Tweede Kamer.
ttijlaprc A. (Staatsbegrooting voor liet dienstjaar 18W. t.
I I I . 9.)
7
e r k e n d e , welke op hein rust voor de behartiging der belangen van Nederland in den vreemde, óók en vóóral wanneer met zijne medewerking de vertegenwoordigers der K o n i n g i n aldaar niet aanwezig zijn, daarmede allerminst kan hebben beoogd overigens lilde H O O F D S T U K . aan de Staten-Generaal inlichtingen te onthouden omtrent het beleid der Rej.eering in kritieke omstandigheden , blijkt reeds genoegzaam u i t zijne verklaring — bladz. 47 der Handelingen — dat hij meende de gevraagde inlichtingen te hebben gegeven. ( t . II [. 9.) N u hem is gebleken, d a t zulks niet het geval is geweest en hij ditmaal door voorafgaande mededeeliug der bijzonderheden welke de Kamer wenscht te vernemen , i n staat is gewee.-t zich dienaangaande nog nadere gegevens te verschaffen . is hij gaarne bereid de door hem vroeger gegeven inlichtingen verder aan MEMORIE VAN A N T W O O R D te vullen. I te oudergeteekende. de volledige bevoegdheid der Staten(Ingezonden bij brief van 20 November 1896.) Generaal erkennende om een oordeel te vellen over de wijze waarop in het laatst van A u g u s t u s jl. e n volgende dagen de Nederlandsehe belangen te Constautinopel behartigd — ot niet behartigd — zijn . meent echter te moeten vooropstellen dal de. ITet w i l den oudergeteekende aangenaam te mogen verne- persoon van den destijds afwezigen gezant — d i e , gelijk o. a. nien , dat van de in de Memorie van Toelichting verstrekte uit J; 2 der Memorie van Toelichting, niet betrekking t o t de mededeeliugen aangaan.Ie verschillende tot h e t Departement van ! schadevergoeding wegens het pelgrimsvervoer blijkt, bij voortd n r i n g bewijs geeft van nauwgezette verzorging der hem toeMititenlandsche Zaken betrekkelijke aangelegenheden, wederom niet belangstelling is kennis genomen en hij vleit zieh dat vertrouwde belangen — buiten debat zal moeten blijven. Gelijk in het Verslag terecht wordt o p g e m e r k t , rust de volle langs dien weg allengs meerdere bijzonderheden, het diplomatiek of consulair beleid betreffende, ter kennis van de Staten-Oeue- verantwoordelijkheid van den geheelen loop der zaken op den Minister zelven en niet op den g e z a n t ; deze w a s door het hem raal zullen worden gebracht. Met de toezending der consulaire verslagen zal worden voort- ' verleend en niet ingetrokken verlof m e t betrekking tot zijne | afwezigheid u i t Constantinopel volkomen gedekt. gegaan. Vierderlei grief schijnt, blijkens het V e r s l a g , ten opzichte van >$ 1. Padua. Den onilergeteekeude bleek tot zijne voldoening dat van den gunstigen afloop der door de Nederlandschi' I{e- ' het beleid der Regcering ten deze te zijn aangevoerd. geering sinds verscheiden j a r e n gevoerde onderhandelingen b e treffende de overbrenging naar Nederland van de stollelijke I. d a t de Regcering er niet voor heeft g e w a a k t d a t d e Nederoverblijfselen van den in 1799 te P a d u a overleden Prins Wii.u-.ji | landsche gezant te C o n s t a u t i n o p e l , tijdens de onlusten aldaar GEOBOE F U D B U K VAN OKANIK-NASSXU , alsmede van h e t te zijner ! in A u g u s t u s j l . op zijn post aanwezig was of wel onmiddellijk nagedachtenis o p g e r i c h t . door CAXOVA vervaardigd , grafmonu- ' daarna derwaarts t e r u g g i n g ; m e n t , overeenkomstig zijne verwachting door vele leden met belangstelling is kennis genomen , al moge dan ook die verII. d a t de behartiging der Nederlandsehe belangen aldaar wachting door een lid eenigszins zonderling zijn geoordeeld. slicht* aan den Drogman als tijdelijk zaakgelastigde was toeverDeze aangelegenheid — niet behoorende onder de h a n d e l s - e n j trouwd , en d a t deze daarenboven z i c h , tijdens het uitbreken consulaire zaken — scheen overigens, in verband ook met de j der o n l u s t e n , niet t e Constautinopel bevond , doch eerst 21 uren ten deze verleende diplomatieke tusschenkonist, eigenaardig later op zijn post is gekomen ; onder de rubriek «Politieke z a k e n " te moeten worden vermeld. De verwijzing naar I n t verdienstelijke werk van den kolonel III. d a t hij het Nederlandsehe legatie-gebouw door Turksche Dl R A S . in verband m e t de aanvankelijk vruelitelooze pogingen I soldaten heeft doen bewaken en zoodoende eeue andere gedragsliju om bovenvermeld stoffelijk overschot t e v i n d e n , berust blijkbaar ' heeft gevolgd dan al de andere vreemde vertegenwoordigers ; Op een misverstand. Het onderzoek toch w e r d , MM <•// aanvang af, ingesteld op IV. d a t , in tegenstelling m e t alle andere g e z a n t s c h a p p e n , de plaats — door een nog aanwezigen lijksteen met betrekkelijk opschrift gedekt — waarheen volgens het te P a d n a , in het I alléén de Nederlandsehe nationale vlag niet genesenen was. gemeente-archief berustend officieel proces-verbaal, de overblijfselen van den Prins in 1815 werden overgebracht Tan de p l a a t s , Met betrekking tot bovenvermelde punten worde het uuvolwaar die in 1799 waren bijgezet en juist van die overbrenging I gende o p g e m e r k t : was in het aangehaald werk des heeren I>E RAS ter aangehaalde plaatse bi.j- uitsluiting de rede. Ad I. De gezant te Constautinopel was in liet laatst van Tot voor korten tijd was echter niet bekend — e n h e t b n v e n - A u g u s t u s in het genot van regelmatig verlof. ilat reeds geriiinien i ingehaald werk maakt daarvan dan ook in het geheel géén tijd te voren was aangevraagd en verkregen. melding — dat in 1N_!0 bedoeld stoffelijk overschot op nieuw is De onlusten te Constautinopel — het gevolg van den mis laverplaatst geworden . en dit is eerst gebleken uit een — na de digen aanval op de Ottomanmsche Rank op 2o' Augustus jl. — aanvankelijk vruelitelooze poging tot opgraving — nader in- , waren dermate onverwacht, dat ook de hoofden Tan verschillende gesteld nauwkeurig onderzoek in de betrokken kerkelijke ar- andere gezantschappen destijds hunne standplaats met verlof chieven. hadden verlaten. Opgravingen op de plaats waar blijkens die archieven de Zoo waren destijds de Engelsche ambassadeur sinds einde Mei; nadere bijzeuing in 182" had plaats gehad, werden onmiddellijk de Zweedsche gezant sinds einde J u n i ; de Pransche anibassamet een gunstigen uitslag bekroond. deur sinds begin Augustus en de Kumeensche gezant sinds P i t het boven medegedeelde volgt d u s van zelf. dat er voor half Augustus met verlof afwezig. de Regeering geenerlei aanleiding bestond om de aandacht van T o t i n t r e k k i n g van het eenmaal verleend verlof bestond voor den gezant te btome in het bijzonder op het werk van kolonel den oudergeteekende geene genoegzame aanleiding, omdat hem Dl RAS te vestigen, aangezien dit omtrent de plaats waar h e t reeds korten tijd daarna uit officieele mededeeliug bleek, d a t de stoffelijk overschot van den Prins van Oranje behoorde te wor- • Turksche troepen reeds op 2^ Augustus de orde hadden hersteld deu gezocht, niets naders bevatte dan reeds uit liet officieel en handhaafden en dat de Nederlandsehe belangen — ook die proces-verbaal van I S l ó dien gezant bekend was. E n evenzeer der particulieren — niet waren aangerand. Trouwens ook geen der dat h e t . hoezeer zulks ook te betreuren zij, geen bevreemding bovengemelde ambassadeurs of gezanten zag zijn verlof afbreken kan w e k k e n , d a t aanvankelijk vruchteloos naar h e t stoffelijk of intrekken ten eind" spo 'dig naar <' mstautinopel terug te gaan. : overschot is gezocht De veronderstelling dat ten vorigen j a r e . met het oog op het , in te stellen onderzoek naar het stoffelijk overschot van den te § 2. Troebelen la Cimtlantinoptl. Dat de o u d e r g e t e e k e n d e . die Padua overleden P r i n s VAN OIIANH-NASSAI', onze g e z a n t te Rome in de zitting van 22 September j l . de volle verantwoordelijkheid j zijn verlof heeft moeten a f b r e k e n , is onjuist. Handelingen der Stalen-Generaal.
Ryiagcn.
1890—1397.
6
(Staatsbegrooting voor bet dienstjaar 1807. 2. III.
