Bijlagen.
I.W.
4.]
Tweede kamer ,.-<
Wijziging en aanvulling van enkele bepalingen dei wet tot regeling van het lager onderwijs.
(158. 4.)
VOORLOOPIG VERSLAG.
Het afdeeliugsonderzoek heeft aanleiding gegeven tot de volgende beschouwingen en opmerkingen.
Algemeene beschouwingen.
wy's vanwege den Staat, welk stelsel huns inziens niet art. 192 der Grondwet niet is overeen te brengen. Wanneer de subsidiën voor het bijzonder onderwijs thans weder worden verhoogd , dan behoorde, meenden deze leden , in elk geval ook het toezicht van den Staat op dat onderwijs verscherpt te worden, Zy wenschten bepaald te zien, dat het leerplan der bijzondere scholen aan goedkeuring der overheid onderworpen is, terwyl het voorschrift, dat subsidie kan worden verkregen , indien gedurende slechts 18 uren per week onderwijs wordt gegeven, verscherpt behoort te worden. Toegevende , dat er vele uitstekende byzondere scholen en ook dat er slechte openbare scholen zijn , waren deze leden van oordeel, dat het onderwijs op de groote bijzondere scholen over het algemeen, vooral in het zuiden des lands, veel te wenschen overlaat. Op sommige meisjesscholen wordt bijna geen ander onderwys dan les in handwerken gegeven. § 2. Sommige leden betreurden , dat er thans geene gelegenheid bestaat, eene geheide herziening der wet van 1878 aanhangig te maken. De ingediende wijziging is reeds de tiende en net spreekt vanzelf, dat bij herhaalde wijzigingen van ingrypenden aard geen goed geheel verkregen kan worden. Wijziging van verschillende voorschriften, welke bij dit wetsontwerp onaangeroerd bleven, wordt door velen wenschelijk geacht. Bepaaldelijk wordt herziening gewenscht tot verbetering van de opleiding van onderwijzers; tot het geven van invloed aan de klasse-onderwyzers op den gang der schoolzaken: tot het verkrijgen van kleinere klassen ; tot het vormen van het schooltoezicht uit vakmannen. Men gaf gereedelijk toe, dat het onmogelijk is nadere regeling van alle deze punten in het ontwerp op te nemen, wauneer men het nog in deze zitting wil afdoen , maar men noopte , dat de Regeering spoedig eene geheele herziening der wet zou aanhangig maken en dat daarbij °l> de vermelde wenschen gelet zou worden. Van verschillende zijden werden intusschen enkele wijzigingen betreffende in het wetsontwerp niet genoemde artikelen aangegeven , welke men alsnog in het ontwerp wenschte te zien opgenomen.
§ 1. Bij de bespreking der algemeene strekking van het wetsontwerp verklaarden vele leden van meening te zijn, dat, ofschoon de Regeering blijkbaar getracht heeft op allerminst karige wyze te voldoen aan de belofte, welke zij bij de behandeling der Leerplichtwet aan de voorstanders van het bijzonder onderwijs deed, z\j in dit streven niet is geslaagd. Op de in § 6 van dit verslag nader te vermelden gronden meenden deze leden, dat, ondanks de voorgestelde verhooging der subsidièn voor het bijzonder onderwijs, dit onderwijs ten gevolge van de Leerplichtwet ten deele reeds terstond, maar vooral op den duur financieel van slechter conditie zou worden. Dit zal in nog verhoogde mate het geval zijn, nu de Regeering met de voorstellen, die rechtstreeks uit de Leerplichtwet voortvloeien, heeft samengekoppeld voorstellen betreffende de salarissen der openbare onderwijzers, welke, hoe noodzakelijk misschien op In gemeenten , waar de overgroote meerderheid der bevolking zichzelf, toch geenszins kunnen worden aangemerkt als een tot dezelfde kerkelijke gezindte behoort, neemt de openbare gevolg van die wet en door aanneming waarvan aan het bijzonder school allicht eenigermate de kleur der omgeving aan. In zulke onderwijs nieuwe en zware lasten worden opgelegd, die slechts wonen echter in den regel ook enkele gezinnen , die zeer ten deele door het verhoogde subsidie zullen worden gedekt. gemeenten tot eene andere gezindte behooren , voor wie de openbare school, Eenige dezer leden verklaarden, dat z\j met het wetsontwerp getint als zij is naar de godsdienstige overtuiging der groote niet konden medegaan, omdat het voortbestaan en de ontwik- meerderheid, niet sympathiek is. Zoo zyn er in het zuiden keling van vele bijzondere scholen daardoor ernstig wordt be- des lands gemeenten, waar eenige Protestanten- en in het dreigd. Anderen gingen niet zoo ver. Nu nevens verhooging noorden des lands gemeenten . waar eenige Roomsch-Katholieken van de subsidiën voor de bijzondere onderwijzers ook subsidiën er zeer op gesteld zijn huime kinderen buiten de openbare in de kosten van schoolbouw zy'n voorgesteld, meenden zij, school te houden. Dit is te meer het geval, omdat in zulke dat het wetsontwerp niet voetstoots afgewezen behoort te worden, gemeenten tusschen de belijders van de verschillende gezindten maar dat getracht moet worden het zooveel mogelijk te verbeteren. gewoonlijk eene eenigszins scherpere afscheiding bestaat. Is het Zij waren overtuigd , dat het aan dit ontwerp , gelijk aan de her- aantal van zulke gezinnen niet grooter dan drie, dan kunnen ziening van 1889, ten grondslag liggend beginsel van rechtsge- zy hunne kinderen, misschien tot een aantal van twaalf, huislijkheid tusschen het openbaar en het bijzonder onderwijs verder onderwys doen geven. Maar wanneer het aantal gezinnen grooter zal doorwerken, zoodat, waar in de practyk zal blijken , hoe is dan drie , doch het aantal van de kinderen , die aan lager ook deze herziening aan het bijzonder onderwijs niet zal ver- onderwijs behoefte hebben , minder dan 25 bedraagt, komen schaffen de positie, waarop het krachtens het beginsel van rechts- de ouders in groote moeilijkheid. Een eigen school op te richten gelijkheid aanspraak heelt, zoodanige nadere wijzigingen als is vooi hen zeer bezwaarlijk, aangezien voor scholen , waarvan noodig zijn om dat beginsel geheel te verwezenlijken, niet zullen het aantal leprlingen minder dan 25 bedraagt, geen Rijkssubsidie uitblijven. wordt gegeven, terwijl de kosten van kleine scholen per kind Vele andere leden konden zich over het algemeen met het berekend allicht bijna het dubbele bedragen van de gewone kosten. wetsontwerp vereenigen. Gelijk zy zich voorstelden nader aan Ten einde hierin te voorzien weiuchten eenige leden eenerzijds te toonen , wordt daarbij in ruime mate voldaan aan de door de art. 546is te wijzigen in dien zin, dat ook aan scholen met 20 Regeering tegenover het bijzonder onderwijs gedane toezegging en leerlingen subsidie kan worden gegeven en anderzijds art. 1 te zelfs rekening gehouden met uitgaven voor dat onderwijs, welke wijzigen, zoodat onderwijs aan niet meer dan 20 kinderen geniet als gevolg van de Leerplichtwet kunnen worden aangemerkt. geven als huisonderwijs wordt beschouwd. Geschiedt dit laatste, Door de meeste dezer leden werd verder toegejuicht, dat dan zou het onderwys aan minder dan 20 kinderen plaats kunnen bepalingen tot verbetering van de wedden der openbare onder- vinden in de woning van een der ouders. Voorts zullen zij, die wijzers in het wetsontwerp zyn opgenomen. Waar de Regeering het onderwys geven , kunnen volstaan met het bezit der akte herhaaldelijk de behoefte aan verhooging dezer wedden heeft voor huisonderwys , terwyl verder op eenigszins ruime schaal erkend, zouden de openbare onderwijzers evenzeer recht gehad vergunningen zouden kunnen worden verleend als bedoeld in hebben zich te beklagen , indien thans ter zake geene voorstellen art. 76 der wet, zoodat er gelegenheid zou zijn het onderwijs waren gedaan, als de voorstanders van het bijzonder onderwijs op te dragen aan personen uit den beschaafden stand, die berecht van klagen zouden gehad hebben , indien aan de ten be- reid zijn zich daarmede te belasten. hoeve van dat onderwijs gedane toezeggingen geen gevolg ware Hiertegen werd van andere zyde aangevoerd , dat het bedengegeven. kelijk zou zijn het geven van onderwijs aan de bedoelde kinderen Enkele leden waren van oordeel, dat het wetsontwerp, voort- te doen geschieden door personen, die geen akte van bekwaamgaande in de reeds bij de wet van 1889 ingeslagen richting, heid bezitten. Bovendien achtte men het niet wenschelyk toe een nieuwen stap doet tot een stelsel van confessioneel onder- te laten, dat aan ongeveer 20 kinderen onderwijs wordt verstrekt Handelingen der Staten-Generaal
Bijlagen. 1900—1901.
Cl 58. 4.3 Wijziging en aanvulling van enkele bepalingen der wet tot regeling van het lager onderwijs. in eene particuliere woning, waar geen waarborgen bestaan, dat in die woning voldoende ruimte is. Eindelijk werd opgemerkt, dat de aanbevolen wijzigingen niet passen in het kader van dit ontwerp. Hierop werd geantwoord , dat niets belet ook aan zulk een rertrok de noodzakelijke eischen te stellen en dat in dit ontwerp alles thuis behoort, wat betreft den geldelijken steun , door het Rijk voor het onderwijs te verleenen en dus oafc de bepaling van de grens , wat betreft het aantal kinderen , dat op dezelfde school gaat. Eenige leden wenschten de vrije- en ordeoefeningen uit de lijst der verplichte leervakken geschrapt te zien. Zij betoogden, dat dit vak èn tyj de onderwijzers èn bij de leerlingen weinig sympathie vindt, Bovendien kan op vele plaatsen bij gebreke van een gymnastieklokaal of overdekte speelplaats het vak gedurende ongeveer de helft van het jaar niet onderwezen worden, terwijl op andere plaatsen in of bij de school in het geheel geen ruimte voor dit onderwijs te vinden is. Ook zh'n er scholen, waar geen der onderwijzers de vereischte akte van bekwaamheid bezit. Sommige leden wenschten eene wijziging in het laatste lid van art. 16 aangebracht te zien , opdat het toelaten van kinderen uit de eene gemeente op de scholen eener andere niet langer geheel afhankelijk zij van het bestaan eener gemeenschappelijke regeling betreffende de toelating. Het komt thans voor, dat kinderen , om eene op grooten afstand van hunne woning gelegen school in hunne gemeente te bereiken, op hun weg de school eener naburige gemeente voorbijgaan , waar voor hen plaats beschikbaar is , maar waar zij niet kunnen schoolgaan bij gebreke van medewerking van het bestuur dier gemeente. Ook komt het voor, dat bestaande gemeenschappelijke regelingen door een der partijen worden opgezegd , ten einde het aantal leerlingen op eene school beneden 40 te doen dalen en daardoor de gelegenheid te verkrijgen een onderwijzer te ontslaan. Men wenschte aan bet hooger administratief ge/.ag de bevoegdheid te geven een geineen tebestuur te verplichten kinderen uit eene naburige gemeente op eene bepaalde school toe ie laten, zoolang daar plaats beschikbaar is. Voor zoodanige bepaling bestond, naar men meende, te meer reden , nn de Leerplichtwet . tot vermeerdering van het aantpl schoolgaande kinderen zal leiden. Hiertegen werd door anderen opgemerkt, dat, waar het toelaten van kinderen uit eene naburige gemeente op eene bepaalde school slechts zou kunnen bevolen worden , voor zoover er voor zulke kinderen op die school nog plaats beschikbaar is , zoodanig bevel min wenschelijke gevolgen kan hebben, aangezien aan de kinderen, die het eene jaar krachtens het bevel worden toegelaten , hot volgende jaar wellicht wegens gebrek aan plaats toegang zal worden geweigerd , terwijl het voor het met vrucht ontvangen van onderwijs wensehelijk is , dat de kinderen niet vau school wisselen.
niet bereikt had. Men vestigde de aandacht op de in België geldende regeling, volgens welke een onderwijzer, die wegens opheffing zijner betrekking ontslagen wordt, uit 's Kijk- kas wachtgeld geniet tot op het tijdstip zijner herplaatsing of tot op het oogenblik, waarop hy recht op pensioen kan doen gelden. Het wachtgeld bedraagt '/n 2/3> *!» of het geheele laatstgenoten salaris, naar gelang de onderwijzer minder dan 5, van 5 tot 15, van 15 tot 25, of meer dan 25 dienstjaren telt, terwijl de jaren in beschikbaarheid doorgebracht, voor de berekening van het pensioen medetellen. Al wil de Regeering deze regeling niet geheel overnemen, zoo werden in elk geval mildere bepalingen dan de geldende dringend noodig geacht. Mild behoort de regeling te zijn, omdat de personen, die het hier geldt, geheel buiten hunne schuld worden ontslagen. Hierbij kwam ook de vraag ter sprake, of bij ontslag van een onderwijzer wegens opheffing zijner betrekking, de keuze van den persoon, die ontslagen zal worden, in scholen met meer dan twee leerkrachten behoort overgelaten te blijven aan het gemeentebestuur. Waar dit het geval i s , zullen vele gemeentebesturen , vooral na aanneming der voorgestelde bepalingen betreffende verhooging der traktementen op groud van anciënniteit, uit zuinigheid liefst den oudste in dienstjaren ontslaan, terwijl deze, omdat hij aanspraak kan maken op een hooger traktement, meer moeite zal hebben eene betrekking in eene andere gemeente te verkrijgen dan een onderwijzer met minder dienstjaren. Voor de verwachting , dat vele gemeentebesturen op deze wijze zullen handelen, vond men te eer aanleiding, waar ook na de herziening van 1889 in verschillende gemeenten de onderwij/.er, die het hoogste traktement had, op wachtgeld werd gesteld. Men wenschte daarom , dat eene bepaling tot voorziening in deze zaak aan het wetsontwerp zou worden toegevoegd. Tevens drongen deze leden aan op de opneming van bepalingen betreffende het verleenen van ontslag aan onderwijzers wegens ziekte. Vele gemeentebesturen stellen een zieken onderwijzer spoedig, somtijds zelfs als de ziekte niet langer dan eene maand geduurd heeft, voor de keuze ontslagen te worden of op eigen kosten in plaatsvervanging te voorzien. Men handelt dan tegenover een onderwijzer, die door ziekte getroffen wordt, op dezelfde wijze als pleegt gehandeld te worden tegenover een onderwijzer, die voor zijn studie of voor zn'n genoegen een langdurig verlof wenscht te hebben , hetgeen zeker niet billh'k is te achten. Ook ten opzichte van dit punt bevat de Belgische wet eene goede regeling. Zij bepaalt, dat, wanneer een onderwijzer wegens ziekte verhinderd is in de waarneming zijner betrekking, hij deswege niet kan worden ontslagen dan nadat de ziekte door een deskundige ongeneeslijk is verklaard, in elk geval niet eerder dan een jaar na den aanvang der ziekte. Wanneer een onderwijzer langer dan veertien dagen ziek is , voorziet het gemeentebestuur onmiddellijk in de tydelijke waarneming zijner betrekking. Het salaris vau den p'.aatsvtrvangenden onderwijzer wordt door het Ruk betaald en mag niet meer bedragen dan de bij de wet vastgestelde minima. Verder gelden de hierboven vermelde bepalingen omtrent wachtgeld in België ook voor hen, die wegens ziekte of invaliditeit ontslagen worden. Men herinnerde, dat b\j andere openbare betrekkingen het traktement in geval van ziekte blyft doorloopen. In het bijzouder werd gewezen op de bepalingen , vervat in de artikelen 78 en 105 der Gemeentewet.
