[1*1. W e t t e l i j k e maatregelen
(151.
tot regeling der a d m i n i s t r a t i e v e rechtspraak.
3.)
MEMORIE
VAN
TOELICHTING.
Algemeene beschouwingen. INLBIDENDK
3.]
onuBKue.
H e t wetsontwerp van 10 J u n i 1903 (Bijlagen n". 193) is onlangs ingetrokken. Met de indiening der ontwerpen, betreffende de regeling der administratieve reebtspraak, kreeg namelyk bet onderwerp dezer wetsvoordraebt, de afschaffing der griffiersemolumenten, een geheel ander aanzien. Op de oude grondslagen kon niet meer worden voortgebouwd; een nieuwe oplossing moest gegeven worden. Zy is vervat in het ontwerp van wet, tot welks toelichting deze Memorie strekt. De arbeid, aan de ingetrokken wetsvoordracht besteed, is daarom evenwel nog niet vergeefsch geweest. Bepaaldelijk zijn de opmerkingen, in den loop van het afdeelingsonderzoek door de Tweede Kamer der Staten-Generaal blijkens haar Voorloopig Verslag gemaakt, bij de samenstelling van het nieuwe ontwerp met zorg geraadpleegd en te rechter plaats met vrucht benut, voor zoover de gewyzigde omstandigheden daarvoor ruimte lieten. Daarvan getuigen o. a. de nieuwe voorschriften omtrent de schadeloosstellingen, die de griffiers ter zake van de afschaffing h u n n e r emolumenten zullen ontvangen. Vg. artt. X V I I I vlg. van dit ontwerp en Voorloopig Verslag op het ontwerp van 10 Juni 1903, Bijlagen 1903—1904, n°. 22, bl. 10. § 1. Noodzakelijkheid van de omzeiling der gri/liersbelooningen in van staatswege geheven griffierechten M van de vervanging t/er prirc grijfickhrken 'door op rijkskosten bezoldigde schrijvers. H e t griffiewerk zal, ten gevolge van de invoering der administratieve rechtspraak, belangrijk toenemen. Bij menig gerecht zal die toeneming zelfs zoo groot zijn, dat aan de griffiers hulppersoneel moet worden toegevoegd. E r zullen nieuwe substituutgriffiers moeten worden b e n o e m d : er zullen verder - w a n t het griffiewerk is voor een goed deel louter schrijfwerk—-sehrijver.moeten worden aangesteld. De Staat zal de wedden dezer schrijvers hebbeu te dragen. De griffiewerkzaainbeden, die de administratieve rechtspraak medebrengt, worden namelijk voor verreweg het grootste des] gratis verricht (artt. 47 vlg. Ontwerp Wetboek Administratieve Rechtsvordering I). Er valt daarom niet aan te denken — gelijk thans voor burgerlijke en strafzaken regel is — de griffiers m e t de salarissen dier schrijvers te belasten. In burgerlijke en strafzaken wordt de griffier voor de meeste zijner werkzaamheden doot de belanghebbenden beloond. Daarom zijn dan ook de wedden der schrijvers, die voor het verrichten van schrijfwerk in burgerlijke en strafzaken vereischt worden, voor zijne privé rekening. Bleef alles overigens bij bet oude, dan zouden dus. na de aanstelling van klerken voor administratievc zaken op rijkskosten, voortaan twee soorten van klerken op de griffiën zitten: van rijkswege bezoldigde klerken voor het schrijfwerk in administratieve zaken, en privé klerken voor het schrijfwerk in burgerlyke en strafzaken. Op tal van griffiën is het werk evenwel, niet zoo d r u k . of de tegenwoordige privé scbryvers zouden ook nog zeer wel het administratiefrechtelijke schrijfwerk geheel of ten deele kunnen afdoen. Onder dit tweeslachtig schrijversstelsel zouden bijgevolg èn meer privé én meer op rijkskosten bezoldigde klerken moeten worden aangesteld, dan e r . met het oog op den totalen arbeid op de griffiën verricht, inderdaad noodig znu. Dergelijke verspilling van arbeidskrachten
IV.
jaagde zoowel de griffiers als het Rijk op nuttelooze kosten. Zy moet voorkomen worden. E n daar het niet aangaat, de schrijvers voor administratieve zaken tot privé klerken te m a k e n , rest er bijgevolg niets anders, dan dat liet Rijk de bezoldiging v&nalle schrijvers voor zijne rekening neme. De wedden der tegenwoordige; privé klerken mogen echter niet ten laste van het Ruk gebracht worden, als niet tevens de griffiers-einolumenten verdwijnen. De griffier draagt immers de salarissen dezer klerken , omdat hy voor zijne werkzaamheden door de belanghebbenden beloond wordt. N u het Rijk, noodgedrongen , de wedden der privé klerken gaat betalen, behoort het derhalve ook de belooningen te ontvangen, tot beden door de griffiers genoten. Anders trok de griffier profijt van den a r b e i d , door van rijkswege bezoldigd personeel verricht. De invoering der administratieve rechtspraak bewerkt dus een
geheele omkeering op het terrein der griffiën. De griffiers-emolumenteu worden griffierechten, ten behoeve van den Staat geheven ; de griffier wordt een a m b t e n a a r , uitsluitend in zijne w e d d e belooning voor zijnen arbeid vindend. Deze wyziging in de positie der griffiers is meer dan een noodzakelijk gevolg van de omstandigheid, dat de rechterlijke macht ook in administratieve zaken zal gaan rechtspreken. Zij is tevens eene zeer gelukkige verbetering. Voortaan zal er niet langer van de eene griffie tot de andere verschil in bezoldiging bestaan, naarmate de emolunienten ruimer of trager vloeien. Dan zal de griffier niet langer emolumenten genieten voor a r b e i d . die door van staatswege bezoldigde ambtenaren (tegenwoordigde substituut-griffiers) wordt verricht. En ten slotte zal het aanzien van het griffiersambt rijzen. Thans zien de belanghebbenden in den griffier, aan wien zy emolumenten b e t a l e n , wel eens meer een dienaar dan een a m b t e n a a r , soms zelfs een zelfzuchtig dienaar. Door den baud tusschen het griffiersambt en het eigenbelang geheel door te knippen zal de toekomstige wetgeving tegelyk die opvatting afsnijden. De onbaatzuchtigheid van een griffier, die enkel van staatswege bezoldigd ambtenaar i s , kan toch niet langer verdacht worden. Dat is zeker geen gering gewin. S 2. Dr positie der op rijkskosten bezoldigde schrijvers Ier griffie. Er zullen oji rijkskosten schrijvers ter griffie worden aangesteld. Maar niet overal. Slechts de griffier, d i e , alleen of met zy'ne substituten, het werk zonder lager hulppersoneel onmogelyk afkan . zal voor rekening van bet Rijk bystand ontvangen. De meeste griffiën . waar thans reeds scbryvers werkzaam zijn, zullen dus op kosten van den Staat van hulppersoneel voorzien worden. Hoe zal dit nu geschieden? Zal het Ryk eenvoudig de tegenwoordige klerken overnemen of althans soortgelyke personen als schrijvers in zijnen dienst aanstellen en h u n eene vaste jaarwedde toekennen P Deze oplossing is alleen verdedigbaar, als èn de personen van h e n , die ter griffie schrijfwerk plegen te verrichten, èn de omvang van hun werk het scheppen eener met vaste wedde bezoldigde staatsdienstbetrekking gedoogen. E r dient derhalve onderzocht, of dit inderdaad het geval is. Op de griffiën arbeiden klerken van verschillend s l a g : zy, die in het griffiewerk h u n kostwinning vinden , zij, die den dienst ter griffie als een bijbetrekking waarnemen en eindelijk de doorgaans vrij talrijke groep van h e n , d i e , met het oog op hun toekomstig b e r o e p , zich daar eenige practische rechtskennis komen eigen maken. W a a r nu het Rijk eene vaste wedde t o e k e n t , verlangt het ambtenaren . die zich geheel aan zijnen dienst wijden, die hun werk verstaan en aan de bezoldiging evenredigen arbeid verrichten. En bijgevolg kunnen noch zy , voor wie bet klerkschap eene bijbetrekking, noch zij, voor wie het een opleidingscursus i<. op een rast salaris in rijksdienst worden aangesteld. Gezwegen nog dat zij zelfs in de minimumwedde, die bet Rijk pleegt te betalen (f 400), te hooge belooning voor hunnen arbeid zouden ontvangen , zouden zij immers öf hun vast bezoldigd ambt bij hun eigenlijk beroep achterstellen, öf eerst in de waarneming van hun ambt beginnen zich daarvoor te bekwamen. Aan den anderen k a n t ware het echter verkeerd , de beide hierbedoelde sehry vers-categorieëu van de griffiën te weren. Niet alleen de belanghebbenden, die ter griffie den hun resteerenden rriien tijd vruchtbaar komen besteden, of die daar eene practische opleiding komen zoeken , ook het Kijk leed schade. Als ieder griffieklerk eene raste wedde van ten minste f 4 0 0 genoot, zou in menig geval toch meer worden uitgegeven, dan noodig is om den griffier de hulp te verschaffen, die hy behoeft. E n bovendien zou een goede leerschool voor aankomende deurwaarderen griffieklerkeu worden gesloten. Op deze overwegingen steunt de onderscheiding, die de artt.
