Tweede Kamer.
Bijlage A. Vastst. begr. Posterijen, Te egr. en Tclef. voor 1940.
2 L.
6.
5
als dat zij dat ten aanzien van de winstuitkeering eenzijdig aan het belang van de schatkist zou doen. Integendeel, de beslissing op het gebied van tarieven, afschrijvingen en winstuitkeering dient in de eerste plaats te worden getoetst aan de belangen van bet Staatsbedrijf zelf, dat gezien als de organisatie, waarbinnen de belangen van gebruikers, personeel, bedrijf, in engeren zin, en Rijk tot een harmonisch samengaan moeten worden gebracht. I n elke tariefsstelling, in elke be2 L . G. slissing omtrent afschrijvingen, in elke vaststelling van aan de schatkist uit te keeren winst moeten al deze belangen hun juiste waardeering vinden, maar immer aldus, dat de kracht en de bloei van liet Staatsbedrijf zelf, als het belang van M E M O B I E VAN ANTWOORD. allen te zamen, daarbij gewaarborgd is. Een tariefsstelling, die de rechtmatige belangen van de schatkist te kort doet, een (Ingezonden 31 October 1939.) winstuitkeering aan de schatkist, die het maatschappelijk juiste tariefspeil bedreigt, zijn even onaanvaardbaar als een afschrijvingspolitiek, die de belangen van de bedrij fsfinanciën zelf te veel of te weinig, ten laste of ten bate van gebruikers en schatkist, zou dienen. Algemeene beschouwingen. In al deze vraagstukken is altijd de kern: het zoeken en Naar aanleiding van de opmerkingen, vervat in het Voor- vinden van de juiste verhoudingen, en het spreekt vanzelf, dat loopig Verslag, heeft de ondergeteekende de eer het volgende een beslissing te dien opzichte zich telkens aan veranderde omstandigheden moet aanpassen. mede te deelen. In de afgeloopen jaren is het finaneieele bedrijfsbeleid door deze gedachten gedragen. Bedrijfsuitkomsten; tarieven. Zoo is men door geleidelijke tariefsverlaging gekomen tot De ondergeteekende heeft met groote belangstelling van de een maatschappelijk zeer bevredigend peil der tarieven, door beschouwingen omtrent het algemeene finaneieele beleid ten verstandige afschrijvingspolitiek tot een hechte finaneieele aanzien van het Staatsbedrijf der P.T.T. kennis genomen. De structuur van het bedrijf, door inzicht in de belangen van het zeer uiteenloopende inzichten, die daarin tot uiting komen, personeel tot verbetering op vele punten, in die mate, dat geven hem een gereede aanleiding aan den aanvang dezer sedert September 1938 ten bate van het personeel een bedrag Memorie van Antwoord in principieelen zin uiteen te zetten, van rond een half millioen gulden is besteed. E n al deze welke zijn inzicht en richtsnoer in de te berde gebrachte maatregelen lieten een redelijke winstuitkeering aan de schatkist onaangetast. De huidige moeilijke omstandigheden eisehen problemen zijn. Alvorens hiertoe over te gaan, wil hij een misverstand, dat hernieuwde overweging van de verhouding der verschillende naar aanleiding van de derde alinea van de Algemeene Be- belangen, waarmede het bedrijfsbeleid rekenen moet. Die overschouwingen der Memorie van Toelichting tot deze begrooting weging kan zich stellen op den veiligen grondslag van een financieel gezond bedrijf en moet gedragen worden door het is ontstaan, ophelderen. In deze alinea wordt gesproken van de mogelijkheid, dat in het jaar 1940 door thans nog niet streven, dien toestand in dezen crisistijd zooveel mogelijk te geheel te voorziene invloeden de raming niet geheel zal kunnen bestendigen. Er zal moeten worden gewaakt tegen overkapitaworden verwezenlijkt. Verder wordt in die alinea gewag ge- lisatie, d. w. z. het beurijf zal zich allereerst moeten instellen maakt van liet mogelijk overwegen van tariefswijzigingen. Nu op het tot stand brengen van die werken, die noodig zijn voor wordt blijkens het Voorloopig Verslag door verscheidene leden de diensten, welke ook in de weerbaarmaking van ons land een tusschen deze beide niededeelingen verband gelegd in dien zin, belangrijke rol vervullen (b.v. de telefoonautomatiseering). dat zij meenen, dat tariefswijziging hier alleen tariëfsverhooging En wanneer het doen van groote exploitatie-uitgaven aan kan beteekenen en dat de ondergeteekende zou hebben bedoeld de orde komt, dan zal zeer scherp het oog moeten wolden mede te deelen deze aan de orde te zullen stellen, indien de gericht op hei verband tusschen kosten en opbrengst en zal geraamde winst niet zou kunnen worden bereikt. De ondermoeten worden gezorgd, dat het evenwicht niet ernstig Vergeteekende kan niet nadrukkelijk genoeg verklaren, dat een broken wordt. dergelijk verband ten aanzien van de genoemde derde alinea Zoo zal ook de winst, welke aan de schatkist kan worden der Memorie van Toelichting hem niet voor oogen heeft geuitgekeerd, in beschouwing moeten worden genomen. De onderstaan. Ook thans bestaat voor hem dat verband niet. Hij meent, geteekende moge er aan herinneren, dat de winstraming van dat deze uitdrukkelijke verklaring bevrediging zal kunnen f 10 000 000 is geschied vóórdat de oorlog uitbrak. Hij is, schenken aan die leden, die naar aanleiding van het medezooals uit het hierboven medegedeelde moge blijken, stellig gedeelde in de Memorie van Toelichting tariëfsverhooging met geen voorstander van uitkeering van overmatige bedrijfswinsten fiscale strekking in het verschiet meenen te zien. Ecu veraan de Bchatkist. Nochtans mag een uitkeering aan 's Rijks hooging van tarieven met zulk een strekking is in den gedach- middelen van ongeveer 10 pet. der gewone bedrij fsinkomsteu tengang van den ondergeteekende ten eenenmale uitgesloten. in een tijd, waarin 's Rijks schatkist dringend behoefte aan De ondergeteekende is zich er van bewust, dat hij het ten versterking der middelen heeft, stellig niet overmatig genoemd aanzien van het vraagstuk der tarievenpolitiek van het Staats- worden. bedrijf in dezen tijd bij deze ontkennende verklaring niet laten En wat het vraagstuk der tarieven betreft, hij deelde in Am mag. Aan een meer positieve beantwoording van deze vraag aanvang dezer Memorie reeds mede een vérhooging daarvan, dient de principieele beschouwing, waarvan hij daareven sprak, alleen ten bate van de schatkist, ten eenenmale uitgesloten te dienstig te worden gemaakt. H e t gaat hier in wezen om het achten. Zou vérhooging van tarieven in beraad worden gevraagstuk van de verhouding tusschen tarievenpolitiek, afnomen, dan zou dit alleen mogen zijn, wanneer overwegingen schrijvingen (extra afschrijvingen daaronder begrepen) en van gezond bedrijfsbeleid, dat in den bovenaangegeven zin winstuitkeering. Dit vraagstuk- van bedrijfsbeleid grenst eenerrekening houdt met alle daarbij betrokken belangen, daartoe zijds aan het gebied van de belangen der gebruikers, anderzijds zouden nopen. Het tariefspeil van het bedrijf is thans zoo aan dat van de belangen van de schatkist. Het zou nu even gunstig, dat er zonder twijfel een . imte i>- gescb onjuist zijn. indien de bedrijfsleiding zich ten aanzien van het waarbinnen een mogelijk noodzakelijke herwaardeering van tariefsvraagstuk eenzijdig oriëni I a hei gebruikersbelang, belangen zou kunnen plaats ! bben. lii
der Staten-Generaal.
