28 MAART 2013 NUMMER 7 www.bdo.nl
E-mail lonen Uitgave van BDO Adviesgroep Loon- & Premieheffing KAMERVRAGEN BELASTINGVOORDEEL
NAVORDERING AANDELENOPTIEREGELING
WERKKOSTENREGELING: UITSTEL OF AFSTEL?
Pagina 2
Pagina 3
Pagina 4
inhoud ALP-NIEUWS Werkkostenregeling: Staatssecretaris
lanceert verbeterde werkkostenregeling!
door zzp-organisaties
Alternatief voor VAR-systeem ontwikkeld Kamervragen over het belastingvoordeel
van hypotheken door werkgevers aan werknemers onder marktrentes Geen ongeoorloofde discriminatie bij lager bedrag aan ouderschapsverlofkorting in bijzondere situatie Terechte navordering voor aandelen optieregeling Geen afdrachtvermindering onderwijs voor hbo-vervolgopleiding
ALP-NIEUWS Werkkostenregeling: Staatssecretaris lanceert verbeterde werkkostenregeling! De staatssecretaris van Financiën heeft aangekondigd de verplichte toepassing van de werkkostenregeling uit te stellen tot 1 januari 2015. In de tussentijd gaat hij de werkkostenregeling repareren. De komende maanden vindt (weer) een brede internetconsultatie plaats. In het Belastingplan 2014 zullen de wetswijzigingen worden voorgesteld. Uit de “Verkenning” die als bijlage bij de brief aan de Tweede Kamer is gezonden, blijkt wel duidelijk welke kant de staatssecretaris op wil. De “hoogtepunten” uit de Verkenning: Bij de beoordeling van wat loon zou het “nood zakelijkheidscriterium” kunnen gaan gelden. Het noodzakelijkheidscriterium gaat uit van de gedachte dat het verstrekken, vergoeden of ter beschikking stellen van zaken waarvan de werk gever het nodig en noodzakelijk vindt dat zijn werknemers die in hun werk gebruiken, geheel buiten het loonbegrip blijven.
Dit geldt niet als de werknemer daardoor een groot privévoordeel heeft of een voordeel heeft dat naar maatschappelijke opvattingen als loon moet worden beschouwd. De auto van de zaak bijvoorbeeld blijft gewoon belast. Maar bijvoorbeeld een parkeerplek bij de werkplek, ook als er geen arbo verplichtingen gelden voor de werkgever, onbelast. De vrije ruimte (nu 1,5%) zal dan wel enigszins worden verkleind. Afrekenen over het deel boven het forfait zou op jaarbasis moeten gaan gebeuren. De werkkostenregeling moet op concern- niveau kunnen worden toegepast. Het onderscheid tussen vergoedingen en verstrekkingen zou moeten komen te vervallen. Een regeling voor personeelskortingen behoort tot de opties.
Dat de staatssecretaris de werkkostenregeling wil behouden is wel duidelijk. De voorgestelde oplossingen zijn ook in het algemeen een verbetering. Alleen heeft dit tot resultaat dat ook werkgevers die al zijn overgestapt zich opnieuw in de werkkostenregeling zullen moeten verdiepen en nieuwe berekeningen moeten maken. De financiële gevolgen zullen weliswaar
ALP-PRAKTIJK Werkkostenregeling: uitstel of afstel? - Workshop ‘Werkkostenregeling: van start tot finish’geheel vernieuwd per 1 april - De ‘Overstapservice WKR’ van BDO
2
E-mail Lonen
op macro niveau “nihil” zijn, op micro niveau zal dat natuurlijk niet het geval zijn. Hoewel er dus nog een consultatie plaats vindt, is wel duidelijk wat de staatssecretaris wel en niet wil. En hoeven werkgevers niet te wachten tot eind van het jaar om te werken aan de overstap of te bezien wat de wijzigingen betekenen. Wilt u weten waarheen de Verkenning, Werken aan de werkkostenregeling, leidt? Bezoek dan onze nieuwe workshops waarin uitgebreid wordt ingegaan op de gevolgen van de verkenning en de veranderingen ten opzichte van de huidige regeling. De nieuwe workshops starten al in april. Werkgevers die al zijn overstapt of hun arbeidsvoorwaarden hebben geïnventariseerd kunnen advies krijgen over wat de veranderingen voor hen betekenen. Meer over de workshops leest u elders in de E-mail lonen. Ook kunt u meer lezen over de “nieuwe werkkostenregeling” op onze website: www.bdo.nl/alp.
