Uitgangspuntennotitie Wet werken naar vermogen
Inhoudsopgave 1
INLEIDING
3
2 HET WETSVOORSTEL WET WERKEN NAAR VERMOGEN EN DE GEVOLGEN VOOR AMSTERDAM 4 2.1
Over het wetsvoorstel
4
2.2 Gevolgen van het wetsvoorstel voor Amsterdam 2.2.1 Verwachte nieuwe instroom 2.2.2 Financiële gevolgen
7 7 8
3 UITGANGSPUNTEN BIJ DE IMPLEMENTATIE VAN HET WETSVOORSTEL
9
3.1 Doelstellingen van beleid 9 3.1.1 Wet werken naar vermogen is een kans om Amsterdammers via regulier werk in eigen onderhoud te laten voorzien 9 3.1.2 Doelstellingen en uitgangspunten van het re-integratiebeleid blijven leidend 9 3.2 Dienstverlening aan klanten 10 3.2.1 We duwen klanten niet in hokjes 10 3.2.2 Decentralisaties vormen een kans voor samenhangende dienstverlening 10 3.2.3 Re-integratieondersteuning voor Amsterdammers met perspectief op werk en zorg voor wie het nodig hebben 11 3.2.4 Re-integratie vindt bij werkgevers of zo dicht mogelijk bij werkgevers plaats 12 3.2.5 Voorkomen is beter dan genezen 12 3.2.6 Prioriteit bij jongeren 13 3.2.7 Meer ruimte voor jonge NUG’ers 13 3.2.8 Amsterdammers die al in de SW zaten blijven aan de slag 14 3.2.9 De gemeente handhaaft beschut werk op één derde van het huidige quotum voor de Sociale Werkvoorziening 14 3.3 Dienstverlening aan werkgevers 3.3.1 Het Werkgeversservicepunt Groot-Amsterdam is hét aanspreekpunt voor werkgevers 3.3.2 Eenvoud, gemak en maatwerk voor werkgevers 3.3.3 Gerichte inzet van loondispensatie 3.3.4 We realiseren voor werkgevers een transparante en betrouwbare loonwaardemeting 3.3.5 De gemeente geeft zelf als werkgever en inkoper het goede voorbeeld
15 15 15 15 17 17
3.4 Organisatie en financiën 18 3.4.1 Een Sociale Werkvoorziening met een toekomstbestendig infrastructuur voor Beschut werk met een sterk verbeterd bedrijfsresultaat 18 3.4.2 Toewerken naar een structureel budgettair evenwicht tussen inkomsten en uitgaven voor re-integratie 20
4
VERVOLGSTAPPEN
21
1
Inleiding
Eind 2010 heeft het College een ingrijpende hervorming van het gemeentelijk reintegratiebeleid ingezet om met minder (rijks)budget meer Amsterdammers aan het werk te krijgen. Deze hervorming verloopt grofweg in drie fasen. In 2011 is fase 1 uitgevoerd waarbij de focus is verschoven van participatie naar werk. Dit vertaalde zich onder andere in intensivering van begeleiding van klanten met perspectief op werk afbouw van trajecten voor sociale en maatschappelijke activering (gefinancierd uit de W-middelen) re-integratie zo dicht mogelijk bij werkgevers of (als dat nog geen optie is) in eigen beheer bij het Re-integratiebedrijf Amsterdam (RBA). Datzelfde jaar is ook gestart met een ingrijpende reorganisatie van Pantar Amsterdam om de rijksbezuinigingen op de SW het hoofd te bieden en het werk en de organisatie al zoveel mogelijk volgens de uitgangspunten Wwnv in te richten. In 2012 is fase 2 gestart waarbij het vergroten van het effect per euro centraal staat en diverse wetswijzigingen zoals de toets op het huishoudinkomen worden doorgevoerd. Dit gaat met pijnlijke keuzes gepaard zoals: versnelde afbouw van het gesubsidieerd werk in Amsterdam diverse efficiencymaatregelen bij de inzet van instrumenten voor klanten op de treden 2, 3 en 4 van de re-integratieladder; afbouw trajectvergoedingen. Hoewel we nog middenin fase 2 zitten kondigt zich al de volgende fase aan: de invoering van de Wet werken naar vermogen (Wwnv) per 1 januari 2013. Op 1 februari 2012 heeft het kabinet daarvoor een wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer. De Raadscommissie WPA heeft de wens uitgesproken om vroegtijdig betrokken te worden bij de invulling die Amsterdam wil geven aan deze nieuwe wet. Deze uitgangspuntennotitie is daarvoor bedoeld. De notitie bevat allereerst een toelichting op het wetsvoorstel en de gevolgen voor Amsterdam (paragraaf 2). Paragraaf 3 gaat in op de belangrijkste uitgangspunten die het College voorstelt om te hanteren bij de verdere implementatie van het wetsvoorstel. Het College gaat hierover graag in gesprek met de Raad. De uitkomst van die discussie wordt betrokken bij de vervolgstappen (paragraaf 4).
3
2
Het wetsvoorstel Wet werken naar vermogen en de gevolgen voor Amsterdam
2.1
Over het wetsvoorstel
Op 1 februari 2012 heeft het kabinet het wetsvoorstel Wet werken naar vermogen ingediend bij de Tweede Kamer. Het bevat voorstellen om de sociale zekerheid en sociale werkvoorziening opnieuw in te richten: De prikkels om aan het werk te gaan en te blijven worden versterkt, bijvoorbeeld geen arbeidsongeschiktheidsuitkering meer als iemand arbeidsvermogen heeft. De Sociale Werkvoorziening wordt beperkt tot mensen die alleen kunnen werken in een beschutte omgeving. Gemeentelijke budgetten voor re-integratie en SW worden zonder schotten samengevoegd. Het huidige re-integratiebudget voor Wajongers gaat geleidelijk over naar gemeenten. Het Participatiebudget wordt ingekrompen. In een notendop is dit de kern van het wetsvoorstel en het financiële raamwerk rond de Wwnv. Vanaf 2013 gelden op grond van de nieuwe wet de volgende uitgangspunten, voor zowel de huidige WWB-doelgroep, als voor schoolverlaters en andere werkzoekenden die een beroep doen op de gemeente: Wie kan werken, moet ook aan het werk gaan. Ook beneden het wettelijk minimumloon (hierna: WML) als iemand niet in staat is om 100% van het minimumloon te verdienen. Wie dit nodig heeft – gezien zijn inzet, de hoogte van zijn eigen loon en de andere middelen in het huishouden – krijgt een inkomensaanvulling van de gemeente; deze gezinsafhankelijke uitkering vult in principe aan tot de toepasselijke bijstandsnorm. Uitzondering 1: wie werkzaam is met loondispensatie en aangewezen is op bijstand, krijgt een hogere uitkering, tot maximaal 100% WML. Deze aanvulling tot fulltime WML is mogelijk als iemand maximaal zeven jaar heeft gewerkt met loondispensatie. Uitzondering 2: wie aangewezen is op werk in een beschutte omgeving, heeft na plaatsing ten minste recht op het minimumloon. Van gemeenten wordt verwacht dat zij een sociale werkvoorziening in stand houden die minimaal gelijk is aan 1/3 van de huidige SW-omvang. Uitzondering 3: wie al op jonge leeftijd duurzaam en volledig arbeidsongeschikt is, houdt recht op een individuele Wajong-uitkering van het UWV (75% WML). Gemeenten worden integraal verantwoordelijk voor de ondersteuning bij de arbeidsintegratie en kan daarbij aan een werkgever loondispensatie verlenen: een toestemming (‘dispensatie’) om af te wijken van het minimumloon voor een bepaalde werkzoekende. Ten opzichte van de huidige Wajong ligt er een sterke prikkel om te gaan werken: zonder werk heeft de werkzoekende met een beperking namelijk geen inkomen, of hooguit een bijstandsuitkering. Ten opzichte van de huidige bijstandswet schuilt de Wwnv-prikkel erin, dat degene die aan het werk gaat met loondispensatie er in alle gevallen op vooruitgaat in inkomen.