ffen.
[151.
.'{.]
Tweede Kamer.
Wettelijke maatregelen tot regeling dar administratieve rechtspraak. IV. 15 vg. ontwerp (tinmwirtwlling der gerechten enz.) III l>ij da loopen, vooral in dit opzicht, de regelingen voor parket en griffie regeling vun de positie der lagere griffiebeambten maken. Tot wyd uiteen. De grifticr betaalt zijne klerken tegenwoordig uit zeker, bij reglement van openbaar bestuur te bepalen maximaal eigen beurs, de ambtenaar van het openbaar ministerie begetal, zullen naar de behoefte schrijvirs ter griffie worden zohligt ze uit de hem door het Ryk verstrekte toelage voor aangesteld. Zij zullen door den Minister van .Justitie benoemd , kleine onkosten. Als men het heden met de toekomst vergelijkt, geschorst en ontslagen worden : zij lallen bovendien rechtstreeks geeft de nieuwe regeling daarom voor de griffiën en voor de uit 's Ryks schatkist eene bij reglement van openbaar bestuur parketten geheel verschillende uitkomsten. Wat de griffiën vastgestelde wedde ontvangen. En naast deze schrijvers zullen aangaat, belast zy toch de be^rooting met eenen volkomen hulpschrijvers staan , benoemd . geschorst en ontslagen door het nieuwen post: de wedden en de belooningen van liet lagere gerecht, waarbij zij werkzaam zijn. Hoewel zij geen jaarwedde griffiepersoneel. Daarentegen blijft, voor zoover de parketten uit 's Rijks kas ontvangen, arbeiden zij «enter niet gratis. Het betreft, vrywel alles by het oude. Slechts in dit opzicht zal de gerecht, dat hen benoemt, zal hun namelijk, zoo noodig, uit nieuwe toestand tegen den ouden afsteken, dat een deel der de toelage voor kleine onkosten eene belooniug toekennen. En parketklerken, de zgn. schrijvers, in stede van middellijk, zijne opdat het gerecht daartoe in staat zij, zullen, waar noodig, wedden rechtstreeks uit de Staatskas zal gaun ontvangen. Afgezien de thans aan de gerechten verleende toelagen voor kleine on- van mogelijk noodzakelijke salarisverhooging hier of daar, zal de kosten met zeker bedrag verhoogd worden. reorganisatie van het lagere parketpersoneel de schatkist derhalve Een reglement van openbaar bestuur zal ook voor de beloo- op geene nieuwe uitgaven te staan komen; zh' leidt slechts tot eene ningen der hulpschrijvers voorschriften yjeven. En zullen deze andere omschrijving van een reeds bestaand budgetuummer. voorschriften in den eersten tyd aan de gerechten al zeer groote Financieel gewichtig is mitsdien, strikt genomen, enkel de vrijheid moeten laten, spoedig zal het wellicht niogelyk zyn , nieuwe regeling van den lageren griffiedienst. Toch vordert deze tot eene regeling te komen, die — zij het ook op bescheidener slechts in schyn groote offers van den Staat. De aanstelling van schaal dan zulks voor de schrijvers zal geschieden eene indee- griffieklerken op rijkskosten zal de schatkist stellig een vrij aanling der hulpschrijvers in klassen en in verband daarmede hunne zienlijke som kosten. Daarentegen zal de omzetting van de eventueele belooningen zal vaststellen. Maar omdat die belooningen griffiers-emolumenteu in griffie-rechten haar zeker bedrag toebeneden de wedden zullen blijven, worden de hulpschrijvers niet voeren. Of nu per slot van rekening, als een jaar na de invoeminder rechtvaardig behandeld dan de schrijvers. Het verschil ring van dit wetsontwerp de balans wordt opgemaakt, het sluitin de positie dier beide soorten van beambten vindt toch zyn cyfer zal meevallen, is bezwaarlijk te voorspellen. Van heel veel grond in verschil in dieustpraestatie. De schrijver verstaat zyn beteekenis zal de winst echter wel nimmer zijn. Maar zelfs ui werk ten volle en geeft zich geheel; de hulpschryver geeft zich dreigde er verlies, zoo zou, om die kwade kans, dit wetsontwerp ten deele of leert zich geven. Dat de reglementen van openbaar niet veroordeeld mogen worden. De aanstelling van griffieklerken bestuur, die de benoembaarheid tot schryver en hulpschryver en op rijkskosten met al wat daarmede samenhangt, is immers de dienstplichten dier beambten zullen regelen, dit onderscheid slechts een noodzakelijke consecpientie van de invoering der niet uit het oog zullen verliezen, behoeft dan ook eigenlyk administratieve rechtspraak. Wie deze wenscht, kan noch de geen verzekering. De schrijvers zullen aan hooger eischen hebben privé klerken noch de griffiers-eniolumenten handhaven. (1) te voldoen dan de hulpschryvers: zy zullen ook zwaarder verplichtingen hebben te vervullen. Vergelijk artt. 15 volg. ontwerp § 5. De regeling van de heffing der griffierechten. Haar III en art. 19 R. 0. verband met de beslaande bepalingen op het stuk der griffiersbelooningen. § 3. De gewijzigde positie der klerken ten parketle.
l-
h>
Ook de financieele verhouding tusscheu het Ryk en de klerken ter griffie en die ten parkette zal dus uniform worden. Thans (1) De klerken ten parkette van den hoogen raad worden, nit kracht van een speciale regeling, reeds sedert jaren onmiddellijk uit 's lands kas bezoldigd. Handelingen der Staten-Qeneraal. Bijlagen 1905—1906.
M
CS
i:
ï*
Cl
§ 4. Financieele gevolgen der aanstelling, op rijkskosten, van klerken ter griffie en ten parkette.
