Bijlage bij Commissienotitie inzake invoering Wet werken naar vermogen.
De Wet werken naar vermogen in de Regio Kromme Rijn Heuvelrug Strategische kaders in aanvulling op het door gemeenteraden reeds vastgestelde ‘Meerjarenbeleidskader sociale- en economische participatie 2011-2014’ en de ‘Strategische heroriëntatie RSD’ 4 april 2012
De Wet werken naar vermogen in de Regio Kromme Rijn Heuvelrug
Strategische kaders in aanvulling op het door gemeenteraden reeds vastgestelde ‘Meerjarenbeleidskader sociale- en economische participatie 2011-2014’ en de ‘Strategische heroriëntatie RSD’
Inhoud
Pagina
1. Inleiding 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
1
Wet werken naar vermogen Achtergrond en Opgave Strategische heroriëntatie en meerjarenbeleidskader als vertrekpunt Hoe verder na vaststelling aanvullend strategisch kader WWNV Werkwijze en leeswijzer
1 2 2 3 3
2. Thema: op welke doelgroepen willen en kunnen we ons richten?
5
2.1 Staand beleid 2.2 Komst Wet werken naar vermogen 2.3 Aanvullende beleidskaders WWNV
5 5 6
3. Thema: wat doen we lokaal en wat regionaal 3.1 Staand beleid 3.2 Komst Wet werken naar vermogen 3.3 Aanvullende beleidskaders WWNV
4. Thema: hoe gaan we werkgevers benaderen en betrekken 4.1 Staand beleid 4.2 Komst Wet werken naar vermogen 4.3 Aanvullende beleidskaders WWNV
8 8 9 10
11 11 12 12
De Wet Werken naar Vermogen in de regio Kromme Rijn Heuvelrug: aanvullingen strategisch kader
Bijlage 1: Analyse WWNV en consequenties voor KRH 0. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Waarom een Wet werken naar vermogen Uitgangspunten Wet werken naar vermogen Aanscherpingen in de wet Toekomstige doelgroepen Bezuinigingen op Wsw Bezuinigingen op de re-integratie Meerjarenoverzicht budgettaire consequenties Beschikbare instrumenten Samenhang Awbz-indicatie Begeleiding overheveling naar Wmo Decentralisatie Jeugdzorg Conclusie: risico’s en kansen voor de regio
14 14 14 16 17 19 20 20 22 25 25 26
Bijlage 2: Strategische heroriëntatie RSD
28
Bijlage 3: Meerjarenbeleidskader SEP 2011-2014 KRH
29
Bijlage 4: Lijst met afkortingen
30
De Wet Werken naar Vermogen in de regio Kromme Rijn Heuvelrug: aanvullingen strategisch kader
1. Inleiding
1.1 Wet werken naar vermogen Een uitgebreide analyse van de Wet werken naar vermogen – met daarin aandacht voor de gevolgen voor de regio Kromme Rijn Heuvelrug en zicht op verantwoordelijkheden, doelgroepen en toekomstige budgetten – is opgenomen als bijlage 1 van deze notitie. Deze inleidende paragraaf bevat een korte samenvatting van deze analyse. Het huidige Kabinet wil de participatie op de arbeidsmarkt en de zelfredzaamheid van burgers verder bevorderen. Ze wil één regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt waarin mensen meer gestimuleerd worden om aan het werk te gaan. Aanleiding Als gevolg van de gelijktijdige vergrijzing en ontgroening is de verwachting dat de krapte op de arbeidsmarkt in de toekomst zal toenemen. Daarom is het belangrijk dat iedereen mee doet, zo veel als hij kan. Daarnaast is er de financiële noodzaak om te bezuinigen. Om deze redenen heeft het Kabinet besloten de Wet werken naar vermogen (WWNV) per 1 januari 2013 in te voeren. Hierbij worden de wetten Wet werk en bijstand(WWB) en delen van de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) en de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening voor jonggehandicapten (Wajong) samengevoegd. Het wetsvoorstel is begin februari 2012 naar de Tweede Kamer gestuurd. Doel Het doel van de wet is om mensen, gemeenten en werkgevers meer te prikkelen om de deelname aan de reguliere arbeidsmarkt te vergroten en de uitkeringsafhankelijk te verlagen. Met de inwerkingtreding van de WWNV wordt gemeenten de mogelijkheid geboden om met het instrument loondispensatie mensen aan het werk te helpen bij werkgevers. Loondispensatie betekent dat de werkgever niet het gangbare loon hoeft te betalen; hij wordt hiervan vrijgesteld (gedispenseerd). De werknemer ontvangt een lager loon omdat hij minder productie kan leveren. Hierdoor wordt het voor de werkgever aantrekkelijk en makkelijker om mensen in dienst te nemen die minder productief kunnen zijn. De gemeente vult het loon van de werknemer aan tot maximaal 100% van het minimumloon. Middelen Met de komst van de WWNV wordt door het Kabinet ook invulling gegeven aan een forse bezuinigingsdoelstelling. Deze bezuinigingen slaan vooral neer bij de Wsw en in het Werkdeel van de (huidige) WWB. Zo stelde het Rijk in 2010 voor iemand in de Wsw nog € 27.000 aan gemeenten beschikbaar, en is dat straks nog maar € 22.050. En kijkend naar het Werkdeel: was er in 2011 nog meer dan € 6 mln. voor onze regio beschikbaar, al vanaf 2012 is dit voor de komende jaren verlaagd naar minder dan de helft. 1 De Wet Werken naar Vermogen in de regio Kromme Rijn Heuvelrug: aanvullingen strategisch kader
Het is duidelijk dat de invoering van de WWNV een grote operatie zal zijn voor onze regio die vraagt om het maken van scherpe keuzen en meer dan ooit het efficiënt inzetten van middelen. Alleen daardoor is nog een acceptabel niveau van dienstverlening aan onze inwoners overeind te houden. Het Rijk stelt niet rechtstreeks middelen beschikbaar voor het dekken van kosten die gepaard gaan met de invoering van de WWNV1. Gemeenten dienen hiervoor eigen middelen aan te wenden. Wel stelt het Rijk voor de herstructurering van de sw-uitvoeringsorganisaties geld beschikbaar (de zogenoemde herstructureringsfaciliteit). In totaal gaat het voor de regio Kromme Rijn Heuvelrug om ongeveer € 2 mln., verdeeld over een periode van acht jaar (2011 – 2018)2. 1.2 Achtergrond en Opgave Met de start van de Regionale Sociale Dienst Kromme Rijn Heuvelrug per 1 januari 2006 zijn wij, de gemeenten Bunnik, De Bilt, Utrechtse Heuvelrug, Wijk bij Duurstede en Zeist, een intensieve samenwerking gestart op het gebied van inkomensondersteuning en re-integratie. Deze taken zijn belegd in de vorm van verlengd lokaal bestuur bij de Gemeenschappelijke Regeling Regionale Sociale Dienst Kromme Rijn Heuvelrug (GR RSD KRH). Voor de uitvoering van de Wsw maken we sinds 1 januari 2009 gebruik van BIGA; een door de Gemeenschappelijke Regeling Werkvoorzieningschap Zeist en omstreken (GR SWZ) aangestuurde BV met als aandeelhouders Bartiméus, Inclusief Groep en Abrona (BIGA). We staan op het punt om beide gemeenschappelijke regelingen te integreren tot één gemeenschappelijke regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt. De basis voor de integrale samenwerking zoals bedoeld in de Wet werken naar vermogen is hiermee gelegd. De opgave waar we nu voor staan is om tot een passend strategisch kader en een daaruit logisch volgend uitvoeringsarrangement Wet werken naar vermogen te komen, dat recht doet aan de verhoudingen in onze regio, de lokale situatie, de bestaande infrastructuur en de mensen waar we het allemaal voor doen. 1.3 Strategische heroriëntatie en meerjarenbeleidskader als vertrekpunt Begin 2011 hebben de vijf gemeenteraden ingestemd met het meerjarenbeleidkader ‘Sociale- en Economische Participatie 2011-2014’. Dit meerjarenbeleidkader bevat de strategische visie en ambities van de samenwerkende gemeenten op het gebied van werk, inkomen, zorg en arbeidsmarkt, inclusief de relatie met de Wmo, economie en onderwijs. Het vormt de regionale paraplu voor de aansturing door de gemeenten van onder andere de GR RSD en de GR SWZ. Tevens legt het verbindingen tussen lokale en regionale plannen en activiteiten.
1
Wel beperkt aan VNG en Divosa voor het inrichten van een transitiebureau.