In weerwil dat ten vorigen jare bovenvermelde zaak aanhangig was, beeft bedoelde gezant integendeel eeneverhoging▼*nTerloi bekomen van veertien dagen en ook dit jaar duurde zijn verlof' eenige dagen langer dan aanvankelijk was bepaald. De aan bovenbedoelde opmerking verbonden vraag vervalt dus van zelf. Overigens bleef de ondergeteekende niet in gebreke van de aanwezigbeid van den gezant in Turkne bier ter stede gebruik te maken om met hem overleg te plegen aangaande te nemen maatregelen, of aan den zaakgelastigde te zenden instructiën.
9.y
uren na het uitbreken der onlusten — en dus den 27sten Augustus te twee ure — zou zijn teruggekomen; integendeel, hij was reeds des morgens van 27 Augustus te 8'/ 2 ure —verscheidene uren vóór de hoofden van bijna alle andere missiën — in de stad teruggekeerd. En wat betreft de opmerking, dat hy toen heeft gehandeld zonder overleg niet bevriende , in de nabijheid der onze zich bevindende legatiën, kan vooreerst worden gewezen op het feit, dat hem zulks weinig zou hebben gebaat, daar, zooals gezegd is — met uitzondering van den zaakgelastigde van Zweden en Noorwegen — geen enkel der vertegenwoordigers van vreemde natiën zich toen te Pera bevond; maar Ail II. Dat bet Nederlandscbe belang destijds slechts door voorts, dat hij onmiddellijk in overleg trad met de Drogmans onzen drogman werd waargenomen , en deze daarenboven bij bet van Rumenië en Noord-Amerika. Na dat overleg trof onze zaakuitbreken der onlusten, zich niet te Constantinopel bevond , gelastigde dadelijk de noodige maatregelen voor de bescherming van het gezantschapsgebouw en begaf hij zich naar de Porte, doch eerst 24 uren daarna te Constantinopel is gekomen. De ondergeteekende veroorlooft zich in de eerste plaats — voor ten einde — voor zooveel mogelijk — in het belang der Nezooveel noodig — eenige inlichtingen te geven omtrent de po- derlandsche kolonie, zich van den toestand te vergewissen. Hy sitie van een drogman te Constantinopel. Deze is daar geen ge- bleef voorts eenige nachten te Constantinopel overnachten, terwijl wone tolk, maar een ambtenaar, in de eerste plaats geroepen zulks niet uitzondering van meergemelden Zweedschen zaakgeom uit naam van zijn chef mededeelingen aan Turksche bewinds- lastigde , die een huis aangrenzende aan het Zweedsche gezantlieden of liofdignitarissen te doen, als deze niet zelf wenscht op schapsgebouw bewoont, door geen der overige missie-hoofden te treden. Hieruit volgt vanzelf, dat zij niet alleen op de hoogte werd gedaan. zijn van alle loopende zaken , maar ook de gewoonte hebben zaken met de Turksche bewindslieden te behandelen. Ad. III. Dat hij het Nederlandsche legatiegebouw door Turksche Zoo werd dan ook onze drogman steeds, sinds zijn optreden soldaten heeft doen bewaken en zoodoende eene andere gedragslijn in 1888, by afwezigheid van den gezant, met de waarneming heeft gevolgd dan al de andere vreemde gezantschappen. der zaken van liet gezantschap belast, en dat wel tot volkomen Vooreerst worde, met betrekking tot dit laatste opgemerkt, tevredenbeid van opvolgende Regeeringen ; in die hoedanigheid dat de tijdelijke zaakgelastigde van Zweden en Noorwegen zelf beeft gemelde drogman dan ook meermalen moeilijke quaestiën — de bewaking van het gezantschapsgebouw door Turksche soldaten o. a. die van Bassorah in 18'JO — op zeer bevredigende wijze heeft verlangd , evenals ook de Amerikaansche gezant twee schildopgelost. wachten heeft gevraagd en verkregen. Maar ten andere : eene wacht van Turksche soldaten was aan Er bestond dus geen reden om juist nu van den tot dusverre gevolgden regel af te wijken , gelijk dan ook het gezantschap den Nederlandsehen zaakgelastigde aangeboden door de Turksche van Zweden en Noorwegen mede door zijn drogman, tevens RegeeriDg , en waarom ? consul, bij afwezigheid van den gezant, was vertegenwoordigd. Omdat vóór alles zorg moest worden gedragen dat geene bloedige Het schijnt overigens minstens te betwijfelen , of de uitzending botsingen zouden voorkomen op het Nederlandsch grondgebied van een der gezantschaps-seeretarissen te Weenen of te Rome — tusschen de zestig werklieden , waarvan 15 Armeniërs, 20 Kurden geheel vreemd aan de toestanden en verhoudingen in Constan- en 25 Grieken , die de herstellingswerken aan het gezantschapstinopel — tot waarneming van het gezantschap aldaar, voor de gebouw verrichten en van daar dan ook dat nevens de militairen verzorging der Nederlandsche belangen de voorkeur zou hebben ook een ambtenaar van politie van de wacht deel uitmaakte. verdiend. De gevolgen eener zoodanige botsing op ons eigen terrein, De vraag of niet een vaste secretaris of gezautschapsraad aan zouden , bij de opgewondenheid die destijds heerschte, onberekenhet gezantschap zal moeten worden toegevoegd . opdat deze — baar kunnen zijn geweest, ook voor ons legatiegebouw zelf en bij afwezigheid van den gezant — in diens plaats kan optreden, daarom zoude de Nederlandsche zaakgelastigde onverantwoordelijk zal echter een punt van nauwgezet overleg by den onderge- hebben gehandeld, indien hij de noodige voorzorgsmaatregelen — hem juist met het oog op de omstandigheid dat er zich zooteekende uitmaken. Den zaakgelastigde wordt verweten dat hij bij het uitbreken vele werldieden van onderscheiden landaard in het gezantschapsder onlusten niet te Constantinopel aanwezig was , en eerst 24 gebouw bevonden , door een adjudant des Sultans op diens last aangeboden — had geweigerd uren na het uitbreken der onlusten op zijn post was. Welk oordeel — en in dat geval terecht — zoude over hem Dit verwijt is ten deele ongemotiveerd en ten deele onjuist. Ongemotiveerd, voor zooverre het den zaakgelastigde niet geveld ziin geworden als , van zijne weigering, moord en dooddoenlijk was met zijn vry talrijk gezin , gedurende de uitvoering slag op Nederlandsch grondgebied het gevolg ware geweest? van de belangrijke herstellingswerken aan het gezantschapsgebouw te Pera, het daaraan grenzend huis te blijven bewonen. ad IV. dat, terwijl alle andere gezantschappen hunne nationale Ofschoon een verblijf elders voor hem uit een financieel oogpunt vlag hadden geheschen , de Nederlandsche legatie ook in dit bezwarend was, daar hem dit jaar geene tegemoetkoming daar- opzicht eene uitzondering heeft gemaakt. voor werd verleend , zoo heelt hij zich toch verplicht gezien , Ook deze grief is onjuist. De ambassades van Rusland, ten gevolge van bovenbedoelde herstellingswerken, eene woning Oostenrijk-Hongarije, Engeland en de gezantschappen van de voor zijne vrouw en kinderen op het eiland Froti —dat als een Vereenigde Staten van Noord-Amerika en die van Rumenië der buitenwijken van Constantinopel is te beschouwen - te huren. hebben mede hunne vlag niet gehescheu. Bedoeld eiland is buitendien gelegen in de nabijheid van het eiland Prinkipo waar o. a. de Perzische ambassadeur, die aan De ondergeteekende heeft in het bovenstaande — op officieele het hoofd staat van een der grootste vreemde missiën te Cou- gegevens gegrond — er naar gestreefd aan den weusch der Kamer stantinopel, mede de zomermaanden pleegt door te brengen. om nog nadere inlichtingen te verkrijgen, te voldoen ; maar het Trouwens was met uitzondering van den tijdelijken zaakge- moge hem worden vrijgelaten uit de verschafte gegevens nu ook lastigde van Zweden en Noorwegen, die juist in die dagen van zijnerzijds eene conclusie te trekken. Overweegt hij —• nevens het hierboven ontwikkelde — dat geen een verblijf te Therapia in de stad was teruggekomen , geen der andere hoofden der aldaar gevestigde missiën gedurende den der Notabelen van de Nederlandsche kolonieteConstantinopelzich dag van het uitbreken der onlusten te Pera aanwezig, maar bij den gezant, na diens terugkomst, heeft beklaagd over het beleid van den zaakgelastigde , tijdens den moeilijken dag van verbleven zij allen te Therapia of elders. De zaakgelastigde kwam overigens geregeld in de stad, en 2(5 Augustus en volgende dagen; dat zulks juist op 2G Augustus — den dag van den overval der dat in tegenstelling niet die van andere natiën geen enkel lid Ottomannischc Bank — het geval niet was, is hierdoor te verder Nederlandsche kolonie aldaar eenigen overlast of schade heeft klaren , dat des Woensdags Ministerraad wordt gehouden , ten gevolge waarvan geene zaken met de Porte worden afgedaan ondervonden; of behandeld , hetgeen ook de reden was dat geen der andere dat tengevolge van de door den zaakgelastigde genomen maatdiplomatieke vertegenwoordigers zich dien dag van hun zomer- regelen , het gezantschapsgebouw geheel onaangetast bleef; verblijf naar Pera hadden begeven. eindelijk, dat niet alleen de aldaar werkzame Armeniërs, Onjuist is voorts de opmerking dat de zaakgelastigde eerst 24