—
alaris van hen, 100 of meer ont-
I
ü uM
1
met m 0 bczol
n ander zaam.
1
ilaris vnn hen, der dan 1 400 ont-
De griffiers-emolumenteu worden in de tarieven van gerechtsOp de parketten der ambtenaren van liet openbaar ministerie arbeiden tal van klerken. Maar anders dan hunne tegenwoordige I kosten voor burgerlyke en strafzaken geregeld. Vergelyk artt. 5 collega's op de griffiën, worden zij niet bezoldigd uit de privé volg., 23 volg. Tarief B. Z.; artt. 30 volg. Tarief Sr Z.; art. 47 beurs van hunnen chef. De ambtenaren van het openbaar ' Ontwerp (Wetboek van Administratieve Rechtsvordering) I. ministerie betalen namelijk de salarissen hunner klerken uit de Omzetting dezer emolumenten in griffierechten beduidt echter toelage voor kleine onkosten, dus uit van rijkswege door hen niet intrekking dier tarieven, voor zoover zij over emolumenten ontvangen penningen. Vg. K. B. van 18 April 1904 (Staatsblad I handelen. Integendeel, vrij wel alles wat de tarieven op dit stuk n°. 72) (1). Voor zoover nu het vrij talryke aantal parketklerken inhouden, kan ongewijzigd behouden worden. Dat de gnffiersaangaat, voor wie het schrijverschap niet meer dan eene bybetrekking of eene oefenschool is, laat deze regeling, in beginsel althans, niet te wenschen. Van onderscheidene parketklerken (1) Aan het Departement van Justitie worden sinds langen tijd gegevens wordt echter geëischt, wat de Staat van zijne ambtenaren pleegt verzameld betrekkelijk definancieelegevolgen van de afschaffing der grifïierste vergen. Aan de zoodanigen nu behoort uitzicht op aanstelling emolumenten , gelijk van de invoering der administratieve rechtspraak in het in 'sRyks dienst te worden geopend. De Staat handelde toch algemeen. Zoodra zij geordend en verwerkt zyn , zullen z(j worden bekend gewis onbillyk, indien hy tegenover de niet minder verdienste- gemaakt. Voor het oogenblik mogen daarom de navolgende cHfers voldoende afa. ïy'ke parketklerken terughoudender ware dan tegenover de klerken ter griffie. Dezelfde regeling, die zooeven voor de griffiën is ontwikkeld, Samenstel ing van het personeel. Salarissen. zal daarom in de toekomst ook op de parketten toepassing vinden. Tot zeker maximaal getal, bh' reglement van openbaar bestuur B B i ee te bepalen, zullen bygevolg door den Minister van Justitie M M •o E U * hrijvers ten parkette worden aangesteld: zy genieten eene vaste Naam c S.Sf wedde uit 's Rijks kas. Daarnaast zullen dan door de ambtenaren 3 S2 a van het openbaar ministerie hulpschrijvers ten parkette worden e s 9 der o •5 m benoemd; zy ontvangen, voor zooveel noodig, van hunnen chef I i bureaus. eene belooning uit de toelage voor kleine onkosten. Ten slotte zal Ë2 1 B O. m e • B e: 1 een reglement van openbaar bestuur omtrent de positie der > O 9* _«_Bi & § r. ~ ! _ — ii schryvers en hulpschryvers ten parkette nauwkeurige voorschrifk9 — 'S (8 5 5B 3 a .£ « j cl .2 § s s JS ten komen brengen. Vg. § 2 hiervoor en art. 19 ontwerp III. o * £ Aan redelyke eischen wordt aldus, naar het voorkomt, op alleszins bevredigende wijze voldaan. Griffiën n 1903.
215
Griffiën in 1904.
230
95
78
Parketten in 1904.
95
32
80
128
87 t"25:>95.50 f Gl 111,80 f86407,30
53
127
106 125 252,00 f71 83'.».oO f97 091,00
23
49
46 f 11 466,00 f 26 225,20 f37 691,20
[151. 3.] Wettelijke maatregelen tot regeling der administratieve rechtspraak. IV. Daargelaten, of deze regeling thans bevredigend mag heeten, belooningen voortaan in de Staatskas zullen vueien , verandert toch niets in de belooningen, die verschuldigd zijn, noch in de | voor de toekomst is zy zeker onvoldoende. Zy is immers ontpersonen, die deze moeten betalen. Slechts in één opzicht brengt worpen in de veronderstelling, dat de kantonrechter enkel het nieuwe stelsel wijziging : in plaats van den griffier in privé optreedt in het kanton, waarin hij is benoenvl. Maar na de invoering der administratieve rechtspraak zal een kantonrechter zal voortaan de Staat schuldeischer zijn. De Staat is een schuldeischer, die niet zelf'kan handelen; ook als zoodanig werkzaam kunnen zijn in een aangrenzend hij behoeft een vertegenwoordiger, die voor hem optreedt Wie kanton, waar hij met de waarneming der kantonrechterlyke zal nu die vertegenwoordiger zijn? Natuurlijk de ambtenaar, die functiën is belast (art. 8, ontwerp III). De ambtsreizen van een de werkzaamheden verricht, ter zake waarvan de griffierechten kantonrechter kunnen zich dus buiten zijn eigen kanton gaan verschuldigd zijn, d. i. de griffier, die thans, ingevolge de be- uitstrekken. Het tarief zal derhalve ook met dergelyke reizen palingen der tarieven, im (>rivé de griffierechten beurt. De griffier, moeten gaan rekenen ; het zal met het oog hierop moeten worden die tot heden zelf crediteur was, moet dus — daarop komt de aangevuld. En gelijk nader zal blijken, noopt deze aanvulling in de tarieven aan te brengen verandering neer — tot crediteur weer tot herziening op andere punten. in zyne hoedanigheid van staatsambtenaar gemaakt worden. Daarvoor is echter geene wijziging van den tekst der tarieven E E H S T K I X D I I O I B K GI N 8 E h. zelve noodig. Dat de griffier voortaan enkel in hoedanigheid schuldeischer is, vloeit toch vanzelf voort uit het voorschrift van De kantonrechter (en de griffier), die van zijne woonplaats art. I van dit ontwerp (IV), waarin aan de griffiers voor het vervolg de heffing der tegenwoordige emolumenten als griffie- gaat naar de hoofdplaats van het kanton, waarin hij is benoemd, rechten wordt opgedragen. Een ambtenaar, die ten behoeve van ontvangt geenerlei vergoeding. ïoo luidt het eerste beginsel, en den Staat rechten gaat innen, houdt toch noodwendig op, in terecht. Het is immers uit eigen verkiezing, dat de kantonrechter niet woont in de hoofdplaats van zijn kanton; hij heeft het dus privé op die rechten aanspraak te hebben. Art. I is een algemeen voorschrift, geldend voor burgerlijke zichzelf te wijten, zoo hy kosten moet maken om zich van zijn zoowel als administratieve en strafzaken. In eene eigen algemeene \ woonplaats naar die hoofdplaats te begeven. Maar de kantonrechter, wet moest het dus een plaats vinden. Daarin moesten ook de j die in een a a n g r e n z e n d kanton met de waarneming der gevolgen worden vastgelegd, die het nieuwe beginsel