UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2002-I VAK:
BIOLOGIE
NIVEAU:
HAVO
EXAMEN:
2002-I
De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
ThiemeMeulenhoff is een educatieve uitgeverij waarin alle fondsen van de voormalige uitgeverijen Meulenhoff Educatief, SMD Educatieve Uitgevers en uitgeverij Thieme zijn samengevoegd. De uitgaven die ThiemeMeulenhoff ontwikkelt, richten zich op het totale onderwijsveld: basisonderwijs, voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs & volwasseneneducatie en hoger onderwijs. www.thiememeulenhoff.nl
© ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen, 2002 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voorzover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.
2002-I havo biologie
Brandend maagzuur 1 Het zuur zorgt voor een optimale/lage pH voor de enzymen (in de maag). Een enzym is het meest actief bij een bepaalde optimale pH en temperatuur. Voor het enzym pepsine in maagsap ligt de optimale pH tussen 1 en 3.
2 D Door andere maagwandkliertjes wordt pepsinogeen afgescheiden, een nog onwerkzaam enzym. Door het maagzuur wordt pepsinogeen geactiveerd tot pepsine dat eiwitten verteert. De lever heeft een afvoerbuis voor gal en de alvleesklier heeft een afvoerbuis voor een basisch verteringssap met enzymen; deze buizen monden in een gemeenschappelijke buis uit in de twaalfvingerige darm. De gal wordt vóór afgifte opgeslagen in de galblaas.
Dierproeven 3 Een verandering in het DNA in een bevruchte eicel komt in alle cellen van het individu (dat uit die eicel ontstaat) terecht. Een verandering in het DNA van een cel uit een later stadium van de embryonale ontwikkeling komt alleen terecht in de cellen die (door deling) uit de betreffende cel ontstaan. 4 Voorbeeld van een goed antwoord: Nee, want de controlegroep verschilt dan in meer dan één eigenschap. Je wilt de transgene dieren vergelijken met normale dieren, om zo de werking van het ingebrachte gen vast te stellen.
5 Voorbeelden van een goed antwoord: • Er is geen alternatief voor de dierproef beschikbaar. • Het betreft geen voor de mens levensbedreigend onderzoek/onderwerp. Deze vraag is vervallen voor het examen.
6 Vaccins hebben tot doel een ziekte te voorkomen; geneesmiddelen hebben tot doel een patiënt van een ziekte (of de symptomen van een ziekte) te genezen. Een vaccin bevat antigenen van een ziekteverwekker waardoor een bepaalde antistof wordt gevormd. Het individu kan dan immuun worden voor deze ziekteverwekker. Een geneesmiddel is b.v. een antibioticum dat bacteriën doodt.
7 De resultaten moeten worden toegepast op mensen. Mensen lijken het meest op / zijn zoogdieren.
1
2002-I havo biologie
8 Voorbeeld van een juist diagram: aantal gebruikte proefdieren
900.000
880.000
860.000
840.000
820.000
800.000
780.000
760.000
0
1991
1992
1993
1994 jaren
Gebruik de hele assen en benoem het assenstelsel: jaren op de X-as en (totaal aantal gebruikte) proefdieren op de Y-as. Teken de totalen aan proefdieren in met staven.
9 Voorbeelden van een juiste mogelijkheid: • Er is gebruik gemaakt van alternatieven voor dierproeven / Er wordt meer onderzocht met behulp van weefselkweek. • Er is efficiënter gewerkt / Met elk proefdier is efficiënter geëxperimenteerd. • Het aantal dierproeven per experiment is lager / De steekproef is kleiner. • Coördineren van laboratoria waardoor minder dubbel wordt onderzocht. • Proefdieren meerdere keren gebruiken. • Onderzoek op vrijwilligers (mensen). • Computersimulaties gebruiken. • Bestaand onderzoek opnieuw beoordelen.
