Varianten uitvoering Wet Werken Naar Vermogen Commissie Participatie naar Vermogen
Inhoudsopgave
1
Inleiding
2
2
Strategische ontwikkelingen
6
3
Probleemschets, afbouwvariant en doorontwikkelvariant
11
4
Huidige doelgroep ten opzichte van toekomstige doelgroep Boxtel
15
5
Begroting Analyse Social Firm Boxtel
22
6
Ketenintegratie
24
7
Extrapolatie naar 11 gemeenten
29
8
Twee scenario‘s van de doorontwikkelvariant
32
9
Conclusies en aanbevelingen
39
Bijlagen Opsplitsing budgettair tekort per deelnemende gemeente
Auteurs: Jeroen Schiedon Anton Revenboer Jaco van Velden
2
1
Inleiding
1.1
Aanleiding
Het kabinet heeft aangekondigd dat het de regelingen voor de onderkant van de arbeidsmarkt aan gaat passen. Er komt één regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt; de Wet Werken Naar Vermogen (WWNV). Binnen deze regeling worden de WWB, (een deel van de) Wajong en WSW samengevoegd, inclusief de budgetten. Daarbinnen wordt de WSW gereduceerd tot een regeling Beschut werken. De uitvoering van deze regeling komt bij de gemeente te liggen en treedt naar verwachting op 1 januari 2013 in werking. Doel van de WWNV is dat zoveel mogelijk personen met (een beperkte) arbeidscapaciteit, die onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten vallen, naar vermogen participeren. Als belangrijk nieuw instrument wordt loondispensatie mogelijk gemaakt voor deze nieuwe doelgroep. Loondispensatie maakt het werkgevers mogelijk om de mensen uit de doelgroep WWNV die op basis van de toegangstoets tot de doelgroep loondispensatie behoren, minder loon te betalen dan het wettelijk minimum loon. De Raad van State heeft inmiddels (positief) geadviseerd over het wetsvoorstel en het wetsvoorstel is op 1 februari 2012 ter behandeling aan de Tweede Kamer aangeboden. De samenvoeging van de budgetten van de WWB, Wajong (gedeeltelijk) en WSW gaat gepaard met een forse bezuiniging op het totale budget. Gemeenten zien hun re-integratiebudgetten met maar liefst 80% teruggebracht worden ten opzichte van 2009. Dat betekent dus een forse bezuiniging die de sociale dienst zal moeten doorvertalen. Gelet op de omvang van deze bedragen, zullen er ook beleidskeuzes gemaakt moeten worden. Daarnaast worden gemeenten ook getroffen door de bezuinigingen op de WSW. De bijdrage per geïndiceerde (op SE basis) zal afnemen van € 27.000 in 2010 tot € 22.050 in 2015 en verder. Dit betekent voor SW-bedrijven (en daarmee voor gemeenten) een forse daling va het budget. Bovendien wordt de doelgroep van de WSW (op termijn) terug gebracht tot ca 1/3 van de huidige omvang. Ondertussen bezuinigen veel gemeenten (landelijk bekeken) al op diensten waar SW bedrijven veel van hun omzet vandaan halen, zoals onderhoud van de openbare ruimte. Tot slot wordt het aantal werkpleinen terug gebracht tot dertig1. Duidelijk is dat er veel zal gaan veranderen. Voor gemeenten en ook voor SWbedrijven.
1.2
Regionale uitvoering WSW
De gemeenten Best, Boxtel, Haaren, Nuenen, Oirschot, Oisterwijk, Schijndel, St. Michielsgestel, St. Oedenrode, Son en Breugel en Vught hebben de uitvoering van de Wet Sociale Werkvoorziening en de uitvoering van (een deel van) de trajecten en dienstverbanden in het kader van de WWB belegd bij de gemeenschappelijke regeling (GR) WSD. De GR heeft ongeveer 2.000 doelgroepmedewerkers (exclusief 200 ambtelijke medewerkers) in dienst. Deze zijn werkzaam in de volgende werksoorten: —
Individuele detachering en Begeleid werken bij reguliere werkgevers
—
Groepsdetachering bij reguliere werkgevers
—
Groenonderhoud
—
Schoonmaakdiensten en Thuishulp
—
Beheer en exploitatie sporthallen, gemeenschapshuizen etc.
—
Industrieel in- en ompakwerk
Door de gemeenten in de regio wordt de invulling die de GR WSD geeft aan haar kerntaak (― het naar zo regulier mogelijk werk ontwikkelen van mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt‖) als positief beoordeeld .
1
In de brief ‗Invulling hoofdlijnen taakstelling SZW-domein 2012-2015‘ van 14 maart geeft de minister van SZW richting de Tweede Kamer aan hoe hij de bezuinigingen wil doorvoeren.
3
Figuur: werkgebied WSD In de WSD regio heeft men nu te maken met 5 werkpleinen: Den Bosch, Eindhoven, Tilburg, Bladel en Veghel. Na de reorganisatie van het UWV zullen naar verwachting de werkpleinen in Den Bosch, Eindhoven en Tilburg over blijven. Op dit moment lopen er verschillende onderzoeken om samenwerking binnen en buiten de GR WSD te verkennen (Meierij gemeenten, Kempen gemeenten, Eindhoven e/o, Tilburg e/o).
Bestuurlijke keuze De keuze ligt voor op welke wijze de regionale samenwerking in de toekomst zal worden vormgegeven. Continuering van de samenwerking binnen de GR is mogelijk, maar ook andere samenwerkingsverbanden, waarbij gemeenten binnen en buiten de GR betrokken zijn, zijn voorstelbaar. Op verschillende plekken in de regio lopen onderzoeken naar samenwerking. In ieder geval zal welke keuze dan ook van grote invloed zijn op de gemeenten en de GR én op de mate waarin de in deze rapportage voorgestelde oplossingsrichting realiseerbaar is.
4
1.3
De onderzoeksopdracht
Ter voorbereiding op de invoering van de WWNV heeft het Algemeen Bestuur van WSD een bestuurscommissie ingesteld, de Commissie Participatie naar Vermogen. Dit in het perspectief van de genoemde massieve bezuinigingen die op het bord van gemeenten terecht komen. Doel van de commissie Participatie naar Vermogen is om voor de deelnemende gemeenten een aanpak te ontwerpen, sociaal, politiek acceptabel en financieel levensvatbaar, om zodoende alle doelgroepen aan de onderkant van de arbeidsmarkt in en naar werk of passende dagactiviteiten te begeleiden. In haar vergadering van 20 juni 2011 heeft de commissie Participatie naar Vermogen het besluit genomen tot het uitwerken van een tweetal scenario‘s: a. specialisatie b. integratie Deze twee scenario‘s zijn te zien als scenario‘s van de doorontwikkelvariant. In aanvulling op deze doorontwikkelvariant is in januari 2012 een extra variant uitgewerkt: de afbouwvariant. In deze variant voert WSD alleen de WSW uit. Doordat het budget van de WSW daalt van 27.000 euro in 2010 naar 22.000 euro in 2015 én de omvang van de SW-groep op termijn naar één derde daalt, heeft dit een effect op het bedrijfsresultaat van WSD. Feitelijk hebben we dan de volgende structuur: 1) Afbouwvariant 2) Doorontwikkelvariant a. Specialisatie scenario b. Integratie scenario Doel is om in beeld te brengen welke mogelijkheden er zijn en welke onzekerheden er bestaan. De scenario‘s dienen als input voor een gestructureerde discussie over de wijze waarop de nieuwe regeling voor de onderkant arbeidsmarkt voor de gemeenten van de GR ingevuld kan gaan worden en hoe het bieden van een werkomgeving aan mensen met weinig verdiencapaciteit en re-integratie in de toekomst georganiseerd kan worden.
1.4
Vraagstelling en aanpak
De Commissie Participatie naar Vermogen heeft Ernst & Young gevraagd een beschrijving te geven van de afbouwvariant en de doorontwikkelvariant. Binnen de doorontwikkelvariant zijn twee scenario‘s (specialisatie en integratie) geselecteerd met een inschatting van de bijbehorende uitvoeringskosten en opbrengsten (exploitatie), afgezet tegen de bezuinigingsopgaven. De scenario‘s worden hierbij afgezet tegen de huidige situatie. Social Firm Belangrijk onderdeel in beide scenario‘s van de doorontwikkelvariant is de opbouw van een ―Social Firm‖. Onder een ‗Social Firm‘ wordt, in de context van dit onderzoek, verstaan het geheel van werk in het publieke domein dat direct of indirect (via inkoop- of subsidierelaties) door gemeenten voorbehouden kan worden aan met name de doelgroep WWNV en beschut werk. De benaming Social Firm suggereert dat er sprake is van een op zich zelf staande organisatie. Dit is niet zo. Het gaat om het geheel van passende werkplekken gelieerd aan het gemeentelijke domein. De organisatievorm kan variëren (bij gemeenten zelf, bij WSD, bij private partijen of in allerlei mengvormen). In de twee scenario‘s zal aandacht worden besteed aan de wijze waarop de Social Firm zal zijn ingeregeld. De reden hiervoor is dat voor de doelgroep 30-80% de werkplekken bij reguliere werkgevers met een meer of minder beschermd karakter (werken op locatie, groepsdetacheringen en individuele detacheringen) van groot belang én eerste prioriteit zullen blijven. De ervaring én verwachting is dat een groot deel van deze groep niet bij reguliere werkgevers geplaatst kan worden en dus aangewezen zal zijn op de Social Firm. Ketenbenadering Een tweede belangrijk onderdeel van beide scenario‘s van de doorontwikkelvariant is de ketenbenadering. Ernst & Young is gevraagd een analyse te maken van de huidige situatie en mogelijke dubbelingen in de uitvoering van taken en activiteiten in de keten bij de gemeente Boxtel en WSD ten aanzien van werk (groen en werkgeversbenadering) en mensontwikkeling (w.o. cliëntbenadering). Er is hierbij gekozen voor de
5
specifieke ketenbenadering voor deze onderwerpen aangezien de verwachting leeft dat in de uitvoering een belangrijke besparing is te vinden in een geïntegreerde en gezamenlijke aanpak. Scope van de opdracht Er is besloten in deze uitwerking de gemeente Boxtel als uitgangspunt te nemen voor de uitwerking van de scenario‘s en doorrekening daarvan en de inventarisatie van de vervolgstappen die kunnen worden gezet. In deze notitie wordt de doorontwikkelvariant geschetst voor een mogelijke nieuwe eindsituatie in de samenwerking tussen gemeenten en Uitvoeringsorganisaties (w.o. WSD) in 2018. Dit is een te overziene termijn en valt bovendien samen met de looptijd van het herstructureringsfonds dat in 2018 afloopt. Vanuit een breder perspectief wordt in de afbouwvariant en doorontwikkelvariant gekeken welke doelgroepen in de toekomst onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten vallen en op welke wijze de activering, participatie en re-integratie van hen wordt ingevuld. Daarvoor is een kwantitatieve analyse gemaakt op doelgroepen. Ook is een analyse gemaakt van de begroting van de gemeente Boxtel in relatie tot mogelijke activiteiten welke verricht kunnen worden door de brede doelgroep Werken Naar Vermogen en Beschut werken (Social Firm). Tenslotte is gekeken naar de effecten van ketenintegratie (te realiseren besparingen in de keten-processen van groenonderhoud, cliëntbenadering en werkgeversbenadering). Van daaruit zijn deze gegevens geëxtrapoleerd voor alle 11 aan de GR deelnemende gemeenten. Zie hiervoor specifiek de beschrijving in hoofdstuk 7. Op de cijfers die in deze rapportage zijn opgenomen heeft geen accountantscontrole plaats gevonden door Ernst & Young. De cijfers zijn – zoals in de opdracht is opgenomen – aangeleverd door de deelnemende gemeenten en WSD en door Ernst & Young op plausibiliteit getoetst.
De volgende vragen worden in deze notitie beantwoord: —
Welke doelgroepen vallen onder de verantwoordelijkheid van gemeenten, zowel in aantallen als v.w.b. de mate van verdiencapaciteit.
—
Welke activiteiten kunnen door de toekomstige doelgroep van de Wet Werken Naar Vermogen worden verricht binnen de Social Firm?
—
Welke potentiële omzet wordt geïdentificeerd, afgezet in aantal personen welke deze werkzaamheden kunnen verrichten?
—
Welke dubbelingen in activiteiten zijn aanwezig binnen de werkprocessen; cliënt- en werkgeversbenadering en het groen?
—
Welke mogelijke kostenbesparing wordt voorzien wanneer taken worden samengebracht?
Binnen deze opdracht is niet specifiek een analyse verricht ten aanzien van de ontwikkelingen binnen de WMO / Jeugdzorg. Waar wij dit relevant achten zullen wij deze onderwerpen wel benoemen.
1.5
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 worden enkele relevante strategische ontwikkelingen behandeld, waaronder de nieuwe regeling voor de onderkant arbeidsmarkt, de Wet Werken Naar Vermogen. Hoofdstuk 3 beschrijft de probleemschets, de afbouwvariant en de doorontwikkelvariant, waarbij hoofdstuk 4 ingaat op de omvang van de doelgroep afgezet tegen de verwachte toekomstige situatie. Hoofdstuk 5 beschrijft het potentieel aan werkzaamheden binnen de Social Firm op basis van de begrotinganalyse van de gemeente Boxtel. Hoofdstuk 6 beschrijft de analyses van de ketens cliënt, werkgeversbenadering en groen en in hoofdstuk 7 worden de uitkomsten geëxtrapoleerd voor de 11 deelnemende gemeenten. Het hoofdstuk 8 beschrijft de scenario‘s specialisatie en integratie waarbij ingegaan wordt op de voor- en nadelen. Ter afsluiting zullen wij in hoofdstuk 9 de conclusies, aanbevelingen en bestuurlijke keuzes opsommen.
6
2
Strategische ontwikkelingen
2.1
Eén regeling onderkant arbeidsmarkt: Werken naar vermogen
Hieronder wordt een integraal beeld geschetst van de veranderingen voor de huidige regelingen voor de onderkant van de arbeidsmarkt. Hierbij maken wij het voorbehoud een opsomming te hebben gemaakt van de informatie die op het moment van schrijven bekend is. De ontwikkelingen volgen zich in razendsnel tempo op waarbij wijzigingen zich kunnen voordoen. WWB De WWB wordt ondergebracht in de Wet Werken Naar Vermogen. Er wordt fors bezuinigd op het participatiebudget. Deze bezuinigingen zijn reeds vanaf 2010 voelbaar. Voor de GR gemeenten gaat het om een teruggang van het W-deel van ca. € 6.5 mln. in 2010 naar ca. € 1.6 mln. in 2015 e.v. Uiteindelijk zal voor veel gemeenten gelden dat zij bijna 80% van hun participatiebudget kwijt zullen raken. Ook zijn er oplopende en forse tekorten op het inkomensdeel (I-deel). Er zullen dus afwegingen gemaakt moeten worden hoe de resterende budgetten worden besteed. Ernst & Young constateert dat gemeenten meer investeren in groepen met een relatief korte afstand tot de arbeidsmarkt. Hierdoor wordt de schadelast van de bijstandsuitkering op korte termijn verkleind. Het gevolg van deze trend is dat er steeds minder gedaan wordt voor de reintegratie van de groep WWB‘ers met een grote afstand tot de arbeidsmarkt (deze schadelastbeperking heeft meer een lange termijn karakter). Veranderingen in de WWB: vervallen WIJ, verplichte tegenprestatie en invoering huishoudtoets Met ingang van 2012 wordt de WWB aangescherpt. De Wet Investeren in Jongeren (WIJ) vervalt: jongeren vallen dan weer onder de WWB. Voor jongeren komt er vier weken zoektijd, voordat zij een inkomensvoorziening kunnen aanvragen. In die vier weken moeten zij zich actief inspannen om een baan te vinden, een leerbaan of opleiding. Mensen met een uitkering moeten zoveel mogelijk een tegenprestatie leveren. Er komt een huishoudtoets, dat wil zeggen dat het inkomen van alle gezinsleden tezamen bepalend is voor het recht op uitkering. Handhaving wordt strikter: bij herhaalde schending van de inlichtingenplicht kan een maatregel worden opgelegd van 100% korting op de uitkering gedurende drie maanden. Deze aanscherping staat in feite los van de invoering van de WWNV, maar loopt daar wel op vooruit en heeft ook invloed op de polisvoorwaarden van de uiteindelijke WWNV. WSW In de toekomst richt de WSW zich alleen nog maar op de groep met een indicatie voor beschut werken. Deze groep zal een totale landelijke omvang hebben van ongeveer 30.000 arbeidsplaatsen, ofwel zo‘n 1/3 van de huidige groep. Globaal is dit een groep die naar verwachting een verdiencapaciteit heeft van tussen de 0% en 30%. Van de groep die in de toekomst niet meer tot de WSW doelgroep behoort wordt verwacht dat zij met de inzet van loondispensatie en begeleiding aan het werk gaan bij reguliere werkgevers in de private of publieke sector. Wanneer zij niet aan het werk komen, vallen zij uiteindelijk terug in een uitkering op basis van de WWNV (in de oude situatie WWB). Op macro niveau doen zich bovengenoemde ontwikkelingen voor. Vanuit het Rijk wordt aangegeven dat de gehele groep die op dit moment werkzaam is in de WSW zijn WSW-plek (en bijbehorende CAO rechten) behoudt. Dit betekent dat de WSW-populatie langzaam af zal nemen (voornamelijk door pensionering). Deze afname neemt ca. 30 jaar in beslag. In de hoofdlijnennotitie die het Kabinet aan de Tweede Kamer heeft gestuurd wordt aangegeven dat voor elke drie (huidige) WSW-ers die uitstromen er één plek beschut werken wordt aangeboden voor de nieuwe doelgroep van de WSW (tot dat een omvang van ca. 30.000 arbeidsplaatsen is bereikt). De discussie wordt momenteel nog gevoerd hoe dit zal uitpakken op gemeentelijk niveau.