Eenige andere leden wenschten art. 39 der wet in de aanhangige herziening begrepen te zien. Volgens dit artikel wordt aan hoofden van scholen bij opheffing der school voor vijf jaren — en aan onderwijzers bij opheffing der school of opheffing hunner betrekking voor twee jaren het halve salaris als wachtgeld toegekend. Nu zal de aanneming van het wetsontwerp kunnen leiden tot het op wachtgeld stellen van vele nnderwij/.ers. Immers is te verwachten, dat de voorgestelde regeling der subsidiën voor Enkele leden wenschten voor de vervulling der betrekking van het bijzonder onderwijs aanleiding zal geven tot oprichting van onderwijzer eene leeftijdsgrens gesteld te zien. Het komt thans tal van kleine bijzondere scholen met een of twee leerkrachten. niet zelden voor, dat hoogbejaarde onderwijzers. die hunne Hiervan kan het gevolg zijn , dat de betrekking van vele onder- volle jaarwedde wenscheu te behouden en het bedrag van hun wijzers aan de openbare scholen wordt opgeheven. Vermeld werd, j pensioen willen doen stijgen , ongezind zijn ontslag te vragen , dat reeds nu in Roomsch-Katholieke streken , ten gevolge van de terwijl hunne verwijdering in het belang van het onderwijs stichting van broeder- en zusterscholen, verschillende openbare geweuscht is, al zh'u er nog geene termen hun een ongevraagd scholen opgeheven zijn of althans het aantal leerkrachten aan ontslag te geven. Anderen achtten dit punt niet van zoodanig openbare scholen verminderd is. In eene gemeente van Noord- belang , dat het wenschelyk zou zijn een voorstel daaromtrent brabant, waar niet lang geleden acht openbare onderwijzers | op te nemen in dit wetsontwerp, dat eene beperkte strekking moet behouden , indien men het spoedig wil zien aangenomen. waren , is er thans nog slechts één in functie. De bepalingen van art. 39 zn'n bovendien te hard. De tijd , :! gedurende welken wachtgeld genoten kan worden , is zeer kort, '■ Voorts kwam art. 73 der wet ter sprake, in verband met de terwijl er ook geen enkele reden bestaat, waarom het hoofd eener j wy'ze, waarop uitvoering wordt gegeven aan de Leerplichtwet. school gedurende langer tijd op wachtgeld aanspraak zou kunnen j Sommige leden hadden den indruk gekregen , dat de Minister maken dan een onderwijzer. Hoe onbevredigend de bestaande rege- bij de regeling van de opgaven betreffende het schoolverzuim ling in de practijk werkt, blijkt uit een geval, dat zich voor eenige I niet had gestreefd naar het verkrijgen van de noodige inlichjaren in eene Groningsche gemeente voordeed. Daar werd een tingen omtrent ongewettigd schoolverzuim, maar naar het onderonderwater op 61-jarigen leeftijd op wachtgeld gesteld. Hij werpen van alle, dus ook van goedgezinde ouders aan het verkreeg echter geen pennoen , aangezien hij op het tijdstip, voortdurend toezicht van den Staat. In elk geval zijn door waarop het wachtgeld verviel, den leeftijd van 05 jaren nog
[f*&
4.J
Wijziging en aanvulling van enkele bepalingen. der wet tot regeling van het lager omleiwijs. de gegeven voorschriften aan de arrondissements-schoolopzieners zoo omvangrijke werkzaamheden opgedragen , dat zij niet of moeilijk in staat zijn die behoorlijk te verrichten. Dientengevolge ontstaat het gevaar, dat zij een deel van het hun opgelegd werk zullen willen afschuiven op de openbare en byzondere onderwijzers, hetgeen bij wat van dezen toch reeds gevergd wordt, niet behoort te geschieden. Intusschen schijnt art. 73 tot zoodanige afschuiving gelegenheid te geven, aangezien het de onderwijzers verplicht aan de schoolopzieners aile verlangde inlichtingen omtrent de school en het onderwijs te geven „in eiken vorm, waarin de inlichtingen gevraagd worden ". Men wenschte de bedoelde overdracht van werk door eene wijziging van het artikel onmogelijk gemaakt te zien. Betreurd werd, dat in de Memorie van Toelichting geene mededeelingen worden verstrekt ten aanzien van de wettelijke regeling der pensionneering van weduwen en weezen van onderwijzers. De Regeering heeft reeds geruimen tijd geleden verklaard, dat omtrent deze zaak overeenstemming was verkregen tusschen de Departementen van Financiën en van Binnenlandsche Zaken , doch verder werd niets vernomen. Men wenschte de vraag te stellen , hoe het met deze zaak staat en of de indiening van een wetsontwerp spoedig is te verwachten. Voor nadere mededeelingen omtrent de voorgenomen regeling bestaat thans eene byzondereredei), aangezien dit van beteekenis is voorde wettelijke regeling der onderwijzerstraktementen. § 3 Sommige leden hadden overwegend bezwaar tegen de voorgestelde bepalingen omtrent de traktementen der openbare onderwijzers. Verhooging der traktementen van de eene klasse van ambtenaren wordt telkens gebruikt als een argument om de wedden eener andere klasse te verhoogen. Zoo verlangen bijv. de kommiezen van 's Rn'ks belastingen , die eene wedde van f500 ii f 550 hebben, een traktement van f600 op grond, dat andere ambtenaren , wier werk van ongeveer denzelfden aard i s , f 000 ontvangen. Dezen dringen op soortgelijken grond aan op vermeerdering hunner wedde tot f 700. Inwilliging van dergelijken aandrang bevredigt slechts voor korten tijd. De ondervinding leert, dat ambtenaren , wier wedde verhoogd wordt, hun manier van leven spoedig naar het verhoogde traktement inrichten en vaak ziet men, dat zij na zekeren tijd ten gevolge van de vermeerdering hunner behoeften met het hoogere traktement even ontevreden zijn als vroeger met het lagere. Aan het klagen komt op die wyze geen einde, maar evenmin aan de vermeerdering der uitgaveu voor anibtenaarstraktementen. Met betrekking tot de openbare onderwijzers werd verder van deze zijde opgemerkt, dat de voorstellen der Regeering, waardoor eene belangrijke verbetering hunner fiuancieele positie zou verkregen worden, bij die onderwijzers geenszins met instemming zijn ontvangen. In het tot de Kamer gerichte adres van de hoofdbesturen van het Nederlandsch Onderwijzersgenootschap , den Bond van Nederlandsche Onderwijzers en de Vereeniging van hoofden van scholen in Nederland uiten deze besturen hunne teleurstelling over de voorstellen der Regeering en stellen zij ten aanzien der traktementen hoogst overdreven eischen. En in den Bode, het orgaau van den Bond van Nederlandsche Onderwijzers , wordt getracht aan te toonen, dat de voorgestelde verhoogingen voor vele onderwijzers van weinig beteekenis zouden zijn. Hieruit blijkt, dat aanneming van de voorgestelde regeling de bestaande ontevredenheid van de onderwijzers niet zou wegnemen. Na de aanneming zou bij voortduring op verdere verhooging der traktementen worden aangedrongen. Deze leden waren op deze gronden van oordeel, dat het geene aanbeveling verdient thans verandering in de bestaande regeling der traktementen te brengen. Sommige andere leden gingen niet zoo ver, maar waren toch ook van meening, dat de in het adres der onderwijzersvereenigingeu gestelde eischen zeer overdreven zijn. Zij betoogden, dat de opleiding tot onderwijzer weinig kost en dat de examens niet zwaar zijn. Ook wees uien er op, dat iemand , die in de rechten gestudeerd heeft, vaak zeer tevreden is, indien hn op dertigjarigen leeftijd eene betrekking van t'SOO verkrijgt. Ten einde de verhioging der onderwijzerstraktenienten te motiveereu wordt een beroep gedaan op de verhooging van den levensstandaard, maar dit argument werd niet afdoende geacht. Men meende, dat de onderwijzers hunne manier van leven behooren in te richten naar het traktement, dat zij ontvangen. Toen in 1878 het minimum der wedden voor de hoofden van scholen van f400 op f700 en voor de onderwijzers van f 200 op f400 werd
gebracht, waren zü aanvankelijk tevreden. Thans worden de door de Regeering voorgestelde nadere verhoogingen als geheel onvoldoende beschouwd. Ooor andere leden werd in de eerste plaats aangevoerd, dat, ofschoon inderdaad aan voortdurende opdrijving der traktementen van allerlei soort van ambtenaren weerstand geboden moet worden en men den levensstandaard der ambtenaren niet door voortdurende verhoogingen van traktement moet opvoeren , toch erkend behoort te worden , dat tegenwoordig de traktementen der onderwijzers over het algemeen beneden het bedrag blijven, waarop zij aanspraak mogen maken met het oog op de positie, die zn' in de maatschappij behooren in te nemen. Het is in het algemeen belang wenschelijk, dat de onderwijzersstand gevormd wordt uit de meer ontwikkelde klassen tier maatschappij. Bovendien worden tegenwoordig hoogere eischen van bekwaamheid gesteld en van de onderwijzers meer inspanning gevorderd dan vroeger. Ook is verbetering van de wedden der klasse-onderwijzers noodig, nu hun aantal tegenover dat van de hoofden van scholen zeer is toegenomen. Vroeger had bijna iedere onderwijzer uitzicht hoofd eener school te worden. Thans is daarop voor verreweg de meeste onderwijzers geen kans meer. Zij blijven dus voor het meerendeel gedurende hun geheele leven als klasse-onderwijzer dienst doen en het is billijk, dat hun naar mate van hunne anciënniteit vermeerdering van traktement worde toegekend. Ook werd herinnerd, dat de Kamer in December jl. zonder hoofdelijke stemming heeft bewilligd in de aanvrage tot verhooging van de traktementen van leeraren bij het middelbaar onderwijs , terwijl deze verhooging volgens de verklaring van de Regeering minder noodig was dan die van de wedden der onderwijzers bij het lager onderwijs. Dat de opleiding tot onderwijzer weinig zou kosten, werd betwist. Wel is waar geldt dit, dank zü den steun van het Rijk en van bijzondere vereenigingen , voor de studie ter verkrijging van de onderwijzersakte, maar de studie voor het verkrijgen van hoofd- en bijakten moet door de onderwijzers zelven bekostigd worden en deze studie is zeer kostbaar. Tegenover het beroep op de verdiensten van personen , die in de rechten gestudeerd hebben , stelde men verder eene vergelijking van de wedden der onderwijzers met die van andere ambtenaren. Teekenaars bij het kadaster beginnen met eene wedde van f 600 en ontvangen negen vierjaarlijksche verhoogingen van f' 100, zoodat hun traktement tot f 1600 kan klimmen. Klerken bij posterijen en telegraphie ontvangen van f 40O tot f 1200. Sergeant-majoors bij de marine verdienen . wanneer zij het certificaat van goed gedrag hebben en scherpschutter zijn , van f 675 tot f 775 benevens vry logies en voeding. Adjudantonderofficieren bij de marine genieten , behalve vrij logies en voeding, f825 a f 875. Bij de marechaussee ontvangt een brigadier te paard ongeveer f 700 's jaars. dus zooveel als het minimum, dat volgens het wetsontwerp een onderwijzer zonder hoofdakte met meer dan twintig dienstjaren zal genieten ; een wachtmeester heeft eene wedde van ongeveer f 830 per jaar , d. i. f 30 meer dan het voorgestelde hoogste minimum voor een onderwijzer met onverplichte hoofdakte: een opperwachtmeester ontvangt f 1000 's jaars of f 50 meer dan het hoogste minimum , dat bij het wetsontwerp aan het hoofd eener school (buiten de vrije woning) wordt verzekerd. In verscheidene andere landen worden de onderwijzers veel beter bezoldigd dan in ons land bij aanneming van het wetsontwerp het geval zal zijn. In Pruissen bedraagt het aanvangssalaris 900 mark en genieten alle onderwijzers negen diïejaarlijksche verhoogingen van 100 mark , terwijl aan allen eene vergoeding voor huishuur wordt betaald van 2O0 mark. De hooiden van scholen ontvangen bovendien eene toelage, die van 200 tot 500 mark bedraagt. In Frankrijk is het aanvangs-salaris voor de zoogenaamde stagiaires 800 francs. Verder zijn er vijf klassen van onderwijzers met 100O. 1200. 1500. 1800 en 2000 francs. De hoofden van scholen ontvangen 200 a -100 francs meer. Aan alle onderwijzers wordt eene vergoeding voor huishuur gegeven, bedragende van 100 tot 2000 francs. In België zijn de gemeenten in vijf klassen verdeeld : de minima der wedden bedragen voor de onderwijzers van 1000 tot 1400 en voor de hoofden van 1700 tot 2400 francs. Alle onderwijzers ontvangen zes vier-jaarlijksche verhoogingen van 100 francs en eene vergoeding voor huishuur, bedragende van 200 tot S00 francs. In het kanton Ziirich wordt betaald 1200 francs als minimum, met 4 verhoogingen van 100 francs, vrije woning, ' 2 Juchart'bouwland en 6 M3. hout. In het kanton Basel-Stadt bedraagt het minimum per wekelijksch lesuur 90 francs. Het minimum wordt geleidelijk nog verhoogd
Il)
f158.