ALTERNATIEF VOOR VAR-SYSTEEM ONTWIKKELD DOOR ZZP-ORGANISATIES FNV Zelfstandigen, Stichting ZZP Nederland, Zelfstandigen Bouw en Platform Zelfstandige ondernemers (PZO) hebben laten weten gezamenlijk een alternatief te hebben ontwikkeld voor het huidige VAR-systeem. Het alternatief heet ‘Bewijs Van Ondernemerschap’ (BVO) en is ontwikkeld uit onvrede met de huidige VAR-procedure. Ook de door de staatssecretaris van Financiën aangekondigde nieuwe VAR-webmodule voldoet volgens de ZZP-organisaties onvoldoende. De ZZP-organisaties zijn van mening dat het huidige VAR-systeem ondernemerschap onvoldoende stimuleert en te weinig doet om schijnzelfstandigheid te voorkomen. ‘De plannen om het huidige vragenformulier te vervangen door een VARwebmodule zal hierin waarschijnlijk geen verandering brengen omdat alle bestaande nadelen blijven bestaan. Met name het ontbreken van een preventieve toets leidt tot ongewenste effecten. Zo wordt de VAR ingevuld op basis van verwachtingen maar vindt controle achteraf plaats, waardoor verwachtingen en werkelijkheid op het VAR-formulier soms niet met elkaar overeenstemmen. Ook is er een gebrek aan gerichte handhaving waardoor in een aantal sectoren misbruik plaatsvindt, met schijnzelfstandigheid en uitbuiting van zelfstandige ondernemers tot gevolg,’ aldus de betrokken zzp-organisaties. Het BVO dat nu is ontwikkeld door de vier zzp-organisaties maakt een einde aan deze nadelen. Het behelst de volgende elementen: er komt één bewijs van ondernemerschap; de vier VAR-verklaringen worden overbodig; beoordeling en zekerheid vooraf over het ondernemerschap; bestrijding van schijnzelfstandigheid; adequate voorlichting aan startende ondernemers.
FNV Zelfstandigen, PZO, stichting ZZP Nederland en Zelfstandigen Bouw zijn ervan overtuigd dat door selectie aan de poort schijnzelfstandigheid kan worden voorkomen en meer zekerheid ontstaat voor zowel opdrachtgever als ondernemer. Met één bewijs kunnen ondernemers bewijzen dat ze echt zelfstandig ondernemer zijn. In onze E-mail Lonen nummer 21 van 11 oktober 2012 hebben wij de aankondiging van de nieuwe VARwebmodule al uitgebreid behandeld. Ondernemerschap laat zich moeilijk vastleggen in wettelijke regels omdat de vormgeving van ondernemingen zeer divers is. Het is dan ook volgens de staatssecretaris van Financiën een bewuste keuze van de wetgever geweest om niet te kiezen voor een in de wet ingevulde definitie van het begrip onderneming. Hierdoor kan de inhoud van het begrip mee blijven bewegen met de invulling die daar in het maatschappelijke verkeer aan wordt gegeven. Die invulling wordt geconcretiseerd in de steeds weer voortschrijdende jurisprudentie, waarvan u in onze E-mail Lonen regelmatig voorbeelden aantreft. Dit geeft aan hoe lastig het (ook voor de Belastingdienst) kan zijn om de in de aanvraag gepresenteerde feiten en omstandigheden vooraf juist te interpreteren. Wij vragen ons vanwege de complexiteit van de materie dan ook af (net als de zzp-organisaties) of, en hoe, een dergelijk proces via een (min of meer rechtlijnige) webmodule succesvol zou kunnen zijn. Bovendien wordt het vertrouwen, dat zowel de opdrachtnemer als ook de opdrachtgever nu aan een afgegeven VAR kunnen ontlenen (natuurlijk mits juist toegepast), straks weer ongedaan gemaakt. Er blijft immers onzekerheid bestaan totdat toetsing achteraf door de Belastingdienst van de uitkomst van de module heeft plaatsgevonden. Omdat nadere details over de inhoud en opzet van het ‘Bewijs Van Ondernemerschap’ op dit moment ontbreken, kunnen wij echter niet beoordelen of dit alternatief deze nadelen vermindert of wegneemt. Wij houden u natuurlijk van de verdere ontwikkelingen op de hoogte.