7
De verwachte afbouw van de WSW populatie binnen de 11 GR gemeenten wordt schematisch als volgt weergegeven;
Figuur: langzame afbouw WSW –tot 2055 Zoals gezegd, de huidige opdracht betrof het schetsen van scenario‘s voor de eindsituatie in 2018. Het is echter van belang het bovenstaande in het achterhoofd te houden bij het beoordelen van de scenario‘s. De GR gemeenten zullen gedurende deze lange overgangssituatie –van circa 30 jaar- voor de zittende doelgroep rekening moeten houden met een extra last van €5.000 per jaar per WSW-er (€ 27.000 subsidie in 2010 naar € 22.050 subsidie in 2015 en verder). In de periode 20152020 betekent dit op WSW-werknemers bestand van ongeveer 1.750 SE een extra last van ruim € 8 miljoen per jaar. Voor de nieuwe instroom kunnen wellicht nieuwe (CAO) afspraken gemaakt worden (op het niveau van wettelijk minimumloon) die meer aansluiten bij het nieuwe niveau van de rijksbijdrage. De laatste berichten zijn dat dit ernstig bemoeilijkt wordt omdat er geen nieuwe wet ―beschut nieuw‖ lijkt te komen maar slechts een aanpassing van de indicatiestelling in de oude WSW. De opbouw van de doelgroep is dusdanig dat geen grote pieken in de uitstroom (bv door pensionering) door de jaren heen wordt voorzien. De Rijksbijdrage Wsw wordt vanaf 1 januari 2013 onderdeel van het ongedeelde participatiebudget van de WWNV. Een tekort op de Wsw verkleint dus de mogelijkheden om re-integratieactiviteiten uit te voeren voor andere doelgroepen, wanneer deze gelden in zijn totaliteit worden beschouwd. Dit geldt temeer voor gemeenten met relatief veel SW-medewerkers t.o.v. WWB-cliënten (dit geldt voor alle GR gemeenten in meer of mindere mate). Vanzelfsprekend kunnen gemeenten beide geldstromen afzonderlijk van elkaar presenteren en daarmee het inzicht in de financiering van dienstverlening aan de respectievelijke doelgroepen (WWWWNV en WSW) vergroten. Wajong Vanaf 1 januari 2012 zal de hele Wajong-populatie van 200.000 mensen worden herkeurd (Regeerakkoord). Alleen volledig en duurzaam arbeidsongeschikten blijven in de Wajong opgenomen. De verwachting is dat deze groep een derde tot de helft van de huidige populatie bedraagt. Van het overige deel van de populatie wordt aangenomen dat zij beschikken over arbeidsvermogen. Zij moeten een beroep doen op de bijstand of (per 1/1/2013) de WWNV. De verwachting is dat deze groep van tussen de 65.000 en 100.000 personen in cohorten naar de gemeenten komen. Vooralsnog gaat het vanaf 2012 concreet om de nieuwe Wajongers met arbeidsvermogen. De nieuwe netto instroom Wajongers bedraagt 12.000 netto per jaar, waarvan (naar inschatting van het ministerie) 6.000 met arbeidsvermogen.
8
Binnen de Wajong zijn vier groepen te onderscheiden: 1 De groep die voor 2011 in de Wajong terecht is gekomen. Deze groep zal voor 1 januari 2014 worden herbeoordeeld. De personen die binnen deze herbeoordeling worden aangemerkt als volledig en duurzaam arbeidsongeschikt, behouden na 1 januari 2014 een recht op uitkering ter hoogte van 75% van het Wettelijk minimumloon (WML), de anderen vallen per die datum terug naar 70% van het WML. Deze gehele groep blijft bij het UWV en gaat niet over naar de gemeente. 2 Personen die in 2012 instromen in de Wajong gaan, wanneer zij niet volledig arbeidsongeschikt zijn, per 1 januari 2014 over naar de Wet Werken Naar Vermogen. Hun uitkeringsrecht wordt geschoeid op de bijstandsystematiek, waardoor hun recht op uitkering afhankelijk wordt van een inkomens- en vermogenstoets, en waarbij ook het inkomen en vermogen van de partner (of ook het gezin) worden betrokken. Deze groep komt onder verantwoordelijkheid van de gemeente. De groep die wel volledig arbeidsongeschikt is blijft ook na 1-1-2014 vallen onder de verantwoordelijkheid van UWV. 3 Personen die vanaf 1 januari 2013 een Wajong uitkering aanvragen en niet volledig arbeidsongeschikt zijn vallen direct onder WWNV en dus onder de verantwoordelijkheid van de gemeente. Wajongers met arbeidsvermogen worden vanaf 1 januari 2013 door de gemeente afgehandeld. Blijkt de betrokkene op een bepaald moment volledig en duurzaam arbeidsongeschikt, dan komt hij alsnog in de Wajong terecht en daarmee onder verantwoordelijkheid van het UWV. De reintegratiegelden voor Wajongers (€ 156 miljoen) worden naar het Participatiebudget doorgeschoven. De gemeente ontvangt daarbij ook een deel van het aan het UWV ter beschikking staande budget voor uitvoeringskosten. Dagbesteding uit de AWBZ De AWBZ-functie Begeleiding Individueel en Begeleiding Groep (dagbesteding) wordt in de toekomst een gemeentelijke taak binnen de WMO. Dit betreft momenteel (landelijk) ongeveer 170.000 personen en circa een bedrag tussen de € 2 en 3 miljard (VNG persbericht d.d. 16 september 2011) aan AWBZ-middelen. Het gaat om diverse doelgroepen die dagbesteding krijgen of die begeleid worden bij bijvoorbeeld wonen of onderwijs. Gemeenten hebben op grond van de WMO de taak om deze burgers met beperkingen te compenseren (de zgn. compensatieplicht) voor beperkingen op het terrein van zelfredzaamheid en participatie. 2013 wordt een overgangsjaar, de invoering is in 2014. Daarbij wordt een bezuiniging ingeboekt van 140 miljoen euro (circa 5 procent). Voor Boxtel zal het gaan om circa 250 mensen. Jeugdzorg De decentralisatie van de jeugdzorg en de Wet Werken Naar Vermogen worden gelijk met de decentralisatie van de begeleiding in de AWBZ uitgevoerd. Met andere woorden zullen de taken ten aanzien van de begeleiding onderdeel worden van het takenpakket van de gemeente. Daarmee bestaat overlap in de 3 verschillende deelgebieden (Wajong, WWB en WSW). Dit vraagt om aanvullende expertise van de gemeenten en vooral om afstemming tussen de verschillende beleidsvelden. Daarnaast is regionale afstemming tussen de verschillende decentralisaties opdracht van het kabinet en dus van belang. Planning in de tijd Samenvattend is het volgende overzicht te maken van de planning van de beoogde veranderingen: —
Bezuiniging op het participatiebudget: m.i.v. 2010
—
Beperking Wajong: m.i.v. 2012
—
Geleidelijke daling Rijkssubsidie WSW per SE: m.i.v. 2010 t/m 2015
—
Uitfasering oude doelgroep WSW: 2013 t/m 2040
—
Beperking nieuwe instroom in de WSW: m.i.v. 2013
—
Invoering Wet Werken Naar Vermogen: 1-1-2013
—
Dagbesteding AWBZ naar de WMO: 2013 (nieuwe instroom) en 2014 (bestaande doelgroep)
—
Decentralisatie Jeugdzorg: per januari 2014
Herstructureringsfaciliteit De WWNV doet een beroep op de veranderkracht en het innovatief vermogen van gemeenten en hun SW-bedrijven. Het Rijk wil gemeenten en hun bestuurders ondersteunen bij het herontwerpen van de sociale werkvoorziening. Om de transitieperiode te overbruggen zal een herstructureringsfaciliteit Sw-sector worden gecreëerd. De verwachte omvang van deze herstructureringfaciliteit bedraagt 400 miljoen voor de periode 2012 – 2018 en is alleen bestemd voor de met de transitie verbonden kosten. Dit betreffen kosten niet ter dekking van het
9
exploitatietekort of salariskosten maar bijvoorbeeld kosten ten aanzien van het sociaal plan of versnelde afschrijving van panden. Om in aanmerking te komen voor budget uit deze faciliteit zullen –naar alle waarschijnlijkheid- businessplannen moeten worden ingediend in het 1e kwartaal 2012.
2.2
Uitvoering uitkeringen naar Rijk?
In de brief van minister Kamp van SZW van 14 maart 2011 is aangegeven dat de minister met de VNG gaat kijken of het mogelijk en/of wenselijk is dat het UWV bepaalde BackOffice activiteiten over gaat nemen van gemeenten. Ook wordt in opdracht van de overheid een verkenning uitgevoerd om te kijken of het mogelijk is om de uitvoering van inkomensoverdrachten te vereenvoudigen en te harmoniseren. Dit kan betekenen dat delen van de Belastingdienst, UWV, SVB en DUO worden samengevoegd vanuit het principe van de ‗Compacte Rijksdienst‘. Dit zou op termijn kunnen betekenen dat de uitkeringsverstrekking van de Wet Werken Naar Vermogen bij de Rijksoverheid komt te liggen.
2.3
Naar 30 Werkpleinen; regionaal en bovenlokaal: wat is de optimale schaal ?
Naast de plannen voor de Wet Werken Naar Vermogen staan er ook bij het UVW belangrijke veranderingen op stapel. Zo wordt er bij UWV Werkbedrijf fors gekort op re-integratie en bemiddeling. In dat kader vindt ook een herinrichting van het UWV Werkbedrijf plaats. Deze herinrichting heeft de volgende gevolgen: —
Het aantal Werkpleinen waar UWV in deelneemt zal afnemen van 100 naar 30. Het aantal van 30 is overeenkomstig het aantal arbeidsmarktregio‘s die zijn benoemd door het ministerie van SZW. Er zal nog nadere invulling worden gegeven over welke Werkpleinen deze 30 zullen zijn. Zeer waarschijnlijk zal dit samenhangen met de door SZW onderkende arbeidsmarktregio‘s waarlangs ook de mobiliteitscentra en regionale aanpak jeugdwerkloosheid plaats vindt. Een aantal gemeenten geeft ondertussen aan dat daar waar het UWV zich terugtrekt uit die 70 vestigingen zij in het belang van de dienstverlening aan de burger en om de werkgeverscontacten lokaal goed te onderhouden in het kader van matching, het lokale werkplein, bijvoorbeeld als satellietvestiging, open willen houden.
—
De dienstverlening aan de klant gaat voor het belangrijkste deel bestaan uit het toegankelijk maken van elektronische dienstverlening, waar nodig aangevuld met e-coaching en voor een beperkt deel van de werkzoekenden nog face-to-face contact en speed-dates.
—
Inrichten van een werkgeversservicepunt en samen met gemeenten op de 30 Werkpleinen.
Er wordt verondersteld dat de intake (via internet) van de klant en door een van de 30 werkpleinen plaats zal vinden. Afhankelijk van deze intake zal bepaald worden of de klant zelfstandig een baan gaat zoeken of dat hij hierbij ondersteund zal worden door middel van flankerende zorg of een re-integratie traject. Als er flankerende zorg of een re-integratie traject nodig is zal er een verlengde intake plaats vinden. Daarin vindt tevens de afweging plaats of de klant mogelijk is aangewezen op een Beschutte Werkplek of op de WWNV. Na het doorlopen van dit proces wordt besloten welke ondersteuning de klant gaat krijgen. Voor een klant die aanspraak denkt te kunnen maken op ondersteuning vanuit de Wajong vindt een apart indicatietraject plaats. Afhankelijk van de arbeidsmogelijkheden wordt de jongere mogelijk doorverwezen naar de gemeente van inwoning voor de WWNV.
2.4
Stroomschema
Schematisch geven we het verloop van de regelingen, met het onderscheid tussen het UWV en de gemeenten als volgt weer:
10
11
3
Probleemschets, afbouwvariant en doorontwikkelvariant
In het vorige hoofdstuk is een korte weergave gegeven van de landelijke ontwikkelingen die worden verwacht aan de onderkant van de arbeidsmarkt. De gemeenten kijken vanuit een brede doelgroep (WWB, WSW en Wajong) naar de afstand tot de arbeidsmarkt, arbeidshandicap en verdiencapaciteit.
3.1
Participatiebudget
Naast de bezuinigingen op de WSW wordt ook het participatiebudget met circa 80% gekort. De bezuinigingen op het participatiebudget zijn op basis van de gegevens van de gemeente Boxtel en informatie volgens het gemeenteloket als volgt: Bezuiniging Participatiebudget (gemeente Boxtel2) 2010
2011
2012
2013
2014
2015
€ 285.207 € 271.821
€ 272.145 € 208.151
€ 96.443 € 197.563
€ 46.000 € 144.000
€0 € 109.000
€0 € 76.000
€ 1.228.182 € 1.785.210
€ 973.474 € 1.453.770
€ 553.827 € 847.833
€ 459.000 € 649.000
€ 335.000 € 444.000
€ 282.000 € 358.000
Gebundelde uitkering Participatiebudget 2010*
2011*
2012
2013
2014
2015
€ 1.374.846 € 284.088
€ 1.665.432 € 273.430
€ 971.273 € 159.463
€ 743.491 € 122.066
€ 508.644 € 83.509
€ 410.123 € 67.334
Nuenen Oirschot
€ 912.153 € 443.047
€ 815.305 € 406.980
€ 475.483 € 237.349
€ 363.973 € 181.686
€ 249.005 € 124.297
€ 200.774 € 100.221
Oisterwijk Schijndel
€ 958.337 € 791.119
€ 725.715 € 689.547
€ 423.234 € 402.141
€ 323.978 € 307.831
€ 221.643 € 210.597
€ 178.712 € 169.805
St. Michielsgestel St. Oedenrode
€ 841.963 € 470.314
€ 700.524 € 454.073
€ 408.543 € 264.813
€ 312.732 € 202.710
€ 213.949 € 138.680
€ 172.508 € 111.818
Son en Breugel Vught
€ 573.817 € 959.770
€ 546.847 € 941.183
€ 318.919 € 548.894
€ 244.126 € 420.168
€ 167.014 € 287.449
€ 134.664 € 231.772
Totaal 11 € 9.394.663 gemeenten * (bron: gemeenteloket SZW)
€ 8.672.806
€ 5.057.947
€ 3.871.762
€ 2.648.786
€ 2.135.733
Wet Inburgering WEB Re-integratie Totaal
Best Haaren
Conclusie De impact van de aankomende bezuinigingen op het Participatiebudget en het WSW-budget is voor de 11 gemeenten majeur. Dit geldt ook voor de gevolgen die dit met zich meebrengt voor de tekorten op de gemeentelijke begrotingen en de mogelijke keuzes die gemaakt moeten worden om dit voorkomen.
