23 MEI 2013 NUMMER 11 WWW.BDO.NL
E-MAIL LONEN Uitgave van BDO Adviesgroep Loon- & Premieheffing BONUS GEEN VERGOEDING
AANPASSING MINIMUMLOON PER 1 JULI 2013
OVERSTAPSERVICE WKR
PAGINA 1
PAGINA 1
PAGINA 4
INHOUD ALP-NIEUWS Belastingdienst vindt bonus geen vergoeding Aanpassing minimumloon per 1 juli 2013 Gebruikelijk loon voor DGA met volledige dienstbetrekking elders
Anoniementarief Zorgverzekeringswet bij werknemers en inleen van arbeidskrachten
Het personeelsfonds opnieuw in de belangstelling
ALP-PRAKTIJK Onze vernieuwde workshops, vanaf
ALP-NIEUWS BELASTINGDIENST VINDT BONUS GEEN VERGOEDING De Belastingdienst Haaglanden schrijft in een brief aan BDO Westland dat een bonus onder de werkkostenregeling geen vergoeding is die onder de werkkostenregeling in het forfait kan worden ondergebracht. Tot dit besluit zou men zijn gekomen “na intern beraad”. De Belastingdienst Haaglanden schrijft letterlijk dat dit het standpunt is van “de Belastingdienst”. Daargelaten dat wij het standpunt inhoudelijk onjuist achten, verbaast ons dit ten zeerste. Diverse eenheden hebben eerder te kennen gegeven geen enkele moeite te hebben met het onderbrengen van (een deel van) een bonus in het forfait of te belasten met de eindheffing. Tijdens onze workshops staan wij uiteraard stil bij dit opmerkelijke (nieuwe?) standpunt.
AANPASSING MINIMUMLOON PER 1 JANUARI 2013 Onlangs zijn de minimumloonbedragen per 1 juli 2013 gepubliceerd. De bruto bedragen van het wettelijk minimumloon en het daarvan afgeleide minimumjeugdloon, stijgen per 1 juli 2013 met 0,57%. Het wettelijk bruto minimumloon (WML) voor werknemers van 23 jaar en ouder bedraagt bij een volledig dienstverband per 1 juli 2013 € 1.477,80 per maand (€ 341,05 per week en € 68,21 per dag).
april 2013 met gratis persoonlijk advies en tips! De ‘Overstapservice WKR’ van BDO
Omdat mensen tellen. GEBRUIKELIJK LOON VOOR DGA MET VOLLEDIGE DIENSTBETREKKING ELDERS Belanghebbende, X, is een directeur-grootaandeelhouder (DGA) van een holding C BV met twee werkmaatschappijen (D BV en E BV). X heeft in 2006 tot de datum waarop E BV failliet is verklaard voor E BV gewerkt en daarna voor D BV. D BV is in 2009 ontbonden. X werkt verder
2
E-mail Lonen
fulltime als kok bij een hotel. X dient over 2006 geen aangifte IB in. Pas nadat de inspecteur hem ambtshalve een aanslag heeft opgelegd, waarbij het loon van X is verhoogd met een gebruikelijk loon van € 39.000, dient X in de bezwaarfase een aangifte in. Hof Arnhem-Leeuwarden beslist dat DGA X niet de vereiste aangifte heeft gedaan, zodat de inspecteur bevoegd is ambtshalve een aanslag op te leggen naar een inkomen dat is gebaseerd op een redelijke schatting. Tot het inkomen behoort ook een gebruikelijk loon van € 39.000. X maakt niet aannemelijk dat het gebruikelijk loon lager ligt in verband met een kortere looptijd van de fictieve dienstbetrekkingen bij D BV en E BV, dan wel een parttime-factor. De twee fictieve dienstbetrekkingen vormen samen een volledige dienstbetrekking, aldus het Hof. Dat X daarnaast als kok werkt, doet hieraan niet af. Ten overvloede wijst het Hof er op, dat de feiten (blijkende uit de bankafschriften van X) er op wijzen dat het door X feitelijk genoten loon in 2006 voor alle dienstbetrekkingen samen circa € 50.000 heeft bedragen. De inspecteur vermindert het gebruikelijk loon nog wel met het bedrag dat X bij D BV heeft genoten aan loon (€ 6.293). In zoverre is het beroep van X gegrond. Als hoofdregel voor het bepalen van het gebruikelijke loon voor een DGA geldt, dat dit per vennootschap (fictief) wordt bepaald op ten minste de wettelijke norm (in 2006: € 39.000). Alleen