4.J
Wijziging en a a n v u l l i n g v a n enkele b e p a l i n g e n der wet tot regeling van Let lager onderwijs. zoodat het na 18 jaren 120 francs bedraagt, bovendien wordt j worden toegekend. Om dezelfde redenen wenschten deze|leden het salaris na tien jaren met 400 francs en na vnftien j a r e n : aan alle gehuwde onderwijzers vrije woning te verzekeren. nog met 100 francs wordt verhoogd. Andere leden kwamen met n a d r u k tegen deze beschouwingen Achtten de meeste leden verhooging van de t r a k t e m e n t e n ' op. Verhooging van de onderwijzerswedden in verband met het der onderwijzers wensehelijk, tegen de voorgestelde regeling aangaan van een huwelijk en van het aantal kinderen zou werden velerlei bedenkingen geopperd. Geln'k hieronder nader i huns inziens een hoogst gevaarlijk antecedent zijn. H e t zou zal blijken , waren e r , die meenden , d a t h e t voorstel niet ver t aanleiding geven tot a a n d r a n g van de zijde van andere klassen genoeg gaat en die in meerdere of mindere mate instemden met ; van ambtenaren op verhoogingen van dergelijken aard en , als het adres der onderwyzer.-ivereenigingen, en anderen, die meenden, het antecedent eenmaal gesteld i s , zal het zeer bezwaarlijk zyn dat het voorstel in sommige opzichten te ver gaat. De beden- aan dien aandrang geen gevolg te geven. kingen van algeineenen aard waren de volgende. 5°. Sommige leden achtten de b e w e r i n g , voorkomende in 1". Sommige leden waren van oordeel, dat bij de bestaande § 2 iler Memorie van Toelichting, dat ten gevolge van de invoei n r i c h t i n g van het openbaar onderwijs te weinig rekening wordt \ r i n g der Leerplichtwet een grooter aantal onderwijzers uoodig gehouden met de geschiktheid der onderwijzers. M e t v e r w ü z i n g zal zijn, zoodat met het oog daarop de lust om zich voor den naar een artikel van G. A. O. VAN GOOR in de „ Vragen des Tijds" onderwijzersstand te bekwamen behoort te worden aangemoevan November 1900 wezen zy er o p , hoe te Berlijn bijtijds ge- d i g d , minder juist. Immers is e r , naar men meende, tegenzorgd wordt voor verwijdering van ongeschikte personen en hoe woordig een overvloed van onderwijzers; van h e n , die in het daar de hoofden van scliolen worden gekozen uit de meest ge- voorjaar van 1900 h u n n e akte verwierven, hebben er velen nog schikte onderwijzers. Naar de voorgestelde regeling der salarissen geene plaatsing kunnen vinden. zal elk onderwijzer , hetzij hij geschikt zy of n i e t , vermeerdeHiertegen werd door anderen aangevoerd , dat er, vooral op r i n g van t r a k t e m e n t erlangen. Men b e t r e u r d e , dat de Minister ' de bijzondere scholen, nog gebrek aan onderwijzers bestaat. niet getracht heeft zoodanige wijzigingen in de wet te brengen N a a r men meende te w e t e n , zijn in de eerste maanden van als k u n n e n leiden tot bevordering van de meest geschikte onder- dit jaar nog tal van aanvragen tot het erlangen der ontheffing, wijzers en tot verwijdering van ongeschikte elementen uit het bedoeld in het voorlaatste lid van art. 64bis, bn het Ministerie onderwijzerscorps. van Binnenlaudsche Zaken ingekomen. I n de steden moge er 2'. Vele leden achtten het verkeerd , voor het geheele land geen gebrek aan onderwijzers bestaan, op het platteland is dit gelijke minima van traktementen vast te stellen. Voor eene naar de meening dezer leden wel degelijk het geval. uniforme regeling loopen del plaatselijke omstandigheden in de 6". Eenige leden b e t r e u r d e n , dat in de Memorie van Toeverschillende deelen des lands te veel uiteen. Eene j a a r w e d d e , lichting geen overzicht is gegeven van de werkelijke verbetedie bij voorbeeld voor de gemeente Urk voldoende i s , zal voor r i n g e n , die bij aanneming van het wetsontwerp in de bestaande eene gemeente als Amsterdam allicht te laag zijn. De wet beeft traktementen zullen gebracht worden. Hoe moeilijk het is dit erkend door in art. 2(3 op te n e m e n , dat door den K o n i n g , hieromtrent zonder nadere gegevens eenigermate op de hoogte Gedeputeerde Staten geboord, voor elke provincie bepaald kan i te k o m e n , blijkt wel uit het overzicht, gegeven in het orgaan worden , waar en tot welk bedrag de minima der jaarwedden van den Bond van Nederlandsche onderwijzers, van 2 2 F e b r . j l . hooger zullen zijn dan het algemeen wettelijke minimum. Tn- jNaar men m e e n d e , is de Minister tot het geven van een betusschen is deze bepaling nimmer toegepast e n , vergiste men hoorlijk overzicht in s t a a t , aangezien hy daarvoor voldoend zich n i e t , dan hebben de Ministers TAK VAN POOKTVLIET en VAN : materieel bezit in de k a a r t e n , welke in den zomer van 1900 HouTlN v e r k l a a r d , dat toepassing uiterst moeilijk, zoo niet o n - I aan alle onderwijzers ter invulling werden gezonden. Men wenschte mogelijk moest geacht worden. Is dit zoo , dan ware het beter alsnog zoodanig overzicht overgelegd te zien. de bepaling te doen vervallen. T h a n s wordt echter h a n d h a v i n g daarvan voorgesteld en , naar het schijnt, acht dus de t e g e n - jjjs Ten aanzien van de regeling der wedden van de hoofden van woordige Minister toepassing daarvan wèl mogelijk. Men wenschte scholen werden de volgende opmerkingen gemaakt. Sommigen t e vernemen , op welke gronden dit gevoelen steunt. Sommige achtten het minimum van f 750 te laag en wenschten het op leden drongen aan op wijziging in dien zin , dat de b e p a l i n g , f 800 gesteld te zien. Door enkelen werd hierbij aangevoerd , in plaats van facultatief, imperatief worde gesteld. Anderen dat h e t niet wensehelijk i s , dat het hoofd eener school minder achtten dit niet voldoende. Zn wenschten in de wet eene classi- t r a k t e m e n t ontvangt dan een aan die school verbonden onderficatie der gemeenten opgenomen te z i e n , met bepaling van wijzer. Hiertegen werd ingebracht, dat dit naar de voorgestelde verschillende minima voor verschillende klassen van gemeenten. regeling niet kan voorkomen , mits men rekening houde m e t Die classificatie zou zich kunnen aansluiten aan die van de wet de vrye woning of in plaats daarvan verschuldigde vergoeding, op de personeele belasting. Tegen dit denkbeeld werd aangevoerd, die wèl door de hoofden, maar niet door de andere onderdat de classificatie der wet op het personeel te willekeurig s wijzers genoten wordt. om als grondslag te dienen voor de regeling der minima. Door verscheidene leden werd het onbillijk geacht voor de 8°. Met het beginsel der toekenning van periodieke t r a k t e - i ancienniteitsverhoogingen alleen rekening te houden met dienstmentsverhoogingen konden zeer vele leden zich vereenigen , jaren, als hoofd eener school doorgebracht. Als voorbeeld werd m a a r men beschouwde het als eene schaduwzijde van deze gewezen op een onderwijzer, die op 1 J a n u a r i 1866 werd aanregeling , dat de gemeentebesturen daardoor in de verleiding gesteld en met 1 J a n u a r i 1901 tot hoofd eener school werd worden gebracht o m , meer lettende op financieele dan op bevorderd. By het in werking treden der nieuwe regeling op paedagogische overwegingen , aan jongere onderwijzers de voor- 1 J a n u a r i 1902 zal deze onderwijzer slechts één dienstjaar als k e u r te geven boven meer ervarene. Sommigen wenschten ter hoofd hebben. Zy'ne Ü5 dienstjaren als onderwijzer van bijstand uilen echter buiten rekening blijven. Sommigen wenschten wegneiuing van dit bezwaar de periodieke traktementsverhoovoor de hoofden ook de dienstjaren , als onderwijzer van bijstand giugen geheel ten laste van het Rijk g e b r a c h t te zien. 4'. E r waren leden, die de verhoogingen der wedden wilden d o o r g e b r a c h t , te doen medetellen, zoodat hij, die tot hoofd b e regelen in verband met het aaugaan van een huwelijk door den vorderd w o r d t , eene traktementsverhooging van f 50 of f 100 onderwgzer en met het aantal zijner k i n d e r e n . H u n s inziens was h e t erlange. Anderen wenschten wel enkel de dienstjaren als hoofd voor het onderwijs en voor de maatschappij van groot belang, dat de ! doorgebracht in rekening te b r e n g e n , maar, in plaats van vier onderwijzers gehuwd zijn. Men had hier niet enkel het oog op vijfjaarlijksche verhoogingen van f 50, vijf vierjaarlijksche veroverwegingen van zedelijken a a r d , maar ook op de omstandig- hoogingen van hetzelfde bedrag te stellen, zoodat het hoogste heid , dat ongehuwden vaak weinig h a r t voor kinderen hebben minimum op f 1000 wordt gebracht. Deze meeningen vonden en dat men eerst door het bezit van eigen kroost kinderen tegenspraak bij leden, die de voorgestelde regeling voldoende leert begrijpen en liefhebben. Bovendien is verhooging van achtten met het oog op de nevens de geldelijke beloouing aan wedde bij het aangaan vau een huwelijk g e w e n s c h t , ten einde de hoofden toekomende vrije woning. te voorkomen, dat de onderwijzers huwen met vrouwen van Enkele leden wenschten bij de regeling der jaarwedden van minder ontwikkeling dan de hunne. Met deze motieven houdt de hoofden van scholen ook rekening te houden met de grootte het wetsontwerp geene rekening en men wenschte het zoo ge- der scholen, aangezien naar hun inzien de waarneming der wijzigd te z i e n , dat de onderwijzerswedden zouden stijgen bij b e t r e k k i n g meer zorg vereischt en meer verantwoordelijkheid h e t aangaan van een huwelijk en n a a r g e l a n g van het aantal m e d e b r e n g t , naarmate het aantal leerlingen grooter is. Zij wezen kinderen. Hierbij werd herinnerd aan de k i n d e r g e l d e n , die er o p , dat dan ook naar de bestaande en ook naar de voorgeblijkens hoofdstuk VII B der Staatsbegrooting van Rijkswege stelde regeling der subsidiën met de grootte der school r e k e n i n g aan de predikanten van verschillende kerkelijke geziudten gehouden wordt voor de bepaling van het bedrag der Rijks-
Bijlagen.
£158. 4.]
Twcedu timer.
i7
"Wijziging en aanvulling van enkele bepalingen der wei lot regeling van het lager onderwijs.
aitkeeringen. Anderen voerden hiertegenover u n , dat het hoofd eener groote school wel meer administratieve werkzaamheden heeft te verrichten dan het hoofd eener kleine, mair dat in groote scholen door In't hoofd minder onderwijs gegeven wordt dan in kleine, waar hij vaak het onderwijs in een of meer klassen heeft te geven. Met betrekking tot de wedden der klasse-onderwijzers werd door sommigen aangedrongen op het verstrekken van vrije woning of vergoeding voor huishuur aan allen, dioden leeftijd van 28 jaren bereikt hebbeu , op grond dat hiervoor dezelfde.redenen bestaan als voor de toekenning van vrije woning aan de hoofden van scholen. In bedenking werd gegeven de vergoeding voor huishuur te stellen op V5 van het door de wet voorgeschreven traktement. Anderen hadden om financieele redenen bezwaar tegen ueze toekenning. Voorts waren er leden, die meenden, dat de voorgestelde aneienniteitsverhoogiugen op een te laag bedrag zijn gesteld. Voor eenigszins ruimere verhoogingen bestond huns inziens te meer reden, nu de meeste onderwijzers van bijstand geen uitzicht hehben op bevordering tot hoofd. Eenigen wenschten het minimum op f 450 te stellen en de verhoogingen, in plaats van op f 50, op f 75. Omtrent de toekenning van toelagen voor het bezit van hoofden bijakten bestond veel verschil van gevoelen. Ten aanzien van de hoofdakte werd aangevoerd , dat er geene reden bestaat voor het maken van onderscheid tusschen het bezit van eene verplichte en van eene niet-verplichte hoofdakte. De onderwijzer met verplichte hoofdakte heeft in de school geen zwaarder taak te verrichten dan de onderwijzer met onverplichte hoofdakte. Onderwijzers met verplichte hoofdakte worden alleen gevonden in groote scholen, wair ieder ouderwijzer eene afzonderlijke klasse heeft; onderwijzers met niet-verplichte hoofdakte treft men vooral aan in de kleinere scholen, waar meer dan ééne klasse voor rekening van denzelfden onderwijzer komt. Deze leden wenschten , dat het voorstel tot toekenning van eene extra-toelage van f 100 voor het bezit der verplichte hoofdakte zou vervallen en dat de aldus vrijkomende gelden zouden gebruikt worden om de toelage voor alle hoofdakten met f 25 of f 50 te verhoogen. Met betrekking tot de by-akten werd door sommigen aangedrongen op toekenning eener toelage voor het bezit van alle dergelijke akten , op grond dat het wenschelijk is het bedrag der wedden tot op zekere hoogte afhankelijk te stellen van de meerdere of mindere plichtsbetrachting der onderwijzers. Mei dit element rekening te houden is practisch zeer lastig. Bepaalt men enkel, dat zekere verhooging zal worden toegekend bij bijzondere plichtsbetrachting, dan loopt dit, gelijk de ervaring leert, allicht hierop uit. dat die verhooging aan alle onderwijzers wordt toegekend. Het eenige middel om in de gewenschte richting iets te doen, was naar het inzien dezer leden gelegen in de toekenning van toelagen voor het bezit van elke bij-akti', aangezien uit dat bezit blijkt, dat de onderwijzer zich de noodige inspanning getroost ten einde meerdere ontwikkeling te verkrijgen. Anderen wenschten verhouging voor het bezit van eene bijakte , maar alleen ingeval dat bezit aan het onderwijs, dat de onderwijzer geeft, ten goede komt, met name ten aanzien van akten voor de vrije en orde-oefeningen en nuttige handwerken ; ten aanzien van akten in de talen aan scholen waar daarin onderwijs gegeven wordt; ten aanzien van lar.dbouwen teekenakten voor het herhalingsonderwijs, enz. Met betrekking tot de akte voor de vrije en orde-oefeningen werd aangevoerd , dat het onderwijs veel inspanning vordert en dat de onderwijzers, die het geven, meer werk verrichten dan zij, die het niet geven. Met betrekking tot het onderwijs in talen werd opgemerkt , dat véle onderwijzers het in extra-uren moeten geven en dat het aanleiding geeft tot veel ex tra-correctie werk. Vooral ten platten lande wordt voor het onderwijs in de vakken (—f, dat tot voorbereiding strekt voor middelbaar en hooger onderwijs , slechts eene zeer karige vergoeding toegekend. Zoo werd het voorbeeld genoemd van het hoofd eener dergelijke school met uitgebreid leerplan, die slechts f S00 geniet. Verder werd vermeld , dat in eene gemeente bet hoofd eener school, die les geeft in Fransch , Duitsch , Eugelsch , wiskuude en teekenen , eene wedde van f 1200 geniet, terwijl een ander hoofd in dezelfde gemeente , die geen bij-akten noodig heeft, tien schooluren per week minder heeft en een traktement van f 1180 ontvangt, en dat in eene andere gemeente de onderwijzers verplicht kunnen worden acht uren per week extra-les te geven, waarvoor zy dan f 100, dat is slechts ongeveer 25 cent per uur Handelingen der Staten-Generaal
By lagen. 19.0—1901.
ontvangen. Sommigen wenschten voor het onderwijs in de vakken van het meer uitgebreid lager onderwijs en handwerken eene soortgelijke regeling in de wet opgenomen te zien als voor het herhalingsonderwijs, natnelijk betaling per lesuur. Tegen het geven van toelagen voor het bezit van bij-akten werd aangevoerd, dat de onderwijzers daardoor geprikkeld zouden worden zich voor de verkrijging dier akten te veel in te spannen , dikwyls tot schade van eene goede vervulling hunner dagtaak en ook van hunne gezondheid. Vooral bij onderwijzeressen komt het vaak voor, dat zij zich ten gevolge van examenstudie overspannen en hare gezondheid knakken. Bovendien is verhooging voor het bezit van bij-akten voor talen minder noodig , waar de onderwijzers daardoor, althans in de steden, gelegenheid verkrijgen met privaatlessen bijverdiensten te verwerven. Tegen dit laatste werd weder aangevoerd, dat de gelegenheid om privaatlessen te verkrijgen in vele gemeenten niet bestaatTegen het voorstel om voor herhalingsonderwijs ten minste f 0,60 per lesuur te ver/.ekaren , bestond by verscheidene leden bezwaar, aangezien men dit minimum te laag achtte. Men vergelijke hetgeen omtrent de inrichting van dit onderwijs gezegd wordt in § 5 van dit verslag. Anderen konden zich met eene verhooging van het voorgestelde minimum niet vereenigen. Dezerzijds werd beweerd , dat de belooning, welke onderwijzers naar de voorgestelde regeling voor het geven van gewoon onderwijs ontvangen , gemiddeld ongeveer f 0,40 per lesuur zal bedragen. § 4. In aansluiting aan de wenschen van de zijde van vele bijzondere onderwijzers geuit, werd van verschillende zijden aangedrongen op wettelijke regeling van de traktementen dier onderwijzers op gelijken voet als ten aanzien van de openbare onderwijzers geschiedt. Men betoogde, dat, waar de Staat subsidie geeft voor de bijzondere onderwijzers, gezorgd behoort te worden , dat die onderwijzers een behoorlijk salaris ontvangen. Dat verbetering van de salarissen der bijzondere onderwijzers dringend noodig is , bleek, naar men meende. uit eeu onderzoek , ingesteld door de vereeniging van Christelijke onderwijzers „De Unie". Volgens dat onderzoek zouden bij de bijzondere lagere scholen van de onderwijzers niet 10—15 dienstjaren 72 pet. minder dan f 600 verdienen , op welk bedrag de openbare onderwijzers met dien diensttijd naar de voorgestelde regeling aanspraak zullen hebben ; van de bijzondere onderwijzers zonder hoofdakte met 15—20 dienstjaren ontvangen 90 pet. minder dan f 650. Van de bijzondere onderwijzers met hoofdakte, die 10—15 dienstjaren hebben, genieten 66, en van degenen, die 15—20 dienstjaren hebben , 60 pet. minder dan de openbare onderwijzers volgens de voorgestelde regeling zullen ontvangen. Eenige leden wenschten , dat althans aan de onderwijzers een minimum van f 500, benevens eene verhoogiug van f 100 voor het bezit der hoofdakte , en aan de hoofden van scholen een minimum van f 750 zou worden verzekerd. Op het oogenblik zou het stellen vau een minimum van f 500 voor de onderwijzers weinig beteekenen, aangezien dit bedrag in den regel wordt genoten, maar bij vermeerdering van het aantal onderwijzers kunnen er schoolbesturen zijn , die bij het ontstaan van vacatures minder dan f 5 0 0 zouden geven of zelfs in functie zijnde onderwijzers zouden stellen voor het dilemma te kiezen tusschen ontslag of vermindering van traktement. Sommige voorstanders van het bijzonder onderwijs waren in beginsel gekant tegen wettelijke regeling van de wedden der bijzondere onderwijzers. Zij waren van oordeel, dat het niet aangaat bij de wet te beschikken over de kassen der bijzondere scholen en dat wettelijke regeling niet baten zou, indien de schoolbesturen geen geld genoeg in kas hebben om de wettelijk verzekerde bedragen te betalen. Ook betoogde meu , dat zulk eene regeling de vrijheid van het bijzonder onderwijs zou vernietigen. De scho dbesturen zouden dan verplicht kunnen worden door openlegging van bleken of vertooning van quitantiën te bewijzen , dat zij het door de wet verzekerd salaris aan hunne onderwijzers hadden uitgekeerd. Voorts werd beweerd, dat wettelijke regeling niet noodig is, omdat de bijzondere besturen op den duur ook zonder wettelijk bevel gedwongen zouden zijn aan de bijzoudere onderwijzers even hooge salarissen toe te kennen als de openbare onderwijzers ontvangen. Een bijzonder bezwaar tegen wettelijke regeling werd gevonden iu de omstandigheid, dat op vele Iloomsch-Katholieke broeder- -"n zusterscholen het t uderwijs zonder belooniug , bij wijze vau liefdedieust, wordt egeven.