KAMERVRAGEN OVER HET BELASTINGVOORDEEL VAN HYPOTHEKEN DOOR WERKGEVERS AAN WERKNEMERS ONDER MARKTRENTES De staatssecretaris van Financiën heeft geantwoord op vragen van Tweede Kamerleden over het belastingvoordeel dat veel medewerkers in de financiële sector genieten, doordat zij korting krijgen op de hypotheekrente. Hij heeft aangegeven dat een korting op het rentepercentage van een geldlening van de werkgever voor de werknemer een voordeel is, dat in beginsel belast loon oplevert. Een dergelijk voordeel is echter geen belast loon als de lening wordt gebruikt voor een eigen woning. Er zijn hier echter wel bepaalde voorwaarden aan verbonden. Voor andere renteloze of laagrentende personeelsleningen gelden andere regels. Deze regels verschillen afhankelijk van de vraag of de werkgever al is overgestapt op de werkkostenregeling, of
(tot 1 januari 2015) nog de overgangsregeling van vrije vergoedingen en verstrekkingen hanteert. In het geval een werkgever nog niet is overgestapt op de werkkostenregeling, is een rentevoordeel uit een dergelijke lening alleen vrijgesteld voor zover de werknemer het geleende bedrag gebruikt voor zaken waarvoor volledig of bijna volledig een vrije vergoeding mogelijk is. Hierbij kan worden gedacht aan de vergoeding voor de aanschafkosten van een computer die voor 90% of meer voor de dienstbetrekking wordt gebruikt, of de inrichtingskosten van een telewerkplek bij de werknemer thuis die voor de dienstbetrekking wordt gebruikt. Als het rentevoordeel van een personeelslening belast is, wordt dit voordeel berekend met een normpercentage. Deze norm is vastgelegd in de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 en bedraagt voor het jaar 2013 een percentage van 3%. Met deze norm hoeft dus in de uitvoeringspraktijk niet steeds afzonderlijk de waarde in het economische verkeer te worden vastgesteld. In het per 1 januari 2011 in de Wet op de loonbelasting 1964 ingevoerde systeem van de werkkostenregeling, is deze specifieke waarderingsnorm niet langer afzonderlijk opgenomen. Wel geldt onder de werkkostenregeling – zoals hiervoor al aangegeven – dat het rentevoordeel van een lening in verband met een eigen woning onder voorwaarden buiten beschouwing blijft. Dat is vastgelegd in de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011. Het rentevoordeel blijft buiten beschouwing vanwege het feit dat het wel in aanmerking nemen van het rentevoordeel in de loonbelasting vervolgens zou leiden tot renteaftrek van dit rentevoordeel binnen de eigenwoningregeling. Bijtellen heeft dan weinig nut. In het licht van de beperkingen van de hypotheekrenteaftrek, zal deze regeling overigens nog worden herbezien. Voor andere renteloze of laagrentende personeelsleningen geldt dat het rentevoordeel loon vormt voor de waarde in het economische verkeer. De werkgever mag een dergelijk loonbestanddeel wel buiten het individuele loon van de werknemer houden en als eindheffingsbestanddeel aanwijzen en daarmee gebruiken voor het invullen van de zogenoemde vrije ruimte. Voor zover de vrije ruimte overschreden wordt, is de werkgever dan het eindheffingstarief van 80% verschuldigd. Er is onder de werkkostenregeling ten opzichte van de overgangsregeling dus een beperking voor het onbelast kunnen verstrekken van een renteloze of laagrentende personeelslening die niet wordt benut voor de eigen woning. Er geldt hierbij onder de werkkostenregeling nog wel één bijzondere faciliteit; als de werknemer de renteloze of laagrentende lening gebruikt voor de aanschaf van een (elektrische) fiets of elektrische scooter, dan is geen sprake van een loonvoordeel. Dit voordeel wordt met andere woorden op nihil gewaardeerd. Zoals de staatssecretaris aangeeft, zal het rentevoordeel van de personeelslening voor de eigen woning echter ook nog worden aangepast aan de nieuwe eigen woningregeling binnen de inkomstenbelasting. Het is dus afwachten wat hiermee gaat gebeuren.
3
E-mail Lonen