Bestuurlijke keuze Het is van belang dat gemeenten een proces in gang zetten om dit op de gemeentelijke agenda te krijgen.
2 Bron gemeente Boxtel
12
3.2
Probleemschets 11 deelnemende gemeenten
De reductie in arbeidsplaatsen WSW met 6% per jaar vanaf 2013 heeft ook consequenties voor de GR gemeenten. Wanneer rekening wordt gehouden met een jaarlijkse instroom van 1/3 van de uitstroom zal het totaal aantal arbeidsplaatsen afnemen van 1.750 in 2012 naar 1.400 in 2018. Dit is een afname met ca. 20%. Uiteindelijk zal de SW populatie in het jaar 2040 eindigen op de eindstand van ca. 575 arbeidsplaatsen, ongeveer een derde van de stand in 2012. Naast de reductie in arbeidsplaatsen vindt er ook een bezuiniging plaats op de vergoeding per arbeidsplaats. In 2010 bedroeg deze nog € 27.000 per plaats, voor 2011 en 2012 is deze verlaagd naar € 25.760. Voor de 11 gemeenten samen een totale bezuiniging van ruim € 2,3 mln. per jaar. Het bestuur heeft in 2010 besloten tot vergaande maatregelen om de eerste bezuinigingen op te vangen. Er is een ombuigingsprogramma vastgesteld van € 3 mln. op een totaal uitvoeringsbudget van WSD van ca. € 19 miljoen. Het gaat om een beperking van de ambtelijke bezetting met 30 fte op een bezetting van 200 fte en een kostenreductie van € 1,0 mln. structureel. Daarnaast wordt ingezet op een omzetstijging ad € 1,0 mln. (ondermeer) in samenwerking met de gemeenten. Eind 2012 wordt het ombuigingsplan afgerond. Naar verwachting heeft WSD dan de eerste bezuinigingsronde kunnen opvangen. Het exploitatieresultaat zal dan ongeveer nihil zijn. Daarmee is de rek er bij WSD volledig uit. Verdere afbouw van de begeleidingsorganisatie bij gelijke omvang van de doelgroep en van de activiteiten is niet verantwoord. Na 2012 wordt de rijksbijdrage per arbeidsplaats verder verlaagd tot € 22.050 per arbeidsplaats in 2015 en volgende jaren. De vraag waar de GR gemeenten de komende jaren voor staan is hoe deze tweede bezuinigingsronde op te vangen. Effect tweede WSW bezuinigingsronde op de WSD gemeenten: 2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
SW oud (SE) SW nieuw (SE)
1.750 -
1.700 20
1.595 50
1.500 80
1.410 105
1.325 130
1.245 155
Totale bezetting (SE) Budgettair tekort (* 1,0 mln.)
1.750
1.720
1.645
1.580
1.515
1.455
1.400
€0
€ 1,7
€ 4,2
€ 5,8
€ 5,5
€ 5,2
€ 5,0
De conclusie is dat het budgettaire tekort de komende jaren zal oplopen tot een maximum van € 5,8 mln. in 2015. In dat jaar is de bezuiniging per arbeidsplaats maximaal en is het bestand oude populatie nog omvangrijk. In de jaren daarna neemt het tekort geleidelijk af tot € 5,0 mln. in 2018. Dit betreft slechts het tekort dat ontstaat op de WSW-doelgroep. Bij de berekening hiervan is rekening gehouden met uitstroom van 6% per jaar voor de oude SW populatie met ingang van 2013 en instroom van de nieuwe SW-beschut ter grootte van 1/3 van de uitstroom. Van belang is dat naar verwachting de vergoeding per arbeidsplaats voor de nieuwe instroom in de WSW ook niet voldoende zal zijn. Zover op dit moment bekend blijft de nieuwe instroom vallen onder de huidige CAO WSW, dus inclusief functieloon, eindejaarsuitkering en pensioenopbouw. De kosten per voltijds arbeidsplaats zullen daarmee naar verwachting oplopen tot ca. € 24.500. De vergoeding bedraagt € 22.050, zodat er een tekort is van € 2.450 per arbeidsplaats. Belangrijk aandachtspunt bij Divosa en VNG is op dit moment nog of de eventuele pensioenopbouw zal zijn inbegrepen. Tenslotte is van belang te vermelden dat wij hier uitgaan van handhaving van de verdeelsystematiek voor de doelgroep ―WSW-oud‖ op basis van SE‘s, met andere woorden rekening houdend met de differentiatie in de handicapcategorieën matig en ernstig. Het vervallen van deze grondslag zou voor de GR gemeenten een extra bezuiniging van ca. € 3 mln. betekenen.
13
3.3
Afbouwvariant: het effect van bezuinigingen op de exploitatie van WSD bij focus op SW
In geval van ongewijzigd beleid kent WSD de komende jaren een tekort dat oploopt € 8,2 mln. in het jaar 2018 en verder (inclusief negatief subsidieresultaat). In deze prognose is al rekening gehouden met het effect van de ombuiging van € 3 mln. 2012 Budgettair tekort SW (* 1,0 mln.) Bedrijfsresultaat bij ongewijzigd beleid Totaal
2013
€0
2014
€ 1,7
2015
€ 4,2
2016
€ 5,8
2017
€ 5,5
2018
€ 5,2
€ 5,0
€0
-
€ 0,3
-
€ 0,9
-
€ 1,5
-
€ 2,1
-
€ 2,7
-
€ 3,2
€0
-
€ 2,0
-
€ 6,1
-
€ 7,3
-
€ 7,6
-
€ 7,9
-
€ 8,2
Om de tekorten op te vangen kunnen twee maatregelen worden getroffen in de bedrijfsvoering / exploitatie van WSD. 1. Van binnen naar buiten. Een deel van de populatie stroomt door naar functies die meer opleveren (van Industrie naar groen, schoonmaak of groepsdetachering). Het effect van deze maatregel wordt berekend in hoofdstuk 4 en is onderdeel van de scenario‘s Specialisatie en Integratie. 2. Lineaire afbouw van de ambtelijke begeleidingsorganisatie en infrastructuur, gelijk aan de krimp van het aantal arbeidsplaatsen SW. Hierbij wordt er van uitgegaan dat het tempo waarin dat kan een jaar later ligt dan de krimp. Afbouw van begeleiding kan eerst plaatsvinden als de doelgroepmedewerkers daadwerkelijk uitgestroomd zijn en de resterende doelgroepmedewerkers andere begeleiders hebben gekregen. Ook de huisvesting en infrastructuur kan pas verkocht worden als deze niet langer gebruikt wordt. Het effect van beide maatregelen op het exploitatieresultaat van WSD is hieronder verkort weergegeven. 2012 Budgettair tekort SW (* 1,0 mln.) Bedrijfsresultaat bij ongewijzigd beleid Totaal Exploitatietekort na beleidsmaatregelen en herstructurering
2013
€0
2014
€ 1,7
2015
€ 4,2
2016
€ 5,8
2017
€ 5,5
2018
€ 5,2
€ 5,0
€0
-
€ 0,3
-
€ 0,9
-
€ 1,5
-
€ 2,1
-
€ 2,7
-
€ 3,2
€0
-
€ 2,0
-
€ 5,1
-
€ 7,3
-
€ 7,6
-
€ 7,9
-
€ 8,2
€0
-
€ 1,1
-
€ 3,1
-
€ 3,8
-
€ 3,6
-
€ 3,3
-
€ 3,2
Met deze beleidsmaatregelen kan een fors deel van het tekort worden terug gedrongen. De verwachting is dat het exploitatietekort van WSD oploopt naar ca. € 3,8 mln. in 2015 en daarna nog slechts licht daalt (als gevolg van het dalende volume). Het gevolg van deze afbouw is dat de bij WSD opgebouwde expertise en specifiek op de doelgroep ontworpen infrastructuur zal verdwijnen. Ontwikkelde methodieken, zoals de werkgeversbenadering Matchmaker, de mensontwikkeling SiM en WSD Academie gaan hiermee verloren.
14
3.4
Doorontwikkelvariant: inzet WWNV
De toekomstige WWNV doelgroep kan globaal worden ingedeeld naar loonwaarde. Loonwaarde is het percentage van het WML dat een persoon in het reguliere werkveld kan realiseren. Grofweg is daarbij de volgende indeling te maken in verdiencapaciteit van 0-30%, 31-80% en 81-100%.
Werkgelegenheid
Regulier Ontwikkeling loonwaarde Regulier met loondispensatie
Social firm
Beschut werk
0-30%
31-80%
81-100%
> 100% Loonwaarde (Keten cliënt)
Figuur: Model WSD Bovenstaand schema toont ondermeer dat de organisatie erop is gericht om de medewerker te laten ontwikkelen in loonwaarde. Uitgangspunt hierbij is hoe meer regulier de medewerker aan het werk is des te rendabeler zijn inzet is. Anders geformuleerd hoe hoger de netto verdiencapaciteit (hieronder wordt verstaan het verschil tussen kosten en opbrengsten per medewerker). De bijkomende kosten aan uitvoeringen begeleiding zijn verhoudingsgewijs lager en/of de opbrengsten nemen toe als stijging wordt doorgemaakt. Per saldo is daarbij het uitgangspunt dat wanneer de loonwaarde stijgt de begeleiding- en uitvoeringskosten lager zijn waardoor de netto verdiencapaciteit hoger wordt. De bandbreedte in netto verdiencapaciteit (afgekort NVC) varieert van negatief € 4.880 tot € 10.400 positief per persoon.
Anders inzetten re-integratiebudgetten: schadelastbeperking centraal Door de geplande massieve bezuinigingen op de doelgroep van de WWB, WSW en de Wajong zullen de gemeenten de komende jaren afwegingen moeten maken bij het inzetten van hun re-integratiemiddelen. Hierbij geldt in zijn algemeenheid dat de inzet van reintegratiemiddelen zinnig is (lees: economisch verantwoord) als er 1) sprake is van een gemeentelijke uitkering en 2) het (extra) inverdienvermogen groter is dan de (extra) uitvoeringskosten/begeleidingskosten. Dan is er sprake van schadelastbeperking voor gemeenten. Hierbij dient aangetekend te worden dat dit een financieel perspectief is. Vanuit een politiek/maatschappelijk perspectief kunnen en zullen mogelijk andere afwegingen worden gemaakt. Hoe bijvoorbeeld niet-uitkeringsgerechtigden te ondersteunen of de groep met een negatieve netto verdiencapaciteit. Uit ervaring en onderzoek blijkt bovendien dat mensen die stappen maken op de participatieladder in de regel meer tevreden en zelfredzaam zijn. Hierdoor wordt er ook minder beroep gedaan op collectieve voorzieningen als schuldhulpverlening, medische zorg, verslavingszorg, maatschappelijk werk, etc. etc.
15
4 Huidige doelgroep ten opzichte van toekomstige doelgroep Boxtel
Om een juiste analyse te maken, is het van belang om een inschatting te maken van de huidige doelgroep en de verwachte omvang van de toekomstige doelgroep. Het gaat in dit hoofdstuk om de doelgroep binnen de gemeente Boxtel. In Hoofdstuk 7 zal een doorkijk worden gemaakt naar de 11 deelnemende gemeenten in de regio. Dit hoofdstuk geeft een opsomming deze huidige en toekomstige aantallen t.a.v. de doelgroep - met een afstand tot de arbeidsmarkt - inclusief een inschatting van de financiële resultaten in 2018.
4.1
Huidige omvang doelgroep
4.1.1
Aantal WSW‘ers
In de huidige situatie is het aantal personen met een WSW indicatie binnen de gemeente Boxtel als volgt ingedeeld naar de werkladder: Trede 1
Naam Geïsoleerd
WSW 0
Wachtlijst 0
Totaal 0
2 3
Sociale contacten Deelname georganiseerde activ.
1 0
28 4
29 4
4 5
Onbetaald werk Betaald werk met ondersteuning
1
4
5
5.1 5.2
Test & training Beschut binnen
4 139
1 3
5 142
5.3 5.4
Werken op locatie Groepsdetachering
155 15
1 0
156 15
5.5 5.6
Individuele detachering Begeleid werken
100 24
4 0
104 24
6
Regulier werk Totaal
0 439
1 46
1 485
Tabel; Cijfers WSD stand 1 oktober 2011
16
4.1.2
Aantal WWB
De WWB doelgroep voor de gemeente Boxtel is als volgt opgebouwd volgens de participatieladder. Trede 1 2 3 4 5 6 Totaal
Naam Geïsoleerd Sociale contacten buitenshuis Deelname georganiseerde activ. Onbetaald werk Betaald werk met ondersteuning Betaald werk
Totaal 42 162 70 18 38 4 334
Tabel; Cijfers Boxtel stand 1 oktober 2011 4.1.3
Aantal Wajong
Op dit moment zijn binnen de WSD circa 96 personen uit Boxtel met een Wajong achtergrond werkzaam. De totale Wajong populatie binnen de gemeente Boxtel bedraagt circa 350 personen. Deze doelgroep blijft in de toekomst onder de verantwoordelijkheid van het UWV vallen. Alle nieuwe instroom met arbeidsvermogen valt vanaf 1 januari 2012 onder de verantwoordelijkheid van de gemeente. 4.1.4
Totale doelgroep Boxtel
De totale doelgroep van de gemeente Boxtel is vervolgens op te delen naar de indeling qua verdiencapaciteit. Hierbij is ten aanzien van de WWB uitgegaan van een doelgroep welke op dit moment een uitkering ontvangen en hiervoor geen –of slechts beperkt- werkzaamheden verrichten. De verdiencapaciteit van deze doelgroep is vooralsnog volledig ingeschat in de groep van 0-30%. De indeling van de totale huidige doelgroep binnen de gemeente Boxtel –globaal- ingedeeld naar de verdiencapaciteit als volgt weergegeven:
Aantal WWB Aantal WSW Wachtlijst WSW Aantal Wajong Totaal
Totaaltelling huidige doelgroep 2011
0-30% 274 145 46 0 465
31-80% 56 294 0 0 350
81-100% 4 0 0 0 4
Totaal 334 439 46 0 819
17
4.2
Toekomstige omvang doelgroep 2018
Zoals reeds in hoofdstuk 3 beschreven zal de algehele doelgroep te maken krijgen met ingrijpende veranderingen. Zo zal de WWB opgaan in de Wet Werken Naar Vermogen en zal een deel van de huidige WSW worden afgebouwd en opgaan in de Wet Werken Naar vermogen.
De volgende verwachtingen en ambities zijn gemaakt per doelgroep voor het jaar 2018. Voormalige WSW-doelgroep: Van de huidige doelgroep is de verwachting en ambitie dat 50% in de huidige situatie beschut binnen (zie trede 5.1 en 5.2) zich zal kunnen ontwikkelingen naar minimaal een trede hoger op de lader ‗werken op locatie‘ in 2018. Structureel betekent dit dat in 2018, 73 personen actief zullen deelnemen vanaf trede 5.3 en hoger. Ten aanzien van de personen op de wachtlijst (op dit moment 46) met nog geen enkele verdiencapaciteit wordt in de toekomstige situatie aangenomen van deze doelgroep 5 personen werkzaamheden zullen verrichten in het kader van beschut binnen en 20 personen minimaal werkzaamheden bij de Social Firm of in groepsdetachering bij reguliere werkgevers. De resterende 16 betreft een dubbeltelling waarbij met de telling van de WWB reeds rekening is gehouden. Voormalige WWB- doelgroep: Van de voormalige WWB doelgroep met geen enkele verdiencapaciteit is de verwachting uitgesproken dat 123 personen in de toekomst werkzaamheden zullen verrichten. De verwachting is hierbij dat 99 personen activiteiten zullen verrichten met een verdiencapaciteit van 31-80% en 24 personen ontwikkeld kunnen worden tot het verrichten van betaald werk (80-100%) in 2018. Van bovenstaande personen benutten 60 personen reeds hun verdiencapaciteit. De toename van het aantal personen in de groep met een verdiencapaciteit van 31-80% bedraagt hiermee 43 personen en in de groep 80-100% 20 personen. Wajong De Wajong doelgroep zal landelijk circa met 12.000 personen toenemen. Van deze doelgroep heeft ongeveer 50% verdiencapaciteit, waarbij dit voor de regio Boxtel neerkomt op circa 5 personen per jaar. In 2018 zullen structureel 35 personen tot de doelgroep van de Wet Weken naar vermogen worden gerekend en werkzaamheden verrichten binnen de Social Firm of in groepsdetacheringen.
