V
oorwoord
Deze tweede druk geeft ons de gelegenheid sommige onnauwkeurige details te verbeteren, enkele aanvullingen aan te brengen en beschrijvingen - waar mogelijk met foto’s - te vervolledigen. In het eerste decennium van deze eeuw kregen 3 nieuwe straten een persoonsnaam van bekende/verdienstelijke Leedse inwoners (deze werden op de wegenkaart van de deelgemeente Lede aangeduid met 39, 40 en 41). Het gevaar was niet denkbeeldig dat men na verloop van tijd niet meer zou weten ‘het wie, waarom en wanneer’ van deze bewuste personen. In 1998 werd door de Culturele Raad aan het College van Burgemeester en Schepenen gevraagd om, bv. naarmate straatnaamborden vervangen worden, deze extra infovermeldingen te noteren. Er werden echter totaal nieuwe borden gemaakt, die vanaf 2007 in het straatbeeld van Groot-Lede verschenen. Wij mogen ons hiermee gelukkig achten en drukken deze dan ook af in deze brochure. Wij hopen dat deze ‘Straten met naam en faam’ een extra bijdrage kan leveren aan uw kennis van onze Leedse geschiedenis. TOPKE Hubert, voorzitter Culturele Raad.
1
I
nleiding
Voor de opmaak van deze tekst werden heel wat archieven met bijhorend stof omgewoeld. Hierbij zijn we op heel wat interessante zaken gestoten, zoals het voorstel in het jaar 1978, om de Damstraat een andere naam te geven, namelijk ‘Willem Bettestraat’ en om aan een gedeelte van de Kerchovelaan de naam van Gery Helderenberg te geven. Beide voorstellen liepen op niets uit. Voor sommige straatnamen was het een probleem om aan de weet te komen wie of waarom deze persoon gekozen werd. Zo heeft men voor de Dr. Moenslaan, 2 personen die zich elk kunnen uitgeven voor een ‘Dr. Moens’. Een motivering om wie het ging werd niet gevonden. Vandaar dat we durven stellen dat om bovenvermelde redenen dit artikel slechts een bijdrage is tot de studie van straatnamen met een persoonsnaam in de gemeente Lede. Daarom ook is de biografie beperkt gebleven. Voor verdere informatie verwijzen we naar de verschillende dorpsmonografieën, artikels en boeken die verschenen zijn bij de heemkundige kring ‘Heemschut Lede’. Deze zijn te raadplegen in de gemeentelijke bibliotheek en het documentatiecentrum van de heemkundige kring. Voor de plaatsaanduiding van de verdwenen straten en aanverwanten verwijzen we naar ‘Oostvlaamse plaatsnamen. IV. Lede’ van Jozef De Brouwer. Met het ontstaan van de huidige gemeente Lede in 1977 kwam het probleem op de proppen dat een aantal straten dezelfde namen hadden. Vandaar dat per gemeente, met inbegrip van Papegem, een dossier werd opgesteld met de bestaande straatnamen, de te veranderen straatnamen en hun huisnummers. Zo moest in de deelgemeente Wanzele de Bosstraat veranderen, aangezien in Lede reeds een Bosstraat aanwezig was. Via een brief van 6 oktober 1980 werd een advies van de Socio-Culturele Raad ingediend waarbij het voorstel werd gedaan om deze straat ‘Nonnenbosstraat’ te noemen. De motivering hiervan was dat het als een aandenken kon dienen voor het reeds jaren geleden gerooid bos dat in de onmiddellijke omgeving gelegen was en als verwijzing naar het verdwenen klooster. Verder werd er ook melding gemaakt om een 2
gedeelte van Billegem te laten veranderen in ‘Grepdonstraat’. Dit laatste werd afgewezen. Dezelfde situatie vonden we terug in een brief van de Provinciale Commissie voor Straatnaamgeving van 1980 waarbij een voorstel werd gedaan om in Smetlede, in een gedeelte van de Schildekensstraat, de naam ‘Jozef De Paepestraat’ te geven. De Provinciale Commissie gaf ook hier een negatief advies. Meer geluk had men in hetzelfde jaar met het voorstel van de Socio-Culturele Raad met de Hippoliet Raesstraat. Er was ook nog een voorstel van de Raad om deze straat ‘Engelbos’ te noemen. Dit laatste voorstel zou niet juist geweest zijn aangezien de plaatsnaam ‘Engelbos’ in de buurt lag van de huidige Kloosterstraat - Beekveldrede. Papegem, dat voor de fusie deel uitmaakte van Vlierzele, had in 1980 moeite om aan hun straten namen te geven. Men gaf eerder de voorkeur aan de situatie van voor de fusie waarbij alle straten gewoon Papegem zouden blijven. Er werd een actiegroep opgericht waarbij op het gemeentehuis van Lede 260 formulieren toekwamen om geen straatnamen te geven. Na enige tijd kwamen deze er toch. Zo werd het gedeelte van de Gentse Steenweg, langs de zijde van Papegem, Grotesteenweg. De andere straten kregen de volgende namen : Papegemstraat, Putbosstraat, Blokstraat, Bovenstraat, Benedenstraat en Sint - Machariusstraat. Een eigenaardigheid van een andere Leedse straatnaam gevormd door een naam, is de ‘Rodekruislaan’. Hier werd het niet de ‘Henry Dunantlaan’ maar de naam van zijn vereniging. Deze straatnaam verwijst naar de plaatselijke vereniging Rode Kruis. In een aanvulling van de gemeenteraad van 6 juli 1980 vonden we de motivering ‘Op aanvraag van het plaatselijke Rode Kruis werd de ‘Rodekruislaan’ aanvaard. Men wil hiervoor de gedachte van Henry Dunant (1828-1910) : ‘waar ook en aan het even wie, onbaatzuchtige hulp verlenen’, bestendigd zien door het toekennen van een straatnaam’.