2
De aanvraag voor deze faciliteit is voor 30 april 2012 ingediend bij het ministerie SZW. 2
De Wet Werken naar Vermogen in de regio Kromme Rijn Heuvelrug: aanvullingen strategisch kader
De aanleiding voor het opstellen van genoemd meerjarenbeleidskader was gelegen in een in 2009 gehouden Rekenkameronderzoek3 en de ‘Strategische Heroriëntatie’ van de Regionale Sociale Dienst (RSD) Kromme Rijn Heuvelrug. Een van de adviezen uit het Rekenkameronderzoek had betrekking op de rolverdeling tussen de gemeenten en de RSD. De Strategische Heroriëntatie leverde een nieuw opdrachtgever-opdrachtnemermodel op waarbij de kaderstellende en controlerende functie stevig werd belegd bij de gemeenteraden. De basis om op een goede manier onze gemeentelijke rol invulling te geven, is gelegd in het meerjarenbeleidkader. Waarin naast onze taken en verantwoordelijkheden op het gebied van werk en inkomen, ook de sociale werkvoorziening en de inzet van educatie een plek hebben gekregen. Bij de vaststelling van het Meerjarenbeleidkader is aangegeven dat tussentijdse aanpassingen zullen plaatsvinden bij ingrijpende wettelijke, bestuurlijke en/of inhoudelijke ontwikkelingen. We wisten toen al dat de Wet werken naar vermogen er aankwam en dat er fors bezuinigd zou worden. Deze ontwikkelingen vragen om aanvullende strategische kaders, waarbij we voortbouwen op de basis die is gelegd in het Meerjarenbeleidkader. Met als uiteindelijke doel te komen tot helder beleid en een gezamenlijk uitvoeringsarrangement Wet werken naar vermogen voor de regio Kromme Rijn Heuvelrug dat nog zoveel als mogelijk recht doet aan de met elkaar geformuleerde collectieve ambitie: Iedere inwoner van de regio die het nodig heeft te ondersteunen in sociale en economische participatie, waarbij aandacht voor de minder kansrijken, los van de conjunctuur, voorop staat. Uit het Meerjarenbeleidskader Sociale- en Economische Participatie 2011-2014
1.4 Hoe verder na vaststelling aanvullend strategisch kader WWNV Na vaststelling van het aanvullend strategisch kader WWNV zal de in 2012 gevormde nieuwe Gemeenschappelijke Regeling (GR RDWI4) zich buigen over het meest passende uitvoeringsarrangement op basis van de strategische uitgangspunten. Ter voorbereiding op de dialoog over en analyse van verschillende arrangementen worden uitvoeringsscenario’s opgesteld. Vragen die hierbij aan de orde komen zijn onder andere: wat wordt de relatie met BIGA? Welke rol krijgt het Werkgeverservicepunt? Op basis van de scenarioanalyse kiest de GR – in nauwe afstemming met de vijf gemeenten – voor de variant die het beste aansluit bij de stategische uitgangspunten. 1.5 Werkwijze en leeswijzer Op woensdagavond 15 februari 2012 zijn raadsleden en portefeuillehouders van de vijf gemeenten in de regio Kromme Rijn Heuvelrug in gesprek gegaan over de consequenties van de Wet werken naar vermogen voor de regio. Aan de hand van stellingen is op drie thema’s die naar de opvatting van de aanwezigen het wezen van de nieuwe wet raken, een eerste richting gegeven aan de te
3
Gezamenlijk Rekenkameronderzoek gemeenten De Bilt, Utrechtse Heuvelrug, Wijk bij Duurstede en Zeist.
4
Voorlopige werktitel 3
De Wet Werken naar Vermogen in de regio Kromme Rijn Heuvelrug: aanvullingen strategisch kader
volgen strategische koers. De uitkomsten van deze avond zijn verwerkt in voorliggend document dat door de samenwerkende gemeenten is opgesteld. Wij hebben ervoor gekozen om de hoofdstukindeling vorm te geven aan de hand van de op 15 februari besproken thema’s:
Op welke doelgroepen willen en kunnen we ons richten? (hoofdstuk 2)
Wat doen we lokaal en wat regionaal? (hoofdstuk 3)
Hoe gaan we werkgevers benaderen en betrekken? (hoofdstuk 4)
Elk hoofdstuk begint met een korte terugblik over wat inzake het betreffende thema al bestaand beleid is. Het gaat hier vooral om de eerder door de raden vastgestelde beleidskaders zoals opgenomen in de Strategische Heroriëntatie en/of het meerjarenbeleidskader Sociale- en Economische Participatie 2011-2014.5 Vervolgens wordt een koppeling gemaakt met de aankomende WWNV en worden aanvullende strategische kaders betreffende het specifieke thema genoemd en kort toegelicht. Daar waar echt sprake is van wijziging van bestaand beleid wordt dit expliciet gemeld.
In deze notitie wordt staand beleid (door de gemeenteraden reeds vastgesteld) weergegeven in blauwe kaders.
In deze notitie wordt aanvullend beleid (door de gemeenteraden middels deze notitie vast te stellen) weergeven in groene kaders.
5
Voor de volledigheid zijn deze twee brondocumenten ook toegevoegd als bijlage 2 en 3 4
De Wet Werken naar Vermogen in de regio Kromme Rijn Heuvelrug: aanvullingen strategisch kader
2. Thema: op welke doelgroepen willen en kunnen we ons richten?
2.1 Staand beleid In het Meerjarenbeleidskader sociale- en economische participatie 2011-2014 hebben we voor de ondersteuning van de inwoners van Kromme Rijn Heuvelrug de volgende kaders vastgesteld:
Iedereen met groeipotentie op de participatieladder en die een traject nodig heeft om verder te komen krijgt een aanbod.
Jongeren tot 27 jaar hebben altijd voorrang. Specifieke aandacht binnen deze groep hebben de jongeren van 18-23 jaar zonder startkwalificatie.
De inwoners op de onderste treden van de participatieladder stijgen door een wijk-, kern- of dorpsgerichte aanpak.
We maken waar mogelijk beleidsmatige en uitvoeringstechnische koppelingen met de Wet maatschappelijke ondersteuning en het Jeugdbeleid bij de gemeenten.
Gemeenten en uitvoerders maken optimaal gebruik van alternatieve inkomstenbronnen.
Uit het Meerjarenbeleidskader sociale- en economische participatie 2011-2014(daarin verder toegelicht).
Hierbij maakten we in 2011 de kanttekening dat de scherpte op onderdelen ontbrak, omdat nog niet iedereen op de participatieladder was geplaatst en omdat de precieze uitwerking van de Wet werken naar vermogen nog niet bekend was. Die helderheid is er nu wel. 2.2 Komst Wet werken naar vermogen Met de komst van de Wet werken naar vermogen worden wij direct verantwoordelijk voor een grotere groep mensen met een afstand tot de reguliere arbeidsmarkt. Tegelijkertijd hebben we te maken met een substantiële afname van beschikbare middelen (zie voor details bijlage 1). Waar we in het verleden iedereen een (re-integratie)traject aanboden die daarvoor in aanmerking kwam, maken we de laatste jaren noodgedwongen steeds meer de afweging wie we wel en wie we niet ondersteunen. Onze ambitie om iedere inwoner van de regio die het nodig heeft, te ondersteunen bij sociaal economische participatie, waarbij aandacht voor de minder kansrijken, los van de conjunctuur, is met de beschikbare budgetten straks niet op eenzelfde manier waar te maken. De Wet werken naar vermogen vraagt om het maken van ingrijpende keuzen en het stellen van (aanvullende) prioriteiten. De doelgroep vallend onder de Wet werken naar vermogen is op tal van manieren onder te verdelen en elk van die indelingsprincipes heeft zo zijn nadelen. Zonder te willen vervallen in hokjesdenken, kiest de regio Kromme Rijn Heuvelrug ervoor een grove ordening langs de lijn van de resterende verdiencapaciteit te maken. Dit is nodig om de prioriteiten helder te kunnen schetsen. Naar verwachting gaat het in de regio Kromme Rijn Heuvelrug om een totale groep van ongeveer 2500
5 De Wet Werken naar Vermogen in de regio Kromme Rijn Heuvelrug: aanvullingen strategisch kader
inwoners, bestaande uit mensen die nu vallen binnen de WWB6 en verder ten dele mensen binnen de Wsw en de Wajong): A. Zelfredders, mensen die in staat zijn minimaal 100 % Wettelijke Minimum Loon (WML) te verdienen. B. Mensen die (tijdelijk) extra ondersteuning nodig hebben, verminderde verdiencapaciteit (80100 % WML). C. Mensen met verminderde verdiencapaciteit (30-80 % WML). D. Mensen met weinig of geen verdiencapaciteit. Een eerste onderverdeling van de huidige WWB’ers onder de vier subgroepen levert de volgende verdeling op: A. 100 zelfredders, B. 200 inwoners met een verminderde verdiencapaciteit (80-100 WML), C. 700 inwoners op 30-80 WML en D. 1500 inwoners met weinig of geen verdiencapaciteit. Uitgangspunt van de Wet werken naar vermogen is dat mensen in eerste instantie zelf verantwoordelijk zijn om werk te vinden en te behouden. Mensen die niet zelfstandig de arbeidsmarkt kunnen betreden, kunnen een beroep doen op ondersteuning van de gemeente. Bij deze ondersteuning ligt de nadruk op het verbinden van vraag en aanbod op de reguliere arbeidsmarkt. 2.3 Aanvullende beleidskaders WWNV
De beschikbare budgetten WWNV en de daaruit afgeleide begrotingen zijn de financiële kaders waarbinnen de uitvoerders moeten opereren.
