16 AUGUSTUS 2012 NUMMER 17 WWW.BDO.NL
E-MAIL LONEN Uitgave van BDO Adviesgroep Loon- & Premieheffing GEEN BIJTELLING ‘VIEZE’ BESTELAUTO
BELASTINGDIENST BEOORDEELT WBSO
10E LANDELIJKE ACTUALITEITENDAGEN
PAGINA 1
PAGINA 2
PAGINA 4
INHOUD ALP-NIEUWS Geen bijtelling privégebruik auto voor ‘vieze’ bestelauto met bijrijdersstoel
Belastingdienst beoordeelt nog steeds verwerking WBSO
Wetsvoorstel Vereenvoudiging regelingen UWV ingediend
ALP-PRAKTIJK Ook nog na de zomer: workshop ‘werkkostenregeling: van start tot finish’ e Landelijke Actualiteitendagen: U kunt nog 2 fietsen winnen….
10
ALP-NIEUWS GEEN BIJTELLING PRIVÉGEBRUIK AUTO VOOR ‘VIEZE’ BESTELAUTO MET BIJRIJDERSSTOEL Belanghebbende X is gehuwd met Y. Ze drijven in vof-verband twee ondernemingen, waaronder het ontwerpen en bouwen van interieurs. Tot het ondernemingsvermogen behoort een bestelauto van het merk Peugeot, type Partner 170c 1,9D met bijrijdersstoel. Voor deze auto is in 2004 geen km-administratie bijgehouden. Naar aanleiding van de uitkomsten van een boekenonderzoek heeft de Belastingdienst navorderingsaanslagen met vergrijpboetes opgelegd uit hoofde van een correctie voor privé gebruik auto (op basis van de forfaitaire regeling), omdat ook niet op andere wijze was aangetoond dat er geen privégebruik had plaatsgevonden. In geschil zijn de aan belanghebbende opgelegde IB/PVV/Zfwnavorderingsaanslagen, evenals de vergrijpboetes. Op de bezwaarschriften van belanghebbende heeft de Belastingdienst de navorderingsaanslagen gehandhaafd en de boetebeschikkingen vernietigd.
Volgens Rechtbank Arnhem is het daaropvolgende beroep van X slechts ten dele gegrond, aangezien hij in bezwaar geen adequate proceskostenvergoeding heeft gekregen. X gaat in hoger beroep. Hof Arnhem oordeelt hierover als volgt. Volgens vaste jurisprudentie hoeft de aanwezigheid van een bijrijdersstoel er niet aan in de weg te staan dat de bestelauto door aard of inrichting uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt is voor vervoer van goederen. Belanghebbende heeft in dit verband aangevoerd dat de aard van de goederen die doorgaans worden vervoerd (onder andere bouwhout) en de aard van de werkzaamheden die bestuurder en bijrijder verrichten, maken dat de laadruimte en stoelen voor bestuurder en bijrijder vies en stoffig zijn. Het Hof acht dit aannemelijk. Wat de Inspecteur hiertegen heeft ingebracht – te weten dat de auto eigendom van belanghebbende zelf is en het om die reden waarschijnlijk is dat deze de Peugeot ieder weekend reinigt – is onvoldoende om het Hof tot een ander oordeel te brengen. Verder heeft belanghebbende onweersproken gesteld dat de tweede stoel aanwezig is omdat vaak de aanwezigheid van een bijrijder noodzakelijk is, onder andere in verband met de noodzaak om te helpen bij het laden en lossen van goederen. Het Hof constateert verder
Omdat mensen tellen.