medebrengt. ' kantonrechterlijke functiën is belast, mag zich in dit kanton niet hij moet wonen in het kanton, w a a r h y is b e n o e m d Zoo in de eerste plaats de regel omtrent de zegel- en registratie- vestigen; (art. 34 R. O.). Oorzaken, onafhankelijk van zijn wil, dwingen rechten. Ter zake van tal van akten, die ter griffie worden op- hem bijgevolg naar de hoofdplaats van het a a n g r e n z e n d gemaakt, is zegel- en registratierecht verschuldigd. Naar de be- kanton te reizen. Een aanspraak op vergoeding van de kosten staaude wetgeving is de griffier in privé — behoudens zijn recht dier reizen mag hem derhalve niet onthouden worden. Voor tot terugvordering ten laste der belanghebbenden — voor die zoover de reizen naar de hoofdplaatsen van kantons betreft, dient rechten aansprakelijk ; hij beurt immers ook in privé de griffiers- dus naast het bovenvermelde eerste beginsel: „de rechter, die emolumenten. Maar nu deze emolumenten niet langer den griffier naar de hoofdplaats van zijn eigen kanton gaat, ontvangt geene in privé, maar den griffier in hoedanigheid, als vertegenwoordiger vergoeding", een nieuw van tegenovergestelde strekking in het van den Staat, zullen toekomen, mogen de zegel* en registratie- tarief te worden opgenomen: „de rechter, die naar de hoofdplaats rechten ook niet langer ten laste van den griffier in privé wezen. De van een aangrenzend kanton gaat, ontvangt wel vergoeding." Staat, die bet profijt trekt, dient de uit de zegel- en de registratieOp liet Rijk rust de verplichting te zorgen, dat ter hoofdplaats wet voortvloeiende verplichtingen op den koop toe te nemen. Niet in privé, maar in hoedanigheid zal de griffier dus voortaan van ieder kanton een rechter beschikbaar zij. De vergoeding, voor de zegel- en registratierechten hebben in te staan; m. a. w. waarover het hier gaat, zal derhalve uit 's Rijks kas voldaan moeten niet met penningen van hem zelf, maar met gelden van den worden. En daar het doel dezer vergoeding, gelijk van alle soortStaat zal hij in het vervolg die rechten voldoen. En gelijk vroeger gelijke vergoedingen, enkel is, den kantonrechter schadeloos te die rechten door de belanghebbenden aan den griffier Belven, j stellen voor de uitgaven, waartoe de reis hem dwong, staat tevens zullen zy voortaan aan den Staat worden terugbetaald, d. i. aan vast, wat zal worden gerestitueerd: de noodzakelijke reis- en verblijfkosten. Vergelijk art. 1 Tarief B. Z. nieuw (ari. X den griffier als zoodanig. Vg. art. II vlg. Ontwerp IV. Eindelijk zal, omdat de emolumenten van tegenwoordig als ontwerp). Zooals het hierboven vermelde derde beginsel leert, wordt de verrechten in de schatkist gaan vloeien, bet Rijk de onkosten der griffiën, als bijv. uitgaven voor vuur en licht en dergelijke meer, ' goeding thans naar eenen anderen en tevens varieerenden maatstaf voor zijne rekening moeten nemen. In het Koninklijk besluit, berekend. Het heeft echter geen zin, overeenkomstige gevallen nu dat over deze materie handelt, zal dan ook te zijner tyd de eens zoo, dan zus te behandelen. Als generale regel dient daarom te vereischte verandering worden aangebracht. Vg. art. 2 Konink- worden aangenomen, dat overal, waar vergoeding verschuldigd is, de noodzakelijke reis- en verblijfkosten worden teruggegeven. Te lijk besluit van 18 April 1904 (Staatsblad 72). wenschelijker is deze oplossing, omdat het huidige stelsel van vergoeding der transportkosten beuevens eener zekere, aan den § 6. De vergoedingen van reis- en verblijfkosten aan de kanlonafgelegden afstand evenredige som, zeer onbillijk kan werken. rechlers en hunne griffiers volgens liet tarief voor Niet rekenend met de werkelijke uitgaven, geeft het den kantonburgerlijke zaken. Invloed der nieuwe rechter of den griffier nu eens te veel, dan weer te weinig. wetgeving. Vergelijk artt. 1—4/" Tarief B. Z. nieuw (art. X ontwerp). Het tarief van gerechtskosten in burgerlijke zaken regelt ook de vergoeding voor reis- en verblijfkosten, waarop de kantonrechter en zijn griffier in zekere gevallen aanspraak kunnen doen gelden. Deze regeling is technisch hoogst gebrekkig ; zy is over verschillende artikelen verspreid, die onderling menige ongemotiveerde afwijking vertoonen. In hoofdzaak komt zij op het volgende neer:
TWEEDE
BEGINSIL.
De kantonrechter (of de griffier), die zich — anders dan naar de hoofdplaats — buiten zijn woonplaats begeeft naareene plaats van het kanton, waarin hy is aangesteld, ontvangt van de belanghebbenden vergoeding. Dat is de inhoud van het tweede beginsel. De regel is billijk. Wie verlangt, dat de kantonrechter Eerste beginsel. De kantonrechter en de griffier, die zich buiten zal optreden buiten de gemeente, waar hij gehouden is ter verzyne voonplaats begeeft, vaar de hoofdplaats van het kanton, richting zijner werkzaamheden aanwezig te zijn, behoort de waarin hij is aangesteld, ontvangt geenerlei vergoeding (artt. 2, kosten der reis te dragen. Maar nu de kantonrechter voortaan 4 en 9, Tarief B. Z.). ook zal kunnen optreden in een ander kanton dan dat, waarin Tweede beginsel. De kantonrechter en de griffier, die zich — hij is benoemd, in een zoogenaamd aanorenzend kanton, zal die anders dan naar de hoofdplaats — buiten zyne woonplaats begeeft regel ook op reizen buiten het eigen kanton overeenkomstige naar eenige plaats in het kanton, waarin hij is aangesteld, ont- toepassing moeten vinden. Niet alleen de rechter, die zich — begeeft naar eenige plaats vangt van de belanghebbenden vergoeding (artt. 2. 4. 9 en 10. anders dan naar de hoofdplaats van het kanton, waar hij ia benoemd; ook de rechter, die zich lid 3 - 5 , en 12. lid 4 en 5, Tarief B. Z.). — anders dan naar de hoofdplaats — begeeft naar eenige plaats Derde beginsel. De Vergoeding bestaat of in de noodzakelijke van het kanton, waar hij niet de waarneming derkantonrechterreiskoeten <>f in de transportkosten benevens eene aan den af- lijke functiën is belast, zul van de belanghebbenden vergoeding gelegden afstand evenredige som (artt. 2. 4. 9, 10. lid :5—5, en van reis- en verblijfkosten moeten kunnen vorderen. 12, lid 4 en 5, Tarief B. Z.). Reizen in het eigen en in liet aangrenzend kanton mogen echter
[151. 3.] W e t t e l i j k e maatregelen
tot regeling der a d m i n i s t r a t i e v e r e c h t s p r a a k . I V .
