Meerjarenbeleidskader Sociale- en economische participatie 2011-2014 Regio Kromme Rijn en Heuvelrug
Definitieve versie
Inhoudsopgave Inhoudsopgave ...........................................................................................2 Inleiding ...................................................................................................3 Hoofdstuk 1 De belangrijke beleidskaders samengevat ..........................................5 Hoofdstuk 2 Inkomen, minimabeleid, handhaving en schuldhulpverlening....................7 2.1 Inleiding ............................................................................................7 2.2 Regionaal beleid op lokale en landelijke ontwikkelingen ...................................9 Hoofdstuk 3 Participatie ............................................................................ 12 3.1 Inleiding .......................................................................................... 12 3.2 Regionaal beleid op lokale en landelijke ontwikkelingen ................................. 13 Hoofdstuk 4 Welzijn en zorg........................................................................ 17 4.1 Inleiding .......................................................................................... 17 4.2 Regionaal beleid op lokale en landelijke ontwikkelingen ................................. 17 Hoofdstuk 5 Sociale werkvoorziening ............................................................. 19 5.1 Inleiding .......................................................................................... 19 5.2 Regionaal beleid op lokale en landelijke ontwikkelingen ................................. 19 Hoofdstuk 6 Arbeidsmarkt.......................................................................... 22 6.1 Inleiding .......................................................................................... 22 6.2 Regionaal beleid op lokale en landelijke ontwikkelingen ................................. 23 Hoofdstuk 7 Dienstverlening........................................................................ 26 7.1 Inleiding .......................................................................................... 26 7.2 Regionaal beleid op lokale en landelijke ontwikkelingen ................................. 26 Hoofdstuk 8 Financiën en verantwoording ....................................................... 29 8.1 Inleiding .......................................................................................... 29 8.2 Regionaal beleid op lokale en landelijke ontwikkelingen ................................. 30 Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage
0 1 2 3 4 5 6 7
Lijst met afkortingen ..................................................................... 34 Het regeerakkoord ........................................................................ 35 De aantallen................................................................................ 37 Overzicht minimaregelingen 2010 ...................................................... 38 Overzicht actiepunten Beleidsnota Participatiebudget.............................. 40 Lokale initiatieven 2010 .................................................................. 43 Prestatie-indicatoren Biga ............................................................... 44 Concept prestatie-indicatoren RSD ..................................................... 46
2
Inleiding Algemeen Met dit Meerjarenbeleidskader kiezen wij, de gemeenten in de regio Kromme Rijn Heuvelrug (Bunnik, De Bilt, Utrechtse Heuvelrug, Wijk bij Duurstede en Zeist), bewust voor een algemeen kader sociaal- en economische participatie voor de komende vier jaar. Dit kader wordt aan de afzonderlijke gemeenteraden ter besluitvorming aangeboden. Het is door de vijf samenwerkende gemeenten opgesteld op basis van de gemeentelijke taken en verantwoordelijkheden op het gebied van werk, inkomen, participatie en arbeidsmarktbeleid. De aanleiding voor het opstellen van dit beleidskader is het in 2009 gehouden Rekenkameronderzoek1 en de Strategische Heroriëntatie van de Regionale Sociale Dienst (RSD) Kromme Rijn Heuvelrug. Het kader beslaat een zeer breed scala van (gerelateerde) onderwerpen. Zo omvat het domein waarover dit beleidskader zich uitstrekt de materiewetten Wet werk en bijstand (WWB) (incl. bijzondere bijstand en re-integratie), Wet participatiebudget, Wet Inburgering, Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB), Wet investeren in jongeren (WIJ), Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, Wet sociale werkvoorziening (Wsw), Wet Structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (SUWI) en bovenwettelijke regelingen op het gebied van minimabeleid. Een belangrijk deel van de taken die de gemeenten op deze gebieden hebben, zijn belegd in de vorm van verlengd lokaal bestuur bij de Gemeenschappelijke Regeling Regionale Sociale Dienst Kromme Rijn Heuvelrug (GR RSD) en bij de Gemeenschappelijke Regeling Werkvoorzieningschap Zeist en omstreken (GR SWZ).
Collectieve ambitie In het begin van 2010 zijn de gemeenten met samenwerkingspartijen de RSD, het Werkgeverservicepunt (WGSP) en het UWV WERKbedrijf op uitvoeringsniveau een gezamenlijke ambitie overeengekomen: Iedere inwoner van de regio die het nodig heeft te ondersteunen in sociaal economische participatie, waarbij aandacht voor de minder kansrijken, los van de conjunctuur, voorop staat. De vraag is of wij gezien de ontwikkelingen in de budgetten vast kunnen houden aan deze ambitie. In dit Meerjarenbeleidskader houden we rekening met zowel deze ambitie als de verminderde budgetten.
Functie van het Meerjarenbeleidskader Het Meerjarenbeleidskader schetst de beleidsuitgangspunten op het gebied van werk, inkomen, zorg en arbeidsmarkt, inclusief de relatie met de Wmo, economie, onderwijs. Het geeft daarmee richting aan de activiteiten van verschillende uitvoeringsorganisaties. En een duidelijke richting voor het maken van prestatieafspraken met de verschillende uitvoeringsorganisaties. Dit Meerjarenbeleidskader is in onze regio de eerste in zijn soort. Het geldt voor een periode van vier jaar en wordt in ieder geval eenmaal in de vier jaar geactualiseerd. Tussentijdse aanpassingen vinden plaats bij ingrijpende wettelijke, bestuurlijke en/of inhoudelijke ontwikkelingen. Juist in deze tijd, waarin het nieuwe regeerakkoord nog verder uitgewerkt moet worden, zijn tussentijdse aanpassingen van dit kader waarschijnlijk noodzakelijk.
1
Gezamenlijk rekenkameronderzoek gemeenten De Bilt, Utrechtse Heuvelrug, Wijk bij Duurstede en Zeist.
3
Het beleidskader heeft de volgende functies: • Het bevat de strategische visie en ambities van de samenwerkende gemeenten op het gebied van werk, inkomen, participatie en arbeidsmarktbeleid voor de komende jaren • Het is een gemeenschappelijk oriëntatiepunt en richtingwijzer • Het vormt een regionale paraplu voor de aansturing door de gemeenten van de onder andere GR RSD, GR SWZ • Het legt verbindingen tussen lokale en regionale plannen en activiteiten • Het legt ook verbindingen met aangrenzende beleidsterreinen als Wet maatschappelijke ondersteuning en economische zaken • Het biedt duidelijkheid voor alle partners over de regionale ambities in de periode 20112014 en over de gewenste resultaten van de samenwerking Hierboven is aangegeven dat dit kader ook een paraplufunctie heeft. Hieronder volgt een overzicht van stukken op dit domein die onder deze paraplu vallen: • Kadernotitie beleid Wsw (2006) • Integrale overeenkomst betreffende de overname van SWZ door BIGA Groep BV d.d. 23/12/2008 • Kadernota Wet Participatiebudget (2009) • Beleidsnota Participatiebudget (2010) • Rapport Strategische Heroriëntatie RSD (2009/2010) • Agenda en placemat regionaal arbeidsmarktbeleid (2009) • Jaarlijkse Begrotingen RSD • Jaarlijkse begrotingen SWZ/Biga • Jaarlijkse uitvoeringsplannen RSD • Jaarlijkse uitvoeringsplannen Educatie Daar waar nodig wordt in dit beleidskader gerefereerd aan bovenstaande stukken. Leeswijzer Elk hoofdstuk beginnen we met een introductie over het onderwerp van dat hoofdstuk. Vervolgens leiden wij u door het onderwerp, onder andere door het geven van algemene informatie, wat we verstaan onder het onderwerp en hoe we dit nu uitvoeren. In de tweede paragraaf van elk hoofdstuk geven we de ontwikkelingen weer, zowel regionaal als landelijk, en geven we vervolgens aan wat we met deze ontwikkelingen willen doen. Op die wijze zijn we per hoofdstuk tot actiepunten en beleidskaders gekomen. Op een aantal terreinen geldt dat de ontwikkelingen al zijn opgepakt en dat we het beleid moeten bestendigen. Dat is dan ook duidelijk aangegeven. Veel van de genoemde ontwikkelingen in dit Meerjarenbeleidskader zijn gebaseerd op het recente Regeerakkoord van het kabinet Rutte. Voor de volledigheid hebben wij alle punten uit het regeerakkoord op het terrein van dit kader in bijlage 1 opgenomen. De hoofdstukindeling is gebaseerd op de Begroting, Voorjaarsrapportage en Najaarrapportage van de RSD. Zo vindt u in alle documenten dezelfde onderwerpen in een bepaald hoofdstuk.
4
Hoofdstuk 1
De belangrijke beleidskaders samengevat
In dit meerjarenbeleidskader zijn per hoofdstuk beleidskaders, actiepunten en het bestendigen van het beleid weergegeven. In dit hoofdstuk hebben wij voor het overzicht alleen de belangrijkste beleidskaders weergegeven. Deze belangrijke kaders zijn geclusterd onder de kopjes participatie, samenwerking, arbeidsmarkt en financiën. Alle actiepunten en beleidskaders zetten we in een uitvoeringsagenda. Deze agenda wordt door de ambtenaren arbeidsmarktbeleid en participatie van de individuele gemeenten opgepakt en gemonitord. Participatie Beleidskader Iedereen met groeipotentie op de participatieladder en die een traject nodig heeft om verder te komen, krijgt een aanbod. Als de bezuinigingen doorzetten, moeten we verdere keuzes maken: wie ondersteunen we wel en wie ondersteunen we niet. Jongeren tot 27 hebben altijd voorrang. Specifieke aandacht binnen deze groep hebben de jongeren van 18 tot 23 jaar zonder startkwalificatie. Op basis van een goed inzicht in het klantenbestand en de vraag van onze uitvoerders maken we deze keuzes. Hierbij letten we op de effectiviteit en de efficiency van de in te zetten producten en trajecten. De verdeling van middelen passen we jaarlijks aan op basis van de indeling van onze inwoners op de participatieladder. Beleidskader Wij zetten niet actief in op de werving van vrijwillige inburgeraars. Beleidskader De producten voor volwasseneneducatie worden vraaggericht ingezet. Beleidskader De inwoners op de onderste treden van de participatieladder stijgen door een wijk-, kern- of dorpgerichte aanpak. Samenwerking Beleidskader Wij stemmen voorzieningen meer op elkaar af en streven naar het maximaal inzetten van elkaars voorzieningen door samenwerking met andere partners (BIGA Groep BV, ROC MN, jeugd- en jongerenzorg, welzijnsorganisaties, vluchtelingenwerk etc.) Beleidskader We maken waar mogelijk beleidsmatige en uitvoeringstechnische koppelingen met de Wet maatschappelijke ondersteuning en het Jeugdbeleid bij de gemeenten. Beleidskader De uitvoering van de nieuwe regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt positioneren wij op het Werkplein.
5
Arbeidsmarktbeleid Beleidskader Elke gemeente werkt aan een aantrekkelijk ondernemersklimaat voor bedrijven en een gevarieerd aanbod aan werkgelegenheid. Beleidskader Het WGSP is de spil in de match tussen vraag en aanbod werkgever en werknemer. Beleidskader Elke gemeente heeft een voorbeeldfunctie van Maatschappelijk Betrokken Ondernemerschap. Financiën Beleidskader Het W-deel wordt met ingang van 1 januari 2011 gedeeltelijk ontschot ingezet. Beleidskader 10% van het W-deel wordt in 2011 ingezet om lokale initiatieven te initiëren en uit te voeren. Afhankelijk van de ervaringen bepalen de gemeenten het percentage voor volgende jaren. Beleidskader Het I-deel wordt met ingang van 1 januari 2011 volledig ontschot ingezet. Beleidskader Gemeenten en uitvoerders maken optimaal gebruik van alternatieve inkomstenbronnen. Beleidskader De verantwoordingscyclus met de RSD is een blauwdruk voor cycli die met overige uitvoerders, waaronder Biga en ROC, wordt afgesproken. Graag hadden we op onderdelen meer scherpte in de kaders willen aanbrengen. Het ontbreekt ons echter nog aan een aantal concrete cijfers, zoals de indeling van klanten van de RSD en het ROC op de participatieladder en doorrekeningen van mogelijke scenario’s. Daarnaast is nog niet bekend welke uitwerking het regeerakkoord exact heeft in de praktijk. In de jaarplannen die we met onze uitvoerders op basis van dit meerjarenbeleidskader opstellen, zal deze scherpte worden aangebracht. Deze jaarplannen zenden we ter informatie aan de individuele raden.
6
Hoofdstuk 2
Inkomen, minimabeleid, handhaving en schuldhulpverlening
In dit hoofdstuk komen vooral de onderwerpen die uitvoerend van aard zijn aan de orde. De belangrijkste taak is de uitvoering van de WWB. De uitvoering is neergelegd bij de RSD. Een uitzondering hierop is het minimabeleid. De gemeenten Utrechtse Heuvelrug en Wijk bij Duurstede hebben de uitvoering van het minimabeleid in zijn geheel bij de RSD neergelegd. De andere gemeenten niet. In dit hoofdstuk komen ontwikkelingen aan de orde, die niet allemaal vragen om beleidskaders. In sommige gevallen kunnen we volstaan met het bestendigen van het huidige beleid. Dat geven we in de tekst duidelijk aan.
2.1
Inleiding
Inkomen De WWB fungeert als financieel vangnet van de sociale zekerheid. Als inwoners niet in staat zijn om in hun eigen inkomen te voorzien kunnen zij aanspraak maken op een tijdelijke inkomenswaarborg op grond van de WWB, de WIJ, de IOAW, IOAZ en de Bbz. Tegenover dit recht op een uitkering staat de plicht om datgene te doen wat nodig en mogelijk is om in het eigen onderhoud te voorzien. Het aantal inwoners in onze regio met een uitkering staat in bijlage 2. Het Rijk is voornemens de WWB, de Wet Sociale Werkvoorziening en de Wajong samen te voegen tot één regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt. Dit is een omvangrijke ontwikkeling in de komende jaren. Om die reden treft u informatie over deze regeling in meerdere hoofdstukken van dit kader aan. De WWB, en de aanverwante regelingen, kenmerken zich door enerzijds centrale regelgeving en anderzijds door beperkte gemeentelijke beleidsruimte. Deze beleidsruimte is vastgelegd in verordeningen en beleidsregels. Deze zijn uitvoeringsgericht en worden na overleg met de gemeenten door het Bestuur van de RSD vastgesteld. De verordeningen waarin de beleidsruimte is vastgelegd zijn onder andere: • Maatregelenverordeningen • Toeslagen- en verlagingenverordening • Handhavingsverordeningen De uitkeringen worden betaald uit het Inkomensdeel. We ontvangen het budget op basis van door het Rijk vastgestelde indicatoren. De RSD ontvangt als uitvoerder dit budget van de gemeenten en draagt zorg voor jaarlijkse verantwoording op gemeente niveau. In hoofdstuk 9 (financiën) is meer informatie over de budgetten opgenomen. Minimabeleid en bijzondere bijstand Minimabeleid en bijzondere bijstand zijn termen die vaak in één adem genoemd worden. Er is echter een groot verschil. Bijzondere bijstand is in de WWB opgenomen en het minimabeleid niet. Er is gemeentelijke vrijheid bij de toepassing van bijzondere bijstand. Bijzondere bijstand kan aan de individuele inwoners worden toegekend die bijzondere en noodzakelijke kosten hebben gemaakt. De RSD voert de bijzondere bijstand voor alle gemeenten op dezelfde wijze uit. Het begrip gemeentelijk minimabeleid wordt gebruikt voor het samenspel van regelingen en voorzieningen binnen en buiten de WWB die minima helpen om rond te komen. Minimabeleid heeft als doel om armoede en sociale uitsluiting tegen te gaan. Minimabeleid is niet in de wet opgenomen. Wel legt het Rijk de reikwijdte aan banden, omdat inkomenspolitiek is voorbehouden aan het rijk.