2
E-mail Lonen
dat op grond van artikel 58a juncto artikel 61b, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens, vervoer van personen in de laadruimte niet is toegestaan. Op grond van het bovenstaande is het hof van oordeel dat de Peugeot door aard of inrichting (nagenoeg) uitsluitend geschikt is voor het vervoer van goederen. Dit brengt mee dat de navorderingsaanslagen volgens het Hof ten onrechte zijn opgelegd. De staatssecretaris heeft laten dat hij afziet van het instellen van cassatie. Ter toelichting merkt hij op dat het Hof heeft geoordeeld dat belanghebbende voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de auto (nagenoeg) uitsluitend geschikt is voor goederenvervoer. Gezien het arrest van de Hoge Raad van 29 mei 2009, nr. 43602, waarin is beslist dat een bestelauto met in de cabine een tweede stoel voor een bijrijder kan kwalificeren voor de uitzondering op de hoofdregel, wanneer de vervoersmogelijkheid van een passagier functioneel is aan de uit de aard of inrichting blijkende werkzaamheden, geeft dat oordeel geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Voor het overige is het oordeel van het Hof als verweven met waarderingen van feitelijke aard niet onbegrijpelijk, hoezeer een andersluidend oordeel inzake de geschiktheid van deze auto ook mogelijk was geweest. Als er sprake is van een bestelauto van de zaak die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend (voor ten minste 90%) is bestemd voor het vervoer van goederen, dan zijn de regels voor de forfaitaire bijtelling voor privégebruik niet van toepassing. Rijdt men in die situatie toch privékilometers, dan moet voor de berekening van de fiscale bijtelling het aantal gereden privékilometers worden vermenigvuldigd met de werkelijke kilometerprijs (minus de eventuele eigen bijdrage van de berijder). Er hoeft dan echter geen uitgebreide kilometeradministratie bij te worden gehouden. Het is in een dergelijke situatie immers niet van belang of men wel of niet op jaarbasis meer dan vijfhonderd kilometer heeft gereden. Uit constante jurisprudentie blijkt dat deze uitzondering aan de orde is, indien een stoel voor een bijrijder aanwezig is, maar dat dit nodig is voor de uit te oefenen werkzaamheden. Een andere reden kan zijn dat het interieur van de auto door de werkzaamheden zo vies is, dat deze normaliter niet voor privédoeleinden gebruikt zal worden. In de onderhavige situatie is een combinatie van beide situaties aan de orde, zodat privégebruik kennelijk niet voor de hand lag en het ontbreken van een kilometeradministratie of ander bewijs niet voldoende was om de (op basis van de forfaitaire bijtellingsregeling) opgelegde navorderingsaanslagen te rechtvaardigen. Of en in hoeverre daadwerkelijk een beroep kan worden gedaan op dergelijke uitzonderingsbepalingen is echter steeds afhankelijk van een strikt feitelijke beoordeling van de situatie, zoals de Staatssecretaris in zijn toelichting ook vermeldt. Als een niet als zodanig uitgezonderde bestelauto echter daadwerkelijk
niet voor privédoeleinden wordt gebruikt, kan de sinds 2012 beschikbare ‘Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto’ wellicht een optie zijn. Uw ALP-adviseur kan u hierbij met raad en daad terzijde staan.
BELASTINGDIENST BEOORDEELT NOG STEEDS VERWERKING WBSO Zoals enige maanden geleden aangegeven in de E-mail Lonen heeft de Belastingdienst dit jaar als een van haar speerpunten de verwerking van de afdrachtvermindering S&O (ook wel WBSO genoemd) in de jaren 2007 tot heden. Daarbij beoordeelt zij kortweg in hoeverre de juiste bedragen aan WBSO zijn verwerkt in de aangiften loonheffingen, gebaseerd op de afgegeven WBSObeschikking en de daadwerkelijk gemaakte S&Ouren. Ook gaat zij na of de afdrachtvermindering in de juiste loontijdvakken is verwerkt. Werkgevers die in dit kader worden aangeschreven door de Belastingdienst hoeven overigens (per saldo) niet altijd bedragen terug te betalen. Het is ons namelijk gebleken dat in diverse gevallen weliswaar enerzijds gecorrigeerd moet worden, maar anderzijds de mogelijkheden in een of meer andere loontijdvakken nog niet voldoende zijn benut. Daarnaast komt het soms voor dat de Belastingdienst de situatie verkeerd heeft beoordeeld en zij ten onrechte tot aanschrijving van de werkgever is overgegaan. Uiteraard staan de adviseurs van de ALP u graag bij als u een dergelijk schrijven van de Belastingdienst heeft ontvangen. Wellicht wordt ook in uw geval de soep niet zo heet gegeten als dat ze is opgediend.