4
De mogelijkheid om minder dan het minimumloon te betalen is een instrument dat werkgevers tegemoet komt. Het bestond al langer in het kader van de Wajong, maar wordt onder de Wwnv ook inzetbaar voor bijstandsgerechtigden en niet-uitkeringsgerechtigden die –volgens een onafhankelijke toets– “als gevolg van lichamelijke, verstandelijke of psychische beperkingen, dan wel vanwege andere redenen met voltijdse arbeid niet in staat zijn tot het verdienen van het WML, doch wel tot ten minste 20 procent daarvan”. De loonhoogte is afhankelijk van de arbeidsprestatie. Deze wordt door de gemeente samen met de werkgever en de werknemer vastgesteld aan de hand van het concrete takenpakket van de werknemer in combinatie met de inzet van een loonwaardeinstrument. De gemeente is – binnen een algemeen wettelijk kader – vrij om dit loonwaarde-instrument in te kopen op de markt of zelf te ontwikkelen. Gemeenten krijgen als gevolg van de wet meer en andere taken rond burgers die voorheen onder de WSW of de Wajong vielen. Instrumenten die nu nog op landelijk niveau bestaan, maar langzaam zullen verdwijnen c.q. overgaan naar gemeenten zijn: loondispensatie door het UWV in het kader van de Wajong, afdrachtvermindering Loonbelasting en Premies (AVLP), jobcoaching en werkplekaanpassingen door het UWV en de no-riskpolis (Ziektewet) voor jonggehandicapten. Deze ontwikkeling past in een breder kader van decentralisaties naar gemeenten door het kabinet-Rutte: Wet werken naar vermogen (per 1.1.2013) Begeleiding in het kader van de AWBZ (2013) Jeugdzorg (2014) Kern van deze decentralisaties is dat de gemeente het geëigende niveau biedt om op lokale schaal, dicht op de burgers die dit nodig hebben, en zo veel mogelijk in de eigen woonomgeving, maatwerk te bieden. Niet gedacht vanuit een regeling, maar gedacht vanuit de persoon en het gezin waarom het gaat.
5
In het navolgende schema worden de ontwikkelingen in de wetgeving op het vlak van Werk en Inkomen en het budgettaire kader samengevat.
Wajong
Wetgeving
Financieel
-Mensen met Wajong-recht verkregen vóór 2012 houden recht op Wajong-uitkering
-UWV-middelen voor re-integratie Wajongers wordt stapsgewijs
volgens oude criteria -Toegang tot Wajong wordt beperkt tot jong-
overgeheveld naar gemeentelijk Participatiebudget
gehandicapten die duurzaam en volledig arbeidsongeschikt zijn WSW
-Huidige SW-werknemers behouden hun rechtspositie -Op mensen met een bestaande SW-indicatie (afgegeven vóór 15 mei 2011) blijven de oude SW-indicatieregels van kracht -Voor nieuwe werkzoekenden (incl. degenen met indicatie we na 15-5-2011) wordt toegang tot SW beperkt tot uitsluitend beschut werk -Beleidsvrijheid voor gemeente om te bepalen wie op welk moment een WSW-voorziening krijgt aangeboden
- SW-budget wordt ontschot toegevoegd aan Participatiebudget - Landelijk krimpt de financiering tot 1/3 van het huidige aantal SW-plekken. Verdeelsysteem over gemeenten is nog niet duidelijk - Financiering per plek krimpt met € 5.000 / € 6.000 tot het niveau van het WML. - SW-budget voor jobcoaching en werkplekaanpassing e.d. gaat mee naar 1 Participatiebudget
ZW, WIA e.d.
-UWV-rol wordt afgebouwd voor werkzoekenden met een arbeidsbeperking
-UWV-budget dat gemoeid is met kosten voor ZW en werknemers-
binnen gemeentelijke doelgroep (bijstandsgerechtigd, NUG/ANW,
voorzieningen voor Wajongdoelgroep gaat geleidelijk over
gesubsidieerd werkend, beginnende
naar Participatiebudget
zelfstandigen). Gaat met name om: Het vervallen van de ZW-verzekering voor personen met structurele beperking Het bieden van zogenoemde “werknemersvoorzieningen” (w.o. jobcoaching, werkplekaanpassing)
1
Het precieze financiële effect van deze stelling van het Ministerie van SZW is nog niet bekend. 6
WWB wordt de Wet werken naar vermogen (Wwnv)
Wetgeving
Financieel
-Gemeente krijgt de mogelijkheid om loon-
-Landelijk wordt het
dispensatie toe te passen voor mensen met bijstand en mensen zonder uitkering
Inkomensbudget verhoogd met het oog op de volgende
(NUG’ers) -Gemeente wordt volledig verantwoordelijk
ontwikkelingen: door beperking instroom
voor re-integratie eigen doelgroep (incl. no-
Wajong raakt deel van deze
riskpolis, jobcoaching, werkplekaanpassing)
groep aangewezen op bijstand idem voor beperking toegang tot WSW door inkrimping Participatiebudget stromen minder mensen uit de bijstand (uitverdieneffect)
Wet
Verordeningsplicht voor gemeentelijk beleid:
Participatie.-
-SW-beschut werk en SW-oud
budget
-No-riskpolis gemeentelijke doelgroep -Werknemersvoorzieningen (jobcoaching e.d.)
- Resterende SW-budget wordt toegevoegd - UWV-budget Wajong-reintegratie wordt geleidelijk
t.b.v. gemeentelijke doelgroep
toegevoegd (incl. ZW- en WIAmiddelen) - Krimp van het landelijke Participatiebudget
2.2
Gevolgen van het wetsvoorstel voor Amsterdam
Hieronder staan enkele prognoses over de gevolgen van het wetsvoorstel voor de gemeente Amsterdam. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de verwachte nieuwe instroom in aantallen mensen de financiële gevolgen
2.2.1 Verwachte nieuwe instroom In onderstaande tabellen staan de prognoses van de (cumulatieve) aantallen van de verwachte Wwnv instroom van de voormalige Wajong-doelgroep en de voormalige SWgroep. Verwachte instroom (cumulatief) voormalige Wajong-doelgroep in personen Jaar
2013
2014
2015
2016
+jaarlijks Totale instroom
met uitkering
170
510
780
950
170
3.000
zonder uitkering
170
510
780
950
170
3.000
TOTAAL
340
1.020
1.560
1.900
340
6.000
na +/- 15 jaar
7
Verwachte instroom (cumulatief) voormalige SW-doelgroep in personen Jaar
2013
2014
2015
2016
+jaarlijks Totale instroom
190
380
570
760
190
2000
50
100
150
200
50
500
240
480
720
960
240
2500
na +/- 15 jaar met uitkering zonder uitkering TOTAAL
Bron: Schattingen Pantar Amsterdam
Het College houdt dus rekening met een jaarlijkse instroom van circa 340 Amsterdammers die voorheen onder de Wajong zouden vallen. Hiervan zal circa de helft geen uitkering ontvangen, voornamelijk als gevolg van de huishoudtoets. De instroom van de Wajong ligt in 2014 eenmalig hoger omdat per 1 januari van dat jaar een extra groep de Wwnv inkomt die in 2012 nog tijdelijk in de Wajong is ingestroomd. De prognose voor het aantal Amsterdammers die voorheen onder de SW zouden vallen is in totaal 240 per jaar. Van hen zullen naar verwachting circa 50 geen uitkering hebben.