GEEN ONGEOORLOOFDE DISCRIMINATIE BIJ LAGER BEDRAG AAN OUDERSCHAPSVERLOFKORTING IN BIJZONDERE SITUATIE Belanghebbende X en zijn fiscale partner hebben drie kinderen. Eind 2007 krijgt X een beter betaalde functie. In 2008 neemt hij onbetaald ouderschapsverlof op. In de aangifte IB 2008 claimt X € 1.606 ouderschapsverlofkorting maar bij de aanslagregeling verleent de inspecteur hem € 1.001 aan ouderschapsverlofkorting. De ouderschapsverlofkorting bedraagt volgens de wet niet meer dan het belastbare loon dat X in het voorgaande jaar (2007) heeft genoten verminderd met het belastbare loon dat hij in het kalenderjaar (2008) heeft genoten. X gaat in beroep en stelt dat hij recht heeft op de hogere ouderschapsverlofkorting, omdat hij voor 2008 niet de mogelijkheid heeft gehad om voldoende inkomensvoorziening op te bouwen. X vergelijkt zich daartoe met een fictieve collega die niet van functie is veranderd en wel recht zou hebben gehad op de volledige korting. Rechtbank Haarlem verklaart het beroep van X ongegrond. De rechtbank verwerpt het beroep van X op het gelijkheidsbeginsel. Om redenen van uitvoerbaarheid heeft de wetgever ervoor gekozen het belastbare jaarloon (over 2007) als maatstaf te nemen zonder daarbij rekening te houden met bijzondere aspecten zoals loonstijgingen. Deze maatstaf leidt er voor X toe, omdat hij in 2008 een hoger inkomen is gaan genieten, dat hij niet (ten volle) profiteert van de door de wetgever beoogde ouderschapsverlofkorting. Volgens de rechtbank eisen het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en het internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR) echter niet het treffen van zo uitgewerkte regelingen, dat elke ongelijkheid in elke denkbare situatie wordt vermeden. Met de hier aan de orde zijnde regeling heeft de wetgever de grenzen van de hem op fiscaal gebied toekomende ruime beoordelingsvrijheid niet overschreden, aldus de rechtbank. De ouderschapsverlofkorting is gebaseerd op het aantal uren ouderschapsverlof dat de werknemer opneemt in een bepaald jaar, vermenigvuldigd met een (jaarlijks vastgesteld) bedrag per uur. Het bedrag van de ouderschapsverlofkorting is echter maximaal het verschil tussen het belastbaar loon in het voorafgaande jaar minus het belastbaar loon in het jaar van ouderschapsverlof. X neemt in deze casus ouderschapsverlof op kort nadat hij een beter betaalde functie heeft gekregen. Zijn terugval in loon is daardoor kleiner en dus ook het bedrag aan te claimen ouderschapsverlofkorting. Het beroep van X op het gelijkheidsbeginsel heeft echter geen succes; zijn persoonlijke inkomenssituatie is nu eenmaal de wettelijke maatstaf voor de toepassing van deze korting. Voor het kunnen verrekenen van de ouderschapsverlofkorting in zijn aangifte inkomstenbelasting heeft de werknemer na afloop van het kalenderjaar overigens een verklaring van de werkgever
nodig met de volgende gegevens: naam, adres, vestigingsplaats en loonheffingennummer van de werkgever; de naam en het BSN/sofinummer van de werknemer; de periode in het kalenderjaar waarin de werk nemer ouderschapsverlof heeft gehad; het aantal uren in het kalenderjaar dat de werknemer ouderschapsverlof heeft gehad.
TERECHTE NAVORDERING VOOR AANDELENOPTIEREGELING De heer X (belanghebbende) is dga van A BV. Deze BV is houder van 34% van de aandelen in B BV. Eind 2005 zijn alle aandelen B BV gekocht door C Inc. X treedt vervolgens in 2006 in dienst van C Inc. en krijgt als ‘tekengeld’ recht op 250.000 (certificaten van) C-aandelen. Met betrekking tot voornoemde 250.000 aandelen is aan belanghebbende een certificaat verstrekt, gedagtekend 20 december 2006 en ondertekend door de President en Secretary van C. Hierop is vermeld dat belanghebbende eigenaar is van 250.000 aandelen en dat deze ‘non assessable’ en ‘fully paid’ zijn. Eind 2006 krijgt X als kerstbonus nog eens recht op 1.000 certificaten voor $ 0,01 per stuk. Met dezelfde dagtekening, 20 december 2006, is aan belanghebbende daarom een certificaat van 1.000 aandelen verstrekt. Afgezien van het aantal aandelen en het certificaatnummer, staat op dit certificaat dezelfde tekst als op het certificaat van de 250.000 aandelen. Verder is ook dit certificaat ondertekend door de President en Secretary van C. De C-aandelen zijn verhandelbaar op een beurs in New York. De koers is op 1 maart 2006 $ 2 en op 1 december 2006 $ 0,51. De arbeidsovereenkomst van X wordt in 2008 beëindigd. Een poging van belanghebbende om met behulp van een bank als tussenpersoon de hem uitgereikte certificaten vervolgens te verzilveren op de beurs zijn gestrand omdat die certificaten als zodanig niet verhandelbaar zijn. Bij brief van 15 februari 2012 heeft belanghebbende zich tegenover de rechtsopvolger van C buitengerechtelijk beroepen op gedeeltelijke vernietiging van de aangegane arbeidsovereenkomst op het punt van de toekenning van aandelen, wegens dwaling aan zijn zijde en aan de zijde van C met betrekking tot de mogelijke belastbaarheid van (het recht op) de toegekende aandelen, en bedrog van de zijde van C met betrekking tot de inwisselbaarheid van de certificaten tegen aandelen. Bij brief van 12 maart 2012 is dit beroep door de rechtsopvolger van C aanvaard, waarbij voorts is geaccepteerd ‘the termination or reversal of this Agreement (SSA)’. In geschil zijn de aan X opgelegde IB-navorderingsaanslagen over 2006. Naar aanleiding van de reactie van X op de aankondiging van de eerste, legt de inspecteur nog een tweede aanslag op. Rechtbank Arnhem oordeelt dat de inspecteur een ambtelijk verzuim heeft begaan door geen nader onderzoek in te stellen naar de reactie van
