 (Interpersoonlijke) scores voorspellen het knipperen met de ogen, hoofdbewegingen, het aantal gesproken woorden en de snelheid van het spreken. Er werd geen verband gevonden met factor 2 (Affectieve) en factor 3 (Levensstijl) scores (Klaver et al., 2007). Psychopaten zullen tijdens het liegen meer knipperen met de ogen en meer hoofdbewegingen maken. Ze gebruiken eveneens meer woorden en spreken langer, wat
49
consistent is met de gladheid en de verbale bekwaamheid dat in het algemeen geobserveerd worden bij psychopaten (Klaver et al., 2007). Met andere woorden niet enkel de non-verbale maar ook de verbale indicatoren zijn belangrijk voor het detecteren van leugenachtig gedrag (Lee et al., 2008). Brinkley, Newman, Harpur en Jonhnson (1999) kwamen tot de vaststelling dat de verhalen van psychopaten minder coherent zijn, wat veronderstelt dat psychopaten het moeilijk vinden om te bedriegen en manipuleren. Hun non-verbale gedragingen en lichaamstaal daarentegen kunnen deze onsamenhangende spraak verbergen, wat hen op die manier beter in staat stelt om te manipuleren en mensen te bedriegen. Met andere woorden, wanneer de luisteraar is afgeleid dan is hij een gemakkelijker doelwit om te manipuleren (Lee et al., 2008). Uit een studie van Lee en collega’s (2008) blijkt dat psychopathische individuen meer geschikte details geven wanneer ze liegen, wat hen reeds succesvol maakt in het misleiden van anderen. Psychopaten maken meer spontane correcties en geven meer nuttige details wanneer ze liegen (Lee et al., 2008). Een interessante bevinding in deze studie was dat psychopaten zeven keer minder geloofwaardig beoordeeld worden in tegenstelling tot niet-psychopathische overtreders. Dit is merkwaardig aangezien psychopaten beschreven worden als individuen die meester zijn in het misleiden en manipuleren van anderen (Lee et al., 2008). Mogelijks bepaalt de inhoud van hun spraak niet het succes tot het bedriegen maar zijn het de specifieke gedragingen die de luisteraar afleiden. Hoge scores op de interpersoonlijke dimensie van psychopathie (PCL-R factor 1) zijn geassocieerd met een verhoogde waarschijnlijkheid om als geloofwaardig beoordeeld te worden wanneer men liegt. Dat wil zeggen dat hun arrogante gedragsstijl en hun grote grandioosheid overkomt bij de luisteraar als vertrouwelijk, wat ervoor zorgt dat men betrouwbaar en geloofwaardig overkomt maar op hetzelfde moment misleidt men de luisteraar met dergelijk gedrag (Lee et al., 2008). Deze klinische beschrijving strookt met het beeld van de primaire psychopaat aangezien deze eveneens hoog scoort op PCL-R factor 1 (Levenson, Kiehl & Fitzpatrick, 1995). De resultaten van Lee en collega’s (2008) dienen opnieuw met de nodige voorzichtigheid benaderd te worden, gelet op de kleine steekproef (N = 45). Het kan zijn dat grotere steekproeven met een grotere power andere verschillen tussen
50
psychopathische en niet-psychopathische overtreders aan het licht brengen (Lee et al., 2008).
4.3. Manipulatief gedrag McHoskey, Worzel, en Szyarto stellen dat Machiavellisme en primaire psychopathie 2 identieke constructen zijn (Ashton et al., 2000). Een individu dat hoog scoort op Machiavellisme kan omschreven worden als een sociale manipulator, iemand die slinksheid, bedrog en opportunisme gebruikt tijdens interpersoonlijke aangelegenheden (Skinner, 1988). Men is onverschillig voor de huidige morele normen en waarden en men vertoont een gebrekkige emotionele betrokkenheid met anderen, wat resulteert in het feit dat men anderen louter als middel beschouwt om zijn of haar doel te bereiken. Zowel de psychopaat als de Machiavellist maken gebruik van manipulatieve technieken in interpersoonlijke interacties (Skinner, 1988). Uit een studie van Skinner (1988) blijkt dat er een associatie werd gevonden tussen Machiavellisme en primaire psychopathie. Primaire psychopaten scoren, in tegenstelling tot secundaire psychopaten, laag op Neuroticisme wat overeenkomt met hun hoge score op de trek Machiavellisme (Skinner, 1988). Zowel Machiavellisme als psychopathie worden in de Hostile-Dominant kwadrant van de CIRCLE gelokaliseerd (Blackburn, 1998; McHoskey 1998). Primaire psychopaten zijn met andere woorden zeer manipulatief en gebruiken anderen om vooruit te komen in het leven. Dit subtype zal vaker ‘succesvol’ zijn, in vergelijking met de secundaire psychopaten, wanneer ze onopgemerkt hun gang kunnen gaan zonder dat anderen hun ware intenties zien achter hun gedrag (Coyne, 2008). Coyne en collega’s (2008) maakten voor hun studie gebruik van een niet-klinische steekproef, de resultaten kunnen mogelijks verschillen indien de steekproef bestond uit psychopaten in een geïnstitutionaliseerde setting. Uit een studie van Ross en collega’s (2008) bleek eveneens dat het gebruik van manipulatieve technieken meer gerelateerd was aan primaire psychopathie dan aan secundaire psychopathie. Ook hier dienen we opnieuw de nodige aandacht te besteden aan verbale en nonverbale indicatoren die wijzen op manipulatief gedrag.