(Staatsbcgrooting voor h e t dienstjaar 1S97. 2 ' m a a r ook verscheidene andere Armeniër*, door zijn beleid aan een wis verderf' zijn ontkomen ; dan aarzelt de ondergeteekende niet te volharden hij de meening door hem op 22 Septemher o n t w i k k e l d : „dat de result a t e n van het door den heer KlDI gevoerd beleid guwttio zijn g e w e e s t " , en dan meent hij zich te mogen vleien dat die leden der Tweede K a m e r , die — wellicht op grond van onvolledige en onjuiste gegevens — een afkeurend , zij het dan ook eon» ditioneel , oordeel over d a t beleid hebben geveld, hun oordeel ten deze zullen willen herzien. W a t hiervan echter ook zyn m o g e , zoo blijft het zijne persoonlyke oveituiging dat onze zaakgelastigde te Constantinopel gedurende zeer moeilijke en verantwoordelijke oogenblikken op loffelijke wijze zijne plichten heeft v e r v u l d : en hij heeft het zyn plicht geacht van die overtuiging nader rekenschap t e g e v e n , óók in het belang van het prestige van dien a m b t e n a a r tegenover die outoriteiten met welke hij in aanraking komt en van dat van het Nederlandsch gezantschap te Constautiuopel in zijn geheel W a r e n de meening j u i s t , dat de ondergeteekende door de door hem aangenomen, h o u d i n g , h e n , welke van oordeel zijn dat de uitgaven ten behoeve onzer diplomatieke vertegenwoordiging besteed, nutteloos z y n , in h u n gevoe'en heeft v e r s t e r k t , hij zoude zich daarvan geen gering verwyt maken. Meer dan vroeger nog staat het by hem v a s t , dat Nederland's politieke en commercieele stelling drringend gebieden , dat zijne diplomatieke vertegenwoordiging geeae imkrimping — veeleer uitbreiding — onderga en hij is erkentelyk voor den s t e u n , dien hij, ter bevestigiug en uitbreiding van bovenvermelde s t e l l i n g , van de Nederlamlsche diplomaten — in het byzonder ook van den Nederland-schen gezant te Constantinopel — gedurende zijn Ministerschap heeft mogen ondervinden. Hij vleit zich echter met de v e r w a c h t i n g , dat uit het medegedeelde zal v o l g e n , dat de ondergeteekende bovenbedoeld verw y t niel tot zich zal behoeven te richten en ook om d i e r e d e n b e t u i g t hij zijn dank aan de leden , die zyne houding ten deze h e b b e n w Hen verdedigen. De v r a a g , bij sommige leden der K a m e r gerezen , of althans de legatie te Constantinopel niet zou k u n n e n worden opgeheven , werd — naar het voorkomt — door andere leden afdoende in o n t k e n n m d e n zin beantwoord. J u i s t met het oog op onze talrijke Mohammedaansehe onderdanen in I n d i ë schijnt voormelde legatie wel eene der laatste te zijn . die eventueel voor opheffing in aanmerking zoude k u n n e n komen. § 3. Bezoek van Xederhuidsrhe oorlnijssefiepen aan Tin ksckê ha eens. I n een aantal kustplaatsen van Europeesch- en Aziatisch Turkije, telt N e d e r l a n d , iu grooter of kleiner getale, onderdanen en beschermelingen. Mede in verband met staatkundige gebeurtenissen, die reeds in het vorige jaar plaats vonden of zich ontwikkelden, werden sommige dezer haven plaatsen door H r . Ms. korvet Alkmaar bezocht, t^n einde de bestaande banden te bevestigen. De vermelding, vau d i t feit scheen in de Memorie van Toelichting op haar plaats. Met betrekking tot de uitzending van Hr. Ms. Jolian Willem Friso en Zeehond moge het navolgende worden o p gemerkt. H e t is niet geheel juist dat bedoelde schepen n a a r Constautinopel zouden zijn uitgezonden: h u n n e eerste bestemming was — gelyk uit de Staatscouranten van 30 September en 2 Oetober kan blijken — Smyrna. Bij de onzekerheid welken verderen loop de ernstige verwikkelingen in Turkije zouden n e m e n , scheen het raadzaam tijdig zorg te dragen dat van wege N e d e r l a n d , indien zulks noödig mocht blijken. hulp en bescherming aan de te Smyrna en elders in T u r k y e verblijf houdende Xederlandsche onderdanen en beschermelingen zou k u n n e n worden verleend en d a a r t o e , niet het oog op den afstand tusscheu verschillende der vestigingsplaatsen , twéé schepen aan te wijzen. H e t ligt in de bedoeling een dier schepen meer bepaaldelijk ter beschikking te stellen van H r . Ms. gezant te Constantinopel. voor het geval de ingevolge art. 2 van het tractaat van P a n > van 185ö noodige vergunning tot den doortocht door de Dardauellen — welke alleen aan kleinere en licht gewapende oorlogsschepen verleend worden kan — zal zijn verkregen. Bedoelde v e r g u n n i n g werd echter tot dusverre evenmin aan Nederland , als aan enkele andere mogendhedeu verleend.
III.
9.)
0
Met het oog op de overige eischeu van den d i e n s t , waren geene andere schepen voor eene zending naar de T u r k s c h e wateren beschikbaar dan de hierboven v e r m e l d e , zijnde zy overigens voor het beoogde doel alleszins geschikt te achten. H e t voornemen bestaat om , wanneer de tFrit*n zyne verdere bestemming naar Oost-Indië zal moeten v o o r t z e t t e n , het in bovenvermelde wateren te doen vervangen door een van de nieuwe pantserschepen. Ofschoon in de laatste weken geen nieuwe revolutionuaire of fanatieke incidenten zich te Constantinopel hebben voorgedaan, is niettemin alle zorg o m t r e n t den toestand aldaar nog niet geheel geweken. § 4. Timor. Zooals bereids in de Memorie van A n t w o o r d op het Verslag der Kamer aangaande de Begroeting voor 189(5 medegedeeld werd , zijn reeds in 1895 door de Nederlandsche Regeering aan P o r t u g a l bepaalde voorstellen gedaan ter uitvoering van artikel 2 der Overeenkomst van 10 J u n i 1893 (SlaaUblad 1894, n° 3 1 ) . betreffende Timor. Sedert dat tydstip zyn — behalve door de optreding van een nieuwen Minister van Buiteulandsche Zaken te Lissabon — meer bepaaldelijk d •< r d e op Timor-Dilly uitgebroken o n l u s t e n , die eene Portugeesche militaire expeditie noodig maakten . en waardoor de Portugeesche Regeering de door haar gewenschte nadere inlichtingen uit Timor bezwaarlijk kou verkrijgen, de onderhandelingen ter z a k e , welke niettemin door deu Nederlandschen Minister te Lissabon werden voortgezet, niet belangrijk gevorderd. Sedert zijn echter van de Portugeesche Regeering nadere mededeeling'-n o m t r e n t deze aangelegenheid ingekomen en ofschoon die n o g niet een definitief karakter dragen , heeft de ondergeteekende niettemin zonder verwijl d i e n a m g a a n d e met het Departement van Koloniën het noodige overleg geopend. £ .">. Grensrefjcliiin BmwIê-HêrloQ en Ihtiirlc-Xassan. H e t op nieuw indienen bij het Belgische Parlement van het wetsontwerp tot goedkeuring der conventie betreffende de grensregeling Baarle-Hertog en Baarle-Xassau maakt een p u n t van overweging by de Belgische Begeering uit. E r kan dus nog niet gezegd worden . dat er geen uitzicht bestaat op het tot stand komen dier regeling, zoodat er t h a n s geen reden is de zaak van de agenda af te voeren. De leden , die de bedoelde regeling niet tot stand wenschen te zien k o m e n , zullen te zijner tyd van dit hun gevoelen k u n n e n doen blyken bij de behandeling van het desbetreffende w e t s ontwerp. § G. t'itleverinqsverdiaqni. De onderhandelingen over h e t uitleveringsverdrag met Duitsuhland zijn afgeloopen; de onderteekening van die conventie zal weldra plaats hebben. Spoedige afloop der onderhandelingen met G r o o t - B r i t a n n i ë , Italië en Zwitserland is m e t grond te verwachten. H e t nieuwe uitleveringsverdrag met Brazilië is op 30 December 11. door den President dier Republiek aan het Congres gezonden, hetwelk op 3 Mei daaraanvolgende zoude worden heropend. I u tusschen heeft die herope ïing op dien dag niet k u n n e n plaats vinden en zijn de verdere werkzaamheden van het Congres vertraagd door de te Bio de J a n e i r o heerschende gele koorts. H e t met Frankrijk gesloten verdrag zou weldra aan het P a r l e m e n t ter goedkeuring worden aangeboden. Toen op 11 Maart 11. het verdrag met Servië geteekend werd, was de Skoupchtina reeds gesloten. terwijl de opening dier Vergadering eerst in Oetober j l . heeft plaats gehad. Iutusschen is het verdrag onlangs door genoemde Vergadering g o e d g e k e u r d , zoodat de ratificatie weldra kan worden te genioet gezien. § 7. fiiiernatinnaal priraalrechl. De onderte dcening van een outwerp-tractaat tot regeling van sommige punten van i n t e r nationaal privaatrecht heeft plaats gehad op 14 November j.1. in de Trèveszaal te 's Gravenhage. Daaraan i s . behalve door Nederland, deelgenomen door België, F r a n k r y k , I t a l i ë , L u x e m b u r g , P o r t u g a l , Spanje en Zwitserland, terwijl ook nog adhaesie van enkele andere Mogendheden waarschijnlijk te achten is. § 8. Internationaal arbitrage-hof. Het door de i n t e r p a r l e m e n taire conferentie te Brussel ontworpen voorstel tot instelling van een internationaal arbitrage-bof, hetwelk ter kennis van den ondergeteekende is g e b r a c h t , is door de Regeering niet belangstelling in overweging genomen. Ken bepaald besluit
10 omtrent nomen.