2.2.2 Financiële gevolgen De financiële kaders die bij de nieuwe wet horen gaan gepaard met grote risico’s voor gemeenten. Daarbij gaat het niet alleen om incidentele invoeringskosten (apparaat) maar ook om (extra) structurele tekorten op het I-deel (uitkeringen) het W-deel (benodigde re-integratie-inspanningen) SW-exploitatie (waarop al structureel wordt bijgelegd vanuit de gemeente) Armoedevoorzieningen. Uitvoeringskosten De belangrijkste oorzaken hiervan zijn: Extra (structurele en incidentele) instroom in de bijstand ‘Efficiencykortingen’ die zijn gekoppeld aan de bundeling van budgetten voor WWB, Wsw en Wajong’ Vermindering van de bijdrage per SW medewerker met ongeveer € 5.000 per fte Structurele tekorten op de SW-exploitatie die nopen tot herstructurering van de SW Beperkte compensatie vanuit het Rijk voor de kosten van invoering. De financiële gevolgen van de Wwnv voor Amsterdam komen op hoofdlijnen terug bij de Kadernota 2013 en in detail bij de Begroting 2013.
8
3
Uitgangspunten bij de implementatie van het wetsvoorstel
In deze paragraaf staan de uitgangspunten opgesomd die het College wil hanteren bij de verdere implementatie van het wetsvoorstel. De uitgangspunten zijn geclusterd onder de volgende thema’s: Doelstellingen van beleid (§ 3.1) Dienstverlening aan klanten (§ 3.2) Dienstverlening aan werkgevers (§ 3.3) Organisatie en financiën (§ 3.4).
3.1
Doelstellingen van beleid
3.1.1 Wet werken naar vermogen is een kans om Amsterdammers via regulier werk in eigen onderhoud te laten voorzien Er is veel te doen om de nieuwe wet. Amsterdam heeft zich met vele andere gemeenten heftig verzet, vooral tegen de financiële randvoorwaarden waarmee de nieuwe wet gepaard gaat. Dit heeft geresulteerd in het uitblijven van een Bestuursakkoord op dit onderdeel. Ook tijdens de behandeling in het parlement en de Senaat zal het College samen met de G4 en de VNG blijven proberen om het wetsvoorstel met name op het punt van de uitvoerbaarheid te verbeteren. Maar het College kijkt vooruit. Het College wil de mogelijkheden die de nieuwe Wwnv geeft maximaal aangrijpen om zo veel mogelijk Amsterdammers via regulier werk in eigen onderhoud te laten voorzien. Bij de implementatie staat voorop wat we met de nieuwe wet wel kunnen, net zoals het wetsvoorstel uitgaat van wat mensen wel kunnen in plaats van niet. Ondanks het krappe budgettaire kader en de economische onzekerheid ziet het College het als zijn taak om met de nieuwe wet te komen tot meer (gedeeltelijke) uitstroom uit de uitkering, minder instroom (bijvoorbeeld door preventief beleid rond jongeren) en betere dienstverlening voor klanten en werkgevers met minder schotten en minder bureaucratie. Het is een gezamenlijke opdracht aan Amsterdammers, werkgevers en de gemeente om de kansen die de wet biedt te benutten. De aanpak die het College hierbij zal hanteren komt terug in de actualisatie van het meerjarenbeleid op het gebied van re-integratie, volwasseneneducatie en inburgering. Deze actualisatie wordt tegelijk met het voorstel voor de begroting 2013 in september 2012 aangeboden aan de Raad.
3.1.2 Doelstellingen en uitgangspunten van het re-integratiebeleid blijven leidend De Wwnv verandert in de kern niets aan de koers die het College in 2011 heeft ingezet. De vijf belangrijkste beleidslijnen van het college in de komende jaren blijven (zie Figuur 1): Focus op werk: uitstroom naar betaald werk Meer ruimte en verantwoordelijkheid voor de klant: eigen kracht Excellente dienstverlening en effectieve handhaving gebaseerd op nakoming: klantgericht We doen het samen: partnerschappen Sturen op wat werkt: resultaatgericht
Met opmaak: Lettertype: Niet Vet Met opmaak: Lettertype: Niet Vet, Spelling en grammatica controleren Verwijderd: Figuur 1
9
Figuur 1 Beleidslijnen re-integratie Uitstroom naar betaald werk blijft dus voorop staan, ook voor de nieuwe doelgroepen waar de gemeente verantwoordelijk voor wordt. Een nuancering daarbij is dat het in toenemende mate ook om gedeeltelijke uitstroom zal gaan (bijvoorbeeld via deeltijdwerk en/of loondispensatie) waarbij er een uitkeringsrelatie blijft bestaan. Daarom is het zo veel mogelijk via regulier werk voorzien in eigen onderhoud een betere omschrijving van de doelstelling. De begrotingsdoelstellingen zullen op de nieuwe context worden aangepast. De overige vier beleidslijnen zijn ondersteunend aan de doelstelling gericht op werk. Deze zijn veelal met elkaar verweven.
3.2
Dienstverlening aan klanten
3.2.1 We duwen klanten niet in hokjes Belangrijkste uitgangspunt van de Wwnv is dat mensen mee kunnen doen naar vermogen. Het grotendeels weghalen van de schotten tussen de Wajong, de SW en de WWB zal de wirwar aan regelingen, inkomensverschillen, budgetverschillen en verschillen in begeleiding voor de klant en de uitvoerders verkleinen (zonder deze geheel op te heffen). De gemeente wil klanten of ze voorheen nu onder de Wajong, de WSW of de WWB vielen gelijk behandelen. De mogelijkheden van de individuele klant in relatie tot de vraag bij werkgevers staan centraal. Daarbij wordt goed in het oog gehouden welke werkplek, werkinstrumenten, sector en werkgever het beste passen bij de arbeidscapaciteiten van de klant. Oftewel geen one size fits all, wel zoveel mogelijk maatwerk op basis van wat Amsterdammers in de Wwnv kunnen en werkgevers willen.