51
Rimé, Bouvy, Leborgne en Rouillon (1978) stelden vast dat adolescenten met hoge psychopathische trekken langer met een starende blik kijken naar de interviewer, meer handgebaren vertonen, minder lachen en meer naar voor leunen gedurende het interview. Gillstrom en Hare observeerden een verhoogd aantal beats bij psychopathische individuen, met name: snelle, kleine handbewegingen niet gerelateerd aan de semantische inhoud van de spraak (Klaver et al., 2007). Louth, Williamson, Alpert, Pouget en Hare (1998) kwamen tot de vaststelling dat psychopathische overtreders stiller spreken in tegenstelling tot niet-psychopathische overtreders gedurende het interview. Met andere woorden, psychopaten gebruiken een hele reeks van non-verbale strategieën om interpersoonlijke interacties te domineren in een poging anderen op die manier te misleiden (Louth et al., 1998) De interpersoonlijke ruimte van de ander verkleinen, maakt controle over de sociale interactie mogelijk. Een aanhoudend oogcontact kan de interviewer eveneens overtuigen van de waarheidsgetrouwheid. Een toegenomen gebruik van handgebaren en het spreken met een zachte stem kan dienen om de luisteraar dichter te laten komen en hem af te leiden van datgene wat gezegd wordt en kan geïnterpreteerd worden als een manipulatietechniek die de psychopaat hanteert (Louth et al., 1998). Psychopaten zullen eveneens meer gebruik maken van illustraties tijdens het spreken, deze eigenschap is gerelateerd aan psychopathie en is kenmerkend voor de interpersoonlijke dimensie van psychopathie (Klaver et al., 2007). Dit ondersteunt de empirische bevindingen dat psychopaten meer handgebaren gebruiken, wat ook dramatische handgebaren tijdens een interpersoonlijke communicatie inhoudt (Rime et al., 1978; Klaver et al., 2007). Met illustraties bedoelen we sociaal aangeleerde lichaamsgebaren die de spraak kracht bijzetten door visueel te illustreren wat verbaal bedoeld wordt. Het feit dat psychopaten meer gebruik maken van deze illustraties is consistent met de bevinding dat psychopathische individuen moeite doen om interpersoonlijke situaties te domineren (Klaver, et al. 2007). Deze dominante gedragsstijl is zeer typerend voor de primaire psychopaat (Blackburn, 1998).
52
4.4. Grandioosheid en oppervlakkige charme Tal van studies hebben de relatie tussen primaire psychopathie en narcisme aangetoond (Ross et al., 2008; Benning et al., 2005). Narcistische kenmerken van manipulatie, arrogantie, gebrek aan empathie en grandioosheid komen overeen met de hoofdkenmerken van PCL-R factor 1 (Ross et al., 2008). Primaire psychopaten vertonen in tegenstelling tot secundaire psychopaten verhoogde narcistische trekken waarbij hun grandioze interpersoonlijke stijl zeer typerend is. In de lijn van de aanwezigheid van narcistische trekken bij primaire psychopaten zijn superioriteitsgevoelens en ijdelheid bij deze groep niet verrassend (Baird, 2002). Secundaire psychopaten hebben niet het gevoel dat hun bekwaamheden het mogelijk zouden maken om succesvol door het leven te gaan. Deze groep voelt zich in tegenstelling tot de primaire psychopaat niet zelfverzekerd wat betreft hun eigen bekwaamheden (Baird, 2002). De primaire psychopaat (met een hoogste score op PCL-R factor 1) percipieert zichzelf als iemand die een grote capaciteit bezit om te misleiden en bedriegen in vergelijking met anderen. Deze bevinding is eveneens consistent met de klinische beschrijving van de primaire psychopaat dat deze een sterke en oppervlakkige charme bezit (Blackburn, 1998). In tegenstelling tot de secundaire psychopaat, die vaak een teruggetrokken gedrag vertoont, houdt de primaire psychopaat wel van het gezelschap van anderen en kunnen we veronderstellen dat de primaire psychopaat vanwege zijn sterk gevoel van eigenwaarde met volle teugen geniet van de aandacht die hij of zij krijgt (Blackburn, 1998). Uit een studie van McHoskey, Worzel, en Szyarto (1998) blijkt dat narcisme sterk geassocieerd is met primaire psychopathie ( partiële correlatie: r= .51) maar er geen unieke associatie is met secundaire psychopathie (partiële correlatie: r = -.01). We kunnen stellen dat primaire psychopaten narcistisch zijn in de duidelijke betekenis van het woord, secundaire psychopaten daarentegen bezitten een opmerkelijk minder zichtbare constellatie van narcistische persoonlijkheidstrekken ( Poythress & Skeem, 2005).