(Staatsbegrootiug voor het dienstjaar 1S07. deze aangelegenheid is door haar echter nog niet g e -
S 9. Duclwijl;. O m t r e n t het ichip de Dneltrijl; is een geding a a n h a n g i g voor het daartoe ingestelde Italiaansehe prijsgericht. In dezen .stand der zaak kan de Kegeering, tot haar leedwezen, s e e n e r l a verdere inlichtingen omtrent deze aangelegenheid in het openbaar verstrekken. De ondergeteekende il ten vorigen jare met verschillende der zeevarende mogendheden i a overleg getreden omtrent de wonschelijkheid van het sluiten van een internationaal tractaat tot vaststelling eener vaste grens van de territoriale zee . mede ter bepaling der neutrale zone in oorlogstijd ü e hnial/ mijlen, waarvan — in verbond mot bovenvermeld
overleg
- het artikel der .Revue Générale «Ie droit interna-
tional public" Maart—April 1890. met betrekking tot voormelde neutrale zone g e w a a g t , berusten op een misverstand van den schrijver van gemeld artikel. E r is intusschen reeds gebleken dat verschillende bezwaren zich verzetten tegen het gemeenschappelijk vaststellen van zoodanige vaste grens. S 10. DyiMmutfabriek op de Betyuehr fffnu. In September 1892 ontving de toenmalige minister van Buitenlandtche Zaken eene klacht van de burgemeesters der gemeenten Keusel, Bladel en N e t e r s e l , Hooge en Lage Mierde, Hoogeloon, Duizel en S t e e n s e l . en Eersel, o m t r e n t het gevaar dat de d\ namietfabriek te Arendonck voor hunne gemeenten oplevert, waarop de zaak onmiddellijk bij de Belgische Regeering ter sprake werd g e bracht. De/.e liet een onderzoek instellen, dat eniicludeerde tot h e t niet bestaan van gevaar bij eventueele ontploffing der dyi.amietfabriek voor de bovengenoemde Nederlandsche gemeenten , waarvan in Maart 1893 mededeeling werd gedaan aan de betrokken burgemeesters. In April 11. hebben de burgemeesters van Keusel, van Hooge en Lage Mierde en van liladel en Xeter.-el hunne klacht herhaald. N a overleg met den Minister van Biuuenlaudsche Zaken is deze aangelegenheid op nieuw onder de aandacht der lielgische Regeering gebracht en is deze gewezen op het groote belang dat gelegen is in eene opheffing dier fabriek bijaldien geen betere waarborgen tegen gevaar verstrekt kunnen worden. Dientengevolge heelt de Belgische Minister van Nijverheid en tVrbeid een onderzoek ten deze opgedragen aan den inspecteurgeneraal der ontplofbare stoffen , uit wiens rapport o. a. h e t volgende is gebleken. De i n d r u k , dien de ontploffingen in Nederland hebben veroorzaakt . werd geheel gedeeld door de inwoners der Belgische dorpen. Toch was die indruk overdreven , daar hy enkel o n t stond uit de hevigheid van het knalgeluid: immers persoonlijke ongelukken hadden er niet p l a a t s . zelfs niet in de f a b r i e k , alhoewel aldaar de onder-directeur en twee huishoudens r a n bearubten woonden. Alleen materieele schade werd a a n g e r i c h t , in de gemeente Arendonck ten bedrage van ongeveer luO franken. Opmerking verdient dat er van Nederlandsche zijde geene schadevergoeding schijnt te zijn g e v r a a g d , hoewel de maatschappij ."eigenares der f a b r i e k , zich tot het geven daarvan bereid had verklaard.
Intusschen beval de burgemeester van Arendonck opo .Maart IJ. de TOOrloopige sluiting ih~r fabriek. Uit eene enquête bleek dat de vroeger gestelde voorwaarden w a r e n nageleefd, doch bij Koninklijk besluit van 8 J u n i 1.1. w e r d e n nieuwe maatregelen voorgeschreven om elk gevaar te voorkomen. Bovendien heeft de maatschappij den tegenwoordigen directeur de verplichting opgelegd voortdurend in de fabriek te wonen. . Na eene op 7 Augustus 1.1. gehouden inspectie , waaruit bleek, dar de maatschappij al de h a a r opgelegde verplichtingen had o p g e v o l g d , gaf de burgemeester van Arendonck verlof om h e t werk te hervatten. T e r verdere geruststelling zij nog a a n g e t e e k e n d , dat m de m a g a z b n e n nooit een,, ontploffing heelt plaats gehad en dat de voorraad steeds ver beneden het geoorloofde maximum was; het ligt t r o u w e n s v o j r de hand , dat het belang dor maatschappij medebrengt het werk te laten afhangen van de bestellingen, SCO lal niet te verwachten i s , dat in de magazijnen zich een "•roote voorraad zal bevinden. Op grond van het bovenstaande mag men veronderstellen d a t de nader genomen maatregelen voor de veiligheid afdoende zullen z n te meer daar de Belgische Minister van Nijverheid en
2.
III.
9.)