10
11
Seksualiteit en seksueel overdraagbare aandoeningen De pil werkt alleen als anticonceptiemiddel en niet tegen SOA / De pil is geen geneesmiddel / De pil bevat alleen hormonen. Het condoom is een barrière tegen / voorkomt overdracht van ziekteverwekkers. A Bij in-vitrofertilisatie worden enkele eicellen in een petrischaaltje met zaadcellen samengebracht. Nadat bevruchte eicellen zich nog een aantal keren hebben gedeeld, worden deze in de baarmoeder geplaatst, waar innesteling kan plaatsvinden. De (verstopte) eileiders zijn dan niet nodig. Als bij kunstmatige inseminatie (KI) de zaadcellen in de baarmoeder zijn ingebracht, moeten zij door de eileider om de eicel te kunnen bevruchten. Bovendien moet het ontstane groepje gedeelde cellen ('embryo') door de eileider om de baarmoeder te bereiken.
2
2002-I havo biologie
Diabetes 12
Voorbeeld van een juiste grafiek: Legenda: diabetes normaal
500 glucosegehalte van het bloed mg % 400
300
200
100
0
0
1
P
2
3 tijd in uren
Het glucosegehalte van de diabetespatiënt stijgt boven de voorafgaande top en blijft langer hoog. Het glucosegehalte van de gezonde persoon gaat even omhoog en neemt weer af tot rond 100 mg %. Als er (zoals bij een diabetespatiënt) minder insuline geproduceerd wordt, zal er minder glucose worden opgeslagen in de vorm van glycogeen.
13
Korstmossen Wieren hebben fotosynthese / maken organische stoffen. Daarvoor wordt licht gebruikt dat aan de bovenzijde invalt.
14
Voorbeelden van een juiste uitleg:
• Er is sprake van twee soorten organismen en niet één. • Schimmels en wieren behoren niet tot dezelfde soort (zelfs niet tot hetzelfde rijk). Wieren behoren tot de planten.
15
A Producenten, planten en autotrofe bacteriën, leggen anorganische stoffen vast in organische stoffen. Dieren zijn consumenten, zij betrekken hun energie uit organische stoffen van andere organismen. Tot de reducenten behoren de meeste bacteriënsoorten en schimmels.
16
periode 4 De biomassa neemt toe als het korstmos netto CO 2 opneemt. Het verbruik van CO2 voor fotosynthese is dan meer dan de CO 2 productie door dissimilatie.
17
periode 3 periode 4 (en 5) Dissimilatie vindt in levende cellen altijd plaats. In periode 1 en 2 is er geen licht aanwezig (zie derde diagram), dus vindt er ook geen fotosynthese plaats. Het eerste diagram geeft dan de CO2 afgifte door dissimilatie aan. In periode 3 wordt de CO2 afgifte minder, doordat het geproduceerde CO 2 deels wordt verbruikt door fotosynthese. In periode 4 wordt er veel CO2 opgenomen voor fotosynthese. In periode 5 is de afgifte of opname van CO2 nihil, omdat de fotosynthese dan ongeveer gelijk is aan de dissimilatie.
3
2002-I havo biologie
18
D Vanaf negen uur vindt nauwelijks fotosynthese plaats; de fotosynthese is gelijk aan de dissimilatie (blijkt uit het CO2 diagram). Voor fotosynthese en andere celprocessen is water nodig. Het watergehalte is om die tijd zeer laag. Het CO2 gehalte in de lucht verandert nauwelijks in de loop van de dag. De temperatuur neemt in die periode toe. Een lage temperatuur kan dus niet beperkend zijn. Ook een hoge temperatuur lijkt niet beperkend, want deze is na enige tijd weer lager terwijl de opname van CO2 dan onveranderd blijft. Voor verlichtingssterkte geldt dezelfde redenering.
19
20
Cholesterol A Bilirubine, galkleurstof, is een bestanddeel van gal dat door de lever via de galgangen naar de galblaas wordt afgevoerd. Vanuit de galblaas wordt gal afgevoerd naar de twaalfvingerige darm, waar het vet emulgeert. Gal kleurt de ontlasting bruin. Ureum wordt door de lever aan het bloed afgegeven. Bij de nieren komt ureum terecht in voorurine en tenslotte in urine. Voorbeelden van juiste andere functies:
• • • • •
productie van gal opslag/vorming van glycogeen omzetting van o.a. geneesmiddelen en drugs / ontgifting transaminering / omvorming van aminozuren tot andere aminozuren aanmaak bloedstollingsfactoren
21
B Door ophoping van LDL-cholesterol in een vaatwand wordt deze dikker aan de binnenzijde en ontstaat een vernauwing, waardoor minder bloed met zuurstof kan passeren. Door de vernauwing ondervindt de bloedstroom een grotere weerstand. Daardoor ontstaat voor de vernauwing een hogere bloeddruk.