18
4.3
Concluderend
Ten aanzien van de huidige doelgroep en verwachte doelgroep in 2018 doen zich verschillende mutaties voor welke wij als volgt beknopt weergegeven: Huidige situatie Aantal WWB Aantal WSW Wachtlijst WSW Aantal Wajong Totaal
0-30% 274 145 46 0 465
31-80% 56 294 0 0 350
81-100% 4 0 0 0 4
Totaal 334 439 46 0 819
0-30% 211 72 5 0 288
31-80% 99 367 41 35 542
81-100% 24 0 0 0 24
Totaal 334 439 46 35 854
Verwachte situatie 2018 Voormalige WWB Voormalige WSW Wachtlijst WSW Aantal Wajong Totaal Mutaties per verdiencapaciteit De mutaties welke plaatsvinden vanuit de huidige situatie naar de toekomstige situatie in 2018 sommen zijn als volgt: Verschil Ist- Situatie met toekomstige situatie 2018 Voormalige WWB Voormalige WSW Wachtlijst WSW Aantal Wajong Totaal
0-30% -63 -73 -41 0 -177
31-80% 43 73 41 35 192
81-100% 20 0 0 0 20
Totaal 0 0 0 35 35
Uit deze figuur is te concluderen dat 177 personen -met geen of beperkte verdiencapaciteit- zich zullen ontwikkelen naar de doelgroep met een hogere verdiencapaciteit minimaal 30%, werken op locatie. Hierbij zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd; —
Slechts op basis van de uitgangspunten van de Social Firm kunnen bovenstaande aannames worden gerealiseerd.
—
Aannames zijn gemaakt op basis van de ons bekende informatie (van WSD en gemeente) ten tijde van het schrijven van dit document.
—
De doelgroep blijft in omvang in het jaar 2018 gelijk ten opzichte van de huidige omvang, m.u.v. groei in de doelgroep Wajong met 35 personen.
—
Er wordt uitgegaan van een beperkte stijging op de trede naar de groep 31-80%. Hierbij bestaat de reële mogelijkheid dat personen zich verder ontwikkelen tot de doelgroep 81-100%.
19
4.4
Financiële resultaten
De hiervoor beschreven mutaties van de doelgroep in relatie met de netto verdiencapaciteit leiden tot een positief financieel effect. Onder netto verdiencapaciteit wordt hierbij verstaan het verschil aan kosten en opbrengsten (oftewel bedrijfsresultaat) wat realiseerbaar is. De opsplitsing van de netto verdiencapaciteit per trede op de re-integratieladder (informatie over 2008) is als volgt (zie par. 4.1.1.): a Opbrengst per fte € 8.100
b Kosten per fte** € 14.200
=a-b NVC per fte (-/-) € 6.100
= (a – b) x 0,8 NVC per persoon (-/-) € 4.880
5.2 5.3
€ 8.100 € 16.800
€ 14.200 € 13.900
(-/-) € 6.100 € 2.900
(-/-) € 4.880 € 2.320
5.4 5.5
€ 10.500 € 9.800
€ 7.300 € 6.100
€ 3.200 € 3.700
€ 2.560 € 2.960
5.6
€ 22.000
€ 9.000
€ 13.000
€ 10.400
Treden re-integratieladder 5.1
** betreft de kosten aan uitvoering en begeleiding In deze paragraaf zullen we de hiervoor beschreven mutaties nader kwantificeren in euro‘s op basis van de berekende netto verdiencapaciteit (realisatie binnen WSD). Hierbij wordt de kanttekening gemaakt dat onderstaande berekeningen richtbedragen zijn welke worden gebruikt om enige notie te krijgen van de toekomstige situatie. Businesscases zullen in detail nog beter inzicht geven in de toekomstige baten en lasten. Mutatie (voormalige) WWB doelgroep In de huidige situatie maakt de WWB doelgroep haar mogelijke verdiencapaciteit ten dele te gelde. Naar de toekomst toe is de verwachting en ambitie uitgesproken dat van de totale populatie (334) 43 personen extra uit de groep 30-80% werkzaamheden zullen gaan verrichten. Deze groep medewerkers zal een resultaat genereren op hun verrichte werkzaamheden ad € 2.320. Daarnaast zullen 20 mensen met loondispensatie extra bij een reguliere werkgever aan de slag gaan met een verdiencapaciteit van 80 tot 100%. De verwachte besparing op de uitkering en kosten aan coaching en eventuele werkplekaanpassing worden gesaldeerd op een netto verdiencapaciteit van circa € 10.400. Omschrijving (31%-80%)
In aantal 43
Netto Verdiencapaciteit € 2.320
Totaal € 99.760
(80%-100%) Totaal
20 63
€ 10.400
€ 208.000 € 307.760
Mutatie voormalige WSW doelgroep Ten aanzien van de WSW doelgroep is de verwachting en ambitie uitgesproken dat in 2018 de groei van binnen naar buiten nog verder is vormgegeven. Hierbij zal een groep van 73 personen worden ontwikkeld van beschut werken (binnen) naar een positie ―werken op locatie‖. De netto verdiencapaciteit verschuift hiermee van negatief € 4.880 naar positief € 2.320. (dit resulteert in een gesaldeerd bedrag per persoon ad € 7.200). Omschrijving (0-30%)
In aantal 73
Totaal
*gesaldeerd bedrag € 7.200 (negatief ad € 4.880 omgebogen naar positief € 2.320)
Netto Verdiencapaciteit * € 7.200
Totaal € 525.600 € 525.600
20
Van de personen op de wachtlijst (op dit moment 46) wordt nog geen verdiencapaciteit benut. Van deze groep wordt in de toekomstige situatie aangenomen dat 5 personen werkzaamheden zullen verrichten in het kader van beschut binnen en 20 personen minimaal werkzaamheden in het kader van de Social Firm. De resterende 16 betreft een dubbeltelling waarbij met de telling van de WWB reeds rekening is gehouden. De netto verdiencapaciteit van de personen op de wachtlijst is als volgt te schatten. Omschrijving (0-30%)
In aantal 5
Netto Verdiencapaciteit * -€ 4.880
Totaal € 24.400
(30-80%) correctie
25 16
€ 2.320 n.v.t.
€ 58.000 n.v.t.
Totaal
46
€ 33.600
Mutatie Wajong doelgroep De Wajong doelgroep zal de komende jaren groeien. Binnen deze groei is de verwachting dat 35 personen in 2018 arbeid zullen verrichten met enige verdiencapaciteit. Deze netto verdiencapaciteit is als volgt in te schatten. Omschrijving (0-30%) Totaal
In aantal
Netto Verdiencapaciteit *
totaal
35 35
€ 2.320
€ 81.200 € 81.200
Getotaliseerd geven de verschillende berekeningen het volgende beeld: Omschrijving Mutatie voormalige WWB doelgroep
Totaal € 307.760
Mutatie WSW doelgroep Mutatie wachtlijsten WSW
€ 525.600 € 33.600
Mutatie Wajong Doelgroep Totaal (mutatie per jaar vanaf 2018)
€ 81.200 € 948.160
4.4.1
Probleemschets gemeente Boxtel
De schets van de financiële problematiek als gevolg van de SW- bezuinigingen die in paragraaf 3.1 voor alle 11 gemeenten is opgesteld, kan ook gemaakt worden specifiek voor de gemeente Boxtel. Dat leidt tot onderstaand beeld:
SW oud (SE) SW nieuw (SE Totale bezetting (SE) Budgettair tekort (* 1,0 mln.)
2012 378 378
2013 367 4 371
2014 345 11 356
2015 324 17 341
2016 305 23 328
2017 286 28 315
2018 269 33 302
€0
€ 0,36
€ 0,90
€ 1,24
€ 1,19
€ 1,13
€ 1,08
Effect tweede WSW bezuinigingsronde op de gemeente Boxtel: Op basis van bovengenoemde raming zal het tekort voor de gemeente Boxtel op de WSW exploitatie in 2015 oplopen tot € 1,24 miljoen in 2015. In de jaren daarna loopt het tekort geleidelijk terug tot € 1,08 mln. in 2018. In de jaren erna zal het tekort verder geleidelijk afnemen tot in 2040 de eindsituatie is bereikt. Cumulatief gaat het hier over een tekort van € 5.9 mln. In bovenstaand schema is rekening gehouden met de dekking van de 1e bezuinigingsronde door WSD zelf. Geconcludeerd kan worden dat de komende jaren verschillende mutaties zullen plaatsvinden in de doelgroepen met een afstand tot de arbeidsmarkt binnen de gemeente Boxtel. Deze mutaties zijn gericht op de ontwikkeling in loonwaarde van de verschillende personen. Door een stijging in loonwaarde stijgt eveneens de netto verdiencapaciteit welke op basis van verschillende uitgangspunten wordt geraamd op ruim € 900.000 per jaar vanaf 2018. De te verwachten verliezen in de gemeente Boxtel door een teruglopende vergoeding per SE Sw lopen snel op. Vanaf 2013 zijn deze reeds merkbaar en zullen vanaf 2018 slechts kunnen worden afgedekt door de meerwaarde die ontstaat in de toename van de netto verdiencapaciteit.
21
Aanvullend op het voorgaande is er sprake van een teruglopend participatiebudget (Wet Inburgering, WEB en WWB-werkdeel) van € 1.9 mln in 2009 tot € 0.35 mln in 2015. Achtereenvolgens zijn deze bezuinigingen voor de gemeente Boxtel per regeling als volgt: 2010 € 285.207
2011 € 272.145
2012 € 96.443
2013 € 46.000
2014 €0
2015 €0
WEB Re-integratie
€ 271.821 € 1.228.182
€ 208.151 € 973.474
€ 197.563 € 553.827
€ 144.000 € 459.000
€ 109.000 € 335.000
€ 76.000 € 282.000
Totaal
€ 1.785.210
€ 1.453.770
€ 847.833
€ 649.000
€ 444.000
€ 358.000
Wet Inburgering
De (huidige) bestedingen van dit re-integratiebudget concentreren zich met name op de WWB op trede 3 en 4 circa 22% en trede 5 en 6 circa 78%. Wij concluderen op basis van bovengenoemde bezuinigingen dat de middelen voor de gemeente tot inburgering en re-integratie zeer materieel worden beperkt. Het re-integreren van WWB- cliënten blijft een aandachtspunt zeker ook wanneer we uitgaan van het principe dat hoe meer regulier de cliënt aan het werk is des te rendabeler dit is. De bovengenoemde berekeningen zijn gemaakt op basis van een aantal uitgangspunten: —
De Social Firm effectief zal worden vormgegeven waarbij werkzaamheden door de doelgroep worden verricht.
—
Alle belanghebbenden zich maximaal inspannen om het werk zodanig te organiseren dat deze door doelgroepmedewerkers kunnen worden verricht.
—
Er geen wijzigingen in de samenstelling van de doelgroep plaatsvindt, waarbij de totale doelgroep in omvang gelijk blijft en slechts aangevuld met de groei in aantal Wajongers.
—
De netto verdiencapaciteit (gebaseerd op de cijfers van 2008) de komende jaren een vergelijkbare weergave zal laten zien.
—
De WWB medewerkers en WSW medewerkers op de wachtlijst in de huidige situatie wel verdiencapaciteit hebben. In onze berekening is rekening gehouden met de mutatie van de WWB doelgroep op de trede 4, 5 en 6.
—
Er geen rekening wordt gehouden met eventuele aanvullingen op de uitkeringen van de WWNV‘ers.
—
Eventuele effecten van de huishoudtoets zijn niet verwerkt in bovengenoemde berekeningen.
—
Aangezien WSD ervaring heeft met de Wajong doelgroep is gerekend met een gemiddelde netto verdiencapaciteit overeenkomst de huidige WSW.
4.5
Beleidskeuzes rondom doelgroepen
De doelgroep met een hogere verdiencapaciteit (80%-100%) wordt geacht om middels beperkte ondersteuning en een beperkte inzet van het participatiebudget een baan te vinden bij een reguliere werkgever. Het gaat hier overigens slechts om een beperkt deel, ca. 5%, van de totale doelgroep (WSW oud, WSW nieuw en WWNV). Het ontwikkelen en benutten van de het arbeidsvermogen van de groep tussen 30-80% biedt het meeste perspectief. Deze groep heeft grotendeels een positieve netto verdiencapaciteit. Deze groep kan toenemen van ca. 40% in de huidige situatie naar ca. 60% in 2018. Dit vergt overigens wel maximale inzet van het (resterende) participatiebudget. De doelgroep 0-30% neemt af van 55% in de huidige situatie naar ca. 35% in 2018. Voor de resterende doelgroep van 0-30% WWNV geldt dat er sprake is van een structurele negatieve verdiencapaciteit. Deze groep is naast de budgetten WSW oud en nieuw op collectieve voorzieningen vanuit de WMO en AWBZ.
Bestuurlijke keuze Gemeenten zullen een keuze moeten maken over de inzet van de resterende middelen ten behoeve van de verschillende doelgroepen. Hier spelen naast financiële afwegingen ook politiek maatschappelijke afwegingen een rol.
22
5
Begroting Analyse Social Firm Boxtel
In dit hoofdstuk wordt een analyse gemaakt van de begroting van de gemeente Boxtel. Het doel van deze analyse is na te gaan wat binnen de huidige begroting mogelijkerwijs besteed kan worden aan werkzaamheden voor de Social Firm. Deze analyse is gestoeld op de aanname dat - gesteund door de gemeente - er binnen de huidige gemeente begroting nog mogelijkheden zijn om werkzaamheden te laten verrichten door de toekomstige WWNV doelgroep. In deze begroting wordt onder andere uitgaven gedaan voor ingehuurde arbeid, onderhoudswerkzaamheden, incidentele arbeid en subsidies verstrekt aan derden.
5.1
Aanpak
Voor de analyse is in samenwerking met de gemeente Boxtel de begroting voor het jaar 2011 minutieus geanalyseerd. Op programmaniveau en per subprogramma is nagegaan welke activiteiten voor de doelgroep in aanmerking zouden kunnen komen. Hierbij is geredeneerd vanuit werkzaamheden die reeds verricht worden en / of middels organisatorische aanpassingen verricht zouden kunnen worden door de doelgroep. Vervolgens is nagegaan welke omzet door WSD inmiddels wordt gerealiseerd binnen deze programma‘s.