Arbeid aan den ondergeteekende de verzekering heeft laten geven , dat zijn Departement zorgvuldig zal waken voor de stiptelijke nakoming der voorgeschreven verplichtingen. § 11. Qefmaillotrd ijzerwerk in Spanje. Bij Koninklijk besluit van 20 October 11. zijn met ingang van den 22sten d. a. v. alle t;iiiefsgunsten , welke de andere tractaatmogendheden bij invoer in Spanje g e n i e t e n , óók op Nederland toepasselijk verklaard. Hiermede is dus een einde gemaakt aan de ongelijkheid van behandeling w t d k e . bij de toepassing van de bepalingen der overeenkomst tiissclien Nederland en Spanje tot voorloopige regeling der handelsbetrekkingen tusschen beide landen . dd. 12 Juli 1892 (Slunlsldad 1893, n . 217), verschillende onzer iiitvoerartikelen — o. a. ons geëmailleerd ijzerwerk — bij invoer in Spanje ondervonden , en die onzen handel en onze nyverheid belangrijk benadeelden. § 12. Knas. Daar bij onderzoek was gebleken dat tusschen onze harde kaas en .fromage dit de Gruyère" nevens p u n t e n van verschil evenzeer belangrijke punten van overeenkomst b e s t a a n , heeft de ondergeteekende beproefd voor Nederlandsche harde kaas dezelfde tariefsbehandeling in Frankrijk te verkrijgen, welke aldaar sinds 1 Augustus 1895 aan kaas .dit de Gruyère'" verleend wordt. De Fransche Regeering schijnt echter voorsh a n d s . ondanks de p u n t e n van overeenkomst, in Nederlandsche harde kaas een geheel ander artikel te zien als „Iromage d i t de Gruyère". De Dnitsehe Regeering is in zoover van hetzelfde gevoelen, als zij eene in 1891 aan Zwitserland toegestane reductie van het recht op „Hartkiise in niühlensteintömiigen L a i b e n , das Stück im Gewicht von miudestens 50 K.G." n i e t op onze harde kaas toepast. De ondergeteekende blijft op deze zaak zijne a a n d a c h t gevestigd houden , doch meent inmiddels er op te moeten wijzen dat onze kaashandel met gemelde landen niet onder het hoogere recht schijnt te lijden. Uit de Dnitsehe handelsstatistiek blijkt i m m e r s , dat de invoer van Hollandsche kaas in Duitschlaud van 43 pet. in 1891 gestegen is tot 46 pet. in 1895; terwijl in de eerste acht maanden van 18'JG dat aandeel zelfs tot 48 pet. is geklommen, een en ander van het totale ingevoerde bedrag. Daarentegen nam de invoer van Zwitsersche kaas in Duitschlaud in de laatste jaren af. In Frankrijk b e l r o e g blijkens de laatstverschenen aflevering der „Documents statistioues sur Ie commerce de la F r a u c e " de invoer van kaas uit Nederland gedurende de eerste negen maanden van 1895 737 100 K g . , en gedurende dezelfde maanden van 1 8 % 4 3 5 6 100 Kg. § 13. In- eii doorvoer eau vee. De bezwaren, waarmede de invoer van ons vee en onze veeproducten in het buitenland heeft te k a m p e n , zijn zeker nog geenszins uit den weg g e r u i m d , doch de ondergeteekende vertrouwt dat zij, dank zij vooral de krachtige bestrijding van het inond- en klauwzeer hier te lande , zullen blijven afnemen. Dat Duitschlaud tot dusverre den invoer van ons vee blijft beletten, ofschoon de gezondheidstoestand daarvan in het algemeen bevredigend i s , en onze zuidelijke naburen gemelden invoer dan ook sinds geruimen tijd wederom toelieten , is zeker te betreuren en met het oog op den Duitschen veestapel niet voldoende gemotiveerd; doch de ondergeteekende blijft vertrouwen d a t . wanneer het mond- en klauwzeer geacht kan worden hier geheel geweken te zijn, ook Duitschland zijne grenzen weder voor ons vee zal openen, l i e t behoeft overigens wel geene verzekering dat de beste pogingen der Regeering in het vervolg evenals tot dusverre daarop gericht zullen blijven. Met betrekking tot de landen d i e , gelijk met voldoening kan
worden geconstateerd , ons vee bleven toelaten, valt op te merken, d a t wel is waar h e t voor België en Frankrijk bestemde vee aan inenting niet tuberculine onderworpen w o r d t . doch d a t die maatregel, ofschoon ongetwijfeld belemmerend, toch geen overwegend bezwaar voor den handel schijnt op te leveren, getuige het groot aantal dieren dat geregeld naar die landen zijn weg vindt. Voor zoover de tubereuline-proef bezwaar m e d e b r e n g t , zou dit overigens weinig verminderen door keuring op onze hoofdiuai'kten, zoo die kou worden ingevoerd. Op de waarde van het vee althans zou afkeuring hier to lande denzelfden ongunstigen invloed uitoefenen als aan gene zijde der grens. Keuring hier te lande e c h t e r , hct/.ij door biiiteulandsehe. hetzij door eigen veeartsen, is practisch niet wel mogelijk. E e n e
B||!agc A.
Tweede Kamer. (Staatsbcgrooting voor hot dienstjaar 1S07. 2. III.
diagnose toch met behulp van tuberculine-injectie il niet — evenals eene uitwendige keuring van het vee — een zaak van enkele oogenblikken en kan niet op de markten zelve gesehieden. Aan eene keuring hier te lande door vreemde veeartsen zouden voorts de staatsrechtelijke bezwaren in den weg staan, die tegen eene eigenlijke ambtsuitoefening door vreemdelingen, zij het ook met wederkeerigheid , bestaan. Kleine moeilijkheden komen overigens by een druk verkeer altijd voor, doch de ondergeteekende onderschrijft niet de meening dat het veeverkeer met België van opzettelijke plagerijen zou hebben te lydeu. De sluiting op 15 Augustus II. stond in verband niet het op dien dag vallend feest van Maria Hemelvaart. In den Mnniteur Beige van 13 Augustus te voren aangekondigd, kwam zij ongetwijfeld wat laat ter kennis van vele belanghebbenden. Aan opzet valt hier echter niet te denken. Geluk reeds boven werd opgemerkt, wordt de bonding van Duitsehland tegenover den invoer van ons vee inderdaad niet voldoende gemotiveerd, doch bet is der Regeering niet gebleken , dat die houding bepaaldelijk onwelwillender is tegenover ons dan tegenover andere Staten. Bij de grensbeweiding is men in Duitsehland gemakkelijker, en laat men over het algemeen onder dezelfde voorwaarden vee uit Nederland toe als wij vee uit Duitsehland. Hetzelfde geldt van den invoer var mest van hoeven, die geacht kunnen worden geen gevaar van besmetting op te leveren, en het is niet juist dat wij in dit opzicht vrijgeviger zouden zijn dan Duitsehland. De keuringskosten aan de Pruisische grens bedragen slechts M. 1,50 voor elk stuk vee, en schijnen niet in strijd met het grenstractaat van 20 Juni 181(3, dat alleen vrijstelt van douanerechten (in- uit- doorvoer* en andere dergelijke reeb ten. I De ondergeteekende is van meening dat het belang van onzen veehandel vooralsnog niet vordert, met andere middelen dan de thans beschikbare tegenover het buitenland te kunnen optreden. Hij erkent echter, dat de tijd daartoe zal kunnen komen , indien aan gerechtvaardigde aanspraken onzerzyds geen gevolg werd gegeven, en rekent alsdan daarbij op de medewerking der Staten-Generaal. Ten aanzien der moeilijkheden, die het grensverkeer met paarden aan de Duitsche grens nog zou ondervinden, zij aaugeteekend dat de vroeger verplichte keuring thans is afgeschaft in de Regierungsbezirke Osnabrück, Munster, Dusseldorf en Aken. Alleen in het Bezirk Aurich schijnt zij nog te bestaan, doch de President van dat Bezirk ontving reeds machtiging van zijne Regeering om bedoelde keuring insgelijks af te schaffen. Van eene algeheele stremming van het verkeer met paarden tusschen sommige Xederlandsche en Duitsche plaatsen gedurende een groot gedeelte van dit jaar is der Regeering niets bekend. § 14. Invoer van oude paarden uit Engeland. Met het oog op het voorkomen van besmettelijke veeziekten onder de eenhoevige dieren" in het buitenland, werd by Koninklijk besluit van 22 Juni 11. (Staatsblad ir. 98) de in- en doorvoer hier te lande van eenhoevige dieren eu van vleesch van die dieren afkomstig, verboden uit landen of'streken, door de Ministers van Binnenlandscbe Zaken en van Financiën aan te wijzen. Bij gemeenschappelijke beschikking van gemelde Ministers van •! Juli 11. werd daarop met ingang van den oden daaraanvolgende de in en doorvoer van eenhoevige dieren en van vleesch, van die dieren afkomstig, uit Groot-Britannië en Ierland in het algemeen verboden, eu — behalve in enkele speciaal uitgezonderde gevallen — alléén onder voorwaarde van keuring en gesondherinding door een districtsveearts toegestaan (zie Staatscourant van 4 Juli 1890, n°. 155). De gevallen waarin dit verbod niet toepasselijk is. zijn van dien aard en er worden daarbij zooveel voorzorgsmaatregelen in acht genomen, dat overbrenging van besmetting daarvan bezwaarlijk is te vreezen. Sedert de uitvaardiging der beperkende maatregelen is overigens de invoer van oude paarden te Rotterdam afgenomen. § 15. Inlichtingen mor landverhuizers. In den afgeloopen zomer werd met betrekking tot de vooruitzichten die Chili aan landverhuizers aanbiedt een schrijven van den consul-geDeraal te Valparaiso ontvangen, volgens hetwelk naar dat land geëmigreerde personen zich over het algemeen niet te beklagen hebben gehad en het meerendeel van hen, die met voldoende kennis van den landbouw daarheen gingen, goed terecht is gekomen. In ie laatste jaren werd volgeus den berichtgever in het bijzonder Handelingen der Staten-Generaal'
By'agenl 1896-1897.
9.)
11
vefoetering gebracht in den dienst der gendarmerie, ten gevolge waarvan de kolonisten thans de noodige bescherming genieten, hetgeen vroeger te wenschen overliet. Overigens zou den kolonisten in de provincie Llanquihue meer kans van slagen worden geboden dan in de provincie Chiloï, en zulks uit hoofde van het zachtere klimaat en de grootere vruchtbaarheid van Idanipiihue. Omtrent andere .Staten van Zuid-Amerika zijn in den laatsten tijd geen dergelijke berichten ingekomen. Het behoeft overigens geene opzettelijke vermelding, dat de Regeering omtrent soortgelijke mededeelingen harer consulaire
agenten geeneriei verantwoordelijkheid op zich neemt.
£ 10. Landbouwkundige expert». Met betrekking tot het in deze paragraaf behandeld onderwerp moge het den ondergeteekende veroorloofd zijn beleefdelijk te verwijzen naar het te dien aanzien opgemerkte onder !§ 3 , slot. van de Memorie van
Antwoord op hoofdstak I.