53
Wink (1991) maakte een onderscheid tussen de openlijke (overt) vorm van narcisme (grandioosheid - exhibitionisme) en de bedekte (covert) vorm van narcisme (kwetsbaarheid – gevoeligheid). “Overt narcissism stresses arrogant self-assurance, blatant self-confidence, and flagrant display of superiority. Covert narcissism is marked by largely unconscious feelings of grandeur and openly displayed lack of self-confidence and initiative, vague feelings of depression, and an absence of zest for work” (Skeem et al., 2003, p. 532). Primaire psychopaten vertonen een openlijke vorm van narcisme waarbij die grandioze interpersoonlijke stijl zeer opvallend is. Terwijl bij secundaire psychopaten de aanwezigheid van narcistische trekken minder duidelijk is, maar vooral tot uiting komt in hun gevoeligheid voor bijvoorbeeld persoonlijke kritieken (Poythress & Skeem, 2005). Ook Blackburn karakteriseerde de primaire psychopaat als een dominant persoon met een duidelijke arrogantie over zich. Terwijl de secundaire psychopaat eerder een gebrek aan zelfvertrouwen heeft en zeer defensief en gevoelig is voor persoonlijke dreigementen (Blackburn, 1998).
54
BESLUIT Meer dan een eeuw van empirisch onderzoek en klinische ervaring wees uit dat psychopaten van elkaar verschillen op verscheidene manieren. Het idee dat psychopathie geen homogeen begrip is en men subtypes kan onderscheiden, dateert van het werk van Karpman (1941). Hij gaf de aanzet voor het onderzoek naar psychopathische subtypes. Volgens Karpman waren de primaire en secundaire psychopaat fenotypisch gelijk: “They cheat, con, and swindle others, ‘seemingly have no feelings or regard for others’, and often manifest antisocial behavior” (Karpman, zoals geciteerd in Poythress en Skeem, 2005, p. 173). Genotypisch zijn ze dan weer verschillend, primaire psychopathie wordt ondersteund door een (erfelijk) affectief gebrek, terwijl er bij de secundaire psychopathie eerder een affectieve verstoring is. Deze affectieve verstoring werd verworven door de omgeving, denken we hierbij aan fysiek of seksueel misbruik (Skeem et al., 2007). Ook Lykken (1995), Mealey (1995), Porter (1996) en Blackburn (1998) erkenden het bestaan van subtypes maar bij elk stond een andere dimensie centraal waarop primaire en secundaire psychopaten van elkaar verschillen. Meer gesystematiseerd onderzoek naar psychopathie en de subtypes ervan is geen overbodige luxe, gelet op de maatschappelijke ellende en het persoonlijk leed die deze stoornis veroorzaakt (Hare, 2003a).
Deze literatuurstudie werd uitgevoerd om na te gaan of er een onderscheid kan gemaakt worden tussen primaire en secundaire psychopaten op basis van hun interpersoonlijke kenmerken. Er is reeds weinig onderzoek verschenen omtrent dit thema maar desalniettemin heeft deze onderzoeksvraag een grote relevantie voor zowel het klinisch, forensisch als politioneel werkveld. Het is belangrijk te weten dat primaire en secundaire psychopaten verschillen in hun interpersoonlijk gedrag en in interacties met anderen. Dit geeft ons nuttige informatie over hoe we het best omgaan met deze personen en hoe we desnoods kunnen ‘inspelen’ op hen. Bij de scoring van een aantal PCL-R items, zoals gebrek aan eerlijkheid en manipulatief gedrag, wordt er van interviewer geëist dat hij aandachtig is voor de interpersoonlijke interactie met de participant (Zolondek et al., 2006). Tijdens die interpersoonlijke
55
interactie zal men merken dat het interpersoonlijk gedrag van de primaire en secundaire psychopaat duidelijk verschilt. Gelet op de beperkte kennis hieromtrent kan men stellen dat er een grote nood is aan wetenschappelijk onderzoek die het verband tussen misleidend gedrag en de subtypes van psychopathie verder onderzoekt. Het leugenachtig karakter van de psychopaat kent soms een dwangmatig karakter, veel van die leugens lijken op wat Ekman het plezier in het bedriegen noemt (Ekman, 2001). Deze term beantwoord geknipt aan het beeld van de narcistische psychopaat, die deze bijzondere interpersoonlijke vaardigheden bezit. Deze narcistische psychopaat heeft de grootste overeenkomst met onze primaire psychopaat aangezien dit laatste type een verhoogde