7
Omdat het minimabeleid gemeentelijk beleid is, hebben de gemeenten eigen beleid geformuleerd. De keuze voor de uitvoerder is aan de gemeente zelf. Deze dienstverlening kan de RSD uitvoeren in aanvulling op de reguliere dienstverlening. Dit gaat vanzelfsprekend gepaard met extra kosten. Naast de bijzondere bijstand is ook de uitvoering van de aanvullende collectieve ziektekostenverzekering en de langdurigheidstoeslag door de gemeenten bij de RSD neergelegd. De langdurigheidstoeslag is een wettelijke taak en opgenomen in de WWB. Gemeenten hebben wel een beperkte beleidsvrijheid op het gebied van de inkomensgrens en de hoogte van de toeslag. Bijlage 3 is een overzicht van de verschillende regelingen per gemeente. Handhaving Handhaven maakt onlosmakelijk deel uit van de dienstverlening. De kern van handhaven is dat inwoners de regels naleven onder andere door goede voorlichting en dienstverlening. De uitgangspunten voor het handhaven zijn: - Geef duidelijke voorlichting aan inwoners - Alleen inwoners die recht hebben, ontvangen een uitkering (sociaal draagvlak) - Geef de inwoner geen reden om zijn plichten niet na te komen - Controle (bijvoorbeeld bij de aanvraag voor een uitkering) is essentieel om fraude te voorkomen - Controle vindt zoveel mogelijk plaats via bestandsvergelijkingen - Voorkom onnodige invorderingsinspanningen en strafrechtzaken door fraude vroegtijdig op te sporen Bij handhaving hebben we aandacht voor preventie. Als het nodig is zetten we achteraf maatregelen in, bijvoorbeeld in de vorm van kortingen op de uitkering. Het uiteindelijke doel van handhaven is het bevorderen van de (spontane) naleving van wet- en regelgeving door de inwoner en daarmee het voorkomen van mis- of oneigenlijk gebruik. Schuldhulpverlening Schuldhulpverlening is het voorkomen dan wel oplossen van problematisch schuldsituaties, zodanig dat de schuldsituatie geregeld of in ieder geval beheersbaar is. De inwoners kunnen weer zelfstandig verder zonder opnieuw in financiële problemen te raken. De uitvoering van schuldhulpverlening is bij de RSD neergelegd. Zij hanteren de gedragcodes van de branchevereniging voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren (NVVK). Gemeenten hebben tot nu toe geen wettelijke taak in de uitvoering van schuldhulpverlening, maar voeren deze taak uit vanuit hun algemene zorgplicht voor haar inwoners. Het uitgangspunt op grond waarvan de RSD haar werkzaamheden uitvoert is de volgende: Het op zakelijke maar maatschappelijk verantwoorde wijze bieden van schuldhulpverlening aan huishoudens in (dreigende) problematische schuldsituatie, ongeacht de hoogte of de soort van het gezinsinkomen. De geboden hulp leidt tot een oplossing van de schuldsituaties, zodat inwoners weer zelfstandig verder kunnen zonder opnieuw in financiële problemen te raken. De schulden zijn in ieder geval hanteerbaar en beheersbaar, zodat escalaties (bijvoorbeeld huisuitzetting of afsluiting van gas en licht) voorkomen worden.
8
2.2
Regionaal beleid op lokale en landelijke ontwikkelingen
Lagere budgetten De middelen die gemeenten ontvangen om de uitkeringen te betalen staan onder druk. De wijze waarop deze worden berekend is vastgelegd in het bestuurlijk akkoord dat nog tot eind 2011 loopt. Deze berekening houdt deels rekening met de stijging als gevolg van de economische crisis. Wij krijgen in oktober voorafgaand aan een jaar een voorlopig budget toegekend. Dit budget wordt vervolgens in september/oktober van het jaar waarvoor het budget is, definitief vastgesteld. Deze definitieve vaststelling is afhankelijk van landelijke ontwikkelingen, maar ook van de prestaties van onze regio’s ten opzichte van andere gemeenten. Ook al hebben gemeenten een lagere groei van het bestand dan vergelijkbare gemeenten, dan nog kan het zo zijn dat gemeenten minder middelen krijgen dan nodig is om alle uitkeringen te betalen. Dit zorgt ervoor dat we alert moeten blijven op beperking van de instroom. vergroten van de uitstroom en voorkomen van fraude, waarbij ook oog is voor preventie (zoals aandacht voor jongeren) en de persoonlijke omstandigheden van de aanvrager. Bestendigen huidig beleid We verstrekken (tijdelijk) inkomensondersteuning aan inwoners die daar recht op hebben. Dit realiseren we door: • Het voorkomen van instroom2, waarbij aandacht blijft voor de persoonlijke omstandigheden van de aanvrager • Het voorkomen en bestrijden van fraude. Een voorgenomen wettelijke plicht tot tegenprestatie naar vermogen De gemeenten willen blijvende aandacht aan de poort houden. Werk staat boven inkomen. In het regeerakkoord is opgenomen dat iedereen die een bijstandsuitkering ontvangt de plicht krijgt naar vermogen een tegenprestatie te leveren. Als dit onderdeel van het regeerakkoord verder is uitgewerkt, nemen we de uitwerking op in het Jaarplan RSD. Actiepunt De voorgenomen wettelijke plicht tot tegenprestatie werkt de RSD nader uit, zodra de contouren zichtbaar zijn. Minimabeleid Zoals in de inleiding al is aangegeven, is minimabeleid een gemeentelijk taak die niet regionaal is opgepakt. De trends en ontwikkelingen op dit terrein zijn niet verder uitgewerkt, omdat het minimabeleid een lokale aangelegenheid blijft. Het uitvoeringsbeleid en de uitvoering van de bijzondere bijstand, de aanvullende collectieve ziektekostenverzekering en de langdurigheidstoeslag zijn regionaal neergelegd bij de RSD. Bestendigen huidig beleid Minimabeleid is lokaal beleid. Wel kunnen we de keuze maken om voor de bijzondere bijstand al dan niet ruimhartig beleid te voeren. De bijzondere bijstand wordt uit de algemene middelen betaald. Voert de gemeente ruimhartig beleid, dan heeft dit budgettaire gevolgen. Op dit moment is het lastig om hier een keuze in te maken, omdat we de uitgaven van de bijzondere bijstand eerst willen analyseren. Op basis van deze analyse kan, rekening houdend met actuele jurisprudentie, een afgewogen keuze worden gemaakt. 2
Op dit moment geeft de RSD hier invulling aan door bijvoorbeeld Work Fast.
9
Actiepunt In 2011 maken we een analyse van de uitgaven bijzondere bijstand.
Handhaving In de afgelopen jaren hebben we aandacht gegeven aan handhaving. Uitkeringen dienen immers rechtmatig te worden verstrekt. Door hoogwaardig handhaven is dit projectmatig opgepakt. Nu is de tijd om hoogwaardig handhaven structureel in de dienstverlening te verankeren. Dit noemen we programmatisch handhaven. Handhaven is een belangrijk onderdeel om de kosten van de uitkeringen te beperken. Verdere samenwerking in de keten, de samenwerking op het Werkplein en de samenwerking met andere gemeenten (bovenregionaal) draagt ook bij tot voorkomen van fraude. Hierbij kan gedacht worden aan bestandskoppelingen, gezamenlijk risicoprofielen instellen. Ook is doorontwikkeling van handhavinginstrumenten noodzakelijk. De afgelopen jaren is ervaring opgedaan met verschillende controlesystematieken. Bestendigen huidig beleid Handhaven is verankerd in de reguliere dienstverlening en werkprocessen van de RSD. Beleidskader De samenwerking in de keten wordt ook op het terrein van handhaven versterkt. Schuldhulpverlening Invoering Wet gemeentelijke schuldhulpverlening De uitvoering van de schuldhulpverlening staat onder druk. Wachttijden, (te) lange doorlooptijden, uitval en het ontbreken van effectieve ketensamenwerking zijn fenomenen die spelen. Door de invoering van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening wil het rijk een kwaliteitsbodem leggen in de uitvoering van schuldhulpverlening en deze hulpverlening een gemeentelijke taak maken. In de loop van 2011 zal deze wet gemeentelijke schuldhulpverlening naar verwachting in werking treden. Schuldhulpverlening is tot de invoering van deze wet nog geen wettelijke taak. Belangrijke eisen die de nieuwe wet stelt zijn dat de uitvoering integraal is opgezet, er regie wordt gevoerd, eventuele wachttijden niet langer duren dan vier weken (en bij crisis drie dagen), aandacht is voor preventie en nazorg, de schuldhulpverlening voor nagenoeg alle inwoners toegankelijk is en leidt tot passende oplossingen. Al deze punten moeten vervolgens worden vastgelegd in een beleidsplan. Beleidskader De wachttijden schuldhulpverlening voor inwoners tussen de aanmelding en het eerste gesprek is maximaal vier weken, bij crisissituaties is dit maximaal drie dagen. Integrale schuldhulpverlening Schuldhulpverlening heeft een integraal karakter. Dit betekent dat er niet alleen aandacht is voor het oplossen van de financiële problemen van een inwoner, maar ook voor eventuele persoonlijke omstandigheden die te maken hebben met de financiële problemen van een inwoner. Doel is de zelfredzaamheid van de inwoner te bevorderen. Bovendien omvat integrale schuldhulpverlening ook activiteiten gericht op preventie om problematische schulden te voorkomen, evenals het verlenen van nazorg.
10
Om die reden is het van belang dat alle partijen die werken met inwoners met schulden, weten wat de (on) mogelijkheden van de schuldhulpverlening zijn. Ook is het van belang dat alle maatschappelijke organisaties financiële problematiek van een inwoner in een vroeg stadium herkennen. Hierdoor kan schuldhulpverlening vroegtijdig en integraal worden ingezet. De RSD heeft met alle relevante partijen in de regio werkafspraken om integrale schuldhulpverlening te bieden. Voorbeelden hiervan zijn convenanten met mogelijke schuldeisers of werkafspraken met hulpverlenende instanties om de hulpverlening aan de inwoner af te stemmen. Als gevolg van de economische crisis, worden meer groepen inwoners getroffen door schulden. Waren voorheen mensen met lage inkomens of een uitkering een risicogroep die door schulden getroffen werden; nu wordt een verschuiving gesignaleerd naar ook hogere inkomensgroepen en ZZP’ers vanwege baanverlies in combinatie met onder andere (hoge) hypotheken. Ook jongeren doen steeds vaker een beroep op de schuldhulpverlening. Schuldhulpverlening is voor alle inwoners, met of zonder uitkering, toegankelijk. Nadruk ligt op huishoudens waar schuldhulpverlening onderdeel uitmaakt van een traject naar werk. Beleidskader Belangrijke onderdelen van schuldhulpverlening in onze regio zijn preventie en nazorg. Voor preventie zijn jongeren een specifieke doelgroep. Beleidskader Wij bieden integrale schuldhulpverlening aan alle inwoners en kijken naar de persoonlijke omstandigheden en omgeving van de inwoner die hulp nodig heeft. Beleidskader Wij geven voorrang aan inwoners waarvan schuldhulpverlening een onderdeel is van het reintegratie of participatie traject. Een uitzondering hierop is een crisissituatie. Actiepunt De RSD heeft met alle relevante partijen in de regio werkafspraken om integrale schuldhulpverlening te bieden.
11
Hoofdstuk 3
Participatie
In dit hoofdstuk treft u informatie aan over participatie. Begin 2010 is door de afzonderlijke gemeenteraden de kadernota Wet Participatiebudget vastgesteld. In die nota zijn de kaders op het gebied van participatie opgenomen. Deze zijn uitgewerkt in een regionaal beleidsplan Participatie. De actiepunten uit dit beleidsplan staan in bijlage 4. Die betreffende kaders worden in dit hoofdstuk verfijnd of aangepast, omdat de ontwikkelingen daarom vragen. Belangrijke ontwikkelingen op dit terrein zijn de bezuinigingen en het regeerakkoord. In het regeerakkoord staan meerdere punten die een relatie hebben met participatie. We hebben in dit hoofdstuk de relevante punten uitgelicht. Zie voor een volledig overzicht bijlage 1.
3.1
Inleiding
De wettelijke kaders voor participatie in brede zin worden gegeven door de diverse werkloosheidsen arbeids(on)geschikheidswetten, zoals de WW, WIA, WAO, Wajong, Wsw, WWB en WIJ, voor educatie en inburgering door de WEB en WI. Voor het beleids- en financiële kader is vooral de Wet Participatiebudget van belang. Belangrijk onderdeel hiervan is dat gemeenten meer ruimte hebben om combinatietrajecten samen te stellen en budgetten tussen de verschillende regelingen uit te wisselen. In de Kadernota Participatie is het volgende opgenomen: “De regiogemeenten willen dat zoveel mogelijk inwoners duurzaam sociaal en economisch zelfredzaam zijn en gedurende de arbeidsgeschikte leeftijd deelnemen aan reguliere betaalde arbeid”. De mogelijkheden, talenten en de eigen verantwoordelijkheid van de inwoner staan centraal. We delen de inwoners in op de participatieladder om zo het groeipotentieel van deze inwoner te bepalen. De ladder is hieronder weergegeven.