niet op volkomen denzelfden voet behandeld worden. Deomstnndiglieid, dat in het aangrenzend kanton , waarin de kantonrechter optreedt, geen rechter is benoemd, mag de belanghebbenden toch niet tot nadeel strekken. Te hunnen laste mogen dus nimmer meer kosten komen, dan zij gedragen zouden hebben, indien er in het aangrenzend kanton een rechter ware aangesteld geweest. Daarom mag de ten laste der belanghebbenden in te dienen declaratie van eenen k a n t o n r e c h t e r , die in een aangrensend kanton werkzaamheden heeft v e r r i c h t , niet altijd over het volle bedrag der reis- en verblijfkosten loopen. Zy moet verminderd worden met het bedrag, dat mogelijkerwijs zon zijn uitgespaard, al» de reis niet op de woonplaats des rechters, maar op de hoofd\daats van het aangrenzend kanton ware aangevangen. De k a n t o n rechter mag evenwel geen schade lijden; het Ruk behoort bijgevolg het bedrag, dat moet worden afgetrokken, bij te passen. Vergelijk artt. 2 en 3 Tarief B. Z. nieuw (art. X ontwerp). Ten slotte dient er nog eene onderscheiding gemaakt te worden. Somtijds treedt namelijk de kantonrechter op vordering van bet openbaar gezag — zij het ook buiten het gebied der burgerlijke rechtspraak in engeren zin — als burgerlijke rechter o p (artt. 2 en 4 oud). Voor zoover nu de kantonrechter in een aangrenzend kanton niet voor het Rijk, maar voor een openbaar lichaam, als b. v. een provincie, werkzaamheden verricht, dient, evenals bij verrichtingen ten behoeve van particulieren, vermindering der declaratie mogelijk te wezen. H e t ware toch onbillijk een openbaar lichaam, anders dan een particulier, niet de kosten te laten korten, die zouden vermeden zijn, als in het aangrenzend kanton een rechter ware aan/esteld geweest. Maar als de kantonrechter voor den (Staat zelven o p t r e e d t , wordt zijne declaratie voor reis- en verblijfkosten door het Rijk vergoed, door denzelfden persoon d u s , die — ingeval de declaratie verminderd werd — hem het afgetrokken bedrag betaalde. Dan geeft het dus slechts noodeioozen omslag op de declaratie de kosten te korten, die mogelijkerwijs uitgespaard zouden zijn , als de reis van de hoofdplaats van het aangrenzend kanton ware begonnen. V a n ilaar dat de op het ojMufcw gezag rustende verplichting tot vergoeding van reis- en verblijfkosten, zelfstandig, in een [Mar speciale artikelen is geregeld; zij onderscheiden, alnaar de rechter zn'n reis naar het aangrenzend kanton ten behoeve van den Staat of van eenig openbaar hchaam onderneemt. Vergelijk artt. 2 en 3 benevens de artt. 4 en 4" Tarief B. Z. nieuw (art. X ontwerp.) De oude artikelen veitoonden te veel leemten dan dat e r a a n te denken viel, ze in gewijzigde redactie te behouden. Z|j ajjn daarom door een stel nieuwe bepalingen vervangen. En met de oude redactie is ook de oude plaatsing prijsgegeven. Vroeger van elkander gescheiden, vormen zij nu een aaneengesloten reeks. Zonder onderbreking geven z\j dus ineens al de voorschriften, die liet onderwerp beheerschen. Vergelijk artt. 2, 4, 9, 10, lid 3—5 en 12, lid 4—0 oud en de artt. 1—4/" nieuw (art. X
ontwerp). § 7.
De larifieering der griffienterrichlingen in burgerlijke zaken. Inrloed der nieuwe wetgeving.
In § 0 hierboven is uiteengezet, boe de wijziging, die de samenstelling der gerechten in verband met de invoering der administratieve rechtspraak o n d e r g a a t . den wetgever verplicht, het tarief van gerechtskosten in burgerlijke zaken te herzien voor zoover het handelt over de reis» en verblijfkosten van de kantonrechters en hunne griffiers. Aan deze gedwongen restau ratie op het stuk der reisvergoedingen sluit zich verder een vrij omvangrijke verplichte herbouw van de kern van het tarief, van de bepalingen , die de belooningen tarifieeren , aan de griffiers ter zake hunner werkzaamheden verschuldigd. Het beginsel van het belangrijke tariefvoorschrift, in het tegenwoordige art. 7 Tarief B.Z. vervat, is nl. kwalyk vereenigbaar met het stelsel der van staatswege geheven griffierechten. De wijziging dezer bepaling noopt op hare beurt vervolgens weer deels tot s c h r a p p i n g , deels tot aanvulling van eenige andere tariefposten. Bij dit alles voegen zich dan ten slotte nog de min of meer zuiver redactioneele wijzigingen, die enkele andere tariefvoorschriften , met het oog op de afschaffing der grifriers-einolumenten , dienen te ondergaan.
Al deze rerachillende reranderingen . in de eigenlijke tariefbepalingen aangebracht, zijn hieronder broeder ontwikkeld. Oogeiischijnlijk vormen zij een willekeurig aggregaat , dat dit ontwefp IV slechts noodeloos belast Vg. artt. IX rlg. Wat uiterlijk geen samenhang vertoont, is innerlijk echter onver-
nrekelijk verbonden. Zonder uitzondering, vloeien al die wijzigingen van het eigenlijke tarief toch uit één oorzaak voort; zij zijn de noodzakelijke consequentie van de voorgestelde reorganisatie der rechterlijke macht en de daardoor geboden omzetting der griffiers-emolumenten in griffierechten. Het tegenwoordig tarief voor burgerlijke zaken deelt de vcrrichtingen der griffiers in zekere klassen in en bepaalt voor iedere klaaie een vast recht. Dat is ten minste het beginsel. Voor de colleges is het streng doorgevoerd ; slechts voor de kantongerechten is het ten deele losgelaten. Wel zijn. evenals voor de colleges, ook voor
de kantongerechten de rerrientingen van den griffier gecla^siBeeerd en naar hare klasse met een vast recht belast. W e l is dus ook bij de kantongerechten bijv. voor de ininute van een praeperatoir of eindvonnis, van een proces-verbaal van getuigenverhoor of van verhoor op vraagpunten of van een ander verbaal, al of niet bij afzonderlijke acte opgemaakt, een vast recht van respectievelijk f 0.50, f 1,00, f 0.50 (of meer), f 1,00 en f 0,25 of f 1,00 verschuldigd. Maar hier en daar wordt deze indeeling en tarificering eenvoudig ter zijde geschoven. Dan wordt büv. van een proces-verbaal, waarvan eene afzonderlijke acte is opgemaakt, in plaats van f 1,00. een varieerend recht geheven, evenredig aan den tijd, dien de griffier aan de acte besteed heeft (artt. 7 en 1, Tarief B. Z. oud). Deze onregelmatigheid h a n g t niet vroegere toestanden samen. In zijne oorspronkelijke redactie kende het tarief aan de kantonrechters in een aantal gevallen een zeker vacatieloon toe (art. 1). Die loonen zijn afgeschaft (art. 3 der wet van 9 April 1877. Sta/itsblad n°. 7 3 ) ; z(j werken echter nog na. Overal namelijk waar de kantonrechter vroeger vacatieloon genoot, mag de griffier nog steeds een met het tijdverzuim varieerend recht hefl'en. Dit recht bedraagt drie vierden van het voormalige vacatieloon des rechters. V g . art. 7 Tarief B. Z. oud en artt. 3 en 5 der wet van 9 April 1877, (Staatsblad ii°. 