X. De tweede aanslag wordt dus vanwege het ontbreken van een nieuw feit vernietigd. X maakt niet aannemelijk dat de inspecteur bij de eerste aanslag van een te hoge waarde van de aandelen is uitgegaan. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de civielrechtelijke vernietiging met terugwerkende kracht fiscaalrechtelijk voor 2006 geen gevolgen heeft. De eventuele fiscale gevolgen kunnen pas in het jaar van vernietiging – dus niet eerder dan in 2012 - hun beslag krijgen. Het recht op levering van de aandelen behoort in 2006 tot het loon van X. Zowel de inspecteur als X maakt de waarde daarvan niet aannemelijk. In goede justitie wordt deze daarom vastgesteld op $ 0,50 per aandeel. X verzoekt vergeefs om vergoeding van zijn immateriële schade door de lange duur van de procedure. Weliswaar is in eerste aanleg de redelijke termijn overschreden, doch dat is in hoger beroep voldoende gecompenseerd. Het beroep van X is deels gegrond. Met ingang van 1 januari 2005 vindt belastingheffing ter zake van aan werknemers toegekende aandelenoptierechten uitsluitend plaats bij realisatie. Ingeval in het kader van een dienstbetrekking, of vroegere dienstbetrekking, met een werknemer een aandelenoptierecht is overeengekomen, behoort niet de waarde van dat recht bij toekenning tot het loon, doch hetgeen door de werknemer ter zake van de uitoefening of vervreemding van dat recht wordt genoten. Hierbij wordt onder een aandelenoptierecht verstaan een recht om een of meer aandelen of daarmee gelijk te stellen rechten te verwerven in de inhoudingsplichtige of in een met de inhoudingsplichtige verbonden vennootschap, of een daarmee gelijk te stellen recht. Naar het oordeel van het Hof volgt uit de arbeidsovereenkomst tussen belanghebbende en C, dat aan belanghebbende bij het ondertekenen daarvan op 1 maart 2006 een onvoorwaardelijk recht is toegekend op 250.000 aandelen C. Dat dit recht bestond, blijkt ook uit diverse verklaringen die in de stukken van het geding voorkomen en uit het certificaat dat uiteindelijk met dagtekening 20 december 2006 aan belanghebbende is verstrekt (in casu het moment van realisatie van het recht) en waarin is verklaard dat belanghebbende de eigenaar is van 250.000 ‘fully paid and non assessable common shares, no par value’, hetgeen naar Nederlandse begrippen inhoudt dat de aandelen volledig zijn volgestort. Eventuele fiscale gevolgen van het met terugwerkende kracht vernietigen van deze overeenkomst kunnen eerst hun beslag krijgen in het jaar van vernietiging (in dit geval 2012) en staan er volgens het Hof niet aan in de weg dat een voordeel dat voortvloeit uit de later vernietigde overeenkomst in het oorspronkelijke jaar (2006) als fiscaal genoten moet worden (en blijven) aangemerkt.
GEEN AFDRACHTVERMINDERING ONDERWIJS VOOR HBO-VERVOLGOPLEIDING Een ziekenhuis heeft in 2005 en 2006 afdrachtvermindering onderwijs geclaimd voor werknemers die een hbo-vervolgopleiding volgen,
4
E-mail Lonen
voor artsen in opleiding en voor aio’s en oio’s. De inspecteur legt over deze jaren een naheffingsaanslag op omdat hij van mening is dat het opleidingsinstituut niet kwalificeert, ondanks dat het instituut onderdeel uitmaakt van een hogeschool die is genoemd in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHO). Daarnaast is de inspecteur van mening dat de opleidingen ten aanzien waarvan de afdrachtvermindering wordt gevraagd vervolgopleidingen betreffen, waarvoor naar zijn mening geen afdrachtvermindering kan worden geclaimd. Ten aanzien van de artsen in opleiding stelt de inspecteur dat deze niet worden opgeleid tot wetenschappelijk onderzoeker en daarom niet vallen onder de reikwijdte van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (WVA). De aio’s en de oio’s voldoen volgens de inspecteur niet aan de wettelijk gestelde vereisten. Om in aanmerking te komen voor afdrachtvermindering voor hbo-opleidingen, moeten de opleidingen worden gevolgd aan een hogeschool in de zin van de WHO. Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan sprake, omdat het opleidingsinstituut deel uitmaakt van een hogeschool die is genoemd in de WHO. De kwalificerende opleidingen zijn echter omschreven als initiële opleidingen. Het ziekenhuis heeft niet betwist dat het in dit geval gaat om vervolgopleidingen, die slechts kunnen worden gevolgd na het afronden van een zogeheten opleiding hbo-v. De rechtbank komt daarom tot het oordeel dat voor deze opleidingen geen recht bestaat op WVA. De afdrachtvermindering voor aio’s en oio’s ziet op werknemers die zijn aangesteld in verband met het verrichten van (promotie)onderzoek. De arts in opleiding valt hier niet onder omdat hij primair wordt opgeleid tot arts. De omstandigheid dat sommigen tevens zullen promoveren is geen grond voor toepassing van de afdrachtvermindering voor aio’s en oio’s op artsen in opleiding. Het ziekenhuis claimt ook afdrachtvermindering voor aio’s. Tijdens de zitting geeft het ziekenhuis aan alleen nog afdrachtvermindering te claimen voor de twintig aio’s die een loon genieten in overeenstemming met het loon van een aio. Het ziekenhuis is in de gelegenheid gesteld om de juistheid van deze resterende claim te onderbouwen door van deze groep tien overeenkomsten tussen het ziekenhuis en de universiteit die het promotieonderzoek begeleidt over te leggen. Het ziekenhuis heeft slechts drie overeenkomsten overlegd. Twee overeenkomsten zijn gedagtekend op 3 december 2012 en op de derde overeenkomst ontbreekt een dagtekening. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het ziekenhuis niet aannemelijk heeft gemaakt dat ten aanzien van de twintig werknemers in het verleden overeenkomsten zijn opgemaakt. Dit betekent dat noch de inspecteur noch de rechtbank kan beoordelen of is voldaan aan de gestelde eisen met betrekking tot de inhoud van de overeenkomsten. De rechtbank concludeert daarom dat het ziekenhuis met
betrekking tot deze werknemers geen afdrachtvermindering kan claimen. In onze E-mail Lonen nummer 3 van 31 januari 2013 hebben wij een casus behandeld waarin er geen recht bestond op afdrachtvermindering onderwijs voor de beroepsbegeleidende leerweg (BBL), omdat niet aan de daarvoor geldende voorwaarden was voldaan. In deze casus bleek dit eveneens het geval te zijn ten aanzien van de afdrachtvermindering onderwijs die was geclaimd voor werknemers die een hbo-(vervolg)opleiding volgden, voor artsen in opleiding en voor aio’s en oio’s. Beide casussen onderstrepen nog eens het belang van het correct toepassen van de voor afdrachtvermindering geldende (inhoudelijke en administratieve) voorwaarden, ook in 2013, het laatste jaar van de afdrachtvermindering in zijn huidige vorm. De Belastingdienst controleert dit ook expliciet! In het Regeerakkoord VVD-PvdA is in 2012 immers al aangekondigd dat de Afdrachtvermindering Onderwijs per 1 januari 2014 als fiscale faciliteit zal worden afgeschaft en zal worden vervangen door een nieuwe (en beperktere) subsidieregeling van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Het wachten is nu op de omvang en inhoud van de nieuwe subsidieregeling die medio 2013 bekend zou worden gemaakt. Wij houden u op de hoogte!
ALP-PRAKTIJK WERKKOSTENREGELING: UITSTEL OF AFSTEL? Het uitstel van de verplichte invoeringsdatum tot 1 januari 2015 biedt volop mogelijkheden. Verschillende organisaties zouden zelfs willen dat de overgangsregeling (inhoudende dat een werkgever de keuze heeft tussen de oude regels voor het vergoeden van kostenvergoedingen en het verstrekken van personeelsvoorzieningen of de werkkostenregeling) permanent blijft bestaan. Onze inschatting is dat dit laatste zeker niet zal gebeuren. Ook geven de uitlatingen van het ministerie van Financiën en diverse fracties uit de Tweede Kamer geen aanleiding te veronderstellen dat van uitstel ook afstel komt. Wel hopen wij dat het ministerie snel de belangrijke knelpunten in de regeling, zoals de definiëring van het loonbegrip oplost. Daarnaast zou men ook eens kritisch moeten kijken of de lasten en de lusten van de werkkostenregeling wel eerlijk zijn verdeeld. De detailhandel en de retailsector betalen met het (onnodig) afschaffen van de regeling voor producten uit het eigen bedrijf een onevenredig groot deel van de rekening. Het verbaast ons dat er volgens de geruchten (nog) twee jaar nodig is om deze problemen op te lossen. Hier spreekt niet echt daadkracht uit. Werkgevers hebben – nu het uitstel ook echt gaat plaatsvinden – wat meer tijd om zich voor te bereiden. Dat laat onverlet dat het uitstellen