aanwezigheid van narcistische trekken vertoont (Baird, 2002). De stelling dat primaire psychopaten meer leugenachtig, misleidend en manipulatief gedrag stellen, werd eveneens bevestigd door een studie van Coyne en collega’s (2008). Daaruit bleek dat primaire psychopaten gemakkelijker bedrieglijk gedrag stellen, in vergelijking met secundaire psychopaten, aangezien primaire psychopaten laag scoren op schuld, empathie en angst (Coyne et al., 2008). Het feit dat primaire psychopaten zonder enige schroom kunnen liegen is met andere woorden te wijten aan hun groot affectief tekort. Bij secundaire psychopaten is dit affectief tekort minder sterk uitgesproken en zijn zij wel in staat om menselijke emoties zoals empathie en schuld te ervaren (Poythress & Skeem, 2005). Men kan bijgevolg stellen dat het ene (primaire) subtype beter in staat is om te bedriegen en manipuleren in vergelijking met het andere (secundaire) subtype. Deze stelling werd ook ondersteund door Cooper en Yuille (Cooper & Yuille, 2006). Het onderzoek van Coyne et al. (2008) kent verscheidene beperkingen. Allereerst maakten ze gebruik van zelfrapporteringsvragenlijsten, wat het risico op sociale wenselijke antwoorden inhoudt. Ten tweede maakten ze gebruik van een niet-klinische steekproef (N = 234) en 75% van hen waren vrouwen. Gezien deze beperkingen zou toekomstig onderzoek zich beter richten op psychopaten in een geïnstitutionaliseerde setting waarbij de verhouding mannen – vrouwen evenredig is. Wanneer men het leugenachtig en manipulatief gedrag van de psychopaat wil onderzoeken dient men zowel de verbale als non-verbale indicatoren in rekening te brengen. Hier schieten veel politiehandleidingen tekort, omdat ze niet dieper ingaan op de verbale indicatoren die wijzen op bedrog (Vrij, 2004). Deze literatuurstudie toont aan
56
dat men bij de detectie van leugenachtig gedrag zowel de verbale maar evenzeer de nonverbale factoren in acht dient te nemen. Slechts enkele studies hebben de verbale karakteristieken bij psychopathische individuen onderzocht. Lee en collega’s (2008) vonden dat er verbale indicatoren zijn die verzonnen van waarheidsgetrouwe verhalen van elkaar kunnen onderscheiden en eveneens een onderscheid kan maken tussen psychopathische en niet-psychopathische overtreders. Waarachtige verhalen zijn veel langer dan verzonnen verhalen, wat consistent is met het idee dat liegen op cognitief vlak een moeilijke taak is (Lee et al., 2008). Psychopathische overtreders zullen meer details geven wanneer ze liegen waardoor ze minder verdacht overkomen en maken ook vaker spontane correcties (Lee et al., 2008). Een beperking van de studie van Lee en collega’s (2008) is dat men gebruik maakte van een kleine steekproef (N = 45) waardoor de generaliseerbaarheid van deze resultaten ook beperkt is. Dergelijke studie met een grotere steekproef zou mogelijks andere resultaten aan het licht kunnen brengen. Hoe dan ook is het nuttig om in de toekomst verbale indicatoren, die wijzen op bedrog bij de primaire en secundaire psychopaten, te onderzoeken aangezien er hieromtrent nog geen onderzoek verricht is. Deze kennis zou een grote bijdrage leveren voor de klinische, forensische en vooral voor de politionele setting. Uit onderzoeken naar non-verbale indicatoren van leugenachtig gedrag (Klaver et al., 2007) blijkt dat psychopaten meer knipperen met de ogen en meer hoofdbewegingen maken wanneer ze liegen. Ze gebruiken meer woorden en spreken langer, wat consistent is met de gladheid en verbale bekwaamheid dat in het algemeen geobserveerd wordt bij psychopaten (Cleckley, 1976; Hare, 1991, 2003a). Hun succes tot liegen en bedriegen ligt niet in de inhoud van hun vele verzinsels maar in de specifieke gedragingen die de luisteraar afleidt (Lee et al., 2008). Hoge scores op de interpersoonlijke dimensie van psychopathie (PCL-R Factor 1) zijn geassocieerd met een verhoogde waarschijnlijkheid om geloofwaardig over te komen. Door hun arrogante gedragsstijl en hun grote grandioosheid hebben ze een grote overtuigingskracht (Lee et al., 2008). Dit beeld lijkt overeen te komen met de klinische beschrijving van de primaire psychopaat (Baird, 2002).
