10 MEI 2012 NUMMER 10 WWW.BDO.NL
E-MAIL LONEN Uitgave van BDO Adviesgroep Loon- & Premieheffing BEGROTINGSMAATREGELEN
PENSIOENNIEUWS
LANDELIJKE ACTUALITEITENDAGEN
PAGINA 1
PAGINA 3
PAGINA 6
INHOUD ALP-NIEUWS De nieuwe begrotingsmaatregelen voor Nederland
Zuinige dieselauto’s komen ook in aanmerking voor nihilbijtelling
Uitkeringen uit personeelsfonds zijn vrijgesteld ook als het fonds nog geen 5 jaren heeft bestaan 30%-regeling geldt ook voor na vertrek uit Nederland genoten inkomsten Nieuws van de Pensioendesk van BDO
ALP-NIEUWS DE NIEUWE BEGROTINGSMAATREGELEN VOOR NEDERLAND De zogenaamde ‘Kunduz’-coalitie, bestaande uit VVD, CDA, GroenLinks, D66 en de ChristenUnie is het, zoals inmiddels bekend, ultimo april alsnog eens geworden over een pakket maatregelen dat het Nederlandse begrotingstekort volgend jaar weer op maximaal 3 procent moet brengen. De Tweede Kamer heeft nagenoeg gelijktijdig ook ingestemd met dit ‘Kunduz-akkoord’, wat voortborduurt op het pakket maatregelen van het daaraan voorafgaande Catshuis-beraad, dat heeft geleid tot de val van het huidige demissionaire kabinet. Hoewel tijdens de Kamerbehandeling terecht is opgemerkt dat dit akkoord een houdbaarheidsdatum zou kunnen hebben van 12 september 2012, zijnde de dag van de nieuwe verkiezingen, willen wij toch al een opsomming geven van de voor werkgevers en werknemers relevante en ingrijpende veranderingen die op stapel staan. Op dit moment is hiervan op hoofdlijnen de volgende informatie beschikbaar.
De AOW-leeftijd zal in afwijking van het in 2011 met de sociale partners overeengekomen pensioenakkoord sneller worden verhoogd. Een eerste stap zal al in 2013 worden gezet door de AOW-leeftijd in dat jaar met 1 maand te verhogen. In de jaren daarna zal de AOWleeftijd - in stappen - verder worden verhoogd. Dit leidt ertoe dat uiterlijk in 2019 de AOWleeftijd van 66 wordt bereikt en uiterlijk in 2024 bij een leeftijd van 67. In 2014 zal de pensioenleeftijd voor aanvullende pensioenen worden verhoogd naar 67 jaar. Mogelijk vindt er ook nog een aftopping plaats van de fiscaal gefacilieerde pensioenopbouw voor pensioenen die hoger liggen dan 3x modaal. Het beschikbare budget voor de extra ‘doorwerkbonussen’ zoals voorzien binnen het Vitaliteitspakket wordt beëindigd. Tevens zal het beschikbare budget voor ‘mobiliteit’ na 2013 niet verder toenemen. Werkgevers gaan in de toekomst de eerste zes maanden van de WW-uitkering betalen. Daartegenover staat dat ontslagvergoedingen worden beperkt. Het resterende deel van de ontslagvergoeding wordt gebruikt voor (om)scholing en van werk-naar-werk-trajecten.
ALP-PRAKTIJK De waardering van loon in natura binnen de werkkostenregeling
Workshop plus Werkkostenindicator 10 Landelijke Actualiteitendagen: win e
een vouwfiets ter waarde van € 150 (of 3 fietsen)
2
E-mail Lonen
Ontslagregelingen worden op deze manier activerende ontslagregelingen die ingezet worden ten behoeve van scholing en begeleiding naar een andere baan. De duur en hoogte van de WW-uitkering blijven ongewijzigd. Omdat deze wijzigingen pas in 2014 effectief worden, zal de WW-premie voor werkgevers in 2013 tijdelijk worden verhoogd. De afzonderlijke regeling voor de onbelaste reiskostenvergoeding (€ 0,19 per kilometer of de werkelijke kosten bij openbaar vervoer) wordt volledig afgeschaft. Het daadwerkelijke beslag van de zakelijke kilometers in de werkkostenregeling (auto en openbaar vervoer) wordt ondergebracht in de werkkostenregeling (€ 600 miljoen). Hieruit kunnen werkgevers de zakelijke kilometers blijven vergoeden. De huidige vrijstelling van de bijtelling voor privégebruik auto bij niet meer dan 500 kilometer privégebruik per kalenderjaar wordt eveneens afgeschaft. Deze vrijstelling wordt vanwege lopende leasecontracten dan in 4 jaar afgebouwd. Verder zal de bestelauto scherper worden gedefinieerd om aldus overloopeffecten te voorkomen. Ten aanzien van de lonen voor ambtenaren (excl. zorg) geldt voor 2 jaar een nullijn. Loonmatiging in de marktsector zal worden bevorderd, onder meer door de tabelcorrectiefactor in de belastingen een jaar niet toe te passen waardoor een loonstijging zal worden belast tegen een hoger