5.2
Uitkomsten analyse
De algehele begroting van de gemeente Boxtel is circa € 81 miljoen. Uit de begrotingsanalyse (gemeente Boxtel) blijkt dat de activiteiten t.a.v. de Social Firm zich primair richten op de volgende gemeentelijke programma's; Algemeen bestuur en communicatie, Economische zaken en Toerisme, Milieu en duurzaamheid, Onderwijs, Openbare orde en veiligheid, Openbare ruimte en wijkbeheer, Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid, Sport, Welzijn. Het totaal begrote bedrag van deze programma‘s bedraagt voor het jaar 2011 € 24,2 miljoen. Na analyse van deze begrotingsposten is een potentieel aan werkzaamheden voor de doelgroep geïdentificeerd met een waarde van € 2,4 mln. Dit bedrag bestaat uit de volgende activiteiten en binnen de verschillende programma‘s: —
Onderhoudskosten bv herstel en reparatie
—
Arbeidskosten voor plaatsen van straatnamen
—
Onderhoud kunstwerken
—
Uitbesteding parkeerbeheer
—
Diverse groenonderhoud
—
Onderhoud beplanting en openbare werken
—
Opruimen rotzooi in de wijk
—
Inhuur brede school
—
Diverse personele inhuur extern, bv inzameling afval, maaien en beplanting
Naast het potentieel aan werkzaamheden dat is onderzocht is nagegaan wat WSD op dit moment aan daadwerkelijke werkzaamheden direct verricht binnen deze programma‘s. De gerealiseerde omzet voor het jaar 2010 bedraagt € 594.000. Dit betekent dat van het geïdentificeerde potentieel aan omzet binnen de gemeente Boxtel, daadwerkelijk 24% is gerealiseerd door WSD. Dit impliceert dan ook een nog niet benut deel van 76% (ad € 1.88 mln.) wat neerkomt op een omvang van aanvullende werkzaamheden voor een doelgroep van maximaal 134 personen oftewel 107 fte‘s. De bovengenoemde bedragen worden in de volgende tabel weergegeven:
23
Voorzichtigheidshalve houden wij ten aanzien van bovengenoemde ramingen een correctie van 20% tot 30% aan waarbij wij rekening houden met eventuele aanloopproblemen, het niet direct kunnen stopzetten van lopende contracten en haalbaarheidsvraagstukken. Na correctie resteert alsnog een aanzienlijk potentieel aan werkzaamheden in de orde van grootte € 1.4 mln wat neerkomt op werk voor ca. 100 personen. Naast deze directe omzet wordt er door WSD bij gesubsidieerde instellingen of semi publieke instellingen een omzet gerealiseerd (ad € 927.000). Het gaat hier om organisaties die in meer of mindere mate door de gemeente gesubsidieerd worden. Uit de analyse blijkt tevens dat er bij deze organisaties nog een belangrijk potentieel ligt voor de doelgroep met een afstand tot de reguliere arbeidsmarkt. Ten aanzien van de subsidieverstrekking vanuit de gemeenten kunnen bijvoorbeeld social return afspraken worden vereist. Wij adviseren dit potentieel aan aanvullende omzet en de wijze waarop dit kan worden ingeregeld nader te onderzoeken. Net als bij de verstrekking van subsidies kunnen gemeenten eisen stellen bij het aanbesteden van diensten in de vorm van een sociale paragraaf. In het huidige inkoopbeleid is de inbedding en naleving van de sociale paragrafen nog niet of beperkt geregeld. Zo is onduidelijk wie verantwoordelijk is en stuurt op de naleving van de eisen overeenkomstig de sociale paragrafen. Wij zien hierin belangrijke kansen en mogelijkheden voor de organisaties die medewerkers met een afstand tot de arbeidsmarkt willen inzetten. Idem als hiervoor adviseren wij dit potentieel aan aanvullende omzet en de wijze waarop dit kan worden ingeregeld nader te onderzoeken. Zo kan bijvoorbeeld aan de WMO verstrekking voorwaarden worden verbonden om een percentage van de omzet van deze instelling in te zetten voor de doelgroep met een afstand tot de reguliere arbeidsmarkt.
Bestuurlijke keuze Aanbevolen wordt om de Social Firm te ontwikkelen als noodzakelijke infrastructuur voor de doelgroep die geen plek vindt in het reguliere bedrijfsleven. Het gaat hier om het maximaal voorbehouden van het direct beschikbare werk maar ook om het maximaal benutten van de indirecte mogelijkheden. Dit vraagt o.a. om inbedding van social return in het inkoop- en subsidiebeleid.
5.3
Vergelijk ontwikkelvermogen doelgroep en omvang Social Firm
In hoofdstuk 4 hebben we geconcludeerd dat in de gemeente Boxtel voor 192 personen uit de doelgroep 30-80% additioneel werk noodzakelijk is. Uitgangspunt blijft uiteraard om deze doelgroep (met ondersteuning) zo regulier mogelijk te plaatsen. De Social Firm voorziet voor een deel van deze groep, ca. 100 personen, in aanvullende werkgelegenheid. Van belang is te constateren dat de omvang van de Social Firm vooralsnog gekwantificeerd is op basis van het direct bij de gemeenten beschikbare werk. Daarnaast ligt er nog een fors potentieel aan indirecte werkgelegenheid via social return inkoop en subsidierelaties.
24
6 Ketenintegratie
De bezuinigingen in relatie met de komst van de Wet Werken Naar Vermogen maken het noodzakelijk naast eventuele potentiële opbrengsten ook de potentiële besparingsmogelijkheden in kaart te brengen. Vanuit deze optiek is –opnieuw voor de Gemeente Boxtel- geanalyseerd waar in de ketens nog verdergaande besparingen en reductie van werkzaamheden mogelijk zijn en of aanvullende werkzaamheden kunnen worden verricht door de doelgroep. Om te komen tot de uitwerking van de varianten zijn onder ander verschillende analyses verricht. Zo zijn een drietal ketens binnen de gemeente Boxtel en WSD geanalyseerd gericht op de groenvoorziening en de cliënt- en werkgeversbenadering . De bevindingen van deze werkzaamheden worden in dit hoofdstuk opgesomd.
6.1
Ketenintegratie
Startpunt ten aanzien van de ketenintegratie is dat de gemeenten in de regio de ambitie hebben (en opgelegd krijgen door het rijk) om het arbeidsmarktbeleid in de toekomst meer op een regionale schaal vorm te geven. Gemeenten zijn in de toekomst verantwoordelijk voor de brede doelgroep binnen de Wet Werken Naar Vermogen. Gelet op de diverse bezuinigingen zullen de gemeenten deze bredere doelgroep moeten bedienen met minder middelen en mogelijk met een kleinere capaciteit aan casemanagers. Het doel van de analyse ketenintegratie is om na te gaan welke activiteiten in de huidige situatie worden uitgevoerd en waarbij mogelijk dubbelingen in activiteiten tussen enerzijds de gemeente en anderzijds de WSD voorkomen. Hierbij is gekeken naar de wijze waarop de cliënten werkgeversbenadering is ingeregeld en de keten ten aanzien van het groenonderhoud.
6.2
Werkgeversbenadering
Werkgevers worden door verschillende partijen benaderd voor het in dienst nemen van personeel en ook specifiek voor de doelgroep met een afstand tot de arbeidsmarkt. Dit wordt momenteel zowel door het UWV, gemeenten, re-integratiebedrijven en leerwerkbedrijven als WSD opgepakt. In de huidige situatie worden de volgende activiteiten afzonderlijk van elkaar verricht: —
Verschillende betrokkenen welke werken met de doelgroep WWNV werken samen met het UWV op het werkplein.
—
Onderlinge samenwerking in de uitwisseling vindt in beperkte mate plaats.
—
De realiteit is dat elke organisatie op haar eigen wijze de werkgeversbenadering vorm geeft, waardoor per saldo minder werkgevers benaderd worden, minder kansen worden benut en onnodige kosten worden gemaakt.
Hierbij is de redelijke verwachting dat er overlap in activiteiten bestaat waarin kostenvoordeel valt te realiseren.
25
In de toekomstige situatie (2018) voorzien wij dat er gekozen zal worden voor één regionaal gecoördineerde werkgeversbenadering van de deelnemende gemeenten samen. Dat kan regionaal zijn vanuit Den Bosch –omdat daar het UWV op het Werkplein zit- maar waarschijnlijker is dat op bovenlokale schaal bijvoorbeeld de Meierij of binnen het GR-gebied. De gemeenschappelijke werkgeversbenadering kan hierbij bijdragen aan een betere match tussen vraag en aanbod. Hierbij zal aansluiting worden gevonden bij de bovenlokale werkgeversbenadering.
Bestuurlijke keuze De werkgeversbenadering als één geïntegreerd proces vorm te geven. De wijze waarop de werkgeversbenadering gemeentebreed op dit moment wordt vormgegeven en hoe wij dit adviseren in de toekomst te doen beschrijven wij als volgt; Huidige situatie Geen onderlinge samenwerking
Toekomstige situatie 1 centraal gecoördineerde wg benadering
Eigen (gemeentelijke) wg benadering Samenwerken met het UWV
Gezamenlijk loket Gecentraliseerde regiefunctie
Het is van belang te onderkennen dat de aard van de werkgeversbenadering verschilt per doelgroep. Voor de doelgroep 0-30% zal de werkgeversbenadering het karakter hebben van het verwerven van orders; voor de doelgroep 30-80% gaat het met name om het vormgeven van duurzame partnerships met (publieke en private) werkgevers terwijl het zwaartepunt voor de doelgroep van 80-100% ligt op het invullen van concrete vacatures. Daarbij zal bezien moeten worden wat de meest effectieve uitvoering is op lokaal, boven-lokaal en regionaal niveau. In ieder geval vraagt dat om een gemeenschappelijke en cetraal gecoördineerde werkgevers benadering. Daarbij kan ‗ondernemers-onderwijs-overheid‘ bijvoorbeeld op regionale (lees ‗WERKplein Den Bosch‘) schaal en de operationele werkgeverscontacten bovenlokaal plaats vinden. In samenspraak met de gemeente Boxtel en WSD heeft Ernst & Young gekeken naar de mogelijke overlap in activiteiten ten aanzien van de werkgeversbenadering en de wijze waarop activiteiten zijn georganiseerd. Na een eerste analyse is in beeld gebracht dat zowel de gemeente Boxtel als de WSD in hun aanpak richting werkgevers veelvuldig gezamenlijk optreden. Het pilotproject ‗WerkSaam‘ is hiervan een concreet voorbeeld. Het project is een vrijwillig samenwerkingsverband tussen de gemeenten Vught, Boxtel, Haaren en WSD, UWV en Randstad. Alle partijen leveren inspanningen om werkbezoeken en klanten in te brengen. De ervaringen zijn op dit moment positief waarbij verschillende extra plaatsingen bij werkgevers zijn gerealiseerd. De activiteiten van ‗WerkSaam‘ richten zich op koude acquisitie, bedrijfsbezoeken, matching tussen vacature en personeelsbestand. De voorlopige ervaringen uit de pilot ‗WerkSaam‘ zijn dat er meer vacatures onderling worden gedeeld en dat bij de werkgevers de ervaring leeft dat zij beter worden geholpen. Door interactie tussen de verschillende partijen kan sneller en vaker invulling worden gegeven aan de plaatsing van medewerkers. In de 1e zes maanden van de pilot periode zijn 34 bedrijfsbezoeken geweest, 61 kandidaten voorgesteld en 27 vacatures daadwerkelijk ingevuld. De volgende leerpunten en kwalitatieve resultaten worden opgesomd naar aanleiding van de pilot ‗WerkSaam‘; —
De bundeling van krachten realiseert meer slagkracht naar de markt.
—
Het samenbrengen van verschillende belanghebbenden resulteert in meer interactie en daarmee uitwisseling van mogelijkheden.
—
Efficiency voordelen worden bereikt door vergelijkbare taken samen te brengen.
—
De voorzichtige resultaten tonen verbetering in het aantal daadwerkelijk ingevulde vacatures.
26
In de gemeente Boxtel is verder het Personeels- diensten Centrum (hierna PDC) ingeregeld door de lokale werkgevers en waarvan de gemeente Boxtel en WSD lid zijn. Dit dienstencentrum biedt een variëteit aan personeelsdiensten, waaronder inzet flexibel personeel, P&O ondersteuning, verzuimbegeleiding en diverse HR adviestaken. Het PDC heeft een breed netwerk met de lokale werkgevers en biedt daarbij mogelijkheden in het plaatsen van medewerkers. Belangrijke leerpunten en succesbepalende factoren van dit PDC zijn: —
Het PDC is van en spreekt de taal van de werkgevers en is op de hoogte van actuele ontwikkelingen.
—
Het PDC heeft veelvuldig contact met lokale werkgevers en wordt rechtstreeks geïnformeerd over mogelijke vacatures.
—
Het PDC levert inkoopvoordelen wat voor de leden aantrekkelijk is om zich te binden.
Uit de ervaring tot dusver blijkt dat de aanpak van het project ‗WerkSaam‘ effectief is en mogelijke overlap in activiteiten tussen enerzijds de gemeente en anderzijds het WSD beperkt. De pilot laat ook zien dat een aantal zaken nadrukkelijk verbeterd moet worden. Het behoeft hierbij aandacht om de managementinformatie dusdanig in te richten zodat tussentijdse monitoring en sturing mogelijk is. In de huidige aanpak zijn op termijn binnen het project ‗WerkSaam‘ efficiencyslagen mogelijk, echter heeft dit nog tijd nodig. Belangrijk blijft het om een verantwoordelijke en aanjager binnen het project aan te stellen. Partijen dienen betrokken te blijven en geënthousiasmeerd te worden. De inzet van een operationele manager welke oog houdt voor de doelen en doelstellingen heeft hierbij de voorkeur. Wij zien tussen het project ‗WerkSaam‘ en het PDC potentiële synergie voordelen. De aanpak WerkSaam lijkt succesvol en beschouwen wij dan ook als best practice die voor het regiogebied kan gaan gelden. Een effectieve werkgeversbenadering is immers dé succesfactor in de uitvoering van de Wet Werken Naar Vermogen gelet op het geringe re-integratiebudget en de mogelijkheid om loondispensatie breed in te zetten als instrument. Daarnaast zijn zeker efficiencyvoordelen te behalen welke op termijn kunnen worden gerealiseerd. 6.2.1
Cliëntbenadering
In de huidige werkwijze worden cliënten met een WWB- of Wajong uitkering, AWBZ of WSW door verschillende publieke instellingen bediend. Hierbij speelt dat in de keten van deze cliëntbenadering mogelijk overlap bestaat waarbij processen efficiënter kunnen worden ingeregeld. Zo kunnen cliënten meer dan één keer een intake doorlopen, terwijl één goede uitvraag voor de cliënt prettiger en voor de overdracht van informatie beter is. Ook kan in het proces zo min mogelijk overdrachtsmomenten worden opgenomen, waardoor het risico op verlies van informatie wordt verminderd. Daardoor krijgt de cliënt een beter (effectiever) traject dat ook eerder kan beginnen. Daarnaast dient het instrumentarium van schuldhulpverlening, taalondersteuning, psychosociale hulp ook effectief en vanuit maatwerk ten gunste van de cliënt ingezet te worden. In deze paragraaf geven wij de resultaten van een eerste globale analyse van de efficiency voordelen van het wegnemen van overlap tussen de taken van de gemeenten en WSD. Maar ook: eventuele extra efficiencyvoordelen Binnen de gemeente Boxtel zijn integrale casemanagers (5,3 FTE) werkzaam, welke per casemanager ongeveer 65 cliënten monitoren. De activiteiten van deze casemanagers bestaan uit; - het afhandelen van aanvragen, gesprekken met cliënt inclusief rapportage, fraudepreventie, registratie van cliënten, 1e verkenning, het doorvoeren van TT wijzigingen en mutaties, regisseren van de trajecten, handhaven van afspraken, preventieve schakel tussen instanties bv schuldhulpverlening. In samenspraak met de gemeente Boxtel en WSD heeft Ernst & Young gekeken naar de mogelijke overlap in activiteiten en de wijze waarop activiteiten richting de cliënten zijn georganiseerd. Zowel de gemeente Boxtel als de WSD werken met een uitgewerkt werkprogramma, waarbij onderlinge werkafspraken zijn gemaakt. Dit werkprogramma beschrijft per processtap welke activiteit door wie wordt uitgevoerd en wat de eventuele bijkomende kosten zijn en binnen welke termijn de activiteit dient te zijn afgerond. Uit de gesprekken met zowel de gemeente als de WSD blijkt dat deze werkwijze goed op elkaar aansluiten en dat daarmee mogelijke overlap tot een minimum is beperkt. Qua rolverdeling is er een duidelijk scheiding aangebracht waarbij de gemeente Boxtel zich richt op de intake en het toetsen en WSD de eventuele verlengde intake en verdere begeleiding. Ook ten aan zien van deze intake en verlengde intake is de overlap in activiteiten beperkt aangezien dossiers worden overgedragen en er een goede wederzijdse afstemming plaatsvindt. Ondanks de huidige werkafspraken en gestructureerde uitvoering middels de werkprogramma‘s binnen de gemeente Boxtel zijn wij van mening dat er doelmatigheidswinst te behalen valt doordat er, bijvoorbeeld, overdrachtsmomenten zijn en nader afstemming tussen beide partijen (noodzakelijkerwijs) plaats vindt. Hierdoor kan er ruis ontstaan als verschillende partijen de diverse werkzaamheden anders kunnen interpreteren. In de regiewerkzaamheden van de gemeente Boxtel zien wij tevens overlap in activiteiten. Zo wordt de casemanager van de
27
gemeente geïnformeerd over mogelijke mutaties in het arbeidscontract van de cliënt. Indien nodig vindt er inhoudelijke toetsing plaats bij de gemeente. Verder wordt de managementinformatie van de gemeente eveneens bij WSD geregistreerd waardoor er overlap in werkzaamheden bestaat. Wanneer wij een inschatting maken van de overlap in activiteiten zien wij een potentiële besparing in uitvoeringskosten, overhead en leiding. Het verdient hierbij de aanbeveling het proces op accenten te stroomlijnen waarbij overeenkomstig een werkprogramma wordt gewerkt en de onderlinge rollen duidelijk worden beschreven. Wij schatten op basis van ervaringen binnen andere gemeentelijke sociale diensten en SW organisaties3 in dat er een kostenbesparing van zo‘n 20% mogelijk is wanneer werkprocessen door middel van bijvoorbeeld de ‗lean six sigma methode‘ worden gestroomlijnd en als het ware ‗in elkaar worden geschoven‘ waardoor er dubbelingen uit worden gehaald (bv dubbele uitvraag van informatie bij de cliënt en dubbele regie op de cliënt in het proces). Een grove inschatting geeft aan dat 20% besparing mogelijk is op de kosten aan directe arbeid en daarbij inbegrepen een besparing op de overheadkosten, waaronder huisvesting en ondersteunende taken.Overigens hebben wij geen specifiek onderzoek gedaan in het specifieke geval van Boxtel en WSD.