57
Psychopaten zijn ook meesters in het manipuleren van anderen. McHoskey en collega’s stelden dat Machiavellisme en primaire psychopathie twee identieke constructen zijn (Ashton et al., 2000). Een individu dat hoog scoort op machiavellisme kan omschreven worden als een sociale manipulator, iemand die slinksheid en bedrog gebruikt tijdens interpersoonlijke interacties (Skinner, 1988). Uit een studie van Ross en collega’s (2008) bleek eveneens dat het gebruik van manipulatieve technieken meer gerelateerd is aan primaire psychopathie dan aan secundaire psychopathie. Ook bij het manipulatieve gedrag van de psychopaat dienen we aandacht te hebben voor de verbale indicatoren. Een toegenomen gebruik van handgebaren tijdens het gesprek en stil spreken zijn technieken die de luisteraar afleidt van de inhoud van gesprek en dwingt om dichterbij te komen, wat als een manipulatietechniek wordt gezien (Louth, et al., 1998). Psychopaten zullen ook vaker gebruik maken van illustraties tijdens het spreken, dat wil zeggen dat men met handgebaren visueel tracht te illustreren wat men verbaal bedoelt. Dit is consistent met de bevinding dat psychopaten moeite doen om interpersoonlijke situaties te domineren (Klaver et al., 2007). Deze dominante gedragsstijl is zeer typerend voor de primaire psychopaat (Blackburn, 1998). Psychopaten hebben volgens Hare (2003a) een zwaar opgeblazen kijk op hun belangrijkheid en zijn sterk egocentrisch, maar er kan een onderscheid gemaakt worden tussen de subtypes. Primaire psychopaten vertonen een openlijke vorm van narcisme (overt narcissism) waarbij hun grandioze interpersoonlijke stijl zeer typerend is (Poythress & Skeem, 2005). In de lijn daarvan is het niet verrassend dat superioriteitsgevoelens en ijdelheid deze groep kenmerkt. De secundaire psychopaat voelt zich in tegenstelling tot de primaire psychopaat niet zelfverzekerd wat zijn eigen bekwaamheden betreft (Baird, 2002). De aanwezigheid van narcistische trekken is bij deze groep ook minder duidelijk (covert narcissism) maar komt vooral tot uiting in hun gevoeligheid voor persoonlijke kritiek (Poythress & Skeem, 2005). Terwijl de primaire psychopaat een dominant persoon is die houdt van het gezelschap van anderen en met volle teugen geniet van de aandacht die hij krijgt, vertoont de secundaire psychopaat eerder een teruggetrokken gedrag, is hij onderwerpend en heeft hij moeite met persoonlijke kritiek (Blackburn, 1998).
58
Uit vorige bevindingen kunnen we dus stellen dat primaire psychopaten overkomen als extravert, dominant en vol zelfvertrouwen (Blackburn, 1998; Skeem et al., 2007). Deze karakteristieken stellen hen in staat om meester te zijn in het misleiden en manipuleren van anderen (Lee et al., 2008; Ross et al., 2008). Ze staan graag in de spotlights waarbij hun grandioze interpersoonlijke stijl zeer typerend is (Baird, 2002). Terwijl de secundaire psychopaten overkomen als onderwerpend, maar prikkelbaar en emotioneel labiel (Blackburn, 1998; Skeem et al., 2007). Secundaire psychopaten voelen zich niet zelfverzekerd omtrent hun eigen bekwaamheden (Baird, 2002). Hun narcisme is in tegenstelling tot de primaire psychopaat niet zo duidelijk zichtbaar, maar komt vooral tot uiting in hun gevoeligheid voor persoonlijke kritieken (Poythress & Skeem, 2005). Deze bevindingen zijn voor de politionele context zeer relevant aangezien verhoorders geïnteresseerd zijn in het interpersoonlijke gedrag van de verdachte. Dit levert hen nuttige informatie hoe ze moeten omgaan met de verdachte. Gelet op de grote aanwezigheid van narcistische trekken bij de primaire psychopaat zal het inwerken op hun gevoelens van grootsheid veel productiever zijn. Als verhoorder kan je zijn narcistisch zelfbeeld strelen door bijvoorbeeld uw bewondering te uiten over de misdaad die hij begaan heeft. Of door uw ontgoocheling te uiten dat de verdachte slechts 1 slachtoffer vermoord heeft en niet ‘zo goed’ is als bijvoorbeeld Charles Manson. Wanneer we met een narcistische, primaire psychopaat te maken hebben dan zal deze zich aangevallen voelen in zijn narcisme. Een mogelijke reactie is dat hij bijvoorbeeld bekent dat hij nog meer slachtoffers om het leven heeft gebracht. Het is wel belangrijk dat men erop toeziet dat men discussieert over de feiten zelf en in geen geval beroep doet op emoties. De secundaire psychopaat daarentegen kan wel ‘breken’ wanneer men op zijn gevoelens inspeelt aangezien ze meer schaamte en schuld vertonen. Dit subtype dient men op een andere manier te benaderen. Dit toont aan dat het zeer belangrijk is om de heterogeniteit van beide subtypes op interpersoonlijk vlak steeds in gedachte te houden. Zowel in de klinische, forensische als politionele context moet men voldoende aandacht schenken voor de non-verbale indicatoren die wijzen op bedrog en manipulatie zodat men zelf niet ten prooi valt aan de manipulatieve spelletjes van de psychopaat.