73). Op welke gronden nu het tarief voor de gevallen, waarin den kantonrechter vacatieloon toekwam, het stelsel der vaste rechten prijsgegeven heeft, is niet wel in te zien. Zooveel is echter zeker, dat de afwijking van den regel thans onverdedigbaar is. Of is het niet louter willekeur, akten derzelfde soort, proces-verbalen bijv., nu eens met een vast. dan weer met een varieerend recht te belasten, alnaar zij niet of wel verleden zijn in gevallen, waarin de kantonrechter vroeger vacatieloon mocht berekenen? En mocht de afwijking eertijds nog eenigen zin gehad hebbeu, thans, bij de invoering der administratieve rechtspraak, nu de griffierechten voortaan ten behoeve van den Staat zullen worden geheven en de griffier enkel eene vaste, van den feitelijk door hem verrichten arbeid onafhankelijke wedde gaat genieten, vervalt ieder motief in e e n i g e w i l l e k e u r i g e g e v a l l e n het tijdverzuim van den griffier als maatstaf van berekening te nemen. Art. 7 oud is hiermede veroordeeld. Maar het aan het tijdverzuim evenredige recht zal daarom niet geheel uit de wet verdwijnen. E r zijn namelijk akten van zekere Boort - - proces-verbalen van verzegeling en ontzegeling — die niet een varieerend recht belast zullen moeten blijven. Deze verbalen zijn hoogst gewichtige stukken: zij worden bovendien verleden ten behoeve van erven. van personen dus, die zeer wel een hooger recht dan het normale van f I kunnen dragen. En naarmate de waarde van den boedel grooter is, kan het recht hooger zijn. Ongelukkigerwijs staat evenwel de waarde van eenen boedel in den regel nog niet of slechts ten deele vast. als de hier bedoelde akten verleden worden. De boedelwaarde kan dtifl geen grondslag van heffing zijn. E n er rest bijgevolg geen andere uitweg dan een aan het tijdverzuim evenredig recht te heffen. De duur van den arbeid, aan het o p maken van dergelijke verbalen besteed, wijst toch tot opv.ekere hoogte de waarde van den boedel aan. Op zeer eenvoudige wijze ia deze herziening in het tarief a a n gebracht. De inhoud van het tegenwoordige art. 7 is door een nieuw voorschrift vervangen, dat voor de akten van verzegeling en ontzegeling een varieerend recht vaststelt. Vergelijk art. X ontwerp (art. 7 Tarief B. Z. nieuw). Vanzelf vallen dientengevolge alle andere akten, die thans krachtens art. 7 aan een varieerend
recht onderworpen zijn. onder het gewone tarief der vaste rechten. Eindelijk is het gewone tarief der vaste rechten niet een paar nieuwe posten aangevuld: de roorloopige en de eindbeschikkingen op requesten. respectievelijk Qfet f 0,50 en f 1 belast (art. •">
Tarief H. Z. nieuw). Daarmede is eene leemte aangevuld, die zich vooral in dé toekomst zeer hinderlijk zou hebben doen gevoelen. Tal der akten, die art. 7 oud niet een varieerend recht belast, zijn namelijk beschikkingen op requesten.
[151. 3.] W e t t e l i j k e maatregelen
tot
regeling der a d m i n i s t r a t i e v e r e c h t s p r a a k . I V .
Met deze wijzigingen houdt ten slotte nog eene andere verband.
Artikel V I I I .
Art. 4 der wet vun IK April 1874{Staatsblad n ° . 68) itelt speciale rechten vast voor cenige verrichtingen in voogdijzaken. Met de i n t r e k k i n g van art. 7 oud verliest deze speciale bepaling liare reden van bestaan. N u in beginsel alle verrichtingen, ook in voogdijzaken, onder het normale tarief g u n vallen, geeft het toefi geen pas. zonder eeiiigen klemmenden grond voor enkele dier verrichtingen een bijzonder recht te handhaven. Art. 4 der wet van 18 April 1K74 (Staatsblad n". 68) zal dus worden ingetrokken. Vergelijk art. XIV ontwerp. Ten gevolge van deze wijzigingen wint het tarief, voor zoover
De griffier, optredend als belast niet het aan de inning der griffierechten verbonden geldelijk beheer, gaat een nieuwen werkkring vervullen: hij wordt, behalve medehelper des rechters, een zelfstandig comptabel ambtenaar. Ook in deze laatste ipialiteit kan hy in strijd met de wet handelen; hij kan 1). v. weigeren het restant van een ontvangen voorschot te restitueeren of hij kan een te hoog recht heffen. Vergelijk art. IV Ontwerp IV. Dan moet over die weigering of over die onwettige heffing geoordeeld kunnen worden. Het geldt hier onrecht, door een orgaan van openbaar gezag als zoodanig gepleegd. De administratieve rechter moet daarvan dus kunnen kennis uenien, want de griffier is hier als zelfstandig comptabel ambtenaar, niet als medehelper eiper des rechters werkzaam. Volgens art. 2 n°. 1 ontwerp (Wetboek van Administratieve Rechtsvordering) I is de griffier, die tot heden enkel als medehelper des rechters optreedt, echter geen administratief orgaan, is hij derhalve aan de rechtsmacht van den administratieven rechter onttrokken (art. 2 b Ontwerp (R. O) II). E r is daarom een voorschrift noodig, dat den griffier, zoodra hij als comptabel ambtenaar gaat fungeeren, onder de controle van den administratieven rechter stelt. Zulk eene bepaling is in art. VIII Ontwerp I V gegeven.
de kantongerechten betreft, aan Billijkheid en eenvoud. En wat misschien niet tuinder gewichtig is, dientengevolge erlangt het eenen inhoud, gezuiverd van alles, wat strijdig zou zijn met liet stelsel der van staatswege gelieven griffierechten. Zie voor de meer redaetioneele wijzigingen de toelichting op de artikelen I X vlg. ontwerp IV. De
artikelen.
T I T E L I. A r t i k e l I. Deze bepaling ziet ook op de in administratieve zaken verschuldigde belooningen. Vergeiyk art. 47 Ontwerp (Wetboek van administratieve Reentsvordering) I en artt. 30 volg. Tarief Sr. Z.
TITEL
IJ.
Artikel IX.
Artikel III.
Strikt genomen is de „algemeene bepaling" overbodig; zij d r u k t u i t , wat vanzelf spreekt. Bovendien is zij, in haren tegen woordigen vorm, niet langer in overeenstemming met de sinds 1843 in het tarief gebrachte wijzigingen. Zij dient daarom te verdwijnen.
De betaling van griffierechten of de terugbetaling van zegelen registratierechten kan worden geweigerd : dan moet rij, bij parate executie, kunnen worden afgedwongen. Het betreft hier immers publiekrechtelijke v o r d e r i n g e n . ten behoeve van de Overheid als zoodanig bestaande. N u zal de; wet tot invoering der administratieve rechtspraak omtrent het verhaal van dergelijke vorderingen bij wege van parate executie algemeene voorschriften b r e n g e n ; (leze zullen hier dus toepassing vinden. V g . § 35 Memorie van Toelichting op Ontwerp I. Slechts verdient het aanbeveling, op ée'n p u n t van deze algemeene regeling af te wijken. Ingevolge deze regeling zal namelijk de betrokken m i n i s t e r het besluit nemen, op grond waarvan tot invordering wordt overgegaan. Dat ware hier te omslachtig. Daarom verklaart art. I I I ontwerp I V den griffier bevoegd, over de aan hem in hoedanigheid toekomende vorderingen bij paraat executabel besluit te beslissen.