3.2.2 Decentralisaties vormen een kans voor samenhangende dienstverlening De Wwnv is de eerste van de drie grote decentralisaties van het kabinet-Rutte die voor een deel dezelfde doelgroepen raken. Nadien volgen de decentralisatie van de AWBZbegeleiding en de jeugdzorg. De domeinen werk, onderwijs en zorg komen daarmee bijna geheel in één hand te liggen. Dat biedt veel voordelen. De gemeente komt meer in de positie om regie te voeren, verbindingen te leggen en samenwerking te organiseren of af 10
te dwingen. Het doel daarbij is dat de burger samenhangende dienstverlening ontvangt, waarbij overgangen van het ene domein naar het andere vloeiend verlopen. Dienstverlening wordt vormgegeven vanuit de behoeften van de Amsterdammers in plaats vanuit de dienstverlenende organisaties en/of de verschillende regimes voor regelgeving. Daarbij wordt meer gekeken naar de levensloop van een Amsterdammer. Als iemand voor inkomensondersteuning bij de gemeente aanklopt, is er vaak al vele jaren daarvóór iets niet goed gegaan. Om die persoon op latere leeftijd vanuit een uitkering weer aan het werk te krijgen is een veel minder kansrijke interventie dan het aanpakken van dreigende ontsporingen vroeg in het leven. Het College kiest er nadrukkelijk voor om de drie decentralisaties stapsgewijs met elkaar te verbinden rond kwetsbare doelgroepen. Uitkomst van deze hervorming moet zijn dat de gemeente in staat is om meer publieke waarde te creëren voor minder publiek geld. Dat is geen gemakkelijke en ook geen snelle transformatie. Ervaring leert dat integraliteit vaak duur en bureaucratisch is. Daarom kiest het College voor een stapsgewijze aanpak. Dit past goed bij de geleidelijke invoering van de drie decentralisaties in de periode 20132016. De ervaringen uit het Programma Kwetsbare Huishoudens gaat het College benutten bij de vormgeving van de transformatie.
3.2.3 Re-integratieondersteuning voor Amsterdammers met perspectief op werk en zorg voor wie het nodig hebben In 2011 heeft het College een beleidswijziging ingezet waarbij Amsterdammers zonder een actueel perspectief op betaald werk niet langer een traject gefinancierd uit het Participatiebudget krijgen aangeboden. Re-integratieondersteuning vanuit de gemeente wordt alleen ingezet als de verwachting is dat de klant binnen twee jaar de stap naar regulier werk kan maken. Verder is er voor Amsterdammers zonder een actueel perspectief op werk die niet zelfredzaam zijn (bijv. een dreiging van afglijden, sociaal isolement of een risico vormen voor de omgeving) actieve toeleiding naar zorg- of welzijnsinstellingen. Amsterdammers zonder actueel perspectief op werk en zonder zorgbehoefte worden geacht op eigen kracht te participeren in de samenleving en kunnen daarbij gebruik maken van de infrastructuur in de stadsdelen. Kortom: reintegratieondersteuning als er perspectief is op betaald werk en zorg voor wie het echt nodig heeft. Bij de implementatie van de Wwnv houdt het College vast aan deze lijn. Daarbij verandert de invulling wel. Zo verruimt het College de definitie van ‘perspectief op werk’. Ook Amsterdammers met een gedeeltelijke loonwaarde of een urenbeperking die perspectief hebben om (al dan niet gedeeltelijk) via regulier werk in eigen onderhoud te voorzien gaan onder de definitie vallen. Dat is ook het geval als de benodigde extra begeleiding of ondersteuning voor hen langdurig of structureel is. Tegelijkertijd kan de ondersteuning niet ongelimiteerd zijn. Bij het verdelen van schaarse middelen uit het W-deel van het Participatiebudget wordt nadrukkelijk ook gekeken naar het financieel en maatschappelijk effect per Euro. Elke Euro kan maar één keer uitgegeven worden. Het College houdt vast aan de lijn dat de beperkte middelen alleen worden ingezet daar waar het effect op uitstroom naar werk het grootst is. De eerste ervaringen met de pilot loondispensatie wijzen erop dat het ingewikkeld is om mensen met een loonwaarde tussen de 20-50% binnen een redelijke kosten-baten verhouding bij een reguliere werkgever aan de slag te laten gaan. Van belang is het opbouwen van goede praktijken met loondispensatie – bij de gemeente maar ook bij werkgevers - zodat 11
op termijn betere resultaten kunnen worden geboekt. Het College geeft daarom zeker in het eerste jaar (2013) bij de inzet van re-integratiemiddelen en de toepassing van loondispensatie prioriteit aan jongeren. Bij jongeren is de kans op groei nog groot. Zij hebben bovendien nog een heel leven voor zich (zie paragraaf 3.2.5). Daarnaast wordt prioriteit gegeven aan klanten die naar verwachting het meest perspectief op werk hebben. Dat zullen klanten zijn met een relatief hoge loonwaarde. Dit betekent ook dat er –net als nu- voor klanten met weinig of geen perspectief op werk (c.q. een lage loonwaarde) geen re-integratieondersteuning vanuit de W-deel van het Participatiebudget mogelijk is. Dat geldt dus ook voor een deel van de Wwnv-klanten dat voorheen nog in de SW en Wajong terecht kon. Wel wordt er een pilot gestart om de combinatie van tijdelijke detacheringen en loondispensatie te onderzoeken, met name voor de groep met een lager loonwaarde (20%-50%) zie ook paragraaf 3.4.1. Overigens wordt nog gewerkt aan een businesscase om te bepalen wat bij verschillende loonwaarden de kosten en baten zijn van loondispensatie. De verwachting dat het aantal niet-zelfredzame Wwnv-klanten met een zorgbehoefte in vergelijking tot de oude bijstandpopulatie zal toenemen. Net als nu zal in samenwerking met de partners in het sociale domein voor hen passende dienstverlening worden georganiseerd. Bovengenoemde decentralisaties rond de AWBZ en de Jeugdzorg bieden gemeenten nieuwe kansen voor samenhangende dienstverlening. 3.2.4 Re-integratie vindt bij werkgevers of zo dicht mogelijk bij werkgevers plaats Re-integratie kan het meest effectief plaatsvinden op de werkvloer bij of dichtbij echte werkgevers. De afgelopen jaren is op dit punt een koerswijziging doorgevoerd. Het College houdt hieraan vast, ook voor de nieuwe doelgroepen. Het College zal daarom uiterst terughoudend zijn met het starten van trajecten die niet gericht zijn op uitstroom naar werk bij externe werkgevers. Dat geldt ook voor nieuwe vormen van gesubsidieerd werk waarbij Wwnv-ers een dienstverband krijgen bij de gemeente om van daaruit extern gedetacheerd te worden. Deze zijn alleen mogelijk als ze tijdelijk zijn en gericht op uitstroom naar werk bij externe werkgevers. Het kabinet legt de bal nadrukkelijk bij werkgevers. De gemeente volgt die lijn. Op basis van de ervaringen in de praktijk kan zo nodig bijstelling plaatsvinden.