als aannemelijk is dat ter zake van soortgelijke dienstbetrekkingen waarbij een aanmerkelijk belang geen rol speelt, in het economische verkeer een lager loon gebruikelijk is, wordt het gebruikelijke loon gesteld op dat lagere loon. De bewijslast voor de stelling dat het gebruikelijke loon lager is, rust op de DGA. Van een lager gebruikelijk loon dan de wettelijke norm kan sprake zijn bij een deeltijdfunctie, of een functie die niet het gehele jaar heeft geduurd. In een dergelijk geval moet de DGA aannemelijk maken dat een evenredig gedeelte van een gebruikelijk loon op voltijdsbasis, gelet op de aard en omvang van de verrichte werkzaamheden, lager is dan de wettelijke norm. Aangezien vaststaat dat belanghebbende van 1 januari 2006 tot en met 14 november 2006 heeft gewerkt voor E BV en van 15 november 2006 tot en met 31 december 2006 voor D BV, vormen de twee (fictieve) dienstbetrekkingen echter samen op jaarbasis voor 2006 een volledige dienstbetrekking. Ook is de DGA er, naar het oordeel van het Hof, niet in geslaagd aannemelijk te maken dat in het onderhavige geval op andere gronden, zoals een parttime-factor, een lager gebruikelijk loon dan € 39.000 van toepassing zou zijn. De enkele omstandigheid dat hij naast zijn werkzaamheden voor de BV’s een fulltime dienstbetrekking heeft als kok bij een hotel is daartoe volgens het Hof onvoldoende. De gebruikelijkloonregeling is overigens niet van toepassing als de gebruikelijke beloning voor de arbeid van de DGA ten behoeve van een vennootschap (en – als de vennootschap tot een concern
behoort – ook de tot hetzelfde concern behorende andere vennootschappen) in het kalenderjaar niet meer zou bedragen dan in totaal € 5.000. Dit bedrag van € 5.000 wordt niet tijdsevenredig toegepast. Ingeval de arbeidsverhouding maar een deel van het jaar heeft bestaan, of bij werkzaamheden van aantoonbaar beperkte omvang, kan dus eventueel een beroep op deze uitzondering worden gedaan. Mocht de DGA feitelijk wel loon hebben ontvangen, dan is dat echter steeds volgens de normale regels belast.
ANONIEMENTARIEF ZORGVERZEKERINGSWET BIJ WERKNEMERS EN INLEEN VAN ARBEIDSKRACHTEN Belanghebbende was in het jaar 2010 werkzaam bij één werkgever. Belanghebbende weigert een kopie van zijn identiteitsbewijs te laten opnemen in de loonadministratie van zijn werkgever. Als inhoudingsplichtige heeft de werkgever dan ook niet voldaan aan de Wet op de loonbelasting (hierna: Wet LB), waardoor over het loon het anonieme tarief op de voet van de Wet LB is toegepast. Het loon voor de Zorgverzekeringswet (Zvw) over het onderhavige jaar bedroeg € 77.236. Daarover is een bedrag van € 5.446 (7,05% van € 77.236) aan inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (IAB Zvw) ingehouden en afgedragen door de werkgever. Door de werkgever is van de ingehouden IAB Zvw een bedrag van € 2.340 (7,05% van het maximum bijdrageinkomen Zvw van € 33.189) vergoed. In geschil is of belanghebbende als anonieme werknemer in de zin van de Wet LB recht heeft op teruggaaf van het op hem drukkende bedrag aan IAB Zvw dat boven het jaarmaximum is ingehouden en afgedragen. Volgens de inspecteur heeft belanghebbende geen recht op enige teruggaaf, nu er volgens de Zvw nooit sprake zou kunnen zijn van teruggaaf wanneer er slechts één inhoudingsplichtige is. Daartoe wijst de inspecteur onder meer naar de Memorie van Toelichting, meer specifiek naar een passage waarbij een verzekeringsplichtige gelijktijdig bijdrage-inkomen geniet van verschillende werkgevers of uitkeringsinstanties (Kamerstukken II 2003/04). Belanghebbende heeft echter onder andere gesteld dat in de Zvw geen voorwaarden