WETSVOORSTEL VEREENVOUDIGING REGELINGEN UWV INGEDIEND Dit uitgebreide wetsvoorstel bevat de uitwerking van een aantal vereenvoudigingsvoorstellen voor wet- en regelgeving op het terrein van het UWV. Het betreft een samenhangend pakket, dat regels en uitvoeringsvoorschriften schrapt of aanpast en daarmee de uitkeringsvaststelling faciliteert. Daarnaast bevat dit wetsvoorstel een aantal op zich zelf staande voorstellen. Het betreffende wetsvoorstel van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) is op 4 juli 2012 gepubliceerd. Het proces van het vaststellen van uitkeringen is gebaseerd op het opvragen en verwerken van relevante gegevens van werkgevers en werknemers. Omdat in de huidige situatie (nog) niet optimaal gebruik kan worden gemaakt van gegevens die beschikbaar zijn in de polisadministratie, dient er aanvullende navraag bij werkgevers en werknemers plaats te vinden. Het gevolg is een complex en kostenverhogend uitvoeringsproces. Het doel van het wetsvoorstel is met de vereenvoudiging van weten regelgeving een vermindering van de uit-
voeringskosten te bewerkstelligen. Het Ministerie van SZW denkt dit te realiseren door minder aanvragen, minder uitvraag van gegevens en meer geautomatiseerde verwerking in het kader van de uitkeringstrajecten. De voorziene datum van inwerkingtreding van het wetsvoorstel is 1 januari 2013, zij het dat bepaalde wijzigingen later in dat jaar in werking zullen treden. De hoofdlijnen van het wetsvoorstel zijn als volgt: Uitkeringsvaststelling WW, ZW en Wet arbeid en zorg (Wazo) Het voorstel uitkeringsvaststelling bestaat uit vier delen: Voor beoordeling van het recht op WW moet het UWV onder andere vaststellen of de werknemer een relevant arbeidsuren- c.q. inkomensverlies heeft geleden. Hiertoe wordt op dit moment het aantal arbeidsuren dat een werknemer in een kalenderweek werkt vergeleken met het gemiddelde aantal arbeidsuren dat hij in de 26 kalenderweken voorafgaande aan die kalenderweek heeft gewerkt (GAA). Het verschil tussen het GAA en het (eventuele) resterende aantal arbeidsuren bepaalt de omvang van het arbeidsurenverlies. Het voorstel is nu om een definitie van «arbeidsuren» op te nemen in artikel 1 van de WW. Onder «arbeidsuren» worden verstaan de uren waarover een werknemer loon heeft ontvangen. Dit komt overeen met het begrip ‘verloonde arbeidsuren’ in de polisadministratie. Ook een uur waarover een werknemer recht heeft op inkomen uit arbeid, zal worden aangemerkt als een arbeidsuur. Daarnaast zal bij ministeriële regeling worden geregeld dat een aantal andere uren worden gelijkgesteld met arbeidsuren, ook al heeft de werknemer over die uren geen loon ontvangen én geen recht op loon. Dit zijn situaties waarbij het onwenselijk is dat arbeidsurenverlies intreedt omdat de werknemer uit een andere bron inkomsten ontvangt die dienen ter compensatie van het loon. Door deze wijziging kan de uitvraag bij de werknemer worden beperkt, omdat de uren waarover een werknemer loon heeft ontvangen zoveel als mogelijk is uit de polisadministratie kunnen worden gehaald; Om in aanmerking te komen voor een WWuitkering met een duur van meer dan 3 maanden wordt gekeken naar de kalenderjaren voorafgaand aan de werkloosheid (het arbeidsverleden). Een kalenderjaar telt mee voor het arbeidsverleden als de werknemer in dat kalenderjaar over minimaal 52 dagen loon (SV-dagen) heeft ontvangen. Een kalenderjaar telt in het nieuwe voorstel mee voor het arbeidsverleden als de werknemer in dat kalenderjaar minimaal 208 arbeidsuren heeft gehad. De wijziging van 52 SV-dagen per kalenderjaar in de eis dat de werknemer over minimaal 208 uren loon heeft ontvangen in een kalenderjaar, kan van invloed zijn op de duur van het arbeidsverleden en daarmee
3
E-mail Lonen