3.2.5 Voorkomen is beter dan genezen Met de invoering van de Wwnv wordt de gemeente verantwoordelijk voor de re-integratie en inkomensvoorziening van de Wajong jongeren met arbeidspotentie die nu door het UWV worden bemiddeld. Het overgrote deel van de Wajong-doelgroep is afkomstig van het praktijkonderwijs, voortgezet speciaal onderwijs of het ROC (assistent opleiding). Een kwetsbare groep die niet in staat is een startkwalificatie te behalen en direct vanuit het voortgezet onderwijs de aansluiting moet maken naar werk. Een groep die dreigt te groeien nu als gevolg van de het actieplan MBO ‘Focus op Vakmanschap’ de instroomtermen van het MBO worden verhoogd en de instroommogelijkheden in de assistent-opleidingen worden beperkt. Voor zover de ‘arbeidstoeleiding’ vanuit het voortgezet onderwijs succesvol is, blijkt deze niet duurzaam. Vaak beperkt de arbeidstoeleiding zich ook tot stagelopen. Om de instroom van deze jongeren in de Wwnv te beperken moet de arbeidstoeleiding door deze opleidingen sneller worden opgepakt en beter georganiseerd. De leerling van 12
wie op school al duidelijk wordt dat die niet zelfstandig de aansluiting kan maken naar werk, moet deze aansluiting maken als hij/zij op school zit. ‘Werkend leren’ is hierbij de formule. In eerste instantie is het de verantwoordelijkheid van het onderwijs om deze leerweg invulling te geven. Maar zonder samenwerking met de gemeente gaat dit naar alle waarschijnlijkheid niet lukken. Zeker nu als gevolg van de wet op Passend Onderwijs de zorgcomponent binnen het VSO en Praktijkonderwijs onder druk komt te staan. De gemeente kan ondersteunen om regionale werkgevers te enthousiasmeren voor deze doelgroep. ‘Ontzorgen’ is hierbij het credo. Als de werkgever na een stageperiode, een werkervaringsplaats of arbeidsplaats beschikbaar stelt, moet deze vervolgens niet worden geconfronteerd met administratieve rompslomp en een onredelijk financieel risico. De rol van het Werkgeversservicepunt Groot-Amsterdam (hierna: WSP), de inzet van loondispensatie en begeleiding op de werkvloer komen hierbij in zicht. De gezamenlijke verantwoordelijkheid vertaalt zich ook in een optimaal gebruik van bestaande financieringsbronnen, voorzieningen en professionaliteit die partijen ter beschikking staan. Denk hier bij aan de voorzieningen die door het Re-integratiebedrijf Amsterdam (RBA), Pantar Amsterdam maar ook door Bureau Jeugdzorg worden aangeboden. De samenwerking tussen gemeente en onderwijs om de arbeidstoeleiding beter vorm te geven is inmiddels opgestart. In een werkgroep waar DMO, DWI, UWV, onderwijs en Bureau Jeugdzorg in participeren wordt gewerkt aan een passende toekomstbestendige aanpak om de arbeidstoeleiding van deze kwetsbare groep jongeren. Hierbij wordt ook samengewerkt met stichting ‘De Werkschool’.
3.2.6 Prioriteit bij jongeren Amsterdam kiest nadrukkelijk voor het voorkomen dat (kwetsbare) jongeren uit beeld raken of thuis komen te zitten. Daar zijn verschillende redenen voor: • Bij jongeren is de kans het grootst op verdere ontwikkeling (groei) • Jonge mensen willen we niet voortijdig afschrijven (maatschappelijk) • Werken bevordert de ontwikkeling en de zelfredzaamheid van de groep (sociaal) • De arbeidsmarkt heeft er belang bij al het beschikbare arbeidspotentieel optimaal te benutten (economisch) • Besparing op toekomstige uitkeringslasten (financieel) Deze prioriteit voor jongeren vertaalt zich in elk geval in de volgende beleidslijnen: Preventie door het versterken van de aansluiting van het (speciaal) onderwijs op de arbeidsmarkt Bij de diagnose of er sprake is van perspectief op werk gelden voor jongeren (< 27 jaar) minder strenge criteria dan voor volwassen Wwnv-klanten. Met andere woorden: ook als het perspectief op werk wat verder in de tijd ligt, bij jongeren toch inzet van re-integratieinstrumenten.
3.2.7 Meer ruimte voor jonge NUG’ers In het huidige beleid is er beperkt ruimte voor dienstverlening aan Amsterdammers die geen recht hebben op een uitkering (NUG’ers). Het College wil deze ruimte vergroten, specifiek voor jongeren met een beperking die wel perspectief op betaald werk hebben. De verwachting is dat er jaarlijks circa 170 NUG’ers bijkomen die voorheen onder de Wajong vielen. Het College wil deze groep -net als de andere jongeren met perspectief op werk- wel re-integratieondersteuning bieden, ook al leidt dit niet tot besparingen op de uitgaven voor uitkeringen.
13
3.2.8 Amsterdammers die al in de SW zaten blijven aan de slag De rijksoverheid wil met de Wwnv zorgen dat zoveel mogelijk mensen via regulier werk in hun eigen onderhoud kunnen voorzien. Alleen mensen die aangewezen zijn op een beschutte werkplek kunnen bij invoering van de Wwnv nog instromen in de Sociale Werkvoorziening (SW). Voor de SW heeft dit tot gevolg dat de instroom zowel in aantallen wordt beperkt als in samenstelling verandert. Tegelijkertijd heeft het kabinet besloten dat voor de bestaande groep SW-werknemers de huidige regels blijven gelden waarbij wel de Rijksbijdrage met € 5.000 per arbeidsjaar wordt teruggebracht tot het WML. De loonkosten van dit –vergrijzend –personeelsbestand liggen doorgaans een stuk hoger dan het minimumloon. Dat betekent dat de rijksbijdrage daarmee ruim beneden de gemiddelde personeelskosten van de bestaande SW-populatie ligt. Als gevolg daarvan neemt de financiële opgave voor de gemeente Amsterdam op een totaal van circa 3.500 fte met circa € 17,5 miljoen toe. Deze kostenpost kan moeilijk beïnvloed worden vanwege CAO-afspraken. Daarbovenop komt bovendien nog een budgetverlaging van € 1 miljoen ten gevolge van het wegvallen van de subsidie op Begeleid Werken. Ondanks deze meerkosten zet het College erop in om deze bestaande groep aan de slag te houden met een passend werkaanbod en alleen via natuurlijk verloop te laten uitstromen. Deze beleidskeuze kan niet zonder slag of stoot worden uitgevoerd. Paragraaf 3.4.1 van deze notitie gaat dieper in op de herstructurering van de Sociale werkvoorziening die daarvoor nodig is. Op de bestaande groep SW-geïndiceerden blijven de oude indicatieregels van kracht. Voorwaarde is wel dat deze indicatie is afgegeven door het UWV vóór 15 mei 2011.Dit was de datum waarop het kabinet de hoofdlijnen presenteerde van het toekomstige stelsel. De gemeente is echter onder de Wwnv vrij om te bepalen of en zo ja welk werkaanbod zij aan deze groep wil doen en tevens in welke volgorde. De regels hiervoor dient de gemeente vast te leggen in een verordening. Voorzover een werkzoekende op de wachtlijst met een SW-indicatie volgens oud recht aangewezen is op beschut werk, blijft hiervoor een voorziening en financiering bestaan. Voor de overige mensen op de wachtlijst (Wwnv-uitkering of NUG) biedt de Wwnv het instrument loondispensatie. Dit zal nader worden onderzocht in de business cases voor Pantar (zie § 3.4.1).