12
De geboden ondersteuning is in eerste instantie vraaggericht en gaat uit van de talenten van de inwoners. Het uitgangspunt is en blijft recht op maatwerk. Participatievoorzieningen worden zo dicht mogelijk in de eigen omgeving aangeboden. Lokale projecten en lokale initiatieven kunnen hierin een belangrijke rol spelen. Waar nodig worden voorzieningen gecombineerd ingezet. Inburgeringstrajecten bevatten in alle gevallen een onderdeel participatie en leiden zo mogelijk naar regulier werk. Naast het bieden van ondersteuning bij participatie hebben de gemeenten ook een preventieve taak: het voorkomend dat inwoners een beroep doen op ondersteuning. Deze preventieve taak is goed zichtbaar in de werkzaamheden de regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaters (RMC). Duurzame uitstroom en duurzame deelname aan de arbeidsmarkt gaan voor kortdurende uitstroom. Inwoners krijgen kansen, maar hebben ook verplichtingen. Diegenen voor wie regulier werk niet haalbaar is, worden in staat gesteld blijvend en volwaardig te participeren in gesubsidieerde arbeid (zoals de Wsw), vrijwilligerswerk of andere vormen van maatschappelijke participatie. De voornaamste uitvoerders op het gebied van participatie in onze regio zijn de RSD en ROC MN. De RSD voert de WWB, de WI en de WIJ uit, het ROC de volwasseneneducatie. De RSD werkt op het Werkplein samen met het UWV WERKbedrijf aan integrale dienstverlening. Deze wordt nog verder uitgebreid, mogelijk ook met andere organisaties die zich bezighouden met de participatie van inwoners. De werkgeversbenadering vindt gezamenlijk plaats via het Werkgeverservicepunt (WGSP) en ook in samenwerking met RMC en de aanpak van jeugdwerkloosheid via het Jongerenloket.
3.2
Regionaal beleid op lokale en landelijke ontwikkelingen
Welke inwoners ondersteunen we? Door de bezuinigingen en de groei van het aantal inwoners met een uitkering is het niet mogelijk om aan alle doelgroepen ondersteuning te bieden. We leggen de focus meer op inwoners die groeipotentie hebben en inwoners die de ondersteuning echt nodig hebben. Inwoners die zelf vragen om ondersteuning en gemotiveerd zijn, kunnen voorrang krijgen ten opzichte van inwoners die zich niet melden. Naast inwoners met een groeipotentieel zijn ook jongeren tot 27 jaar een doelgroep waar we met voorrang ondersteuning aan geven als zij niet op eigen kracht naar school of naar een baan geleid kunnen worden. Jaarlijks bekijken we op basis van actuele informatie over de indeling van inwoners op de participatieladder aan welke inwoners we voorrang geven. De verdeling van middelen passen we jaarlijks aan op basis van de indeling van onze inwoners op de participatieladder. Om deze keuzes te kunnen maken moeten we zicht hebben in de kostprijs van de trajecten van onze uitvoerders. Wij verwachten van de uitvoeringsorganisaties dat zij efficiënt en effectief werken en de middelen inzetten voor inwoners die echt ondersteuning nodig hebben. Voor de inwoners op de onderste treden van de ladder zoeken we naast de inzet van middelen uit het participatiebudget ook naar inzet van andere middelen.
13
Een goed voorbeeld daarvan is het aangekondigde productenboek van alle producten die onze uitvoerders op basis van het participatiebudget inzetten en de producten die gemeenten afzonderlijk bij de maatschappelijke instellingen door subsidierelaties afnemen. Het doel is om bij de keuze van de inzet jaarlijks niet uit te gaan van specifieke doelgroepen zoals laaggeletterden en vrijwillige inburgeraars, maar uit te gaan van verschillende kenmerken van de inwoners, zodat de ondersteuning vraaggericht ingezet wordt. Preventieve taak jongeren Gemeenten hebben de belangrijke taak om jongeren voor te bereiden op zelfstandig functioneren in de maatschappij. Dit realiseren we onder meer via onderwijsachterstandenbeleid, het leerplichtbeleid, jeugd- en jongerenwerk en centrum voor jeugd en gezin/jeugdzorg. Gemeenten hebben voor de groep jongeren van 18 - 23 jaar een specifieke opdracht om het voortijdig schoolverlaten te bestrijden. Dat doen we in regionaal verband onder de noemer RMC. In het jongerenloket werken het RCM, de RSD en het UWV Werkbedrijf samen om een sluitende aanpak voor jongeren te realiseren. Door deze samenwerking heeft het jongerenloket een specifieke taal in het bestrijden van het voortijdig schoolverlaten en dan vooral voor de jongeren van 18 tot 23 jaar zonder startkwalificatie3 voor de arbeidsmarkt. Deze groep wordt in eerste instantie teruggeleid naar school. Beleidskader Iedereen met groeipotentie op de participatieladder en die een traject nodig heeft om verder te komen, krijgt een aanbod. Als de bezuinigingen doorzetten, moeten we verdere keuzes maken: wie ondersteunen we wel en wie ondersteunen we niet. Jongeren tot 27 hebben altijd voorrang. Specifieke aandacht binnen deze groep hebben de jongeren van 18 tot 23 jaar zonder startkwalificatie. Op basis van een goed inzicht in het klantenbestand en de vraag van onze uitvoerders maken we deze keuzes. Hierbij letten we op de effectiviteit en de efficiency van de in te zetten producten en trajecten. De verdeling van middelen passen we jaarlijks aan op basis van de indeling van onze inwoners op de participatieladder. Actiepunt Van alle uitvoerders is de integrale kostprijs per traject beschikbaar.
Wijk- of dorpgerichte aanpak Gemeenten werken steeds vaker wijkgericht. Zowel voor de fysieke als sociale leefomgeving. Dit laatste aspect wordt steeds belangrijker. De kracht van een wijkgerichte aanpak bij het verhogen van participatie is om mensen te leren kennen en met elkaar aan de slag te gaan vanuit de kleinschaligheid en laagdrempeligheid van een wijk of dorp. Vooral voor mensen op de onderste treden van de participatieladder is activering dichtbij huis een veilig en vertrouwd idee.
3
Een startkwalificatie is minimaal een diploma op mbo niveau 2, havo of vwo.
14
In de directe leefomgeving van mensen wordt de vraag opgehaald. En de mogelijkheden van mensen tot participatie bekeken. Vervolgens worden vraag en aanbod in de wijk aan elkaar gekoppeld. Dit zijn lokale projecten. Iedereen is nodig om de maatschappelijke en economische motor draaiend te houden. Iedereen doet naar vermogen mee. Mensen op wijkniveau benaderen of thuis spreken geeft een beter beeld van de lokale situatie en maakt het ophalen van meervoudige problematiek kansrijker. Zodra mensen goed op trede 4 van de Participatieladder zitten en klaar zijn om door te stromen naar betaald werk komen ze in beeld op het Werkplein. Beleidskader De inwoners op de onderste treden van de participatieladder stijgen door een wijk-, kern- of dorpgerichte aanpak. Inburgering Beheersing van de Nederlandse taal en de kennis van Nederlandse waarden en normen is een eerste stap op weg naar integratie in de samenleving door inburgeraars. De volgende stap is participatie in de samenleving, het liefst door arbeidsdeelname. De uitvoering van de Wet Inburgering in onze regio richt zich dan ook op 3 doelstellingen: 1. behalen van het inburgeringsexamen 2. vergroten arbeidsparticipatie 3. vergroten maatschappelijke participatie Inburgering wordt gekoppeld aan onderwijs, werk of maatschappelijke participatie. Dat zijn bijvoorbeeld taaltrajecten in combinatie met een re-integratietraject. De middelen voor Inburgering worden de komende jaren verminderd tot nul in 2014. Uitgangspunt van het huidige kabinet is dat inburgeraars zelf voor hun traject betalen. Zij kunnen daarbij gebruik maken van een sociaal leenstelsel. Ook bij vrijwillige inburgering gaan we uit van de vraag van de inwoner. Zij die zich zelf melden krijgen een aanbod. We gaan niet actief werven onder onze inwoners. We bieden, zolang we hiervoor nog middelen hebben, iedereen die zich vrijwillig meldt ondersteuning aan. Inwoners die verplicht zijn om in te burgeren benaderen we actief. Beleidskader Wij zetten niet actief in op de werving van vrijwillige inburgeraars. Volwasseneneducatie Volwasseneneducatie kan leiden tot bevordering van de zelfredzaamheid en participatie in de maatschappij. In onze regio wordt het aanbod steeds meer afgestemd op de vraag en de behoefte die er is voor het activeren van klanten van de RSD en de werknemers in de Wsw. Om dubbelingen te voorkomen zijn de producten afgestemd op producten die we vanuit de Wmo subsidiëren. Vooral voor inwoners op de onderste treden van de participatieladder kunnen educatieve activiteiten een stimulans zijn om hun deelname aan de maatschappij te vergroten. De verplichte inkoop bij het ROC eindigt in 2013. Beleidskader De producten voor volwasseneneducatie worden vraaggericht ingezet.
15
Actiepunt Voordat gemeenten het jaarplan opstellen wordt de behoefte gepeild bij de RSD en de Biga Groep BV. Daarnaast worden de activiteiten afgestemd met gemeentelijke Wmo activiteiten Actiepunt In 2011 oriënteren wij ons op de vraag welke educatieve activiteiten we binnen de regio willen aanbieden en hoe we deze inkopen vanaf 2013. Samenwerking RSD en ROC werken steeds meer samen aan het inzetten van (elkaars) voorzieningen, dit wordt verder uitgebreid, ook bij het invoeren van de Participatieladder. Het productaanbod van het ROC MN wordt afgestemd op het doel participatie en op de doelgroepen waaraan de regio voorrang geeft. De mogelijkheden om gegevens van inwoners uit te wisselen en inwoners wederzijds te informeren over producten op het brede terrein van participatie worden verbeterd. Deze samenwerkingsafspraken kan de RSD ook met andere partijen, zoals de BIGA maken. Ook de intake van de inwoners op het Werkplein en door ROC wordt op elkaar afgestemd. Gezamenlijk wordt onderzocht hoe een en ander het beste vorm kan krijgen, onderzoek naar een regionale één-loket-functie voor werk en participatie maakt daarvan onderdeel uit. De samenwerking op de gemeentelijke beleidsterreinen op het gebied van jeugd- en jongerenzorg en de samenwerking met de uitvoerders van de WIJ (RSD) en het RMC wordt verder ontwikkeld met het oog op een sluitende aanpak van de doelgroep. Het Jongerenloket op het Werkplein vervult hierbij een spilfunctie. Het regelt de toegang van jongeren tot het werkleeraanbod in het kader van de WIJ en speelt een centrale rol in de uitvoering van het regioactieplan ter bestrijding van de jeugdwerkloosheid. Beleidskader Wij beschikken over een breed productaanbod voor het leveren van maatwerk. Beleidskader Wij stemmen voorzieningen meer op elkaar af en streven naar het maximaal inzetten van elkaars voorzieningen door samenwerking met andere partners (BIGA Groep BV, ROC MN, jeugd- en jongerenzorg, welzijnsorganisaties, vluchtelingenwerk etc.)
16
Hoofdstuk 4
Welzijn en zorg
Welzijn en zorg zijn brede begrippen. Onder deze noemers vallen bijvoorbeeld ook aspecten van de onderwerpen inburgering, bijzondere bijstand, minimabeleid, lokale initiatieven, sociale werkvoorziening en schuldhulpverlening. Deze onderwerpen zijn in de eerdere hoofdstukken aan bod gekomen. Hieronder wordt ingegaan op enkele belangrijke zorg- en welzijnsonderwerpen die elders in dit plan niet, of onvoldoende, aan de orde komen. De onderwerpen op het terrein van welzijn en zorg, zijn bij gemeenten in verschillende notities opgenomen en vaak ook lokaal opgesteld en gekleurd. De beleidskaders in dit hoofdstuk hebben dan ook met name betrekking op samenwerking.
4.1
Inleiding
Voorop wordt gesteld, dat dit beleidsplan op zichzelf al een breed terrein beslaat: sociaal- en economische participatie. Een terrein waarop de vijf betrokken gemeenten nauw met elkaar samenwerken. Aanpalende beleidsterreinen als de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en het Jeugdbeleid zijn op zichzelf evenzeer veelomvattend. Dit zijn onderwerpgebieden die sterk lokaal gekleurd zijn en waarop de vijf gemeenten niet, of in ieder geval aanzienlijk minder, samenwerken met elkaar. Op die terreinen is verder sprake van andere (wettelijke) financieringsstromen. Volledige verknoping van beleid en uitvoering over alle beleidsterreinen heen is om deze redenen niet mogelijk en ook niet wenselijk. Anders dan Wmo en Jeugdbeleid behoort het onderwerp kinderopvang wel tot het gemeenschappelijk domein van de vijf samenwerkende gemeenten. Op grond van de wet wordt aan klanten voor wie dat in het kader van een re-integratie- of inburgeringstraject nodig is een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang gegeven. Ook mensen die op grond van een sociaalmedische indicatie aangewezen zijn op kinderopvang ontvangen een tegemoetkoming in de kosten. De hoogte van deze tegemoetkoming is afhankelijk van het inkomen van de ouders. De Regionale Sociale Dienst voert deze regelingen voor de gemeenten uit op grond van de Verordening Kinderopvang en de Beleidsregel Sociaal medisch geïndiceerden. De RSD verantwoordt aan de gemeenten over hoeveel inwoners het gaat. Jaarlijks ontvangen zo’n 100 a 150 inwoners een bijdrage in de kosten (waarvan hoogstens 10 % op grond van een sociaal-medische indicatie).
4.2
Regionaal beleid op lokale en landelijke ontwikkelingen
Meer relaties met aangrenzende beleidsterreinen, waaronder Wmo en jeugdbeleid Een belangrijk aangrenzend beleidsterrein is de Wet maatschappelijke ondersteuning. Ook voor beleid en uitvoering van die wet is de gemeente verantwoordelijk en ook daar staat het begrip ‘participatie’ centraal. Hoewel dit beleidsplan niet over de Wmo gaat, is het wel van belang te onderkennen dat er sprake is van raakvlakken. Te verwachten is dat deze raakvlakken in de nabije toekomst eerder groter zullen worden dan kleiner, omdat er steeds meer taken naar de gemeenten toekomen en deze voor een groot deel draaien om participatie. Belangrijke ondersteunende instrumenten in de uitvoering om die samenhang te zien en te bevorderen zijn de participatieladder, het gezamenlijke productenboek en de lokale sociale kaart. Op termijn komt de dagbesteding van de AWBZ over naar de Wmo. In dat kader heeft de gemeente de verantwoordelijkheid voor een nog grotere groep burgers om passende werk- en participatieplaatsen te bieden.