marginaal tarief. Hogere inkomens (inclusief bonussen) worden in 2013 tijdelijk extra belast met een werkgeversheffing (‘eenmalige crisisheffing’). Daarnaast wordt de bestaande werkgeversheffing op excessieve ontslagvergoedingen verhoogd van 30 naar 75% waarbij mogelijk het daarbij geldende salariscriterium ook nog wordt verlaagd van € 531.000 naar € 266.000. Een voor werkgevers en werknemers niet erg aantrekkelijk scenario, waarbij het natuurlijk afwachten is hoe dit hoofdlijnenakkoord uiteindelijk in nieuwe wet- en regelgeving zal worden uitgewerkt. Als alternatief voor de reiskostenvergoeding wordt bijvoorbeeld nu aangegeven dat deze kan worden ondergebracht in het forfait van de werkkostenregeling, zodat werkgevers langs deze weg toch onbelast aan de werknemers zouden kunnen blijven vergoeden. Hierdoor zal het beslag op het forfait voor werkgevers wel gaan toenemen, zij het dat het forfait (vanaf 2013 1,6%) met € 600 miljoen zal worden verhoogd voor de zakelijke kilometers. Dat zou, uitgaande van eerdere berekeningen, betekenen dat het forfait dan ongeveer 2,2% zou gaan bedragen. Een goede reden voor u om in het najaar een van onze Actualiteitendagen bij te wonen, waarover u elders in deze E-mail Lonen meer informatie aantreft. Uiteraard zullen we u dan weer helemaal bijpraten over alle ontwikkelingen op het loongebied: al het nieuwe beleid, de werkkosten-
regeling natuurlijk en de uniformering van het loonbegrip die in 2013 ook nog in zal gaan. Dat de werkkostenregeling blijft, is dus steeds duidelijker. Wilt u voorbereid zijn op alle scenario’s, bezoek dan de vernieuwde workshops ‘Werkkostenregeling: van start tot finish’. De tijd begint langzaam te dringen. De workshops lopen in ieder geval nog tot in de zomer en vinden plaats in kleine groepen en op toplocaties verspreid over het land.
ZUINIGE DIESELAUTO’S KOMEN OOK IN AANMERKING VOOR NIHILBIJTELLING Met ingang van 1 januari 2012 is de Wet uitwerking autobrief in werking getreden. In deze wet zijn de voornemens uitgewerkt die bekend zijn gemaakt in de autobrief die op 1 juni 2011 aan de Tweede Kamer is gezonden. Het betreft onder andere maatregelen met betrekking tot de stimulering van (zeer) zuinige auto’s in de bijtelling in de loon- en inkomstenbelasting. Voor auto’s met een CO2-uitstoot van 0 tot en met 50 gram per kilometer waarvan de datum 1e tenaamstelling ligt in de periode van 1 januari 2012 tot 1 januari 2014, geldt een bijtelling van 0% gedurende 60 maanden. Voor dergelijke auto’s waarvan de eerste tenaamstelling van het kenteken in de periode van 1 januari 2014 tot 1 januari 2016 plaatsvindt, geldt gedurende 60 maanden een verlaagde bijtelling van 7%. Op basis van de verwachtingen ten tijde van de totstandkoming van de verlaagde bijtelling voor auto’s met een CO2-uitstoot van niet hoger dan 50 gr/km, is deze alleen geïntroduceerd voor auto’s die niet worden aangedreven door een motor met compressieontsteking, zoals benzineen (semi-)elektrische auto’s. Deze verlaagde bijtelling gold dus niet voor auto’s die wel worden aangedreven door een motor met compressieontsteking (dieselauto’s). Inmiddels blijkt dat er ook enkele dieselauto’s op de markt verschijnen die een CO2-uitstoot hebben van niet hoger dan 50 gr/km. Op basis van de thans geldende wetgeving zouden deze auto’s niet voor de nihilbijtelling (en indien het kenteken voor het eerst op naam wordt gesteld in de periode van 1 januari 2014 tot 1 januari 2016 de verlaagde bijtelling van 7%) in aanmerking komen. Er is echter geen aanleiding om dieselauto’s van deze verlaagde bijtelling uit te sluiten en het doet afbreuk aan het streven om de stimuleringsmaatregelen voor (zeer) zuinige auto’s techniekneutraal vorm te geven. In het wetsvoorstel Fiscale verzamelwet 2012, wat recent bij de Tweede Kamer is ingediend, wordt daarom alsnog voorzien in de hiervoor genoemde verlaagde bijtelling voor dieselauto’s met een CO2-uitstoot van niet hoger dan 50 gr/km. Deze wijziging werkt terug tot en met 1 januari 2012. Bij beleidsbesluit zal worden bepaald dat dergelijke dieselauto’s, vooruitlopend op de totstandkoming van deze wetgeving, in aanmerking komen voor de nihilbijtelling.