3.2.9 De gemeente handhaaft beschut werk op één derde van het huidige quotum voor de Sociale Werkvoorziening De taakstelling vanuit het rijk waarbij de gemeenten een vast aantal SW-plaatsen met bijbehorend budget dienen te realiseren is geschrapt. Gemeenten krijgen meer beleidsvrijheid te bepalen wie wanneer een voorziening beschut werken krijgt aangeboden. Hiertoe is de gemeente verplicht een verordening vast te stellen met het beleid. Onderdeel van de verordeningsplicht is dat Gemeenten vastleggen dat minimaal één op de drie plekken die jaarlijks vrijkomen (doordat mensen de Wsw verlaten), bestemd moet worden voor een beschutte werkplek. De gemeente heeft dus beleidsvrijheid in het vaststellen van het volume beschut werken plekken. Tegelijkertijd weten we dat er bij beschut werken altijd sprake zal zijn van een gemeentelijke bijdrage. Gegeven de beperkte financiële ruimte voor de uitvoering van de SW zet het College vooralsnog niet in op extra plekken voor beschut werk. De inzet is om het aantal plekken te handhaven op het huidige niveau. 14
3.3
Dienstverlening aan werkgevers
Het succes van de nieuwe wet staat of valt met de mate waarin werkgevers bereid zijn om kansen te bieden aan mensen in de Wwnv. Daarom neemt de dienstverlening aan werkgevers zo’n belangrijke plaats in deze uitgangspuntennotitie.
3.3.1
Het Werkgeversservicepunt Groot-Amsterdam is hét aanspreekpunt voor werkgevers
In november 2011 is het Werkgeversservicepunt Groot Amsterdam (WSP) van start gegaan. Het WSP is een regionaal samenwerkingsverband van UWV WERKbedrijf, de SW-bedrijven Pantar Amsterdam en de AM-groep en de gemeenten Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam, Diemen, Haarlemmermeer, Landsmeer, Ouder-Amstel, De Ronde Venen en Uithoorn. Het WSP voorziet in de wens van veel werkgevers om één aanspreekpunt in de regio te hebben als het gaat om actuele arbeidsmarktvraagstukken. Vanuit het WSP wordt het accountmanagement van werkgevers georganiseerd evenals het instrumentarium om werkgevers te ondersteunen.
3.3.2
Eenvoud, gemak en maatwerk voor werkgevers
Werkgevers hechten niet alleen aan één aanspreekpunt, maar ook aan administratief gemak en eenvoud. Daarom wil het College het instrumentarium om werkgevers te ondersteunen zo veel mogelijk harmoniseren zodat werkgevers weten waaraan ze toe zijn als ze zaken willen doen moet het WSP. Harmonisatie voorkomt ook onderlinge concurrentie (bijv. verschillen in de hoogte van een loonkostensubsidie). Bij de harmonisatie ligt de primaire focus op de regio Groot-Amsterdam. Het gesprek met de partners in het WSP hierover is begonnen, over de uitkomst is nog niets te zeggen. In aanvulling daarop zet het College zich ook in voor harmonisatie in G4-verband. Het is niet reëel om te veronderstellen dat er op 1 januari 2013 een volledig geharmoniseerd instrumentarium op de plank van het WSP ligt. In overleg met de partners zal hier een realistische planning voor gemaakt worden waarbij de prioriteit ligt bij harmonisering van het instrumentarium voor klanten met een gedeeltelijke loonwaarde. Bij het moderniseren van het instrumentarium is de behoefte van werkgevers uitgangspunt. Het WSP zal daarom nadrukkelijk werkgevers betrekken bij vormgeving van het instrumentarium. Daarbij past dat de gemeente ook kritisch omgaat met het instrumentarium en het inzet tegen zo laag mogelijke publieke kosten en risico’s. Het instrumentarium is geen keurslijf. Voor grotere deals met werkgevers moet het mogelijk zijn om tot maatwerk te komen. Dit vergt niet alleen een flexibel instrumentarium, maar ook een ruimte voor professionals in de uitvoering.
3.3.3 Gerichte inzet van loondispensatie Gemeenten zijn vrij om te bepalen of ze loondispensatie als instrument willen inzetten. Het College kiest ervoor om dit wel te doen, voor klanten met een gedeeltelijke loonwaarde en perspectief op werk. In voorbereiding op de Wwnv en in het kader van de landelijke pilot is Amsterdam al in januari 2011 gestart met de uitvoering van het instrument Loondispensatie (LDP). Het 15
aantal LDP-plaatsingen bij werkgevers is nog laag is (16 LDP-dienstverbanden en 11 2 proefplaatsingen ). Dit is een gedeeld beeld in de 32 gemeenten die meedoen met de pilot loondispensatie. In februari 2012 werd in de Derde Voortgangsrapportage Pilot Loondispensatie gemeld dat er landelijk 123 mensen met loondispensatie bij werkgevers in dienst zijn getreden. Ondanks het gering aantal plaatsingen lijkt een aantal trends zichtbaar dat ook dit jaar in de Amsterdamse praktijk wordt getoetst: Het plaatsen van klanten met loondispensatie is intensief en vraagt nauwe samenwerking met werkgevers. Dit geldt voor niet alleen voor de periode van bemiddeling en proefplaatsing van de LDP-kandidaat bij een werkgever, maar ook voor de periode daarna. De praktijk leert dat een LDP-werknemer zijn arbeidscontract alleen behoudt wanneer de jobcoach de werknemer structurele begeleiding biedt en intensief contact blijft onderhouden met de werkgever. De afstand tot de arbeidsmarkt van de klant moet niet te groot zijn Uitgangspunt blijft om alleen re-integratie-ondersteuning in te zetten als er perspectief op werk is. Door de invoering van de loondispensatie komt er echter een extra groep in beeld voor werk. In het begin van de pilot is intensief gezocht naar LDP-kandidaten binnen de groep met een relatief grote afstand tot de arbeidsmarkt (trede 2). Hieruit bleek dat het plaatsen op een LDP-dienstverband bij een werkgever voor deze groep (met een relatief lage loonwaarde) zeer arbeidsintensief was en zeer hoge uitvoeringskosten met zich meebrengt. Door aan te sluiten op de groep klanten die het niet redt binnen bestaande re-integratietrajecten voor regulier werk (onderkant trede 3), zal het aantal geslaagde LDP-plaatsingen naar verwachting toenemen. Een combinatie van detachering en loondispensatie kan de drempel voor werkgevers verlagen Om meer LDP-plaatsingen tot stand te brengen, gaat het College op kleine schaal een pilot starten voor deze combinatie van tijdelijke detachering en loondispensatie. Het zal hier vooral gaan om de groep met een relatief lage loonwaarde (20-50%). Uitgangspunt daarbij is dat de gemeente geen vaste dienstverbanden met LDPwerknemers aangaat. Een tijdelijke detachering wordt ingezet om de werkgever maximaal te verleiden tot het aanbieden van een LDP-dienstverband. Uit bovenstaande volgt dat er voor veel klanten die met loondispensatie aan het werk komen er een structureel (meerjarig) budget voor begeleiding en jobcoaching noodzakelijk is. Daar staan besparingen op de uitkeringslasten tegenover. De uitkomst van deze rekensom zal per individu verschillen. Deze is afhankelijk van de combinatie van de loonwaarde en de (verwachte) kosten voor begeleiding. Er zal ergens een omslagpunt komen te liggen waarbij de investering vanuit de schaarse W-middelen niet langer opweegt tegen de financiële en maatschappelijke opbrengst. De inzet van loondispensatie in de verschillende varianten zal financieel verder worden onderbouwd. Gegeven het uitgangspunt van het College om te komen tot een budgettair evenwicht (zie paragraaf 3.4.2) zal bij de afweging of inzet van loondispensatie opportuun is ook gekeken worden naar de budgettaire gevolgen. Het College wil loondispensatie dus gericht en weloverwogen inzetten en vooral ook leren van de ervaring in de praktijk zowel binnen als buiten Amsterdam. Al werkende weg wordt 2
Peildatum 20 maart 2012
16
dit instrument verder vormgegeven.