Bijlagen
1939—1940.
6
Vastst. begr. Posterijen, Telegr
Het spreekt intusschen wel vanzeif, dut naar alle waar- ', schijnlijkheid van tariefsverlagingen, tenzij om bijzondere en incidenteele redenen, geen sprake zal kunnen zijn. E n wat de belangen van het personeel betreft, al zal ook in de toekomst het oog gericht blijven op verbetering van arbeidsvoorwaarden en zorg voor de maatschappelijke en persoonlijke belangen van het personeel, het spreekt eveneens vanzelf, dat de bijzondere omstandigheden ook hier beperkingen opleggen. Met deze beschouwingen, welke do ondergetcekende meende ter zake van de beginselen van het bedrijfsbeleid in het midden te moeten brengen, bedoelt hij tevens antwoord te geven op hetgeen het Voorloopig Verslag daaromtrent inhoudt. Deze algemeene beschouwingen rechtvaardigen mede de uitspraak, dal bij geenszins kan instemmen met de zienswijze van die leden, die meenen bezwaar ta moeten maken tegen het algemeene financieele beleid ten aanzien van liet Staatsbedrijf in de huidige omstandigheden. Integendeel, hij is van oordeel, dat dit beleid op een juisten grondslag rust. De ondergetcekende meent zich na de vorenstaande algemeene beschouwingen ontslagen te mogen rekenen van een gedetailleerde beantwoording van het meerendeel der opmerkingen, die het Voorloopig Verslag omtrent liet financieele beleid van het P.T.T.-bedrijf inhoudt. Ten aanzien van een paar punten zou hij evenwel nog het een en ander willen zeggen. Allereerst ter weerlegging van het standpunt van die leden, die meenen, dat de winstuitkeeringen van den Postchèque- en girodienst en de besparingen op de salarislasten door de algemeene salariskortingen een verhoogiug van winstuitkeering tot £ 10 000000, misschien zelfs wel tot f 13 000 000, zouden'wettigen. Met deze zienswijze kan bij zich niet vereenigcn. Vooreerst enkel al op grond der feiten, want reeds b . v . in 1932, teen een winst werd geraamd van f 4 048 200, droeg de Postchèque- en girodienst daarin een bedrag van f 2 270 000 bij. Maar bovendien zou het geheel onjuist zijn de productiviteit van den Postchèque- en girodienst in dit verband anders te besc-houwen dan die van de andere dienstonderdeelen. En wat de besparingen op de salarislasten aangaat, de verhouding, waarin het salarispeil van liet Staatsbedrijf tot het algemeene peil van salarissen en loonen in Nederland staat, rechtvaardigt ten volle, dat de revenuen der salarisverlagingen uiteindelijk aan het bedrijf — en door tariefsverlaging aan zijn gebruikers — ten goede komen, zooals in den loop der jaren inderdaad is geschied. H e t zou toch ten eenenmale onaanvaardbaar zijn geweest, indien door uitkeeringen van het bedrag dezer salarisbesparingen aan de schatkist het tariefspeil van het Staatsbedrijf feitelijk op een hoogte zou zijn gehouden, die niet in overeenstemming was met de algemeene daling van het prijspeil, die juist de salaris- en loonkortingen rechtvaardigde. Had men aldus gehandeld, dan was het gevaar ontstaan, dat de tarieven een fiscaal element zouden zijn gaan bevatten en zouden gebleven zijn boven het peil, dat uit overwegingen van bedrijfsbeleid het juiste zou zijn geweest. Ten slotte moge de ondergeteekende den leden, die er op wijzen, dat niet alleen de geraamde winstuitkeering, maar ook het bedrag der afschrijvingen in de exploitatielasten, vergeleken bij 1939, zijn verhoogd, het volgende antwoorden. H e t bedrag der afschrijvingen is hoögcr dan in de vorige begrooting ten \ r;ii een verhooging van het kapitaal en van opneming van een bedrag voor extra afschrijvingen in plaats van. zooals tot nu toe gewoonte was. oen memoriepost. Deze bedn i vormen een normaal kostenbestanddeel van de exploitatielasten, waarvan de grootte niet afhankelijk mag worden gesteld van hot winstsaldo. De verhooging der exploitatiekosten door veranderde boekingswijze is practisch van geen beteekenis. De kosten van binnenleidingen, die in deze begrooting direct ten laste van de exploitatie worden gehoekt, werden voordien op ,«-i! actiefrekening gebracht, waarvan hel jaarcijfer daarna als extra afschrijving werd afgeboekt. Ten aanzien van do grootte der uitkeering aan 's Kijk-; middelen speelt deze wijziging derhalve practisch '-oen rol.
en ïelef. voor 1040.
2 L.
6.