Artikel X. Art. 1 Tarief Ji. Z. Vergelijk voor den inhoud van art. 1 nieuw en het verdwünen van "art. 1 oud de §§ G en 7 der Memorie van Toelichting. Artt. 2 4 a Tarief B. Z. Deze nieuwe bepalingen vervangen de artt. 2, 4, 9, 10, lid 3—5, en 12, lid 4 - G , oud. Vergelijk met de artt. 2, 9, 10 en 12 oud de artt. 2 en 3 nieuw, en met art. 4 oud de artt. 4 en 4 a nieuw. Art. 3 oud moest met art. 1 oud geschrapt worden. Om de berekening zoo eenvoudig mogelyk te maken, bepaalt de wet de te vergoeden verblijfkosten op een vast bedrag. Zie verder § G der Memorie van Toelichting. Ter toelichting van art. 3 nieuw moge ten slotte n o g een voorbeeld dienen. E e n r e c h t e r , aangesteld en dus wonend in kanton A , verzegelt eenen boedel in kanton B , waar hy als zoodanig fungeert. Gesteld, dat de reis- en verbln'fkosten f 15 bedragen hebben , maar dat zij slechts f 5 geweest zouden zijn, als de kantonrechter van de hoofdplaats van kanton B ware vertrokken. Dan zullen de erfgenamen , die de verzegeling vorderden , slechts f 5 te betalen hebben. De resteerende f 10 zullen verder door den Staat aan den kantonrechter worden vergoed.
Artikel IV. H e t verleenen van crediet ter zake van griffiersverrichtingeu kan financieel gevaarlijk zijn. Dat leerde de ondervinding i n d e grootere koopsteden van het Rijk. De griffier dient daarom bevoegd te zijn, voorschot te vragen. De controle van den adininistratieveii rechter (art. V I I I ) sluit misbruiken uit.
Artikelen V-V1I. In het ontwerp rijn omtrent liet geldelijk beheer der griffiers enkele bepalingen opgenomen, die de schatkist voor schade moeten behoeden. Zoo wordt de griffier persoonlijk aansprakelijk verklaard, voor het hem bij dit ontwerp opgedragen geldelijk beheer (art. V ) ; wordt hij tot zekerheidssteiling en tot verantwoording verplicht (art. V) en wordt hij aan het toezicht van ambtenaren der registratie onderworpen (art. V I I ) . De details dezer regeling kunnen echter bezwaarlijk bij een wet worden vastgesteld. De practijk zal ten slotte moeten leeren. hoe de opgestelde beginselen het best worden uitgewerkt. Een zekere vrijheid van beweging is mitsdien onontbeerlijk. Aan algemeene maatregelen van bestuur is daarom voorbehouden, over het toezicht en de wijze van beheer en verantwoording nadere voorschriften te geven, gelijk ook over de wijze, waarop het bedrag der te stellen zekerheid wordt bepaald (artt. V I en V I I ) . De ambtenaren der registratie zijn thans reeds, in het belang van de heffing van het zegel- en registratierecht, met controle op de griftiën belast. Zij zijn bijgevolg de aangewezen personen, om op het geldelijk beheer van den griffier toezicht te oefenen. Vergelijk art. 54 der wet van 22 Frimaire an V I I en art. 29 der Zegelwet van 30 October 1843 (Staatsblad n°. 47).
Artt. 4 b—4 e Tarief B. Z. Deze voorschriften stemmen vr;j wel overeen met hetgeen elders bepaald is Vergelijk artt. 4—8 Koninklijk besluit van 20 Februari 1903 (Staatsblad n°. 80) en artt. 43 45 Tarief Sr. Z. Art. 4 f Tarief B. Z. E r dient voorkomen te worden, dat de kantonrechter of de griffier, die op reis gaat om, behalve in burgerlijke, ook nog in andere zaken op te treden, twee of drie declaraties over het volle bedrag der reis- en verblijfkosten kan indienen. Een soortgelijk voorschrift, als dat van art. 4./'. zal ook voor administratieve en strafzaken gegeven worden. Vergelijk art. 45 a Tarief Sr. Z. nieuw (art. X V I I Ontwerp). Zie verder S 6 der Memorie van Toelichting. Artt. 5 en 7 Tarief Toelichting.
B. Z.
Arll. 9 en 10 Tarief B. Z.
I
Vergelijk
$ 7 der Memorie van
Vergeln'k art. 2 nieuw.
Bijlagen.
[ M l . .1] W e t t e l i j k e maatregelen
de vergoeding van reis-en verblijfkosten voor den griffier regelden.
H e t voorschrift van art. 2 nieuw beheersclit thans deze materie. E n dan zijn, ten einde de administratie der griffiers niet ingcwikkelder te maken dan noodzakelijk is, de aan de getuigen te betalen vergoedingen rechtstreeks ten laste van ben) gebracht, die het wisselprotest laat doen. De houder van den wissel zal die vergoedingen'voortaan zelf aan de getuigen betalen. Dienteugevolge is de griffier niet langer verplicht, eener/.ijds de getuigen het hun toekomende te voldoen en anderzijds het aan de getuigen betaalde van den houder van den wissel terug te vorderen. I n het bedrag der reis- en transportkosten is, voor zoover de getuigen betreft, geene verandering gebracht. Vergelijk artt. 12, lid 4, nivutii en 12, lid 4—7, oud en 50 Tarief B. Z. 'Art. 12 a Tarief B. Z. Het tarief, zooals het thans luidt, verzuimt te bepalen, wie tot terugbetaling der door den griffier verschuldigde zegel- en registratierechten is verplicht. Deze leemte vult art. 12 a aan. De redactie is verduidelijkt.
Art. 14. Tarief B. Z. De artt. 14—18 regelen thans de i n n i n g der griffiersbelooningen, de i n n i n g dus van privé vorderingen. In griffierechten omgezet, worden de griffiersbelooningen echter tot publiekrechtelijke aanspraken, wier handhaving beheersclit wordt door de nog te geven algemeene voorschriften omtrent het verhaal van vorderingen, ten behoeve van het openbaar gezag bestaande. Vergelijk art. I I I van dit ontwerp. Voor zoover de griffierechten betreft, verliezen de artt. 14—18 derhalve hun reden van bestaan. Maar aan den anderen k a n t kunnen bepalinen als in deze artikelen z\jn vervat, bezwaarlijk gemist worden, ►e rechterlijke ambtenaar, die van p a r t i c u l i e r e n reis* en verblijfkosten te vorderen heeft, moet zich het hem toekomende toch op eenvoudige wijze k u n n e n verschaffen. Daarom behoefde slechts het onderwerp der artt. 14 — 18 door een ander vervangen te worden ; voor de griffiersbelooningen moesten de door particulieren verschuldigde reis- en verblijfkosten in de plaats gesteld worden. E n dat is door de in art. 14 aangebrachte wijziging geschied. Voor de voldoening van reis- en verblijfkosten, die ten laste van het o p e n b a a r g e z a g zijn (art. 4nieuw), waken de voorschriften, betreffende de administratieve rechtspraak. Vg. art. 2 6 ontwerp (R. O.) I I .
£
Art. 21. Tarief 3. Z. Deze bepaling wordt overbodig, daar de artt. 808, 871 en 872 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering het onderwerp regelen. Zij handelen toch over indebetstelling en vrijdom van griffierecht.
Artikel XI. Art. 22. Tarief B. Z. Ten gevolge van de omzetting der grif* fiersbeboniugen in griffierechten onjuist g e w o r d e n , is deze bepaling bovendien overbodig. Art. 28. Tarief B. Z. De bepaling is met de in den eersten titel van het tarief aangebrachte wijzigingen in overeenstemm i n g gebracht. Daar art. 2 nieuw (reis- en verblijfkosten) enkel ten aanzien van de griffiers der kantongerechten toepassing vindt, moest de vermelding van art. 14nieuw j ' " . artt. 15—18achterwege blijven. Artikel X I I . Art. 50. Tarief B. Z.
9
tot r e g e l i n g der a d m i n i s t r a t i e v e r e c h t s p r a a k . I V .