In onze vorige E-mail Lonen nummer 9 van 26 april 2012 hebben wij, naar aanleiding van uitlatingen van de staatssecretaris van Financiën over mogelijke aanpassingen in negatieve zin van de autobijtellingsregeling, al opgemerkt dat deze regeling een wetsgedrocht van maar liefst vier bladzijden is geworden. Tot onze verrassing wordt hier nu ook nog een stuk tekst aan toegevoegd met een positief gevolg voor een op dit moment nog kleine categorie leaserijders. Wat was de slogan van de Belastingdienst ook al weer: Leuker kunnen we het niet maken, wel gemakkelijker?
UITKERINGEN UIT PERSONEELSFONDS ZIJN VRIJGESTELD OOK ALS HET FONDS NOG GEEN 5 JAREN HEEFT BESTAAN Belanghebbende, X BV, richt in december 2001 stichting E op. De stichting vormt een fonds met het doel daaruit uitkeringen te doen aan het personeel van X BV, niet zijnde uitkeringen vanwege ziekte, invaliditeit, etc. Op het nettosalaris van de werknemers worden bedragen ingehouden die aan de stichting worden afgedragen. Daarnaast stort X BV als werkgever eenzelfde bedrag in het fonds. In de jaren 2002 tot en met 2007 heeft de stichting verschillende uitkeringen gedaan aan de werknemers van X BV. De uitbetaalde bedragen werden onder meer aangewend voor kosten van een verbouwing, rijlessen van kinderen, aankoop van meubilair en vakanties. De inspecteur legt X BV drie naheffingsaanslagen loonbelasting/ premie volksverzekeringen op omdat de uitkeringen volgens hem niet zijn aan te merken als vrijgesteld loon in de zin van artikel 11, eerste lid, onderdeel n, Wet LB 1964. Volgens de inspecteur moet het fonds vijf jaar bestaan voordat daaruit vrijgestelde uitkeringen kunnen worden gedaan. X BV gaat in beroep. Rechtbank Arnhem overweegt dat de tekst en de wetsgeschiedenis van de vrijstelling geen aanleiding geven om te eisen dat het fonds ten minste vijf jaren moet bestaan. Anders zou een fonds in een periode van vijf jaar vanaf haar oprichting in het geheel geen vrijgestelde uitkeringen kunnen doen, dat wil zeggen ook geen uitkeringen waarvan het sociale ondersteuningskarakter buiten twijfel is. Volgens de rechtbank moet de vijfjaarsperiode worden gezien als een verlichting van de bewijslast dat werkgevers niet meer dan werknemers hebben bijgedragen. De beroepen zijn gegrond. De naheffingsaanslagen worden vernietigd. In onze E-mail Lonen nummer 8 van 12 april 2012 hebben wij al aandacht besteed aan de werking van het personeelsfonds. Er bestaat een vrijstelling in de Wet op de loonbelasting voor bepaalde uitkeringen en verstrekkingen uit een fonds waaraan de werkgever in de afgelopen vijf jaar minder of hoogstens evenveel heeft bijgedragen dan de werknemers zelf, mits de werknemers geen onbelaste aanspraak hebben op een uitkering of verstrekking uit het fonds. Hof Arnhem heeft in 2010 al bepaald dat, gelet op de wetsgeschiedenis van het betreffende
3
E-mail Lonen
wetsartikel en het doel van de fondsenvrijstelling, niet de eis geldt dat het fonds ten minste vijf jaar moet hebben bestaan alvorens het onbelast uitkeringen kan gaan doen. Rechtbank Arnhem volgt nu deze eerdere hofuitspraak, wat op zich niet verrassend is. Als we echter kijken naar de aard van de vermelde uitkeringen in deze casus, is de oorspronkelijke verzorgingsgedachte (een sociaal ondersteuningsfonds voor werknemers in financiële moeilijkheden) inmiddels erg opgerekt, omdat kennelijk ook vakanties, meubilair, verbouwingen en rijlessen voor de kinderen fiscaal vriendelijk gefinancierd kunnen worden. Dit kan interessant zijn omdat de fondsenvrijstelling ook onder de werkkostenregeling in stand blijft en daarmee een van de weinige vrijstellingen in de loonbelasting is die werkgever en werknemer nog kunnen benutten om leuke dingen te doen. Tijdens onze workshops over de werkkostenregeling, waarover u elders in deze E-mail Lonen meer informatie aantreft, wordt uiteraard ruim stil gestaan bij de fondsenvrijstelling en de mogelijkheden die deze biedt om werknemers belastingvrij te ondersteunen als deze voor extra uitgaven komen te staan, werknemers geschenken te doen toekomen, dan wel om een belastingvrij personeelsfeest of een personeelsreis te organiseren. Wij waarschuwen er wel voor om een en ander goed vorm te geven en ook conform de regels te handelen. Uit de jurisprudentie blijkt dat het ook wel eens mis kan gaan met de fondsenvrijstelling als de werkgever fouten maakt.