Bestuurlijke keuze De cliëntketen als één geïntegreerd proces vorm te geven. 6.2.2
Groen
In de huidige werkwijze ten aanzien van het groenonderhoud worden regelmatig taken door de gemeenten uitbesteed aan de WSD. Binnen de gemeente Boxtel is de afdeling Openbare ruimte en Wijkbeheer hiërarchisch opgebouwd uit een afdeling plannen en werken, wijkonderhoud en voorzieningen en ondersteuning. De gehele afdeling bestaat circa uit 54 mensen, waarvan circa 35 mensen uitvoerend. De rol van de wijksenior is coördinerend in de wijk en de opzichter controleert de aannemers en of de overeengekomen kwaliteit wordt geleverd. Het reguliere groenonderhoud gebeurt door de WSD. Een aantal taken waaronder Maaionderhoud wordt niet uitgevoerd door WSD maar wordt gegund aan een aannemer. Idem geldt voor het maaien van bermen en het snoeien van bomen. Voor het reinigen van de kernen van de gemeente wordt ook gebruik gemaakt van de inzet van WSD. Zo leegt bijvoorbeeld het personeel van WSD de pullenbakken en maakt zij – in samenwerking met de gemeente – de markt wekelijks schoon. De bemensing van de milieustraat gebeurt door eigen mensen van de gemeente, net als de inzamelingsdienst en het bedienen van de veegmachine. Hierbij worden Poolse medewerkers ingehuurd via een uitzendorganisatie om afvalbakken in te zamelen. De gemeente Boxtel heeft te kennen gegeven dat de werkzaamheden ten aanzien van het groen goed op elkaar worden afgestemd. Met andere woorden bestaat er geen overlap in de werkzaamheden tussen WSD en de gemeente. WSD geeft als aandachtspunt -in breder perspectief- de complexiteit van de bestekken die door andere gemeenten worden uitgegeven. Deze bestekken zijn eerder geënt op het naleven van de strikte letter in het bestek dan het resultaat dat wordt beoogd. Het opstellen en de naleving van deze bestekken vergen zowel voor de gemeente als de opdrachtnemer een aanzienlijke investering, welke eenvoudiger ingeregeld kan worden door bijvoorbeeld het inregelen van het beeldbestek cq innovatief in te kopen. Hierbij dient voldaan te worden aan bepaalde outputcriteria waarbij de invulling niet specifiek in bestekken wordt omschreven. De ervaring leert dat door alles te vatten in voorschriften deze bureaucratie in de hand werken en een averechts resultaat kunnen hebben. Concreet betekent dit dat in de huidige wijze van dienstverlening: —
Er geen overlap in werkzaamheden bestaat tussen de gemeente en WSD.
—
Wel is er een uitgebreide aanbestedingsprocedure welke volgens een bestek wordt beschreven waarbij specifiek op inhoud wordt gestuurd. Dit zou kunnen worden beperkt wanneer de taken worden inbesteed bij de uitvoerende organisatie.
—
Daarnaast brengt een professionele opdrachtgevers – opdrachtnemers relatie naar verwachting kostenvoordelen met zich mee.
—
Hierbij heeft het de voorkeur af te rekenen op resultaat (beeld) in plaats van op activiteit (aantal handelingen).
3 Op basis van ervaringen bij de gemeente Den Haag, WML/Waalwijk, gemeente Arnhem, gemeente Gemert-Bakel, gemeente Westland en ervaringen met de lean-six-sigma methode bij administratief-gerichte organisaties achten wij –in het algemeen- 20% niet onrealistisch.
28
Wij voorzien efficiencyvoordelen en een belangrijke kostenvoordeel wanneer een bestek wordt opgesteld op basis de gewenste uitgangspunten in plaats van een specifieke invulling voor de te verrichten taken. Hierbij zijn de volgende baten te realiseren: —
De administratieve taken inclusief ontwikkeling van bestekken en offertes kan hierdoor worden beperkt. Dit geldt zowel enerzijds bij de gemeente in verband met het opstellen van de bestekken alswel bij WSD in het doorreken en inplannen van deze bestekken.
—
De managementoverhead kan worden gereduceerd (wegvallen van de tijd die nu wordt gebruikt voor de klantrelatie over en weer).
—
Een besparing op huisvesting- en kantoorkosten.
Bestuurlijke keuze De groenketen als één geïntegreerd proces vorm te geven.
29
7
Extrapolatie naar 11 gemeenten
In de voorgaande 2 hoofdstukken is met name stil gestaan bij de situatie binnen de gemeente Boxtel. De uitkomsten van de analyses binnen deze gemeente zullen wij in dit hoofdstuk extrapoleren naar de 11 deelnemende gemeenten.
7.1
Probleemschets deelnemende gemeenten
Zoals reeds in paragraaf 3.1 beschreven zal de komende jaren de vergoeding per arbeidsplaats verder afnemen. Was deze in 2010 nog € 27.080, in 2011 en 2012 € 25.760 en vanaf 2015 naar € 22.050. Rekening houdende met de afnemende SW doelgroep wordt daarmee het volgende budgettaire tekort voor de 11 deelnemende gemeenten meerjarig geraamd. Hierbij is inmiddels rekening gehouden met de 1e bezuinigingsronde ad € 3 miljoen door WSD zelf t/m 2012. Cumulatief t/m 2018 gaat het hier om een bedrag van € 27.4 mln. 2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
SW oud (SE) SW nieuw (SE)
1.750 -
1.700 20
1.595 50
1.500 80
1.410 105
1.325 130
1.245 155
Totale bezetting (SE) Budgettair tekort (* 1,0 mln.)
1.750
1.720
1.645
1.580
1.515
1.455
1.400
€0
€ 1,7
€ 4,2
€ 5,8
€ 5,5
€ 5,2
€ 5,0
Effect tweede WSW bezuinigingsronde op de WSD gemeenten: Voor de deelnemende gemeenten is in bijlage 1 bovengenoemd budgettair tekort uitgesplitst. In deze berekeningen is uitgegaan van de taakstelling SZW voor het jaar 2012. Daarnaast is er hierbij van uitgegaan dat de vergoeding per SE voor de categorie ―ernstig gehandicapt‖ in stand blijft. Indien ook dit budget gekort zal worden resulteert dit een extra structureel tekort van € 3miljoen per jaar.
7.2
Participatiebudget
Naast de bezuinigingen op de vergoeding per arbeidsplaats wordt het participatiebudget voor 80% gekort binnen de begrotingen van de deelnemende gemeenten. De bezuinigingen op het participatiebudget zijn op basis van de gegevens van de gemeente Boxtel en informatie volgens het gemeenteloket als volgt: Bezuiniging Participatiebudget (gemeente Boxtel4) 2010 Wet Inburgering WEB Re-integratie Totaal
4 Bron gemeente Boxtel
2011
2012
2013
2014
2015
€ 285.207 € 271.821
€ 272.145 € 208.151
€ 96.443 € 197.563
€ 46.000 € 144.000
€0 € 109.000
€0 € 76.000
€ 1.228.182 € 1.785.210
€ 973.474 € 1.453.770
€ 553.827 € 847.833
€ 459.000 € 649.000
€ 335.000 € 444.000
€ 282.000 € 358.000
30
Gebundelde uitkering Participatiebudget 2010*
2011*
2012
2013
2014
2015
€ 1.374.846 € 284.088
€ 1.665.432 € 273.430
€ 971.273 € 159.463
€ 743.491 € 122.066
€ 508.644 € 83.509
€ 410.123 € 67.334
Nuenen Oirschot
€ 912.153 € 443.047
€ 815.305 € 406.980
€ 475.483 € 237.349
€ 363.973 € 181.686
€ 249.005 € 124.297
€ 200.774 € 100.221
Oisterwijk Schijndel
€ 958.337 € 791.119
€ 725.715 € 689.547
€ 423.234 € 402.141
€ 323.978 € 307.831
€ 221.643 € 210.597
€ 178.712 € 169.805
St. Michielsgestel St. Oedenrode
€ 841.963 € 470.314
€ 700.524 € 454.073
€ 408.543 € 264.813
€ 312.732 € 202.710
€ 213.949 € 138.680
€ 172.508 € 111.818
Son en Breugel Vught
€ 573.817 € 959.770
€ 546.847 € 941.183
€ 318.919 € 548.894
€ 244.126 € 420.168
€ 167.014 € 287.449
€ 134.664 € 231.772
€ 9.394.663
€ 8.672.806
€ 5.057.947
€ 3.871.762
€ 2.648.786
€ 2.135.733
Best Haaren
Totaal 11 gemeenten * (bron: gemeenteloket SZW)
Het totale participatiebudget voor de 11 gemeenten loopt terug van € 9.4 mln. in 2010 naar € 2.1 mln. in 2015.
7.3
Opbrengsten
De extra opbrengsten welke kunnen worden gerealiseerd door de beweging van binnen naar buiten en daarmee het te gelde maken van de netto verdiencapaciteit is voor de gemeente Boxtel berekend (zie paragraaf 4.4). Omschrijving (vanaf 2018) Mutatie voormalige WWB doelgroep
Gemeente Boxtel € 307.760
Mutatie WSW doelgroep Mutatie wachtlijsten WSW
€ 525.600 € 33.600
Mutatie Wajong Doelgroep Totaal (mutatie per jaar vanaf 2018)
€ 81.200 € 948.160
Wanneer we deze opbrengsten extrapoleren naar de overige 10 gemeenten op basis van WSW- en participatiebudgetten5 is de volgende potentiële opbrengst te zien: Gemeente
Mutatie WWB
Mutatie WSW
Mutatie WSW wachtlijst
Mutatie Wajong
Totaal
Boxtel Oisterwijk
€ 307.760 € 151.381
€ 525.600 € 236.508
€ 33.600 € 15.119
€ 81.200 € 36.538
€ 948.160 € 439.546
Oirschot Best
€ 77.353 € 298.526
€ 173.652 € 170.873
€ 11.101 € 10.923
€ 26.827 € 26.398
€ 288.933 € 506.721
Son en Breugel Sint Oedenrode
€ 116.092 € 79.970
€ 61.692 € 146.988
€ 3.944 € 9.396
€ 9.531 € 22.708
€ 191.258 € 259.063
Schijndel Sint Michielsgestel
€ 126.904 € 142.263
€ 331.221 € 279.100
€ 21.174 € 17.842
€ 51.170 € 43.118
€ 530.469 € 482.323
Vught Haaren
€ 167.420 € 51.048
€ 308.093 € 125.320
€ 19.695 € 8.011
€ 47.597 € 19.361
€ 542.806 € 203.740
Nuenen, Gerwen en Nederwetten
€ 207.474
€ 84.791
€ 5.420
€ 13.099
€ 310.785
Totaal 11 gemeenten
5
Bron: gemeenteloket ministerie SZW overzicht definitieve budgetten 2011.
€ 4.703.804
31
Het ontwikkelen en benutten van de het arbeidsvermogen van de groep tussen 30-80% biedt het meeste perspectief. Deze groep heeft grotendeels een positieve netto verdiencapaciteit. Op basis van het onderzoek in Boxtel is de aanname dat deze groep kan toenemen van ca. 40% in de huidige situatie naar ca. 60% in 2018. Dit vergt overigens wel maximale inzet van het (resterende) participatiebudget. Voorts is de opbouw van de Social Firm een voorwaarde. Geconcludeerd kan worden dat door de loonwaarde ontwikkeling te organiseren voor de volledige doelgroep er een substantieel deel van de bezuinigingen kan worden opgevangen.
7.4
Ketenintegratie
Ketenintegratie biedt op regionale schaal efficiencyvoordelen. Door taken te bundelen en in de keten de overlap in activiteiten te verminderen is efficiency te realiseren en daarmee kostenvoordelen te behalen. Wij zijn van mening dat door de ketenintegratie niet alleen per gemeente maar juist intergemeentelijk aan te pakken belangrijke kostenvoordelen en synergie effecten zijn te realiseren. Deze schaalvoordelen zijn in dit onderzoek niet gekwantificeerd. Leerpunten uit de analyse van de gemeente Boxtel zijn achtereenvolgens; —
De overlap in werkzaamheden tussen de gemeente en uitvoeringsorganisatie uit zich met name in de regie werkzaamheden van de gemeente. Periodieke managementinformatie wordt opgesteld, gerapporteerd en in verschillende systemen geregistreerd.
—
Werken aan de hand van een werkprogramma waarbij taken en verantwoordelijkheden zijn afgesproken biedt een belangrijke voorwaarde om overlap in werkzaamheden te beperken.
—
Een centrale aanpak van de werkgeversbenadering creëert een belangrijke slagkracht naar de markt. Door niet gefragmenteerd maar gezamenlijk de werkgever te benaderen zijn efficiencyvoordelen te behalen. Daarbij dienen de afspraken op regionaal arbeidsmarktniveau in lijn te zijn met de bovenokale en lokale aanpak en vice versa. Dat geldt zowel ten aanzien van het beleid als de concrete uitvoering.
—
De verwachte synergievoordelen zijn groot wanneer taken geclusterd worden opgepakt en uitgevoerd.
—
Initiatieven zoals het project ‗WerkSaam‘ tonen inmiddels hun meerwaarde. Het meetbaar maken van deze resultaten is van belang en wanneer meerdere gemeenten de onderlinge samenwerking vinden ontstaat een vliegwieleffect waardoor besparingen in de lijn met elkaar kunnen worden gerealiseerd.
—
De managementoverhead kan worden gereduceerd (wegvallen van de tijd die nu wordt gebruikt voor de klantrelatie over en weer).
—
Een besparing op huisvesting- en kantoorkosten.
—
De wijze waarop de bestekken binnen het groen worden opgesteld zorgt dit in de algehele keten tot meerwerk leidt, zowel voor de gemeente als de uitvoeringsorganisatie. Er wordt voornamelijk op productie eenheden gestuurd in plaats van output prestaties. Binnen andere gemeente zien wij het concept ‗innovatief inkopen‘ geïntroduceerd worden, waarbij op basis van wensen wordt ingekocht. Hierbij wordt niet zozeer naar specifieke vereisten gekeken zoals bv afmetingen, gebruik materiaal, aantal malen dat moet worden opgeruimd maar meer naar de algehele wens waaraan dient te worden voldaan. Een dergelijk concept van innovatief inkopen en/of het opstellen van een beeldbestek levert voor zowel de gemeente als de uitvoeringsorganisatie winst op aangezien minder gebruik hoeft te worden gemaakt van; calculators, planners, wederzijdse afstemming, opstellen van bestekken, controle op naleving, boetes.
—
Een centrale intake van cliënten kan een aanzienlijke besparing in uitvoeringskosten realiseren. Een zeer globale inschatting vanuit Ernst & Young is dat 20% tot 25% van deze kosten kan worden beperkt door taken te stroomlijnen. Wanneer we uitgaan van een gemiddelde van 5 casemanagers per gemeente en 7 trajectconsulenten bij WSD (ad € 50.000) en een opslag voor overhead en indirecte kosten van 20% dan komt dit neer op een besparingspotentieel voor de 11 gemeenten incl. WSD van ca. € 750.000. Ook dit zal in lijn moeten zijn met het beleid en dienstverlening op regionaal en bovenlokaal niveau.
Bestuurlijke keuze Het verdient aanbeveling om ten aanzien van de werkgeversbenadering en cliëntbenadering mogelijke schaalvoordelen van intergemeentelijke samenwerking nader te onderzoeken. Daarbij zou ingezoomd moeten worden op zowel de beleidsmatige kant als op de dienstverlening op zowel lokaal, bovenlokaal als regionaal niveau.