3.3.4 We realiseren voor werkgevers een transparante en betrouwbare loonwaardemeting Voor het vaststellen van de loonwaarde van een LDP-werknemer is een methodiek voor loonwaardemeting noodzakelijk. Uitgangspunt voor het College is dat we gebruik willen maken van een bewezen methodiek waar werkgevers vertrouwen in hebben. Op dit moment maakt Amsterdam gebruik van de VTA-methodiek, een methode die door het ministerie van SZW is goedgekeurd.
3.3.5 De gemeente geeft zelf als werkgever en inkoper het goede voorbeeld Het College wil dat de gemeente Amsterdam zelf het goede voorbeeld geeft. Dat gebeurt langs twee lijnen: als werkgever en als inkoper. Gemeente als werkgever Op 11 juni 2009 is de motie ‘Een Goede Zaak’ van het raadslid mevrouw M.M. van der Pligt e.a. aangenomen. Hierin is de doelstelling opgenomen dat 5% van de medewerkers moet bestaan uit mensen met een arbeidshandicap. Dit blijft voor het College de belangrijkste doelstelling. Het percentage Wajongers binnen de gemeente ligt relatief laag, maar door het relatief hoge aantal mensen uit de Sociale Werkvoorziening dat binnen de gemeente actief is, benadert de gemeente wel het streefpercentage van 5% arbeidsgehandicapten. De huidige vacaturestop binnen de gemeente beperkt de mogelijkheden om nieuw personeel waaronder arbeidsgehandicapten aan te nemen sterk. Nu de instroom in de sociale werkvoorziening onder invloed van de nieuwe Wwnv wordt beperkt tot mensen die zijn aangewezen op werk in beschutte omstandigheden zal op termijn het potentieel waaruit de gemeente SW-ers kan inhuren slinken. Gelijktijdig zal een toenemend aantal mensen uit de doelgroep arbeidsgehandicapten onder de directe gemeentelijke verantwoordelijkheid van de Wwnv komen te vallen. Het ligt dan ook zeer in de lijn om bij het vrijvallen van taken binnen het gemeenteapparaat die tot nu toe door SW-ers werden uitgevoerd deze te reserveren voor mensen die vanuit de Wwnv worden geplaatst met toepassing van de systematiek van loondispensatie. Gemeente als inkoper Social Return is sinds 2008 gemeentelijk beleid waarin bij inkoop via een aanbestedingstraject sociale voorwaarden, eisen en wensen worden opgenomen. Dit betekent dus het realiseren van een sociale opbrengst bij het uitzetten van opdrachten in de markt. Social Return wordt sterk ingezet en meegenomen bij alle aanbestedingen van diensten, werken en leveringen boven de Europese aanbestedingsgrens van diensten. Het is één van de manieren waarop de gemeente opleidingsmogelijkheden en werk- of stageplekken kan creëren voor de doelgroep van de Wet werken naar vermogen. Het College wil het goede voorbeeld geven door de opbrengst van het instrument social return te vergroten. Hiervoor zullen specifieke doelstellingen worden opgenomen in de actualisatie van het meerjarenbeleid voor re-integratie, volwasseneneducatie en inburgering.
17
3.4
Organisatie en financiën
Bij de implementatie van de Wwnv staat de dienstverlening aan klanten en werkgevers voorop. Toch kan het College zijn ogen niet sluiten voor de impact van de Wwnv op de organisatie. De wet heeft grote financiële gevolgen voor de gemeentebegroting en grote organisatorische gevolgen voor Pantar Amsterdam.
3.4.1 Een Sociale Werkvoorziening met een toekomstbestendig infrastructuur voor Beschut werk met een sterk verbeterd bedrijfsresultaat De herstructurering van Pantar Amsterdam is gericht op realisatie van de volgende doelen: 1. Toekomstbestendige infrastructuur voor SW-Beschut Werk Hierbij is de inzet om het aantal plekken voor Beschut Werk te handhaven op het huidige niveau. 2. Voortzetten werkaanbod voor de (teruglopende) groep SW-werknemers met arbeidsmogelijkheden buiten een beschutte werkomgeving Zie paragraaf 3.2.8 3. Verbeteren van het bedrijfsresultaat van Pantar Amsterdam Begin 2011 is met het oog op verwachte rijksbezuinigingen besloten tot reorganisatie van Pantar Amsterdam. Zo werd het aantal van 43 werksoorten sterk ingekrompen en is ook gesneden in de begeleiding en personele staf van Pantar. Hiermee is een aanzienlijke verbetering van het financieel resultaat van Pantar bereikt. De rijksbijdrage blijft echter in de toekomst nog verder achter bij de SW-lonen. Het verschil tussen deze bijdrage en de loonsom – het zogenoemde subsidieresultaat SW- loopt voor Amsterdam op tot € 13,5 mln in 2015. Dit resultaat is zonder ingreep in bestaande SW-arbeidsovereenkomsten niet beïnvloedbaar. Om zicht te blijven houden op een budgettair evenwicht tussen inkomsten en uitgaven (zie paragraaf 3.4.2) zijn aanvullende maatregelen nodig om het operationeel resultaat van de SWuitvoering (de productieopbrengsten minus de kosten voor productie, begeleiding en organisatie) te verbeteren. Wat betekent dit voor de organisatie van Pantar Amsterdam? Grofweg zijn er drie hoofdmodellen voor de toekomstige SW-organisaties: #
Model
Toelichting
A
Geleidelijk
Het einddoel van dit model is de uitvoering van de resterende WSW-taak
afbouwen
(Beschut Werken). De herstructurering bestaat eruit dat de bestaande
naar kerntaak
infrastructuur wordt aangepast op de toekomstige, wettelijke SW-opdracht aan de gemeente waarvoor de doelgroep op de lange termijn met ongeveer 2/3 slinkt. In dit model blijft er een passend dienstaanbod voor mensen die al in de SW zaten. Via natuurlijk verloop krimpt deze groep naar nul. Indien nodig voor continuering van de bedrijfsvoering wordt bij uitstroom van SW-werknemers gebruik gemaakt van reguliere werknemers of uitzendkrachten.