17
Gemeenten zijn en gaan ook druk bezig met jeugdbeleid. Bijvoorbeeld via de oprichting van Centra voor Jeugd en Gezin en als uitvloeisel van overheidsplannen om de verantwoordelijkheid voor Jeugdzorg over te hevelen naar gemeenten. Ook met dat beleidsterrein is dus sprake van raakvlakken (aanpak jeugdwerkloosheid, jongerenloket). Beleidskader We maken waar mogelijk beleidsmatige en uitvoeringstechnische koppelingen met de Wet maatschappelijke ondersteuning en het Jeugdbeleid bij de gemeenten. Lokale initiatieven In hoofdstuk 8 wordt het voorstel gedaan een gedeelte van het re-integratie budget te reserveren voor lokale initiatieven. Dit houdt in dat gemeenten de mogelijkheid hebben het initiatief te nemen om voor bepaalde (doel)groepen specifieke participatietrajecten/projecten in te zetten. Deze trajecten en initiatieven zijn dan aanvullend op het regionale gemeenschappelijk beleid en hiermee kunnen verbindingen worden gelegd met welzijn en zorg. Deze initiatieven worden samen in het jaarplan van de RSD vastgelegd. In bijlage 5 zijn de lokale initiatieven die in 2010 zijn gestart weergegeven. Beleidskader In de uitvoering maken de werkorganisaties van RSD en SWZ gebruik van bestaande lokale organisaties en netwerken op het gebied van zorg en welzijn. Aanpassing Wet Kinderopvang Kinderopvang is een belangrijke randvoorwaarde om participatie mogelijk te maken. Het komt vaak voor dat er niet voldoende kinderopvang beschikbaar is, waardoor trajecten stagneren. De gemeenten vragen dan ook van de uitvoeringspartners een inspanningsverplichting om proactief mee te denken in het voorkomen van het stagneren van trajecten door gebrek aan kinderopvang. Vooral de RSD kan hierin een belangrijke rol vervullen, bijvoorbeeld door het opnemen van eisen in aanbestedingsdocumenten voor inburgering of re-integratie. Rond kinderopvang is sprake van enkele (op zichzelf niet ingrijpende) wijzigingen in het wettelijk regime en in de praktijk gebleken onvolkomenheden in de verordeningen. Landelijk beleid is dat de bijdrage in de kosten kinderopvang met ingang van 2011 daalt. Het ligt voor de hand de beleids- en uitvoeringsbevoegdheden centraal te regelen. Nu is dat nog niet geregeld. In de aanpassing van de GR RSD kan dit onderdeel worden meegenomen. Actiepunt We passen de verordening Kinderopvang en de daarbij behorende beleidsregels in 2011 aan. Beleidskader De RSD spant zich in voor voldoende kinderopvangplaatsen en waarborgt dat de re-integratie en inburgering in individuele gevallen geen vertraging oploopt, bijvoorbeeld door eisen op te nemen bij aanbestedingstrajecten.
18
Hoofdstuk 5
Sociale werkvoorziening
In dit hoofdstuk komen de ontwikkelingen op het terrein van de sociale werkvoorziening aan de orde. De belangrijkste ontwikkeling is de aangekondigde “één regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt” waarin de WWB, de sociale werkvoorziening en de Wajong wordt samengevoegd. Daarnaast is de strategische heroriëntatie van belang, omdat een van de actiepunten daarin het onderzoek naar het nut en de noodzaak om de GR SWZ en de GR RSD samen te voegen.
5.1
Inleiding
SWZ is als bedrijf op 1 januari 2009 overgenomen door Biga Groep. De GR SWZ is sindsdien alleen nog belast met de wettelijke taken (zoals het werkgeverschap Wsw medewerkers). Het ambtelijk secretariaat van SWZ is ondergebracht bij de RSD. Deze romp-GR SWZ is verantwoordelijk voor het beleid Wsw. Het opstellen en vaststellen van verordeningen, zoals de wachtlijstverordening en de verordeningen Persoonsgebonden Budget (PGB), is ook een verantwoordelijkheid van SWZ in de vorm van verlengd lokaal bestuur. Biga heeft de status van preferred supplier. De uitwerking van het preferred suppliership is vastgelegd in een ‘uitvoeringsconvenant’. Deze is opgesteld door afgevaardigden van SWZ, de Biga en de vijf regiogemeenten. Dit convenant borgt dat gemeenten voldoende werk wegzetten bij Biga zodat de bedrijfsvoering wordt gegarandeerd. De evaluatie van het uitvoeringsconvenant vindt jaarlijks plaats.
5.2
Regionaal beleid op lokale en landelijke ontwikkelingen
De strategische heroriëntatie Een van de verbeteracties voortkomend uit de Strategische Heroriëntatie die de RSD in 2009 heeft gehouden is te onderzoeken of de gemeenschappelijke regelingen RSD en SWZ samengevoegd kunnen worden. Het samenvoegen van de GR RSD en (het restant van) de GR SWZ is op het eerste gezicht logisch en qua aansturing efficiënter, maar de risico’s die daaraan verbonden zijn moeten wel beheerst kunnen worden. Tekorten bij SWZ mogen bijvoorbeeld niet ten koste gaan van de RSD, en omgekeerd. Het vereist gespecialiseerde juridische deskundigheid om een zodanige constructie te kiezen dat dit gewaarborgd is. Gezien de ontwikkelingen van het Rijk om te komen tot één regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt en de daarmee samenhangende ontschotting van de budgetten is het ook logisch om beide GR-en samen te voegen. Actiepunt De RSD bereidt een voorstel voor om te komen tot één GR voor de onderkant van de arbeidsmarkt. Een regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt In het regeerakkoord 2010 is opgenomen dat het kabinet één regeling wil voor de onderkant van de arbeidsmarkt die de WWB, de Wajong en de Wsw hervormt. Wat de ingangsdatum van de nieuwe regeling wordt, is nog onbekend. De gedachte is dat één regeling betere kansen geeft op werk voor mensen die niet in staat zijn op eigen kracht hun salaris voor een werkgever terug te verdienen of op een andere manier te participeren. Het zou bovendien een einde maken aan een onterecht onderscheid tussen groepen die in hun afstand tot de arbeidsmarkt niet sterk van elkaar verschillen. En de diversiteit aan regelingen waar werkgevers mee te maken hebben.
19
Op dit moment is de uitvoering van de WWB ondergebracht in de GR RSD, de uitvoering van de Wsw bij de Biga, de formele werkgeverstaken voor de Wsw bij de GR SWZ en de uitvoering van de Wajong is een taak van het UWV WERKbedrijf. Het UWV WERKbedrijf en de RSD werken al intensief samen op het Werkplein. Het is de bedoeling dat de uitvoering van de nieuwe regeling bij gemeenten wordt neergelegd. Gemeenten krijgen er een grote verantwoordelijkheid bij. In de tabel in paragraaf 6.2 is weergegeven hoeveel inwoners in deze regio een Wajong uitkering hebben. Het aantal inwoners met een WWB uitkering is in hoofdstuk 3 vermeld. Beleidskader De front office van de nieuwe regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt positioneren wij op het Werkplein. De gemeenten volgen de wettelijke ontwikkelingen op dit gebied op de voet. Ondertussen zitten ze niet stil. Op pro-actieve wijze houden we rekening met het verdwijnen van de (financiële) schotten tussen de regelingen. Zo nodig en waar mogelijk wordt al ‘ontschot’ gewerkt. Zodat zodra de nieuwe wetgeving zich aantekent, onze regio goed is voorbereid op de implementatie van de nieuwe wet. Actiepunt Onze regio gaat pro-actief in op de plannen van het kabinet om te komen tot een nieuwe regeling. Arbeidsintegratie van mensen met een arbeidsbeperking Biga maakt zich sterk voor de ontwikkeling en arbeidsintegratie van mensen met een arbeidsbeperking. Door middel van opleidingsmogelijkheden en leerwerkplekken om werkervaring op te doen krijgen mensen met een indicatie voor de Wsw de kans om door te groeien naar een plek op de reguliere arbeidsmarkt. Is dat niet mogelijk dan blijven zij onder begeleiding leren en werken in zowel de profit- als de non-profit sector. De RSD en de Biga kunnen meer dan tot nu toe gebruik maken van elkaars expertise en samenwerken waar mogelijk. De RSD maakt meer gebruik van (de infrastructuur van) de Biga. Deze samenwerking is nodig omdat op termijn steeds meer raakvlakken met andere beleidsterreinen zoals de Wmo en de AWBZ ontstaan en de gemeenten voor een grotere groep inwoners de verantwoordelijkheid voor de participatie krijgen. Biga is als uitvoerder verantwoordelijk voor de ontplooiing van de SW medewerkers. Biga wordt hierdoor steeds meer een mens-ontwikkelbedrijf. Aan de hand van prestatieafspraken wordt dit gemonitord. De prestatieafspraken zijn ter illustratie als bijlage 6 toegevoegd. Beleidskader De RSD en de Biga maken gebruik van elkaars expertise en zetten hun re-integratie instrumenten zo optimaal mogelijk in. Van binnen naar buiten: waar mogelijk lokaal Al sinds de ‘kadernotitie beleid Wsw’ zoals die door de vijf gemeenten eind 2006 is vastgesteld, is een belangrijk leidend beginsel dat SWZ een beweging ‘van binnen naar buiten’ maakt. Dit houdt in dat de gemeenten het uitvoeringsbedrijf van een relatief grootschalige en geïsoleerde voorziening, willen veranderen in een voorziening die er naar streeft mensen op of zo dicht mogelijk bij de reguliere arbeidsmarkt te plaatsen. En als dat vanwege de persoonlijke beperkingen niet kan, worden de inwoners geplaatst op meer kleinschalig georganiseerde arbeidsactiviteiten in of in de buurt van de woonplaats.
20
Deze beweging moet resulteren in een grotere variëteit aan arbeidsaanbod voor de doelgroep waardoor ook individuele ontplooiingsmogelijkheden worden vergroot. Hierover zijn in de Integrale overeenkomst betreffende de overname van SWZ door BIGA Groep BV afspraken vastgelegd. Beleidskader De gemeenten bieden via Biga een gevarieerd aanbod van werkplekken met keuzemogelijkheden en ontwikkelingskansen in de woonplaats of wijk van de SW medewerker.
21
Hoofdstuk 6
Arbeidsmarkt
Een belangrijk onderwerp in dit Meerjarenbeleidskader is de wijze waarop gemeenten invloed hebben en kunnen uitoefenen op de arbeidsmarkt. Het primaire doel van arbeidsmarktbeleid is de juiste match tot stand te brengen tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. Het arbeidsmarktbeleid raakt veel beleidsterreinen binnen de gemeentelijke organisatie, waaronder werk en inkomen, onderwijs en economie. In dit hoofdstuk komt aan de orde op welke wijze de gemeenten willen bijdrage om de juiste match tot stand te brengen.
6.1
Inleiding
Het arbeidsmarktbeleid is gericht op de ontwikkeling, inzet en het behoud van menselijk kapitaal. Er zijn veel factoren van invloed op de arbeidsmarkt. Het gaat om bijvoorbeeld: • De aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt • Relatie met economische zaken en ondernemers • Het langer en productiever betrokken houden van ouderen op de arbeidsmarkt • Het voorkomen van werkloosheid • Het ontwikkelen, mobiel en flexibel houden van personeel • Het tegen gaan van onderbenutting, aandacht voor de combinatie van arbeid en zorg • Het voorkomen dat personen zich volledig onttrekken aan de arbeidsmarkt en daardoor onbereikbaar dreigen te worden of in een isolement raken Niet alleen de (lokale) overheid is een belangrijke factor op het terrein van het arbeidsmarktbeleid. Ook ondernemers, onderwijs en overheid samen hebben een rol en invloed om vraag en aanbod bij elkaar te brengen. De belangrijke ontwikkelingen op het terrein van arbeidsmarktbeleid zijn: • Licht economisch herstel waardoor ook de werkgelegenheid weer langzaam herstelt • Ondanks vergrijzing geen automatische oplossing van banentekort • Naast flexibiliteit ook aandacht voor duurzame arbeidsrelaties • Naast meer mensen die participeren, ook productiviteitsverhoging nodig • Focus bij gemeenten op duurzaamheid • Meeste werkgelegenheid in onze regio is in de zorg, detailhandel en zakelijke dienstverlening • Aanpak jeugdwerkloosheid • Versterken van regionale samenwerking en afstemming tussen gemeenten, werkplein, werkgevers en onderwijs We streven naar optimale werkgelegenheid met oog voor de regio en vanuit een geïntegreerde aanpak. Vertrekpunt is dat we een vitale economie nastreven die niemand aan de kant laat staan. De gemeenten hierbij verschillende rollen: initiatiefnemer, regisseur, (directe) uitvoerder en belangenbehartiger. In alle gevallen is een goede afstemming dan wel samenwerking en communicatie met andere partners en spelers op de arbeidsmarkt, waaronder ook de Kamer van Koophandel van groot belang. De gemeenten hebben als werkgever een voorbeeldfunctie. We willen deze optimale werkgelegenheid realiseren door: o op stimulerende, vernieuwende en creatieve manieren bij te dragen aan een goed ondernemersklimaat o werkgevers actief te benaderen o de aansluiting onderwijs/arbeidsmarkt te verbeteren o maatschappelijk betrokken ondernemen te stimuleren
22
6.2
Regionaal beleid op lokale en landelijke ontwikkelingen
Op stimulerende, vernieuwende en creatieve manieren bijdragen aan een goed ondernemersklimaat Een gevarieerd aanbod aan werkgelegenheid op lokaal en regionaal niveau maakt passend werk voor werkzoekenden beter mogelijk. We zijn voor bedrijven een aantrekkelijke gemeente om in te werken, zich te vestigen, hier te blijven en daar waar mogelijk uit te breiden. We streven daarom een actief en uitnodigend vestigingsbeleid voor bedrijven na, binnen de beperkte planologische (uitbreidings)mogelijkheden die er zijn. Hierbij houden we rekening met de economische sterke punten van de regio als geheel. In dit kader springen in ieder geval de sectoren dienstverlening, zorg en detailhandel in het oog. Versterken en aantrekken van werkgelegenheid gebeurt op basis van analyses, onderzoek en netwerken. Met de kennis van de bestaande werkgelegenheidssectoren in onze regio proberen we reintegratietrajecten zoveel mogelijk hierop af te stemmen. Nauwe samenwerking met ondernemers is daarbij cruciaal. Bedrijven hebben veelal te maken met een woud aan regelgeving bij vestiging, verplaatsing of uitbreiding. De regelgeving moet zo eenvoudig mogelijk en de bedrijvigheid moet worden gefaciliteerd. Bijvoorbeeld door het instellen van een (digitaal) ondernemersloket. Beleidskader Elke gemeente werkt aan een aantrekkelijk ondernemersklimaat voor bedrijven en een gevarieerd aanbod aan werkgelegenheid. Actieve en gecoördineerde benadering van werkgevers In elke gemeente of regio zijn werkgevers verenigd. Deze organisaties of verenigingen zijn voor het arbeidsmarktbeleid van groot belang. Zij staan met de voeten in de lokale arbeidsmarkt. Voorbeelden van deze organisaties zijn Ondernemerskring Wijk bij Duurstede, de Biltse Ondernemersfederatie, Vereniging Ondernemerskoepel Heuvelrug, Ondernemingsvereniging Odijk, Zakelijk Zeist, Zeist Onderneemt! en Samen voor Zeist (platform maatschappelijk ondernemen). Het Werkgeverservicepunt (WGSP) is de spil in het contact tussen werkgevers en potentiële werknemers. Ook voor stageplekken en leerwerkplekken op maat, zowel voor ROC, UWV, RSD als de BIGA groep BV. Het WGSP kent de maatschappelijke ondernemers in de vijf regiogemeenten en onderhoud contacten met servicepunten van de omliggende gemeente, bijvoorbeeld Werk030 in Utrecht. Het is raadzaam dat het WGSP lid is van de diverse ondernemersorganisaties. Ook signaleert het WGSP ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Zij weet in welke sectoren de vraag naar werknemers het grootst is en stemt met het Werkplein af in hoeverre klanten toegerust/enthousiast worden voor die sectoren. Het WGSP heeft twee klanten. De werkgevers en de potentiële werknemers. Zij heeft van beide klantgroepen de behoeften, kennis en kunde in beeld. Zodat snel geschakeld kan worden om tot een match te komen. Ook faciliteert het WGSP werkgevers voor het administratieve onderdeel van de match. Het WGSP kent de regels, ondersteunt bij het invullen van formulieren op zodanige manier dat de werkgever werk uit handen wordt genomen.