C158.
40
Wijziging en aanvulling van enkele bepalingen der wet tot regeling van het lager onderwijs. Andere voorstanders van het bijzonder onderwijs erkenden
daarentegen, dat wettelijke regeling in beginsel noodig ia te aeliten, wil men voorkomtn, dat de bijzondere onderwijsere, wat ontwikkeling en maatschappelijke politie butreit, bij de
die gemeenten en dat ten gevolge daarvan de traktementen ook in de kleinere gemeenten hooger gestald zullen moeten
worden. Het gevolg van de voorgestelde regeling zou. meende
uien, zijn , dat vele gemeenten, die niet genoeg ontvangen openbare onderwijzers achterstaan. Dat dit niet geschiede, werd krachtens art. 45 der wet. zich tot de Regeering zullen in het belang van het bijzonder onderwijs hoogst wenxhelijk wenden om een nader subsidie krachtens art. 49 te ontvangeacht. Herinnerd werd, dut in liet program van actie der gen , en dat de Regeering in de noodzakelijkheid wordt gegeorganiseerde anti-revohitionnaire partij van 181)7 en ook in het bracht aan zulke verzoeken gevolg te geven. Met laatstgenoemd thans door het centraal comité dier partij ontworpen programma artikel en de daaraan gegeven toepassing was men echter wordt aangedrongen op wettelijke regeling der jaarwedden , /.onder niet ingenomen. Herinnerd werd, dat het in 1S8Ü werd bedat tu^schen openbare en bij/.ondare onderwijzers onderscheid ge- houden met de bedoeling, dat daarvan slechts in bijzondere maakt wordt, liitiissehen achtten ook deze leden wettelijke regeling i gevallen gebruik zou worden gemaakt. Desniettemin is het niet voor uitvoering vatbaar , zoolang niet geheel andere regelen artikel op ruime schaal toegepast. -Men betwijfelde ook , ,.f ,1c omtrent de subsidiën uan het bijzonder onderwijs gesteld worden, ; wijze, waarop de toepassing ge>chiedt, wel in.allen deels kon dan in het wetsontwerp zjjn opgenomen. Opdat de schoolbesturen worden goedgekeurd. Het is voor den Minister zeer lastig na in staat zijn aan de bijzondere onderwijzers gelijke wedden toe te te gaan, of eene gemeente inderdaad een buitengewoon subsidie kennen als de openbare onderwijzers genieten zullen , is het behoett, terwijl (ie verschillende colleges van Gedeputeerde noodig, dut het Kuk de betaling van de traktementen geheel , Staten bij hunne adviezen niet altijd denzelfden maatstaf aauof althans al hetgeen een vast te stellen bedrag overtreft voor zijne rekening neme. Dat het onderwijs aan Koomsch-Kutholieke ; leggen voor de beoordeeliug van die behoelte. Bovendien komt scholen somtijds om niet wordt verstrekt, — iets wat ook op ! het dikwijls voor, dat gemeenten de kosten van het otenbaar Protestantsche scholen voorkomt — beschouwde men niet als onderwijs niet kunnen betalen en subsidie krachtens art. 49 een afdoend bezwaar tegen wettelijke regeling, aangezien het erlangen , omdat zij groote uitgaven doen niet voor dat onderden onderwijzers, aan wie krachtens de wet een zeker salaris wijs, maar voor allerlei andera doeleinden. Zoo is het voorgewordt uitgekeerd, altijd zal vrijstaan dat bedrag geheel of ge- komen , dut eene gemeente aan zulk subsidie behoefte bad ten gevolge van de subsidiën , welke zy verleende voor den aanleg deeltelijk weder in de schoolkas terug te storten. van stoomtramwegen. Eenige leden wenscbten art. 49 te doen Eenige voorstanders van liet openbaar onderwijs erkenden, vervallen en daarnevens bij de wet of bij algemeenen maatregel dat h t t , zonder verhooging van de voorgestelde subsidiën voor van bestuur zoodanige regelen voor de uitkeeringen wegens het bijzonder onderwijs, voor de schoolbesturen niet mogelijk schoolbouw gesteld te zien , dat de gemeenten eene hoogere zou zijn aan de bijzondere onderwijzers gelijke wedden te betalen bijdrage ontvangen, naarmate zjj in minder gunstige financieele als de openbare onderwijzers zullen genieten. Zjj verklaarden , omstandigheden verkeeren. Indien er dan nog enkele gemeenten mits dan ook uun de gemeenten gelijke verhooging werd toe- overbleven, die door de kosten van het lager onderwijs te zwaar gestaan , tegen ruimere verhooging van de subsidiën aan het gedrukt worden , konden zjj subsidie ontvangen uit den post bijzonder onderwijs dan voorgesteld werd geen bezwaar te hebben, voor onderstand aan noodlijdende gemeenten. indien daardoor zekerheid werd verkregen, dat aan de bijzondere Tegenover het betoog, dat vele kleinere gemeenten te onderwijzers behoorlijke belooningen worden toegekend. weinig zullen ontvangen, werd door anderen t-pgemerkt, Anderen verklaarden daarentegen met verdere verhooging dat, indien in zulke gemeenten voor de jaarwedden van der subsidiën voor het bijzonder onderwijs, dan door den Mi- sommige onderwijzers niet onbelangrijke uitgaven zullen te nister is voorgesteld, in geen geval te kunnen medegaan. doen znn, niet vergeten moest worden, dat zy voor eiken onderwijzer, dus ook voor die. wier wedde niet verhoogd § 5. Verscheidene leden waren van oordeel, dat de voorge- behoeft te worden , f 60 meer zullen ontvangen. Gewezen werd stelde verhooging der subsidiën voor bet openbaar onderwijs op eene kleine gemeente . waar naar het wetsontwerp voor verniet als eene voldoende tegemoetkoming kan worden beschouwd hooging der wedden f150 zal moeten worden uitgegeven, terwijl in de meerdere uitgaven , welke voor de gemeenten uit de voor- zij 8 x f GO of f 480 meer zal ontvangen. Sommige leden drongen er op aan, dat het Kijk de auciennigestelde verhooging der onderwijzerswedden en de invoering der Leerplichtwet zullen voortvloeien. Het gevolg van de uniforme teitsverhoogingen en die voor het bezit der hoofdakte geheel regeling der uitkeeringen zul zijn, dat, terwijl sommige ge- voor zijne rekening zou nemen. Gelijk reeds vermeld werd, meenten meer zullen ontvangen dan noodig i s , de uitkeering achtte men dit ook noodig om te voorkomen, dat de gemeenten voor andere naar verhouding tot hetgeen zij naar aanleiding van de voorkeur geven aan onderwijzers, die weinig dienstjaren de verhooging der onderwijzerswedden en de invoering der Leer- tellen en geene hoofdakte bezitten, terwijl het in het belang van plichtwet hebben uit te geven, zoo gering zal zijn , dat zij buiten het onderwijs wenschelijk is, dat geoefende schoolmannen den staat zijn in die uitgaven te voorzien. Evenals bij de bepaling voorrang hebben boven jonge onderwijzers. Tegen de berekening, vjorkomeude op bladz. 10 en 11 van der minima van de wedden der onderwijzers, behoorde ook hier met het verschil van plaatselijke omstandigheden rekening ge- de .Memorie van Toelichting, werden verschillende bezwaren houden te worden, zoodat de bijdragen vaL. den Staat geregeld ingebracht. In de eerste plaats is daarbij geen rekening gehouden worden naar verhouding van de salarissen , welke in de ver- met de verhooging van f 100 voor onderwijzers met verplichte schillende gemeenten worden betaald. Daartoe weuschten som- hoofdakte, die den 2Sjarigen leeftijd hebben bereikt. In de migen , evenals voor de regeling van de minima-wedden , eene tweede plaats is bij die berekening als grondslag gebezigd het classificatie der gemeenten, zich aansluitende aan die , geldende bestaand aantal onderwijzers niet onverplichte hoofdakte, terwijl er op gerekend behoort te worden , dat na de aanneming van voor de personeele belasting, in de wet opgenomen te zien. Eenige leden meenden, dat de voorgestelde regeling vooral het wetsontwerp vele onderwijzers, niet het oog op de verhooging nadeelig zal zijn voor groote gemeenten, omdat in die gemeenten hunner wedde met f 100 , die akte zullen anihieeren. In de derde5 nieuwe scholen gebouwd zullen moeten worden en de inrichting plaats is het door den Minister verkregen cijfer van f 61,4a op 12 923 onderwijzers van het herhalingsonderwijs daar tot hooge uitgaven aanleiding per onderwijzer afgerond tot f 60, hetgeen een verschil maakt van f 18 802.963. In de vierde plaats werd zal geven. Anderen waren daarentegen van oordeel, dat de groote ge- door enkele leden aangevoerd, dat het cijfer van f GO te laag meenten door de voorgestelde regeling juist te zeer worden bevoor- is, omdat het aantal jonge onderwijzers in de eerste jaren relatief deeld. In die gemeenten bedragen de jaarwedden der onderwijzers zal dalen en het aantal onderwijzers die in aanmerking zullen reeds meer, dan bij het wetsontwerp wordt voorgeschreven, komen voor eene of meer verhoogingen, in dien tijd zeer sterk terwy'1 zij voor eiken onderwijzer f 00 meer zullen ontvangen. zal rijzen. Teu bewijze hiervan werd het volgende staatje In de meeste groote gemeenten bestaan bovendien reeds inrich- overgelegd : tingen voor herhalingsonderwijs. Daarentegen zullen , naar het op U a n . 1880, 1 Jan. 1890, U a n . 18.5, U a n . 1901. gevoelen van verscheidene leden , de kleinere geineeuten te weinig ontvangen, omdat daar voor verhooging van jaarwedden groote bedroeg het aansommen zullen moeten worden uitgegeven. Er zijn vele scholen , tal hoofden . . . 2729 2930 301S 3100 waar de wedde van het hoofd thans slechts f 700 bedraagt. 8001 916G 9823 Deze wedden zullen vaak op f 900 gebracht moeten worden, onderwijzers. . . 4076 terwijl de gemeenten slechts f 00 voor elk dier hoofden meer zullen ontvangen. Hierbij komt, dat de bevoordeeling der groote Totaal . . . 6805 10931 12184 12923 gemeenten zal medewerken tot opdrijving der traktementen in
[15S.
4.|
10
AVijziging en aanvulling van enkele bepalingen «Ier wet tot regeling van het lager onderwijs. De toeneming wal dus in het eerste tiental,jaren 201 hoofden in andere vakken dan op de gewone lagere school onderwezen en 8925 onderwijzers; in de eerste helft van het tweede tiental worden . kan dit geer gewenscht zijn. Zulk eene herhalingsschool HH hoofden en 1108 onderwijzen en in de tweede helft van dit kan echter wel zes of meer klassen bevatten en voor deze gevaltiental B'£ hooiden en tJ57 onderwijzen. Biernit werd afgeleid; len is het s!c!l«'ii van een maximum van 192 lesuren persehoo] dat men niet op de cijfers van 1 .lanuari 1001 kan afgaan om eene berekening voor de toekomst te maken. Deze leden meenden , dat het heter ware geweest, indien de Miuisti r, uitgaande VSO v.yii voornemen om de helft der door hem gewenschte verhoogmgen aan de gemeenten uit te keeren, de berekening had opgesteld als volgt. Voor eiken onderwijzer moet meer worden betaald : voor de eerste vijf dienstjaren.
. . 5 x i
0 — f
,
tweede ,
5 x
25 —
125
,
,
d.rde
5 X
50 =
250
„
,
vierde
5 X
75 =
875
,
,
laatste 25 dienstjaren . . . 25 x
100 =
2 500
Dus voor 45 dienstjaren
vergoeding op 80 cent per lesuur. Volgens de .Memorie van Toelichting zou dat zijn 50 pet. van de bij de wet bepaalde minimum belooning, maar hier is voorbijgezien,dat bij art. 20/meen minimnmbelooning alleen gesteld wordt voorde onderwijzen, die ingevolge art. 20 eene vaste jaarwedde genieten en niet voor vak-onderwijzers. Voor het onderwijs van laatstbedoelde!] en ook van de
0
,
,
onbillijk te achten. In de tweede plaats had men be/.waar tegen de bepaling der
gewone onderwijzers, wier wedde ingevolge het tweede lid van art. 20 bit op een hooger bedrag dan 60 cent per lesuur gesteld wordt, is eene vergoeding van 80 cent al zeer gering. Het gevolg der voorgi stelde regeling zou dan ook zijn , dat de gemeenten om financieele redenen genoopt werden het herbalingsonderwijs zich te laten bepalen tjt zuivere herhaling van het reeds gegeven onderwijs, opdat het herhalingsonderwijs geheel kan worden verstrekt door de gewone onderwijzers. Dit ware echter zeer te betreuren. Gelijk b(j de behandeling der Leerplichtwet is uiteengezet, moet het wenschelijk worden geacht, dat in het herhalingsonderwijs ook worde begrepen onderwijs in vakken, welke uit een practisch oogpunt voor de leerlingen van belang zijn, zooals in landbouwkunde, handteekenen, timmeren , enz. Eenige leden wezen in het bijzonder op het figuratie\e teekenen, dat de phantasie der leerlingen prikkelt en de ontwikkeling der kunstindustrie zal kunnen bevorderen. Wanneer een gemeentebestuur of het bestuur eener bijzondere school voor zoodanig onderwijs bekwame vakmannen wil aanstellen , zal het een zoo hoog salaris moeten betalen, dat eene vergoeding van f 0,30 per uur veel minder dan de helft van het bedrag zal uitmaken.
f 3 250
Rekent men verder, dat de onderwijzers gemiddeld op 23jarigen leeftijd de hoofdakte verkrijgen en dat de helft der onderwijzers die zullen verwerven , dan komt hij het bedrag van 05 2° f 3250 nog ' X f 50 = f 1050, waardoor het totaal wordt A f 4300. Trekt men hiervan wegens het verlaten van den onderwyzersstand , overlijden, enz. _ af, dan blijft het totaal 5 over 45 jaren f 3440 of f 76,44 per jaar. Door eenige leden werd gewenscht, dat aan de gemeenten, die hoogere salarissen geven dan de wet vereischt, een zeker deel Tan die meerdere kosten zou worden vergoed. Dit zou voor de gemeenten een prikkel zijn om boven het wettelijk minimum te gaan.