op de duur van de WW-uitkering. Voor deeltijders die minder dan 4 uur per week werken en daarmee niet aan de «208 arbeidsuren» per jaar komen, kan het betekenen dat de duur van de WW-uitkering korter zal zijn dan in de huidige situatie. Daarnaast is er ook een groep werknemers die nu niet aan de eis van 52 SV-dagen voldoet, maar wel aan de eis van 208 arbeidsuren. Voor deze werknemers betekent deze wijziging dat – in tegenstelling tot de huidige situatie – kalenderjaren wel meetellen voor het arbeidsverleden. Deze wijziging heeft ook gevolgen voor de Wet WIA; Om te bepalen of een werknemer recht heeft op een WW-uitkering moet het UWV beoordelen of wordt voldaan aan de zogenaamde referte-eis. Deze referte-eis houdt in dat de werknemer in de 36 weken onmiddellijk voorafgaand aan de eerste dag van werkloosheid in ten minste 26 weken heeft gewerkt. Als de eerste WW-dag van betrokkene bijvoorbeeld op een donderdag valt, betekent dat in deze situatie gekeken moet worden of deze werknemer in de 36 weken daarvoor arbeid heeft verricht. In dit voorbeeld betreft het gebroken weken die lopen van donderdag tot en met woensdag. Voorstel is om bij de bepaling van de wekeneis niet langer uit te gaan van weken maar van kalenderweken. Dit betekent dat in alle gevallen de referteperiode eindigt op de zondag voorafgaand aan de eerste WW-dag. Hantering van kalenderweken heeft als voordeel dat het UWV alleen de gegevens per kalenderweek nodig heeft en niet meer per dag. Deze wijziging werkt ook door in de Wet WIA; Onderdeel van de uitkeringsvaststelling is het bepalen van de hoogte van de uitkering met behulp van het dagloon van de verzekerde. Het dagloon is gebaseerd op het SV-loon dat de verzekerde heeft genoten in de referteperiode, voorafgaande aan het intreden van de verzekerde gebeurtenis (ziekte, werkloosheid, zwangerschap). De referteperiode is in de meeste gevallen een jaar, eindigend op de laatste dag van het aangiftetijdvak (een maand of vier weken) voorafgaande aan de verzekerde gebeurtenis. In dat jaar wordt voor de WW en de ZW de laatste dienstbetrekking meegenomen, alsmede eerdere dienstbetrekkingen naar de mate waarin de laatste dienstbetrekking daarvoor in de plaats is gekomen. Deze beoordeling van de mate waarin de laatste dienstbetrekking in de plaats is gekomen van de eerdere dient door het UWV met de hand gedaan te worden. De gegevens over het loon in de referteperiode worden ontleend aan de polisadministratie. Op het moment waarop de verzekerde de uitkering aanvraagt, zijn de gegevens van het laatste benodigde aangiftetijdvak nog niet altijd opgenomen in de polisadministratie. Het UWV kan de aanvraag dan pas afhandelen zodra de gegevens via de loonaangifte alsnog in
de polisadministratie zijn opgenomen, dan wel na navraag bij de werkgever of bij de werknemer. Dit betekent een vertraging in de beslissing. Voorts is het berekenen van het dagloon op basis van alle dienstbetrekkingen in de referteperiode gecompliceerd en niet volledig te automatiseren. Dit speelt in geval van meerdere opeenvolgende of overlappende dienstbetrekkingen, in het bijzonder bij variaties in de omvang. De referteperiode voor dagloonberekening zal daarom worden vastgesteld met toepassing van «t-1»; het laatste aangiftetijdvak (t) voorafgaande aan het intreden van de verzekerde gebeurtenis wordt buiten beschouwing gelaten. Het refertejaar schuift daarmee een tijdvak terug en vangt dus een tijdvak eerder aan. Voorts wordt het dagloon voor de WW, de ZW en de Wazo gebaseerd op het loon in de referteperiode uit de laatste dienstbetrekking met de werkgever waarbij de werknemer in dienst was op het moment van intreden van de verzekerde gebeurtenis. Indien deze dienstbetrekking een kortere periode beslaat dan een jaar dan wordt de referteperiode gelijkgesteld met de duur van deze dienstbetrekking. Met eerdere dienstbetrekkingen hoeft niet langer door het UWV rekening te worden gehouden, zodat ook de beoordeling in hoeverre de laatste dienstbetrekking hiervoor in de plaats is gekomen vervalt. Ook wordt voorkomen dat eerdere dienstbetrekkingen, die mogelijk een hoger of lager salaris hadden, meetellen in het dagloon, waardoor de uitkering ten opzichte van de laatste dienstbetrekking onevenredig hoog of laag kan uitpakken. Om het UWV voldoende voorbereidingstijd te geven worden de nieuwe dagloonbepalingen op een nader te bepalen tijdstip in de eerste helft van 2013 van kracht. Aanpassing fictieve opzegtermijn Als een dienstbetrekking eindigt zonder toepassing van de bij opzegging geldende termijn en de werknemer een ontslagvergoeding ontvangt, dan wordt (een deel) van deze vergoeding aangemerkt als loon over een (fictieve) opzegtermijn. De ingangsdatum van de WW-uitkering verschuift in dat geval tot na die termijn. Bij ontslagroute via het UWV of de kantonrechter geldt voor de fictieve opzegtermijn een forfaitaire aftrek van één maand. Als werkgever en werknemer de dienstbetrekking met wederzijds goedvinden beëindigen, geldt deze forfaitaire aftrek niet. De wijziging ziet op gelijktrekken van de fictieve opzegtermijn na een ontbindingsprocedure en na een beëindigingovereenkomst. Met deze aanpassing vervalt de bekorting van de fictieve opzegtermijn na een ontbindingsprocedure, waardoor het minder aantrekkelijk wordt om voor ontbinding via de kantonrechter te kiezen als men ook op basis van wederzijds goedvinden uit elkaar kan. De fictieve opzegtermijn wordt met dit voorstel in alle gevallen gelijk. Vanuit de WW bezien is er