23
Beleidskader Het WGSP is de spil in de match tussen vraag en aanbod werkgever en werknemer. Beleidskader Wij investeren capaciteit in lokale, regionale economische netwerken, zoals ondernemerskringen.
De aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt wordt verbeterd Deze aansluiting is in eerste instantie een verantwoordelijkheid van het onderwijs en het bedrijfsleven samen. Gemeenten kunnen faciliterend een rol spelen. Kinderen/jongeren vroegtijdig kennis laten maken met de arbeidsmarkt kan de beroepskeuze vergemakkelijken en geeft werkgevers een beeld van de toekomstige werknemer. In sommige gemeenten worden via een programma, in samenwerking met scholen en werkgevers, leerlingen in het basisonderwijs en de middelbare school voorbereid op het maken van een beroepskeuze. Werkzoekende jongeren worden gestimuleerd zich praktijkgericht te oriënteren op de mogelijkheden op de arbeidsmarkt. Voorbeelden hiervan zijn de Roefeldagen in De Bilt en Wijk bij Duurstede. Werkgevers weten als geen ander waar de kwalificatiebehoefte van het personeel ligt. Deze kennis wordt meegenomen bij de (door)ontwikkeling van beroepsopleidingen. Wij initiëren waar mogelijk het contact tussen werkgevers en beroepsopleidingen zoals het ROC. Beleidskader Het WGSP stimuleert het creëren van stageplaatsen en leerwerkplekken bij werkgevers, met name voor de doelgroep 18 tot 23 jarigen. Beleidskader Jongeren maken op een actieve manier kennis met de arbeidsmarkt. Beleidskader Werkgevers spelen een actieve rol bij het afstemmen van het aanbod aan beroepsopleidingen op de vraag van de arbeidmarkt. ZZP/startende ondernemers (al dan niet vanuit de bijstand of UWV) Kleine ondernemers zijn voor de economie een belangrijke motor. Het aantal ZZP-ers is in onze regio ruim vertegenwoordigd. Het WGSP geeft speciale aandacht aan inwoners die het aankunnen een onderneming te starten en heeft daarin een faciliterende rol. In afstemming met eventuele ondernemersloketten in gemeenten. En in relatie tot de Besluit Bijstandsverlening Zelfstandigen (Bbz). Beleidskader We bieden ondersteuning aan ZZP-ers en startende ondernemers. Maatschappelijk betrokken ondernemen Er is sprake van maatschappelijk betrokken ondernemen wanneer de ondernemer oog heeft voor de zwakkeren in de maatschappij, hun competenties (h)erkent en hen volwaardig deel laat uitmaken van de personele formatie. De gemeenten geeft hierin het goede voorbeeld en stimuleert dit binnen het bedrijfsleven. Een onderdeel hiervan is Social Return en preferred suppliership. Daarnaast promoten we binnen en buiten de gemeentelijke organisatie het in dienst nemen van of het bieden van leerwerkplekken aan uitkeringsgerechtigden inclusief Wsw, Wajong en jongeren. En gaan hierover het gesprek aan met lokale en regionale ondernemers.
24
Social Return is het koppelen van sociale doelstellingen aan het besteden van middelen voor allerlei diensten, werken en producten met als doel opleidingsmogelijkheden, werk- en stageplekken te creëren voor mensen die nu langs de kant staan. Zoals jongeren en volwassenen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Preferred suppliership is het uitspreken van een voorkeur bij externe uitvoering voor sociale uitvoerders, in ons geval het Wsw-bedrijf Biga. Social Return en preferred suppliership maken steeds meer onderdeel uit van het gemeentelijk inkoop en economisch beleid. De BIGA groep BV is in elke gemeente in het samenwerkingsverband preferred supplier voor diensten en werkzaamheden die zij kan leveren. Uitgangspunt bij gemeentelijk inkoopbeleid kan zijn om een voorbeeldfunctie te hebben op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen, duurzaam inkopen en social return. Beleidskader Elke gemeente heeft een voorbeeldfunctie van Maatschappelijk Betrokken Ondernemerschap. Beleidskader Elke gemeente neemt social return en preferred suppliership als verplicht onderdeel op in haar inkoop- en subsidiebeleid.
25
Hoofdstuk 7
Dienstverlening
In dit hoofdstuk komt de dienstverlening aan de orde. De dienstverlening van onze uitvoerders aan onze inwoners, maar ook de dienstverlening van onze uitvoerders aan de gemeenten. Een deel van de ontwikkelingen komen voort uit de strategische heroriëntatie. Dat zijn bijvoorbeeld het basis- en het pluspakket van de RSD en het kwaliteitshandvest RSD. Deze onderwerpen werkt de RSD verder uit. De voorwaarden die wij stellen aan de dienstverlening van de RSD kunnen vanzelfsprekend ook gelden voor andere uitvoerders zoals het ROC MN en de Biga Groep. Uitgangspunt is dat inwoners de weg naar de gemeenten of haar uitvoerders eenvoudig kan vinden.
7.1
Inleiding
De gemeenten stellen hoge eisen aan hun dienstverlening en zoeken naar verbeteringen en aanpassingen. Hierbij denken zij vanuit de klant. Deze klant kan de inwoner zijn, maar ook ondernemers of samenwerkingspartners. De eisen die gemeenten aan zichzelf stellen, stellen zij ook aan uitvoeringspartners die gemeentelijke taken uitvoeren. Belangrijke eisen zijn: • Eenmalige gegevensuitvraag • Goede bereikbaarheid (fysiek, telefonisch en digitaal) • Korte doorlooptijden • Heldere communicatie • Instrumenten op maat • Eén loket gedachte
7.2
Regionaal beleid op lokale en landelijke ontwikkelingen
Versterken integrale dienstverlening Werkplein Het Werkplein is in de regio hét loket voor werk en inkomen. Het kwalificeren en het combineren van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt gebeurt op het Werkplein. Hier werken UWV, RSD en gemeenten intensief samen. Er is zoveel mogelijk sprake van integrale dienstverlening. Voorbeelden hiervan zijn het WGSP en het Jongerenloket. Ook leerwerkbedrijven, uitzendbureaus en het ROC MN zijn betrokken. Het Werkplein heeft de ambitie geformuleerd om intensief samen te werken en netwerkpartners te beïnvloeden, werkgevers en werknemers te stimuleren en te faciliteren. Beleidskader De samenwerking en de integrale dienstverlening op het Werkplein versterken en uitbreiden. Mogelijke lokale loketten van de RSD De RSD biedt de mogelijkheid om haar dienstverlening ook op lokaal niveau aan te bieden. De gemeenten hebben in dat geval de keuze voor verschillende soorten dienstverlening (van alleen minimabeleid tot en met informatie en advies op alle uitvoeringsterreinen van de RSD). In de lokale loketten die tot nu toe zijn vormgegeven – in Wijk bij Duurstede en in Utrechtse Heuvelrug – wordt een concept van integrale dienstverlening toegepast of wordt in die richting gewerkt. Taken op het gebied van ondersteunende inkomensvoorziening (langdurigheidstoeslag, minimabeleid en bijzondere bijstand) gecombineerd met advies en informatie lenen zich bij uitstek voor lokale en integrale aanpak.
26
Juist door deze taken samen met andere lokale organisaties uit te voeren, kan de hulpvraag van de inwoner scherper en vollediger worden geïnventariseerd en beantwoord. Ook kan vervolgens vanwege de samenwerking tussen partijen (bijvoorbeeld het Wmo-loket) de deskundigheid van die partijen verbreed en versterkt worden. Bij het dienstverleningsconcept van integrale dienstverlening wordt een breder takenpakket verwacht en uitgevoerd dan de reguliere kerntaak van een RSD consulent. Ook in de pilots is duidelijk geworden dat de geleverde dienstverlening breder is dan de reguliere kerntaken van de RSD. Daarmee zijn dan ook extra exploitatiekosten mee gemoeid. Op basis van de formatieve inzet van de RSD, is het maken van nadere afspraken over reële kostenverrekening alleszins redelijk. Beleidskader Iedere gemeente kan een lokaal loket binnen zijn gemeente of wijken in de gemeente vorm en inhoud geven. De RSD werkt een dienstverleningsconcept inclusief eventueel kostenoverzicht uit. Basis en pluspakket In de strategische heroriëntatie RSD is opgenomen dat de RSD aan de deelnemende gemeenten een basis- en een pluspakket biedt. Hiermee doet het Bestuur van de RSD recht aan de wens van gemeenten om aanvullende diensten bij de RSD in te kopen, zonder dat alle gemeenten voor de kosten opdraaien. Actiepunt De RSD werkt het principe van het basis- en plus pakket. Vermindering administratieve lastendruk / Wet eenmalige gegevensuitvraag (WEU) Bij alle regelingen geldt, dat de uitvoerders pro actief handelen en proberen zo min mogelijk bewijsstukken bij de klant op te vragen. Dit is vooral bij de RSD van belang. Zij werkt periodiek aan administratieve lastenverlichting. Dit scheelt werk voor de inwoner, maar ook voor de RSD. Verminderen van de administratieve lastendruk bij inwoners, door bijvoorbeeld vereenvoudiging van aanvraagformulieren, is mogelijk omdat de gemeenten en de RSD toegang hebben tot vele bronnen waaruit de beschikbare noodzakelijke informatie te halen valt. Te denken valt aan Suwinet, GBAadministratie, Inlichtingenbureau etc. Ook kan de beschikbare informatie van inwoners beter benut worden voor eventuele vervolg aanvragen of aanvullende diensten. Niet alle informatie voor bijvoorbeeld een aanvraag zit in systemen die de RSD kan raadplegen (denk bijvoorbeeld aan informatie over het vermogen van klanten). Deze informatie zal periodiek opnieuw opgevraagd en aangeleverd moeten worden. Maar ook het gebruik maken van diverse websites om inwoners goed te informeren. Landelijk zijn een aantal sites waar gemeenten of uitvoerders bij aan kunnen sluiten om de dienstverlening aan haar inwoners en klanten te optimaliseren. Voorbeelden daarvan zijn mijnoverheid.nl, berekenuwrecht.nl en regelhulp.nl. Beleidskader De uitvoerders van gemeentelijke taken maken gebruik van de bestandskoppelingen die nodig zijn om zo min mogelijk informatie bij inwoners op te vragen.
27
Beleidskader Aanvragen van voorzieningen zijn zo eenvoudig mogelijk ingericht: • De aanvraagformulieren zijn simpel met zo min mogelijk vragen • Aanvragen kunnen fysiek of digitaal worden ingediend • Bij elke aanvraag zoveel mogelijk integraal de situatie van de inwoner in beeld brengen • Bij de aanvragen zo weinig mogelijk aanvullende documenten opvragen. Kwaliteitshandvest Uitvoerders van gemeentelijke taken, zoals de Biga en de RSD beschikken niet allemaal over een kwaliteitshandvest. Wel volgt de RSD bijvoorbeeld het kwaliteitshandvest van een aantal gemeenten. De RSD stelt in het kader van de strategische heroriëntatie een eigen kwaliteitshandvest op. De dienstverlening die uitvoerders namens de gemeenten uitvoeren moeten aan dezelfde eisen voldoen als de eisen die gemeenten zichzelf opleggen. Beleidskader Uitvoerders van gemeentelijk taken hebben uiterlijk 1 januari 2012 een kwaliteitshandvest, waarin in ieder geval is opgenomen: • Klachtenregeling • Meten van klanttevredenheid • Doorlooptijden • Bereikbaarheid. Dienstverlening aan gemeenten Als GR zijn SWZ en de RSD een vorm van verlengd bestuur van de gemeente. Hieruit vloeit voort dat er vanuit politiek, bestuur of bedrijfsvoering vragen kunnen ontstaan. Deze moeten de gemeenten vaak op korte termijn beantwoorden. De GR SWZ en RSD moeten in staat zijn om snel en adequaat (inclusief politieke sensitiviteit) te ondersteunen deze vragen te beantwoorden. Actiepunt De uitvoerders reageren binnen 5 werkdagen op vragen die de gemeenten vanuit de politiek hebben ontvangen.
28
Hoofdstuk 8
Financiën en verantwoording
In dit hoofdstuk komen financiën en verantwoording aan bod. Zoals in de voorgaande hoofdstukken is aangegeven worden de effecten van het regeerakkoord en de rijksbegroting langzaam zichtbaar. Op de beleidsterreinen waarop dit beleidskader betrekking heeft staan forse veranderingen op stapel. Daarnaast worden de budgetten afgeroomd. Gemeenten krijgen meer taken en minder geld. Dat we keuzes moeten maken is al aan de orde gekomen. In dit hoofdstuk geven we aan welke budgetten we tot onze beschikking hebben, wat de veranderingen hierin zijn en hoe we de budgetten moniteren.
8.1
Inleiding
Gemeenten moeten keuzes maken. In dit Meerjarenbeleidskader doen wij hiervoor een aanzet. Echter nog niet van alle maatregelen is helder hoe de uitvoering en de budgetten voor de gemeenten precies gaan uitpakken. In de inleiding is al aangegeven dat de kans aanwezig is dat het Meerjarenbeleidskader tussentijds wordt aangepast. Uitgangspunt is dat taken op het terrein van werk, inkomen en arbeidsmarkt in principe budgettair neutraal verlopen ten opzichte van de ontvangen middelen van het Rijk. Over het jaar 2010 is dit echter niet gelukt. Door de toename van het aantal uitkeringen moeten in 2010 voor het eerst alle gemeenten middelen bijpassen op het I-deel. De RSD raamt op basis van verwachte lasten (inkomensdeel) en niet op basis van de ontvangen middelen van het Rijk. Dat kan betekenen dat gemeenten ten opzichte van het budget een tekort of een overschot kunnen hebben. Met het ROC spreken we tot 2013 jaarlijks vooraf af welke producten tegen welk budget ingekocht worden. Bij de RSD en de SWZ volgen we de door hen ingediende (en goedgekeurde) begroting. Tussentijdse bijstellingen door bijvoorbeeld ontvangen extra budgetten zijn alleen mogelijk als het om geoormerkte budgetten gaat. Beleidskader De begrotingen zijn de financiële kaders waarbinnen de uitvoerders opereren. In onderstaande tabel zijn de budgetten voor 2011 op het terrein van werk, inkomen en arbeidsmarkt weergegeven. Deze budgetten zijn exclusief uitvoeringskosten. De budgetten voor inburgering, educatie en het W-deel kunnen over een weer worden ingezet.