18
#
Model
Toelichting
B
Versneld
Dit model is gelijk aan model A met het verschil dat de omvang van het
afbouwen naar kerntaak
Beschut Werken zo klein mogelijk wordt gehouden en de uitstroom van de bestaande SW-ers wordt gemaximeerd, bijvoorbeeld door tijdelijke contracten niet omzetten in vaste dienstverbanden en mensen daar waar mogelijk te ontslaan. Hierdoor wordt het einddoel (alleen nog Beschut Werken) sneller bereikt, maar komen veel mensen met oude rechten thuis te zitten
C
Aanvulling op kerntaak
Het eindbeeld in dit scenario is anders. Het SW-bedrijf voert als ‘sociale onderneming’ naast de resterende WSW-taken ook aanvullende taken uit gericht op het bieden van werk en/of re-integratieondersteuning aan werkzoekenden met een grote begeleidingsbehoefte. Bijvoorbeeld (groeps)detachering van Wwnv-ers met een lage loonwaarde in de groenvoorzieningen of de uitvoering van andere beheerstaken in de openbare ruimte. Hierbij worden delen van de huidige SW-infrastructuur ingezet
Model B valt voor het College af. In paragraaf 3.2.8 hebben we gezien dat het College Amsterdammers die al in de SW zaten aan de slag wil houden. Dit staat haaks op dit model. De modellen A en C blijven dus over. Het College vindt het te vroeg om daar al een keuze in te maken. Daarvoor zijn meer feiten nodig. Uitgangspunt is dat de verlaging van de rijksbijdrage per SW-fte (oplopend tot € 13,5 mln in 2015) wordt opgevangen binnen het toekomstige Participatiebudget. Om de kosten voor de herstructurering te verlagen heeft het College een beroep gedaan op de herstructureringsfaciliteit die het kabinet heeft gecreëerd met als doel om de transitieperiode te overbruggen. Om de juiste keuzes te kunnen maken bij de invulling van de herstructurering is het College twee onderzoeken gestart: 1. Uitvoering van een externe toets op de voorstellen van Pantar om tot een optimale exploitatie te komen. Pantar heeft de opdracht om te herstructureren. Hierbij gaat het om het verbeteren van het operationeel resultaat van de SW-uitvoering: de productie-opbrengsten minus de kosten voor productie, begeleiding en organisatie. Op de voorstellen van Pantar wordt een externe toets uitgevoerd. 3 2. Opstellen van twee business cases voor de modellen A en C Om een goede keuze te kunnen maken is een afweging nodig op basis van een inschatting van de kwantitatieve en kwalitatieve kosten en baten van de twee modellen. Hierbij zal ook nadrukkelijk aandacht zijn voor de risico’s die verbonden zijn aan de twee modellen. De bevindingen van deze twee voorbereidende onderzoeken worden zo snel mogelijk na de zomer 2012 met de Raad gedeeld. De uitkomsten worden betrokken bij de begrotingsvoorstellen voor 2013 en volgende jaren. Later dit jaar zal nog een derde onderzoek starten over de aansluiting van beschut werk en zorg. Een groot deel van de mensen die in de Wwnv de indicatie beschut werken krijgt heeft te maken met zorg en/of GGZ-problematiek. Een deel van deze mensen maakt ook gebruik van gemeentelijke of AWBZ-faciliteiten. De doelgroep van beschut werken 3
Zoals ook vermeld in de aanvraag Herstructureringsfaciliteit 19
overlapt deels met de doelgroep die nu via AWBZ wordt geïndiceerd voor dagbesteding. Een vraag die voorligt is dan ook of een gecombineerd aanbod aan beide groepen voordelen kan opleveren. Het onderzoek zal hiervoor aanbevelingen doen.
3.4.2 Toewerken naar een structureel budgettair evenwicht tussen inkomsten en uitgaven voor re-integratie Bij de Kadernota 2012 heeft het College aangegeven ondanks de rijksbezuinigingen vast te willen houden aan de koers gericht op werk. Daarbij is voor 2012 een incidentele stelpost toegekend ter aanvulling op het Participatiebudget. Dit om het jaar 2012 te overbruggen en een hervorming in gang te zetten gericht op het realiseren van een budgettair evenwicht van de inkomsten en uitgaven voor re-integratie. In de actualisatie 2012 van Werken het doel, participeren de norm, staan de meerjarige maatregelen om hiertoe te komen, zoals afbouw van het gesubsidieerd werk, versobering van reis- en trajectvergoedingen en andere financiering van dagbestedingsactiviteiten voor de OGGZdoelgroep. De verwachting is dat met deze maatregelen de extra kosten die gepaard gaan met de invoering van de Wwnv (zie paragraaf 2.2.2) vooralsnog binnen het W-deel van het Participatiebudget (inclusief het spaarsaldo) vooralsnog kunnen worden opgevangen voor de periode 2013-2016. Daarbij moet echter in het oog worden gehouden dat de jaarlijkse instroom van mensen in de Wwnv die voorheen in de Wajong of WSW zouden instromen naar verloop van tijd stijgt tot een substantieel segment van de totale doelgroep. De kosten voor deze mensen zullen relatief hoog zijn omdat zij relatief moeilijk naar werk te zijn bemiddelen en omdat zij vaak jaren lang begeleiding nodig hebben. Het gaat nadrukkelijk om een verwachting die nog met veel onzekerheden is omkleed. Veel zal afhangen van de uitkomst van de herstructurering van de SW (waar de rijksbezuinigingen het meest voelbaar zijn) en de mate van succes om Amsterdammers met een gedeeltelijke loonwaarde mate daadwerkelijk met loondispensatie aan de slag te krijgen. Het toewerken naar budgettair evenwicht tussen inkomsten en uitgaven blijft echter uitgangspunt voor het College. Het financiële kader voor de komende jaren komt terug bij de Kadernota 2013 en de begroting 2013.
20
4
Vervolgstappen
Deze notitie bevat de belangrijkste uitgangspunten die het College wil hanteren bij de invoering van de Wwnv vanaf 1-1-2013. Deze uitgangspuntennotitie zal eerst worden besproken in de Raadscommissie WPA. De uitkomsten daarvan kunnen worden meegenomen in de verdere uitwerking. Dat geldt vanzelfsprekend ook voor de uitkomst van de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel. De uitwerking zal neerslaan in een actualisatie van het meerjarenbeleid op het gebied van re-integratie (Actualisatie 2013 van Werken het doel, participeren de norm), die tegelijk met het voorstel voor de begroting 2013 zal worden aangeboden aan de Raad. In deze Actualisatie 2013 komen in elk geval de volgende zaken terug: Uitwerking van de uitgangspunten in nieuwe beleidslijnen Voorstellen voor (nieuwe) meerjarige doelstellingen met bijbehorende indicatoren en Voorstellen voor de inzet van middelen in 2013. In onderstaande tabel staat de planning voor het vervolg. 10 mei 2012 September 2012 September 2012 11 oktober 2012 8 november 2012
Bespreking van deze uitgangspuntennotitie (Raadscommissie WPA) Uitkomst onderzoek naar de voorstellen van Pantar Amsterdam om tot een optimale exploitatie te komen Uitkomst onderzoek business cases toekomstvarianten Pantar Amsterdam Bespreking Begroting 2013 in combinatie met de Actualisatie 2013 van Werken het doel, participeren de norm (Raadscommissie WPA) Vaststellen Begroting 2013 en de Actualisatie 2013 van Werken het doel, participeren de norm (Raad)
21