§ 17. Duitsche rerzeherinijsicetlcii. Reeds in 1891 ontving de Minister ra TIEXIIOVKN van eene Xederlandschestootnvaartmaatsekappy eene klacht over de toepassing der Duitsche „Untalls"'verzekeringswet op hare onderneming. Bedoelde maatschappij had zich te'dier zake ook reeds, o. a. met een beroep op art. 3der herziene Rijnvaartakte (Staatsblad 1809, n". 75), tot den Bondsraad gewend , na vruchteloos en wel laatstelijk bij het „Keichs Verficherungsanit'' te hebben gereclameerd. Door genoemden Minister werd toen inlichting gevraagd omtrent de gronden , waarop de uitspraak van het „Reichsversicherungsamt" berustte, en tevens deNederlandscbe gezant te Berlyn aangeschreven om de klacht van de maatschappij bijden Bondsraad te steunen. Xaar de opvatting van het „Reichsversicherungsamt" was voor de beoordeeling der al- of niet onderworpenheid aan de bewuste wet niet de nationaliteit der ondernemers of der arbeiders beslissend , maar de wyze waarop en de plaats waar het bedrijf wordt uitgeoefend, en uiteen en ander bleek volgens dat college in dit geval dat het bedrijf, voor zooveel dit binnen de Duitsche grenzen zich bewoog, als een binnenlandsch bedrijf was te beschouwen, en dat het mitsdien volgens § 1, cijfer 3 van het „Ausdehnungsgesetz" van 28 Mei 1885 aan de verplichte verzekering was onderworpen. Voor verdere bijzonderheden wordt verwezen naar bijgaand afschrift der bedoelde beslissing, door belanghebbenden destijds overgelegd. (1) Wat het verzoek aan den Bondsraad betreft, deze vond geen termen om aan de reclamatie van adressante gevolg te geven , terwijl de Duitsche Regeering , zich vereenigend met de uitspraak van den administratieven rechter, bovendien het door belanghebbenden gedane beroep op art. 3 der bijnvaartakte ongegrond achtte. daar het hier niet gold een zuiver scheepvaartrecht als daar bedoeld (eene „Abgabe , welche sich lediglich auf die Thatsache der Beschiffung gründet"'), maar eene op geheel anderen grond berustende heffing („une obligation qui se base sur 1'idée de la sollicitude pour les ouvriers, émanant d'un
principe du droit public").
Gelijk bereids in de Memorie van Antwoord op het Voorloopig Verslag over de begrootingen voor zijn Departement voor 1895 en 1890 (§ 10 en § 14) werd medegedeeld, achtte de ondergeteekende het, in het belang van een zoo veelzijdig mogelijk onderzoek van deze aangelegenheid, wenschelijk, dat zy ook in de centrale Rijnvaartcommissie zoude worden ter sprake gebracht, opdat de vertegenwoordigers der verschillende Uyn> oeverstaten dienaangaande van gedachten zouden kunnen wisselen. Het bleek daarby dat —in tegenstelling met de zienswijze van den Xederlandschen Rijnvaartcommissaris — de vertegenwoordigers der Duitsche staten eenstemmig van oordeel waren dat de Rijnvaartakte aan de toepassing der verzekeringswetten op Xederlandsche scheepvaartondernemiiigen niet in den weg staat (zie protocol XIII der gewone zitting van de centrale Rijnvaartcommissie van 1894 en protocol XXN II der buitengewone zitting van 1895, beide hierbij overgelegd), (1) eene meening, die in het Verslag der Kamer als ontwijfelbaar juist wordt gekenschetst. Het denkbeeld , in het aan de Tweede Kamer gericht adres van te Rotterdam gevestigde stoombootreederijen ontwikkeld, dat de Xederlandsche Regeering by de Duitsche stappen doe om eene arbitrale uitspraak in dezen te bevorderen . vond in het Verslag der Kamer — en naar het voorkomt terecht — geen steun. Voor zooverre het betreft het onderwerpen van Xederlandsche scheepvaartondernemingen en Xederlandsche schippers (1) Deze stukken zyo , tor inzage van de leden, ter gritfie ccdi rgolegd.
12
(Staatsbegrooting voor liet dienstjaar 181'7. 2. III. 9.)
aan de toepassing der Duitsche verzekeringswetten op zichzelre, zoo geldt het daarbij een maatregel van inwendige wetgeving en wetsinterpretatie , waaromtrent de beslissing — althans in den regel — uitsluitend bij eiken betrokken Staat zelven behoort. Mocht Nederland, te eeniger tijd , soortgelijke verzekeringswetgeving tot stand brengen als in Duitsclilaud bestaat, dan zal liet evenzeer aanspraak maken op eene zelfstandige beslissing omtrent de vraag hoe die zal worden ingericht en toegepast. Arbitrale uitspraak ware dan ook, gelijk het Verslag doet uitkomen , slechts Ie vorderen omtrent de vraag of de Rijnvaartakte — eene internationale regeling — bovenvermelde toepassing toelaat. Voor eene arbitrale uitspraak bestaat echter slechts grond, wanneer, tegenover de stellige meening van eene der partijen, een even gevestigd gevoelen der andere over staat. Zonder D U , met bet Verslag, te willen beweren dat het niet twijfelachtig is dat hier geen strijd met de Rijnvaartakte bestaat, zoo acht de ondergeteekende niettemin de tegenovergestelde zienswijze te betwistbaar, dan dat hij van Duitsclilaud — en daarop zou het neerkomen — de beslissing van een ten deze "bestaand rechtsgeschil langs arbitralen weg, zou nieenen te mogen vorderen. Wat de onbillijkheden betreft, welke de toepassing der verzekeringswetten op hier te lande gevestigde ondernemingen medebrengt, reeds van zijn optreden af heeft de ondergeteckeude , — zonder daardoor de quaestie der al-of niet wettigheid
§ 19. Kanaal Almelo—Nordliorn. Omtrent de doortrekking van het kanaal Almelo—Nordhoill op Pruisisch gebied , istotdus! sverre door de Pruisische regeering nog geene beslissing genomen. De ondergeteekende blijft echter niet in gebreke op deze aangelcgenheid , in verband met § 5 , 2de lid , van het tusschen Nederland en Pruisen gesloten tractaat, dd. 12 October 1876 (Staatsblad 1877, n". 145) de aandacht der voormelde regeeriug i te vestigen. § 20. Consulaire berichten over het loodswezen. Behalve in de Consulaire Verslagen van 29 April 11., n°. 18, komen nog berichten over het loodswezen voor in eene aflevering dier VerI slagen van 9 September daaraanvolgende, n". 37, en wel van I H. M. gezant te Londen, van den Gezantschapsraad te Parijs , I van den consul te Genua, den viee-consul te Kopenhagen, den consul te Boston en dien te New-Orleans. Nadere berichten zijn bereids ingekomen en zullen te zijner tijd worden afgedrukt.