Bij te maken keuzes vanwege ontoereikende financiële middelen krijgen acties die voor bijstand instroombeperkend en uitstroomversnellend werken voorrang.
We zetten maximaal in op een grondige en integrale diagnose bij de intake, waarbij maximaal aandacht voor de eigen verantwoordelijkheid van mensen. Daar doen we ook een beroep op.
We kiezen ervoor om bij de uitvoering van de WWNV het instrument tegenprestatie in te zetten. Onder welke condities precies wordt op dit moment onderzocht.
Bij de inschatting van wat iemand kan, maken we gebruik van de combinatie participatieladder, groeipotentieel en verdiencapaciteit. Hiermee zorgen we ervoor dat mensen niet worden afgeschreven als ze in de groep met de grootste afstand tot de arbeidsmarkt terecht komen. Want ook binnen deze groep zijn er mensen die nog een behoorlijk groeipotentieel hebben.
Iedereen doet mee naar vermogen, zo veel mogelijk door het uitvoeren van regulier werk.
Prioriteit binnen de WWNV wordt gelegd bij de ondersteuning van mensen met een verminderde verdiencapaciteit (B,C). Streven is het bereiken van economische participatie (werk bij een reguliere
6
Gaat hier om inwoners in de WWB, niet om het aantal uitkeringen. 6
De Wet Werken naar Vermogen in de regio Kromme Rijn Heuvelrug: aanvullingen strategisch kader
werkgever) met inzet van het instrument loondispensatie en gericht op uitstroom.
In het eerste jaar WWNV (2013) geven we absolute prioriteit aan (beginnen we met) de ondersteuning van groep B en de hoge categorie van groep C (60-80%). In totaal gaat het om ongeveer 400 werkzoekenden.
Uitgangspunt is dat we re-integratiemiddelen niet langer inzetten voor 1. mensen aan ‘de bovenkant’ (A) en 2. mensen aan ‘de onderkant’ (D) van het bestand WWNV.
De mensen aan de bovenkant van het bestand WWNV – de zelfredders – worden geacht zelf uit de uitkering te raken. Zij hebben primair een eigen verantwoordelijkheid. Wel blijven gemeenten en in het verlengde de RSD verantwoordelijk voor een goede informatievoorziening en advisering.
De mensen aan de onderkant van het bestand WWNV – mensen met weinig of geen verdiencapaciteit – worden daar met inzet van andere financieringsbronnen (Wmo, Awbz, algemene middelen en dus geen reintegratiemiddelen) ondersteund in het bereiken van sociale participatie. Uitgangspunt hierbij is dat we lokaal organiseren wat kan, en regionaal wat moet.
We benutten in samenwerking met BIGA alle mogelijke instrumenten om de uitstroom uit het zittende bestand Wsw te bevorderen.
Zelfredders (A) hebben dus primair zelf de verantwoordelijkheid om werk te vinden. Mochten zij echter onverhoopt toch langer in de uitkering terecht komen dan is ondersteuning vanuit de Regionale Sociale Dienst wel aan de orde. Langdurig verblijf van zelfredders in de uitkering moet koste wat kost voorkomen worden. We zetten het instrument loondispensatie in beginsel dus in voor de groepen B en C. In samenspel met de werkgevers moeten we ervaren welke opnamecapaciteit de regionale arbeidsmarkt heeft c.q. kan en wil ontwikkelen voor deze groepen. De mensen met geen of weinig verdiencapaciteit (D) binnen de doelgroep WWNV schrijven we zeker niet af maar helpen we – met inzet van onder meer Wmo en AWBZ-middelen – op lokaal niveau. De binnen de gemeenten bestaande lokale netwerken worden het meest effectief geacht bij het helpen van mensen bij sociale activering. Vanzelfsprekend blijft de RSD wel betrokken (monitoring, regie, gegevens aanleveren, etc.).
7 De Wet Werken naar Vermogen in de regio Kromme Rijn Heuvelrug: aanvullingen strategisch kader
3. Thema: wat doen we lokaal en wat regionaal
3.1 Staand beleid Tijdens de Strategische Heroriëntatie RSD is uitgebreid stilgestaan bij de rolverdeling tussen gemeenten en de RSD en – meer inhoudelijk – wat lokaal en wat regionaal wordt opgepakt. Inzake de rolverdeling zijn de volgende uitgangspunten vastgesteld:
De beleidskaders, beleidsprioriteiten en doelstellingen worden geformuleerd door de raden van de deelnemende gemeenten (‘het wat’).
De hiervan afgeleide prestatieafspraken worden in samenspraak met de RSD opgesteld.
De bedrijfsvoering (‘het hoe’) is de verantwoordelijkheid van de RSD, uiteraard binnen de afgesproken financiële en beleidsmatige kaders.
Uit de strategische heroriëntatie RSD – 2009 (daarin verder toegelicht)
Naast de meer formele uitgangspunten over hoe gemeenten en RSD zich tot elkaar verhouden zijn – volgend uit de Strategische Heroriëntatie RSD – een aantal meer concrete afspraken gemaakt over wat regionaal (RSD) en wat lokaal te organiseren. Voor zover voor de invoering van de WWNV relevant volgt nu een overzicht van enkele van deze afspraken:
Om het moeilijk bemiddelbare gedeelte van het zittende bestand beter te bereiken, zal meer gebruik gemaakt worden van lokale netwerken, wijkgericht werken en huisbezoeken. Daarbij zal een open oog zijn voor de koppeling die gelegd kan worden tussen de doelgroepen van de WWB en van de Wmo en de Wsw met als doel maatschappelijke activering in brede zin.
De aansturing van het Inkomens-deel (I-deel) wordt zowel qua beleid als uitvoering grosso modo ondergebracht bij de RSD. Ten aanzien van Minimabeleid en de Langdurigheidstoeslag blijven gemeenten vrij om hun eigen afweging te maken.
De aansturing van het Werk-deel (W-deel) wordt zowel qua beleid als qua uitvoering grosso modo ondergebracht bij de RSD. Ten aanzien van sociale activering en re-integratiebeleid blijven gemeenten vrij om lokale aanpakken te initiëren (pluspakket).
Uit de Strategische Heroriëntatie RSD – 2009 (daarin verder toegelicht)
Om recht te kunnen doen aan de verschillende opvattingen hebben we in 2009 besloten een onderscheid te gaan maken tussen een regionaal, gezamenlijk te financieren ‘basispakket’ en een op lokaal niveau in te kopen ‘pluspakket’. Op deze manier is het mogelijk een uniform regionaal aanbod te doen waarnaast ruimte is voor een lokale aanpak. Verder is afgesproken dat voor klanten die zeer moeilijk bemiddelbaar zijn meer gebruik zal worden gemaakt van lokale netwerken, het wijkgericht werken en huisbezoeken. Juist die lokale aanpak kan voor deze doelgroep het meest effectief zijn. 8 De Wet Werken naar Vermogen in de regio Kromme Rijn Heuvelrug: aanvullingen strategisch kader
Het Meerjarenbeleidskader sociale- en economische participatie 2011-2014 bevat – deels volgend uit de Strategische Heroriëntatie RSD – een aantal aanvullende beleidskaders rond het thema lokaal-regionaal. Een overzicht:
De uitvoering van de nieuwe regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt positioneren wij op het Werkplein.
Het WGSP is de spil in de match tussen vraag en aanbod van werkgever en werknemer.
De inwoners op de onderste treden van de participatieladder stijgen door een wijk-, kern- of dorpgerichte aanpak.
De gemeenten bieden via BIGA een gevarieerd aanbod van werkplekken met keuzemogelijkheden en ontwikkelingskansen in de woonplaats of wijk van de SW-medewerker.
Wij stemmen voorzieningen meer op elkaar af en streven naar het maximaal inzetten van elkaars voorzieningen door samenwerking met andere partners (BIGA Groep BV, ROC MN, jeugd en jongerenzorg, welzijnsorganisaties, vluchtelingenwerk etc.).
Elke gemeente werkt aan een aantrekkelijk ondernemersklimaat voor bedrijven en een gevarieerd aanbod aan werkgelegenheid.
10% van het W-deel wordt in 2011 ingezet om lokale initiatieven te initiëren en uit te voeren. Afhankelijk van de ervaringen bepalen de gemeenten het percentage voor volgende jaren.
Uit het Meerjarenbeleidskader sociale- en economische participatie 2011-2014(daarin verder toegelicht).