van die voorbereiding zelf niet verstandig is. De overstap naar de werkkostenregeling vergt de nodige tijd, zo weten wij uit ervaring. Bovendien blijkt uit onze onderzoeken dat een aantal werkgevers financieel gebaat kan zijn met een eerdere overstap op de werkkostenregeling. Vanuit BDO ondersteunen wij werkgevers met een uitgebreid dienstenpakket en een unieke overstapservice. Workshop ‘Werkkostenregeling: van start tot finish’ geheel vernieuwd per 1 april 2013 Alles weten over de werkkostenregeling? En ook, of vooral, over de ingrijpende wijzigingen die de staatsecretaris eind maart heeft aangekondigd? Bezoek dan vanaf april 2013 onze vernieuwde workshops. De volgende workshops staan gepland in 2013: donderdag 11 april 2013: Eindhoven dinsdag 16 april 2013: Rotterdam donderdag 18 april 2013: Arnhem dinsdag 23 april 2013: Hoofddorp/Schiphol dinsdag 14 mei 2013: Utrecht donderdag 16 mei 2013: Breda Tijdens onze vernieuwde workshops vertellen we ‘alles’ over de werkkostenregeling, de fiscale maar ook de arbeidsrechtelijke en de administratieaspecten. We besteden daarnaast uitgebreid aandacht aan het pad dat doorlopen dient te worden. Welke acties moeten worden ondernomen en door wie en wanneer? En uiteraard staan we uitgebreid stil bij de wijzigingen die de staatssecretaris eind maart 2013 heeft aangekondigd. Wijzigingen die voor iedere werkgever van belang zullen zijn, ook als deze werkgever al is overgestapt op de werkkostenregeling of bezig is met de voorbereidingen op de overstap. In de workshops laten we natuurlijk ook zien hoe u de gevolgen van de werkkostenregeling in beeld brengt met behulp van onze vragenlijst en rekenmodule. Om het voor werkgevers nog aantrekkelijker en laagdrempeliger te maken zich te verdiepen in de werkkostenregeling en besef te krijgen van de gevolgen daarvan, hebben we een nieuw combinatiepakket ontwikkeld: de nieuwe workshop ‘Werkkostenregeling: van start tot finish’ inclusief Werkkostenindicator voor slechts € 495 (exclusief btw). Waarom deze aanbieding: omdat het in kaart brengen van de gevolgen van de werkkostenregeling eigenlijk alleen soepel loopt als de werkgever ook verstand heeft van de werkkostenregeling. En datzelfde geldt natuurlijk ook voor de overstap op en het toepassen van de werkkostenregeling. Wilt u alleen naar de workshop? Dan bedragen de kosten € 345 voor de eerste deelnemer en € 175 voor elke volgende. Heeft iemand uit uw organisatie eerder deelgenomen aan de Actualiteitendagen en/of workshops in 2010, 2011 of 2012 dan geldt een korting van € 100 (exclusief btw). Elke tweede en volgende deelnemer aan de workshop betaalt sowieso slechts € 175 (exclusief btw), ook omdat
5
E-mail Lonen
we het belangrijk vinden dat kennis omtrent de werkkostenregeling ruim aanwezig is binnen de organisatie. Wilt u alleen naar de workshop? Dan bedragen de kosten € 345 voor de eerste deelnemer en € 175 voor elke volgende. Heeft iemand uit uw organisatie eerder deelgenomen aan de Actualiteitendagen en/of workshops in 2010, 2011 of 2012 dan geldt een korting van € 100 (exclusief btw). Elke tweede en volgende deelnemer aan de workshop betaalt sowieso slechts € 175 (exclusief btw), ook omdat we het belangrijk vinden dat kennis omtrent de werkkostenregeling ruim aanwezig is binnen de organisatie. Workshops ‘open en inhouse’ Heeft het uw voorkeur, vooralsnog, alleen de workshop te bezoeken, dan kan dat natuurlijk ook. Meer info over de workshop, en over onze overige dienstverlening op het gebied van de werkkostenregeling, is terug te vinden via www.bdo.nl (onderdeel: diensten/belastingadvies/loon- & premieheffing). Inschrijven voor de workshop kan ook via het bijgevoegde inschrijfformulier. Uiteraard bieden wij ouddeelnemers van onze Actualiteitendagen en/of workshops weer aantrekkelijke kortingen aan, ook als u alleen de workshop wilt bezoeken. Als u dat wilt, verzorgen we de workshop ook geheel op maat gemaakt op uw locatie en op een datum dat het u uitkomt. Neem voor meer informatie contact op met ons secretariaat. De ‘Overstapservice WKR’ van BDO Om succesvol om te kunnen schakelen naar de WKR zijn verschillende stappen te onderscheiden. Om u hierbij optimaal te begeleiden biedt BDO in aanvulling op onze workshops de ‘Overstapservice WKR’ aan: een maatwerkoplossing voor snel en optimaal resultaat, waarbij u zelf uw eigen investering in tijd kunt bepalen! Afhankelijk van de al in uw organisatie getroffen voorbereidingen, kan door BDO in overleg met u worden vastgesteld welke acties nog vereist zijn om de overstap daadwerkelijk te kunnen maken. Binnen de ‘Overstapservice WKR’ heeft u via één loket toegang tot diverse specialisten binnen BDO, die vervolgens samen met u de noodzakelijke stappen zetten, zodat u uiterlijk in 2015 direct aan de slag kunt gaan. U kunt hierbij profiteren van onze ruime kennis en ervaring op dit vlak.