Ten aanzien van de uitkeering voor schoolbouw werd door sommigen bezwaar gemaakt tegen de uitkeering van '/i van het kapitaal. Bij deze regeliug wordt geen rekening gehouden met de omstandigheid , of en in hoeverre de gebouwen bij voortduring voor het geven van lager onderwijs gebruikt worden. Wordt aan het gebouw eene andere bestemming gegeven , dan behoudt de gemeente het gebruik zonder aan het Rijk eenige restitutie voor het uitgekeerd aandeel in de kosten van den bouw verschuldigd te zijn. Men achtte daarom uitkeering eener jaarrente, naar een vast bedrag per kind, zoodat het bedrag stijgt ot daalt naar gelang van het aantal ter school gaande kinderen , verkieslijk.
Zonderling werd het geacht het geven van vergoeding geheel uit te sluiten, wanneer de onderwijzer, die het herhalingsonderwijs geeft, geen diploma bezit. Wanneer bij voorbeeld onderwijs in het timuiereu verstrekt wordt, moet het wel gegeven worden door een onderwijzer zonder diploma, maar het is niet in te zien , waarom dan voor het onderwijs geene vergoeding zou worden gegeven. Eene andere vraag is, of niet het bezit van een diploma voor het onderwijs in dat en andere dergelijke vakken zou behooreu voorgeschreven te worden. Eenige leden bepaalden zich tot het uitspreken van den weusch , dat de vergoeding per lesuur op f U,Ö0 zou worden gesteld. Een ander lid verlangde de bijdrage op de helft der werkelijke kosten te bepalen. Hiertegen werd echter aangevoerd , dat de gemeenten op die wijze de beschikking over 's Rijks schatkist zouden erlangen. Enkele leden weuschten aan het schooltoezicht en in hoogste instantie aan den Minister eene beslissende stem ter zake van de regeling van het herhalingsonderwijs toe te kennen. Geschiedt dit, dan kon huns inziens de bijdrage op de helft der werkelijke kosten worden bepaald . aangezien dan het bezwaar zou vervallen , dat de sleutel der schatkist in handen der gemeenten wordt gegeven. Verder werd nog opgemerkt, dat de vergoeding zal worden gegeven onafhankelijk van het aantal kinderen, dat van het herhalingsonderwijs gebruik maakt. Indien een gemeentebestuur onderwijzers en scholen aanwijst voor zoodanig onderwijs, zal de vergoeding verschuldigd zijn, ook al melden zich slechts zeer weinige of geen kinderen daarvoor aan. Enkelen beschouwden het als eene ernstige leemte in de Leerplichtwet. dat niet bepaald is, hoe groot het minimum aantal kindereu moet zijn, waarvoor op inrichting eener school voor herhalingsonderwijs aanspraak gemaakt kan worden.
Tegen de regeling van de vergoeding voor het geven van herhalingsonderwijs werden verschillende bezwaren geopperd. Vooreerst achtten vele leden het onjuist het maximum lesuren , waarvoor eene bijdrage wordt verleend, op 192 per jaar en per school te stellen. Naar het schijnt, is de Regeering uitgegaan van de meening, dat er op elke herhalingsschool slechts twee klassen zullen zijn en heeft zij aan de mogelijkheid van pirallelklassen niet gedacht. In verschillende gemeenten zal echter waarschijnlijk niet in alle scholen, maar in slechts enkele herhalingsonderwijs worden gegeven . zoodat de leerlingen , die verschillende lagere scholen bezochten, dezelfde herhalingsschool zullen bezoeken. Met het oog op de leermiddelen en de inrichting van de herhalingsschool tot het geven van onderwijs
§ 6. De voorgestelde regeling der subsidiê'n voor het bijzonder onderwijs werd door bijna alle voorstanders van dat onderwijs als onvoldoende beschouwd. Men wees er met nadruk op, dat door die regeliug de bij de behandeling der Leerplichtwet door den Minister van Binnenlandsche Zaken herhaaldelijk, mede namens de geheele Regeering, gedane belofte, niet wordt ingelost. De Minister verklaarde, dat hij, voor zoover het van hem afhing, zou zorgen , dat door de invoering van de Leerplichtwet het bijzonder onderwijs financieel niet van slechter conditie zou worden. De voorgestelde verhooging der subsidiê'n is echter wel eene tegemoetkoming in, maar geenszins eene vergoeding van de meerdere kosten, welke de invoering der Leerplichtwet aan het bijzonder onderwijs oplegt. Die invoering zal, gelijk de
Sommige leden hadden er bezwaar tegen, dat ook bij de voorgestelde regelina, zij bet ook in mindere mate dan naar de bestaande, de uifkeeriugeu voor hoofden en onderwijzers stijgen zullen naar de grootte der scholen. Zij waren van oordeel, dat groote scholen om paedagogische redenen geene goedkeuring verdienen , terwijl bovendien de zwaarte der taak van hoofd en onderwijzers niet afhangt van de grootte der school en de salarissen dus ook niet hooger behooreu te zijn naarmate het aantal leerlingen grooter is. Anderen meenden, dat groote scholen geene afkeuring verdienen, mits slechts gezorgd worde, dat iedere klasse een afzonderlijken onderwijzer hebbe. Ook vereenigden verscheidenen zich met het betoog des Ministers, dat het niet gewenscht is met de bestaande regeling geheel te breken.
\ | j j j !
211
[138. 4J Wijziging on aanvulling van enkele bepalingen der wet tot regeling van het lager onderwijs.
Memorie van Toelichting erkent, uitbreiding van personeel en van materieel noodig maken, [n de kosten rsn de bezoldiging der
groot wordt, is bet gevaar niet gering, dat zulke onderwijzers Eet bijzonder onderwijs zullen voorbijgaan of' misschien zelfs nieuw aangestelde onderwijzers en vin den bouw der nieuwe verlaten, ten einde eene plaatsing aan eene openbare school sebolen zal echter door bei Kijk sleehts eene tegemoetkoming aan te nemen. In zooverre het wetsontwerp tot zulk eene vergegeven worden. , Het spreekt vanzelf"— zoo leest men in loochening van beginselen verlokt, had het naar de meening de Memorie van Toelichting op blads. 5, — ,dat de finaneieele van oen lid eene onzedelijke strekking. Sommigen gaven der positie minder gunstig wordt, naarmate liet personeel meer moet Regeering in overweging de voorstellen betreffende de onderworden uitgebreid, omdat wel voor eiken onderwijzer meer eene wijzerswedden alsnog terug te nemen. evenredige bijdrage wordt toegekend, maar eene bijdrage die Erkend werd, dat de voorgestelde regeling voor de byzondere geenszins alle kosten dekt. Anders zou het, trouwens ook niet scholen in groote steden, waar de jaarwedden der onderwijzers meer zijn eene bijdrage, maar eene volledige vergoeding van in den regel hooger zijn dan bn het wetsontwerp voor de openkosten." Het is eehter — voor zooveel betreft de uitbreiding bare onderwijzers wordt voorgeschreven , in deu eersten tijd , van personeel en andere uitgaven, die van de Leerplichtwet bet bepaaldelijk wegens de nieuwe bijdrage in de kosten van schoolgevolg zijn --.juist eene volledige vergoeding, welke in de bouw , voordeelig zal zijn. Maar men vreesde, dat dit voordeel herhaaldelijk gedane en, naar men mag aannemen, in wel zou leiden tot vermindering van de particuliere bijdragen ter overwogen bewoordingen vervatte verklaring der Regeering werd instandhouding der scholen en dat, als later behoefte ontstaat toegezegd. aan vermeerdering der bijdragen , de thans met zooveel moeite Ook voor het herhalingsonderwijs wordt slechts een deel der aangeleerde kunst vau geven blijken zal verleerd te zijn. kosten vergoed. Zelfs als het uitsluitend gegeven wordt door Voorts werd opgemerkt, dat, waar gemeenten en bijzondere de onderwijzers der bij'.ondere school tegen een salaris van schoolbesturen genoodzaakt worden nieuwe uitgaven voor het f 0.00 per lesuur, bedraagt de vergoeding minder dan de onderwijs te doen , de moeilijkheden niet gelijk staan. De gehelft der kosten, want de uitgaven voor leermiddelen, licht., meenten kunnen de nieuwe uitgaven dekken door het gemakvuur, schoonmaken, enz. zullen geheel voor rekening van het kelijke middel van verhooging vau den hoofdelijken omslag, bijzonder onderwijs blijven. Voorts is in het geheel geen reke- terwijl de bijzondere besturen het benoodigde uit vrijwillige giften ning gehouden met de velerlei lasten, die de Leerplichtwet aan hebben bijeen te brengen. Bovendien hebben de voorstanders het personeel der onderwijzers oplegt, zonder daarvoor eenige vau het bijzonder onderwijs hun aandeel iu verhooging van den vergoeding te geven. Ten aanzien van de openbare onderwijzers | hoofdelijken omslag, die mede de bhV.ondere onderwijzers treft, kan men nog zegfen, (fat zy in dienst zijn der overheid, maar te dragen e n , waar zij op die wijze tnedebetalen in de kosten dit geldt voor de bijzondere onderwijzers niet. van een door hen niet gewenscht onderwijs, zijn zij dientenZelfs als, gelijk in de Memorie van Toelichting geschiedt, gevolge minder goed in staat gelden af te zouderen voor het „het bijzonder onderwijs iu zijn geheel genomen wordt", is de onderwijs, dat hunne sympathie heeft. voorgestelde regeliug dus onvoldoende te achten. Maar opdat Bij de bespreking der vraag , hoe iu de voorgestelde regeling aan de gedane toezegging in werkelijkheid voldaan worde , is het verbetering gebracht zou kunnen worden , werd vooropgesteld , noodig, dat elke bijzondere school op zich zelve wordt genomen. dat het eenige middel om tot e?ne finale oplossing van de schoolEr zijn vele bijzondere scholen, die met veel moeite iu stand worden quaestie te komen is in den zin vau het Unie-rapport de minigehouden. Waar ten gevolge van de Leerplichtwet het aantal male kosten zoo van het opeubaar als van het bijzonder onderleerlingen toeneemt, terwijl geene verhooging van de giften wijs ten laste van het Rijk te brengen. Ten aanzien vau het verkregen kan worden en de finaneieele toestand van de ouders openbaar onderwijs zou deze regeling geen groote beteekenis der leerlingen vaak niet toelaat schoolgeld te vorderen of het hebben, want of de ingezetenen betalen aan de gemeente of schoolgeld te verhoogen, zullen de financiën der bijzondere aan het Rijk, maakt voor hen geen verschil. Meent de Rescholen, ondanks de voorgestelde verhooging vau het Rijkssubsidie, geering bij deze herziening niet zoover te kunnen gaan, dan geheel in de war gebracht worden eu zal het voortbestaan van wensehte men, dat althans het alterum tantum van de minima, zulke scholen dikwijls onmogelijk zijn. Inzonderheid geldt dit voor de openbare onderwijzers gesteld , voor eiken bijzonderen vau kleine scholen, waarvan het aantal leerlingen tot dusverre onderwijzer zou worden uitgekeerd en dat voorts alle verom en bij de 40 gehouden wordt. Xeernt dit aantal ten hoogingen boven die minima geheel ten laste van het Rijk zouden gevolge van de Leerplichtwet toe, dan zullen de uitgaven voor komen. In verband met het voorafgaande verd nog opgemerkt, uitbreiding van personeel, welke na aftrek der Rijksbijdrage dat, indien — gelijk in § G der Memorie van Toelichting wordt Toor rekening van liet schoolbestuur blijven, in vele gevallen ge/.ejd — dit wetsontwerp moest beschouwd worden als bevatzeer drukkend zijn. Hetzelfde zal het geval zijn, indien eene tende toekenning van eene billijke vergoeding en deu uitersten school met minder dan 40 leerlingen moet worden verbouwd, eisch, welke aan 's Rijks schatkist kan gesteld worden, het wetsten einde daarop b.v. 45 leerlingen te kunnen plaatsen. Zulk ontwerp onaannemelijk geacht zou moeten worden. De tegemoeteene verbouwing zal allicht f 2000 i f 3000 kosten. De jaar- koming welken het ontwerp aan het bijzonder onderwijs biedt, bjksche bijdrage in de kosten van schoolbouw zal voor de kon , meende men , alleen aangenomen worden op afrekening verbouwde school eehter slechts f G3.Ö0 bedragen, hetgeen lang van hetgeen, waarop dat onderwijj in billijkheid aanspraak kan niet voldoende is om de kosten der verbouwing te dekken. maken. Gelijk in § 1 van dit verslag is vermeld , waren er onder < )ok voor ouders vau kinderen . die de bijzondere school bezoeken, de voorstanders van het bijzonder onderwijs, die meenden, dat zal de onvoldoende vergoeding, die het wetsontwerp bevat, het thans gedane aanbod niet aannemelijk kan worden geacht. nadeelig zijn. Het kan voorkomen, dat ouders, die hun kind reeds van school namen en in de eigen verdienste van dat kind Andere leden waren van meening, dat de toezegging der eene bijdrage vinden tot bestrijding der huishouding, thans door de Leerplichtwet gedwongen worden dat kind weder naar school Regeering, waarvan in de voorafgaande beschouwingen sprake te zenden. Toelating op eene bijzondere school zal dan echter was . door de voorstanders van het bijzonder onderwijs in al wellicht slecht"" tegen betaling van een hooger schoolgeld ver- te letterlijken zin is opgevat. De bedoeling der Regeering is kregen worden . wanneer de school ondanks de voorgestelde TUT- geweest te zorgen', dat het bijzonder onderwijs tegenover het openhooging van het Rijkssubsidie Tan slechter conditie geworden is. baar onderwijs ten gevolge van de Leerplichtwet financieel niet in slechter verhouding zou komen dan het was naar de wet van 1889. Vooral klemt dit, nu aan het bijzonder onderwijs tevens nieuwe Het voorstel gaat verder dan naar dit standpunt noodig is, lasten zullen worden opgelegd ten gevolge van de voorgestelde want niet enkel zijn , nevens de voorstellen tot verhooging van regeling der wedden van do openbare onderwijzers, welke, naar de uitkeeringen voor de openbare onderwijzers, voorstellen gemen meende. geenszins kan worden gemotiveerd door een beroep daan tot verhooging van de uitkeermgeu voor de bijzondere op de Leerplichtwet, liet noodzakelijk gevolg van de verhooging onderwijzers, maar bovendien zijn bijdragen iu de kosten van van die jaarwedden zal zijn , dat ook de wedden der bijzondere schoolbouw voorgesteld, ofschoon de Regeering zich in 1889 onderwijzers gaandeweg verhoogd moeten worden. Reeds thans van het voorstellen daarvan onthield, om redenen, die nog k i-t het aan de schoolbesturen veel moeite de noodige onder- steeds van kracht zijn. Eenige leden konden zich daarom in bewijzers te verkrijgen. Die moeilijkheid zal nog toenemen, als het ginsel niet vereenigen met het toestaan van deze bijdragen, die, peil der onderwijzerswedden ten gevolge van de aanneming van huns inziens, wellicht ook niet in het belang van bet bijzonder het wetsontwerp gestegen zal zijn. Vele besturen missen echter onderwijs waren , omdat zij verscherping van het Regeeringsde middelen tot rerhooging der salarissen. Thans zijn er vele toezicht met zich moeten brengen. In elk geval meende men , bqzondere onderwijzers, «lic zich ter wille van hunne over- dat de Regeering hare belofte op royale wijze had ingelost. tuiging getroosten mi- der traktement te ontvangen dan hunne Sommigen , ofschoon bereid in eene verhooging vau de subcollega's van het opei oaar onderwijs, maar als het verschil te
Ktllagen.
|15S.