32
8 Twee scenario’s van de doorontwikkelvariant
8.1
Inleiding
Waar in hoofdstuk 3 de afbouwvariant is uitgewerkt, wordt in dit hoofdstuk de doorontwikkelvariant uitgewerkt. De uitwerking vindt plaats aan de hand van twee scenario‘s:6 specialisatie en integratie. Ieder scenario geeft een eindbeeld weer in de toekomst in 2018, wanneer alle maatregelen van de Wet Werken Naar Vermogen geheel zijn geïmplementeerd. In de twee scenario‘s worden verschillende keuzes gemaakt in de organisatievorm waarin de brede werken naar vermogen doelgroep wordt bediend in de regio. Na een beknopte beschrijving volgt een vergelijking van beide scenario‘s op de volgende toetsingscriteria: 1 Toepassing van de Social Firm 2 Toepassing van de ketenintegratie op de terreinen werkgeversbenadering, cliëntbenadering en groen 3 Mogelijkheden voor doorlopende arbeidsontwikkeling 4 Ontwikkeling van de werkportfolio 5 Integrale financiële afweging 6 Governance 7 De transitieopgave In beide scenario‘s is het specialisme arbeidsvoorziening voor jonge mensen met beperkingen buiten beschouwing gelaten. In de regio wordt hier separaat op ingezet middels het programma ‗Sterk in Werk‘.
8.2
Scenario Specialisatie
In het scenario ‗Specialisatie wordt de brede WWNV-doelgroep bediend vanuit drie individuele organisaties: —
Organisatie A: Beschutte werkplaats voor de doelgroep met 0-30% verdiencapaciteit.
—
Organisatie B: Ontwikkelingsorganisatie voor de groep met 30-80% verdiencapaciteit.
—
Organisatie C: Plaatsingsorganisatie voor de groep met 80-100% verdiencapaciteit.
In de volgende figuur is het scenario Specialisatie samengevat.
6
Deze twee scenario‘s zijn gekozen door de commissie Participatie naar Vermogen in haar vergadering van 20 juni 2011.
33
Figuur: Scenario specialisatie Organisatie A: Beschutte werkplaats Deze organisatie richt zich op arbeidsgerelateerde activiteitenbegeleiding voor de doelgroep met een verdiencapaciteit van 0 tot 30%. Concreet betekent dit dat de medewerkers werkzaam zullen zijn op een afdeling met dagbestedingactiviteiten en productie afdelingen. Het gaat daarbij vooral om eenvoudige en kapitaal extensieve werkzaamheden. Binnen de beschutte werkplaats zijn de WSW- geïndiceerde werkzaam met een indicatie ‗Beschut Werken‘. De cliëntgroepen naar extramurale zorgomvang binnen de AWBZ is een doelgroep welke qua activiteiten past binnen de bovengenoemde activiteiten. De beschutte werkplaats kan voor deze groep worden ingezet als dagbestedingactiviteit. Activiteiten —
Arbeidsgerelateerde activiteitenbegeleiding voor de groep met een verdiencapaciteit van 0-30 procent.
—
Activiteiten gericht op de arbeidsontwikkeling van de medewerker waaronder opstellen en monitoren van de ontwikkelplannen.
—
Eenvoudige in- om- en verpakwerkzaamheden.
—
Dagopvangactiviteiten.
Deze doelgroep zal – waar dit mogelijk is – worden doorontwikkeld naar een hogere verdiencapaciteit. Immers blijft het uitgangspunt hoe meer regulier hoe rendabeler. Om deze reden worden mensen ontwikkeld en eventueel ingezet voor organisatie B. Organisatie B: Ontwikkelorganisatie groep 30-80% verdiencapaciteit Deze organisatie richt zich op de arbeidsontwikkeling en uitstroom naar de reguliere arbeidsmarkt van de doelgroep met een verdiencapaciteit met 30 tot 80 procent verdiencapaciteit. De doelgroep bestaat in 2018 uit een deel van de huidige SW-populatie (de groep zonder indicatie beschut werken), een belangrijk deel van de huidige WWB-doelgroep en (voormalige) Wajongers met een vergelijkbare verdiencapaciteit. De ontwikkelorganisatie biedt een palet aan diensten gericht op arbeidsontwikkeling in een werksituatie. De doelgroep ontwikkelt zich binnen de Social Firm, werken op locatie, en middels groeps- en individuele detachering. Zo veel mogelijk wordt gewerkt bij een reguliere werkgever in een begeleid werken situatie (SW-doelgroep) of via het werken met loondispensatie (WWNV-doelgroep). In die gevallen biedt de ontwikkelorganisatie jobcoaching, werkplekbegeleiding en (indien nodig) werkplekaanpassing). Verder worden er re-integratieactiviteiten verricht om de doelgroep verder te activeren. Focus van organisatie B is: uitstroom naar een zo regulier mogelijke baan. Enerzijds is er het er voor deze groep tussen 30 – 80% het sociale aspect waarbij kennis en begeleiding van de doelgroep nodig is. Anderzijds is er een commerciële insteek vereist om op de hoogte te zijn van de mogelijkheden in de markt en de wijzigende subsidie vereisten. Ontwikkeling van partnerships bij reguliere werkgevers is de kern van de werkgeversbenadering. Vereisten voor het succesvol opereren in dit segment zijn ondernemerschap, op de hoogte blijven van de marktontwikkelingen en het onderhouden van een goed netwerk met reguliere werkgevers en gemeenten. Activiteiten —
Tijdelijk werken met behoud van uitkering of voor langere tijd middels loondispensatie voor de groep met een verdiencapaciteit van 30 tot 80 procent. De uitvoerder biedt via de bestaande infrastructuur en nieuwe projecten binnen publieke, semi- publieke en reguliere organisaties mensen met een ‗Werken naar Vermogen‘ uitkering de mogelijkheid om in het kader van de uitkering maatschappelijk nuttig werk te verrichten en op deze wijze te werken aan hun arbeidsontwikkeling.
—
Waar mogelijk, re-integratieactiviteiten voor de groep met een verdiencapaciteit van 30 tot 80 procent met als doel doorstroom naar regulier werk.
Organisatie C: Plaatsingsorganisatie voor de doelgroep met 80-100% verdiencapaciteit Deze doelgroep zal betaald werk verrichten bij een reguliere werkgever, eventueel aangevuld met behulp van tijdelijke loondispensatie. Bemiddeling, plaatsing en loonwaarde bepaling van de groep die aan het werk gaat met loondispensatie bij reguliere werkgevers. De verwachting van deze groep mensen is dat met geen / of met kleine ondersteuning werkzaamheden kunnen worden verricht. De focus van deze organisatie ligt op snelle en duurzame plaatsing van de doelgroep in een reguliere baan. De cliënt is hiervoor in eerste instantie zelf aan zet. Loondispensatie is nadrukkelijk tijdelijk van aard.
34
Activiteiten —
Jobcoaching voor mensen die bij reguliere werkgevers in dienst zijn en werken met loondispensatie.
—
Begeleiding en training on the job.
—
Matching tussen vraag enerzijds en aanbod (concrete vacatures) anderzijds.
8.3
Scenario Integratie
In dit scenario wordt de brede doelgroep van de WWNV, inclusief de WSW bediend van uit één integrale arbeidsontwikkelorganisatie. De organisatie van beschut werken voor de doelgroep 0-30%, de arbeidsontwikkeling en plaatsing voor de groep 30-80% en de bemiddeling en plaatsing van de groep 80-100% verdiencapaciteit wordt gedaan vanuit één organisatie. Dit in tegenstelling tot het vorige scenario waarin de drie doelgroepen werden bediend vanuit 3 verschillende organisaties. De integrale organisatie kent verschillende productie- en dienstverlenende afdelingen. Hoewel de WSW beschut groep ook in dit scenario grotendeels eenvoudig industrieel werk verricht en de groep 30-80% verdiencapaciteit vooral via de Social Firm, door werken op locatie, via groeps- en individuele detachering wordt ontwikkeld is er meer sprake van spreiding van doelgroepen door de organisatie. Doelstelling van het geïntegreerde mensontwikkelbedrijf is om klanten WSW en WWNV te ontwikkelen en zo dicht mogelijk bij de reguliere arbeidsmarkt te brengen. Na plaatsing wordt indien nodig nog ondersteuning geboden door middel van coaching en begeleiding op de werkplek. Activiteiten —
Arbeidsgerelateerde activiteitenbegeleiding voor de gehele doelgroep met een verdiencapaciteit van 0-100 procent: beschut werken, Social Firm, werken op locatie, via groeps- en individuele detachering, begeleid werken en uitstroom naar reguliere arbeid.
—
Activiteiten gericht op de arbeidsontwikkeling van de medewerker waaronder re-integratietrajecten, jobcoaching, werkplekbegeleiding en werkplekaanpassing.
—
Geïntegreerde aanpak voor het plaatsen van mensen zo hoog mogelijk op de participatieladder en daarmee het te gelde maken van de verdiencapaciteit optimaal benutten.
—
Bemiddeling en plaatsing van cliënten bij reguliere werkgevers met of zonder loondispensatie.
In onderstaand figuur is het scenario Integratie samengevat.
Figuur: Scenario Integratie
8.4
Vergelijking scenario’s op de toetsingscriteria
In paragraaf 8.1 is een aantal toetsingscriteria geformuleerd. In deze paragraaf vergelijken we de scenario‘s op deze zeven toetsingscriteria. 1 Toepassing van de Social Firm De Social Firm maakt onderdeel uit van beide scenario‘s. In het scenario ‗specialisatie‘ wordt de Social Firm uitsluitend ingezet voor de doelgroep met 30-80% verdiencapaciteit. Het scenario Integratie heeft als voordeel dat ook cliënten uit de doelgroep 0-30% kunnen worden geplaatst op een werkplek in de Social Firm. Dit heeft in potentie belangrijk financiële voordelen (omdat de activiteiten binnen de Social Firm per arbeidplaats gemiddeld meer opleveren en/of minder kosten) en ontwikkelvoordelen.
35
2
Toepassing van de ketenintegratie
Cliëntketen In het scenario Specialisatie is het waarschijnlijk dat de uitvoeringsregie op cliëntniveau bij de gemeente ligt. De gemeente bepaalt in welke organisatie (A, B, of C) de cliënt wordt bediend en of doorgroei van bijvoorbeeld organisatie A (Beschut) naar organisatie B (Arbeidsontwikkeling 30-80%) plaatsvindt. Er is in dit scenario dus maar beperkt sprake van ketenintegratie in de bediening van de cliënt. In het scenario Integratie zijn de mogelijkheden tot ketenintegratie in de cliëntketen veel eenvoudiger te realiseren. De uitvoeringsregie op cliëntniveau kan worden overgedragen aan de integrale arbeidsontwikkelorganisatie. Binnen de arbeidsontwikkelorganisatie kunnen integrale afwegingen gemaakt worden over de te zetten arbeidsontwikkelstappen met de cliënt. De beleidsregie blijft in beide scenario‘s bij de gemeenten.
36
Werkgeversbenadering In het scenario Integratie kan de volledige werkgeversbenadering van de WSW en WWNV doelgroep worden uitgevoerd door de integrale arbeidsontwikkelorganisatie. Voor de doelgroep 0-30% gaat het hierbij vooral om het verwerven van opdrachten bij bedrijven, voor de doelgroep 30-80% gaat het om een combinatie van het verwerven van opdrachten, het ontwikkelen van partnerships (voor Werken op Locatie en Groepsdetacheringen) en bemiddeling en plaatsing van WSW-ers en WWNV- cliënten bij werkgevers. Voor de doelgroep 80-100% verdiencapaciteit gaat uitsluitend om bemiddeling en plaatsing. Op bovenlokaal niveau vindt samenwerking met UWV plaats die verantwoordelijk blijft voor de bemiddeling van de groep met een WW-uitkering. In het scenario Specialisatie vereist een integrale bovenlokale werkgeversbenadering coördinatie tussen meer partijen. Doordat in het specialisatie scenario de uitvoeringsregie op de cliënt bij de gemeenten ligt, ligt het voor de hand dat zij ook een belangrijke rol spelen in de werkgeversbenadering. Voor organisatie A en B geldt dat zij betrokken zijn vanuit hun contacten met werkgevers in het verwerven van opdrachten. Organisatie C is betrokken aangezien zij verantwoordelijk is voor de bemiddeling en plaatsing van de groep met 80-100% verdiencapaciteit. Verder is ook hier weer UWV betrokken. Groen Met betrekking tot de ketenintegratie in de groenketen zijn geen verschillen tussen het scenario Integratie en het scenario Specialisatie te verwachten. 3. Mogelijkheden voor doorlopende arbeidsontwikkeling In het scenario Specialisatie is de gemeente verantwoordelijk voor de doorlopende arbeidsontwikkeling over de hele range van de verdiencapaciteit. Er liggen duidelijke knippen/keuzemomenten in de doorontwikkeling van 0-30% verdiencapaciteit, 30-80% verdiencapaciteit en 80-100% verdiencapaciteit. De dienstverlening van de ene organisatie is niet eenvoudig in te zetten voor de doelgroep van de andere organisatie. Het scenario Integratie geeft op dit punt meer flexibiliteit. Dienstverlening kan meer integraal over de gehele doelgroep worden ingezet en doorgroei naar een andere werksoort gaat eenvoudiger doordat alle werksoorten en dienstverlening in 1 organisatie zijn ondergebracht. Voordeel van het scenario Specialisatie is de heldere focus op 1 doelgroep per organisatie. 4. Ontwikkeling van de werkportfolio Op dit punt bestaan er weinig verschillen tussen de scenario‘s. In beide scenario‘s kunnen dezelfde werksoorten worden geëxploiteerd. Wel biedt het scenario Integratie meer flexibiliteit om doelgroepen op de diverse werksoorten in te zetten (doelgroep beschut ook waar mogelijk in Social Firm en (groeps-)detacheringen). 5. Integrale financiële afweging Binnen WWNV is het van belang om de financiële afwegingen tussen gemeente(n) en uitvoeringsorganisatie(s) integraal te maken en te monitoren. Dit geldt zowel op systeem niveau (inrichting organisatie, doelgroepen) als op operationeel niveau (medewerker/cliënt). Besparingen op het I-deel enerzijds zullen immers steeds tegen uitvoeringskosten anderzijds moeten worden afgewogen. Het scenario Integratie biedt meer mogelijkheden om een prikkel voor de integrale financiële afweging over gehele brede WWWWNV doelgroep neer te leggen bij de uitvoeringsorganisatie. Bij het scenario Specialisatie is dat minder goed mogelijk en ligt de integrale afweging geheel bij de gemeenten. De uitvoeringsorganisaties A, B en C zijn alleen verantwoordelijk voor één doelgroep. 6. Governance Het scenario Specialisatie biedt de mogelijkheid om per organisatie een keuze te maken over de organisatievorm en de wijze van sturing. Organisatie A kan bijvoorbeeld verder af van de gemeente georganiseerd worden en Organisatie B juist dichterbij. Ook betreft het drie organisaties van een relatief beperkte omvang en een duidelijke focus hetgeen de sturing vereenvoudigt. Een keuze voor scenario Integratie betekent het organiseren van de governance over een grotere complexere organisatie, maar heeft als voordeel dat er geen 3, maar 1 organisatie hoeft te worden aangestuurd met een meer integrale doelstelling. Meer uitvoeringsregie kan worden overgelaten aan deze integrale organisatie.