dan geen enkele reden meer voor een pro forma ontbindingsprocedure. Het aantal pro forma procedures zal hierdoor verder afnemen. Doelgroep inkomstenverrekening (begrip langdurig werkloos) De definitie van ‘langdurig werkloze’ wordt aangescherpt. De huidige definitie van ‘langdurig werkloze’ leidt in de uitvoeringspraktijk tot ongewenste effecten. In de huidige regeling wordt het inkomen verrekend – in plaats van de gewerkte uren – wanneer de WW-gerechtigde op het moment van werkhervatting gedurende ten minste 52 weken onafgebroken recht heeft gehad op een uitkering en op dat moment volledig werkloos is. Hierbij worden perioden van onderbrekingen van het WW-recht die korter duren dan 4 weken meegeteld. Dit betekent echter dat personen die tijdens die in het eerste jaar langere tijd volledig aan het werk zijn niet als langdurig werkloos worden beschouwd, terwijl personen die die bij herhaling tijdelijk en/of gedeeltelijk werk vinden wel in aanmerking komen voor inkomstenverrekening. De voorgestelde wijziging beoogt de inkomstenverrekening beter te richten op personen die voor werkhervatting zijn aangewezen op lager betaalde arbeid. Dit wordt bereikt door de definitie van ‘langdurig werkloze’ aan te scherpen. De betreffende definitie wordt zodanig aangepast dat, naast de eerdergenoemde voorwaarden, tevens geldt dat er sprake moet zijn van 13 weken aaneengesloten volledige werkloosheid. Hiermee wordt bereikt dat WW-gerechtigden die regelmatig tijdelijk werk vinden niet meer in aanmerking komen voor inkomstenverrekening. Tevens wordt voorgesteld dat als eenmaal inkomstenverrekening is toegepast bij – tijdelijke – werkhervatting, dit ook zal worden toegepast bij elke volgende werkhervatting zolang het recht op WW duurt. De voorwaarde dat betrokkene op het moment dat hij het werk hervat 13 weken aaneengesloten volledig werkloos is geweest, vervalt in die situatie. Hiermee wordt voorkomen dat afwisselend inkomstenverrekening dan wel urenverrekening moet worden toegepast. Wijziging startersregeling WW De voorgestelde wijziging beoogt de knelpunten die WW-gerechtigden ervaren bij de huidige regeling, weg te nemen door de startersregeling te vereenvoudigen. In plaats van verrekening van inkomsten achteraf, wordt de WW-uitkering gedurende de startperiode met een vast percentage gekort. Het kortingspercentage is vastgesteld op 29 procent van de uitkering. Starters behouden tijdens de startperiode recht op hun WW-uitkering, maar hun WW-uitkering wordt met 29 procent verlaagd. Dit percentage is voor iedereen gelijk en is onafhankelijk van de inkomsten uit het eigen bedrijf of de als zelfstandige gewerkte uren. Calamiteitenregeling Op dit moment bestaan er twee regelingen waarbij, ingeval van buitengewone niet economische
4
E-mail Lonen
omstandigheden, een WW-uitkering kan worden verstrekt tijdens dienstbetrekking. Dit zijn de ‘onwerkbaar weer’ regeling in de WW en de werktijdverkortingsregeling (WTV) op grond van artikel 8 van het BBA 1945. Hoewel beide regelingen zien op het verstrekken van een WWuitkering in geval van buitengewone omstandigheden, zijn er aanzienlijke verschillen tussen de regelingen. Deze verschillen zijn niet altijd goed verklaarbaar. In artikel 18 WW zal daarom worden geregeld dat de werknemer die tijdelijk niet of minder kan werken recht heeft op een uitkering, als de werkgever met toepassing van artikel 8 BBA 1945 bevoegd is om de werktijd te verkorten. In dit laatstgenoemde artikel zal verder worden geregeld dat in geval van winterse omstandigheden (vorst of sneeuwval) een werkgever de werktijd uitsluitend kan verkorten als ten minste 20% van de arbeidscapaciteit per week niet kan worden benut, na een periode van vier weken waarin dat het geval is geweest. Voor de vaststelling van deze periode van vier weken, worden weken waarin ten minste 20% van de