30%-REGELING GELDT OOK VOOR NA VERTREK UIT NEDERLAND GENOTEN INKOMSTEN X, een Amerikaan, heeft van 1 november 2002 tot en met 31 december 2005 als statutair bestuurder in dienstbetrekking gewerkt bij A BV en had toen recht op toepassing van de 30%-regeling. Tijdens zijn dienstverband heeft zijn werkgever hem voorwaardelijke opties toegekend die pas na zijn vertrek uit Nederland (maar nog voor het einde van de looptijd van de 30%-regeling) onvoorwaardelijk zijn geworden. In 2006 geniet X na zijn vertrek uit Nederland - een voordeel uit de opties van € 2.291.745. In geschil is of de 30%regeling van toepassing is op het optievoordeel. De Hoge Raad oordeelt in navolging van hof en rechtbank dat het door X na zijn vertrek uit Nederland genoten optievoordeel onder de 30%-regeling valt. De staatssecretaris betoogt tevergeefs dat de 30%-regeling niet van toepassing is op optievoordelen die in de hoedanigheid van ingekomen werknemer zijn verworven, maar bij emigratie nog niet onvoorwaardelijk zijn geworden. De Hoge Raad overweegt dat uit de wetsgeschiedenis blijkt dat tot de grondslag voor de berekening van vrij te stellen vergoedingen op grond van de 30%-regeling ook variabele loonbestanddelen behoren ongeacht de vorm daarvan, dus ook optierechten. Het hof heeft het optievoordeel terecht tot de grondslag gerekend omdat dit voordeel is toe te rekenen aan de arbeid die
X in de jaren 2002 t/m 2005 als ingekomen werknemer heeft verricht. Dat het optierecht pas nadien onvoorwaardelijk is geworden, doet aan het karakter van nagekomen beloning voor die arbeid niet af. De Hoge Raad verwerpt op grond van het forfaitaire karakter van de regeling ook de stelling van de staatssecretaris dat het niet juist is om 30% van de voordelen als vergoeding voor kosten aan te merken als deze kosten niet zijn gemaakt. Het cassatieberoep van de staatssecretaris is ongegrond. Deze casus is naar aanleiding van de eerdere hofuitspraak al uitgebreid aan de orde geweest in onze E-mail Lonen nummer 14 van 7 juli 2011, waarbij wij toen hebben aangegeven, dat de staatssecretaris van Financiën aan het bekijken was hoe dit voor hem onbedoelde gebruik van de 30%-regeling in de toekomst kon worden voorkomen. Ultimo 2011 is in dat kader in het concept van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 bij artikel 10ec, eerste lid, ter verduidelijking vastgelegd dat de looptijd van de bewijsregel eindigt op het moment dat de tewerkstelling in Nederland wordt beëindigd, ook als de looptijd nog niet is verstreken. Dit zou betekenen dat looninkomsten die worden genoten na beëindiging van de tewerkstelling in Nederland en die tijdens de tewerkstelling nog niet definitief waren, niet onder de 30%-regeling zouden vallen. De definitieve tekst van artikel 10ec, eerste lid luidt echter anders. Hierin is slechts de maximale looptijd van de bewijsregel teruggebracht van tien naar acht jaar. De door de staatssecretaris voorgestane wijziging is dus, bewust of onbewust, weggelaten, zodat deze uitspraak van de Hoge Raad ook nu nog zijn waarde behoudt. Er hoeft dus geen onvoorwaardelijk recht te zijn, mits loonvoordelen kunnen worden toegerekend aan de werkzaamheden tijdens de 30%periode en ongeacht of er op het genietingsmoment vanwege terugkeer naar het land van herkomst nog daadwerkelijk extraterritoriale kosten worden gemaakt.