Plattelandsbelangen. Onder dit hoofd worden telkenjare opmerkingen en wensol,on van ongeveer gelijke strekking geuit en wordt ter beantwoording daarvan o.a. de verzekering gegeven, dat de belangen der plattelandsbevolking bij voortduring de aandacht der bedrijfsleiding hebben. De ondergeteekende veroorlooft zich ditmaal te volstaan met de mededeeling, dat, zooals b . v . in de Memorie van Antwoord op het Voorloopig Verslag der Tweede Kamer van de begrooting 1939 in uitzicht werd gesteld, voortgegaan werd met invoering eener tweede bestelling in daarvoor in aanmerking komende buurten en buitenwijken. Deze verbetering van November 1938 betreft tot op heden 121 kantoren. Sedertdien werd in een niet gering aantal gevallen door gebruikmaking van latere of extra vervoermiddelen overgegaan tot opneming der avondbladen in de bestaande avondbestellingen. I n enkele gevallen werd sedert den genoemden d a t u m een extra avondbestelling uitsluitend voor couranten ingevoerd. Hierbij dient er overigens rekening mede te worden gehouden, dat het tijdstip van aankomst ten kantore van bestemming en het geringe aantal der bladen een beletsel kunnen vormen tegen verspreiding in den avond van den verschijndag. De ochtendbladen worden als regel in de eerste bestelling van den verschijndag opgenomen; sedert 1 November 1938 is in 34 plaatsen deze bestelling, welke soms na 12 uur des middags plaats vond, aanmerkelijk vervroegd. In de gevallen, waar dit noodig blijkt, wordt tot plaatsing van telefooneellen overgegaan. Sedert 1 November 1938 werden 31 nieuwe spreekgelegenheden ingericht. Hierbij moge er op gewezen worden, dat de voorziening van het platteland met spreekgelegenheden in hoofdzaak vóór dien datum is geschied, zoodat het hier vooral nagekomen gevallen betreft. De verbetering van die cellen, welke nog te veel geluid doorlaten, heeft de voortdurende aandacht. De ondergeteekende is van meening, dat uit het vorenstaande wel blijkt, dat de belangen van liet platteland inderdaad de voortdurende aandacht der bedrijfsleiding hebben en dat thans gaandeweg een toestand ontstaat, waarin aan redelijke verlangens is voldaan. Indien het aanbrengen van verder gaande verbeteringen mogelijk en gemotiveerd blijkt, zal daarmede worden voortgegaan. Wat het locaal port betreft, geldt ook thans nog als algemeene regel, dat het wordt toegepast op brieven en briefkaarten, welke moeten worden besteld binnen den bestelkring van de postinrichting, waar zij zijn ter post bezorgd. Wanneer van twee of meer bestelkringen gedeelten, waarin het maximum aantal bestellingen wordt uitgevoerd, zoodanig zijn aaneengebouwd, dat het onderscheiden van de grenzen tusschen die kringen te bezwaarlijk moet worden geacht, kunnen die kringen voor de toepassing van het locaal port tot één kring worden samengevoegd. Verder kan ten deze niet worden gegaan. Ten aanzien van de vestiging van hulpkantoren wordt opgemerkt, dat de plaats en de inrichting der kantoren aan de goedkeuring van do afdeelingsinspecteurs der P.T.T. zijn onderworpen, die, wat de plaats betreft, steeds met het betrokken gemeentebestuur overleg plegen. Invloed van den oorlogstoestand op het uitvoeren van werken; automatiseering van de telefoon. Hel is de bedoeling met de stichting van nieuwe gebouwen en verbouwing van bestaande tot verbetering van de huisvesting van den post- en telegraafdienst en ten behoeve van de automatiseering van den telefoondienst zoolang mogelijk voorl te gaan volgens het daarvoor vastgestelde program. Hoelang dat tempo zal kunnen worden volgehouden, is afhankelijk niet alleen van het beschikbaar zijn van de benoodigde bouwmaterialen, doch ook van het prijs- en kostenniveau. Ook met (h- verdere automatiseering van de telefoon zal derhalve, zoo eenigszins mogelijk, op den bestaanden voet worden doorgegaan. Het P.T.T.-bedrijf heeft van de leveranciers de verzekering gekregen, dat de levering van de automatische apparatuur geen stagnatie zal ondervinden.
Vastst. begr. Posterijen, Telegr. en ïelef. voor 1940. Ten aanzien van de door sommige leden geuite waarschuwing tegen te ver gaande automatiseering, omdat zij betwijfelen of de daarin te beleggen zeer groote kapitalen wel rendement zullen afwerpen, moge hij verwijzen naar hetgeen hij onder het hoofd ,, Bedrijf s uitkomsten; tarieven" mededeelde ten aanzien van den plicht in dezen tijd te waken tegen overkapitalisatie van het bedrijf. H e t rendement der te investeeren kapitalen is, vóórdat tot uitvoering van het plan tot algeheele automatiseering werd overgegaan, berekend en deze berekening heeft tot het inzicht geleid, dat het te investeeren kapitaal behoorlijk zal rendeeren. E r is thans geen aanleiding te meenen, dat de uitkomst van deze berekening voor het tegenwoordige niet meer zou gelden. De meening der leden, die opmerkten, dat niet alleen op het rendement moet worden gelet, doch ook op het groote gemak voor het publiek, in het bijzonder op het platteland, waar men na automatiseering niet langer afhankelijk is van de uren van openstelling der kantoren, deelt de ondergeteekende geheel. De groote toeneming van het aantal locale telefoonaansluitingen in plaatsen, waar de automatiseering tot stand wordt gebracht, bewijst, dat de geautomatiseerde telefoon in een levensbehoefte van de plattelandsbevolking voorziet. Drukte aan ös postkantoren. De loketbediening op de postkantoren heeft de volle aandacht van de bedrijfsleiding. Onlangs heeft deze aangelegenheid opnieuw een onderwerp van bespreking uitgemaakt met de diensthoofden. Het noodige wordt gedaan om een vlugge bediening aan de loketten zooveel mogelijk te verzekeren. De openstelling van de kantoren wordt geregeld naar de behoeften van het verkeer en in overeenstemming met de daarvoor vastgestelde normen. Met bijzondere plaatselijke omstandigheden wordt daarbij rekening gehouden, terwijl aan de verlangens tot beperking of opheffing van de middagsluiting zooveel mogelijk wordt te gemoet