59
Naar de toekomst toe dient er zowel wetenschappelijk onderzoek verricht te worden naar de verbale als naar de non-verbale gedragingen bij primaire en secundaire psychopaten in interpersoonlijke situaties, aangezien informatie hieromtrent zeer schaars is. Ook het effect van het verbale en non-verbale gedrag van de partner (partner: in de ruime betekenis van het woord) op de primaire en secundaire psychopaat dient nagegaan te worden. Het kan nuttig zijn te onderzoeken wat het effect is van het (non-) verbale gedrag van een therapeut, maatschappelijk werker of verhoorder op de primaire en secundaire psychopaat. Op die manier kunnen we nagaan welke gedragingen men beter wel of niet stelt als men een welbepaalde reactie wilt uitlokken. Dergelijk onderzoek kan eveneens informatie verlenen over de wijze waarop we succesvol kunnen omgaan met de psychopaten. Enkele auteurs erkennen de heterogeniteit van psychopaten op basis van hun interpersoonlijk gedrag maar toch blijft wetenschappelijk onderzoek omtrent dit onderwerp beperkt. Meer wetenschappelijk onderzoek omtrent dit onderwerp vormt een uitdaging naar de toekomst toe. Als conclusie kan worden gesteld dat deze literatuurstudie zeker een interessante bijdrage levert aan de beperkte kennis over het interpersoonlijke gedrag bij primaire en secundaire psychopaten en hopelijk vormt het een aanzet voor toekomstig onderzoek.
60
REFERENTIES
Ashton, M.C., Lee, K. & Son, C. (2000). Honesty as the sixth actor of personality : correlations with machiavellianism, primary psychopathy, and social adroitness. European Journal of Personality, 14, 359-368.
Babiak, P. (1995). When psychopaths go to work: A case study of an industrial psychopath. Applied Psychology: An International Review, 24, 171-188.
Babiak, P. (2000). Psychopathic manipulation at work. In C.B. Gacono (Ed.). Clinical and forensic assessment of psychopathy: A practitioner’s guide (pp. 287-311). Mahwah, NJ: Lawrence Erlbaum Associates.
Baird, S.A. (2002). The links between primary and secondary psychopathy and social adaptation. Colgate University Journal of the Sciences, 61-82. Retrieved April 15, 2009, from Colgate University. Website: http://groups.colgate.edu/cjs/student_papers/2002/SBaird.pdf
Benning, S.D., Patrick, C.J., Blonigen, D.M., Hicks, B.M. & Iacono, W.G. (2005). Estimating facets of psychopathy from normal personality traits: A step toward community epidemiological investigations. Assessment, 12, 3-18.
Blackburn, R. (1979). Psychopathy and personality: The dimensionality of self-report and behavior rating data in abnormal offenders. British Journal of Social and Clinical Psychology, 18, 111-119.
Blackburn, R. (1986). Patterns of personality deviation among violent offenders: Replication and extension of an empirical taxonomy. British Journal of Criminology, 26, 254-269.
61
Blackburn, R. (1998). Psychopathy and the contribution of personality to violence. In T. Millon, E. Simonsen, M. Birket-Smith & R.D. Davis (Eds.). Psychopathy: Antisocial criminal, and violent behavior (pp. 50-67). New York: Guilford Press.
Blackburn, R., Logan, C., Donnelly, J.P. & Renwick, S.J.D. (2008). Identifying psychopathic subtypes: combining an empirical personality classification of offenders with the Psychopathy Checklist-Revised. Journal of Personality Disorders, 22, 604-622.
Blackburn, R. & Renwick, S.J. (1996). Rating scales for measuring the interpersonal circle in forensic psychiatric patients. Psychological Assessment, 8, 76-84.
Blair, R. (1999). Responsiveness to distress cues in the child with psychopathic tendencies. Personality and Individual Differences, 27, 135-145.
Boelaert, A. (2008). Psychopathie. In F. Declercq (Ed.). Seksuele, geweld- en levensdelicten. Psychopathologie van daders (pp.141-175). Leuven: Acco.
Brinkley, C.A., Newman, J.P., Harpur, T.J. & Johnson, M.M. (1999). Cohesion in texts produced by psychopathic and nonpsychopathic criminal inmates. Personality and Individual Differences, 26, 873-885.
Campbell, J.S. & Elison, J. (2005). Shame coping styles and psychopathic personality traits. Journal of Personality, 84, 96-104.
Cleckley, H. (1941). The Mask of Sanity. St. Louis, MO: Mosby. Cleckley, H. (1976). The Mask of Sanity. (5th ed). St. Louis: Mosby.
Colledge, E. & Blair, R. J. R. (2001). The relationship in children between the inattention and impulsivity components of attention deficit and hyperactivity
62
disorder and psychopathic tendencies. Personality and Individual Differences, 30, 1175-1187.
Cooke, D. J. & Michie, C. (2001). Refining the construct of psychopathy: Towards a hierarchical model. Psychological Assessment, 13, 171-188.
Cooke, D. J., Michie, C., Hart, S.D. & Clark, D. (2004). Reconstructing psychopathy : Clarifying the significance of antisocial and socially deviant behavior in the diagnosis of psychopathic personality disorder. Journal of Personality Disorders, 18, 337-367.
Cooper, S.C. & Yuille. J.C. (2006). Psychopathy and deception. In Hervé H. & Yuille J.C (Eds.). The Psychopath. Theory, Research, and Practice, 19, 487-503.