NIEUWS VAN DE PENSIOENDESK VAN BDO In de maandelijkse nieuwsbrief Pensioen nummer 3 van april 2012, die wordt uitgebracht door de Vakgroep Oudedagsvoorzieningen van BDO, wordt een tweetal onderwerpen vermeld dat specifiek voor werkgevers van belang is, zodat wij ze hier niet onvermeld willen laten. Beperking recht op waardeoverdracht Een werknemer die wijzigt van werkgever heeft een wettelijk recht op waardeoverdracht. Op zijn verzoek wordt het bij de voormalige werkgever opgebouwde pensioen overgedragen naar de nieuwe verzekeraar. Bij een waardeoverdracht kan de voormalige werkgever voor een onaangename verrassing komen te staan. Hieronder een voorbeeld ter verduidelijking. Dit probleem speelt overigens alleen bij middelloon- of eindloonregelingen. Werknemer Jan eindigt zijn dienstbetrekking bij werkgever A. Hij heeft bij verzekeraar A in een
middelloonregeling € 10.000 aan jaarlijks ouderdomspensioen opgebouwd. Jan gaat nu werken bij werkgever B. Werkgever B heeft hem pensioen toegezegd dat is ondergebracht bij verzekeraar B. Jan verzoekt om waardeoverdracht van zijn bij verzekeraar A opgebouwde pensioen naar verzekeraar B. Na de waardeoverdracht neemt verzekeraar B de verplichtingen van verzekeraar A over. Momenteel is de marktrente erg laag. Als gevolg hiervan zal de opgebouwde pensioenpot van verzekeraar A niet toereikend zijn om na pensionering jaarlijks € 10.000 aan Jan uit te keren. De pot geld zal naar verwachting slechts beperkt renderen. Ondanks het rendement van de pensioengelden heeft verzekeraar B wel de verplichting na pensionering jaarlijks € 10.000 aan ouderdomspensioen aan Jan uit te keren. Verzekeraar B zal daarom van verzekeraar A een bijbetaling wensen ter compensatie. Verzekeraar A zal deze kosten vervolgens verhalen op werkgever A. Gezien de huidige lage rente kan deze bijbetaling behoorlijk in de papieren lopen. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft op 16 april 2012 aangekondigd het recht op waardeoverdracht tijdelijk voor de periode van 1 juli 2012 tot en met 31 december 2013 te willen beperken. Een verzoek om waardeoverdracht hoeft niet te worden gehonoreerd wanneer aan de volgende cumulatieve vereisten is voldaan: de bijbetalingsverplichting bedraagt meer dan € 15.000; de bijbetalingsverplichting bedraagt meer dan 10% van de overdrachtswaarde, en de bijbetalende werkgever kwalificeert als kleine werkgever (premieloonsom 2010 ≤ € 755.000) en meldt dit binnen een maand aan de ontvangende verzekeraar. De verplichte aansluiting bij een bedrijfstakpensioenfonds Nederland kent circa 73 bedrijfstakpensioenfondsen, die de pensioenregelingen van een betreffende bedrijfstak uitvoeren. Of uw onderneming verplicht moet deelnemen is afhankelijk van de bedrijfsactiviteiten van uw onderneming en volgt uit de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000. Regelmatig wordt er door ondernemingen echter geen onderzoek gedaan of de betreffende bedrijfsactiviteiten onder een verplichtstelling van zo n bedrijfstakpensioenfonds (Bpf) vallen en dat terwijl verplichte deelname achteraf een aanzienlijk risico voor de werkgever met zich meebrengt. Het achteraf realiseren van een verplichte aansluiting bij een Bpf kan voor een onderneming zeer ingrijpend zijn. Buiten het feit dat u als werkgever wettelijk verplicht bent om zelf actie te ondernemen, is bovendien van belang te weten dat een Bpf ook een plicht/recht heeft zelf actief een onderneming te onderzoeken. Als blijkt dat een verplichtstelling tot een Bpf van toepassing is, kan een Bpf de pensioenpremies met terugwerkende kracht vorderen. De terugwerkende kracht zal zelfs teruggaan tot datum oprichting onderneming. Als een werkgever
4
E-mail Lonen
geconfronteerd wordt met een premieclaim van het fonds over meerdere jaren, kan er acuut sprake zijn van een financieel probleem. Zo zal de premie gebaseerd zijn op de huidige actuariële tarieven en grondslagen. De huidige jaarpremies bedragen gemiddeld 20% tot 25% van het pensioengevende salaris van het totale werknemersbestand. Naast de premielast met terugwerkende kracht, ontstaat er bij de aanwezigheid van al een andere pensioentoezegging nog een (fiscaal) risico voor de werkgever. Ingeval hier sprake van is, dient aangetoond te worden dat deze pensioentoezegging ten minste minimaal gelijkwaardig is (vrijstelling), of dient deze pensioentoezegging te worden beëindigd en moeten de betaalde pensioenpremies worden teruggevorderd. Een groot deel van de ondernemingen in Nederland dient dus verplicht aan de pensioenregeling van een Bpf deel te nemen. Vaak wordt slechts bij de start van de ondernemingsactiviteiten een check op de verplichtstelling van een Bpf gedaan. Bij veel ondernemingen wijzigen echter in de loop van de jaren de bedrijfsactiviteiten, dan wel wijzigt de werkingssfeer van het Bpf, waardoor verplichtstelling mogelijk wel van toepassing is. Een tussentijdse periodieke (3 à 5 jaar) controle ten aanzien van bedrijfstakpensioenfondsen is daarom absoluut te adviseren en kan worden gecombineerd met een toets van de sectorindeling. Wilt u hier meer informatie over, neem dan contact op met uw BDOadviseur.