staan vermeld over het aantal inhoudingsplichtigen. Met betrekking tot de in geschil zijnde vraag oordeelt de rechtbank als volgt. De door de inspecteur bedoelde passage uit een Memorie van Toelichting sluit, naar het oordeel van de rechtbank, niet uit dat een verzekeringsplichtige die slechts één werkgever heeft ook een beroep kan doen op een teruggave uit hoofde van de Zvw. Immers, een andere passage uit de Memorie van Toelichting van een latere datum (Kamerstukken II 2006/07) noemt het hebben van meerdere werkgevers ‘slechts’ ter illustratie. Hierdoor is uitgesloten dat sprake is van een aanvankelijk ruimere reikwijdte die nadien is beperkt tot enkel nog het geval waarin de
verzekeringsplichtige twee werkgevers heeft. De rechtbank beschouwt de latere passage daarom als een aanvulling op, dan wel een verduidelijking van de eerdere passage. Volgens de inspecteur kan een beroep op de teruggavebepalingen van de Zvw door belanghebbende verder niet baten omdat voor hem als anonieme werknemer geen maximering geldt. Naar het oordeel van de rechtbank vindt dit standpunt van de inspecteur echter geen steun in de letter van de wet. In het onderhavige geval heeft de werkgever op grond van de Zvw een vergoeding van € 2.340 verleend. Over het resterende bedrag van € 3.106 (€ 5.446 min € 2.340) heeft de werkgever geen vergoeding verleend en was hij daartoe ook niet verplicht. Nu de werkgever geen vergoeding over het resterende bedrag van € 3.106 heeft verleend, dient de teruggaaf van het bedrag van € 3.106 plaats te vinden aan de verzekeringsplichtige (lees: belanghebbende). Daaraan doet naar het oordeel van de rechtbank niet af dat de wettekst niet voorziet in het verlenen van een dergelijke teruggaaf aan een verzekeringsplichtige. De rechtbank neemt hierbij in overweging dat de strekking van de Zvw is dat het bedrag van de teveel ingehouden bijdrage wordt teruggegeven aan degene(n) op wie dat bedrag drukt. Dat is in dit geval alleen op de verzekeringsplichtige, zodat de teruggaaf volledig aan hem moet worden verleend. Rechtbank Breda heeft beslist dat teveel ingehouden inkomensafhankelijke bijdrage Zvw kan worden teruggevraagd als het anoniementarief is toegepast. Goed nieuws voor wat betreft het verleden (tot en met 2012), maar ook een waarschuwing voor de toekomst (met ingang van 2013). Voor werknemers die niet op de juiste wijze geïdentificeerd zijn, geldt niet alleen een anoniementarief voor de loonbelasting maar sinds een aantal jaren ook een anoniementarief voor de premieheffing Zvw en de werknemersverzekeringen. Als het anoniementarief van toepassing is, golden/gelden er geen franchises en geen maximumgrondslag. Voor de Zvw gold dit anoniementarief tot 2013 alleen voor de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw die werd ingehouden op het loon van de werknemer, niet voor de verplichte werkgeversvergoeding. Voor wat betreft de belastingheffing geldt dat bij het opleggen van een aanslag inkomstenbelasting de reguliere tarieven gelden en de “teveel” ingehouden loonbelasting als gevolg van de toepassing van het anoniementarief wordt teruggeven. Een werknemer die de teveel betaalde premie voor de Zvw terugvroeg, kreeg bij de Belastingdienst echter nul op rekest. De rechtbank Breda geeft de werknemer echter wel gelijk, zodat de werknemer de teveel betaalde premie Zvw uiteindelijk terugkreeg. De Belastingdienst heeft tegen deze uitspraak geen beroep aangetekend. De uitspraak dateert van 31 oktober 2012, maar is pas recent vrijgegeven voor publicatie. Voor werknemers is dit voor de periode tot 2012 goed nieuws. Zij kunnen eventueel nog geld terugkrijgen.