4.J
Tweede Kampr, 8 i
Wijziging en aanvulling van enkele bepalingen der wet tot regeling van het lager onderwijs. sidiën voor het bijzonder onderwijs te bewilligen , kwamen met nadruk op tegen de voorstelling der Memorie van Toelichting, dat de regeling van 1889 als een compromis tusschen de ver schillende partijen zou zyn te beschouwen. Deze leden achtten dit geheel onjuist, aangezien eene aanzienlijke minderheid zich tegen de herziening van 1889 heeft verklaard en ofschoon zij den toen gevoerdeu strijd niet wenschten te heropenen , kouden deze leden tocli niet nalaten te verklaren , dat zy de juistheid van het beginsel, dat aan de wet van 188!) ten grondslag werd gelegd , geenszins erkenden. Voorts werd aangevoerd , dat bij de door andere leden gele verde beschouwingen over de slechte conditie, waarin het bijzonder onderwijs na aanneming van het wetsontwerp zou geraken, een te nauw verband is gelegd tusschen de nieuwe uitgaven welke noodig zullen zijn en de Leerplichtwet. Op gemerkt werd , dat die wet de bijzondere schoolbesturen volstrekt niet dwingt meer leerlingen op hunne scholen toe te laten en de schoolgebouwen voor de toelating van meer leerlingen in te richten. Bovendien is het absolute verzuim niet van dien aard, dat vele nieuwe seholeu en vele nieuwe onder wijzers noodig zouden kunnen zijn. Ver Ier achtte inen het ontnogelyk niet den toestand van iedere bijzondere school rekening te houden en vereenigde men zich met het betoog der .Memorie van Toelichting, dat het bij zonder onderwijs bij de regeling der subsidiê'n als een geheel geno men moet worden. Indien er overigens bijzondere scholen zijn, die, ondanks de voorgestel ie regeling, in slechter conditie komen, dan zullen het voornamelijk die scholen zijn, waarthansop onvoldoende I wyze voor het onderwijs en voor de onderwijzers gezorgd wordt. Dat de voorgestelde regeling eene belangrijke verhoogiug van de ! subsidiën voor het bijzonder onderwys bevat, blijkt, als men in ' aanmerking neemt, dat vo >r tegemoetkoming wegens bouwkosten ' ongeve'-r 2 ton zal worden uitgekeerd en dat het totaal der subsi diën van ongeveer 12 ton, al dadelijk tot 17 ii 18 ton zal stijgen. ' Betoogd werd , dat vooral de kleine scholen in beter conditie , zullen komen. Eene school met één onderwijzer ontvangt thans f 250 en zal naar de voorgestelde regeling kunnen ontvangen i f 86 • -f- f 40 voor schoolbouvv + f 50 voor herhalingsonderwijs , :| eene vermeerdering dus van f200. De vrees werd dan ook uitgesproken . dat de voorgestelde regeling een groot aantal scholen zal doen ontstaan, waar één oaderwyzer alle klassen moet leiden. Zulke scholen zijn te recht door eeD Duitsch opvoedkundige „paedagogisehe Jammergestalten" genoemd. Eene school met twee leerkrachten zal kunnen ontvangen f 3(50 -f-f 260 + f 65,50 voor schoolbouw ■+■ f 50 voor herhalingsonderwijs, dat is te ■amen f 735,50. Wil men eene school met één leerkracht, waar- | voor thans een subsidie van f 250 wordt uitgekeerd, na de aanneming van het wetsontwerp omzetten in eene school met twee leerkrachten, dan zal voor die omzetting eenejaarlijksche b ite van f 485,50 worden genoten. Men was van meeuing, dat i de voorstanders van het bijzonder onderwijs alleszins reden hadden I met zulk eene tegemoetkoming tevreden te zyn. Met betrekking tot het voorgestelde subsidie in de bouwkosten wer len de volgende opmerkingen gemaakt In de eerste plaats werd aangevoerd, dat het bijzonder onder wijs naar de voorgestelde reaeling achtergesteld blijft bij het openbaar onderwijs. De gemeenten ontvangen toch ll% van de kosten van het stichten , koopen of verbouwen van de schoollokalen. Het gevolg van deze regeling is , dat telkens als eene school verbouwd of door eene nieuwe vervangen wordt, opnieuw Vi van de bouwkosten wordt uitgekeerd. Voor de bijzondere scholen zal echter niet meer vergoed worden dan de rente van '/» der som. waarop de oorspronkelijke kosten van stichting geschat worden. Om gelijkstelling te verkrijgen behoorde aan het cijfer der per kind berekende bijdrage een zeker bedrag toegevoegd te worden voor de kosten van vervanging en verbouwing der schoolgebouwen. Anderen wil.len bij de 4 pet. rente, waarop de berekening van het ontwerp steunt, een percentage gevoegd zien voor annuïteitsgewyze aflossing van het voor den bouw bestede kapitaal. In de tweede plaats haddeu vele leden bezwaar tegen het voorstel om de uitkeering van het subsidie afhankelijk te stellen van nadere voorschriften , ten aanzien vau den lichamelijken inhoud , de verlichting , de verwarming en de luchtverversching der sehoolvertrekkeii bij algemeenen maatregel van bestuur te stellen. Met een bero-p op de van den Minister KAPPKYNK VAN DE COPI'ELLO afkomstige r>geling betreffende den bouw en de inrichting van schoo lokalen, betoogde men, dat er wel reden bestaat om voor het stellen van te strenge regels te vreezen. Handelingen der Staten-Generaal.
Bijlagen. 1900—1901.|
In de ministeneele bureaux wordt met de eisenen der practyk vaak niet genoeg rekening gehouden. Worden in den alge meenen maatregel van bestuur strenge voorwaarden gesteld, dan zal het gevolg zijn , dat ;ele schoolbesturen geen subsidie in de bouwkosten zullen ontvangen. In het byzonder dienen ten aanzien van de bestaande .schoolgebouwen geen hooge eischen gesteld te worden. Die gebouwen zijn gewoonlijk uit zeer beperkte middelen gebouwd; gaat men de besturen nu dwingen tot belangrijke rerbouwiugen, ten einde het subsidie in de bouwkosten te verwerven , dan zal het profijt van dat subsidie gedurende vele jaren teloorgaan. Men wenschte de geheele regeling van de voorwaarden , waaronder het subsidie zal worden uit gekeerd , in
22
[158. 4.J Wijziging en aanvulling van enkele bepalingen der wei tot regeling van het lager onderwijs.
Waar in de Memorie vun Toelichting een zoo nauw verband wordt lid van het artikel geschrapt te zien. Anderen drongen aan gelegd tusschen dit wetsontwerp en de herziening van het tarief op verduidelijking, opdat vaststa, dat de minima verhoogd Tan invoerrechten, vond men grond tot het stellen der vraag, kunnen worden voor elke gemeente en ook voor bepaalde geof de Regeering soms bedoelt, dat de voorgestelde wijzigingen van deelten eener gemeente. Naar men betoogde, kunnen de oeconode onderwijswet niet zullen worden ingevoerd , tenzij liet wets- mische omstandigheden binnen de grenzen eener gemeente zco ontwerp betreffende de invoerrechten eveneens tot wet zal zijn zeer verschillen , dat het billijk is de minima in het eene geverheven. Men voegde bieraan echter toe, dat eene bevestigende deelte hooger te stellen dan in het andere. beantwoording niet wel te rijmen zou zijn met art. 4 van dit Het voorstel om voor de vergoeding wegens gemis van vrye wetsontwerp, aangezien daarin bepaalde datums worden genoemd woning een minimum te stellen vond toejuiching, maar vervoor de inwerkingtreding der voorgestelde bepalingen. Anderen scheidene hden meenden, dat met dit voorstel niet volstaan waren van meening, dat de stijging der gewone middelen te kan worden , omdat daardoor niet voorkomen wordt, dat de onzeker en te wisselvallig is, dan dat men daarop zou kunnen gemeente eene vrije woning beschikbaar stelt, die onvoldoende rekenen ter voorziening in de uitgaven , welke aanneming van is. De onderwijzer wordt dan ge>teld voor de keuze om M die dit wetsontwerp zal medebrengen. ongeschikte woning te betrekken of in het geheel geene verVoorts werd nog gevraagd , of de aan het slot van § (3 der goeding voor huishuur te ontvangen. In overweging werd geMemorie van Toelichting voorkomende verklaring, dat met dit geven te bepalen . dat ondanks bet aanbod eener vrije woning wetsontwerp „de uiterste grens is bereikt, die aan de schatkist vergoeding voor huishuur verschuldigd zal zy'L . indien de districtskan worden gesteld" enkel betrekking heeft op de subsidiën schoolopziener de aangeboden woning nier, voldoende acht. Van voor het bijzonder onderwijs, dan wel ook op de subsidiën voor andere zijde werd aanbevolen te bepalen , dat de vrije woning j eene huurwaarde van ten minste f 150 moet hebben. Verder het openbaar onderwijs. werd aangevoerd, dat voorzien dient te wurden in het geval, dat voor het hoofd eener school geen geschikte woning in de Artikel 1. gemeente is te vinden. Eenige leden meenden, dat aan de Art. 24. Volgens het derde lid van dit artikel zullen, indien gemeenten de verplichting tot het bouwen eener woning behoort het aantal onderwijzers, dat met inbegrip van het hoofd der te worden opgelegd, indien dit door den districts-schoolopzi^ner school op eene school aanwezig moet zijn, meer dan vier bedraagt, noodig wordt gerekend. Bij de bespreking van dit punt werd ten minste twee , en indien dat aantal meer dan acht bedraagt, verwezen naar een in Juli jl. door hoefden van openbare scholen ten minste drie der onderwijzers den leeftijd van 23 jaren volbracht in Drenthe tot den Minister van Binnenlandsche Zaken gericht moeten hebben en den rang van hoofdonderwijzer moeten be- adres, waarvan afdrukken aan de leden der Kamer zijn toegezitten. Eenige leden wenschten voor scholen, waar twaalf of meer zonden. onderwijzers aanwezig moeten zyn , voorgeschreven te zien , dat Eenige andere leden betoogden , dat met het stellen van een het aantal onderwijzers, die 23 jaren oud zijn en de hoofdakte voor de vergoeding van huishuur niet wordt bereikt bezitten , ten minste vier moet bedragen Anderen achtten dit minimum wat volgens de Memorie van Toelichting beoogd wordt. Het niet noodig, wanneer voor het bezit der onverplichte hoofdakte uiteenloopen van de nieeningen der verschillende colleges van eene trakteinentsverhoogiiig van f 100 verstrekt wordt. Er Gedeputeerde Staten wordt door het stellen van een minimum zullen op scholen met 000 a 700 leerlingen wel meer onder- evenmin weggenomen als de .onoverkomelijke moeilijkbeden", wijzers met hoofdakte aanwezig zijn, dan by art. 24 wordt waartegenover die colleges „bij het vaststellen van het bedrag voorgeschreven. dier vergoeding dikwijls staan." Ook blijft, ondanks het vastDe voorgestelde wijziging van het zesde lid heeft, gelijk uit stellen van een minimum , het hoofd der school „het kind van den tekst en uit de Memorie van Toelichting blijkt, betrekking de rekening", indien men „bij het ontbreken van geschikte op de schipperskinderen en op de kinderen , die tijdelijk in een woningen in de plaats zelve , eenvoudig nagaat welke huren in teut of voertuig in de gemeente verblijf houden. Gevraagd werd , omliggende plaatsen voor soortgelijke huizen worden betaald '. En of de wijziging niet behoort uitgestrekt te worden tot kinderen , al wordt tengevolge van het stellen van een minimum in de die tijdelijk in de gemeente vertoeven om gezondheidsredenen wet misschien de vergoeding iets hooger, wat baat het indien of bij familieleden als anderszins. er in de plaats geen ge^chikte woning is? Deze leden wenschten in zoodanig geval aan de gemeente de verplichting tot het Art. 26, De aandacht der Regeering werd gevestigd op de bouwen eener woning op te leggen, maar naar hun inzien omstandigheid, dat, terwijl — gelijk blijkt uit het Koninklijk behoorde het opleggen van die verplichting uit te gaan van besluit van 13 Augustus 1891 (Staatsblad n". 159)—bij tijdelijke Gedeputeerde Staten. waarneming der betrekking van hoofd eener school, de RijksVoorts werd , in het bijzonder met betrekking tot de groote bijdrage wordt uitgekeerd, alsof het hoofd in functie ware gemeenten, opgemerkt, dat, waar de vergoeding voor huishuur gebleven , de gemeentebesturen aan de onderwijzers, die niet voor de geheele gemeente op eenzelfde bedrag bepaald wordt, de waarneming belast worden, vaak slechts eene geringe grati- de onderwijzer vaak gedwongen wordt in eene buitenwijk, ver ficatie toekennen. Eenige leden wenschten in dit artikel bepaald van zijne school, te gaan wonen. Ook hierin wordt door te zien , dat zulk een onderwyzer gedurende den tijd , waarop het stellen van een minimum geene verandering gebracht. hij als hoofd der school optreedt, ook het salaris van het hoofd Hetzelfde geldt van het geval, dat het hoofd eener school geontvangt. plaatst wordt voor de keuze om óf de by de school gebouwde Voorts werd de wensch geuit, dat voor het verkrijgen van woning te betrekken , ofschoon die zoo weelderig is ingericht, ancienniteitsverhooging, en ook voor de berekening van pensioen, dat bewoning daarvan zijne financieele krachten te boven gaat, medegeteld zal worden de tijd, door den onderwijzer in dienst of geenerlei vergoeding voor huishuur te ontvangen. doorgebracht ter vervulling van militieplicht. Er zyn gemeenteDoor één lid werd in overweging gegeven de minima-verbestolen , die de onderwijzers ontslaan , wanneer zij in dienst goedingen in de wet te regelen naar eene classificatie der gemoeten opkomen. Dit behoort, meende men, te worden verboden. meenten , zich aansluitende aan die van de wet op het personeel. Aan de onderwijzers, die in dit geval verkeeren , dient verlof Eenige anderen wenschten althans in het voorlaatste lid van het toegekend te worden met benoeming van een plaatsvervanger artikel opgenomen te zien, dat over de bepaling van het bedrag voor den tijd hunner afwezigheid. der vergoedingen het schooltoezicht moet worden gehoord. Ook werd het billijk geacht, dat de dienstjaren , doorgebracht De meening werd geuit dat, na de inwerkingtreding van het als openbaar onderwijzer in Oost- en West-Indiê', voor de an- gewijzigde artikel, alle verordeningen tot vaststelling van de cienniteitsverhoogingen en het pensioen medegeteld worden. jaarwedden der onderwijzers en van de vergoedingen voor huisVoorts wenschte men aan de Regeering gevraagd te zien, of I huur voor de hoofden van scholen ingevolge het voorlaatste lid niet in dit artikel eene bepaling behoort opgenomen te worden van het artikel opnieuw geregeld zullen moeten worden. Eenige betreffende bet tijdstip, waarop de verhoogingen wegens ancien- | leden achtten zulk eene algemeene herziening ook zeer gewenscht. niteit en wegens het bezit der hoofdakte zullen ingaan. Neemt ; Met verwijzing naar hetgeen ten aanzien van het laatste lid men daarvoor het kalenderjaar , dan zouden gelijkstaan de onder- by de beraadslaging over hoofdstuk V der loopende Staatsbewijzers , die in Januari en die in December aanspraak op ver- grootiug is opgemerkt {Handelinijen bladz. 069), werd door hooging verkrijgen , en veroorzaakt verplaatsing naar eene verscheidene leden op wyziging dezer bepaling aangedrongen. andere gemeente den onderwijzers in vele gevallen nadeel. Ook Zy geeft aan de Kroon eene zeer ver strekkende bevoegdheid, moet in aanmerking genomen worden , dat de hoofdakte nooit aangezien door toepassing daarvan eene door den gemeenteraad anders dan in Juli of Augustus wordt uitgereikt. vastgestelde en door Gedeputeerde Staten goedgekeurde regeling Gelijk reeds is vermeld , wenschten eenige ledeu het derde
|I5<S
4.J
23
Wntiging BB aanvulling van enkele bepalingen der wet tot regeling' van het lager onderwijs. der jaarwedden naar aanleiding van een door belanghebbende onderwijzers krachtens art. 14 ingesteld beroep geheel kan worden ter zijde gesteld en door eene andere worden vervangen. Op inkrimping dezer bevoegdheid werd met nadrukaangedrongen. Deze wijziging zal in vele gevallen ook voordeehg zyn voor de onderwijzers, want thans zien de gemeentebesturen er allicht van af over te gaan tot zoodanige verhooging van jaarwedden als zij billijk achten , uit vrees , dat, indien zij daartoe besluiten , ten gevolge van het instellen van beroep wijzigingen zullen worden aangebracht, die zy niet billijk of niet wenschelu'k achten.
gegeven. Opgemerkt werd, dat de woorden „door OnBv overbodig zyn en beter worden weggelaten. Dezelfde opmerking geldt ten opzichte van het voorgesteld artikel Mbis, waarin de gecursiveerde woorden tweemaal voorkomen, en van het voorgest dd artikel ióbü.