ALP-PRAKTIJK DE WAARDERING VAN LOON IN NATURA BINNEN DE WERKKOSTENREGELING Loon in natura is loon dat de werkgever niet in geld uitbetaalt. Het is een voordeel uit dienstbetrekking en is daarom belast voor de loonheffingen. Op grond van de geldende tekst van art. 13, eerste lid Wet LB 1964 wordt bij toepassing van de werkkostenregeling niet in geld genoten loon in aanmerking genomen naar de waarde die daaraan in het economische verkeer kan worden toegekend. Deze regel is echter volgens de wettekst niet van toepassing als door een derde (niet zijnde een met de inhoudingsplichtige verbonden vennootschap) ter zake van het niet in geld genoten loon een bedrag aan de inhoudingsplichtige in rekening wordt gebracht. In dat geval moet het door de derde in rekening gebrachte bedrag in aanmerking worden genomen (zijnde de factuurwaarde inclusief btw). Is er geen factuur beschikbaar, dan is de waarde in het economische verkeer wel bepalend. Artikel 13, zesde lid Wet LB 1964 bepaalt dat de waarde van het niet in geld genoten loon vervolgens wordt verminderd met het bedrag dat de werknemer ter zake in rekening wordt gebracht, met dien verstande dat de aldus ver-
minderde waarde ten minste op nihil wordt gesteld. Wat nu echter als bepaalde goederen door de werkgever worden aangeschaft, vervolgens eerst in de onderneming worden gebruikt en deze (gebruikte) goederen pas na geruime tijd door de werkgever aan de werknemer worden verstrekt? Denk hierbij bijvoorbeeld aan een auto of laptop die door een werkgever wordt aangeschaft en gedurende enkele jaren ter beschikking wordt gesteld aan een werknemer en die daarna door deze werknemer wordt overgenomen. Voor het antwoord op de vraag of de werknemer bij overname een loonvoordeel geniet, moet allereerst worden bezien of hij op het moment van overname meer of minder betaalt dan de waarde in het economische verkeer van het betreffende goed. Betaalt de werknemer minder, dan is er sprake van een loonvoordeel. Op grond van de hiervoor genoemde wettelijke bepalingen zou echter voor de bepaling van de omvang van het loonvoordeel de (oorspronkelijke) factuurwaarde toch weer als uitgangspunt moeten worden genomen, dit terwijl door het gebruik van het goed de oorspronkelijke waarde in feite is gedaald en er om die reden ook (bedrijfseconomisch/fiscaal) is afgeschreven. Uit de parlementaire geschiedenis en de toelichting blijkt echter niet dat met een eventuele waardevermindering rekening mag worden gehouden. In deze visie maakt het kennelijk niet uit wanneer het product is aangeschaft, ook als het pas op een later moment aan de werknemer wordt verstrekt. Dit leek ons in strijd met doel en strekking van de regeling als dit gegeven de omstandigheden inderdaad niet het geval zou zijn, zodat wij een concrete casus aan de Belastingdienst hebben voorgelegd. Na intern beraad kwam men vervolgens met een oplossing voor het waarderingsprobleem. De Belastingdienst geeft in haar reactie aan dat er in dergelijke situaties in feite twee genietingsmomenten zijn, namelijk: het 1e moment bij aanschaf door de werkgever c.q. ter beschikking stelling aan de werknemer, en het 2e moment bij latere eigendomsoverdracht door de werkgever aan de werknemer. Op het 1e genietingsmoment is er voor het eventuele loonvoordeel sprake van een afzonderlijk regime, namelijk bij een auto de bijtelling voor het privégebruik en bij ter beschikking gestelde werkplek gerelateerde voorzieningen (zoals een zakelijk gebruikte laptop) de geldende nihil waardering. Op het 2e genietingsmoment bij de latere eigendomsoverdracht moeten dan wel de hiervoor beschreven waarderingsregels voor loon in natura worden gevolgd, maar is het standpunt dat, omdat het goed inmiddels door het gebruik in waarde is veranderd, er geen factuur is van dit gebruikte goed en dus in die situatie de waarde in het economische verkeer dient te worden gevolgd.
Een interessante benadering die ruimte zal bieden voor de praktijk, waarbij het de vraag is of deze benadering ook toegepast kan worden op producten uit het eigen bedrijf, waarvoor een afwijkende waarderingsregel geldt, namelijk de consumentenprijs. Voor werkgevers in de moderetail zijn in 2011 in dit kader al afspraken met de Belastingdienst gemaakt over de aankoopwaarde van kleding die door werknemers in de winkels is gedragen, waarbij de te hanteren consumentenprijs afhankelijk van de gebruiksduur kan worden verlaagd. Deze verlagingen waren echter niet substantieel, dus wellicht biedt de recente visie van de Belastingdienst ook hier nieuwe kansen.