3
1.
Albrecht Rodenbachstraat Straat in Lede toegekend aan Albrecht Rodenbach, dichter en Vlaams studentenleider. Voorheen noemde deze straat ‘Nieuwe Wijk’. In 1981 werd door de Provinciale Commissie voor Advies voor Plaatsnaamgeving deze nieuwe straatnaam goedgekeurd. Albrecht Rodenbach werd geboren te Roeselare op 27 oktober 1856. Hij werd geboren uit een begoede familie van Roeselare. Zijn grootooms hadden een opmerkelijke rol gespeeld in de Belgische Revolutie en brachten het tot diplomaat en volksvertegenwoordiger. Zijn grootvader was districtcommissaris. Zijn vader was handelaar en zijn moeder een vlotte en gastvrije vrouw van Waalse afkomst. Hij liep school aan de lagere stadsschool van zijn geboortestad (1862-1866), daarna aan het voorbereidend St. Michielsinstituut (1866-1870) en aan de Grieks-Latijnse humaniora (1870-1876) van het Klein Seminarie van Roeselare. Rodenbachs’ Vlaamsgezindheid werd gewekt in deze laatste school waar de geest van Guido Gezelle voortleefde en werd voortgezet door verscheidene priesterleraars. Vanaf 1876 ging hij naar de Katholieke Universiteit van Leuven waar hij rechten ging studeren. Hij kon die studies niet voltooien. Omstreeks Nieuwjaar 1877 richtte hij met enkele vrienden een ‘Vlaamsche koorgilde’ en een ‘Vlaamsche Spelersgilde’ op. Een goede maand later kwam de studentenafdeling van het Davidsfonds tot stand waarin Rodenbach een belangrijke rol speelde. In 1878 behaalde hij het diploma van kandidaat in de wijsbegeerte en letteren. Zijn talenten en energie heeft hij voornamelijk ten dienste gesteld van wat hij noemde de ‘Vlaamse studentenkamp’, de toen ontluikende katholieke Vlaamse studentenbeweging. Hij stierf te Roeselare op 23 juni 1880.
4
2.
Bambosstraat Straat in Lede genoemd naar een plaatsnaam ‘Banbos’, zijnde een bos binnen het rechtsgebied van de heer, en/of een familienaam Van Bambos(sche). Nu verdwenen. De oudste vermelding van deze straat werd aangetroffen in de renterekeningen van 1448 als ‘hofstad ten ba(m)bossche’. In 1451 werd in het cijnsboek van der Borch als ‘Uiten bambossche’ vermeld. Als familienaam werd ‘Bambos’ ook gebruikt. In Lede komt in 1295 de familienaam ‘Wille lib. Bele de bambossche’ voor en in 1396 vinden we ‘Boyden van Bambossche’. Ook vinden we in 1451 ‘Bouden van Bambossche inden Bambosch’.
3.
Barrevoetsehoek Straat in Lede toegekend aan de familie Barvoets die in Lede leefde in de 16de-17de eeuw. In de kerkrekeningen van 1661 werd de vermelding ‘opden Barvoetschen hoek’ teruggevonden en nog in een kerkrekening van 1686 werd ‘inden baervoetschen hoeck’ geschreven. In de onmiddellijke omgeving werden ook volgende plaatsnamen genoteerd : ‘Barvoetse Hoek, Barvoetse-Hoekstraat, Barvoetse-Hoekweg’.