3
E-mail Lonen
Vanaf 2013 verschuift deze problematiek naar de werkgever. Sinds de invoering van de Wet Uniformering Loonbegrip is de premieheffing Zvw uitsluitend een aangelegenheid van de werkgever. De werkgever zal het anoniementarief dus voor zijn rekening krijgen en er bestaat geen mogelijkheid deze terug te krijgen. Het op de juiste wijze identificeren van een werknemer is dus nog meer van belang. Maar niet alleen bij werknemers. Ook als er arbeidskrachten worden ingeleend of als werk wordt uitbesteed, kan de inlener/uitbesteder van het werk aansprakelijk worden gesteld voor eventueel niet betaalde premies Zvw (en natuurlijk de loonbelasting en andere premies). De Adviesgroep Loon- & Premieheffing heeft ruime ervaring op dit gebied en kan u helpen naheffingsaanslagen of aansprakelijkstellingen te beperken en zelfs te voorkomen.
HET PERSONEELSFONDS OPNIEUW IN DE BELANGSTELLING Er bestaat een vrijstelling in de Wet op de loonbelasting (Wet LB) voor bepaalde uitkeringen en verstrekkingen uit een fonds waaraan de werkgever in de afgelopen vijf jaar minder of hoogstens evenveel heeft bijgedragen als de werknemers zelf, mits de werknemers geen onbelaste aanspraak hebben op een uitkering of verstrekking uit het fonds. De Hoge Raad heeft in 2000 overwogen dat ‘hierin besloten ligt dat het moet gaan om een fonds tot de middelen waarvan de werknemers in ieder geval gedurende de laatst verlopen vijf kalenderjaren hebben bijgedragen. Hebben noch de werkgever, noch de werknemers de afgelopen vijf jaar een bijdrage gegeven, dan is de vrijstelling niet van toepassing’. In 2012 hebben wij in onze nieuwsbrieven al enkele malen aandacht aan dit onderwerp besteed, waarbij het de discussie was of het fonds minimaal vijf jaar moest bestaan voordat onbelaste uitkeringen konden worden gedaan en of dit ook kon als alleen de werknemer een beperkte bijdrage aan het fonds had geleverd. In een tweetal cassatie procedures die lopen bij de Hoge Raad heeft de Advocaat-Generaal (A-G) nu zijn visie hierover gegeven, die wij graag met u willen delen. Moet personeelsfonds vijf jaar bestaan voor fondsenvrijstelling? X BV richt in december 2001 stichting Personeelsfonds E op. Deze stichting vormt een fonds met het doel daaruit uitkeringen te doen aan het personeel van X BV, niet zijnde uitkeringen vanwege ziekte, invaliditeit etc. Het bestuur van de stichting bestaat uit twee middellijk aandeelhouders van X BV en de accountant van X BV. Op het nettosalaris van de werknemers worden bedragen ingehouden, die aan de stichting worden afgedragen. Daarnaast stort X BV als werkgever eenzelfde bedrag in het fonds. In de jaren 2002 tot en met 2007 heeft de stichting verschillende uitkeringen gedaan aan de werknemers van X BV. De uitbetaalde bedragen werden onder meer aan-
gewend voor een verbouwing, rijlessen van kinderen, de aankoop van meubilair en vakanties. De Belastingdienst is van mening dat deze uitkeringen niet zijn aan te merken als vrijgesteld loon in de zin van de Wet LB, omdat het fonds volgens hen eerst vijf jaar moet bestaan voordat daaruit vrijgestelde uitkeringen kunnen worden gedaan. Aan X BV worden drie naheffingsaanslagen loonbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd. Rechtbank Arnhem verklaart het beroep van X BV gegrond. De naheffingsaanslagen worden vernietigd. Naar aanleiding van het beroep in cassatie van de staatssecretaris van Financiën heeft A-G Niessen een conclusie genomen. De A-G is van mening dat de wetsgeschiedenis en de tekst van de vrijstellingsbepaling niet vereisen dat een personeelsfonds vijf jaar moet bestaan voordat het vrijgestelde uitkeringen kan doen. De referentieperiode van vijf jaar is bedoeld om toevallige verschillen tussen bijdragen van de werkgever en de werknemers in een enkel jaar te elimineren en moet worden gezien als een verlichting van de bewijslast dat werkgevers niet meer dan werknemers hebben bijgedragen. Door de ‘terugkijkperiode’ te beperken tot vijf jaar, voorkomt de wetgever bewijsproblemen voor al langer bestaande fondsen. Dat doel en strekking van de regeling zich ertegen verzetten dat al na een korte bestaansduur van het fonds uitkeringen uit het fonds worden gedaan, blijkt noch uit de tekst van de regeling, noch uit het systeem van de