WORKSHOP PLUS WERKKOSTENINDICATOR Om het voor werkgevers nog aantrekkelijker en laagdrempeliger te maken zich te verdiepen in de werkkostenregeling en besef te krijgen van de gevolgen daarvan, hebben we een nieuw combinatiepakket ontwikkeld: de nieuwe workshop ‘Werkkostenregeling: van start tot finish’ inclusief Werkkostenindicator voor slechts € 495 (exclusief btw). Waarom deze aanbieding: omdat het in kaart brengen van de gevolgen van de werkkostenregeling eigenlijk alleen soepel loopt als de werkgever ook verstand heeft van de werkkostenregeling. En dat zelfde geldt natuurlijk ook voor de overstap op en het toepassen van de werkkostenregeling. Heeft iemand uit uw organisatie eerder deelgenomen aan de Actualiteitendagen en/of workshops in 2010 en/of 2011 dan geldt een korting van € 100 (exclusief btw). Elke tweede en volgende deelnemer aan de workshop betaalt sowieso slechts € 175 (exclusief btw), ook omdat we het belangrijk vinden dat kennis omtrent de werkkostenregeling ruim aanwezig is binnen de organisatie. En de tijd gaat nu echt dringen. Want bij veel werkgevers neemt de overstap nogal wat tijd in beslag. Nu doorpakken en aan de slag gaan met de werkkostenregeling is dan ook ons advies. Tijdens de nieuwe workshops vertellen we ‘alles’ over de werkkostenregeling zoals die er anno 2012 uitziet, de fiscale maar ook de arbeidsrechtelijke en de administratieaspecten. In de afgelopen twee jaar is er nogal wat gesleuteld aan de werkkostenregeling en zijn nieuwe en soms verrassende standpunten van de Belastingdienst gepubliceerd. We besteden daarnaast uitgebreid aandacht aan het pad dat doorlopen dient te worden. Welke acties moeten worden ondernomen en door wie en wanneer? In opzet en inhoud verschillen de nieuwe workshops dus van die welke wij in 2010 en 2011 verzorgden. In de workshops laten we natuurlijk ook zien hoe u de gevolgen van de werkkostenregeling in beeld brengt met behulp van onze vragenlijst en rekenmodule. Workshops Heeft het uw voorkeur, vooralsnog, alleen de
6
E-mail Lonen
workshop te bezoeken, dan kan dat natuurlijk ook. De tweede serie van onze nieuwe workshop ‘Werkkostenregeling: van start tot finish’ is begonnen op 27 maart jl. Ook deze serie vindt weer verspreid over het land plaats. Meer info over de workshop, en over onze overige dienstverlening op het gebied van de werkkostenregeling, is terug te vinden via www.bdo.nl/alp. Inschrijven voor de workshop kan ook via het bijgevoegde inschrijfformulier. Uiteraard bieden wij oud-deelnemers van onze Actualiteitendagen en/of workshops weer aantrekkelijke kortingen aan, ook als u alleen de workshop wilt bezoeken. Deelnemers aan de workshops ontvangen daarnaast ook korting op de landelijke Actualiteitendagen 2012 die in oktober en november van dit jaar plaatsvinden.
10E LANDELIJKE ACTUALITEITENDAGEN: WIN EEN VOUWFIETS TER WAARDE VAN € 150 (OF 3 FIETSEN) Wordt de kilometervergoeding voor reizen verlaagd naar € 0,14? Welke loonkostensubsidies blijven, welke gaan? Komen er weer aanpassingen in de pensioenregelgeving? De arbeidsmarkt en het ontslagrecht, wat gebeurt daar mee? Wat betekent de Wet uniformering loonbegrip die op 1 januari 2013 in werking treedt voor de werkgever en de werknemer? En welke gevolgen heeft de evaluatie voor de werkkostenregeling en welke veranderingen zijn er nog meer? Op de Landelijke Actualiteitendagen hoort u er weer alles over. En wie zich vroeg inschrijft kan wel eens niet 1 belastingvrije fiets, maar er liefst 3 winnen! Een lustrum met inhoud De Landelijke Actualiteitendagen vinden dit jaar voor de 10e keer plaats. Door de prijs zo laag mogelijk te houden en constant te investeren in de inhoud zien we de bezoekersaantallen door de jaren heen stijgen. En ook dit jaar gaan we weer een boeiend programma voor u samenstellen. De exacte inhoud is uiteraard nog afhankelijk van de ontwikkelingen in de komende maanden. Maar uiteraard zullen we de laatste nieuwsfeiten rond de werkkostenregeling onder de loep nemen en de gevolgen van de uniformering van het loonbegrip. En een overzicht van alle ontwikkelingen op het loongebied en hoe de Belastingdienst er mee omgaat tijdens looncontroles.