4.
Begijnrede Een rede in Lede genoemd naar een begijn, het begijnhof van Aalst. Nu verdwenen. Rede genoemd naar het begijnhof van Aalst dat hier een bos(je) in eigendom had, gekend als ‘begijnenbosje’. De oudste vermelding van deze rede werd aangetroffen in de Atlas der Buurtwegen van 1844 als ‘Begijnewegelken’. In de omgeving trof men de volgende plaatsnamen aan ‘Begijnenbosje’, ‘Begijnenhoek’, ‘Begijnrede’ en ‘Begijnwegelken’.
5
5.
Bellaertstraat Straat in Lede genoemd naar de familie Bellaard, Beelaert en afleidingen. Deze familienaam is een bijnaam en zou afgeleid zijn van het middeleeuws werkwoord ‘bellen’: blaffen, onaangename geluiden voortbrengen. Een tweede mogelijkheid is een plaats waar een ‘belle’ (= omheining) is. De benaming ‘Bellaert’ werd voor het eerst vermeld in de kerkrekeningen van 1509. Werd ook genoteerd in de penningkohieren van 1571 en in de kerkrekeningen van 1735. Deze naam werd later een wijknaam. In de deelgemeente Oordegem werd dezelfde plaatsnaam gevonden in de penningkohieren van 1571. Andere benamingen in de omgeving waren : ‘Bellaard, Bellaardbos, Bellaardweg’. Op het einde van de 18de eeuw kwam, via de gemeente Lebbeke, de familie Beelaert zich vestigen in Lede.
6.
Bernaardsstraatje Straat in Lede genoemd naar de persoonsnaam Bernard, Bernaard of naar de familie Bernaard(s). Nu verdwenen. De oudste vermelding werd gevonden in 1451 in het cijnsboek van ter Borch als ‘uten grooten velde ... aen bernaerts straetken’.
7.
Bosstraat Straat in Lede genoemd naar een bosrijk gebied of naar een familienaam ‘Ely filie clare de bostrate, raso de bostrate’. De oudste vermelding vinden we terug in 1448 in de kerkrekeningen als ‘inde boschstrate’ en in het cijnsboek van ter Borgh van 1451 werd de vermelding ‘neven de bostrate’ gevonden. In de onmiddellijke omgeving werd ook nog ‘bosstraatgoot’ gevonden.
6
8.
Bresillestraat Straat in Lede vermoedelijk genoemd naar een familienaam (Marie Braem, weduwe van dr. Bresille tot Ghent ...) Deze straatbenaming komt voor in de penningkohieren van 1571, namelijk ‘ande brigillestrate’. In de renterekening van 1598 werd ze omschreven als ‘de brisillestraet(e). In de renterekening van 1601 en de armenrekening van 1646 werd ze omschreven als ‘de bresillestra(e)te’. De Bresillestraat werd in ‘de caerte ende metingboeck van de prochie van 1695’ ook omschreven als ‘de bresillestraet(e)’. Tenslotte werd ze in 1827 op het plan van het kadaster omschreven als ‘Bresiliestraat’.
9.
Broeder de Saedeleerstraat Straat in Lede toegekend aan Franciscus De Saedeleer, een gewezen broedermissionaris in Afrika. De huidige Broeder De Saedeleerstraat is ontstaan uit een samenvoeging van een gedeelte van de Hollestraat en de Geuzenboswegel. Deze naam werd voor het eerst aangetroffen in de kiezerslijst van 1932. Franciscus De Saedeleer werd geboren te Lede op 9 december 1844 in de ouderlijke woning in de ‘agterstraat’. Zijn vader Seraphinus was bij zijn geboorte 41 jaar en werkman. Virginie Bouwens, zijn moeder, was 26 jaar en spinneres. Franciscus volgde een opleiding om kleermaker te worden. Toen hij 20 jaar was, in 1864, werd hij ingeloot en vertrok naar het leger in Namen. Na zijn legerdienst trad hij in bij de Jezuïeten als kandidaat-knecht. Daar besloot hij missiebroeder te worden. Hij mocht zijn proefperiode beginnen. Deze werd abrupt gestaakt doordat in 1870 de Frans-Duitse oorlog was uitgebroken en hij opgeroepen werd voor het leger. Op 21 oktober 1871 legde hij zijn eerste gelofte af en nam de bediening van refter- en keldermeester op zich, naast deze van ziekenbroeder. In 1878 vertrouwde de ‘Congregatie tot Voortplanting des Geloofs’ aan de ‘Socïeteit van Jezus’ een nieuwe missie toe, namelijk de missie van Opper-Zambesi. Een onherbergzame streek waar drie eeuwen voordien de Jezuïeten van Portugal de brui aan gaven.