^ 21. Overbreiiaiiitj ran consulaire posten naar Indische begroO' tilig. Ook na kennisneming van den inhoud dezer paragraaf van het Voorloopig Verslag blijft de Regeering van oordeel, dat er geen voldoende termen bestaan om de kosten der bierbedoelde consulaten naarde Indische begrooting over te brengen. Die consulaten toch zijn niet alleen belast met de behartiging van specifiek koloniale belangen , maar met de zorg voor alle van de toepassing zelve te praejudicieereu , —door tusschenkomst Nederlandsche belangen in het algemeen, voor zooveel die tot van het gezantschap te Berlijn daarop de aandacht doen vestigen. den consulairen werkkring behoort, zij het ook, dat daarbij Ook werd aan belanghebbenden de raad gegeven om zich in onze positie als Koloniale Mogendheid meer in het bijzonder op deze tot de bevoegde rechterlijke of administratieve autoriteit in den voorgrond treedt. Duitschland te wenden. Naar aanleiding van de opmerking in Ofschoon bovenbedoelde overbrenging met betrekking tot het het Verslag dat eene in deze materie bevoegde rechterlijke Consulaat te Djeddah wellicht het meest te rechtvaardigen ware, autoriteit in Duitschland niet zou zijn aangewezen , merkt de meent' de ondergeteekende toch niet, dat zelts daartoe ondergeteekende op dat, krachtens § 88 en vlgg. der wet van zoo gronden bestaan Wel is het de voornaamste taak 6 Juli 18b4 omtrent de „ Unfallsversicherung " , als rechter in | genoegzaam van het Consulaat te Djeddah, om aan Nederlandsen-Indische hoogste instantie over uit die wet voortvloeiende geschillen be- onderdanen bij hunne bedevaart naar de heilige plaatsen in slist het „ Reichsversicherungsamt", in het Verslag terecht als Arabië, de bescherming der Nederlandsche Regeering te doen het ,hoogste administratief gerechtshof" aangeduid. deelachtig worden, maar op die bescherming hebben zij aanBlijkens de reeds aangehaalde paragrafen 10 en 14 der Me- spraak evenals ieder ander Nederlandsch onderdaan , waar die moriëu van Autwoord op de Voorloopige Verslagen over de zich ook bevindt, en het verleenen daarvan is dus als een begrootingen van hoofdstuk III over 1895 en 1896, bestond er onderwerp van algemeene staatszorg te beschouwen. toen uitzicht op wijziging der bepalingen van de hierbedoelde De vraag in hoever sedert 1871 de verhoudiug der Indische wetten, wat aangaat de uitkeering aan buitenlandsche verzeker- financiën tot die van het moederland is gewijzigd , schijnt ten den , ter gelegenheid dat die wetten in Duitschland aan her- deze van geen overwegenden invloed te kunnen zijn. ziening werden onderworpen. Thans is tot wijziging van ééne der wetten (ui. de „AltenArtikelen. and Invaliditiits " verzekeringswet) een voorstel bij den Bondsraad ingediend , doch daarbij is niet tegemoetgekomen aan de dezerzijdsche wenschen. Gaarne zal bij de samenstelling der volgende begrootingen Overigens worde echter ten deze niet voorbijgezien dat de gevolg worden gegeven aan het kenbaar gemaakt verlangen om, toepassing der Duitsche verzekeringswetten op vreemde onder- zoo noodig, onder de kolom „Toelichting" van den uitgewerkten nemingen en schippers zich ook ten opzichte van anderen dan en toelichterden staat te verwijzen naar de Memorie van ToeNederlanders heeft voorgedaan. Uit te dien opzichte ingewon- lichting. nen inlichtingen is gebleken dat geen Russische of Fransche spoorweg" of stoombootondernemingen op Duitsch grondgebied Iste AFDF.KLING. werkzaam waren , doch dat de in dat geval verkeerende Oostenryksche ot Belgische ondernemingen in de toepassing meenden Art. 2. De vraag of herziening van het Koninklijk besluit te moeten berusten. Zeer onlangs vernam de ondergeteekende dat de „Compagnie van den 31sten December 1874 (Staatsblad n°. 231), regelende Internationale des wagons-lit" thans ook verplicht is haar zich de bezoldiging van ambtenaren en bedienden bij de Ministrieele op Duitsch grondgebied bewegend personeel aldaar te verzekeren. Departementen, aanbeveling verdient, is door den ondergeteeOfschoon de ondergeteekende zal blijven voortgaan werkzaam te kende tot een punt van overleg met zijne ambtgenooten gemaakt. zijn ter behartiging der in deze betrokken Nederlandsche beTot voor enkele jaren waren , nevens den chef, aan de aflangen , zoo durft hij niettemin niet met grond uitzicht op eenig deeling Handelspolitiek en consulaire zaken toegevoegd twee resultaat ten deze te openen. Ongetwijfeld zal echter bij het ambtenaren , waarvan een met den rang van hoofdcommies en ontwerpen eener arbeidersverzekering voor Nederland met de een met dien van commies : van deze is de eerste in den loop van bepalingen in soortgelijke buitenlandsche wetgeving voorkomend , dit jaar opgetreden als chef der afdeeling Politieke zaken, rekening moeten worden gehouden, waardoor wederkeerig een terwijl de tweede , in 1893 op zijn verzoek eervol ontslagen , billijke toepassing kan worden bevorderd. vervangen is door eenen adjunct-commies. Werden dus tot voor korten tijd, nevens den chef twee vaste § 18. Zeebrieven. Wijziging der wet van 28 Mei 1869 (Staats- ambtenaren noodig geoordeeld , in nog meerdere mate is dit, hlail n'. 96), betreffende de afgifte van zeebrieven en verguu- bij de toeneming der werkzaamheden , thans het geval. Op de leerling-consuls valt als vaste werkkracht niet terekeningen tot het voeren der Nederlandsche vlag, zal nader worden ter hand genomen, zoodra het verslag van het ter zake in het nen , aangezien zij , zooals de ondergeteekende bij de Memorie congres voor internationaal recht te Venetië verhandelde zal van Toelichting bereids de eer had te doen opmerken, evenals zijn verschenen en de Regeering daardoor in de gelegenheid zal tot dusver het geval was, in de eerste plaats bestemd moeten zijn geweest kennis te nemen van de zienswijze die omtrent deze blijven om in de beboetten van den consulairen dienst te voormaterie, van internationalen aard, door gemeld congres wordt zien , en hun verblijf aan het Departement mitsdien van geheel tijdelijken aard is. gehuldigd.
(Staatsbegrooting voor het dienstjaar 1897. Ten aanzien der opmerking o m t r e n t tydelijke toevoeging van gezantschapsattachés aan de consulaire atdeeling, kan worileu medegedeeld , dat zulks reeds meermalen heeft plaats gehad. De ondergeteekende deelt het gevoelen dat gelden, op een begrootingspost voor traktementen van ambtenaren wegens verminderde behoefte overblijvende, niet behooren te worden beschouwd als een disponiebel fonds. dat op de e'éne of andere wnze kan worden verbruikt. ü i e gelden zullen alleen dan voor de daartoe aangewezen bestemming mogen d i e n e n , wanneer en voor zoover de behoefte daartoe noopt. Zijn bedoeling was alleen om te doen uitkomen , d a t , ofschoon liet miuimtim-traktement van een adjunct-commies f 1200 bed r a a g t thans slechts f 550 behoeft te worden toegestaan om den ondergeteekende in de gelegenheid te stellen de aanstelling van een tweeden adjunct commies te bevorderen. 11de
AFDI:I:LINO.
'2. I I I .
9.)
V.i
eene aanmerkelijk hoogere bezoldiging dan t h a n s voor den N e d e r laiidschen consul-generaal gevraagd wordt. N o g minder echter schijnt hier als p u n t van vergelijking te mogen dienen de lagere bezoldiging van sommige onzer diplomatieke vertegenwoordigen in Europa . al ware liet alleen omdat het leven te Pretoria stellig duurder is dan in de hoofdsteden alwaar onze diplomaten bedoelde lagere bezoldigingen o n t v a n g e n . Dat in deze inderdaad niet eene ongerechtvaardigde verhooging van jaarwedde wordt voorgedragen , moge ten overvloede uit het navolgende blijken. I.Yeds vóór dat de tegenwoordige consul-generaal
plaats was aangekomen. heelt het bestuur der Nederlandsche vereenigiug voor Zuid-Airika , gevestigd in d e Zuid-Afrikaansche R e p u b l i e k , zich per adres tot den ondergeteekende g e w e n d , ten einde er op te wijzen dat eene bezoldiging van i'UOOO onvoldoende was. Destijds heeft de ondergeteekende gemeend niet dadelijk eene verhooging te moeten voorstellen, doch eerst de "rvaring te laten uitspraak doen. Voor het oogenblik acht de ondergeteekende niet dat e r a a u leiding bestaat den eonsul-generaal in de Zuid-Afrikaansche Republiek naast eene hoogere bezoldiging een diplomatieken titel te doen verleenen. Het gemis toch van dien titel h e e l t , voor zoover hem bekend , bedoelden a m b t e n a a r nimmer by de verzorging der gewichtige hem toevertrouwde belangen geschaad , en het voeren er van zou hem wellicht nog tot grootere uitgaven verplichten. Mocht liet later wenschelijk blijken dien titel toe te k e n n e n , dan kan dit altijd nog gebeuren.