arbeidscapaciteit niet kan worden benut in de maanden november van enig kalenderjaar tot en met maart van het daaropvolgende kalenderjaar samengeteld. De regering meent dat het niet kunnen werken als gevolg van winterse omstandigheden tot het normale ondernemersrisico behoort. Dat is alleen niet het geval bij langdurige perioden van vorst of sneeuwval waardoor in substantiële mate (ten minste 20%) geen gebruik kan worden gemaakt van de beschikbare arbeidscapaciteit. In andere gevallen van het niet kunnen benutten van de beschikbare arbeidscapaciteit als gevolg van niet economische omstandigheden zal gelden dat een werkgever bevoegd is de werktijd te verkorten als ten minste 20% van de arbeidscapaciteit per week niet kan worden benut, na een periode van 2 weken waarin dat het geval is geweest, mits die omstandigheden naar het oordeel van de minister van SZW niet tot het normale ondernemersrisico kunnen worden gerekend. Het gaat hier om plaatselijke, regionale of andere calamiteiten waarvan de effecten zich niet beperken tot een enkele onderneming. Hiermee komt de mogelijkheid om gebruik te maken van de regeling in geval van bijvoorbeeld brand of blikseminslag bij een bedrijf te vervallen. In dergelijke situaties kan de loonschade die wordt geleden als gevolg van leegloop worden gedekt door een bedrijfsschadeverzekering. Het sluiten van dergelijke verzekeringen is niet ongebruikelijk. De regering acht het dan ook niet langer wenselijk dat in dergelijke situaties gebruik kan worden gemaakt van de calamiteitenregeling. Ook het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) ontkomt niet aan bezuinigingen. Met dit wetsvoorstel wordt een bijdrage geleverd aan deze bezuinigingsopgave. Dit geheel van voorstellen zorgt er onder andere voor dat het UWV de uitkeringsvaststelling zo veel mogelijk kan baseren op de gegevens uit de polisadministratie.
Door het herformuleren van enkele begrippen en criteria zullen deze beter aansluiten bij de beschikbare gegevens. Dit stelt het UWV in staat om de polisadministratie intensiever te gebruiken bij het bepalen van het recht, de hoogte en de duur van de uitkering, in combinatie met verificatie door de aanvrager en controle door het UWV. De inzet van Belastingdienst en UWV om de polisadministratie tot een basisadministratie te maken van arbeids- en uitkeringsgegevens krijgt hierdoor een extra impuls. Het blijft afwachten of dit in de praktijk ook het geval zal zijn.
ALP-PRAKTIJK OOK NA DE ZOMER: WORKSHOP ‘WERKKOSTENREGELING: VAN START TOT FINISH’ Vanwege de grote belangstelling in het eerste halfjaar en omdat de werkkostenregeling er nu ook echt snel aankomt, hebben wij besloten ook in het najaar een aantal workshops te verzorgen: Nootdorp op dinsdag 28 augustus Breda op donderdag 30 augustus Utrecht op dinsdag 4 september Eindhoven op donderdag 6 september Rotterdam op donderdag 13 september Alkmaar op dinsdag 18 september Arnhem op donderdag 20 september Amstelveen op donderdag 27 september De tijd begint nu echt te dringen. Nog maar minder dan 1½ jaar en iedereen moet de werkkostenregeling toepassen. Omdat de daadwerkelijke overstap flink wat tijd in beslag neemt, is ons advies aan werkgevers om zo snel mogelijk alle benodigde kennis omtrent die werkkostenregeling op te doen. Tijdens onze nieuwe workshops vertellen we ‘alles’ over de werkkostenregeling zoals die er anno 2012 uitziet, de fiscale maar ook de arbeidsrechtelijke en de administratie aspecten. In de afgelopen twee jaar is er nogal wat gesleuteld aan de werkkostenregeling en zijn nieuwe en soms verrassende standpunten van de Belastingdienst gepubliceerd. We besteden daarnaast uitgebreid aandacht aan het pad dat doorlopen dient te worden. Welke acties moeten worden ondernomen en door wie en wanneer? In opzet en inhoud verschillen de nieuwe workshops dus van die welke wij in 2010 en 2011 verzorgden. In de workshops laten we natuurlijk ook zien hoe u de gevolgen van de werkkostenregeling in beeld brengt met behulp van onze vragenlijst en rekenmodule. Om het voor werkgevers nog aantrekkelijker en laagdrempeliger te maken zich te verdiepen in de werkkostenregeling en besef te krijgen van de gevolgen daarvan, hebben we een nieuw combinatiepakket ontwikkeld: de nieuwe workshop ‘Werkkostenregeling: van start tot finish’ inclusief Werkkostenindicator voor slechts € 495 (exclusief btw).