wet, noch op andere wijze. De A-G adviseert de Hoge Raad het beroep in cassatie van de staatssecretaris ongegrond te verklaren. Hof Arnhem heeft in 2010 al bepaald dat, gelet op de wetsgeschiedenis van het betreffende wetsartikel en het doel van de fondsenvrijstelling, niet de eis geldt dat het fonds ten minste vijf jaar moet hebben bestaan alvorens het onbelast uitkeringen kan gaan doen. In 2010 heeft de staatssecretaris van Financiën hier toen geen cassatie tegen ingesteld. De Rechtbank Arnhem volgde dan ook in 2012 deze eerdere hofuitspraak en de A-G sluit zich hier nu bij aan, wat op zich niet verrassend is. Als we echter kijken naar de aard van de vermelde uitkeringen in deze casus, is de oorspronkelijke verzorgingsgedachte (een sociaal ondersteuningsfonds voor werknemers in financiële moeilijkheden) inmiddels erg opgerekt, omdat kennelijk ook vakanties, meubilair, verbouwingen en rijlessen voor de kinderen fiscaal vriendelijk gefinancierd kunnen worden. Dit kan interessant zijn omdat de fondsenvrijstelling ook onder de werkkostenregeling vooralsnog in stand blijft en daarmee een van de weinige vrijstellingen in de loonbelasting is die werkgever en werknemer wellicht nog kunnen benutten om leuke dingen te doen. Grammaticale interpretatiemethode toepassen bij fondsenvrijstelling Stichting X, belanghebbende, beheert een fonds voor (de nabestaanden van) huidige en gewezen werknemers van A BV en B BV of daarmee
gelieerde bedrijven. In de jaren tot en met 1996 hebben (de rechtsvoorgangers van) A BV en B BV bedragen in belanghebbende gestort. In verband met het voornemen tot haar opheffing besluit belanghebbende tot een versnelde uitkering van het fondsvermogen aan de (ex-)werknemers. Met het oog op toepassing van de fondsenvrijstelling wordt in 2008 aan alle (ex-)werknemers gevraagd om inleg van een bijdrage van ten minste € 1. Dit leidt tot een totale inleg van circa € 500. Eind 2009 wordt een bedrag van € 675 per persoon aan de (ex-)werknemers uitgekeerd. In overleg met de inspecteur wordt de naheffingsaanslag om praktische redenen opgelegd aan belanghebbende. In geschil is of de door Stichting X gedane uitkeringen moeten worden aangemerkt als loon uit dienstbetrekking en, zo ja, of de uitkeringen onder de fondsenvrijstelling vallen. Rechtbank Haarlem oordeelt dat sprake is van een zodanig nauw verband tussen de uitkering door Stichting X en de dienstbetrekking van de (ex-)werknemers, dat de uitkering haar grond vindt in de (voormalige) dienstbetrekking. De uitkering is echter vrijgesteld op grond van de Wet LB (fondsenvrijstelling), omdat de enige bijdrage aan het fonds in de laatst verlopen vijf kalenderjaren voorafgaand aan de uitkering bestaat uit de eenmalige inleg van de (ex-) werknemers eind 2008. Hof Amsterdam acht de fondsenvrijstelling daarentegen niet van toepassing omdat aan een bijdrage van € 1 voor de fondsvorming geen wezenlijke betekenis toekomt. A-G Niessen concludeert dat de uitkeringen van Stichting X in de sfeer van de dienstbetrekking liggen, omdat meer dan de helft van het fondsvermogen is gefinancierd door de werkgever en de werkgever bovendien een vergaande bemoeienis heeft met het fonds. De uitkeringen zijn onverbrekelijk verbonden met de hoedanigheid van werknemer, waardoor er in overeenstemming met een arrest van de Hoge Raad van 24 juni 2011 sprake is van loon. De grammaticale interpretatiemethode en doel en strekking van de wetgeving leiden in deze zaak echter tot verschillende uitkomsten voor wat betreft de toepassing van de fondsenvrijstelling. Conform vaste rechtspraak van de Hoge Raad dient echter volgens de A-G met het oog op de rechtszekerheid bij duidelijke bewoordingen de grammaticale interpretatiemethode voorrang te krijgen boven de bedoeling van de wetgever. Op basis van de letterlijke tekst heeft Stichting X mogen verwachten dat de fondsenvrijstelling van toepassing is. Het ligt dan niet voor de hand om een andere uitleg te kiezen. Het is bovendien niet aan de rechter om een nieuwe norm te bepalen ter zake van de minimale fondsbijdrage voor de werknemers. Deze norm is noodzakelijkerwijs arbitrair en het stellen daarvan is de taak van de wetgever. De A-G adviseert de Hoge Raad het beroep in cassatie van Stichting X gegrond te verklaren.