3.2 Komst Wet werken naar vermogen Met de invoering van de Wet werken naar vermogen wordt een forse bezuiniging doorgevoerd. Dit betekent onder meer dat het re-integratiebudget meer dan gehalveerd wordt. Het wordt dus nog belangrijker zaken effectief en efficiënt te regelen. Onze regionale samenwerking binnen de RSD én de samenvoeging van de regionale Gemeenschappelijke Regelingen RSD en Werkvoorzieningschap Zeist e.o. bieden daarvoor een goede basis. Tegelijkertijd leeft bij gemeenten de nadrukkelijke wens om bepaalde dienstverlening zo dicht mogelijk bij de inwoners te organiseren. Denk aan het creëren van werkplekken maar ook het lokaal benaderen van werkgevers. En wat betekent de terugtrekking van het UWV uit het regionale Werkplein? Genoemde ontwikkelingen hebben tot gevolg dat we wederom moeten afwegen wat lokaal en wat regionaal georganiseerd kan worden. We dienen daarbij zowel te kijken naar wat we willen als wat haalbaar is binnen de straks beschikbare budgetten. Wat betekenen genoemde ontwikkelingen bijvoorbeeld voor de werkgeversbenadering? En wat betekent de aanstaande ontschotting van de groepen met weinig verdiencapaciteit binnen de Wsw en de WWB voor de relatie met de Awbz, de Wmo en het welzijnswerk?
9 De Wet Werken naar Vermogen in de regio Kromme Rijn Heuvelrug: aanvullingen strategisch kader
3.3 Aanvullende beleidskaders WWNV
Re-integratie naar werk van mensen binnen de WWNV (en zodoende economische zelfstandigheid) wordt georganiseerd door het WGSP en daarmee zowel regionaal als lokaal uitgevoerd. Er blijft ruimte voor volledig lokaal opgezette uitvoeringsarrangementen. Hiervoor geldt voorlopig de 10% die eerder is vastgesteld en op voorwaarde dat het gaat om activiteiten gericht op re-integratie naar regulier werk.
In het te kiezen uitvoeringsarrangement wordt gekozen voor intensieve samenwerking tussen de reintegratie-inspanningen van de huidige RSD en de re-integratie-inspanningen die het huidige BIGA op regionaal niveau voor de zittende Wsw-doelgroep uitvoert.
De mensen aan de onderkant van het bestand WWNV – mensen met weinig of geen verdiencapaciteit – worden met inzet van andere financieringsbronnen (WMO, Awbz, algemene middelen en dus geen reintegratiemiddelen) ondersteund in het bereiken van sociale participatie. Uitgangspunt hierbij is dat we lokaal organiseren wat kan, en regionaal wat moet. De RSD blijft in een regie- en monitoringrol, maar het is primair aan de gemeenten om sociale participatie te organiseren en te financieren.
In het te kiezen uitvoeringsarrangement worden verbindingen gelegd met de inspanningen die de huidige BIGA op regionaal én lokaal niveau voor de zittende en toekomstige Wsw-doelgroep beschut uitvoert.
10 De Wet Werken naar Vermogen in de regio Kromme Rijn Heuvelrug: aanvullingen strategisch kader
4. Thema: hoe gaan we werkgevers benaderen en betrekken
4.1 Staand beleid In het Meerjarenbeleidskader sociale- en economische participatie 2011-2014 hebben we kaders vastgesteld voor het door gemeenten te voeren arbeidsmarktbeleid en de wijze waarop werkgevers worden benaderd en betrokken. De gemeenten streven naar optimale werkgelegenheid met oog voor de regio en vanuit een geïntegreerde aanpak. Een overzicht van de reeds staande kaders:
Elke gemeente werkt aan een aantrekkelijk ondernemersklimaat voor bedrijven en een gevarieerd aanbod aan werkgelegenheid.
Het Werkgeversservicepunt (WGSP) is de spil in het contact tussen werkgevers en potentiële werknemers.
Gemeenten investeren capaciteit in lokale en regionale economische netwerken zoals ondernemerskringen.
Het WGSP stimuleert het creëren van stageplaatsen en leerwerkplekken bij werkgevers, met name voor de doelgroep 18 tot 23 jarigen.
Jongeren maken op een actieve manier kennis met de arbeidsmarkt.
Werkgevers spelen een actieve rol bij het afstemmen van het aanbod aan beroepsopleidingen op de vraag van de arbeidsmarkt.
We bieden ondersteuning aan ZZP’ers en startende ondernemers.
Elke gemeente heeft een voorbeeldfunctie van Maatschappelijk Betrokken Ondernemerschap.
Elke gemeente neemt social return en preffered suppliership als verplicht onderdeel op in haar inkoop- en subsidiebeleid.
Uit het Meerjarenbeleidskader sociale- en economische participatie 2011-2014 (daarin verder toegelicht).
Het Werkgeverservicepunt Kromme Rijn Heuvelrug (WGSP KRH) dient dus de spil te zijn tussen werkgevers en potentiële werknemers. Het WGSP KRH kent de (maatschappelijke) ondernemers in de vijf regiogemeenten en participeert in een gezamenlijk netwerk met andere werkgeverservicepunten van de omliggende gemeenten, zoals WGSP Utrecht, WGSP Nieuwegein en met het net opgerichte bovenregionale WGSP van het UWV Werkbedrijf in Utrecht. Lokaal zijn er op dit moment in iedere gemeente werkgevers verenigd in 'verenigingen' of 'kringen'. De relatie met het WGSP KRH is dat deze lokale instituties aanspreekpunten zijn van het WGSP KRH. Deze moeten zo goed mogelijk benut worden om zowel de werkgever als de werknemer van dienst te zijn. Ook BIGA BV, de WSW-uitvoerder in onze regio, en de individuele gemeenten hebben intensief contact met werkgevers.
11 De Wet Werken naar Vermogen in de regio Kromme Rijn Heuvelrug: aanvullingen strategisch kader
4.2 Komst Wet werken naar vermogen Met de invoering van de Wet werken naar vermogen zal de dienstverlening aan – en benadering van – werkgevers nog belangrijker worden. Op allerlei manieren is samenwerking met het bedrijfsleven essentieel voor het welslagen van de uitvoering van de WWNV. Het zijn de werkgevers die plaats moeten bieden aan mensen die kunnen ‘werken naar vermogen’. Daarvoor zijn goede relaties met werkgevers dus essentieel en zal – daar waar mogelijk – nog meer gekeken moeten worden hoe aan te sluiten bij de intrinsieke behoefte van de werkgever. Hoe sluiten we aan bij de werkelijkheid van de werkgever en hoe ontzorgen we hem het beste en wat zijn daarbij kernvragen? Vooruitlopend op de komst van de WWNV wordt dit jaar de relatie tussen WGSP KRH en BIGA BV al geïntensiveerd. Bovenregionaal, in de arbeidsmarktregio Utrecht-Midden, is het UWV Werkbedrijf nog actief. Met de verdere terugtrekking van het UWV Werkbedrijf uit het Werkplein KRH zal de relatie met het bovenregionale werkgeverservicepunt van UWV Werkbedrijf belangrijker worden. In 2011 is door de 17 gemeenten van de arbeidsmarktregio Utrecht-Midden en het UWV Werkbedrijf een visie op de regionale werkgeversbenadering opgesteld. De ambitie van betrokken partijen was dat er in de regio Utrecht-Midden één aanspreekpunt voor werkgevers komt voor informatie en advies en dat de werkgeverservicepunten in de verschillende (sub)regio’s binnen de regio UtrechtMidden de werkgevers in de betreffende (sub)regio volledig (blijven) faciliteren met ondersteuning vanuit het bovenregionale werkgeverservicepunt UWV Werkbedrijf op gebieden als arbeidsmarktanalyse, arbeidsmarktbewerking en dienstverlening aan relatief grote werkgevers (landelijke en regionale convenanten). De mate waarin aan deze ambitie nog invulling kan worden gegeven was in het voorjaar 2012 nog onderwerp van gesprek.
4.3 Aanvullende beleidskaders WWNV
Op zowel regionaal als op lokaal niveau gaan we meer investeren in contact met werkgevers en de inventarisatie van hun behoefte op het terrein van werken en leren. De activiteiten op regionaal en lokaal niveau stemmen we beter op elkaar af.
Het door te ontwikkelen WGSP sluit in zijn dienstverlening richting werkgevers aan bij de behoefte van werkgevers. Ontzorgen is daarbij één van de belangrijkste uitgangspunten. Zo gaan we binnen de kaders van de WWNV op zoek naar constructies voor de inzet van WWNV’ers die maximaal bijdragen aan het ontzorgen van de werkgever (bijvoorbeeld risico-reductie).
De RSD maakt nog in 2012 op persoonsniveau een grondige analyse van het WWNV-bestand. Zicht op de mogelijkheden en het verdienvermogen per klant is essentieel om werkgevers adequaat (tijdig en op maat) te kunnen bedienen en zo maximale uitstroom te realiseren.
In onze werkgeversbenadering bundelen we de krachten van het WGSP Kromme Rijn Heuvelrug, BIGA BV en lokale ondernemersloketten. Integratie van activiteiten is daarbij het uitgangspunt, tenzij er inhoudelijke redenen zijn om dat niet te doen.
12 De Wet Werken naar Vermogen in de regio Kromme Rijn Heuvelrug: aanvullingen strategisch kader
In de regio intensiveren we de contacten tussen netwerkpartners (WGSP, werkgeverskringen, KvK’s, gemeenten, BIGA BV, ROC’s, lokale ondernemersloketten, uitzendbureaus etc.), alleen op die manier zijn we echt in staat integrale werkgeversdienstverlening aan te bieden.