gekomen. Ten einde na te gaan of de wachttijden aan de loketten binnen redelijke grenzen blijven, wordt op verschillende kantoren daarvan regelmatig aanteekening gehouden. H e t opnemen der wachttijden geschiedt vooral op drukkere dagen en gedurende drukkere perioden; dat deze opnamen bij voorkeur zouden worden gehouden op minder drukke tijdstippen, berust op een misverstand. Postvervoer. Bij het opstellen der begrooting is er mede gerekend, dat aan de K.L.M, over 1940 naar raming voor het uitvoeren van den luchtpostdienst Amsterdam—Bandoeng en voor het postvervoer met haar Europceschc luchtdiensten in totaal een bedrag van f 4 452 000 zal worden uitbetaald. Daaronder is begrepen de hoogere uitkeering ad f 700 000 per jaar ten behoeve van de toekomstige versnelling in do uitvoering van den Indië-luchtdienst, als bedoeld op bladzijde G onder het hoofd ,,Postvervoer'' van de Memorie van Toelichting; overeenstemming werd verkregen over het aandeel in dat bedrag, hetwelk door Ned.-Indië, in verband met het groote belang, dat deze versnelling van den luchtdienst ook voor dat gebiedsdeel heeft, zal worden gedragen. Als bate voor den postdienst zal hiertegenover staan een bedrag van naar raming f 2 G25 000. Bij de beoordeeling van deze cijfers moet in het oog worden gehouden, dat ook op het luchtpostvervoer thans het beginsel wordt toegepast, dat de heffingen van het publiek geen rechtstreekse!) verband houden met de incidenteele kosten van hel vervoer; ware het anders, dan zou vervoer van post per vliegtuig zonder speciaal tuchtrecht, gelijk thans op groote schaal geschiedt, onmogelijk zijn. H e t spreekt intusschen vanzelf, dat de bedrijfsleiding ook ten aanzien van het luchtpostvervoer het verband tusschen kosten en opbrengst, zooals de ondergeteekend< dat in den aanhef van deze Memorie' uiteenzette, vooral thans in het oog moet houden en ook houdt. Men moet daarbij evenwel bedenken, dat het noodig kan zijn, dat het bedrijf zich ten aanzien van een bepaald verkeersonderdeel
2 L.
6.
7
ten bate van het publiek offers getroost en bij de tariefsbepaling niet allereerst op het onmiddellijke geldelijke resultaat let, maar de tariefsstelling ook hanteert als een methode om het gebruik van een verkeersonderdeel ingang te doen vinden. Is dit eenmaal bereikt, dan zal daarna de verhouding tusschen kosten en opbrengst een geheel ander beeld vertoonen dan aanvankelijk het geval was. De directeur-generaal der P.T.T., die lid is van den raad van beheer der K.L.M., doch niet van het college van commissarissen, geniet als zoodanig een vacatiegeld van f 15 voor iedere door hem bijgewoonde vergadering van den raad. Daar deze als regel maandelijks bijeenkomt, behalve in de zomermaanden, bedragen zijn inkomsten uit dien hoofde ongeveer f 150 per jaar. Voor elk geval afzonderlijk wordt nagegaan hoe groot de kosten zijn bij uitvoering van autodiensten in eigen beheer en bij uitvoering door derden. Eerst wanneer blijkt, dat uitvoering in eigen beheer aanmerkelijk voordeeliger is, wordt hiertoe overgegaan. Het autopark omvat, behalve de auto's voor den postdienst, enkele automobielen voor speciaal gebruik door verschillende Hoofden van Departementen, den directeur-generaal der P.T.T. en enkele hoofdambtenaren van het Staatsbedrijf, benevens automobielen voor de uitvoering van den technischen dienst in ons land. Door de bedrijfsleiding en de hoofdambtenaren van het Hoofdbestuur wordt alleen gebruik gemaakt van auto's in de gevallen, waarin de daarmede te verkrijgen tijdsbesparing in verband met de werkzaamheden van den betrokken functionaris dit gebruik, ook financieel, wettigt. Girodienst en beleggingsfront. Vooropstellende, dat ingevolge de bepalingen van de wet van 29 December 1928 (Staatsblad n°. 507), houdende nadere regeling van de belegging van gelden van Rijksfondsen en -instellingen, de directeur van de Rijkspostspaarbank naar regelen, door den Beleggingsraad gesteld, belast is met het beleggen van de daarvoor in aanmerking komende geiden van den Postchèque- en girodienst, kan de ondergeteekende de meening van de leden, die van oordeel zijn, dat die dienst zich buiten aanraking van het zg. beleggingsfront zou moeten houden, niet deelen. Evenals voor vele particuliere instellingen is voor dien dienst de rente-opbrengst der beleggingen van vitaal belang. Wanneer dit belang op passende wijze wordt verdedigd, is er naar zijn meening geen bezwaar tegen, dat deze Overheidsinstelling mede daarvoor opkomt. Personeel. Arbeidscontractanten. Yoor een beoordeeling van het verloop van de cijfers der arbeidscontractanten sedert verleden jaar kunnen de cijfers van liet Jaarverslag 1938 geen uitsluitsel geven, daar dit Jaarverslag de cijfers geeft van 31 December 1931 tegenover 31 December 1938. Daar in de vorige .Memorie van Antwoord de stand is gegeven op 1 October 1938, is voor zulk een beoordeeling noodig een vergelijking van deze cijfers met de cijfers van thans. Deze vergelijking toont een vermeerdering van hulppersoneel aan van ongeveer 1780, waarvan echter + 1000 op rekening komen van de gevolgen van de mobilisatie. omdat l e t contrad van het betrokken personeel is blijven doorloopen en voor een zeer groot deel vervangers als hulppersoneel in dienst zijn genomen. De overblijvende vermeerdering betreft uitsluitend telefoondienst, technischen dienst en girodienst, terwijl daartegenover vermindering bij kantoordienst en besteldienst valt waar te nemen. Aangezien, zooals reeds herhaaldelijk toegelicht, bij den telefoondienst mei het oog op de automatiseering geen vasl personeel kan worden aangenomen, moet de toeneming van het verkeer tot toeneming van hulppersoneel aanleiding geven; hetzelfde geldt, in verband hiermede, voor den technischen dienst, zooals eveneens vroeger uitvoerij toogd. terwijl bij den girodienst vaste aanstelling geregeld is op i en wijze, die aan billijke eischen voldot t. Bij d rdiensl
8
Vastst. begr. Posterijen, Telagr. en Telef. voor 1940.