De plaatsing van een bezoldigd consulair ambtenaar te Shanghai is in overweging. Van den uitslag van het nog niet afgeloopen overleg nopens deze aangelegenheid met den Consulg e n e r a a l tevens Minister-Resident te P e k i n g , zal het af hangen of, e n , zoo j a , welke voorstellen ten deze aan de goedkeuring d e r Staten-Gencraal onderworpen zullen worden. Onze handelsbelangen t e Kobé (Japan) schijnen niet van dien aard te zijn dat z i j , a l t h a n s voorshands, de benoeming van een bezoldigd consulair a m b t e n a a r daar ter plaatse zouden wettigen. Art. 6, A. e, rn ml. 13. China. Aangenaam was het den onderIntnsschen wordt onderzocht, in hoever in de bezetting van geteekende dat zijn voorstel betrekkelijk de nadere regeling der het consulaat aldaar wijziging behoort te worden gebracht. Ernstige aandacht wordt overigens gewijd aan de vorming van jaarwedde van den consul-generaal. tevens minister resident te geschikt personeel voor den consulairen dienst in China Zooals Peking , en tot het verkrijgen door Nederland van een eigen men weet bevindt zich reeds sedert J a n u a r i 1894 oen leerling- legatiegebouw daar ter plaat-e, over het algemeen in beginsel consul te Peking, wien o. a. de studie van de ofiïeieele Chineesche instemming heeft gevonden. Voor zoover men bezwaar heeft op taal is opgedragen. Het voornemen bestaat nog een of twee grond dat de verhooging van jaarwedde zoude samenvallen met leerling-consuls met gelijke opdracht bij onze consulaire posten genot van vrije w o n i n g , zij opgemerkt dat de titularis der legatie te Peking altijd genot van vrije woning heeft gehad . immers in Chiua werkzaam te stellen. Bij de keuze der standplaatsen eene toelage ontving van f 40(10 's j a a r s voor huishuur. zal rekening worden gehouden met de te dien aanzien by het W a a r het tegenwoordige voorstel i n d i e n toestand verandering Voorloopijl Verslag gegeven wenken. Zoodanige uitzending k a n echter in elk geval slechts op be- beoogt te b r e n g e n , zal die verandering se zich zelve niet in het perkte schaal plaats h e b b e n , ook omdat zy die eenmaal met de geldelijk voordeel van den bij de zaak betrokken a m b t e n a a r Chineesche taal zijn vertrouwd g e r a a k t , zoo emigttmt mogelijk zijn. Immers bij aankoop van een gebouw voor r e k e n i n g van in Chir.a h u n n e consulaire loopbaan moeten voortzetten, en het den Staat zullen bedoelde f 4000 voor huishuur vervallen en aantal bezoldigde consulaire standplaatsen aldaar tot dusverre hem niet meer worden uitgekeerd. Het is daarom volstrekt noodig, dat zijne j a a r w e d d e anderzijds niet talrijk is. Overigens is nog een jongmensch aan den Consul-Generaal worde verhoogd, waartoe wordt voorgesteld die op f löOuO in tevens Minister-Resident te P e k i n g toegevoegd, ten einde meer plaats van f 12 000 te brengen. Ten aanzien van het gevoelen bepaaldelijk voor den tolkendienst in Chiua opgeleid te worden. dergenen , die van oordeel zijn dat zelfs dan in de geldelijke Omtrent het denkbeeld of voor den dienst in China w a r e g e - positie van onzen vertegenwoordiger te P e k i n g geene verbetebruik te maken van de jongelieden , opgeleid voor ambtenaren ring zou k o m e n , moge h - t navolgende worden opgemerkt. De vorige gezant genoot feitelijk, dit valt niet tegen te s p r e k e n , voor Chineesche zaken in N e d e r l a u d s c h - I n d i ë , is reeds sinds eenigen tgd met de Indische Regeering en met den Consul- óók f 15 0 0 0 , maar had daarnevens eene k l e i n e , onaanzienlijke Generaal tevens Minister-Resident te Peking in overleg getreden. w o n i n g : de tegenwoordige zal wettelijk en feiteljjk evenzeer f 15 000 t r a k t e m e n t genieten . maar daarnevens het genot hebben van eene n i e u w e , betrekkelijk ruime woning voor zich en zyn Art. . 5 , A , d. In h e t vervolg zal worden toegezien d a t , onder gezin. het ressort van het gezantschap te Berlijn, alle Duitsche Staten Daarin ligt voor hem wel dege'jjk eene verbetering van positie. worden vermeld waarbij de gezant geaccrediteerd is. Overigens heeft de ondergeteekende bereids in de Memorie van Toelichting als zijn gevoelen te kennen gegeven , dat hg AH. 5 , A , /.• en m. De ondergeteekende meent dat de door ook in dezen de ervaring uitspraak wil laten doen eenige leden gestelde vraag of de gezantschappen in Portugal Nog zij aangeteekend dat bij de voorgestelde regeling wel aan de en Rumeniê' niet k u n n e n worden opgeheven , bepaaldelijk out- onderhoudskosten van het over te nemen gebouw is g e d a c h t , kennend moet worden beantwoord. Hij deelt ten deze geheel doch dat met bij berekening dier kosten toch nog een aanmerkelijk de door andere leden kenbaar gemaakte meening , dat die ophef- bedrag zal bespaard worden op de f 4000, die tot nu toe voor ffiug niet in 's lands belang zoude zijn , en is van oordeel dat woning te P e k i n g zijn uitgetrokken. bedoelde gezantschappen zoowel uit een staatkundig als uit een handelsoogpunt behouden moeten bl\jven. AH. il, A , ;/. De aandacht der Kegeeriug blijft op de vervulling van den post van Consul-Generaal, tevens zaakgelastigde in Arl. 6 , A , a. Zuid-Afrikaansrhr Republiek. H e t voorstel tot E c u a d o r , Columbia en Venezuela gevestigd. Die vervulling levert echter — mede met het oog op het verhooging der jaarwedde van den consul-generaal te Pretoria is niet gegrond op eeuc vergelijking met die van de vertegen- betrekkelijk niet aanzienlijk bedrag der jaarwedde aan dieu woordigers der groote mogendheden , doch op de wenschelijkheid post verbonden — eigenaardige moeilijkheden op. dat onze vertegenwoordiger in de Zuid-Afrikaansche Republiek, waaraan zoo velerlei banden en belangen ons h e c h t e n , zich op Art. 0 , A , //. De verhooging der jaarwedde van den politieken een behoorlijken voet k u n n e inrichten en in gezaghebbende agent en consul generaal in Egypte berust niet in de eerste kringen verkeeren. Alleen ter aanwijzing van wat andere mogend- plaats op de aan zijnen post verbonden werkzaamheden. De toeheden daarvoor noodig a c h t e n , werd van de bezoldiging van genomen d u u r t e van het leven te Caïro is de voornaamste reden den Britschen agent en den Duitschen consul-generaal melding waarom de Nederlandsche Vertegenwoordiger aldaar beter beg e m a a k t , niet als voorbeeld ter navolging , want beiden genieten zoldigd schijnt te moeten worden. Intosschen zijn de werkzaam»
11
(Staatsbegrootiug voor liet dienstjaar 189*. 2.
III.
9.)
heden en verplichtingen van den titularis — zooals trouwens ook bjj 1 Tijdelijk zal dit — het wordt door den ondergeteekende erkend — de Memorie van Toelichting reeds niet een enkel woord te kennen eenige offers van de schatkist vorderen, doch de voordeelen werd gegeven — geenszins onbelangrijk; in het bijzonder we- voor den dienst die er tegenover staan, mogen geacht worden gens de verecniging der diplomatieke en consulaire functiën in ruimschoots daartegen te zullen opwegen. Mocht later de consul ééne hand. j te Londen tot consul-generaal aldaar bevorderd kunnen worden, Met het oog op een en ander schijnt eene behoorlijke verte- dan zal men kunnen volstaan met hem een vice-consul toe te genwoordiging van Nederland te Caïro inderdaad raadzaam , te ' voegen. meer daar Egypte een land is, dat uit een staatkundig en oecoInmiddels zal niets verhinderen dat, gelijk in de laatste jaren nomisch oogpunt eene belangrijke plaats inneemt herhaaldelijk is gedaan, leerling-consuls tijdelijk te Londen Er mag toch niet worden voorbijgezien dat Nederland bij gedetacheerd worden, om daar de praktijk van hun vak van den toestand in Egypte ook uit een meer algemeen oogpunt is I nabü te leeren kennen. betrokken ; men denke aan de belangen onzer vaart door het Suezkanaal, alsmede aan onze deelneming aan de Gemengde Arl. 10. Eene som van f u'00 's jaars voor onderhoud van een Rechtspraak. gebouw van den omvang als dat van het gezantschapsgebouw te I'era is inderdaad niet te hoog, om het duurzaam in den staat Art. 6, A , ;'. Terwijl de consul-generaal te Londen . het wordt waarin het, ten gevolge van de plaats gehad hebbende buitengaarne erkend, zyne taak steeds op verdienstelijke wijze blijft gewone herstellingen gebracht is, te houden. waai-nemen , heeft ook de consul daar ter plaatse op het uitgeMocht echter met een geringer bedrag kunnen worden volstrekte arbeidsveld dat voor onze consulaire ambtenaren in En- staan , dan blijft het overschietende in 's Rijks schatkist. geland's hoofdstad openligt, zich eene mate van kennis en ervaring der toestanden in het land zijner vestiging verworven, Art. 1">. De opmerking als zoude tusschen het bij dit artikel welke aldaar niet gemakkelijk is te verkrijgen en die aan de voor 1897 aangevraagde bedrag en de bedragen voorkomende op verzorging onzer belangen op handel** en landbouwkundig ge- ; de begrooting voor 1894 en 1895 een aanzienlijk verschil bebied zéér ter goede komt. i staan, berust blijkbaar op eene misvatting. Het schijnt daarom inderdaad niet geraden, zonder bepaalde Immers, onder bedoeld artikel, op de begrooting voor 1894 noodzakelijkheid den consul naar elders te verplaatsen; doch : en 1895 voorkomende als art. 13, wordt juist hetzelfde bedrag van den anderen kant kan niet van hem worden gevorderd dat hij te uitgetrokken als bij eerstgemelde begrootingen daarvoor is toeLonden steeds op eene betrekkelijk lage bezoldiging zal blijven gestaan. dienen , waar zijne anciënniteit in het consulaire corps hem op eene betere stelling aanspraak zoude geven. Vandaar het voorDr Minister van liiiitcnlandsrhe Zaken, stel om die bezoldiging op een cijfer te brengen dat het mogelijk zal maken hem voor den post te Londen te behouden. 'RÖELL.
4