Bunnik
Utrechtse Heuvelrug
Wijk bij Duurstede
De budgetten 2011
De Bilt
I-deel (WWB)
€4.451.302
€862.750
€4.647.178
€2.264.518
€11.826.952
Zeist
€24.052.700
Totaal
W-deel (WWB)
€1.120.881
€183.265
€1.084.393
€445.040
€3.437.520
€6.271.099
Inburgering
€289.001
€66.937
€347.388
€115.063
€891.921
€1.710.310
Educatie
€195.384
€54.220
€255.057
€128.671
€362.313
€995.645
Sociale Werkvoorziening
€1.698.254
€515.426
€2.248.970
€1.764.711
€5.126.188
€11.353.549
Totaal
€6.056.567
€1.167.172
€6.334.016
€4.718.003
€16.518.706
€44.383.303
In de volgende tabel zijn de ontwikkelingen op het landelijke budget voor re-integratie, inburgering en educatie in miljoenen euro’s opgenomen. De budgetten voor inburgering zijn in 2014 gereduceerd tot nul, daarnaast zijn de middelen voor re-integratie en inburgering beide met 25% afgenomen. De verwachting is dat de doorrekening van het regeerakkoord een verdere verlaging van onderstaande budgetten met zich mee brengt.
29
Landelijk budget in miljoenen euro’s exclusief doorrekening regeerakkoord. Jaar
Re-integratie
Inburgering
Educatie
Totaal
2010
1.435
303
150
1.888
2011
1.335
247
115
1.697
2012
1.122
160
115
1.397
2013
1.134
74
115
1.323
2014
1.083
0
115
1.198
Actiepunt Jaarlijks maken we met de uitvoerders afspraken over het inzetten van de middelen uit het participatiebudget en bekijken we of het nodig is dat deze middelen onderling worden uitgewisseld.
8.2
Regionaal beleid op lokale en landelijke ontwikkelingen
Gedeeltelijke ontschotting W-deel De deelnemende gemeenten hebben bij hun besluitvorming over de Strategische Heroriëntatie RSD ingestemd met gedeeltelijke ontschotting van het W-deel van de WWB. Het budget van de gemeenten samen wordt voor alle inwoners uit die vijf gemeenten ingezet. Een deel wordt gereserveerd voor lokale initiatieven. Over de ingangsdatum is tot nu toe nog geen besluit genomen. Door een gedeelte van het gemeentelijk W-deel te reserveren voor lokale accenten en lokale doelgroepen kan een optimale mix tot stand worden gebracht tussen gemeenschappelijk regionaal beleid en individueel lokaal beleid. Het reserveren van een gedeelte van het gemeentelijk W-deel voor lokale initiatieven houdt in dat gemeenten de mogelijkheid hebben het initiatief te nemen om voor bepaalde (doel)groepen specifieke participatietrajecten/projecten in te richten die gefinancierd worden uit het voor de gemeenten gereserveerde niet-ontschotte W-budget. Deze trajecten en initiatieven zijn dan aanvullend op het regionale gemeenschappelijk beleid. Deze worden samen in het jaarplan van de RSD vastgelegd. Deze lokale initiatieven in een bepaalde gemeente zijn in eerste instantie bedoeld voor inwoners uit die gemeente. Als er nog plaatsen vrij zijn kunnen ook inwoners uit andere gemeenten instromen. Uitgangspunt hierbij is maatwerk. In de afgelopen periode is ervaring opgedaan met het inzetten van 10% van het W-budget voor lokale initiatieven. Ook in 2011 starten we met dit percentage. Op basis van ervaringen kijken we jaarlijks of dit percentage gehandhaafd blijft of dat we dit bijstellen. Ook wordt jaarlijks bepaald welke initiatieven genomen worden voor welke doelgroep. In bijlage 5 is opgenomen welke initiatieven in 2010 worden uitgewerkt of al lopen. Beleidskader Het W-deel wordt met ingang van 1 januari 2011 gedeeltelijk ontschot ingezet. Beleidskader 10% van het W-deel wordt in 2011 ingezet om lokale initiatieven te initiëren en uit te voeren. Afhankelijk van de ervaringen bepalen de gemeenten het percentage voor volgende jaren.
30
Actiepunt De gemeenten bepalen jaarlijks voor welke inwoners zij de lokale initiatieven in zetten. Ontschotting I-deel De gemeenten hebben bij hun besluitvorming over de Strategische Heroriëntatie RSD ingestemd met een volledige ontschotting van het I-deel van de WWB. Dat betekent dat de tekorten en de overschotten op het I-deel over de deelnemende gemeenten worden verdeeld. Hiervoor gebruikt de RSD het verdeelmodel van de apparaatskosten. De ingangsdatum voor de ontschotting van het I-deel is in de besluitvorming rondom de strategische heroriëntatie niet meegenomen. Beleidskader Het I-deel wordt met ingang van 1 januari 2011 volledig ontschot ingezet. Vervallen verplichte inkoop bij ROC in 2013 De middelen voor volwasseneneducatie zijn onderdeel van het Participatiebudget en zijn de laatste jaren aan bezuinigingen onderhevig. Tot 2013 is er voor deze middelen een verplichte inkoop bij het ROC. Welke producten in die periode worden ingekocht is niet vastgelegd. De gemeenten maken jaarlijks samen één productovereenkomst met het ROC Midden Nederland. Het beleidskader over de inzet van de middelen verdeeld over de inwoners op de ladder (hoofdstuk 3) is ook van toepassing op de inzet van de educatiemiddelen. De effectiviteit en de resultaten van de bij het ROC ingekochte producten kunnen beter in beeld worden gebracht. In het beleidskader Participatiebudget is opgenomen dat gemeenten tot 1 januari 2013 met het ROC MN concrete prestatieafspraken maken over de inzet van de middelen voor Educatie. Het ROC MN moet op 1 januari 2013 een volwaardige marktpartij zijn die de concurrentie met andere aanbieders aan kan. Actiepunt In samenwerking met het ROC MN wordt toegewerkt naar een professionele inkooprelatie. Afroming budgetten inburgering De middelen voor inburgering zijn ook een onderdeel van het Participatiebudget. In de rijksbegroting is opgenomen dat de middelen voor inburgering in 2014 nul zijn. Dit houdt verband met de uitgangspunten die in het Regeerakkoord zijn opgenomen over inburgering: inburgeraars moeten hun inburgeringstraject zelf gaan betalen. Daarvoor komt een sociaal leenstelsel. Welke rol voor gemeenten in de uitvoering is neergelegd, is nog onduidelijk. Zodra hierover meer bekend is werken we dit onderdeel verder uit. Met het oog op deze wijziging zijn in hoofdstuk 3 voor de komende jaren keuzes gemaakt voor het inzetten op inburgering. Budgetten Wsw De gemeenten financieren de SWZ, deels op basis van een rijksbijdrage per Wsw medewerker, deels op basis van een gemeentelijke bijdrage. Bij de overname van het werkbedrijf heeft de GR SWZ met Biga een overeenkomst gesloten waarin de wederzijdse verplichtingen, de verdeling van taken en bevoegdheden, de financiering en de informatieverstrekking zijn opgenomen. Onderdeel van de afspraken is dat partijen zich verplichten om vóór 1 januari 2013 afspraken maken waaronder de uitvoering van de dienstverlening bij continuering van het contract per 1 januari 2015 plaats zal vinden. Onderdeel van de afspraken met Biga is dat vanaf 2010 een bonus/malusregeling kan worden toegepast bij het al dan niet realiseren van de jaarafspraken.
31
Dit bonus-malusbeleid moet nog nader uitgewerkt worden in overleg tussen de gemeenten, de GR en Biga. De gemeenten krijgen te maken met bezuinigingen voor de uitvoering van de sociale werkvoorziening: • Een structurele bezuiniging van 158 miljoen • Verlaging van de begeleidingskosten • Een ingeboekte afname van het aantal Wsw plaatsen met 33% door beperking van de instroom De beleidsmatige uitgangspunten over de Wsw die in het regeerakkoord zijn opgenomen leveren echter geen besparing op, terwijl gemeenten minder middelen ontvangen. Alle inwoners die over een Wsw indicatie beschikken, houden deze ook. De exacte impact van het regeerakkoord voor de gemeenten is nog niet bekend. De ontwikkelingen worden nauwlettend gevolgd. Alternatieve inkomsten In bovenstaande paragrafen is veel vermeld over de verlaging van budgetten. Gemeenten en hun uitvoerders moeten dan ook creatief omgaan met de beschikbare middelen en daarnaast mogelijkheden voor aanvullende financiering benutten. Enkele voorbeelden hiervan zijn subsidies uit het Europees Sociaal Fonds (ESF) en subsidie van de Provincie Utrecht, bijvoorbeeld de Sociale Agenda en stimuleringssubsidies voor anders of slimmer werken. Beleidskader Gemeenten en uitvoerders maken optimaal gebruik van alternatieve inkomstenbronnen. Verantwoording en sturing Het traject van bestuurlijke heroriëntatie op de RSD bracht in 2009 aan het licht dat de verhouding tussen de gemeenten en de RSD verduidelijkt kan worden. De gemeenten in de rol van opdrachtgever en de RSD in de rol van opdrachtnemer stellen gezamenlijk een aangepaste verantwoordelingscyclus op die recht doet aan de verbeterpunten van de strategische heroriëntatie en het rekenkameronderzoek. De gemeenten formuleren de beleidskaders en bepalen het doel, de gewenste resultaten en de randvoorwaarden. De RSD verzorgt de uitvoering. Deze wijze van verantwoording en sturing is in eerste voor de RSD opgezet, maar willen we ook bij andere uitvoerders als de Biga en het ROC invoeren. Op basis van de beleidskaders formuleren de gemeenten (na overleg met de RSD) jaarlijks prestatieafspraken voor de RSD. De RSD maakt op basis van deze afspraken het Jaarplan RSD. Hierin wordt beschreven welke activiteiten worden uitgevoerd om de prestatieafspraken te realiseren. Daarnaast levert de RSD alle formele stukken zoals een begroting en verantwoordingsstukken. De data waarop deze stukken worden geleverd, zijn afgestemd op de gemeentelijke planning & control cyclus. In bijlage 7 zijn voorbeelden van prestatieafspraken en prestatie-indicatoren weergegeven. Dit zijn slechts voorbeelden, omdat de gemeenten samen met de RSD deze afspraken in 2011 voor het eerst vastleggen. De prestatieafspraken worden jaarlijks opgenomen in de financiële begroting. Deze afspraken worden vervolgens in de jaarplannen geconcretiseerd.
32
De RSD is in principe verantwoordelijk voor de eigen bedrijfsvoering. De RSD geeft op verzoek aanvullende informatie in het kader van sturing en beleidsvoorbereiding. In onderstaand schema zijn de belangrijkste mijlpalen vastgelegd. De data past de RSD nog in overleg met de gemeenten aan. De stukken van de RSD zijn input voor de gemeentelijke Voorjaarsnota en Najaarsnota.
* * In de financiële begroting zijn ook de prestatieafspraken opgenomen. Deze afspraken worden vervolgens in de jaarplannen geconcretiseerd. Beleidskader De verantwoordingscyclus met de RSD is een blauwdruk voor cycli die met overige uitvoerders, waaronder Biga en ROC, wordt afgesproken.
33
Bijlage 0
Lijst met afkortingen
AWBZ Bbz ESF IOAW
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten Besluit bijstandsverlening zelfstandigen Europees Sociaal fonds Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen Gemeenschappelijke regeling Kromme Rijn Heuvelrug Niet-uitkeringsgerechtigde Regionaal meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaters Regionaal Opleidingscentrum Regionale Sociale Dienst Kromme Rijn Heuvelrug Structuur Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen Voortgezet algemeen volwassenenonderwijs Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering Wet Educatie en Beroepsonderwijs Werkgeverservicepunt Wet inburgering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen Wet investeren in jongeren Wet maatschappelijke ondersteuning Wet sociale werkvoorziening Werkloosheidswet Wet werk en bijstand Zelfstandige zonder personeel Het budget waaruit de bijstandsuitkeringen worden betaald (het I-deel maakt onderdeel uit van de gebundelde uitkering en Bbz) Het budget waaruit de re-integratie en participatietrajecten worden betaald (het re-integratiedeel van de Wet participatiebudget
IOAZ GR KRH Nugger RMC ROC RSD KRH SUWI UWV Vavo Wajong WAO WEB WGSP Wi WIA WIJ Wmo Wsw WW WWB ZZP I-deel W-deel
34
Bijlage 1
Het regeerakkoord
In het regeerakkoord is een aantal maatregelen opgenomen op het terrein van de sociale zekerheid. De maatregelen zijn: 1. In de WWB komt een wettelijke plicht tot tegenprestatie naar vermogen. 2. Het kabinet wil toe naar één regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt, die de WWB, Wajong en de Wsw hervormt. 3. Voor jongeren die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn blijft de Wajong bestaan. 4. Mensen met een indicatie voor een beschutte werkplek houden toegang tot de Wsw. 5. Huidige Wsw-ers worden niet herkeurd en kunnen gewoon op hun Wsw-werkplaats blijven werken. 6. Arbeidsgehandicapten met een beperkte verdiencapaciteit worden zoveel mogelijk via loondispensatie aan de slag geholpen bij reguliere werkgevers. Voor deze groep is een regeling voor begeleid werken beschikbaar, met loonaanvulling tot maximaal het wettelijk minimumloon en persoonlijke voorzieningen (begeleiding, aanpassing werkplek). 7. Overige middelen voor re-integratie worden alleen nog selectief ingezet voor kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt. 8. In de WWB wordt de bijstand voor inwonenden afgeschaft en wordt de toets op het partnerinkomen vervangen door een toets op het huishoudinkomen. 9. Voor jongeren tot 27 jaar geldt dat zij werken, leren of stage lopen. De voorwaarden en sancties voor jongeren tot 27 jaar die een beroep doen op de bijstand (Wet investeren Jongeren) worden aangescherpt. Zolang men zich kan scholen, dient een beroep op studiefinanciering te worden gedaan; dat gaat boven bijstand. 10. De dubbele heffingskorting in referentieminimumloon wordt geleidelijk afgebouwd (vanaf 2012 in 20 jaar). 11. De inkomensgrens van gemeentelijk minimabeleid wordt genormeerd. 12. Bij investeren en aanbestedingen van diensten moet de Rijksoverheid net als veel gemeenten aandacht besteden aan stage- en leerwerkplekken voor kwetsbare groepen. 13. Hardere aanpak fraude uitkeringen. Onterecht verstrekte uitkeringen zullen daadwerkelijk worden teruggevorderd, ongeacht de hoogte van de fraude. Bijstandgerechtigden worden bij fraude bestraft met het inhouden van de uitkering gedurende drie maanden. 14. Het kabinet wil de regeldruk en de bureaucratie in de sociale zekerheid terugdringen door minder en gerichter toezicht door de Arbeidsinspectie. 15. Migranten en asielzoekers dragen zelf zorg voor hun inburgering in ons land. Voor degenen die hiervoor over onvoldoende middelen beschikken, komt het kabinet met een sociaal leenstelsel dat inhoudt dat de lening wordt terugbetaald. 16. Indien gedrag of kleding van iemand feitelijk zijn kansen op beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt beperkt, volgt een weigering, korting of intrekking van een uitkering op grond van de Wet Werk en Bijstand (WWB). Zo nodig zal het kabinet daartoe met een voorstel komen. In de financiële bijlage bij het regeerakkoord staat: 1. 2. 3.