4
E-mail Lonen
Rechtbank Haarlem was van oordeel dat de term ‘gedurende’ diende te worden uitgelegd in overeenstemming met de verklaring in ‘Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal’, te weten: van het begin tot het einde van een aangewezen periode. Hieruit vloeide voort dat met een eenmalige bijdrage van werknemers tijdens de periode van vijf kalenderjaren voorafgaand aan het lopende kalenderjaar, mits gelijk aan of groter dan een eventuele bijdrage van de inhoudingsplichtige, volgens de rechtbank toch was voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van de fondsenvrijstelling. De A-G volgt in zijn analyse het oordeel van de Rechtbank dat de tekst van de wet in casu duidelijk is en dat de grammaticale uitleg voorrang geniet boven een andere wijze van wetsuitleg. Tijdens onze workshops over de werkkostenregeling, waarover u elders in deze E-mail Lonen meer informatie aantreft, wordt uiteraard ruim stil gestaan bij de fondsenvrijstelling en de mogelijkheden die deze biedt om werknemers belastingvrij te ondersteunen als deze voor extra uitgaven komen te staan, werknemers geschenken te doen toekomen, dan wel om een belastingvrij personeelsfeest of een personeelsreis te organiseren. Wij waarschuwen er wel voor om een en ander goed vorm te geven en ook conform de regels te handelen. Uit de jurisprudentie blijkt dat het ook wel eens mis kan gaan met de fondsenvrijstelling als de werkgever fouten maakt.
ALP-PRAKTIJK ONZE VERNIEUWDE WORKSHOPS, VANAF APRIL 2013 MET GRATIS PERSOONLIJK ADVIES EN TIPS! Vanaf april zijn wij gestart met onze geheel vernieuwde workshops. In deze workshop vertellen wij u alles wat u moet weten over de werkkostenregeling. Aan de orde komen de regeling zelf, de voordelen van de werkkostenregeling (want ook die blijken er dus vaak wel degelijk te zijn), administratieve aspecten en het traject van de overstap. En uiteraard zullen we veel aandacht besteden aan de wijzigingen die de staatssecretaris nu dus heeft aangekondigd. Vooral het nieuwe noodzakelijkheidscriterium, en welke gevolgen dit heeft voor de praktijk in z’n algemeenheid en uw praktijk in het bijzonder, zal uitgebreid terugkomen in ons verhaal. Hoe zit het straks met internet thuis? Kan de mobiele telefoon weer belastingvrij vergoed worden? Komt de fietsregeling terug? Welke cafetariamogelijkheden zijn er nog? Wat wil de staatssecretaris met de antimisbruikbepalingen?