Coyne, S.M. & Thomas, T.J. (2008). Psychopathy, aggression, and cheating behavior: A test of the Cheater-Hawk hypothesis. Personality and Individual Differences, 44, 1105-1115.
Ekman, P. (2001). Telling lies: Clues to deceit in the marketplace, politics , and marriage (3th ed.). New York: W.W. Norton and Company.
Forth, A.E. & Burke, H.C. (1998). Psychopathy in adolescence: Assessment, violence, and developmental precursors. In Cooke, D.J., Forth, A.E. & Hare, R.D. (Eds.), Psychopathy: Theory, research, and implications for society (pp. 205-229). Dordrecht, The Netherlands: Kluwer Academic.
Grann, M. (2000). The PCL-R and gender. European Journal of Psychological Assessment, 16, 147-149. Gray, J. A. (1988). The psychology of fear and stress (2th ed.) New York: Cambridge University Press.
63
Hare, R. D. (1991). The Hare Psychopathy Checklist – Revised. Toronto-Ontario: Multi-Health Systems.
Hare, R. D. (1996). Psychopathy and antisocial personality disorder: A case of diagnostic confusion. Psychiatric Times, 13, 39-40.
Hare, R.D. (1999). Psychopathy as a risk for violence. Psychiatric Quarterly, 70, 181197.
Hare, R .D. (2002). Hare Psychopathy Checklist – Revised. Multi – Health Systems Inc. Nederlandse vertaling en bewerking door H. Vertommen, R. Verheul, C. De Ruiter & M. Hildebrand. Swets Test Publishers.
Hare, R.D. (2003a). Gewetenloos. De wereld van de psychopaat. Rijswijk: Elmar BV. Hare, R .D. (2003b). Manual for the Revised Psychopathy Checklist (2nd ed.). Toronto, ON, Canada: Multi-Health Systems.
Hare, R. D. (2006). Psychopathy: A Clinical and Forensic Overview. Psychiatric Clinics of North America, 29, 709-724.
Hare, R. D., Harpur, T. J., Hakistan, A. R., Forth, A. E., Hart, S. D. & Newman, J. P. (1990). The Revised Psychopathy Checklist: Reliability and factor structure. Psychological Assessment: A journal of Consulting and Clinical Psychology, 2, 338-341.
Hare, R.D. & Neumann, C.S. (2006). The PCL-R assessment of psychopathy. Development, structural properties, and new directions. In C. Patrick (Ed.). Handbook of Psychopathy (pp. 58-88). New York: The Guilford Press.
Hare, R. D., Neumann, C. S. & Newman, J. P. (2007). The super-ordinate nature of the psychopathy checklist-revised. Journal of Personality Disorders, 21, 102-117.
64
Harris, G. T., Rice, M. E. & Cormier, C. A. (1991). Psychopathy and violent recidivism. Law and Human Behavior, 15, 625-637.
Hemphill, J. F., Hare, R. D. & Wong, S. (1998). Psychopathy and recidivism: A review. Legal and Criminological Psychology, 3, 141-172.
Hervé, H. (2007). Psychopathic Subtypes: Historical and Contemporary Perspectives. In Hervé H. & Yuille J.C (Eds.), The Psychopath. Theory, Research, and Practice, 17, 431- 460.
Hicks, B. M., Markon, K. E., Patrick, C. J., Krueger, R. F. & Newman, J. P. (2004). Identifying psychopathy subtypes on the basis of personality structure. Psychological Assessment, 16, 276-288.
Johns, J.H. & Quay, H.C. (1962). The effect of social reward on verbal conditioning in psychopathic and neurotic military offenders. Journal of Consulting Psychology, 26, 217-220.
Karpman, B. (1941). On the need for separating psychopathy into two distinct clinical types: Symptomatic and idiopathic. Journal of Criminolgy and Psychopathy, 3, 112-137.
Karpman, B. (1948). The myth of the psychopathic personality. American Journal of Psychiatry, 523-534.
Karpman, B. (1949). From the autobiography of a liar; toward a clarification of the problem of psychopathic states. Psychiatric Quarterly, 23, 497-521.
Klaver, J.R., Lee, Z. & Hart, S.D. (2007). Psychopathy and nonverbal indicators of deception in offenders. Law and Human Behavior, 31, 337-351.
65
Lee, Z., Klaver, J.R. & Hart, S.D. (2008). Psychopathy and verbal indicators of deception in offenders. Psychology, Crime and Law, 14, 73-84.
Levenson, M.R., Kiehl, K.A. & Fitzpatrick, C.M. (1995). Assessing psychopathic attributes in a noninstitutionalized population. Journal of Personality and Social Psychology, 68, 151-158.
Louth, S.M., Williamson, S., Alpert, M., Pouget, E.R. & Hare, R.D. (1998). Acoustic distinctions in the speech of male psychopaths. Journal of Psycholinguistic Research, 27, 375-384.
Lykken, D. (1995). The antisocial personalities. Hillsdale, New Jersey: Erlbaum.