7
Met 11 man (4 Vlamingen, 3 Duitsers, 2 Engelsen en 2 Italianen) en 4 ossenwagens werd de moeilijke tocht naar het Zambesi-gebied aangevangen vanuit de Kaap. Deze tocht was zo moordend dat twee maand na de afreis, reeds 4 mensen waren overleden. Na een vijfjarig verblijf bleef alleen broeder De Saedeleer over. De anderen waren allemaal overleden. Hij hielp later de missie van Rhodesië oprichten, die na 12 jaar moest opgeheven worden. Rond 1891 is hij weer in Lede. Eénmaal uitgerust vertrok hij in de lente van 1893 richting Kwango, aan de Beneden-Congostroom. Daar werden tal van ‘kapelhoeven’ opgericht. Hier verbleef hij in totaal 13 jaar. Op 5 februari 1906 keerde hij definitief terug naar België. In de periode 1906-1912 nam hij nog een functie waar in het St- Ignatius-handelsinstituut te Antwerpen. Van 1912 tot 1919 was hij actief in het Sint-Barbaracollege te Gent en stond daar in voor het linnen en keukengerei. In 1919 gaat hij naar Aarlen. Broeder Franciscus De Saedeleer overleed te Walszing (Aarlen) op 2 februari 1920.
10. Bruxweg Weg in Lede genoemd naar de familie Willox, Willicx. Bestaat nu nog als landweg. De plaatsnaam waar deze weg liep noemde men het ‘Bruxveld’. In zijn vroegste vorm was deze plaatsnaam gekend als ‘Bullixveld’ en deze is dan op zijn beurt afkomstig van Willoxveld, Willicxveld. Wat dus verwijst naar een veld dat in eigendom was van de familie Willox, Willicx. De oudste vermelding vinden we terug op de figuratieve kaart van 1695 als ‘Bruxvelt’. Verder was er ook nog de ‘Bruxwegel’.
8
11. Bruykersstraatje Straat in Lede genoemd naar de familie De Bruyker. Nu verdwenen. De oudste vermelding werd aangetroffen in de Straatschouwingen van 1766 als ‘bruykers straetien’. 12. Cortenwegelken Een wegel in Lede genoemd naar de familie De Corte die in Lede leefde van de 15de tot en met de 20ste eeuw. Nu verdwenen. Deze wegel werd voor het eerst vermeld in 1844 in de Atlas der Buurtwegen. 13. de Kerchovelaan Laan in Lede genoemd naar familie de Kerchove. Deze familie heeft in Lede op politiek vlak een belangrijke rol gespeeld, voornamelijk begin 19de eeuw. Op het huidig kerkhof zijn er nog wapenschilden van deze familie aanwezig. 14. Dr. Emiel Rubbenslaan Laan in Lede genoemd naar geneesheer Emiel Rubbens. Emiel Marie Rubbens werd geboren te Zele op 18 maart 1864. Hij was gehuwd met Sophie Tibbaut. Hij behaalde zijn diploma als geneesheer te Leuven op 16 februari 1889 en kwam zich in Lede vestigen. Hij werd provinciaal raadslid en in 1912 was hij stichter van de ‘Vlaamse verpleegstersschool’ te Gent. In de jaren '20 richtte hij in Lede een afdeling op van het ‘Nationaal Werk van Kinderwelzijn’. Hij overleed op 8 augustus 1926 tijdens een congres te Gent.