Art. ï>4bu. Aangedrongen werd op eene andere indeeling van het artikel. Als men een onderdeel daarvan wil aanhalen, blijkt dit onmogelijk, aangezien men niet kan zeggen , op welke plaatsen nieuwe alinea's geacht moeten worden begonnen te zijn. In verband met de beraadslagingen omtrent hoofdstuk V der Art. 4!. Lenige leden wenschten bepaald te zien, dat voor loopeude Staatsbegroting (Handelingen bladzz. 670 en 676—677) de vrije woning niet minder dan honderd vijftig gulden in kwam de vraag ter sprake, of, ten einde aanspraak te kunnen rekening mag worden gebraeht. Dit kwam hun billijk voor, maken op de Rijksuitkeering, ook in bijzondere scholen voor waar de vergoeding voor huishuur ten minste die1 som zal meer uitgebreid lager onderwijs gedurende ten minste 18 uren er week (behoudens aftrek van twee uren voor onderwijs in moeten bedragen. andwerken) onderwijs gegeven moet worden in de vakken, in art. 2 vermeld onder a—i. Voor het opleggen van soodanigen Art. 45. Nu in art. 35 van de Leerplichtwet de gemeenteraad bevoegd verklaard is voeding en kleeding te verstrekken aan dwang aan deze scholen bestond, naar veler nieening, geen schoolgaande kinderen of niet dat doel subsidie te verleeneu , reden. Waar nu blijkt, dat omtrent de .juiste uitlegging der achtten eenige leden het billijk, dat ook voor uitgaven van dezen wet twijfel bestaat, wenschten deze leden zoodanige verduideaard van Rijkswege vergoeding aan de gemeenten zou worden lijking aangebracht te zien, dat van het stellen van bedoelden verstrekt. Anderen konden zich met dit gevoelen niet vereenigen. eisch geen sprake meer kan zijn. Het artikel bepaalt, dat voor subsidie niet in aanmerDe Leerplichtwet heeft de gemeentebesturen geenszins verplicht, king komen de bijzondere scholen, waarvan blijkt, dat zy maar hen enkel bevoegd verklaard tot het doen van zoodanige uitgaven en waar de gemeenten /.elven te beslissen hebben , of gehouden worden als winstgevend bedrijf. Opgemerkt werd , zij daartoe willen overgaan , behooren zij zelven in de dekking I dat het in de Roomsch-Katholieke broeder- en zusterscholen dezer uitgaven te voorzien. Bovendien heeft het Kijk zich niet. j1 wel eens kan voorkomen, dat de inkomsten eenigszius hooger in te laten met uitgaven , die de armenzorg betreffen. Dat hier zijn dan de uitgaven , ten gevolge van de omstandigheid , dat van armenzorg sprake zou zijn . werd door eerstbedoelde leden j1 de onderwijzers en onderwijzeressen het ondeiwys verstrekken betwist, aangezien art. 35 der Leerplichtwet uitdrukkelijk bepaalt, zonder daarvoor geldelijke belooning te ontvangen. Eenige leden dat de bedoelde uitgaven strekken ter bevordering van het ! meenden te weten, dat omtrent dit punt door de Regeering i aan de besturen van sommige scholen inlichtingen zijn gevraagd schoolbezoek. In het artikel is uit de bestaande wet overgenomen de bepaling, en zouden gaarne vernemen , welk antwoord daarop is ontvangen. dat, indien een onderwijzer in den loop van het jaar wordt in i Intusschen meende men, dat uit het bestaan van een overdienst gesteld, overlijdt of ten gevolge van ontslag de school ; schot in gevallen als de bedoelde niet mag worden afgeleid, beschouwd worverlaat, de bijdrage van het Rijk berekend wordt in evenredig- dat de school als winstgevend bedrijf zou moeten s 0( n ; den. Van hit uitoefenen van een bedrijf i * -' * e n deze geen heid van het aantal volle maanden , dat hn' in dat jaar aan de ' sprake en het ware daarom ookzonderlingzoodanigoverschot winst school verbonden is geweest. Deze regeling, die eveneens geldt ! te noemen. Men vroeg, of de Regeering zich met deze uitlegvoor de bijzondere scholen , werd door sommige leden hoogst onbillijk geacht. Zij heeft ten gevolge, dat, wanneer een onderwijzer bij i ging vereenigde. Bestond ter zake eenige reden tot twijfel, dan voorbeeld op 8 Maart de school verlaat en zyn opvolger op 9 wenschte men de wettelijke bejaling gewijzigd te zien. Hierbij Maart in dienst treedt, de gemeente of het bestuur der bijzondere | werd nog opgemerkt, dat, indien het personeel van sommige school voor de maand Maart in het geheel geene bijdrage van ; Roomsch-Katholieke scholen al geen traktement ontvangt, de het Rijk ontvangt. Aangezien de vacatures in vele gevallen niet ' opleiding, welke vereischt wordt tot het afleggen van de door met den eersten der maand openvallen en het ook niet mogelijk i de wet gevorderde examens, door de geestelijke orden, welke is altijd met den eersten der maand in eene dien dag open- zulke scholen beheeren, wordt bekostigd. Bovendien is in het vallende vacature te voorzien, werd op wijziging der bepaling oog ce houden, dat ook deze scholen op hare wijze medeI werken tot bevordering der volksopvoeding en aan de gemeenten aangedrongen. besparen voor het verstrekken van openbaar onderwijs. Met verwijzing naar eene discussie, op 23 Januari j 1. gevoerd uitgaven Opgemerkt werd, dat het uit de bestaande wet overgenomen in den Amsterdamschen gemeenteraad (Gemeenteblad bladz. 45; voorschrift omtrent het geven van inlichtingen aan den Minister en volgende) en naar een hoofdartikel in de Gemeentestem n°. en de Gedeputeerde Staten aangevuld en acuter den volzin , 2369, werd opgemerkt. dat het twijfelachtig schijnt te zyn , of ; die in het wetsontwerp daarop geplaatst behoort te worden. eene gemeente aanspraak kan maken op subsidie voor liet bouwen Immers ook met betrekking volgt, tot de bijdrage in de kosten van of verbouwen van schoollokalen, indien zy in eigen beheer schoolbouw en van het herhalingsonderwijs zullen de Minister en bouwt. Ofschoon men niet inzag , dat de wat grond gaf voor de Gedeputeerde Staten de inlichtingen moeten kunnen verdezen twijfel, wenschte men toch de vraag gesteld te zien , of krijgen , welke noodig blijken. het niet wenschelijk is den gerezen twijfel door wijziging van Volgens de uit de bestaande wet overgenomen bepaling, de redactie van het artikel uit te sluiten. moeten Staten vóór 1 Mei omtrent de aanvragen Voorts werd — met erkenning van de billijkheid der voorge- beslissen.Gedeputeerde Sommige leden drongen op vervroeging van dezen stelde bepaling, dat bij het stichten van scholen op aan de datum a a n , opdat de besturen niet langer een half jaar zouden gemeente behoorenden grond , voor dien grond vergoeding wordt behoeven te wachten , voordat zij de uitkeeringen ontvangen , gegeven — opgemerkt, dat de billijkheid dan ook eischt aan het hetgeen voor sommige hunner zeer bezwarend is. Rijk een deel toe te kennen in de opbrengst van verkoop van Voorts werd door vele leden geklaagd over het ontbonden met Rijkshulp gestichte scholen. Verder werd het noodig geacht subsidie aan bijzondere scholen wegens redenen , die eene in de wet te bepalen, door wie de drie deskundigen, welke de van zoo strenge straf geenszins rechtvaardigen. Naar de aan het waarde van voor den bouw eener school bestemden gemeente- artikel gegeven toepassing wordt subsidie onthouden , wanneer grond zullen hebben te schatten, benoemd zullen worden. van de gestelde termijnen buiten schuld van het schoolbestuur Volgens de thans ook met betrekking tot de subsidiën aan de een om zeer vergeeflijke redenen is overschreden, al is het slechts gemeenten voorgestelde bepalingen zal de aanspraak op uitkee- of met een enkelen dag. Ook is voorgekomen , dat subsidie werd ring verloren gaan , indien eene vacature van hoofd gedurende onthouden gevolge van de omstandigheid, dat een ondermeer dan zes — en van een onderwijzer meer dan vier maanden wijzer niet ten bezat het bewijs, bedoeld in art. 51c der wet, open blyft en het gemeentebestuur niet bewust buiten staat te terwijl die onderwijzer bewijs niet tijdig kon verkrijgen, zijn geweest tijdig in de vacature te voorzien. Gevraagd werd, omdat burgemeester enditwethouders het bewü s of, indien de tijdvakken van meer dan zes en vier maanden op de gedane aanvrage met gepasten verzuimden spoed af te geven. In vallen in twee dienstjaren, de aanspraak op subsidie voor die zeer enkele gevallen is ondauks een gepleegd verzuim nog beide jaren verloren gaat. wel eens uitkeering verstrekt uit hoofdstuk XI der StaatsbeIn den laatsten volzin van het artikel wordt gezegd, dat zekere ' grooting, maar ditj is alleen geschied, waar de schoolbestuToorschriften door Ons bij algemeenen maatregel van bestuur worden i
E
24
[15*.
4.J
Wijziging en aanvulling van enkele bepalingen der wet tot regeling van het lager onderwijs. ren in staat waren te bewijzen, dat het verzuim aan overmacht te wijlen was. Men gaf toe, dat het uit een oogpunt van orde noodig is termijnen te stellen voor het voldoen aan de wettelijke voorschriften , maar men meende , dat het niet aangaat elk reMai OU , hoe gering ook, te straffen met geheele onthouding van subsidie over een vol jaar voor de school, waarvoor het gevraagd w;n. Dö'.e str.it werkt ooit zeer ongelijk, want zij drukt zwaarder, nairm.ite liet aantal onderwijzers aan eene school grooter is. Bij eene school met 9 onderwijsere zal de straf wegens een begaan verzuim driemial zwaarder zijn dan het geval is, wanneer datzelfde ver/.uim begaan wordt ten aanzien van eene school met 3 ouder.vijzTs. .Men wen3chte eene mildere regeling in het artikel opg-momen te zien. In overweging wer l gegeven van Int sabjiiie, dat voor eiken dig tusscheu dien, waarop de stukken ingezonden haddm behoorente worden, en dien, waarop de inzending geschiedt, een zeker veelvoud af te trekken vau hetgeen bij t j lige iniienin} p;r dag orenoten zou zijn. Tevens wens jhfce m MI voor h it afger in van het bewijs, bedoel 1 in art. 51 e der wet, een tfruiju te stellenen verder voorgeschreven te zien, dit vau alle stukken, die ter zake van het verkrijgen van het subsidie m)eteu ingediend worden, em ontvangbewijs rn iet word :n verstrekt door dengene, a m trien zij worden ingediend] ten einde te voorkomen, dat de toezeu ling vau het stuk ontkend wordt, als het bj hem . die het ontving, zoak is geraakt. Gin lelijk kwam min op tegen de uitlegging, welke in de prictijk aau de in net voorlaatste lid voorkomende uitdrukking .behoorlijke jaarwedde" worlt gegeven. Naar men meende, is eme jaarwedde behoorlijk te achten, als het bedrag niet lager is dan het door de wet b j het openbaar onderwijs voorgeschreven minimam. [ntassohen heeft de Begeering uitgemaakt, dat de aanbieling v n eene jaarwed Ie tot het mini u un-bedrag in sommige gevallen niet als aanbieding van eene behoorlijke jaarwedde is te beschouwen. Naar deze uitlegging zijn de schoolbesturen afhankelijk van de inzichten der elkander opvolgende Mi a n t e n over de vraag, of een zeker bedrag als behoorlijk kan worden aangemerkt. Men wensohte dairom in de wet uitdrukkelijk bepaald te zien, dat met aanbieding van het minimum be Irag rolstian kin worlen. Hiervoor bestaat te meer reden, wanneer de minima op e m hooger bedrag worden gesteld. Andere leden voerden hiert'geu >ver aau, d i t , waar minima worden gesteld, die voor het geheele liud gelden, het be irag laij; inoet zijn, maar dat eeue jaarwedde, welke voldoende is voor eene armI afgelegen gemeente, nog niet als eene behoorlijke jaarwedde m ig worden besdiouwd voor eene welvarende gemeente. Art. 07. Met de wel niet in het voorgestelde artikel, maar toch iu de Mem >rie vau Toelichting uitgesproken bedoeling om tot leden vau de commissiëu voor de onderwijzersakte iu de eerste plaats schoolop'.ieuers te benoemen, konden verscheidene leden zich niet vereenigen. Tuans zijn deze commissiëu samengesteld uit schoolopzieners, die in den regel z dven niet examiueereu, maar dit overlaten aan de deskundigen . welke de commissiëu bijstaan. Voortaan zou lei de commissiën samengesteld zijn uit schoolopzieners, die exatnineeren en eene stem hebben; schoolopzieners, die niet exaraineeren , maar wel eene stem hebben: deskundigen, die exatnineeren en eene stem hebben, eu deskundigen . die exatnineeren , miar geene stem hebben. Deze inrichting kon de goedkeuring dezer leien niet wegdragen. Zjj achtten liet beter in deze commissiën uitsluitend te benoemen personen, die zelven in staat zijn te examineeren, onder voorzitters-hap vau een lid vau het schooltoezicht, zooals thans reeds geschiedt bij de samenstelling der commissiën, bedoeld in art. 62. tiet ware huus inziens beter de beslissing over de uitreiking der akte op te dragen aan vakmannen, dauaanarroudis.semeuts-smoolop'.ieners, tot welke betrekking niet zelden jonge rechtsgeleerden srorden benoemd, die voor het lidmaatschap der commissie niet de noodige geschiktheid bezitten. Stelt mende commissiën uitsluitend uit vakmannen samen, dan z il daardoor eene aanmerkelijke besparing van uitgaven worden verkregen, ook al wordt, gelyk noodig werd geacht, het aantal leden eenigszins grooter genomen dan het getal van zes, welk aantal ook minder geschikt werd geacht, omdat een even aantal tot •taking van stemmen aanleiding kan geven. Ook werd door sommigen aanbevolen te breken met het stelsel , d i*. v ior elke provincie eene commissie wordt benoemd. Het gevolg hi TV ui is. d it in de kleinere provinciën, zooals Drenthe, Zeeland , Utrec'it. de eandi laten , die slagen, reeds iu April of Mei naar eene onderwgzsrsplaats kunnen sollieiteeren, maar d it in Noord-
en Zuidholland, waar het aantal candidaten veel grooter ia, velen, die de akte verwerven , zich eerstin duni of Juli voor eene plaatsing kunnen aanmelden. Verder worden in de twee laatstgenoemde provinciën de schoolopzieners en de deskundigen, die aan het examen deelnemen , gedurende ongeveer drie maanden aan bun dagelykscheu arbeid onttrokken , terwgl het examen in Drenthe en Zeeland slechts een paar weken duurt. Beter ware het naar het oordeel dezer leden 10 commissiën te benoemen, elke voor eeu gebied, een gelijk aantal districten omvattende. De candidaten zouden zieli dan moeten opgeven bjj den schoolopziener en examen moeten doen bij de commissie, waaronder dient district ressorteert. Hiervoor zou het noodig zijn wijziging te brengen in de artikeleu 58 en 59 der wet. Andere Ie len achtten het beter schoolopzieners dan onderwijzers in de commissiën te benoemen. Vooreerst is hetbenoemenv.au vele on lerwij'.ers in deze vaak gedurende geruiinen t|jd werkzaam zijnd J commissiën niet weuschelijk , ondat de onderwijzers gedurende dien tijd geen onderwijs kunnen geven in hunne school, maar bovendien is benoeming vau schoolopzieners voor eene onpartijdige beslissing gewenscht. Vooral wanneer het aantal onderwijzers in de toekomst sterk mocht toenemen , zullen onderwijzers allicht geneigd z|jii strenge eisenen aan de candidaten te stellen, ten einde de concurrentie u u r beschikbare plaatsen binnen zekere grenzen te houden. Dat — althans tot dusverre — dergelijke neiging bij de onderwijzers, die als deskundigen optreden, zou bestaan, werd door andere leden met nadruk ontkend. Overigens werden door enkele leien klachten geopperd over de inrichting der examens. Men meende, dat het niet wenschelijk is het examen zes uren per dag te doen voortduren en dat de lange duur, die tnssdhen het mondeling en het schrift Ijk examen pleegt te verloopeu, de eau lidateu nerveus maakt, zoodat zij dientengevolge vaak minder geschikt zijn voor het afleggen van een goed mondeling examen. Het is niet onmogelijk, dat de vergoeliiig, die aan de leden en deskundigen voor het bijwonen der zittingen worden verstrekt, verlenging van den duur der examens bevordert. De lange duur der examens geeft bovendien aanleiding tot groote uitgaven. Herinnerd werd, dat thans b j de Kamer een wetsontwerp aaihangig is tot verhooging van den post voor deze examens op hoofdstuk V der StaatsBegrooting voor 1.91) (Gedrukte .Stukken 1900—1901. — Iti). Het hal som nige leien verwonderd, dat i n d e Memorie van Toelichting niet wor It vermeld , met welk bedrag naar globale raming de uitga .-en vo )r de examens zullen toenemen , wanneer de voorgestelde wijziging worlt aangenomen. Voorts werd gevraagd, hoe deze examens z|jn geregeld in andere landen, waar het lager onderwijs goed is ingericht en of de Minister zou kuDneu opgeven, hoeveel die examens in zulke landen per candidaat of per hoofd aan de bevolking kosten. E üiiire leien wenschten wijziging van de bepaling, dat ter verkrijging van de akte de lSjarige leeftijd 'volbracht moet zijn. Men zag niet in, waarom aan iemand, die jonger dan 18 jaar is, het afleggen vau het examen zou moeten worden belet. Het stellen van deze leeftijdsgrens heeft ten gevolge, dat iemand, die bijna den leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, een geheel jaar moet wachten, voordat h|j de akte kan verwerven. Bij andere examens, zooals bij voorbeeld bet eindexamen van de gymnasia en van de hoogere burgerscholen is van eene leeftijdsbepaling dan ook geen sprake. Wel achtte men het oirbaar voor de betrekking van onderwijzer den minimum leeftijd van 18 jaar te eischen, maar dit is iets geheel anders. Hiertegen werd opgemerkt, dat, indien de leeftijdsgrens wordt losgelaten, de jongelieden, die het examen weiuchen te doen, zich nog meer zullen haasten om het examen te doen en dat zoodanige haast aan de degelijkheid hunner studie niet bevorderlijk kan zijn. Voorts zullen dan jongelieden , die nog niet voldoende zijn voorbereid, zich voor het examen aanmelden in de hoop, dat z|j zullen slagen en met de zekerheid, dat z|j niets zul'en verliezen , indien zij niet slagen. Bovendien zullen jongelieden, die op 17jarigen leeftnd de akte verwerven, als z|j eerst op 18jarigen eefth'd tot onderwijzer kunnen worden benoemd, een jaar moeten roudloopen of wel eene andere betrekking aannemen, in welk laatste g-val zij voor het onderwijs verloren gaan, niettegen•taande in hunn* studie uit openbare kassen of uit die vin bijzondere vereenigingen is voorzien, met het bepaalde doel. dat z|j als onderwijzer werkzaam zouden z|jn. Hierop werd weder geantwoord , d a t , indien het noodig geacht wordt een waarborg voor voldoende voorbereiding te stellen, geëischt kan worden , dat de candidaten de hoogste klasse eener kweek- of
Inlagen.