37
8.5
Transitieopgave
Een keuze voor het scenario Integratie betekent logischerwijze een voortzetting en doorontwikkeling van de huidige organisatie WSD. Transitieopgaven liggen (naast het doorzetten van in gang gezette bezuinigingen) in de ontwikkeling van de Social Firm, het uitbreiden van activiteiten voor de WWNV-doelgroep en in het naar een hoger niveau doorontwikkelen van de huidige WSW-doelgroep. Het scenario Specialisatie brengt een duidelijk grotere transitieopgave met zich mee. Naast de bovenstaande opgaven betekent dit scenario dat een opsplitsing dient plaats te vinden van WSD in drie organisaties en een herschikking van het WSW werknemersbestand naar organisatie A (beschutte groep) en organisatie B (niet beschutte groep). Alternatief is om WSD geleidelijk om te vormen naar organisatie A (beschutte werkplek). De hele WSW-doelgroep blijft bij WSD, de niet beschutte doelgroep verdwijnt door natuurlijk verloop, de activiteiten voor deze doelgroep worden geleidelijk afgebouwd of verkocht. Dit zou dan plaats moeten vinden in combinatie met het opzetten van een nieuwe organisaties voor de WWNV-doelgroepen 30-80% en 80-100% (organisatie B en C). Ook deze geleidelijke overgang gaat echter naar verwachting gepaard met aanzienlijke transitiekosten. Extra complexiteit ontstaat als het transitiepad over de 11 gemeenten in tijd en/of aard gaat divergeren. De besluitvorming rondom de onderhavige scenariostudie dient derhalve bij voorkeur als onderlegger voor de collectieve aanvraag van de GR uit het Herstructureringsfonds. Welk scenario er ook wordt gekozen, een aantal aandachtspunten inzake de transitie zijn in elk geval van belang. Hieronder noemen we een aantal van deze punten. Plateauplanning Er gaan drie complexe transities lopen waarbij werken Naar Vermogen en dagbesteding in 2013 samen oplopen. We adviseren om de planning op een plateaumatige manier te doen. De voordelen daarvan zijn: Samenhang tussen transities wordt geborgd Complexiteit wordt gereduceerd Het lange termijn doel wordt vertaald in korte termijn doelen, waardoor de organisatie zicht houdt op het doel. In een plateaumatige aanpak zetten de organisaties steeds een stap om het uiteindelijke doel te bereiken. Een plateaumatige aanpak kan het best worden vergeleken met het beklimmen van een berg: steeds wordt een stap gezet om uiteindelijk de top te bereiken.
Figuur 7.1: Plateaumatige aanpak
38
Samenvatting Criteria
Scenario Specialisatie
Scenario Integratie
Toepassing Social Firm
Alleen voor groep 30-80% verdien-capaciteit
Behalve voor groep 30-80% verdiencapaciteit ook inzetbaar voor groep 0-30%
Ketenintegratie
Cliënt: weinig mogelijkheden
Cliënt: Veel mogelijkheden
Werkgever: ingewikkeld. Veel organisaties betrokken
Werkgever: Eenvoudig
Groen: geen verschil Groen: geen verschil Doorlopende arbeidsontwikkeling
Ontwikkeling werkportfolio Integrale financiële afweging Governance
0-100%: Uitvoeringsregie bij gemeenten
0-100%: Beleidsregie bij gemeenten
Weinig mogelijkheden voor 0-30% groep
Meer mogelijkheden door integraliteit binnen één organisatie
Meer expertise op subdoelgroepen
Meer expertise op doorlopende ontwikkellijnen
Weinig verschil, wel minder mogelijkheden tot uitwisseling tussen groepen Prikkel niet bij de uitvoeringsorganisaties, gemeentelijke rol
Weinig verschil, wel meer mogelijkheden tot uitwisseling tussen groepen Prikkel bij de integrale uitvoeringsorganisatie
Meer mogelijkheden tot variatie (te kiezen per organisatie)
Minder mogelijkheden tot variatie (1 integrale organisatie)
Sturingsafspraken per organisatie Integralere sturing Meer eenduidige doelstelling per organisatie (heldere focus)
Transitieopgave
Zeer groot
Meer complexe multidimensionale doelstelling Beheersbaar
Bestuurlijke keuze Wij adviseren om een bestuurlijke keuze te maken voor het voorkeursscenario en dat als onderlegger voor de aanvraag met betrekking tot het Herstructureringsfonds vanuit de Gemeenschappelijke Regeling te beschouwen.
39
9 Conclusies en aanbevelingen
9.1
Zwaar weer op komst
De bezuinigingen voor de 11 deelnemende gemeenten zijn groot. De bezuinigingen binnen de WSW resulteren in een structureel tekort voor de 11 deelnemende gemeenten van circa € 5 miljoen. Hierbij is reeds rekening gehouden met een forse ombuigingsslag door WSD zelf te realiseren t/m 2012 ad € 3 miljoen. Ook hebben de gemeenten te maken met materiële bezuinigingen op het participatiebudget. Dit budget (getotaliseerd voor de 11 deelnemende gemeenten) krimpt van ruim € 9 miljoen in 2010 naar slechts € 2,1 miljoen in 2015, oftewel een bezuiniging van ca. 80%. Deze ontwikkelingen vragen gemeentelijke organisaties en uitvoeringsdiensten tot integrale samenwerking om zodoende optimaal synergievoordelen te realiseren, kosten in de keten tot een minimum te beperken en daarbij de klant centraal te stellen om zodoende optimale resultaten te behalen in de beweging van deze klant naar de reguliere arbeidsmarkt. Een nadere vervlechting van de gemeentelijke organisatie en uitvoeringsorganisatie tot één ‗klantketen‘ met aan de voorkant één toegangsloket biedt hierbij kansen. Tevens zal hierbij de integrale werkgeversbenadering een belangrijke rol vervullen. De mensontwikkeling zal de komende jaren nog meer gericht zijn op de toename van de netto verdiencapaciteit, waarbij het naar ons oordeel noodzakelijk is om heldere keuzes te maken in welke groepen geïnvesteerd zal worden.
Bestuurlijke keuze Het is van belang dat gemeenten een proces in gang zetten om dit op de gemeentelijke agenda te krijgen. Bestuurlijke keuze De keuze ligt voor op welke wijze de regionale samenwerking in de toekomst zal worden vormgegeven. Continuering van de samenwerking binnen de GR is mogelijk, maar ook andere samenwerkingsverbanden, waarbij gemeenten binnen en buiten de GR betrokken zijn, zijn voorstelbaar. Op verschillende plekken in de regio lopen onderzoeken inzake. In ieder geval zal welke keuze dan ook van grote invloed zijn op de gemeenten en de GR én op de mate waarin de in deze rapportage voorgestelde oplossingsrichting realiseerbaar is.
9.2
Doorontwikkelvariant in plaats van afbouwvariant
In de afbouwvariant is de focus voor WSD enkel op de SW gericht en daarmee op het afbouwen van de organisatie. Uit de doorrekening blijkt wel dat maatregelen binnen dit scenario leiden tot een exploitatietekort van ca. € 3,8 mln. in 2015, dat daarna daalt naar een structureel tekort van € 3,2 mln. in 2018. Daarbij zullen de gemeenten het takenpakket van WSD voor een deel moeten overnemen. Deze kosten zijn nog niet meegenomen in de analyse. De doorontwikkelvariant komt financieel beter uit omdat de kennis en kunde van WSD voor de bredere doelgroep wordt ingezet en er een inverdieneffect op de uitkeringslast ontstaat. Voor de doorontwikkelvariant geldt een budgettair neutrale exploitatie op de uitvoering.
9.3
De doorontwikkelvariant komt financieel beter uit omdat de kennis en kunde van WSD voor de bredere doelgroep wordt ingezet en er een inverdieneffect op de uitkeringslast ontstaat.Doelgroepanalyse en effectieve en efficiënte inzet middelen
Voor de gemeente Boxtel is de omvang van totale doelgroep (WSW-oud, WSW-nieuw, WWNV, Wajong) onderzocht, vervolgens is een verdeling gemaakt naar loonwaarde (0-30%, 30-80%, 80-100%) en tenslotte is een inschatting gemaakt van de ontwikkelmogelijkheden en verbetering van de netto verdiencapaciteit (kosten versus opbrengsten per medewerker). Voor de doelgroep 0-30% zien we kansen voor ontwikkeling. Hierdoor zou de omvang van deze groep af kunnen nemen van 55% in de huidige situatie naar ca. 35% in 2018. Voor de resterende doelgroep van 0-30% WWNV geldt dat er sprake is van een structurele negatieve verdiencapaciteit. Deze groep is naast de budgetten WSW (oud en nieuw) op collectieve voorzieningen vanuit de WMO en AWBZ aangewezen.
40
De doelgroep in het middensegment 30-80% is de grootste groep. Het ontwikkelen en benutten van het arbeidsvermogen van de groep biedt het meeste perspectief. Deze groep heeft grotendeels een positieve netto verdiencapaciteit. Deze groep kan toenemen van ca. 40% in de huidige situatie naar ca. 60% in 2018. Dit vergt overigens wel maximale inzet van het (resterende) participatiebudget én opbouw van de Social Firm. De doelgroep met de hoogste verdiencapaciteit (80%-100%) is de kleinste groep, ca. 5%. Deze groep wordt geacht om middels beperkte ondersteuning en een beperkte inzet van het participatiebudget een baan te vinden bij een reguliere werkgever. Voor de gemeente Boxtel kan door stijging van de loonwaarde een deel van de doelgroep een extra netto verdiencapaciteit in de orde van € 900.000 per jaar vanaf 2018 worden gerealiseerd. Geëxtrapoleerd naar 11 gemeenten zou deze netto verdiencapaciteit kunnen oplopen naar ca. € 4.7 mln.
Bestuurlijke keuze Gemeenten zullen een keuze moeten maken over de inzet van de resterende middelen ten behoeve van de verschillende doelgroepen. Hier spelen naast financiële afwegingen ook politiek maatschappelijke afwegingen een rol.
9.4
Ontwikkel Social Firm en maak doorvertaling naar de 11 gemeenten
Onder een ‗Social Firm‘ verstaan we het geheel van werk in het publieke domein dat direct of indirect (via inkoop- of subsidierelaties) door gemeenten voorbehouden is voor de brede doelgroep. Het doel van de Social Firm is een infrastructuur van werkplekken tot stand te brengen als fundament voor de in paragraaf 9.1.2 genoemde ontwikkeling van de netto verdiencapaciteit. De opbouw van de Social Firm is noodzakelijk vanuit 2 perspectieven. De ervaring is dat een belangrijk deel van de doelgroep niet regulier plaatsbaar is. Bovendien kent de Social Firm een gunstigere netto verdiencapaciteit ten opzichte van het alternatief Industrieel werk. Primair is de Social Firm bedoeld voor de doelgroep van 3080% maar kan ook ingezet worden voor de doelgroep 0-30%. Uit analyse van de Social Firm in Boxtel blijkt dat voor ca. € 1 mln extra omzet oftewel voor 100 personen nieuwe werkgelegenheid voor de doelgroep 30-80% kan worden gecreëerd. Dit is ongeveer de helft van het noodzakelijke volume. Voor de andere helft is uitbreiding van het aantal plaatsingen bij reguliere werkgevers noodzakelijk. Van belang is tevens te constateren dat de omvang van de Social Firm vooralsnog gekwantificeerd is op basis van het direct bij de gemeenten beschikbare werk. Daarmee ligt er nog een fors potentieel aan indirecte werkgelegenheid via social return vanuit inkoop- en subsidierelaties.
Bestuurlijke keuze Aanbevolen wordt om de Social Firm te ontwikkelen als noodzakelijke infrastructuur voor de doelgroep die geen plek vindt in het reguliere bedrijfsleven. Het gaat hier om het maximaal voorbehouden van het direct beschikbare werk maar ook om het maximaal benutten van de indirecte mogelijkheden. Dit vraagt o.a. om inbedding van social return in het inkoop- en subsidiebeleid. Bestuurlijke keuze Er is geen extrapolatie gemaakt van de omvang van de Social Firm bij de 11 gemeenten in totaal. Het is echter aan te bevelen om te onderzoeken of de Social Firm, in relatie tot de omvang en ontwikkelbaarheid van de doelgroep, ook voor de overige gemeenten een oplossing biedt.
9.5
Ketenintegratie: kostenbesparing en synergie
Tweede onderdeel van de integrale aanpak is de ketenintegratie en wel op de ―werkgeversbenadering‖, op de ―cliëntketen‖ en op de keten ―groen‖. Ernst & Young voorziet in deze ketenintegraties belangrijke kostenbesparingen en synergievoordelen. Ook in termen van dienstverlening geeft dit een betere kwaliteit richting werkgever, cliënt en/of burger.
Bestuurlijke keuze —
De werkgeversbenadering als één geïntegreerd proces vorm te geven.
—
De cliëntketen als één geïntegreerd proces vorm te geven.
—
De groenketen als één geïntegreerd proces vorm te geven.
Aanbevolen wordt om de voordelen van ketenintegratie nader te onderzoeken.
41
Bestuurlijke keuze Het verdient aanbeveling om ten aanzien van de werkgeversbenadering en cliëntbenadering mogelijke schaalvoordelen van intergemeentelijke samenwerking nader te onderzoeken. Daarbij zou ingezoomd moeten worden op zowel de beleidsmatige kant als op de dienstverlening op zowel lokaal, bovenlokaal als regionaal niveau.
9.6
Start het verandertraject
We hebben de afbouwvariant en de doorontwikkelvariant (en daar binnen het specialisatie-scenario en het integratie-scenario) uitgewerkt De afbouwvariant kan een deel van het tekort terugdringen, maar heeft als nadeel dat de opgebouwde expertise en infrastructuur afgebouwd wordt terwijl de gemeente dit dan moet opbouwen om de doelgroep te kunnen bedienen. De doorontwikkelvariant werkt positiever uit dan de afbouwvariant. Binnen de doorontwikkelvariant kent het Integratie-scenario meer voordelen dan nadelen ten opzichte van het Specialisatiescenario. Wij adviseren de bestuurskeuzes op korte termijn uit te werken, als basis voor de aanvraag voor het herstructureringsfonds (zoals het er nu naar uit ziet) vóór 1 april 2012. Dit is een traject met een strakke tijdsplanning waarbij wij van mening zijn dat door een goede opdrachtformulering en het bewaken van de tijdslijnen dit binnen de gestelde deadlines realiseerbaar is. Tevens zal de ‗stip op de horizon‘ moeten worden uitgewerkt waarna bezien moet worden wat op korte termijn ten minste gedaan dient te worden ter voorbereiding op een doeltreffende en doelmatige uitvoering van de Wet Werken Naar Vermogen.
9.7
Scenario Integratie kent meer voordelen dan nadelen ten opzichte van Specialisatie
Zoals aangegeven heeft de doorontwikkelvariant meer voordelen dan de afbouwvariant. Binnen de doorontwikkelvariant concluderen wij dat, alles afwegende, het scenario Integratie meer voordelen dan nadelen biedt t.o.v. het scenario Specialisatie. Dit geldt ons inziens in het bijzonder voor de doelgroep 0-30% (beschut oud en nieuw) en 30-80% (WWNV). Het gaat dan met name om de integrale aanpak op ―werk‖ (infrastructuur, werkgeversbenadering), ―ontwikkeling van de loonwaarde (mensontwikkeling) en ―financiën‖ (vermenging verschillende budgetten en geldstromen noodzaakt integrale afwegingen en strakke monitoring op kosten en baten). Primair is de focus om mensen te ontwikkelen in hun loonwaarde en daarmee een bijdrage te laten leveren in het reguliere werkveld. Uitgangspunt is daarbij hoe meer regulier de medewerker aan het werk is, des te rendabeler zijn inzet is. Tenslotte is de transitieopgave in het scenario beduidend beheersbaarder dan in het scenario Specialisatie.
Bestuurlijke keuze Wij adviseren om een bestuurlijke keuze te maken voor dedoorontwikkelvariant en daarbinnen het integratiescenarioo en dat als onderlegger voor de aanvraag met betrekking tot het Herstructureringsfonds vanuit de Gemeenschappelijke Regeling te beschouwen.(Overigens dient de aanvraag alleen gerelateerd te zijn aan de WSW-doelgroep en niet aan de brede WWNV-doelgroep waardoor de aanvraag zelf vooral een ‗afbouwkarakter‘ zal hebben.
9.8
Nader onderzoek samenhang beschut werken en arbeidsgerichte dagbesteding
Deze doelgroep zonder arbeidsvermogen bestaat uit (een deel van) de nieuwe instroom vanuit de AWBZ naar de WMO en uit de WWNV doelgroep met een negatieve netto verdiencapaciteit. Niet onderzocht is in hoeverre voor deze doelgroepen arbeidsmatige dagbesteding vorm gegeven kan worden in samenhang met de doelgroep WSW oud en nieuw 0-30%.
Bestuurlijke keuze Wij bevelen aan om dit in vervolgonderzoek nader uit te werken.
42
Bijlage 1 Opsplitsing budgettair tekort per deelnemende gemeente