Waarom deze aanbieding: omdat het in kaart brengen van de gevolgen van de werkkostenregeling eigenlijk alleen soepel loopt als de werkgever ook verstand heeft van de werkkostenregeling. En datzelfde geldt natuurlijk ook voor de overstap op en het toepassen van de werkkostenregeling. Heeft iemand uit uw organisatie eerder deelgenomen aan de Actualiteitendagen en/of workshops in 2010 en/of 2011 dan geldt een korting van € 100 (exclusief btw). Elke tweede en volgende deelnemer aan de workshop betaalt sowieso slechts € 175 (exclusief btw), ook omdat we het belangrijk vinden dat kennis omtrent de werkkostenregeling ruim aanwezig is binnen de organisatie. Workshops Heeft het uw voorkeur, vooralsnog, alleen de workshop te bezoeken, dan kan dat natuurlijk ook. Meer info over de workshop, en over onze overige dienstverlening op het gebied van de werkkostenregeling, is terug te vinden via www.bdo.nl (onderdeel: diensten/belastingadvies/loon- & premieheffing). Inschrijven voor de workshop kan ook via het bijgevoegde inschrijfformulier. Uiteraard bieden wij oud-deelnemers van onze Actualiteitendagen en/of workshops weer aantrekkelijke kortingen aan, ook als u alleen de workshop wilt bezoeken. Deelnemers aan de workshops ontvangen daarnaast ook korting op de landelijke Actualiteitendagen 2012 die in oktober en november van dit jaar plaatsvinden.
10E LANDELIJKE ACTUALITEITENDAGEN U KUNT NOG 2 FIETSEN WINNEN... Hoe om te gaan met de kilometervergoeding voor reizen? Welke loonkostensubsidies blijven, welke gaan? Komen er weer aanpassingen in de pensioenregelgeving? De arbeidsmarkt en het ontslagrecht, wat gebeurt daar mee? Hoe zorgt u voor en perfect reïntegratieplan dat goed uitpakt voor u als werkgever en de werknemer? Wat betekent de Wet Uniformering Loonbegrip die op 1 januari 2013 in werking treedt voor de werkgever en de werknemer? En welke gevolgen heeft de evaluatie voor de werkkostenregeling en welke veranderingen zijn er nog meer? Op de Landelijke Actualiteitendagen hoort u er weer alles over. Een lustrum met inhoud De Landelijke Actualiteitendagen vinden dit jaar voor de 10e keer plaats. Door de prijs zo laag mogelijk te houden en constant te investeren in de inhoud zien we de bezoekersaantallen door de jaren heen stijgen. En ook dit jaar gaan we weer een boeiend programma voor u samenstellen. De exacte inhoud is uiteraard nog afhankelijk van de ontwikkelingen in de komende maanden. Maar uiteraard zullen we de laatste nieuwsfeiten rond de werkkostenregeling onder de loep nemen en de gevolgen van de uniformering van het
5
E-mail Lonen
loonbegrip. En een overzicht van alle ontwikkelingen op het loongebied en hoe de Belastingdienst er mee omgaat tijdens looncontroles. En niet te vergeten de ontwikkelingen rond de nieuwe reiskostenregels. Want die gaan er komen. We hebben een externe spreekster die u helemaal bijpraat over hoe om te gaan met reintegratie van uw werknemer en ook hoe u hierop anticipeert. Wat doen andere organisaties? En hoe denkt het UWV? Vanuit onze Arbeidsjuristen zullen Bart-Jan van Hees en Corina Roks hun blik laten schijnen op het actualiteiten rond het arbeidsrecht en ontslagrecht. Gerard Staats zal het onderdeel oudedagsvoorzieningen verzorgen, ook deze regels veranderen weer. Mochten er andere belangrijke onderwerpen komen dan nemen we die natuurlijk op in het programma. En Prinsjesdag zal uiteraard ook het nodige nieuws brengen. Heeft u zelf een wens? Mail uw onderwerp of vraag naar
[email protected]. Een lustrum, dus ook feest Elk jaar kijken we niet alleen kritisch naar de inhoud, maar ook naar de vormgeving en de locaties en de verzorging. Daarom zijn er dit jaar drie nieuwe locaties: het vernieuwde Van der Valk Eindhoven, Van der Valk Harderwijk en Breukelen. We hebben ze gecheckt zodat u ook buiten de programma onderdelen om in de watten wordt gelegd. Alle drie zijn ze gelegen direct naast de snelweg. De locaties in Alkmaar, Utrecht/Houten en Den Haag/Nootdorp zijn onveranderd. Een overzicht van alle data en locaties treft u aan op het bijgevoegde inschrijfformulier. Niet 1 fiets per 3 jaar, maar 3 in 1 jaar! Maar u kunt er nog maar 2 winnen. Maar er is meer feest. Deelnemers aan de workshops over de werkkostenregeling weten dat we ons nogal kritisch opstellen met betrekking tot fietsplannen onder de werkkostenregeling. Zijn we dan anti-fiets? Nee, zeker niet. We geven ze graag weg. Deelnemers aan de Actualiteitendagen maken kans op een heuse vouwfiets ter waarde van circa € 150. Vroege inschrijvers maakten zelfs kans op 3 fietsen!