Daarnaast ontvangt u van ons van een usb-stick met daarop veel informatie over de werkkostenregeling zoals memo’s, voorbeeld-overeenkomsten en een rekenprogramma (de werkkostenindicator). Gratis persoonlijk advies en tips! Wilt u weten wat de werkkostenregeling voor u betekent en waarmee u rekening moet houden voor wat betreft de wijzigingen die de staatssecretaris in gedachten heeft? Stuur dan na de werkkostenregeling een overzicht van uw arbeidsvoorwaarden en personeelsvoorzieningen aan ons op. U ontvangt dan gratis een persoonlijk advies met tips! Want zoals gezegd, niet alles verandert en de veranderingen die de staatssecretaris in gedachten heeft zijn nogal duidelijk. Als de nieuwe wijzigingen worden doorgevoerd, kunt u daarmee direct aan de slag, zonder eerst uit te zoeken wat er bij uw organisatie speelt. Inschrijven en kosten De kosten voor deelname aan de workshop bedragen € 345 voor de eerste deelnemer en € 175 voor elke volgende deelnemer van hetzelfde bedrijf. Heeft iemand uit uw organisatie eerder deelgenomen aan de Actualiteitendagen en/of workshops in 2010, 2011 of 2012 dan geldt een korting van € 100 (exclusief btw). De workshops worden gehouden in comfortabele hotels met een zeer verzorgde lunch en duren van ongeveer 10:00 uur tot 15:00 uur. De volgende workshops staan gepland in 2013: dinsdag 28 mei 2013: Utrecht dinsdag 4 juni 2013: Arnhem donderdag 6 juni 2013: Rotterdam dinsdag 11 juni 2013: Hoofddorp/Schiphol dinsdag 18 juni 2013: Breda Workshops ‘open en inhouse’ Heeft het uw voorkeur, vooralsnog, alleen de workshop te bezoeken, dan kan dat natuurlijk ook. Meer info over de workshop, en over onze overige dienstverlening op het gebied van de werkkostenregeling, is terug te vinden via www.bdo.nl/alp. Als u dat wilt, verzorgen we de workshop ook geheel op maat gemaakt op uw locatie en op een datum dat het u uitkomt. Neem voor meer informatie contact op met ons secretariaat.
DE ‘OVERSTAPSERVICE WKR’ VAN BDO Om succesvol om te kunnen schakelen naar de werkkostenregeling (WKR) zijn verschillende stappen te onderscheiden. Om u hierbij optimaal te begeleiden biedt BDO in aanvulling op onze workshops de ‘Overstapservice WKR’ aan: een maatwerkoplossing voor snel en optimaal resultaat, waarbij u zelf uw eigen investering in tijd kunt bepalen!
Afhankelijk van de al in uw organisatie getroffen voorbereidingen, kan door BDO in overleg met u worden vastgesteld welke acties nog vereist zijn om de overstap daadwerkelijk te kunnen maken. Binnen de ‘Overstapservice WKR’ heeft u via één loket toegang tot diverse specialisten binnen BDO, die vervolgens samen met u de noodzakelijke stappen zetten, zodat u uiterlijk in 2015 direct aan de slag kunt gaan. U kunt hierbij profiteren van onze ruime kennis en ervaring op dit vlak. Om de (fiscale en arbeidsrechtelijke) gevolgen van de werkkostenregeling voor uw organisatie inzichtelijk te kunnen maken, inventariseren wij samen met u de binnen uw organisatie geldende arbeidsvoorwaarden en overige uitgaven ten behoeve van uw personeel. Aan de hand van deze inventarisatie stellen wij in overleg met u een plan van aanpak op, waarbij alle noodzakelijke fiscale, arbeidsrechtelijke en administratieve gevolgen/aanpassingen aan bod komen. Hoewel u dankzij de ‘Overstapservice WKR’ goed bent voorbereid blijft het natuurlijk zaak om in 2015 te monitoren of alle door u genomen maatregelen het gewenste effect opleveren. In principe dient deze toetsing bij iedere loonaangifte plaats te vinden, zodat tijdig kan worden bijgestuurd. Een onjuiste informatievoorziening, met als gevolg onbedoelde c.q. onnodige afdracht van eindheffing, dient immers te allen tijde te worden voorkomen. Onze adviseurs kunnen u ook in dit eerste kennismakingsjaar van de Werkkostenregeling met raad en daad terzijde staan. De kosten van onze dienstverlening binnen de Overstapservice zijn afhankelijk van de door u gewenste aard en omvang van de door ons te verrichten werkzaamheden. U kiest per onderdeel van het stappenplan de voor u geschikte maatwerkoplossing; wat wilt u zelf en wat verwacht u van ons. Uiteraard kunnen wij in overleg met u op basis van uw wensen steeds vooraf een indicatie geven van onze kosten. Hebt u interesse of wenst u nadere informatie over de ‘Overstapservice WKR’, neemt u dan contact op met één van de ALP adviseurs in uw regio, of met ons secretariaat.