22
A De getekende LDL-receptor heeft -COOH aan het begin en -NH2 als eindgroep. Dat komt bij aminozuren (en dus eiwitten) voor, niet bij koolhydraten, vetten en ribonucleïnezuren. (zie Biodata 10.4 en 11-1 t/m 4; Binas 67 en 70)
23
Twee van de volgende redenen:
• Pindakaas bevat geen cholesterol en Edammer kaas wel. • Het gehalte aan (meervoudig) onverzadigde vetzuren van pindakaas is hoger dan van Edammer kaas. • Het gehalte aan verzadigde vetzuren is bij pindakaas lager dan bij Edammer kaas.
24
Is de mens een wateraap? Het bloed drukt door de zwaartekracht (en het ontbreken van kleppen) bij de mens meer op de vaatwanden (rond de anus) dan bij de aap, doordat bij rechtop lopen het hart veel hoger zit dan bij lopen op vier poten. Spataders zijn sterk verwijde en uitgerekte bloedvaten.
4
2002-I havo biologie
25
De rechtopstaande aap omdat het rechtop staan / evenwicht bewaren meer spierarbeid kost dan staan op vier poten, dus ook meer energie kost.
26
Nee, want de regeling kan via een andere zenuwbaan lopen. De tranen biggelen onmiddellijk, terwijl hormonen meestal niet zo snel werken.
27
C De bloedcel is in traanvocht hypertonisch; door het hogere gehalte aan opgeloste stoffen in de cel zal osmose optreden. De bloedcel neemt water op.
28
Op twee benen/poten lopen; hierbij is geen sprake van een overeenkomst. of Aanwezigheid van melkklieren; hierbij is geen sprake van een unieke overeenkomst tussen mens en waterzoogdieren / melkklieren komen ook bij savannezoogdieren voor.
29
30
Veeteelt Berekening van het aantal dagen dat nodig is voor het ontstaan van de biomassa van 600 kg; 600 : 0,9 (= 666,6 dagen). Vervolgens delen door 133 (aantal dagen waarbinnen een ton hooi geconsumeerd wordt) = 5,0 ton voer. of Berekening van het aantal dagen dat nodig is voor het ontstaan van de biomassa van 600 kg; 600 : 0,9 (= 666,6 dagen). Per dag is 7,5 kg voer gebruikt; totaal nodig 667 x 7,5 kg = 5,0 ton voer. Konijnen hebben relatief een veel groter lichaamsoppervlak dan runderen. Kleinere dieren hebben een groter lichaamsoppervlak ten opzichte van hun lichaamsvolume waardoor meer afkoeling plaatsvindt. Ze hebben voor warmteproductie een snellere stofwisseling.
31
32
Bij konijnen is het voedselverbruik per dag vier maal hoger dan bij runderen, maar de toename van de biomassa is ook vier maal hoger dan bij de runderen (dit leidt dus niet tot een verlaging van de productiekosten). De konijnen leveren evenveel biomassa als runderen in vier maal kortere tijd. of De verzorging van 300 konijnen kost minder dan vier maal zoveel als de verzorging van een rund, omdat deze verzorging in kortere tijd gebeurt. Zebravink oefent zang tijdens slaap A Bewuste processen, zoals informatieverwerking, vinden plaats in de grote hersenen De regeling van reflexen in hoofd en hals vindt plaats in de hersenstam. De coördinatie van bewegingen en daarmee het bewaren van het evenwicht vindt plaats in de kleine hersenen.
33
A Een hogere intensiteit van een prikkel, of een sterkere spiercontractie, wordt via neuronen doorgegeven door middel van een hogere impulsfrequentie. De impulssterkte blijft constant (= alles-of-niets-wet). Bij leerprocessen neemt het aantal synapsen en uitlopers slechts zeer geleidelijk toe.