McHoskey, J.W., Worzel, W. & Szyarto, C. (1998). Machiavellianism and psychopathy. Journal of Personality and Social Psychology, 74, 192-210.
Mealey, L. (1995). The sociobiology of sociopathy: an integrated evolutionary model. Behavioral and Brain Sciences, 18, 523-541. Meloy, J.R. (1988). The psychopathic mind: Origins, dynamics, and treatment (1 th ed.) Northvale, NJ: Jason Aronson
Morrison, D. & Gilbert, P. (2001). Social rank, shame and anger in primary and secondary psychopaths. The Journal of Forensic Psychiatry, 12, 330-356.
Neumann, C. S., Vitacco, M. J., Hare, R. D. & Wupperman, P. (2005). Reconstructing the “reconstruction” of psychopathy: A comment on Cooke, Michie, Hart, and Clark. Journal of Personality Disorders, 19, 624-640.
Newmann, J. P., MacCoon, D. G., Donal G., Vaughn, L. J. & Sadeh, N. (2005). Validating a distinction between primary and secondary psychopathy with
66
measures of Gray’s BIS and BAS constructs. Journal of Abnormal Psychology, 114, 319-323.
O’Kane, A., Fawcett, D. & Blackburn, R., (1996). Psychopathy and moral reasoning: Comparison of two classifications. Personality and Individual Differences, 20, 505-514.
Porter, S. (1996). Without conscience or without active conscience? The etiology of psychopathy revisited. Aggression and Violent Behavior, 1, 179-189.
Poythress, N.G. & Skeem, J.L. (2005). Disaggregating Psychopathy. Where and how to look for subtypes. In C. Patrick (Ed.). Handbook of Psychopathy (pp. 172-192). New York: The Guilford Press
Rimé, B., Bouvy, H., Leborgne, B. & Rouillon, F. (1978). Psychopathy and nonverbal behavior in an interpersonal situation. Journal of Abnormal Psychology, 87, 636643.
Ross, S.R., Bye, K., Wrobel, T.A. & Horton, R.S. (2008). Primary and secondary psychopathic characteristics and the schedule for non-adaptive and adaptive personality (SNAP). Personality and Individual Differences,45, 249-254.
Ross, R.S., Moltó, J., Poy, R., Segarra P., Pastor, M.C. & Montañés, S. (2007). Gray’s model and psychopathy: BIS but not BAS differentiates primary from secondary psychopathy in noninstitutionalized young adults. Personality and Individual Differences, 43, 1644-1655.
Salekin, R. T., Rogers, R. & Sewell, K. W. (1997). Construct validity of psychopathy in an female offender sample: A multitrait-multimethod evaluation. Journal of Abnormal Psychology, 106, 576-585.
67
Skeem, J., Kerr, M., Louden, J. E., Johansson, P. & Andershed, H. (2007). Two subtypes of psychopathic violent offenders that parallel primary and secondary variants. Journal of Abnormal Psychology, 116, 395-409.
Skeem, J. L., Poythress N., Edens, J. F., Lilienfield, S. O. & Cale, E. M. (2003). Psychopathic personality or personalities? Exploring potential variants of psychopathy and their implications for risk assessment. Aggression and Violent Behavior, 8, 513-546.
Skinner, N.F. (1988). Personality correlates of Machiavellianism: VI Machiavellianism and the psychopath. Social Behavior and Personality, 16, 33-37.
Steadman, H.J., Silver, E., Monohan, J., Appelbaum, P.S., Robbins, P.C., Mulvey, E.P., Grisso, T., Roth, L.H. & Banks, S. (2000). A classification tree approach to the development of actuarial violence risk assessment tools. Law and Human behaviour, 24, 83-100.
Verhaege, P. (2002). Over normaliteit en andere afwijkingen. Handboek klinische psychodiagnostiek. Leuven: Acco.
Vrij, A. (2004). Why professionals fail to catch liars and how they can improve. Legal and Criminological Psychology, 9, 159-181.
Warren, J. I., Burnette, M. L., South, S. C., Chauhan, P., Bale, R. & Van Patten, I. (2003). Psychopathy in women: Structural modelling and comorbidity. International Journal of Law and Psychiatry, 26, 223-242.
Wolk, R.L. & Henley, A. (1970). The right to lie. New York: Peter H. Wyden.
Woodworth, M. & Porter, S. (2002). In cold blood: Characteristics of criminal homicides as a function of psychopathy. Journal of Abnormal Psychology, 3, 436-445.
68
Wink, P. (1991). Two faces of narcissism. Journal of Personality and Social Psychology, 61, 590-597.
Zolondek, S., Lilienfeld, S.O., Patrick, C.J. & Fowler, K.A. (2006). The interpersonal measure of psychopathy. Construct and incremental validity in male prisoners. Assessment, 13, 470-482.
69
BIJLAGE
Figuur 1 “Octants of the interpersonal circle” Blackburn, R. & Renwick, S.J. (1996). Rating scales for measuring the interpersonal circle in forensic psychiatric patients. Psychological Assessment, 8, 76-84.
70