[M8.
1
%.\
Tweede Kamer. 2c
Wijziging en aanvulling van enkele bepalingen der wet tot regeling van hel lager onderwijs, normaalschool hebben doorloopen, maar dat het niet noodig is voor de verkrijging der akte een bepaalden leeftyd te vergen. Eenige andere leden verlangden , dat het examen niet eenmaal maar evenals vroeger tweemaal per jaar zou worden gehouden. Dan zou het voor candidaten, die den gevorderden leeftyd nog niet bereikt hebben of die nog niet geheel voorbereid zyn , niet meer noodig zy'n een geheel jaar te wachten om de akte te verkrijgen. Bovendien zal daarvoor de duur van elk examen aanmerkelijk bekort en voorzien worden in het bezwaar, dat schoolopzieners en onderwijzers gedurende geruimen tyd aan hun eigenlijken werkkring onttrokken worden. Er waren verder leden , die het afnemen der examens van eigen kweekelingen wenschten op te dragen aan de Ir eraren der openbare en bijzondere kweek- en normaalscholen , onder controle vau Rijkswege. Zy wezen hierbij op de regeling van de eindexamens aan de gymnasia. By de toelichting der voorgestelde verhooging zegt de Regeering de vacatiegelden voor de leden der examencoinmissiê'n zoo te willen regelen , dat aan die leden , die Rijksambtenaren zijn , een lager bedrag kan worden toegekend dan aan de andere leden. Gevraagd werd, of de Minister by de uitdrukking Rijksambtenaren uitsluitend had gedacht aan de schoolopzieners of ook aan leeraren van hoogere burgerscholen en van kweek- ot normaalscholen. AH. 69. Sommige leden betreurden, dat by deze gelegenheid niet meer ingrijpende wijzigingen in de inrichting van het schooltoezicht zyn voorgesteld. Deze leden wenschten terug te keeren tot het stelsel van de wet van 1857 en nevens een grooter aantal inspecteurs slechts ééne categorie van schoolopzieners gesteld te zien. Voorts verlangden zy, ten einde een deskundig schooltoezicht te verkrygen, de schoolopzieners zoo te bezoldigen, dat dezen hun geheelen tyd aan de waarneming der belrekking kunnen wijden. Bij de voorgestelde regeling bluft het ambt van arrondissenients-sc'hoolopziener alleen toegankelijk voor personen, die vermogend zyn of die nog eene andere betrekking vervullen. Voor eene goede vervulling van het ambt is echter te veel tn'd noodig, dan dat het bij wyze van eene bijbetrekking behoort te worden waargenomen. Bovendien is de belooning, welke de Regeering thans voorstelt te verstrekken, niet van dien aard , dat vakmannen de betrekking zullen ambieeren. Waar de toelagen en de vergoeding voor reis- en verblijfkosten niet in rekening komen voor pensioen, zou een onderwijzer zich en zyn gezin benadeelen door de betrekking te aanvaarden, ook al bedraagt zyn-wedde niet meer dan f800. Om by aanneming der voorgestelde regeling vakmannen voor het schoolopzienerschap te vinden , zou men dus in hoofdzaak zyne toevlucht moeten nemen tot gepensionneerde onderwijzers. Indien de Regeering niet gezind is eene meer ingrijpende wyziging te brengen in de inrichting van het schooltoezicht, wenschten deze leden , dat in elk geval aan de arrondissementsschoolopzieners een behoorlijk salaris zou worden toegekend. Tegen de bepaling der toelage op slechts f 800 bestond ook daarom bezwaar, omdat dit geringe bedrag allicht aanleiding zal geven sommige schoolopzieners in examencommissiën te benoemen om geen andere reden dan tot aanvulling van hunne inkomsten. Van andere zijde werd aangevoerd, dat benoeming van gepensionneerde onderwijzers tot schoolopziener niet wenschelijk is, omdat hun in den regel de ruimte van blik , noodig voor behoorlijke waarneming der betrekking , ontbreekt. Ook vonden eenige leden aanleiding te waarschuwen tegen benoeming van leeraren van het middelbaar onderwijs tot schoolopziener. Het kwam sommigen onbillijk voor, alleen aan de schoolopzieners in gemeenten , die meer dan een arrondissement tellen , f300 te verstrekken voor aanschaffing van administratieve hulp. De schoolopzieners in arrondissementen, die slechts ééne gemeente bevatten , zooals Groningen , Haarlem, Arnhem, of ééne groote gemeente met enkele kleinere, zooals Leiden, Nymegen, Tilburg, Dordrecht, Maastricht, Leeuwarden , hebben ten gevolge van de Leerplichtwet meer'werk dan andere schoolopzieners, vooral omdat het aantal kinderen in deze arrondissementen veel grooter is dan in vele andere. In overweging werd gegeven aan schoolopzieners, die in hunne arrondissementen gemeenten of gedeelten van gemeenten hebben met meer dan 20 000 zielen, eene extra-toelage te verleeneu van by'v. f50 voor elke 10 000 zielen boven dat aantal tot een maximum van f300. Naar men meende, ?ou de gewijzigde regeling dan f6600 in plaats van t 4800 meer kosten. Handelingen der Staten-Generaal.
Bijlagen. 1900—1901.
Enkele leden vreesden, dat de vergoeding van f 300 voor administratieve hulp aanleiding zou geven tot aanstelling van met dat bedrag gesalarieerde klerken, hetgeen zy niet wenschelyk achtten. Anderen deden hiertegenover opmerken , dat voor het verrichten van de administratieve hulp, die hier bedoeld wordt, geenszins vaste aanstelling van een klerk noodig is.
Artikel 2. Sommige leden meenden, dat krachtens art. 14 der wet door ieder belanghebbende beroep kan worden ingesteld tegen een besluit van Gedeputeerde Staten als bedoeld in het tweede lid van art. 'M bis. Het is ook rationeel, dat ten aanzien van de regeling dezer belooningen hetzelfde geldt als ten aanzien van de gewone jaarwedden. Maar indien hooger beroep toegelaten is, zal de regeling der belooningen in hoogste instantie door het centraal gezag kunnen geschieden en men achtte het niet wenschelijk ter zake van eene regeling, die van het gemeentebestuur uitgaat, aan de Regeering de bevoegdheid te geven beslissingen te nemen , waarbij met het gevoelen van het gemeentebestuur in het geheel geen rekening wordt gehouden. Gevraagd werd , of de herhalingsscholen ook een hoofd zullen hebben; of het hoofd eener gewone school als zoodanig zal moeten optreden ; of Idit dan steeds het hoofd zal zyn van de school, waar het herhalingsonderwijs gegeven wordt en of de bepalingen van art. 24 ook voor de herhalingsscholen zullen gelden. Enkele leden wenschten bepaald te zien, dat de kinderen, die de lagere school afgeloopen hebben , alleen tot de herhalingsschool worden toegelaten , indien zij zich daarvoor bij het verlaten der gewone school opgeven. Voorts werd nog gevraagd tf, waar hier gesproken wordt van belooningen , deze wel in rekening zullen komen by de vaststelling van het pensioen , indien het herhalingsonderwijs door onderwijzers van de gewone scholen wordt gegeven. Uit art. 40 der wet, waar van jaarwedde gewaagd wordt, is, naar het schijnt, het tegendeel op te maken. Intusschen is het billijk , dat deze belooningen wèl in rekening komen , te meer omdat het geven van herhalingsonderwys dikwijls oorzaak kan zyn , dat de onderwijzer niet kan belast worden met het onderwijs in de facultatieve vakken van art. 2 der wet, hetwelk in sommige gemeenten op dezelfde uren wordt gegeven als het herhalingsonderwys. Men wenschte, dat de Regeering eene nadere voorziening omtrent dit punt zou voorstellen. Artikel 4. Sommige leden konden zich niet vereenigen met het voorstel om de verhooging der uitkeeringen aan de gemeenten en aan de byzondere scholen eerst met het jaar 1902 te doen ingaan. Reeds in den loop van 1901 zullen de gemeenten en de bijzondere schoolbesturen naar aanleiding van de Leerplichtwet uitgaven hebben te doen voor uitbreiding van personeel en voor het bouwen van nieuwe schoollokalen. Men vroeg, of het niet billijk ware voor zoodanige uitgaven van Rykswege eene tegemoetkoming te verleenen. De gemeentebesturen en de besturen der byzondere scholen zouden daartoe in de gelegenheid gesteld kunnen worden aan het einde van het loopende jaar eene opgave in te zenden van de uitgaven , die zy naar aanleiding van de Leerplichtwet hebben gedaan. Andere leden opperden bezwaar tegen het tweede lid van art. 4. Al is geleidelijke invoering *an de in art. 26 gebrachte wijzigingen wenschelyk , zoo achtte men het toch niet geraden en ook niet in het belang van het onderwijs, die bepalingen eer>t op 1 Januari 1907 ten volle in werking te brengen. Men vreesde, dat vele gemeenten , die in staat zijn de nieuwe regeling- terstond in werking te doen treden , de toepassing daarvan zoo lang mogelijk zullen uitstellen. Het gevolg der late inwerkingtreding zal ook zijn , dat bejaarde onderwijzers , die gaarne pensioen zouden willen vragen, indien de /erhooging terstond inging, daarmede met het oog op het bedrag van hun pensioen nog eenige jaren zullen wachten, hetgeen niet in het belang van het onderwys is. Bovendien ontvangen de gemeenten reeds met het dienstjaar 1902 de verhoogde uitkeeringen. Hierbij komt dat, als art. 26 op zoo langzamen voet wordt in werkiDg gebracht, in de eerste jaren van dit subsidie minder zal moeten worden bestemd voor betaling der traktementen , dan in latere jaren bet geval zal zijn. Maar als dan die zwaardere last zich doet gevoelen , zullen sommige gemeenten in de daarvoor noodige uitgaven
4.J Wijziging eu aanvulling van enkele bepalingen der wet tot regeling van bet lager onderwijs. bezwaarlijk kunnen voorzien en een beroep doen op art. 49. Het met 1 November 1902 zouden ingaan , waar dat onderwijs reeds scheen ook hierom beter, de verhooging der jaarwedden te gelyk vóór dien datum wordt verstrekt. Sommigen wenschten deze met de verhooging van de subsidiën in werking te doen treden. vergoedingen te doen ingaan met 1 November 1901. Althans kon in plaats van MO"», 19015 en in plaats van 1907, Voorts werd het billijk geacht voor de zeer omvangrijke werk1905 gesteld worden. zaamheden , welke de Leerplichtwet in de eerste helft van dit Ook had men bedenking tegen de voorgestelde regeling , voor jaar aan de arrondissements-schoolopzieners heeft opgelegd, eene zoover betreft de daarin genoemde som van f 150. Deze regeling vergoeding toe te kennen. zal tot zonderlinge gevolgen aanleiding geven. De wedde van een Eindelijk werd opgemerkt, dat in het artikel niet is aanonderwyzer met vy'f dienstjaren , die nu f400 heeft, zal met gegeven, wanneer de wyziging van art. 44// kracht van wet 1 Januari 1902 op f 550 gebracht worden , en verkrijgt hij in zal verkrijgen. 1902 de hoofdakte , dan zal zyne wedde terstond stijgen tot f 650. Beweegreden. Opgemerkt werd, dat verzuimd is melding te Als dezelfde onderwijzer echter nog in dezen zomer de hoofdakte verkrygt, zal zijne wedde met 1 Januari 1902 op f 550 maken van de Leerplichtwet. gebracht worden , maar moet hy tot 1 Januari 1905 wachten , Aldus vastgesteld den 26sten Maart 1901. voordat hü niet f 100, maar f 50 meer ontvangt. Eerst met 1 Januari 1907 zal zijn traktement tot f650 stijgen. In het laatstVAN ALPHEN. bedoeld geval zal deze onderwijzer achterstaan by een ander, die minder dan vyf dienstjaren beeft, als deze in 1902 de hoofdKUYPER. akte verkrygt, want hy zal met 1 Januari 1902 f 500 ontvangen en na de verkrijging der hoofdakte zal zyn salaris tot f 600 KETELAAR. stijgen. VAN GILSE. Ook verklaarden eenige leden niet te kunnen inzien, waarom de vergoedingen wegens het geven van herhalingsonderwys eerst DRUCKER.