en besteldienst, de onderdeelen, ten opzichte van welke de bezwaren in hoofdzaak werden geuit, is een verbetering te bemerken, zoodat volgens bovenstaande uiteenzetting de toestand eer gunstiger dan ongunstiger is te noemen. Dit is o. a. te danken aan het feit, dat de benoeming van arbeidscontractanten in vasten dienst voortgang heeft. Zoo werden in 1988 tot besteller in vasten dienst benoemd 75 arbeidscontractanten; in 1939 (tot 10 October) bedroeg dit aantal reeds 107. Voorts werden door benoeming tot arbeider in tijdelijken dienst in ambtelijk verband opgenomen: in 1938 72 hulpbestellers met een volle dagtaak, in 1939 (tot 10 October) 98 met een volle en 263 met een gedeeltelijke dagtaak, van wie inmiddels bereids eenigen in vasten dienst overgingen. Ook bij den techniseheu dienst vindt geregeld aanstelling plaats. Op 1 October 1938 bedroeg het aantal vaste ambtenaren bij den technischen dienst 2323, op 1 September 1939 2494, een vermeerdering dus van 171 man. H e t plan bestaat binnenkort een aantal locale krachten tot schrijver bij den P.T.T.-dienst en een aantal locale krachten tot kantoorbediende bij den P.T.T.-dienst t e benoemen. De arbeidsvoorwaarden der verschillende groepen van arbeidscontractanten zijn geregeld in het Arbeidsovereenkomstenbesluit en het daarop gegronde A.A.P.T.T. Do verschillende, functies, waarin bij het P.T.T.-bedrijf hulppersoneel in dienst is, zijn als volgt onder de hoofden b—l van artikel 2 van het A.O.B, te rangschikken: Jongelingen vallen onder d en ƒ. Adspirant-bestellers onder d. Hulpbestellers onder c, d, f en j . Technisch personeel onder b, c, d, ƒ en g. Locale krachten onder c, d, e, f en /. Hulptelefonisten onder c. Schoonmaakpersoneel onder c, j en l. Typisten onder ƒ en /.'. Op 1 September 1939 waren in totaal 1219 mannelijke arbeidscontractanten beneden den 21-jarigen leeftijd in dienst, van wie G6b' een volle dagtaak verrichtten. Van dit aantal waren er 370 in opleiding bij den techniseheu dienst. Zooals reeds is medegedeeld, heeft, waar mogelijk, geleidelijk vaste aanstelling plaats. Zoo komen de 370 arbeidscontractanten bij den technischen dienst beneden den leeftijd van 21 jaar gaandeweg voor een ambtelijk dienstverband in aanmerking. Voor hen, die geplaatst zijn bij de Centrale Werkplaats (247), volgt — na een opleiding van ± 3 jaar — vaste aanstelling, voor de i! leesten hunner op 21-jarigen leeftijd. Voor den districtsdienst is de opleidingstijd ± 2 jaar en volgt benoeming bij het ontstaan van vacatures in het vaste ambtenarenkorps. I n verband met het ontbreken van een nadere aanduiding omtrent de punten, waarop de positie van het vrouwelijk personeel nog veel te wenschen over zou laten, kan de ondergeteekende daaromtrent bezwaarlijk nadere mededeelingen verstrekken. Zooals blijkt uit de Memorie van Antwoord bij het eerste hoofdstuk van de Rijksbegrooting voor het dienstjaar 1940 (blz. 20), is het vraagstuk van arbeidscontractanten in het algemeen in handen gesteld van de Centrale commissie voor georganiseerd overleg. In verband hiermede meent de ondergeteekende zich hier ontslagen te mogen achten van het doen van verdere mededeelingen met betrekking tot dit vraagstuk. Personeel op wachtgeld. Met betrekking tot de geopperde mogelijkheid van herplaatsing van wachtgelders merkt de ondergeteekende op, dat de overwegingen, die tot de opwachtgeldstelling hebben geleid, in het algemeen een beletsel vormen tot herplaatsing in bet bedrijf over te gaan. I n hoeverre in ander verband in dezen tijd een beroep op deze wachtgelders zal kunnen worden g daan, zal worden overwogen. Arbeidsduur. Overwerk. Verdere verkorting van den arbeidsduur wordt onder de t i rdige omstandigheden niet raadzaam geacht.
2L.
6.