4.
De bestaande budgetten voor WAJONG, Wsw en WWB worden ontschot. Met ingang van 1januari 2012 wordt de Wajong alleen toegankelijk voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten. De bestaande Wajong-populatie zal vanaf 1/1/2012 worden ingedeeld in ‘volledig en duurzaam’ arbeidsongeschikt en ‘gedeeltelijk’ arbeidsongeschikt, waarbij de uitkering van gedeeltelijk arbeidsongeschikten per 1/1/2014 wordt verlaagd naar 70% WML. Huidige Wsw-ers worden niet herkeurd.
35
5. 6.
De Wsw blijft bestaan voor mensen die geïndiceerd zijn voor een beschutte werkplek. Het systeem van loondispensatie dat in de Wajong bestaat wordt ook mogelijk voor nieuwe instroom met een indicatie ‘begeleid werken’. Deze mensen ontvangen een beloning (loon en/of een aanvulling daarop) tot maximaal WML. Bestaande groepen worden ontzien. Wel zal hierdoor de wachtlijst in de Wsw worden beperkt. 7. 8.
9. 10.
11.
12. 13.
14. 15.
Het subsidiebedrag per Wsw-plek zal worden afgestemd op eerder doorgevoerde wijzigingen in de Wsw-CAO. Door samenvoeging van de re-integratie en begeleidingsbudgetten kunnen deze middelen gerichter en efficiënter worden ingezet, waarbij speciale aandacht zal worden besteed aan mensen met een arbeidshandicap. Ook het budget voor bemiddeling van het UWV zal gerichter worden ingezet. In de WWB wordt de bijstand voor inwonenden afgeschaft en wordt de toets op het partnerinkomen vervangen door een toets op het huishoudinkomen (met een beperkte vrijlatingsregeling voor minderjarige kinderen). De voorwaarden en sancties voor jongeren tot 27 jaar die een beroep doen op de bijstand (Wet investeren Jongeren) worden aangescherpt. Bij vaststelling van het zogenoemde I-deel wordt hier rekening mee gehouden. De WWIK wordt m.i.v. 2012 afgeschaft, waardoor dezelfde polisvoorwaarden gaan gelden als in de WWB. Om de armoedeval te beperken wordt de inkomensgrens van het gemeentelijk inkomensbeleid genormeerd op maximaal 110% WML, zodat inkomensaanvullingen gerichter worden verstrekt. Uitkeringsfraude wordt harder aangepakt. Uitkeringsfraude wordt bestraft met het inhouden van de uitkering gedurende 3 maanden. Middelen voor de inburgering worden gereduceerd tot €0. Voor inburgeraars komt een sociaal leenstelsel.
Naast bovenstaande maatregelen is door het kabinet aangekondigd dat er een grote bezuiniging plaatsvindt op de middelen voor inburgering, tot € 0 in 2014.
36
Bijlage 2
De aantallen
Klanten van de RSD en verdeling over sporenmodel4: Spoordefinitie:
De Bilt
Bunnik
UH
Eindtotaal
Zeist
1
4
7
17
85
17
42
79
180
403
168
29
79
185
374
835
97
14
47
101
315
574
55
8
21
51
124
259
20
11
12
27
65
135
430
79
202
447
1065
2223
1: Direct aan het werk
5
2: Re-integratie 3A: Eerst zorg, dan reintegratie 3B: Vrijstelling arbeidsplicht voor 2 jaar 4: Geen reintegratiemogelijkheden Nog te beoordelen Eindtotaal
Wijk b/D
LET OP: geen uitkeringen (2 partners = 1 uitkering) maar individuele cliënten
Aantal inwoners met een uitkering van het UWV en de WSW
Aantal Aantal Aantal Aantal
WW Wajong Wao WSW
De Bilt 460 290 1100 70
Bunnik 150 110 330 21
Utrechtse Heuvelrug 490 780 1290 94
Vaststellen inburgeringsplicht aantal vastgesteld tot 1 januari 2010 en met september 2010 waarvan inburgeringplichtig nieuwkomer inburgeringplichtig oudkomer niet inburgeringspl. nieuwkomer niet inburgeringspl. oudkomer
Wijk bij Duurstede 290 180 740 76
Zeist 810 1150 2070 220
Totaal 2200 2510 5530 481
400 97 148 83 82
Deelnemers aan ROC opleidingstrajecten; gegevens ontleend aan ROC-Jaarverslag 2009 De Bilt Bunnik Wijk b D UH sociale en professionele redzaamheid 48 16 64 62 taal- en activeringsstages 2 0 1 3 geïntegreerde trajecten 1 0 3 educatieve redzaamheid (Vavo) 53 13 22 49 totaal 104 29 87 117
Zeist 238 4 3 78 323
totaal 428 10 7 215 660
4 De RSD hanteert nu nog het sporenmodel Uiterlijk 1 april 2011 staan alle inwoners met een uitkering van de RSD ingedeeld op een van de treden van de participatieladder. De indeling op de ladder is nu in volle gang.
37
Bijlage 3 Gemeente Bunnik
De Bilt
Utrechtse Heuvelrug
Wijk bij Duurstede
Overzicht minimaregelingen 2010 Regeling Participatiefonds
Voor wie Minima tot 115%
Vermogen Vermogensgrens WWB
Waarvoor Maatschappelijke deelname
Hoeveel € 126,82 per gezinslid per kalenderjaar (meer info: www.bunnik.nl)
Collectieve ziektekosten verzekering
Minima tot 110%
Vermogensgrens WWB
Ziektekosten
€ 15,00 p.p. per maand
U-pas (Uitvoering: U-pas Bureau
Minima
Vermogensgrens WWB
Maatschappelijke deelname
Korting, afhankelijk van de gekozen aanbieding Inwoners met WWB krijgen de pas automatisch thuisgestuurd
Collectieve ziektekosten verzekering
Minima tot 110%
Vermogensgrens WWB
Ziektekosten
€ 20,00 p.p. per maand
Computerregeling
U-pas houders
Vermogensgrens WWB
Volwaardige educatieve deelname
Bijdrage OV bij Upas gebruik
U-pas houders
Vermogensgrens WWB
Deelname aan sociale, culturele en sportieve activiteiten
Regeling maatschappelijk verkeer
Minima tot 110%
Vermogensgrens WWB
Maatschappelijke deelname
Computer voor kinderen die voor het eerst naar het voortgezet onderwijs gaan. Jaarlijkse bijdrage van € 50 per huishouden in de kosten van vervoer bij U-pas gebruik € 125,- per persoon per jaar
Eenmalige uitkering
65+-ers en chronisch zieken tot 110%
Vermogensgrens WWB
Categoriale uitkering
€ 100,- per persoon per jaar
Ouderbijdrage peuterspeelzaal
Minima tot 110%
Vermogensgrens WWB
Kinderen tussen 2 en 4 jaar
Internetaansluiting
Minima tot 110%
Vermogensgrens WWB
Kinderen vanaf groep 8 tot 18 jaar
€ 825,- maximaal per jaar op declaratiebasis € 10,-- per gezin per maand
Collectieve ziektekosten verzekering Schoolzwemmen
Minima tot 110%
Vermogensgrens WWB
Ziektekosten
€ 20,- per persoon per maand
Minima tot 110%
Vermogensgrens WWB
Max € 645 per kind
Jeugdsportfonds en jeugdscultuurfonds
Aanmelding via intermediairs
Kinderen tot 18 jaar Kinderen tot 18 jaar
Regeling deelneme sociaal culturele activiteiten
Minima tot 120%
Vermogensgrens WWB
Maatschappelijke deelname
Regeling sportbereik voor kinderen tussen 4 en 18 jaar
Minima tot 120%
Vermogensgrens WWB
Aanschaf sportkleding
Max. 225,Jeugsportfonds Max. 350,Jeugdcultuurfonds € 125 per persoon tot 110%, € 62,50 bij een inkomen tussen 110% en 120% € 75,00 p.p. tot 110%, € 37,50 bij een inkomen tussen 110% en 120%. Vergoeding is alleen mogelijk als ook vergoeding voor sociaal culturele activiteiten is ontvangen.
38
Zeist
Eenmalige uitkering
65+-ers tot 120%
Vermogensgrens WWB
Categoriale uitkering
Regeling studie-pc
Minima tot 120%
Vermogensgrens WWB
Eenmalige verstrekking pc, beeldscherm, printer en internetaansluiting
Collectieve ziektekosten verzekering Zeist-pas (Uitvoering: AMC consultancy)
Minima tot 110%
Vermogensgrens WWB
Ziektekosten
Minima tot 110%
Vermogensgrens WWB
Maatschappelijke deelname
1. max. € 100,00 volwasenen en € 200 kinderen tot 18 jaar (lidmaatschap, abonnement, contributie) + kortingen (restaurants, winkels) afh. van gekozen aanbieding (meer info: www.zeistpas.nl.
Collectieve ziektekosten verzekering Jeugdcultuurfonds
Minima tot 110%
Vermogensgrens WWB
Ziektekosten
€ 15,00 p.p. per maand
Culturele deelname door kinderen
Max. € 450 euro per jaar
Aanmelding via intermediairs
€ 350,00 per persoon per jaar tot 110%. Bij een inkomen tussen 110% en 120% € 175,-- per jaar. Studie-pc en toebehoren worden thuis afgeleverd en geplaatst. € 100,-- eenmalige bijdrage in de kosten van een internetaansluiting. Aan te vragen in mei/juni € 20,00 p.p. per maand
39
Bijlage 4
Overzicht actiepunten Beleidsnota Participatiebudget
Beoogd resultaat en effect hoofdstuk 1
Trekker
Realisatie
De RSD en het ROC MN voeren de participatieladder van de VNG
RSD en ROC
2011
RSD en ROC
1e kwartaal 2011
RSD en ROC
Doorlopend vanaf
in als meetinstrument voor participatie en hanteren dezelfde principes voor plaatsing en doorstroming op de tredes. Alle inwoners die een traject volgen bij het ROC MN, uitkering ontvangen van de RSD en/of een inburgeringtraject volgen, zijn in het eerste kwartaal van 2011 ingedeeld op de participatieladder om een sluitende aanpak te realiseren. De progressie van de klant wordt zichtbaar door stijging op de ladder. De RSD heeft met het UWV WERKbedrijf uiterlijk 1 januari 2011
2012 RSD
1 januari 2011
RSD en ROC MN
Doorlopend vanaf
afspraken gemaakt over het gebruik van de participatieladder op het Werkplein in Zeist. Jaarlijks maken de RSD en het ROC MN in het uitvoeringsplan inzichtelijk welke producten voor welke doelgroepen worden
oktober 2010
ingezet. Jaarlijks wordt door het ROC MN en de RSD uiterlijk in het 4e
RSD en ROC MN
kwartaal voorafgaand aan het uitvoeringsjaar een uitvoeringsplan
Doorlopend vanaf oktober 2010
opgesteld. Dit uitvoeringsplan wordt door de RSD en ROC MN in gezamenlijkheid met de gemeenten opgesteld. In het uitvoeringsplan van de RSD wordt jaarlijks het beoogde
RSD
stijgingspercentage op de participatieladder van het
Doorlopend vanaf oktober 2010
klantenbestand opgenomen. In het uitvoeringsplan geeft de RSD jaarlijks aan wat het
RSD
uitstroompercentage uit de uitkering voor dat jaar zal zijn. In het uitvoeringsplan van het ROC MN wordt jaarlijks het
Doorlopend vanaf oktober 2010
ROC MN
beoogde stijgingspercentage op de participatieladder van het
Doorlopend vanaf oktober 2010
klantenbestand opgenomen. In het uitvoeringsplan geeft de ROC MN jaarlijks aan wat het
ROC MN
Doorlopend vanaf
Gemeenten
1 januari 2012
ROC MN en RSD
2011
slagingspercentage van de cursussen voor dat jaar zal zijn. De individuele gemeenten hebben uiterlijk 1 januari 2012 een
oktober 2010
digitale sociale kaart beschikbaar. Deze kaart kan door alle professionals geraadpleegd worden. De RSD en het ROC MN hebben in 2011 een productenboek beschikbaar.
Beoogd resultaat en effect hoofdstuk 2
Trekker
Realisatie
De RSD en de gemeenten komen uiterlijk 1 januari 2011 tot
Gemeenten / ambtelijk overleg
31 december 2010
overeenstemming over de gegevens m.b.t. het klantenbestand
RSD
die in de rapportages op grond van de Planning & Control cyclus aan de gemeenten worden overlegd en op grond waarvan een bestandsanalyse gemaakt kan worden.
Projecten (lokaal en regionaal) worden afgestemd op de behoeften van de inwoners. Hierbij wordt gebruik gemaakt van
RSD en gemeenten
Doorlopend vanaf oktober 2010
o.a. bestandsanalyses gekoppeld aan beschikbare wijkscans.
40
In het uitvoeringsplan is weergegeven welke doelgroepen
RSD en ROC MN
prioriteit wordt gegeven, gezien de financiële middelen en
Doorlopend vanaf oktober 2010
externe omstandigheden, zoals rijkswetgeving, de economische situatie en arbeidsmarktsituatie, de te verwachten instroom de omstandigheden op de arbeidsmarkt en de ontwikkelingen rondom inburgering en integratie. In het uitvoeringsplan is opgenomen welke instrumenten dat jaar
Gemeenten, ROC MN en RSD
worden ingezet voor welke doelgroepen.
Voor inwoners die niet tot de doelgroep behoren worden per 1
Doorlopend vanaf oktober 2010
RSD en ROC MN
31 december 2010
Beoogd resultaat en effect hoofdstuk 3
Trekker
Realisatie
Op 1 januari 2011 is de integrale dienstverlening van de front-
RSD
1 januari 2011
RSD
doorlopend
RSD en ROC MN
doorlopend
ROC MN
1 januari 2011
ROC MN en RSD
2011
Gemeenten
2012
RSD
31 december 2011
RSD
Doorlopend vanaf
januari 2011 geen producten meer ingekocht of ingezet.
office op het WERKplein Kromme Rijn Heuvelrug verder geïmplementeerd.