13 De Wet Werken naar Vermogen in de regio Kromme Rijn Heuvelrug: aanvullingen strategisch kader
Bijlage 1: Analyse WWNV en consequenties voor KRH
0. Waarom een Wet werken naar vermogen Het huidige Kabinet wil meer participatie op de arbeidsmarkt en minder uitkeringsafhankelijkheid. Ze wil één regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt waarin mensen meer gestimuleerd worden om aan het werk te gaan. Hiermee sluit het Kabinet aan bij de adviezen van de commissie De Vries (Werken naar vermogen). Hiernaast verwacht het Kabinet krapte op de arbeidsmarkt. Daarom is het belangrijk dat iedereen mee doet, zo veel als hij kan. Ten slotte is er een financieel belang. Er moet nu fors bezuinigd worden om de gevolgen van de crisis op te vangen. Om deze redenen heeft het Kabinet besloten de Wet werken naar vermogen in te voeren. Het doel van de wet is om mensen, gemeenten en werkgevers meer te prikkelen om de deelname aan de reguliere arbeidsmarkt te vergroten en de uitkeringsafhankelijk te verlagen. Kabinetsmotieven WWNV 1. Verschillende regelingen voor vergelijkbare doelgroepen; leidt tot perverse prikkels en versplinterde dienstverlening 2. Meer prikkels om aan het werk te gaan 3. Groei Wajong 4. WSW-organisaties slagen er onvoldoende in de slag van binnen naar buiten te maken 5. Veel twijfels over de effectiviteit van re-integratie 6. Onbetaalbaarheid van de overheidsfinanciën 7. Te veel focus op plannen en tussenstappen in plaats van harde resultaten 1. Uitgangspunten Wet werken naar vermogen De Wet werken naar vermogen is een samenvoeging van de WWB en delen van de Wsw en de Wajong. Door de WWNV komt er voor alle mensen die geheel of gedeeltelijk in staat zijn om regulier werk te verrichten één regeling. Wsw De Wsw en de Wajong blijven na de invoering van de WWNV bestaan, alleen voor een kleinere groep mensen. De Wsw is in de toekomst alleen nog maar bedoeld voor mensen met een indicatie Wsw-beschut werken. Het Ministerie van SZW verwacht door de aangescherpte indicatie dat het aantal mensen dat vanaf 2013 jaarlijks een indicatie Wsw krijgt daarmee met twee derde zal afnemen. De rechten van het zittende bestand Wsw’ers blijven hetzelfde, tenzij deze mensen zelf uit de Wsw gaan. Mensen die na 1 mei 2011 een Wsw-indicatie hebben gekregen komen in aanmerking voor een herindicatie.
14 De Wet Werken naar Vermogen in de regio Kromme Rijn Heuvelrug: aanvullingen strategisch kader
Wajong De Wajong blijft alleen nog bestaan voor de groep mensen die van het UWV de indicatie volledig en duurzaam arbeidsongeschikt (vda) krijgen. Het UWV is verantwoordelijk voor de uitvoering. Het ministerie verwacht ook voor deze groep dat de instroom in de regeling met circa twee derde zal dalen. De mensen die niet meer voor Wajong in aanmerking komen, hebben mogelijk aanspraak op een uitkering op grond van de WWNV. Het zittende bestand Wajong, verliest niet het recht op Wajong. Wel zal het huidig zittende bestand met arbeidspotentieel een lagere uitkering krijgen (70% in plaats van 75% WML). Mensen die een Wajong hebben gekregen in 2011 zullen herkeurd worden. De instroom vanaf 2012 met een niet volledige, duurzame arbeidsongeschiktheid indicatie zal in 2014 uitstromen naar de WWNV. Samenvattend De veranderingen zijn in de onderstaande tabel schematisch weergegeven. Nvda betekent niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt. Vda betekent volledig en duurzaam arbeidsongeschikt.
In de WWNV komen dus de volgende mensen:
de huidige mensen in de WIJ;
de WWB’ers;
de jong gehandicapten met arbeidsvermogen (niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt (nvda)); mensen met een beperkte verdiencapaciteit die vroeger in de Wsw kwamen, maar onder de WWNV geen Wsw-beschut indicatie meer krijgen; de nuggers (niet uitkeringsgerechtigden).
Nieuwe verantwoordelijkheden van gemeenten Gemeenten worden financieel en beleidsmatig verantwoordelijk voor de WWNV. De systematiek van het Inkomensdeel (het budget dat gemeenten van het rijk ontvangen voor het betalen van de uitkeringen) zal niet veranderen. De risico’s worden echter wel groter, omdat het aantal mensen met een uitkering waarvoor gemeenten verantwoordelijk worden – en daarmee de budgetten en de 15 De Wet Werken naar Vermogen in de regio Kromme Rijn Heuvelrug: aanvullingen strategisch kader
uitgaven - zal toenemen. Tegelijkertijd wordt de komende jaren fors op de re-integratiemiddelen bezuinigd, waardoor de mogelijkheden van gemeenten om het volume omlaag te brengen minder worden. Het aantal klanten en daarmee de werklast voor gemeenten zal door de invoering van de WWNV extra toenemen. Bovendien zal het profiel van de klanten veranderen. Gemeenten zullen zich meer moeten richten op de re-integratie van mensen met een arbeidshandicap. Hier zijn instrumenten voor beschikbaar gesteld (zie ook paragraaf 8 van deze bijlage). 2. Aanscherpingen in de wet Voor de invoering van de WWNV heeft het Kabinet in 2012 al een aantal aanscherpingen aangebracht in de WWB, die vanaf 2013 worden overgenomen in de WWNV. Het uitgangspunt is dat wie kan werken ook moet werken en dat werk moet lonen. Het Kabinet scherpt daarom de verplichtingen aan voor uitkeringsgerechtigden om op zoek te gaan naar een baan. Ook worden maatregelen genomen om te voorkomen dat de bijstand hoger wordt dan het minimumloon. De belangrijkste maatregelen zijn:
Minimumloon hoger dan bijstand: door de afbouw van de dubbele heffingskorting voor kostwinners in de fiscaliteit stijgt de bijstandsuitkering harder dan het netto minimumloon. Dat vindt het Kabinet ongewenst en daarom wordt de dubbele heffingskorting voor bijstandsgerechtigden afgeschaft, waardoor de netto uitkering daalt.
Baan-zoek-plicht voor jongeren: jongeren zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor het vinden van een baan of opleiding. Het Kabinet wil dat jongeren aan het werk zijn of naar school gaan. Daarom moeten jongeren tot 27 jaar eerst vier weken zelf actief op zoek gaan naar werk en/of een opleiding voordat een uitkering of ondersteuning kan worden aangevraagd.
Tegenprestatie voor een uitkering: van mensen die een beroep doen op een uitkering vindt het Kabinet dat een tegenprestatie mag worden gevraagd. Gemeenten krijgen ruimere mogelijkheden op dit gebied.
Scherpere inkomensnorm voor gezinsbijstand (huishoudtoets): bijstand moet het laatste vangnet zijn. Iedereen moet zoveel mogelijk zelf in zijn inkomen voorzien. Wanneer dat echt niet kan, is er bijstand mogelijk die aanvult tot het sociaal minimum. De bijstand voor gezinnen wordt aangepast. Ouders en inwonende kinderen moeten straks gezamenlijk één uitkering aanvragen. Er wordt dan niet meer alleen gekeken naar de inkomsten van de ouders onderling, maar ook naar die van inwonende kinderen, het huishoudinkomen. Door deze huishoudtoets zal het aantal Nuggers sterk toenemen.
Mogelijke ontheffing alleenstaande ouders verdwijnt: alleenstaande bijstandsouders met kinderen onder de vijf jaar konden een ontheffing krijgen van de plicht om te solliciteren. Deze ontheffing wordt afgeschaft. Om werken te stimuleren, mogen alleenstaande ouders meer bijverdienen, zonder dat de uitkering gekort wordt.
16 De Wet Werken naar Vermogen in de regio Kromme Rijn Heuvelrug: aanvullingen strategisch kader
Normering gemeentelijk inkomensbeleid: het Kabinet stelt één centrale inkomensgrens. Alleen aan de hand van individuele omstandigheden hebben gemeenten de mogelijkheid om maatwerk te leveren en extra inkomensondersteuning te geven.
Minder lang in het buitenland met behoud bijstand: mensen moeten in Nederland wonen én verblijven om recht op bijstand te hebben. Besloten is dat mensen met een bijstandsuitkering die tijdelijk geen werk hoeven te zoeken voortaan maximaal vier weken per jaar naar het buitenland mogen. Nu is dat nog dertien weken. Voor mensen van 65 jaar en ouder wordt de termijn teruggebracht van 26 weken per jaar naar maximaal acht weken per jaar.