Colofon Deze regelmatig verschijnende gratis digitale service ‘E-mail Lonen’ is een uitgave van de Adviesgroep Loon- en Premieheffing van BDO Accountants & Belastingadviseurs B.V. Deze publicatie is zorgvuldig voorbereid, maar is in algemene bewoordingen gesteld en bevat alleen informatie van algemene aard. Deze publicatie bevat geen advies voor concrete situaties, zodat uitdrukkelijk wordt aangeraden niet zonder advies van een deskundige op basis van de informatie in deze publicatie te handelen of een besluit te nemen. Voor het verkrijgen van een advies dat is toegesneden op uw concrete situatie kunt u zich wenden tot BDO Accountants &
Nog niet ingeschreven? Geen nood, per dag verloten we nog 2 fietsen. Deelnemers aan de Actualiteitendagen ontvangen ook korting op deelname aan de workshops ‘Werkkostenregeling: van start tot finish’. De andere twee fietsen verloten we ter plekke op de Actualiteitendag. Moet u daar iets voor doen? Nee, helemaal niet. Geen vragen beantwoorden, geen gekke hoed dragen, helemaal niets. Is dit een grap? Nee, echt niet. We vieren gewoon feest en nemen een beetje afscheid van de belastingvrije fiets.
MEER INFORMATIE Wilt u meer informatie over of ondersteuning bij loonbelasting- en sociale zekerheidsaangelegenheden, secundaire arbeidsvoorwaarden, loonkostensubsidies? Neem dan contact op met de Adviesgroep Loon- & Premieheffing (ALP), de specialisten op beloningsgebied binnen BDO Accountants & Belastingadviseurs B.V. De ALP opereert vanuit Amstelveen, Arnhem, Breda, Rotterdam en Naaldwijk, maar bezoekt graag en regelmatig ook ‘uw BDO-kantoor’. Het secretariaat van de ALP is te bereiken op telefoonnummer 0174-63 88 95, Faxen (0174-63 88 90) of mailen kan ook (
[email protected]). Het secretariaat legt vervolgens contact met de ALP-adviseur in uw regio. Aan de aanvullende informatieverstrekking en/of advisering kunnen extra kosten zijn verbonden. Op de website www.bdo.nl (onderdeel: diensten/ belastingadvies/loon- & premieheffing) vindt u meer informatie over de dienstverlening van ALP. Ook kunt u gebruik maken van de Online Personeelsadviseur: een webservice van BDO voor ondernemers. U vindt hier informatie en documentatie over alle belangrijke P&O-onderwerpen, praktisch toepasbaar en overzichtelijk gepresenteerd op een speciaal voor werkgevers ontwikkelde website. Via de Online Personeelsadviseur kunt u voorts op de hoogte blijven van actuele (fiscale) ontwikkelingen op P&O-gebied. Het enige dat u hoeft te doen om toegang te krijgen is zich te registreren. Voor het kunnen downloaden van een aantal nuttige documenten dient u te beschikken over een abonnement. Bent u nog niet bekend met onze online diensten, maar wel geïnteresseerd in de mogelijkheden? Ga naar www.mijnbdo.nl voor meer informatie.
Belastingadviseurs B.V. of een van haar adviseurs. BDO Accountants & Belastingadviseurs B.V. en haar adviseurs aanvaarden geen aansprakelijkheid voor schade die het gevolg is van handelen of het nemen van besluiten op basis van de informatie in deze publicatie. BDO is een op naam van Stichting BDO te Amsterdam geregistreerd merk. In deze publicatie wordt BDO gebruikt ter aanduiding van de organisatie die onder de merknaam ‘BDO’ actief is op het gebied van de professionele dienstverlening (accountancy, belastingadvies en consultancy).
BDO Accountants & Belastingadviseurs B.V. handelt tevens onder de namen: BDO Accountants, BDO Belastingadviseurs, BDO International Tax Services, BDO Tax Consultants. BDO Accountants & Belastingadviseurs B.V. is lid van BDO International Ltd, een rechtspersoon naar Engels recht met beperkte aansprakelijkheid, en maakt deel uit van het wereldwijde netwerk van juridisch zelfstandige organisaties die onder de naam ‘BDO’ optreden. BDO is de merknaam die wordt gebruikt ter aanduiding van het BDOnetwerk en van elk van de BDO Member Firms.
08/2012 – FB12308