Het in verband met de mobilisatie verrichte overwerk wordt vergoed in overeenstemming met de in de dienstreglementen gestelde bepalingen. Voor de waak- en nachtdiensten ten behoeve van het Departement van Defensie is tot en met 30 September 1939 een vergoeding toegekend. Omtrent de regeling na dien datum wordt nog overleg gepleegd met genoemd Departement. Bij voortduring wordt er door de leiding van den dienst naar gestreefd om het overwerk bij den Postchèque- en girodienst zooveel mogelijk te beperken, hetgeen ook in het afgeloopen jaar tot niet onbeteekenende resultaten heeft geleid. Bezoldiging. De vraag, of en wanneer h e t oogenblik is gekomen duurtetoeslagen toe te kennen als gevolg van stijging van de kosten van het levensonderhoud, kan niet voor het postpersoneel afzonderlijk worden beantwoord. Dit is een zaak van algemeen Regecringsbeleid. Ten opzichte van verhooging van de loonen van het laagst bezoldigde personeel geldt, voor zooveel het vaste personeel en een deel van het hulppersoneel aangaat, hetzelfde. Voor een ander deel van dat personeel wordt het loon op een redelijk bedrag vastgesteld met als richtsnoer den plaatselijken loonstandaard. I n den regel wordt tweemaal per jaar nagegaan of voor wijziging aanleiding bestaat. Overigens moge de ondergeteckende hier verwijzen naar hetgeen hij in den aanvang dezer Memorie omtrent het algemeene bedrijfsbeleid mededeelde. Vervanging van hooger personeel. Te rekenen van 1 Juli 1939 is bij wijze van tijdelijke toelage een vergoeding ingevoerd voor waarnemingen van functies, waaraan naar het oordeel van de bedrijfsleiding, wat betreft examens, dan wel wat aangaat bijzondere vakkennis of hoogeren graad van ontwikkeling of om andere redenen, hoogere eischen worden gesteld dan aan de eigen functie. Nachtdienst. Kort geleden is in de vergoedingsregeling der nachtdiensten een zoodanige verbetering aangebracht, dat daarmede, naar het oordeel van den ondergeteekende, voor het oogenblik genoegen kan worden genomen. Nachtdiensten worden alleen opgelegd, als dit in het belang van het publiek en van den dienst noodig wordt geacht. Naar beperking wordt daarbij gestreefd. De toestand is zoo, dat het overgroote deel van het postpersoneel weinig of geen nachtdiensten (waartoe gerekend worden diensturen tusschcn 22 en G uur) verricht. Voor het personeel, dat bij het postvervoer gedurende den nacht betrokken is, bedraagt het gemiddeld aantal uren nachtdienst per man en per dag hoogstens drie, welk aantal in slechts zeer enkele gevallen wordt bereikt en in vele gevallen belangrijk lager is. Afschaffing van verzending bij nacht, zooals sommige leden blijkbaar zouden wenschen, kan de ondergeteekende in verband met de groote voordeelen. welke voor het publiek daarbij betrokken zijn en. waarop andere leden te recht de aandacht vestigen, niet in overweging nemen. Bevordering. In 1938 werden 25 geslaagden benoemd tot assistent en 15 tot conducteur, in 1939 (tot en met 1 October) resp. 26 en 25. Thans zijn er nog 62 geslaagden voor assistent en 38 voor conducteur, die geleidelijk voor benoeming in deze rangen in aanmerking zullen komen. H e t verschil in prestatie, dat tusschen tafelchefs en toezicht houdend personeel bij den Postchèque- en girodienst en hun ranggenooten bestaat, is niet van dien aard, dat het toekennen van een hoogeren rang gewettigd zou zijn. Straffen. Bekent men ingevolge de benaming van het A.B.B, onder de straffen ook de schriftelijke berisping en extra dienst van een half tot twee uur, als bij dezen dienst
wordl toegepast — die toch in wezen meer correctiemaat-
Bijlage A.
iweecie Kamer. Vastst. begr. Posterijen, Telegr. en Telef. voor 1940.
regelen naar aanleiding van begane dienstfeilen zijn dan straffen —, dan moet worden opgemerkt, dat de aard en de omvang van de werkzaamheden en de ernstige gevolgen, die het begaan van fouten voor de aangeslotenen aan den dienst kan hebben — waarop dezen dan ook, zooals te begrijpen, niet nalaten krachtig te reageeren —, het noodig maken deze correctiemaatregelen ter beperking daarvan regelmatig in toepassing te brengen. Dit neemt niet weg, dat er honderden leden van het personeel zijn, aan wie sedert jaren nimmer extra dienst behoefde te worden opgelegd. De bedoelde correetiemaatregelen worden overeenkomstig de daarvoor geldende regelen opgelegd. H u n aantal beliep in 19.'38: 3558 schriftelijke berispingen en 10 846 extra diensten van een half tot twee uur. Dij de beoordeeling van deze cijfers bedenke men, dat het personeel van den Postchèque- en girodienst IT(ii) man sterk is en dat per dag + 350 000 handelingen, zijnde even zoovele mogelijkheden van een dienstfeil, worden verricht. Onder de vermelde straffen zijn ook die voor lichte vergrijpen, als ordeverstoring en te laat in dienst treden, bcgrepen. Aan de betrokkenen wordt schriftelijk van de oplegging van den correctiemaatregel mededeeling gedaan. Op de mededeeling is de mogelijkheid van beroep op den directeurgeneraal der P.T.T. vermeld. Van deze mogelijkheid is dooide betrokkenen nog nimmer gebruik gemaakt. De ondergeteekende is intusschen gaarne bereid te overwegen of aan een goed deel van deze correctiemaatregelen het karakter van straf kan worden ontnomen. Hij wil voorts niet nalaten hier gewag te maken van zijn tevredenheid over de dienstuitvoering en de plichtsbetrachting van liet personeel van den Postchèque- en girodienst, waardoor deze zijn goeden naam in Nederland heeft gekregen. Georganiseerd overleg. Gevallen, dat plaatselijke hoofden van dienst het overleg met het personeel in feite zouden negeeren of dat het personeel huiverig zou zijn om zijn chef te verzoeken overleg te willen plegen, zijn niet ter kennis van de bedrijfsleiding of van den ondergeteekende gekomen. Mocht hem blijken, dat het gesignaleerde euvel hier of daar voorkomt, dan zal hij niet nalaten de noodige wenken te geven om tot verbetering te geraken. Classificatie hulphantoren; omzetting in poststations; positie stationhouders. Voor de regelen, volgens welke de classificatie der hulpkantoren tot stand komt, moge worden verwezen naar ii t- 'en daaromtrent is opgenomen in de Memorie van Antwoord op het Voorloopig Verslag van de begrooting van het Staatsbedrijf der P.T.T. voor liet dienstjaar 1938, De normen, welke gelden voor liet bepalen van de dagtaak der kantoorhouders, zijn destijds vastgesteld door een commissie, waarin ook de verschillende personeelsbonden waren vertegenwoordigd. Dij de laatste classificatie der hulpkantoren zijn de waarden, welke aan deze normen zijn toegekend, in vergelijking met de voorafgaande rangschikking nagenoeg onveranderd gebleven. Teruggang van een kantoor in klasse of puntental is onder die omstandigheden dan ook alleen mogelijk door het terugloopen van het verkeer of door automatiseering van den telefoondienst, waarbij de bemoeienis met dit onderdeel vrijwel geheel komt te vervallen. Toepassing van deze regelen leidt, voor zooveel den ondergeteekende bekend, niet tot bezwaren, waaraan afdoende te gemoct zou moeten worden gekomen. Oi bij omzetting van hulpkantoren in stations aan de betrokken kantoorhouders een schadeloosstelling wegens geleden schade' op hun huis kan worden verleend, hangt af van de omstandigheden, waaronder de functie van kantoorhouder is vrijgekomen. Verder wordt nagegaan, of door de te lijden schade de betrokkene in geldelijke moeilijkheden zou geraki a. Kik geval wordt afzonderlijk en nauwkeurig beschouwd. In verband met de opmerking over te groote gebondenheid van de kantoorhouders aan d< n diens! moge onder de aanducht worden gebracht, dat in de laatste jaren de werktijd van Hand
' Staten-G( neraal.