5
2002-I havo biologie
34
35
'Surrogaatspechten' D Het eerste deel van de soortnaam geeft het genus (geslacht) aan, het tweede deel van de naam is de soortaanduiding. De spechten 1 en 2 behoren tot dezelfde soort (en geslacht). Specht 3 behoort ook tot dit geslacht maar tot een andere soort; deze specht is dus niet (meer) kruisbaar met specht 2. Specht 4 is van een ander geslacht en dus ook van een andere soort. F Door mutatie kan deze soort een andere niche innemen, dat wil zeggen een andere functie in het ecosysteem krijgen. Door natuurlijke selectie kan de andere soort, die eerst deze niche innam, worden verdreven. Bij isolatie is sprake van splitsing in twee of meer gebieden. Deze gebeurtenissen spelen zich af in één gebied: het eiland. De factor isolatie speelde dus geen rol.
36
A De bestaande lichaamsbouw zal bepaald hebben welke vinger voor het vangen van insecten gebruikt werd. Het ontstaan van buideldieren en zoogdieren heeft veel eerder in de evolutie plaatsgevonden dan de verlenging van een vinger. Het milieu is wel anders, maar het is niet aannemelijk dat daardoor werd bepaald welke vinger langer werd.
37
Serengeti-hoogvlakte en Ngorongoro-krater regen (in het droge seizoen) en vuur Abiotische factoren zijn factoren uit de levenloze natuur.
38
D Negatieve terugkoppeling wordt aangegeven door een combinatie van een pijl met een +teken en een pijl met een –teken in tegenovergestelde richtingen, bijvoorbeeld: • groen gras en buffel, topi, wrattenzwijn • groen gras en wildebeest • jonge bomen en giraffe • grote bomen en olifant.
39
A Beide eten groen gras; er is dus concurrentie om voedsel. Bij parasitisme heeft de gastheer nadeel en de parasiet voordeel. Deze leeft op of in een individu (gastheer) van een andere soort en onttrekt er voedsel aan, b.v. vlooien, luizen. Predatie is het doden van een dier om het als voedsel te gebruiken. Symbiose is het langdurig samenleven van individuen van verschillende soorten.
40
Groen gras neemt af, daardoor nemen kruiden en jonge bomen toe, (door toename van kruiden) nemen de Grants gazellen toe en (door de toename van de jonge bomen) nemen de giraffen toe.
41
A De dichtheid geeft het aantal dieren per oppervlakte-eenheid aan. De dichtheid is dus onafhankelijk van de grootte van het oppervlak.
42
C In de Ngorongoro-krater werden de wildebeesten gedood door de hyena's. Op de Serengeti-hoogvlakte stierven de wildebeesten van ouderdom of door een ziekte; ze zijn dan aas.
6
2002-I havo biologie
43 44
45
46
Vleermuizen F De vlieghuid is sterk doorbloed. Bloedvaten komen niet voor in de hoornlaag (buitenste laag) en de kiemlaag; wel in de lederhuid daaronder. In de tropen is steeds voldoende voedsel aanwezig (vanwege de abiotische factor: hogere temperatuur). Vergeten mensaap D De grootte van de gebieden is aanzienlijk. Het is aannemelijk, dat binnen een gebied groepen mensapen voorkomen waartussen geen voortplantingsrelatie bestaat. Het zijn dan verschillende populaties. Er treedt in dat geval inteelt op. Inteelt is de nakomelingenschap van ouders die familie van elkaar zijn, bijvoorbeeld neef en nicht. Er ontstaan daardoor zwakkere individuen, doordat een grotere kans op combinaties van gemuteerde recessieve allelen optreedt.
47
De gezwollen achterwerken / gezwollen uitwendige geslachtsorganen. De achterwerken van de bonobovrouwtjes zijn langduriger gezwollen dan die van de chimpanseevrouwtjes. of Vrouwtjes bij de bonobo's voorkomen geweld met behulp van seksueel gedrag (en hebben met alle mannen frequent seksueel contact).
48
B Een hypothese is een mogelijke verklaring (voor het natuurverschijnsel). De conclusie is de gevolgtrekking na vergelijking van de resultaten. Het resultaat is de serie waarnemingen (meestal uit proeven) overzichtelijk weergegeven. Waarnemingen (observaties) zijn de kindermoorden, waarover een hypothese opgesteld wordt.
49
Voorbeelden van een goed antwoord:
• Bij chimpansees weten mannen van welke jongen zij de vader zijn (en bij bonobo's niet). • Bij de bonobo's voorkomen de vrouwtjes geweld.
7