Colofon Deze regelmatig verschijnende gratis digitale service ‘E-mail Lonen’ is een uitgave van de Adviesgroep Loon- en Premieheffing van BDO Accountants & Belastingadviseurs B.V. Deze publicatie is zorgvuldig voorbereid, maar is in algemene bewoordingen gesteld en bevat alleen informatie van algemene aard. Deze publicatie bevat geen advies voor concrete situaties, zodat uitdrukkelijk wordt aangeraden niet zonder advies van een deskundige op basis van de informatie in deze publicatie te handelen of een besluit te nemen. Voor het verkrijgen van een advies dat is toegesneden op uw concrete situatie kunt u zich wenden tot BDO Accountants & Belastingadviseurs B.V. of een van haar adviseurs. BDO
Vanuit onze Arbeidsjuristen zullen Bart-Jan van Hees en Corina Roks hun blik laten schijnen op actualiteiten rond het arbeidsrecht en ontslagrecht. Gerard Staats zal het onderdeel oudedagsvoorzieningen verzorgen, ook deze regels veranderen weer. Mochten er andere belangrijke onderwerpen komen dan nemen we die natuurlijk op in het programma. En Prinsjesdag zal uiteraard ook het nodige nieuws brengen. En heeft u zelf een wens? Mail uw onderwerp of vraag naar
[email protected]. Een lustrum, dus ook feest Elk jaar kijken we niet alleen kritisch naar de inhoud, maar ook naar de vormgeving en de locaties en de verzorging. Daarom zijn er dit jaar drie nieuwe locaties: het vernieuwde Van der Valk Eindhoven, Van der Valk Harderwijk en Breukelen. We hebben ze gecheckt zodat u ook buiten de programmaonderdelen om in de watten wordt gelegd. Alle drie zijn ze gelegen direct naast de snelweg. De locaties in Alkmaar, Utrecht/Houten en Den Haag/Nootdorp zijn onveranderd. Een overzicht van alle data en locaties treft u aan op het bijgevoegde inschrijfformulier. Niet 1 fiets per 3 jaar, maar 3 in 1 jaar! Maar er is meer feest. Deelnemers aan de workshops over de werkkostenregeling weten dat we ons nogal kritisch opstellen met betrekking tot fietsplannen onder de werkkostenregeling. Zijn we dan anti-fiets? Nee, zeker niet. We geven ze graag weg. Deelnemers aan de Actualiteitendagen maken kans op een heuse vouwfiets ter waarde van circa € 150. Vroege inschrijvers maken zelfs kans op drie fietsen! De eerste fiets verloten we namelijk onder diegenen die zich inschrijven vóór 1 juli 2012. Tot die tijd geldt ook weer de verlaagde toegangsprijs van € 245. Elke tweede en volgende deelnemer betaalt € 175. Deelnemers aan de Actualiteitendagen ontvangen ook korting op deelname aan de workshops ‘Werkkostenregeling: van start tot finish’. De andere twee fietsen verloten we ter plekke op de Actualiteitendag. Moet u daar iets voor doen? Nee, helemaal niet. Geen vragen beantwoorden, geen gekke hoed dragen, helemaal niets. Is dit een grap? Nee, echt niet. We vieren gewoon feest en nemen een beetje afscheid van de belastingvrije fiets.
Accountants & Belastingadviseurs B.V. en haar adviseurs aanvaarden geen aansprakelijkheid voor schade die het gevolg is van handelen of het nemen van besluiten op basis van de informatie in deze publicatie. BDO is een op naam van Stichting BDO te Amsterdam geregistreerd merk. In deze publicatie wordt BDO gebruikt ter aanduiding van de organisatie die onder de merknaam ‘BDO’ actief is op het gebied van de professionele dienstverlening (accountancy, belastingadvies en consultancy).
MEER INFORMATIE Wilt u meer informatie over of ondersteuning bij loonbelasting- en sociale zekerheidsaangelegenheden, secundaire arbeidsvoorwaarden, loonkostensubsidies? Neem dan contact op met de Adviesgroep Loon- & Premieheffing (ALP), de specialisten op beloningsgebied binnen BDO Accountants & Belastingadviseurs B.V. De ALP opereert vanuit Amstelveen, Arnhem, Breda, Rotterdam en Naaldwijk, maar bezoekt graag en regelmatig ook ‘uw BDO-kantoor’. Het secretariaat van de ALP is te bereiken op telefoonnummer 0174 – 63 88 95. Faxen (0174 – 63 88 90) of mailen kan ook (
[email protected]). Het secretariaat legt vervolgens contact met de ALPadviseur in uw regio. Aan de aanvullende informatieverstrekking en/of advisering kunnen extra kosten zijn verbonden. Op de website www.bdo.nl/alp vindt u meer informatie over de dienstverlening van ALP. Ook kunt u gebruik maken van de Online Personeelsadviseur: een webservice van BDO voor ondernemers. U vindt hier informatie en documentatie over alle belangrijke P&O-onderwerpen, praktisch toepasbaar en overzichtelijk gepresenteerd op een speciaal voor werkgevers ontwikkelde website. Via de Online Personeelsadviseur kunt u voorts op de hoogte blijven van actuele (fiscale) ontwikkelingen op P&O-gebied. Het enige dat u hoeft te doen om toegang te krijgen is zich te registreren. Voor het kunnen downloaden van een aantal nuttige documenten dient u te beschikken over een abonnement. Bent u nog niet bekend met onze online diensten, maar wel geïnteresseerd in de mogelijkheden? Ga naar www.mijnbdo.nl voor meer informatie.
BDO Accountants & Belastingadviseurs B.V. handelt tevens onder de namen: BDO Accountants, BDO Belastingadviseurs, BDO International Tax Services, BDO Tax Consultants. BDO Accountants & Belastingadviseurs B.V. is lid van BDO International Ltd, een rechtspersoon naar Engels recht met beperkte aansprakelijkheid, en maakt deel uit van het wereldwijde netwerk van juridisch zelfstandige organisaties die onder de naam ‘BDO’ optreden. BDO is de merknaam die wordt gebruikt ter aanduiding van het BDOnetwerk en van elk van de BDO Member Firms.
05/2012 – FB12174