3. Toekomstige doelgroepen Het aantal klanten in 2011 in de verschillende regelingen in de regio Kromme Rijn Heuvelrug is in onderstaande tabel weergegeven. WIJ
WWB<65
WSW
Wajong
Totaal
Aant. HH
Bunnik
10
70
21
110
211
6.031
De Bilt
30
350
69
330
779
18.851
Wijk bij Duurstede
20
170
73
200
463
9.254
Utrechtse Heuvelrug
30
380
95
830
1335
20.792
Zeist
90
870
214
1200
2374
27.433
Totaal
180
1840
472
2670
5162
82.361
Nederland
34.710
272.270
102.918
199.050
608.948
7.386.144
We zien dat met name in Zeist en Utrechtse Heuvelrug een relatief hoog aantal mensen met een Wajong wonen. Dit komt omdat er veel instellingen zijn in deze gemeenten. Het merendeel van deze mensen is, vermoedelijk, volledig duurzaam arbeidsongeschikt en zal in de Wajong blijven. Het relatief hoge aantal Wajongers in deze gemeenten lijkt daarom niet een indicatie dat er een extra toestroom van WWNV’ers zal zijn. Wanneer we deze cijfers omzetten naar relatieve aantallen als percentage van het aantal huishoudens in een gemeente, ziet dat er als volgt uit:
17 De Wet Werken naar Vermogen in de regio Kromme Rijn Heuvelrug: aanvullingen strategisch kader
Op termijn zal voor de gehele regio de verdeling over de doelgroepen er naar verwachting als volgt uit zien: 2011
2012
2013
2014
2015
2005
2005
2005
2005
2005
Extra instroom a.g.v. aanscherping Wajong
100
150
200
Extra instroom a.g.v. aanscherping Wsw
25
50
75
2130
2205
2280
WWB
Totaal WWNV
2005
2005
In de tabel is het aantal uitkeringen opgenomen. In dit overzicht zijn we uitgegaan van de cijfers van de RSD. In de tabel is er voor gekozen het aantal WWB-ers naar de toekomst nog gelijk te houden, maar inmiddels heeft het CPB aangegeven een stijging te verwachten. De ontwikkeling van het bijstandsvolume van de regio Kromme Rijn Heuvelrug over de afgelopen jaren ziet er, vergeleken met referentiegemeenten en de landelijke cijfers, als volgt uit.
18 De Wet Werken naar Vermogen in de regio Kromme Rijn Heuvelrug: aanvullingen strategisch kader
Samenvattend We kunnen stellen dat de omvang van de WWB en Wsw in de regio Kromme Rijn Heuvelrug beneden het landelijke gemiddelde zit. Zeist en Utrechtse Heuvelrug hebben relatief hoge aantallen mensen met een Wajong-uitkering als gevolg van een groot aantal instellingen voor mensen met een handicap in die gebieden. Het WWB-volume ontwikkelt zich over de getoonde jaren gunstig in vergelijking met gemeenten met vergelijkbare sociaal-economische omstandigheden. 4. Bezuinigingen op Wsw Er wordt fors op de re-integratie en de Wsw bezuinigd. De landelijke bezuinigingen op de Wsw staan in het onderstaande overzicht.
Het geld dat beschikbaar is voor de Wsw gaat om twee redenen omlaag. In de eerste plaats gaat de rijksvergoeding per Wsw-plek omlaag. Op dit moment ontvangen gemeenten per Wsw-plek per jaar nog € 25.750,-. Dat bedrag wordt geleidelijk verlaagd tot € 22.050,- in 2015. Dat leidt tot een totale ombuiging van € 90 mln. in 2013, oplopend tot € 290 mln. in 2015.
19 De Wet Werken naar Vermogen in de regio Kromme Rijn Heuvelrug: aanvullingen strategisch kader
Hiernaast gaat het bedrag voor de Wsw omlaag omdat de Wsw in de toekomst alleen nog open staat voor de doelgroep beschut. De instroom gaat daardoor omlaag. Dat leidt tot een dalend totaal aantal Wsw’ers. Hierdoor daalt het totale budget met € 47 mln. in 2014 en € 150 mln. in 2015. In de onderstaande tabel is het budget Wsw vertaald naar de situatie voor KRH. In 2012 ontvangt de regio nog € 11,3 mln. In 2015 zal dat bedrag naar verwachting zijn verlaagd tot € 9,2 mln. Mln €
2012
2013
2014
2015
Wsw-budget KRH
11,3
10,9
10,0
9,2
5. Bezuinigingen op de re-integratie Daarnaast wordt er gekort op het Werkdeel. Het huidige Werkdeel en de mutaties daarop zijn opgenomen in de onderstaande tabel.
In 2011 is het Werkdeel gelijk aan € 1.336 mln. Het bedrag wordt nu al elk jaar lager. Vanaf 2014 is het bedrag in de huidige rijksbegroting gelijk aan € 1.083 mln. per jaar. Daarbovenop komt een extra korting. Vanaf 2012 voert het Kabinet een korting door op het Werkdeel van € 400 mln. per jaar. Daarna loopt het budget enigszins op, doordat er extra middelen worden toegevoegd vanwege de overheveling van een deel van de Wajong naar de WWNV. In de laatste rij is zichtbaar dat het budget reeds vanaf 2012 – dus voor invoering van de WWNV - fors omlaag gaat ten opzichte van voorgaande jaren. In de onderstaande tabel staat het totaal voor KRH beschikbare budget Werkdeel. Voor 2011 en 2012 zijn de bedragen bekend. Voor de jaren daarna is een inschatting gemaakt naar rato van het landelijk beschikbare budget. Euro’s Budget werkdeel KRH
2011
2012
2013
2014
2015
6.271.099
2.984.093
3.095.687
3.013.025
3.075.021
6. Meerjarenoverzicht budgettaire consequenties Door de bezuinigingen komen de budgetten er anders uit te zien. In onderstaande tabel is het budget voor het Werkdeel weergegeven en voor de Wsw. Dit zijn de budgetten zoals ze nu zijn en zoals ze er in de toekomst uit zullen zien wanneer ze worden samengevoegd. Het Werkdeel is berekend aan de hand van de landelijk beschikbare budgetten, na doorvoering van de korting door het Rijk. Het Wsw-budget is berekend aan de hand van het aantal Wsw’ers en het verwachte totaal aantal Wsw’ers in de regio en de landelijke rijksvergoeding die verstrekt wordt per arbeidsjaar. De vergoeding is nu nog € 25.750,- en wordt verlaagd naar € 22.050,- per arbeidsjaar. 20 De Wet Werken naar Vermogen in de regio Kromme Rijn Heuvelrug: aanvullingen strategisch kader
Werkdeel
Totaal (ongedeeld reintegratiebudget)
WSW-budget
2011
2012
2015
2011
2012
2015
2011
2012
2015
De Bilt
1.121
511
563
1.698
1.608
1.239
2.819
2.119
1.802
Bunnik
183
82
91
515
485
373
698
567
464
UHR
1.084
495
546
2.249
2.381
1.833
3.333
2.876
2.380
WBD
445
205
226
1.765
1.683
1.296
2.210
1.888
1.522
Zeist
3.438
1.690
1.864
5.126
5.155
3.970
8.564
6.845
5.833
Totaal
6.271
2.984
3.290
11.353
11.312
8.711
17.624
14.296
12.001
Voor de financiering van de Wsw (zittend bestand en nieuwe instroom beschut) is vanaf 2013 het ongedeelde re-integratiebudget beschikbaar. In 2011 was er nog € 17,6 mln. beschikbaar voor de regio. In 2012 is er € 14,3 mln. beschikbaar. Dat bedrag daalt tot € 12 mln. in 2015. Zoals aangegeven zullen de bestedingen voor een belangrijk deel bepaald worden door de Wsw. De uitgaven Wsw worden bepaald door de kosten van het SW-bedrijf. In de onderstaande tabel staan drie scenario’s weergegeven voor de uitgaven Wsw in 2015. Er is rekening mee gehouden dat vanaf 2013 voor alle drie personen die de Wsw verlaten, er weer één (beschut) in terug keert. In de scenario’s is uitgegaan van een kostenpost van 27000 euro per Wsw’er, van 25750 euro per Wsw’er en van 22050 euro per Wsw’er. Daaruit resulteren de totale kosten per gemeente voor de Wsw. Tabel: Drie scenario’s voor de Wsw-bestedingen in 2015 X 1.000,-
Kosten per Wsw’er 27000
25750
22050
De Bilt
1.708
1.629
1.395
Bunnik
520
496
424
UHR
2.351
2.242
1.920
WBD
1.807
1.723
1.476
Zeist
5.297
5.051
4.325
Totaal
11.682
11.141
9.540 21
De Wet Werken naar Vermogen in de regio Kromme Rijn Heuvelrug: aanvullingen strategisch kader