Colofon Deze regelmatig verschijnende gratis digitale service ‘E-mail Lonen’ is een uitgave van de Adviesgroep Loon- en Premieheffing van BDO Accountants & Belastingadviseurs B.V. Deze publicatie is zorgvuldig voorbereid, maar is in algemene bewoordingen gesteld en bevat alleen informatie van algemene aard. Deze publicatie bevat geen advies voor concrete situaties, zodat uitdrukkelijk wordt aangeraden niet zonder advies van een deskundige op basis van de informatie in deze publicatie te handelen of een besluit te nemen. Voor het verkrijgen van een advies dat is toegesneden op uw concrete situatie kunt u zich wenden tot BDO Accountants & Belastingadviseurs B.V. of een van haar adviseurs. BDO Accountants
Om de (fiscale en arbeidsrechtelijke) gevolgen van de WKR voor uw organisatie inzichtelijk te kunnen maken, inventariseren wij samen met u e binnen uw organisatie geldende arbeidsvoorwaarden en overige uitgaven ten behoeve van uw personeel. Aan de hand van deze inventarisatie stellen wij in overleg met u een plan van aanpak op, waarbij alle noodzakelijke fiscale, arbeidsrechtelijke en administratieve gevolgen/aanpassingen aan bod komen. Hoewel u dankzij de ‘Overstapservice WKR’ goed bent voorbereid blijft het natuurlijk zaak om in 2015 te monitoren of alle door u genomen maatregelen het gewenste effect opleveren. In principe dient deze toetsing bij iedere loonaangifte plaats te vinden, zodat tijdig kan worden bijgestuurd. Een onjuiste informatievoorziening, met als gevolg onbedoelde c.q. onnodige afdracht van eindheffing, dient immers te allen tijde te worden voorkomen. Onze adviseurs kunnen u ook in dit eerste kennismakingsjaar van de werkkostenregeling met raad en daad terzijde staan.
Op de website www.bdo.nl/alp vindt u meer informatie over de dienstverlening van ALP. Ook kunt u gebruik maken van de Online Personeelsadviseur: een webservice van BDO voor ondernemers. U vindt hier informatie en documentatie over alle belangrijke P&O-onderwerpen, praktisch toepasbaar en overzichtelijk gepresenteerd op een speciaal voor werkgevers ontwikkelde website. Via de Online Personeelsadviseur kunt u voorts op de hoogte blijven van actuele (fiscale) ontwikkelingen op P&O-gebied. Het enige dat u hoeft te doen om toegang te krijgen is zich te registreren. Voor het kunnen downloaden van een aantal nuttige documenten dient u te beschikken over een abonnement. Bent u nog niet bekend met onze online diensten, maar wel geïnteresseerd in de mogelijkheden? Ga naar www.mijnbdo.nl voor meer informatie.
De kosten van onze dienstverlening binnen de Overstapservice zijn afhankelijk van de door u gewenste aard en omvang van de door ons te verrichten werkzaamheden. U kiest per onderdeel van het stappenplan de voor u geschikte maatwerkoplossing; wat wilt u zelf en wat verwacht u van ons. Uiteraard kunnen wij in overleg met u op basis van uw wensen steeds vooraf een indicatie geven van onze kosten. Hebt u interesse of wenst u nadere informatie over de ‘Overstapservice WKR’, neemt u dan contact op met een van de ALPadviseurs in uw regio, of met ons secretariaat.
Meer informatie Wilt u meer informatie over of ondersteuning bij loonbelasting- en sociale zekerheidsaangelegenheden, secundaire arbeidsvoorwaarden, loonkostensubsidies? Neem dan contact op met de Adviesgroep Loon- & Premieheffing (ALP), de specialisten op beloningsgebied binnen BDO Accountants & Belastingadviseurs B.V. De ALP opereert vanuit Amstelveen, Arnhem, Breda, Rotterdam en Naaldwijk, maar bezoekt graag en regelmatig ook ‘uw BDO-kantoor’. Het secretariaat van de ALP is te bereiken op telefoonnummer (0174) 63 88 95. Faxen (0174) 63 88 90 of mailen kan ook (
[email protected]). Het secretariaat legt vervolgens contact met de ALP-adviseur in uw regio. Aan de aanvullende informatieverstrekking en/of advisering kunnen extra kosten zijn verbonden.
& Belastingadviseurs B.V. en haar adviseurs aanvaarden geen aansprakelijkheid voor schade die het gevolg is van handelen of het nemen van besluiten op basis van de informatie in deze publicatie. BDO is een op naam van Stichting BDO te Amsterdam geregistreerd merk. In deze publicatie wordt BDO gebruikt ter aanduiding van de organisatie die onder de merknaam ‘BDO’ actief is op het gebied van de professionele dienstverlening (accountancy, belastingadvies en consultancy).
BDO Accountants & Belastingadviseurs B.V. handelt tevens onder de namen: BDO Accountants, BDO Belastingadviseurs, BDO Global Outsourcing, BDO International Tax Services, BDO IT Audit & Security, BDO Tax Consultants. BDO Accountants & Belastingadviseurs B.V. is lid van BDO International Ltd, een rechtspersoon naar Engels recht met beperkte aansprakelijkheid, en maakt deel uit van het wereldwijde netwerk van juridisch zelfstandige organisaties die onder de naam ‘BDO’ optreden. BDO is de merknaam die wordt gebruikt ter aanduiding van het BDOnetwerk en van elk van de BDO Member Firms.
03/2013 – FB13119