B
L930
2L.
6.
9
deze ambtenaren geleidelijk is verkort, terwijl voorts door toekenning van een zg. vrijen avond en door verlenging van den tijd, bestemd, voor de nachtrust, zooveel mogelijk verbetering in de diensttijden is gebracht. Er bestaat voorshands geen aanleiding om voor de hierbedoelde ambtenaren, die immers den dienst te hunnen huize uitvoeren, in dit opzicht verdere maatregelen te nemen. De stationhouders zijn geen ambtenaren, noch arbeidscontractanten. Zij zijn niet verplicht tot persoonlijke dienstuitvoering en mogen zich door huisgenooten of andere personen doen vervangen, in hoofdzaak worden zij beloond volgens den duur van openstelling van hel slation en voor hun overigen werktijd; hun belooning is met ingang van 1 Mei 1939 verhoogd. Dij verhindering tot dienstverrichting zijn zij verplicht voor eigen rekening in hun afwezigheid te voorzien. Niettemin wordt vervanging voor Rijksrekening toegestaan in gevallen van ziekte, opkomst onder de wapenen e.d. Dij de beoordeeling van de positie der stationhouders mag niet uit het oog worden verloren, dat hun functie als nevenfunctie is bedoeld. Hun rechtspositie, die, naar de ondergeteekende meent, aan redelijke eischen voldoet, te veranderen, zou strijdig zijn met het doel, dat met de instelling van het instituut der stations werd beoogd. Rechtspositie giropersoneel. De wijze van vaststelling van de loonen van het personeel op arbeidscontract bij den Postchèque- en girodienst geschiedt op overeenk-omstige wijze als bij andere Rijksinstellingen. Voor hen. die op 17- a 19-jarigen leeftijd in dienst zijn genomen, worden de loonen met toepassing van het bepaalde in artikel 12, lid 1, onder c, van liet Arbeidsovereenkomstenbesluit bepaald naar gelang van geschiktheid, ijver en gedrag van de betrokkenen. Voor hen bestaan geen loonschalen, wel richtlijnen voor de vaststelling van de loonbedragen voor intern gebruik van de dienstleiding. Na het bereiken van den 21-jarigen leeftijd worden zij, die door de dienstleiding in alle opzichten geschikt worden geacht en voor wie het ambtelijk verband, op grond van de door hen verrichte werkzaamheden, toegankelijk is, indien zij zulks wenschen, voor een vaste aanstelling in aanmerking gebracht. Hun wordt, wanneer zij aan vaste aanstelling toe zijn, uitdrukkelijk medegedeeld, dat voor hen de mogelijkheid van opneming 'm ambtelijk verband bestaat en gevraagd, of zij die opneming wenschen. Voor hen, die op lateren leeftijd dan 17 ii 19 jaar in dienst zijn getreden, komt in verband met den tijd, noodig voor hun opleiding, vaste aanstelling overeenkomstig later aan de orde. Zij, die er de voorkeur aan geven om on arbeidscontract werkzaam te blijven, genieten alsdan, met toepassing van het bepaalde in artikel 12, lid 1, onder h, van het besluit, d.e belooningen overeenkomstig de in het Bezoldigingsbesluit opgenomen schalen voor schrijver, respectievelijk kantoorbediende, welke aan het personeel bekend zijn. Van het giropersoneel zijn thans in vasten dienst ... + 550 Op arbeidscontract lid 1, onder h
met
Op arbeidscontract lid 1, onder e
met
toepassing van artikel 12, + 250 toepassing van artikel
12, + 900
Van deze laatsten zijn + T*><) beneden den 21-jarigen leeftijd, welk groot aantal in verband staat met de buitengewoon groote uitbreiding van personeel in de laatste drie jaren. Deze uitbreiding houdt verband eenerzijds met den snellen groei van dien dienst, anderzijds met de verbetering van de regeling van het overwerk, de dienstverkorting en het invoeren van rustpoozen op drukke dagen. De overige 200 personen, vallende onder artikel 12, lid 1, onder e, van hei A.O.D., zijn zij, voor wie in den bovenaangegeven zin het ambtelijk verband niet nkelijk i-, liet samenstellen van een verzameling van 'ie bepalingen en dienstvoorwaarden, welke voor hel gelden, is eenigen tijd geleden ter hand genomen. Er rarendheid gewerkt I. wanneer bin
LO
Vastst, I
'osl rijen, Telegr. en Telef. voor 10-10.
kort de dienstcommissie voor den Postchèque- en girodienst zal zijn ingesteld, deze verzameling als een der eerste onderwerpen daarin ter tafel kan worden gebracht. Radio. Verdeeling van den zendtijd. De ondergeteekende sluit zich aan bij die leden, welke de meening uitspraken, dat de huidige verdeeling van den zendtijd aan de verschillende geestesrichtingen voldoende gelegenheid biedt haar opvattingen tot uiting te brengen. Inderdaad is aan de Vereeniging van Liberale Radio-Amateurs (V.L.R.A.), die geacht kan worden het liberale volksdeel et vertegenwoordigen, tot dusver niet een bepaald deel van den beschikbaren zendtijd kunnen worden toegewezen, omdat door deze vereeniging niet is kunnen worden voldaan aan den in bet ode lid van artikel '2 van bet Radio-reglement 1930 gestelden eiseh, dat zij iu zoodanige mate is gericht op bevredigin; van iu het volk levende cultureele of godsdienstige behoeften, dat baar uitzendingen uil uien hoofde geacht kunnen worden van algemeen nut te zijn. Overigens moge de ondergeb ekende opmerken, dat, voor zoover tot dusver zich gevallen voordeden, waarbij bleek', datbij de V.L.R.A. een bepaalde behoefte bestond aan liet verzorgen van een uitzending, haar ('aarvoor steeds een incidenteele toestemming werd verleend. Uitzending r,:;: medcdeelingen van Uegeeringswege. Inderdaad hebben, in liet bijzonder in de eerste dagen van de mobilisatie, enkele uitzendingen plaats gehad, waarin verschillende technische mededeelingen van de zijde van liet Departement van Economische Zaken werden gedaan. Ais regel konden deze mededeelingen, welke door den Minister van Economische Zaken noodzakelijk werden geacht, uitgezonden worden binnen bet kader van de door het A.X.i'. verzorgde nieuwsberichten; slechts i i één enkel geval kwam bet voor, dat ten behoeve van de uitzending van een dergelijk bericht, hetwelk door voornoemden Minister als spoedeischend werd aangemerkt, de omroepprogramma's laat in den avond onderbroken werden. Deze mededeelingen zijn sedertdien sterk beperkt kunnen worden. Overigens onderschrijft de ondergeteekende de meening van de leden, die van oordeel zijn', «iat uitzending van mededeelingen van Regeeringswegi omtrenl maatregelen, genomen in verband met de bijzondere tijdsomstandigheden, een juist en doeltreffend middel vormt om de belanghebbenden snel op de hoogte *e stellen
van h e t g e e n zij d i e n e n t e w e t e n .