Er wordt fors bezuinigd op het terrein van Werk en Inkomen. De bezuinigingen slaan vooral neer bij de Wsw en in het Werkdeel van de (huidige) WWB. Tegelijkertijd hebben gemeenten weinig mogelijkheden om de kosten voor de Wsw (met name het zittende bestand) omlaag te brengen. De WWNV is een grote operatie voor gemeenten. Het rijk stelt geen middelen beschikbaar voor de implementatie van de WWNV. Gemeenten zullen de kosten uit de eigen middelen moeten financieren. Wel stelt het rijk voor de herstructurering van de SW-sector geld beschikbaar in de zogenoemde herstructureringsfaciliteit. In totaal gaat het om € 400 mln. 7. Beschikbare instrumenten Om te stimuleren dat meer mensen aan het werk kunnen en komen zijn verschillende instrumenten beschikbaar. Diagnostiek Bij de re-integratie maken gemeenten gebruik van diagnose-instrumenten. Als onzekerheid bestaat over de fysieke en/of psychische mogelijkheden van mensen om weer aan de slag te gaan, kan onderzoek worden gedaan naar de belastbaarheid. Dit onderzoek besteedt de gemeente meestal uit aan externe partijen. Naast medisch en psychologisch onderzoek, bestaat een sociaal-medische keuring vaak ook uit een arbeidsdeskundig onderzoek. De uitkomst geeft een leidraad voor de klantmanagers bij de re-integratie en de in te zetten re-integratie-instrumenten. In sommige gevallen leidt de uitkomst tot (tijdelijke) ontheffing van de arbeidsplicht. In opdracht van de RSD voert Arbo Unie diagnoses uit op fysieke en/of psychische belastbaarheid in het kader van re-integratie. Ook medische keuringen voor bijzondere bijstandverlening en voor het toekennen van een bijdrage voor kinderopvang vallen er onder. Bij de diagnose wordt uitdrukkelijk gekeken naar de mogelijkheden van de klant, gebaseerd op vastgestelde en benoemde beperkingen of belemmeringen. Behalve een advies over de huidige mogelijkheden van de klant vraagt de RSD ook om een uitspraak over het perspectief van de klant, en een advies over welke weg daartoe te bewandelen. Door de WWNV krijgen de gemeenten – naast de WWB’ers - de verantwoordelijkheid over mensen die voorheen een indicatie voor de Wsw of voor de Wajong kregen. Daardoor verandert de omvang en de aard van de doelgroep. Meer klanten hebben een lichamelijke, mentale en/of psychische handicap. Gemeenten zullen daarom in de toekomst meer en/of andere diagnoses laten uitvoeren om de mogelijkheden om aan het werk te gaan te laten vaststellen. Er is een relatie tussen de indicatiestelling van het UWV en de diagnostiek van gemeenten. Het UWV is namelijk verantwoordelijk voor de indicatiestelling Wsw-beschut. De gemeente is verantwoordelijk voor de ondersteuning vanuit de Wmo. Hiernaast gaat het UWV bepalen of mensen onder de Wajong vallen (volledig en duurzaam arbeidsongeschikt) of niet. Het UWV is verantwoordelijk voor de uitkeringsverstrekking en ondersteuning van de Wajongers-vda. Als mensen niet voor de Wsw-beschut of voor de Wajong-vda in aanmerking komen, doen zij mogelijk een beroep op de WWNV. Waarschijnlijk is dan weer indicatiestelling aan de orde, omdat de gemeente wil weten wat de mogelijkheden zijn op het gebied van arbeidscapaciteit. Kortom, er is een sterke relatie tussen de indicatiestellingen van het UWV en de diagnostiek van gemeenten. 22 De Wet Werken naar Vermogen in de regio Kromme Rijn Heuvelrug: aanvullingen strategisch kader
Noties:
Om redenen van doelmatigheid, uniformiteit richting klanten en kwaliteit van de dienstverlening zou nagegaan moeten worden hoe de toekomstige diagnostiek onder de WWNV zich zou moeten verhouden tot de diagnoses van het UWV en de gemeenten in het kader van bijvoorbeeld de Wmo. Daarnaast is het voor de uniformiteit richting de klant-werkzoekende en de klant-werkgever een aandachtspunt hoe een gemeenschappelijke en uniforme diagnostiek toegepast zou kunnen worden binnen de gehele regio, mede ook in relatie tot de regionale werkgeversbenadering. Mogelijk ligt hier ook een relatie met de Wmo en de dagopvang in het bijzonder. Ook hier is sprake van diagnostiek die mogelijk raakvlakken heeft met de diagnostiek in het kade van de WWNV.
Loondispensatie Mensen met een beperkte verdiencapaciteit kunnen aan de slag via de nieuwe systematiek van loondispensatie. Een werkgever mag een werknemer minder dan het wettelijk minimumloon betalen als de werknemer door een arbeidsbeperking minder productief is. Naast het loon ontvangt de werknemer dan een aanvullende uitkering van de gemeente, tot maximaal het minimumloon. De werkgever hoeft daardoor niet het gangbare loon te betalen, maar betaalt alleen het deel dat de werknemer arbeidsproductief is (de loonwaarde). De gemeente vult vervolgens het inkomen van mensen met recht op een WWNV-uitkering via een aanvullende uitkering aan tot maximaal 100% van het wettelijk minimumloon (WML). Het loon en de aanvulling samen kunnen minder bedragen dan 100% van het WML, zolang iemand nog niet naar zijn volledige mogelijkheden werkt. De gemeente moet straks bij de WWNV eerst via een toegangstoets - uitgevoerd door een onafhankelijke derde - laten vaststellen of de betrokkene tot de doelgroep loondispensatie behoort. Vervolgens wordt de specifieke loonwaarde met een loonwaardemeting vastgesteld. Dat gaat via een erkende methode die de arbeidsprestatie van een werknemer op de werkplek meet, net als in de Tijdelijke wet pilot loondispensatie. Onder de WWNV kan de gemeente in principe slechts tijdelijk voor iemand loondispensatie geven. Periodiek (in ieder geval na maximaal 2 à 3 jaar) moet een nieuwe loonwaardemeting en toegangstoets plaatsvinden. Re-integratie Door de omvangrijke bezuinigingen van het Rijk gaat de re-integratie de komende jaren drastisch veranderen. Belangrijk is in hoeverre gemeenten erin slagen om de (netto)kosten voor de zittende Wsw’ers omlaag te brengen. Dat bepaalt, naast de mate waarin gemeenten geld vanuit de algemene middelen beschikbaar kunnen stellen, hoeveel geld (in het ongedeelde reintegratiebudget) resteert voor de ambities op het terrein van re-integratie. Gemeenten zullen moeten kiezen hoeveel van het re-integratiebudget voor de verschillende groepen ingezet wordt. Daarvoor kunnen verschillende overwegingen gelden. Is het doelmatig om re-integratiegeld in te zetten voor de bovenkant (de groep die per definitie zelf aan de slag zou 23 De Wet Werken naar Vermogen in de regio Kromme Rijn Heuvelrug: aanvullingen strategisch kader
moeten kunnen komen)? Is het gezien de beperkt beschikbare re-integratiemiddelen nog wenselijk om re-integratiemiddelen in te zetten voor de doelgroep participatie, omdat de kans op uitstroom naar werk beperkt is? Welke vormen van ondersteuning bieden we aan de doelgroep loondispensatie? Welke voorzieningen hebben we beschikbaar voor de doelgroep Wsw-beschut? Wat doen de gemeenten zelf en wat doet de RSD? Werkgeversbenadering De werking van de WWNV staat of valt met de bereidheid van werkgevers om mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen. Het moet voor werkgevers aantrekkelijker en eenvoudiger worden om mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen. Om werkgevers over de streep te trekken kunnen gemeenten verschillende instrumenten inzetten (loondispensatie, detachering, ondersteuning, werkplekaanpassingen). Werkgevers willen niet met allerlei verschillende publieke instellingen zaken te doen. Gemeenten moeten activiteiten als de werkgeversdienstverlening daarom gezamenlijk en op een effectief schaalniveau uitvoeren. Het schaalniveau kan afhankelijk zijn van de werkgever. Zo ligt het voor de hand dat een regionaal opererende werkgever benaderd wordt door een regionaal opererende instelling. Een kleinere lokale werkgever kan wellicht beter benaderd worden door de individuele gemeente. Goede afspraken over de gezamenlijke werkgeversbenadering tussen UWV en gemeenten zijn dus vereist. Arbeidsmarktbeleid De vraag naar en het aanbod van personeel manifesteert zich bij uitstek op regionaal en lokaal niveau. Bij het regionaal arbeidsmarktbeleid gaat het om het verbeteren van de aansluiting van de vraag naar en het aanbod van arbeid, zowel in kwantitatieve als in kwalitatieve zin. De volgende vraagstukken zijn aan de orde:
Uitval door werkloosheid of ziekte kan worden voorkomen door in de regio ‘van werk naar werk-trajecten’ te realiseren en door als werkgevers onderling samen te werken bij herplaatsing van uitgevallen medewerkers. Als het onderwijs goed aansluit bij de vraag op de regionale arbeidsmarkt, hebben werkgevers minder last van moeilijk vervulbare vacatures en hebben leerlingen en schoolverlaters een reële kans op een stage of een baan. Werkzoekenden kunnen via scholing en re-integratietrajecten gericht worden toegeleid naar regionale en lokale werkgevers in sectoren waarin binnen de betreffende regio actuele of toekomstige vacatures te verwachten zijn. Werknemers kunnen door regionale samenwerking adequaat en tijdig worden bijgeschoold om aan de steeds hogere eisen van het bedrijfsleven te voldoen.