In het re-integratie- en /of participatietraject staan de talenten en mogelijkheden van de inwoners centraal: duurzame uitstroom en duurzame deelname aan de arbeidsmarkt gaan vóór kortdurende uitstroom. Het zogenaamde draaideureffect wordt zoveel als mogelijk is voorkomen.
Trajecten worden bij voorkeur in de omgeving van de inwoner aangeboden.
Het ROC MN heeft een productaanbod en richt zich vanaf 2011 op participatie van de doelgroepen waar de regio prioriteit aan geeft.
In 2011 zijn ROC MN en RSD op de hoogte van elkaars producten en is wederzijdse uitwisseling van gegevens en informatie gerealiseerd.
In 2012 wordt een door de gemeente geïnitieerd onderzoek gedaan naar de meerwaarde van het inrichten van één loket voor werk en participatie.
Op 1 januari 2012 zijn de resultaten van de ingezette lokale projecten (zie bijlage 2) beschikbaar en wordt beoordeeld of deze projecten breder worden ingezet.
Alle inburgeringstrajecten bestaan uit een werkervaringsdeel (gericht op regulier werk of maatschappelijk nuttige
oktober 2010
werkzaamheden afhankelijk van de mogelijkheden van de inwoner) en een taaldeel.
41
Beoogd resultaat hoofdstuk 4
Trekker
Realisatie
Op 1 januari 2011 wordt er in de regio KRH gewerkt met één
RSD
1 januari 2011
RSD
Doorlopend vanaf
regionaal budget voor re-integratie en participatie. De wijze waarop wordt, door een werkgroep in het kader van de strategische heroriëntatie RSD, nader uitgewerkt. De verantwoording over inzet van middelen, cijfers en resultaten zal per gemeente uitgesplitst moeten worden. Jaarlijks bepalen de gemeenten in overleg met de RSD welk deel van dit regionale budget voor lokale participatie projecten wordt
oktober 2010
ingezet.
Tot 1 januari 2013 wordt met het ROC MN concrete afspraken
Gemeenten
1 januari 2013
Trekker
Realisatie
RSD
Doorlopend vanaf
gemaakt over de inzet van de middelen voor Educatie. Hiervoor maken de gemeenten een programma van eisen. Het ROC MN doet hiervoor een aanbod. De gemeenten en het ROC MN maken hiermee geleidelijk de overgang naar een inkooprelatie.
Beoogd resultaat hoofdstuk 5 e
Uiterlijk in 4 kwartaal van elk jaar wordt door de regiogemeenten in overleg met de uitvoerders een
oktober 2010
uitvoeringsplan participatie voor het komend jaar opgesteld.
Jaarlijks worden op basis van dit beleidsplan en de evaluatie van
Gemeenten
het uitvoeringsplan prestatie-indicatoren opgesteld voor de RSD
Doorlopend vanaf oktober 2010
en het ROC MN.
Tussen de RSD en het ROC MN vindt vooraf afstemming plaats
RSD en ROC MN
over de inhoud van de eigen uitvoeringsplannen.
Hierbij hebben de uitvoerders zicht op door de gemeente lokaal
Doorlopend vanaf juli 2010
Gemeenten
Doorlopend
Gemeenten
Doorlopend vanaf 1
ingekochte producten bij maatschappelijke organisaties.
Per kwartaal wordt op basis van de managementrapportage van de RSD een voortgangsgesprek met de RSD over het
januari 2011
uitvoeringsplan gevoerd.
Per kwartaal wordt op basis van de managementrapportage van het ROC MN een voortgangsgesprek met het ROC MN over het
Gemeenten
Doorlopend vanaf 1 januari 2011
uitvoeringsplan gevoerd.
42
Bijlage 5
Lokale initiatieven 2010
Gemeente
Soort project
Wijk bij Duurstede Zeist
De Bilt
Utrechtse Heuvelrug
ITB/Lokale ondernemers
Startdatum 22/3/10
Einddatum 31/12/10
Project omschrijving ITB’er begeleidt 19 klanten op locatie + extra inzet WGSP Talententour bij zorginstelling Warande, 10 klanten, met ‘baangarantie’
Doelgroep Spoor 2
Warande
15/5/10
15/08/10
VOP/Staatsliedenkwartier
Najaar 2010
open
Toeleiding en uitvoering van leer/werktrajecten voor jongeren 16 tot 27 jaar in combinatie met vaste ontmoetingsplek in de wijk. Activeringstrajecten binnen de wijk Vollenhove
16-27 jarigen
Zeist/Noord
1/12/10
30/11/11
Regio aan de slag
26/11/09
25/5/11
55 aanmeldingen voor Werkartaal, ESF gesubsidieerd.
2011?
?
Wijkdienstencentrum
2010
Open
Projecten in onderzoek
01/12/10
Opzetten van wijkrestaurant naast verzorgingshuis met leer/werkplekken. Vaste vrijwilligers inzetten bij mensen thuis om samen uitvoer te geven aan licht huishoudelijk werk/wandelen/voorle-zen/koken Diverse projecten zijn nog in onderzoek met de RSD en het WGSP samen en gaan nog langs het college. Te denken aan: -werk/vrijwilligerswerk in de zorg op diverse niveaus -werk/vrijwilligerswerk bij het Rosarium voor Wsw –ers en WWB clienten Trajectbegeleiding op maat en op locatie voor clienten in spoor 3b/3c
40x Nuggers16-27 jaar 10x Arbeidsbelemmerden 5x 55+ Wij/spoor 2/3a
Wijkrestaurant
Spoor 2
Spoor 2/3a/3b
Spoor 2/3a
Spoor 3a/b 4 zonodig spoor 2
43
Bijlage 6
Prestatie-indicatoren Biga
Tussen SWZ en Biga Groep zijn harde (lees kwantitatieve) afspraken gemaakt over de performance van Biga Groep in de periode 2009-2014. Prestaties door Biga Groep worden in eerste aanleg verwacht op drie door de GR SWZ benoemde sociale peilers: • • •
Realisatie van gevarieerder aanbod van sw-werkplaatsen (onder meer door realisatie van kleinschaligheid) Realisatie van werk op de door de sw-medewerker gewenste locatie (waaronder realisatie van werk dichter bij de eigen woonplaats) Realisatie van ontwikkelingskansen voor sw-medewerkers
De mate van realisatie is sterk afhankelijk van het “preferred suppliership” van Biga Groep bij de deelnemende gemeenten. De gewenste prestaties zijn vertaald naar vier prestatie-indicatoren. Concreet wordt in de periode 2009-2014 een toename verwacht van: 1. Het aantal werksoorten in de 5 gemeenten 2. De spreiding van de sw-populatie over de 5 gemeenten 3. Het aantal strategische allianties in de 5 gemeenten 4. Het aantal (interne) mobiliteitsbewegingen van medewerkers Naast een jaarlijkse verantwoording over de realisatie op bovenstaande prestatie-indicatoren zal Biga Groep periodiek een set kengetallen betreffende de uitvoering van de WsW overleggen. Medio 2008 is er een 0-meting uitgevoerd t.a.v. de 4 prestatie-indicatoren. Op basis van deze 0meting is bepaald wat over de periode 2009 – 2014 als een realistische ontwikkeling mag worden verwacht. In de onderstaande tabellen is naast de realisatie over 2009 ook deze 0-meting weergegeven, net als de jaarafspraken voor 2009 en 2010. KENGETALLEN Er is afgesproken dat de volgende kengetallen periodiek door BIGA aan de GR SWZ worden aangeleverd: Nr.
Omschrijving kengetal
Wijze van registratie
1.
Personen op de wachtlijst
Aantallen
2.
Personen op wachtlijst met overbruggingstraject
Aantallen
3.
Gemiddelde wachttijd op de wachtlijst
Aantal maanden
Werkzaam in individuele detachering
In %
4.
Werkzaam in groepsdetachering / WOL
In %
5.
6.
Werkzaam in begeleid werken constructie
Realisatie Mei - Augustus 2010 of per 31 augustus 2010
Realisatie Januari - April 2010 of per 30 april 2010
Realisatie geheel 2009 of per 31 december 2009
Aantallen
Aantallen In % Aantallen
44
7.
Aantal begeleid werkenden t.o.v. het aantal werkgevers met BW-ers in dienst
In % Aantallen
8.
Aantal gerealiseerde arbeidsjaren (taakstelling)
SE
9.
Ziekteverzuim SW-ers
Gemiddeld %
10.
SW-ers met een aantoonbaar POP (Carrièreplan)
In %
45
Bijlage 7 No. A 1 2 3 4 5 6
Concept prestatie-indicatoren RSD Aandachtsgebieden Inkomen
Prestatie-afspraken
(beïnvloedbaar)
Percentage aanvragen levensonderhoud afgehouden aan poort Percentage aanvragen niet in uitkering (gestopt bij de poort) Percentage aanvragen levensonderhoud in uitkering
7 8 9 10
Percentage tijdig afgehandelde aanvragen Bijzondere Bijstand
11 12 13 14
Percentage tijdig afgehandelde aanvragen LDT
15 16 17 18 19 20 21 22
terugvordering
B 1
Handhaving
Percentage uitkeringen met aanvullende ziektekostenverzekering Percentage binnengehaald uit terugvordering Percentage binnengehaald uit vorderingen van voor 2006 Percentage binnengehaald uit vorderingen van na 2006 Percentage binnengehaald uit verhaal
Fraude-alertheid: percentage aangemelde signalen/dossiers Percentage onderzochte signalen/dossiers Uitstroom door handhaving
2 3 4 5 C 1 2 3 4
Bestand
D 1 2
Financieel
E 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Werk en participatie Uitstroom totaal (berekend in volledige uitkeringen) Uitstroom naar voorliggende voorziening Percentage "draaideurcliënten" Aantal personen in traject/project Percentage cliënten dat stap maakt op participatieladder
46
11 12 13 14 15 16 F 1 2 3 4 5 6 7 8 9
Inburgering
G 1
Schuldhulpverlening
Intakes Aantal gestarte trajecten
Percentage uitstroom naar werk inburgeraars
Percentage aanvragen uit jaar opgepakt in datzelfde jaar Gemiddelde wachttijd in dagen
2 3 4 H 1 2 3
Kinderopvang
I 1 2 3 4 5 6 7 8 9
Dienstverlening
Percentage afgehandelde aanvragen Percentage plaatsingen kinderen klanten in re-integratie Percentage plaastingen kinderen inburgeraars
Klanttevredenheid Percentage (deels) gegronde klachten Percentage (deels) gegronde bezwaarzaken Percentage (deels)gegronde beroepszaken Gemiddelde wachttijd callcenter
Percentage aanvragen binnen wettelijke termijn afgehandeld Percentage financiële fouten bij rechtmatigheid
10 J 1 2 3 4
Keten
K 1 2 3 4 5
Apparaatskosten Taakstelling budget
47
Overige kengetallen (niet/moeilijk te beïnvloeden: rapporteren) A. 1 2 3 4 5 6
Inkomen Aantal aanvragen levensonderhoud Aanvragen WIJ Aanvragen IOAW Aanvragen IOAZ Aanvragen BBZ Aantal aanvragen levensonderhoud niet ingenomen
7
Aantal afgehandelde aanvragen levensonderhoud
8
Aantal aanvragen niet in uitkering (gestopt bij de poort)
9 10
Besluiten aanvragen levensonderhoud (incl. WIJ) Aantal afgehandelde aanvragen Bijzondere Bijstand
11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22
Aantal positieve besluiten Bijzondere Bijstand Aantal afgehandelde aanvragen LDT Aantal positieve besluiten Bijzondere LDT Aantal uitkeringen met aanvullende ziektekostenverzekering Aantal vorderingen waarop wordt afgelost Aantal terugvorderingen van voor 2006 waarop wordt afgelost Aantal terugvorderingen van na 2006 waarop wordt afgelost Aantal verhaalszaken waarop wordt afgelost Saldo openstaande vorderingen (Terugvorderingen per 31-12?) Verhaal saldo per 31-12 Aantal openstaande vorderingen per 31-12 Aantal openstaande verhaalszaken per 31-12
B 1
Handhaving Fraude-alertheid: aantal aangemelde signalen/dossiers
2 3 4 5
Aantal onderzochte signalen/dossiers Aantal beëindigde uitkeringen Aantal aangepaste uitkeringen Aantal ongewijzigde uitkeringen
C 1 2 3 4
Bestand Instroom totaal Uitstroom totaal (zie ook B3 en E2) Saldo instroom-uitstroom Aantal klanten in uitkering
D 1 2
Financieel Overschot/tekort gebundelde uitkering (keer duizend Euro) Uitputting van budgetten
E 1 2 3
Werk en participatie Aantal uitgevoerde (medische) keuringen
48
5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17
Aantal cliënten in trede 6 Aantal cliënten in trede 5 Aantal cliënten in trede 4 Aantal cliënten in trede 3 Aantal cliënten in trede 2 Aantal cliënten in trede 1 Nog in onderzoek Aantal cliënten met (deel)vrijstelling en/of opschortingen arbeidsmarktparticipatie Percentage cliënten met als doel arbeidsmarktparticipatie Percentage cliënten met als doel maatschappelijke participatie
F 1 2 3 4 5 6 7 8 9
Inburgering Aantal positieve beschikkingen Duur traject in maanden Kosten traject Aantal te handhaven dossiers einde jaar Aantal dossiers in behandeling einde jaar Uitstroom naar werk inburgeraars Omvang BPI einde jaar Aantal behaalde examens Aantal afgesloten dossiers
G 1 2 3 4
Schuldhulpverlening Aantal aanvragen Schuldhulpverlening Aantal aanvragen in behandelig genomen Percentage succesvolle bemiddelingen Aantal succesvolle bemiddelingen
H 1 2 3
Kinderopvang Aantal afgehandelde aanvragen Aantal plaatsingen kinderen klanten in re-integratie Aantal plaastingen kinderen inburgeraars
I 1 2 3 4 5 6 7 8 9
Dienstverlening Aantal (deels) gegronde klachten Aantal (deels) gegronde bezwaarzaken Aantal (deels)gegronde beroepszaken Aantal telefoontjes call-center Aantal bezoekers Werkplein Aantal gevallen van agressie Aantal aanvragen binnen wettelijke termijn afgehandeld
10
Aantal financiële fouten bij rechtmatigheid
J 1 2 3 4
Keten Uitstroom Uitstroom Uitstroom Uitstroom
K
Apparaatskosten
WWB via WGSP kortdurende WW na inzet RSD via Jongerenloket (WIJ) via Jongerenloket (WW)
49
1 2 3 4 5
(bijdrage) gemeenten ( E 1.000) lasten personeelskosten totaal Personeelskosten Inburgering Personeelskosten Schuldhulpverlening
50