Art. 12 Tarief B. Z. Met de in dit artikel gebrachte wijziging is tweeërlei bereikt. Vooreerst zijn de bepalingen vervallen, die
Art. 13. Tarief B. Z.
Tweede Kamer.
De redactie is verduidelijkt. Artikel X I I I .
Art. 64. Tarief B. Z. De hier bedoelde vacatieloonen worden niet alleen door griffiers, maar ook door andere ambtenaren, zelfs door particulieren genoten. Zij behooren dus niet tot de eigenlijke griffiersbelooningen; zij zijn niets anders dan eene bijzondere vergoeding voor buiten den kring der gewone ambtsbezigheden vallende bemoeienissen. Art. I van dit ontwerp is H a n d e l i n g e n der S t a t e n - G e n e r a a l . Bijlagen. 1905—190Q.
daarom niet op deze vacatieloonen toepasselijk. Te allen overvloede echter noemt art. (54 nieuw de griffiers niet langer met name. Artikel
XIV
Vergelijk voor de schrapping van art. 4 der wet van 18 April 1874 (SlaaUblad n°. ü8) § 7 van de Memorie van Toelichting (slot). Art. 4 der wet van 18 April 1874 (Staatsblad n°. 08) is reeds door art. 3 der wet van 9 April 1877 (Staatsblad n ° . 78), waarbij art. 3(j R. O. gewijzigd werd, gedeeltelijk van zijn k r a c h t beroofd.
Artikel XV. Art. 5 der wet van 9 April 1877 (Staatsblad n°. 73) is een overgangsbepaling. Zij handhaafde voorloopig de belooningen der griffiers bij de kantongerechten, zooals die destijds geregeld waren. En zij hield ook voorloopig de bepalingen in stand, die de reis- en verblijfkosten der kantonrechters regelden. Zij behoort daarom t h a n s te vervallen. De voorschriften omtrent de griffiersbelooningen zijn immers herzien. Vergelijk artt. 5 en 7 Tarief B. Z. nieuw (art. X ontwerp I V ) en art. X I V ontwerp I V , benevens ontwerp I I I . E n voor de vergoeding van de reis- en verblijfkosten der kantonrechters zijn nieuwe regels gegeven. Vergelijk art. 36 R. O., art. 5 der wet van 9 April 1877 (Staatsblad n°. 73) en artt. 1—4 f nieuw Tarief B. Z. (art. X Ontwerp IV).
Artikel
XVI.
Art. 30. Tarief Sr. Z. De afgifte van stukken, die ten dienste van den Staat in strafzaken worden verlangd, zal voortaan kosteloos geschieden. H e t heeft toch geen zin, den Staat rechten te laten betalen, die ten behoeve van hein zelf worden geheven. Vergelijk voor administratieve zaken art. 47 ontwerp (Wetboek van Administratieve Rechtsvordering) I. Artikel
XVII.
Art. 43 Tarief Sr. Z. De rechterlijke ambtenaar, die, ter vervulling van ambtsverrichtingen in strafzaken, zich van zijne woonplaats naar elders begeeft, ontvangt uit 's Rijks kas reisen verblijfkosten vergoed. Zoo bepaalt art. 43 Tarief Sr. Z. Als, n a de invoering der nieuwe wetgeving, een kantonrechter naar het a a n g r e n z e n d kanton gaat, waar hij met de waarneming der kantonrechterlijke functiën is belast, hetzij n a a r de hoofdplaats, hetzij naar een andere plaats, zal hij bijgevolg, krachtens art. 43, op vergoeding van reis- en verblijfkosten aanspraak kunnen maken. Anders dan in burgerlijke zaken, is hier derhalve, met het oog op art. 8 ontwerp (klassen en samenstelling tier gerechten enz.) I I I , geene bijzondere voorziening noodig. Maar wel verdient het aanbeveling, art. 43 in een ander opzicht 'M herzien. De ambtenaar, die zijn woonplaats verlaat, krijgt vergoeding, dus ook de kantonrochter, die van zijn woonplaats gaat naar de hoofdplaats van het kanton, w a a r hij is b e n o e m d . Dat is te royaal; het Rijk behoort toch geene kosten te d r a g e n , d i e d e kantonrechter had kunnen voorkomen, door in die hoofdplaats te gaan wonen. Vandaar dat aan art. 43 een nieuw lid wordt toegevoegd, dat de aanspraak op vergoeding uitsluit, als het gekit reizen van de woonplaats naar de hoofdplaats van het kanton, waarin de kantonrechter als zoodanig is benoemd. Eene uitzondering, die de practijk stilzwijgend erkende, erlangt daarmede wettelijke sanctie. E n tevens doet de uitdrukkelijke vermelding dier uitzondering in de wet zelve zoo duidelijk mogelijk uitkomen, dat de kantonrechter, die naar de hoofdplaats van het a a n g r e n z e n d kanton gaat, waar hij met de waarneming der kantonrechterlijke functiën is bilasl, onder den algemeeneu regel van art. 43, lid 1, valt. Art. 45(1. Tarief Sr. Z. Vergelijk de overeenkomstige bepaling van art. 4 / , Tarief B. Z. nieuw (art. X Ontwerp).
[151. JJ Wettelijke maatregelen t*»i regeling der administratief rechtspraak. IV. T I T E L III. Artikelen XVIII-XX.
slechts uan gelegen, onder de toekomstige regeling niet minder dun onder de bestaande te genieten. Daarom zulten til die speciale vergoedingen, by de berekening van de in dit ontwerp (art. XVIII) voorgestelde schadeloosstelling, met emolumenten worden gelijkgesteld. Dientengevolge zal de administratie van de hinderlijke verplichting worden ontlast, tussclien allerlei toelagen te onderscheiden: de nieuwe, groote schadeloosstelling zal alle kleinere opslorpen. Vg. art. XX ontwerp.
De omzetting «Ier griffiersbelooningen in griffierechten berokkent de griffiers verlies. Deze schade hebben de griffiers, dia voor 25 Februari 1900 benoemd zu'n, onmogelijk kunnen voorzien. De billijkheid gebiedt derhalve hun een schadeloosstelling toe te kennen. '/J'(\ is gesteld op het nadeelig verschil tussclien hunne toekomstige jaarwedde en de tegenwoordige wedde, vermeerderd Artikel X X I . met de gemiddelde jaarlijksche som hunner belooningen. En dat Sinds 20 Februari 1900 weten de belanghebbenden, dat nik gemiddelde wordt over de laatste drie jaren berekend. Overeenkomstig de bepalingen der wetten van 18 April 1874 dezen datum benoemde griffiers, bij eventueele wetswijziging, (Staatsblad n°. 08) en 15 April 1890 (Staatsblad n". 70) genieten niet op schadeloosstelling wegens de afschaffing der griffiers* een aantal griffiers reeds schadeloosstellingen wegens de ver- emolumenten behoeven te rekenen. mindering, die hunne emolumenten ten gevolge van zekere wettelijke maatregelen hebben ondergaan. Bij deze schadeloosDe Minister van Justitie, stellingen zal voor de meeste griffiers nog eene andere komen. E. E. VAN KAALTE. In verband met de jongste wijziging van art. 83 Regl. n°. I (K. besl. van 8 Aug. 1905, Staatsblad n°. 252) zal namelijk worden voorgesteld, eene nieuwe schadeloosstelling te verleenen. Vg. De Minister van Financiën, ontwerp van wet van 30 October 1905, EijlaneH 1905—1906,105. DE MEESTER. Voor de betrokkenen maakt het natuurlijk geen verschil, onder welke benaming zij het hun toekomende ontvangen. Hun is er