Vanwege de verwachte kraptes en het risico van mismatch op de arbeidsmarkt, is het steeds meer van belang dat gemeenten, UWV, werkgevers en onderwijs de handen ineenslaan. Samenwerking
24 De Wet Werken naar Vermogen in de regio Kromme Rijn Heuvelrug: aanvullingen strategisch kader
in de regio kan bijdragen aan de oplossing van regionale knelpunten, en tegelijkertijd groepen met een achterstand op de arbeidsmarkt een reële kans bieden op betaald werk. 8. Samenhang Awbz-indicatie Begeleiding overheveling naar Wmo Naast de ontwikkeling van de WWNV zal per 1 januari 2014 de functie Begeleiding (individueel en groep) worden overgeheveld van de Awbz naar de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) voor cliënten zonder verblijfsindicatie. Vanaf 1 januari 2013 geldt dit al voor nieuwe instroom en herindicaties. Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en Bureau Jeugdzorg (BJZ) geven de indicatie af en blijven dit in de toekomst doen. BJZ doet dit alleen voor de groep jongeren onder de 18 jaar met (enkel en alleen) een psychiatrische grondslag. Activiteiten die gericht zijn op arbeidsmatige dagbesteding vertonen samenhang met de activiteiten binnen de Wsw. Hiernaast is het goed mogelijk dat er samenhang zit tussen mensen met een indicatie Begeleiding en de regelingen waar deze mensen invallen. Eén persoon kan dus een Awbzindicatie Begeleiding hebben en een Wsw, WWB, Wajong of gewoon aan het werk zijn. Op dit moment wordt de overlap van de doelgroepen geschat op 20%-40%. Er is voorts weinig over de overlap tussen de verschillende doelgroepen bekend. De aantallen cliënten in deze groepen met een indicatie Begeleiding is in onderstaande tabel weergegeven voor de regio Kromme Rijn Heuvelrug.
Totaal
Bunnik
De Bilt
WBD
UHR
Zeist
KRH
NL
108
381
249
583
810*
2131
175.973
Voor gemeenten betekent de overheveling van de Awbz Begeleiding (extramuraal) naar de Wmo dat zij verantwoordelijk worden voor een groep nieuwe cliënten. In verband met de WWNV is dit vraagstuk ook relevant. Feitelijk gaat het om de doelgroep sociale participatie (al dan niet met een uitkering). Ook ligt er een relatie met Wsw-beschut. In de uitvoering kunnen mogelijk kostenvoordelen worden gerealiseerd door de verschillende voorzieningen meer met elkaar te verbinden en lokaal te organiseren. Denk bijvoorbeeld aan verschillende vormen van dagbesteding en de werkplekken voor de doelgroep Wsw-beschut. Ook bij de indicatiestelling zijn mogelijk voordelen te realiseren door een verbinding te leggen met het CIZ en het BJZ. 9. Decentralisatie Jeugdzorg In de huidige situatie zijn gemeenten verantwoordelijk voor het preventief jeugdbeleid, bijvoorbeeld de schoolarts en het maatschappelijk werk. De provincies zijn verantwoordelijk voor de geïndiceerde jeugdzorg, de indicatiestelling (door BJZ) en niet-gesloten jeugdzorg. De ministeries en zorgverzekeraars financieren specialistische jeugdzorg (gesloten jeugdzorg, licht verstandelijk gehandicapten, justitieel, jeugd-ggz). Verantwoordelijkheden van het Rijk en provincies worden vanaf 2014 gedecentraliseerd naar (samenwerkende) gemeenten. Er moet één financieringssysteem komen voor het huidige preventieve beleid, de huidige vrijwillige provinciale jeugdzorg, de zorg voor licht verstandelijk 25 De Wet Werken naar Vermogen in de regio Kromme Rijn Heuvelrug: aanvullingen strategisch kader
gehandicapte jeugd en jeugd-ggz. De Centra voor Jeugd en Gezin worden door het Kabinet genoemd als front office van zorg voor jeugd. Het doel van deze decentralisatie is drieledig: 1. Realiseren van inhoudelijke en organisatorische veranderingen in het geheel van de jeugdzorg. 2. Terugdringen van de stijgende vraag naar gespecialiseerde zorg door de ‘hulp dichtbij’ eerder en sneller in te zetten. 3. Een structurele bezuiniging van € 300 miljoen. De eerste bezuiniging van 80 miljoen euro staat ingeboekt voor 2015. Ook hier ligt een relatie met de WWNV. Het gaat met name om jongeren die (ook) gere-integreerd worden naar werk. Re-integratie kan een onderdeel zijn van de jeugdzorg. Ook kunnen de voorzieningen van met name het SW-bedrijf of lokale projecten en het welzijnswerk worden ingezet voor de ondersteuning van de betrokken jongeren. 10. Conclusie: risico’s en kansen voor de regio Al deze verandering hebben grote gevolgen voor de regio Kromme Rijn Heuvelrug. Gemeenten worden financieel en beleidsmatig verantwoordelijk voor de WWNV. In dit geval zal dat de nieuwe gemeenschappelijke regeling zijn. Een aantal belangrijke verschillende ontwikkelingen maken het noodzakelijk om te veranderen:
Noodzakelijke veranderende rol van de overheid.
Veranderende arbeidsmarkt (economie en demografie).
Veel minder financiële middelen (re-integratie en Wsw-budgetten).
Grotere rol van de gemeenten in de regio op het terrein van W&I met nieuwe doelgroepen. Nieuwe rol van het UWV (regionaal en bovenregionaal in plaats van lokaal).
De regio zal veranderingen moeten realiseren op verschillende terreinen. Hiervoor zal een veranderagenda opgesteld worden met de volgende agendapunten:
Regionale en lokale werkgeversdienstverlening wordt essentieel.
Toepassing van het instrument loondispensatie.
Herprioritering en afbouw re-integratie.
Kanteling van de manier van werken en denken van de organisaties (sociale dienst en SW-bedrijf). Andere rol sociale werkvoorziening: afbouw tot 1/3e beschut werk, afbouw SWinfrastructuur t.g.v. plaatsing in reguliere werkomgeving. 26
De Wet Werken naar Vermogen in de regio Kromme Rijn Heuvelrug: aanvullingen strategisch kader
Perspectief ontwikkelen op nieuwe SW mede in relatie tot de Sociale Dienst.
Samenhang met andere decentralisaties.
Relatie met samenwerkingspartners (UWV, andere gemeenten, zorginstellingen, onderwijsinstellingen).
27 De Wet Werken naar Vermogen in de regio Kromme Rijn Heuvelrug: aanvullingen strategisch kader
Bijlage 2: Strategische heroriëntatie RSD
<<separaat bijgevoegd>>
28 De Wet Werken naar Vermogen in de regio Kromme Rijn Heuvelrug: aanvullingen strategisch kader
Bijlage 3: Meerjarenbeleidskader SEP 2011-2014 KRH
<<separaat bijgevoegd>>
29 De Wet Werken naar Vermogen in de regio Kromme Rijn Heuvelrug: aanvullingen strategisch kader
Bijlage 4: Lijst met afkortingen
Awbz
Algemene wet bijzondere ziektekosten
BIGA
Bartiméus, Inclusief Groep en Abrona
BJZ
Bureau Jeugdzorg
CBS
Centraal Bureau voor de Statistiek
CIZ
Centrum Indicatiestelling Zorg
GGZ
Geestelijke Gezondheidszorg
GR RSD KRH
Gemeenschappelijke Regeling Regionale Sociale Dienst Kromme Rijn Heuvelrug
GR SWZ
Gemeenschappelijke Regeling Werkvoorzieningschap Zeist
KRH
Kromme Rijn Heuvelrug
KvK
Kamer van Koophandel
Nugger
Niet uitkeringsgerechtigde
Nvda
niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt
RDWI
Regionale Dienst Werk & Inkomen
ROC
Regionaal Opleidingen Centrum
RSD
Regionale Sociale Dienst
UWV
Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen
Vda
volledig en duurzaam arbeidsongeschikt
VNG
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Wajong
Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening voor jonggehandicapten
WIJ
Wet investeren in jongeren
WGSP
Werkgeverservicepunt
WGSP KRH
Werkgeverservicepunt Kromme Rijn Heuvelrug
WML
Wettelijk Minimum Loon
Wmo
Wet maatschappelijke ondersteuning
Wsw
Wet sociale werkvoorziening
WWB
Wet werk en bijstand 30
De Wet Werken naar Vermogen in de regio Kromme Rijn Heuvelrug: aanvullingen strategisch kader
WWNV ZZP
Wet werken naar vermogen Zelfstandige zonder personeel
31 De Wet Werken naar Vermogen in de regio Kromme Rijn Heuvelrug: aanvullingen strategisch kader