MEER INFORMATIE Wilt u meer informatie over of ondersteuning bij loonbelasting- en sociale zekerheidsaangelegenheden, secundaire arbeidsvoorwaarden, loonkostensubsidies? Neem dan contact op met de Adviesgroep Loon- & Premieheffing (ALP), de specialisten op beloningsgebied binnen BDO Accountants & Belastingadviseurs B.V. De ALP opereert vanuit Amstelveen, Arnhem, Breda, Rotterdam en Naaldwijk, maar bezoekt graag en regelmatig ook ‘uw BDO-kantoor’.
5
E-mail Lonen
Het secretariaat van de ALP is te bereiken op telefoonnummer (0174) 63 88 95. Faxen (0174) 63 88 90 of mailen kan ook (
[email protected]). Het secretariaat legt vervolgens contact met de ALP-adviseur in uw regio. Aan de aanvullende informatieverstrekking en/of advisering kunnen extra kosten zijn verbonden. Op de website www.bdo.nl/alp vindt u meer informatie over de dienstverlening van ALP. Ook kunt u gebruik maken van de Online Personeelsadviseur: een webservice van BDO voor ondernemers. U vindt hier informatie en documentatie over alle belangrijke P&Oonderwerpen, praktisch toepasbaar en overzichtelijk gepresenteerd op een speciaal voor werkgevers ontwikkelde website. Via de Online Personeelsadviseur kunt u voorts op de hoogte blijven van actuele (fiscale) ontwikkelingen op P&O-gebied. Het enige dat u hoeft te doen om toegang te krijgen is zich te registreren. Voor het kunnen downloaden van een aantal nuttige documenten dient u te beschikken over een abonnement. Bent u nog niet bekend met onze online diensten, maar wel geïnteresseerd in de mogelijkheden? Ga naar www.mijnbdo.nl voor meer informatie.
Colofon Deze regelmatig verschijnende gratis digitale service ‘E-mail Lonen’ is een uitgave van de Adviesgroep Loon- en Premieheffing van BDO Accountants & Belastingadviseurs B.V. Deze publicatie is zorgvuldig voorbereid, maar is in algemene bewoordingen gesteld en bevat alleen informatie van algemene aard. Deze publicatie bevat geen advies voor concrete situaties, zodat uitdrukkelijk wordt aangeraden niet zonder advies van een deskundige op basis van de informatie in deze publicatie te handelen of een besluit te nemen. Voor het verkrijgen van een advies dat is toegesneden op uw concrete situatie kunt u zich wenden tot BDO Accountants & Belastingadviseurs B.V. of een van haar adviseurs. BDO Accountants &
Belastingadviseurs B.V. en haar adviseurs aanvaarden geen aansprakelijkheid voor schade die het gevolg is van handelen of het nemen van besluiten op basis van de informatie in deze publicatie.
BDO is een op naam van Stichting BDO te Amsterdam geregistreerd merk. In deze publicatie wordt BDO gebruikt ter aanduiding van de organisatie die onder de merknaam ‘BDO’ actief is op het gebied van de professionele dienstverlening (accountancy, belastingadvies en consultancy).
BDO Accountants & Belastingadviseurs B.V. handelt tevens onder de namen: BDO Accountants, BDO Belastingadviseurs, BDO Global Outsourcing, BDO International Tax Services, BDO IT Audit & Security, BDO Tax Consultants. BDO Accountants & Belastingadviseurs B.V. is lid van BDO International Ltd, een rechtspersoon naar Engels recht met beperkte aansprakelijkheid, en maakt deel uit van het wereldwijde netwerk van juridisch zelfstandige organisaties die onder de naam ‘BDO’ optreden. BDO is de merknaam die wordt gebruikt ter aanduiding van het BDOnetwerk en van elk van de BDO Member Firms.
05/2013 – FB13179