Uiteraard
dien< hierbij de noodige soberheid betracht te worden. Voor zooveel aangaat de vanwege den Luehtwachtdienst via de omroepzenders gegeven mededeelingen omtrent de aanwezigheid van vliegtuigen van vreemde nationaliteit boven bet Nederlandsche grondgebied, wil de ondergeteekende, onder vermelding, dal deze aangelegenheid in eerste instantie zijn ambtgenoot van Defensie betreft, opmerken, dat — hoewel deze berichten bestemd zijn voor de luchtverdedigingsorganen en niet voor de burgerbevolking — het niet wei doenlijk is gebleken deze organen, welke 0 V er bet geheele land verspreid zijn. op andere wijze zonder verwijl van de aanwezigheid van vreemde vliegtuigen in kennis te stellen dan door middel van de omroepzenders. Hel betrekkelijk geringe ongerief, hetwelk hierdoor aan de programma verzorgende omroepverenigingen en aan
de l u i s t e r a a r s
wordt
aangedaan,
kan,
naar
mag
worden
aangenomen, niet opwegen tegen bet groote belang, hetwelk in een op deze wijze alarmeeren van de luchtverdedigingsorgam gelegen is. Wat betreft de door sommige \<-nw wenschelijk geoordeelde beperking van het aantal S.O.S.-berichten, merkt de onderg(
e k e n d e o p , dat vooral in d e e e r s t e d a g e n na d e m o b i l i s a t i e
inderdaad een veel grooter aantal van deze berichten door den omroep is doorgegeven dan onder normale omstandigheden het | i-. Deze vermeerdering werd evenwel voor een belangrijk d c e l veroorzaakt dooi- bet feit, dat — eooals bekend mag worden verondersteld — aanvankelijk de veldposl nog niet geheel voldoende kon functionneeren, zoodat voor dringende opr ,.,.,.„ aebruik kon word - iakl van de normale communi-
2 L.
6—T.
catiemiddelen. Nu ook op dit gebied de toestand echter geconsolideerd is, is het aantal S.O.S.-berichten aanzienlijk Verminderd. 11 ereldomroep. De Contactconmiissie voor de werelduitzendingen heeft haar rapport uitgebracht. H e t daaromtrent ingevolge artikel Squater van de Telegraaf- en Telefoonwet 1904 (Staatsblad n°. 7) aan den Badio-raad gevraagde advies is dezler dagi n mede ingekomen. De ondergeteekende hoopt iu staat te zijn. zijn beslissingen in zake de organisatie van den wereldomroep en de financiering daarvan spoedig te kunnen nemi n, waarna hij zich voorstelt de ter zake noodige wettelijke regelingen aan de goedkeuring van de Volksvertegenwoordiging te onderwerpen. Precario-verordeningen. De commissie, die tot taak heeft desgevraagd van advies te dienen bij de beoordeeling van de vraag, of door de van gemeentewege van de radiodistribuanten gevorderde vergoedingen, in verband met andere van Overheidswege gedane heffingen en rekening houdende met d.-\i omvang en de exploitatie-uitkomsten der distributiebedrijven, de levensvatbaarheid dier bedrijven in gevaar wordt gebracht, heeft een eerste rapport uitgebracht. De inhoud van dit rapport heeft hij den ondergeteek-ende een punt van ernstige overweging uitgemaakt. Ook met betrekking tot deze belangrijke aangelegenheid, waarbij zoowel de belangen van de gemeenten als van de radiodistribuanten zijn betrokken, hoopt de ondergeteekende eerlang de door hem noodig geachte wettelijke voorzieningen aan de goedk-euring van de Volksvertegenwoordiging te onderwerpen. Nozema. De vergoeding voor de leden van den raad van beheer dei- X. V. Nozema is, met inachtneming van het bepaalde in artikel 10 der statuten, op voorstel van den raad en mei goedkeuring van den ondergeteekende als volgt vastgesteld: voor den voorzitter op f 1 8 0 0 ; den vice-voorzitter f 1250; de gedelegeerde leden, twee in aantal, ieder f L250; het lid. tevens voorzitter van de commissie voor de buitenlandsche aangelegenheden en plaatsvervangend gedelegeerde, f 7.10 en voor de overige leden, vier in aantal, ieder f 600 per jaar. De ondergeteekende moge ten slotte nog medcdeelen, dat de vermelding in de Memorie van Toelichting (blz. 0) van een ii te kennen subsidie aan het Nederlandsch Instituut voor Efficiency moet worden gelezen als: ,,4°. aan de Studietentoonstelling voor wetenschappelijke organisatie van bedrijven, diensten en instellingen f 1000". De Minister
van Binnenlandsche
Zaken,
VAX B O E Y E N . 2L.
7.
VEESLAG.
De Commissie van Rapporteurs voor bovengenoemd wetsontwerp is, na kennis genomen te hebben van de Memorie van Antwoord op het Voorloopig Verslag wegens dit wetsontwerp, van oordeel, dat door deze gewisselde schrifturen de openbare beraadslaging over bet voorstel genoegzaam is voorbereid. Vastgesteld den "-Min November 1939. STEINMETZ. Dl'. V R I E S - ^ B R U I N S . VAX H O U T E N . TJALMA. MES.