9
15. Dr. Moenslaan Laan in Lede toegekend aan Jean Moens, advocaat, amateurarcheoloog en pionier ‘Oost-Vlaamse archeologie’ of aan Louis of Charles Louis Moens, geneesheer. Over welke Dr. Moens het juist gaat is tot op heden nog steeds niet geweten … omdat bij de straatnaamgeving - tijdens de gemeenteraadzitting van 19/11/1973 - geen voornaam noch motivering werd genotuleerd ! Naargelang de mondelinge bronnen is één van de twee personen dé ‘ware’ Dr. Moens. Beide kandidaten maken op het eerste zicht kans om deze straatnaam aan zich toe te eigenen : het was immers zo dat tot 1929 de universitaire graad ‘licentiaat’ niet bestond en men automatisch de titel kreeg van Dr. Hieronder wordt een kleine biografie weergegeven van één van de twee ‘Moens'en’. De andere was naast geneesheer, gemeenteraadslid van 1894 tot 1911 en schepen van 1912 tot 1921. Jean Moens Op het einde van de 19de eeuw stak een nieuwe wetenschap de kop op, namelijk de archeologie. Voor de meeste beoefenaars van deze wetenschap was het in hoofdzaak het verzamelen van zoveel mogelijk scherven, potten en schalen. Een wetenschappelijke benadering was niet hun bedoeling. Toch was hun bijdrage belangrijk in de grote puzzel die de archeologie is. Als één van de pioniers op dit vlak was Jean Moens. Hij werd geboren als Jean François Moens te Lede op 23 maart 1841 in de wijk Dorp. Zijn vader was Joseph Louis Moens, 40 jaar oud en notaris. Zijn moeder Dorothea Francisca Gillard, ‘particuliere zonder bedrijf’ en 36 jaar. Jean Moens behaalde de titel van doctor in de rechten aan de Universiteit van Leuven in april 1870. Datzelfde jaar legde hij als advocaat de eed af voor de Eerste Kamer van het Hof van Beroep. Als advocaat vestigde hij zich niet in Lede maar te Brussel waar hij zijn stage volbracht bij zijn neef Edmond Picard. Ongehuwd en onbezorgd kon hij zich aan zijn hobby wijden : de navorsing of de studie van het plaatselijk verleden. Gedurende zijn opzoekingen had hij heel wat neergepend, maar uiteindelijk is weinig van hem gepubliceerd. De meeste artikels zijn verschenen in de Annalen van de Oudheidkundige Kring van het Land van Aalst. Zijn ‘Promenade Archéologique’ loopt van Aalst naar Wetteren en verscheen in vier deeltjes : 10
van Aalst naar Lede, van Lede naar Wanzele, Serskamp en een vierde deeltje dat de naam draagt van ‘Recherche Préhistorique’. Verder was hij stichter en voorzitter van de ‘Oudheidkundigen Krings van de stad en het voormalig Land van Aalst’. Hij was ook stichter van twee musea : het eerste museum was gevestigd in de Kasteeldreef en het tweede in Aalst, waar hij heel wat schenkingen deed. Bij zijn overlijden te Lede op 9 januari 1922 werd zijn hele verzameling geveild. In totaal werden er meer dan 1.500 voorwerpen verkocht. Het argument. De Dr. Moenslaan is één van de twee straten in een verkaveling, groot 4ha, 58a en 80ca. Deze gronden waren eigendom van Jean Moens tot 23/9/1901. Bij verdeling (hij was ongehuwd) schonk hij deze aan zijn neef Jozef Cesar Moens (zoon van zijn oudere broer Jozef Kamiel). Jozef Cesar Moens verkocht op 12/12/1922 het terrein aan veearts Carolus L.J. Meeus die het verkavelde in bouwpercelen. Traditioneel wordt de naam van een eerdere eigenaar toegewezen aan een straat of laan in een verkaveling. De naam Jean Moenslaan zou hier dus terecht zijn. 16. Dokter Prieelslaan Straat in Oordegem genoemd naar geneesheer Petrus Prieels. Petrus Hendrik Prieels werd geboren te Aspelare op 23 februari 1898 en vestigde zich als huisarts te Oordegem in 1928. Hij overleed te Gent op 1 mei 1967.
17. Essestraat Straat in Impe genoemd naar de familie Nijs die in deze gemeente leefde in de 17de-18de eeuw. De oudste vermelding werd aangetroffen in een staat van goed van het jaar 1662, namelijk ‘de nijskensstraat’. Later kwam deze straat onder verschillende varianten naar buiten. Op dit ogenblik staat deze gekend als Essestraat. 11
18. Guido Gezellestraat Straat in Lede genoemd naar Guido Gezelle, Westvlaamse dichter. De eerste vermelding van deze straatnaam staat in de kiezerslijst van 1932. Voorheen noemde deze straat ‘Guchtweg’. Guido Gezelle werd geboren te Brugge op 1 mei 1830. Hij was de zoon van Pieter-Jan Gezelle, tuinier en boomkweker en van Monica Devriese. Gezelle ontving zijn eerste onderwijs in de jaren 1837 - 1839 van de Nederlandse onderwijzers J. Brans en P. de Valk in een vrije school op de Kraanplaats in Brugge. Een feit dat hemzelf veel later tot een legende zou maken : de ‘twee hollanders’ zouden hem zijn afkeer van de taal uit het Noorden hebben bijgebracht. Na enkele jaren in de plaatselijke parochieschool en het bisschoppelijk college bij het Grootseminarie vertrok hij in 1846 voor zijn verdere opleiding naar het Klein Seminarie van Roeselare, waar hij zijn oude humaniora afwerkte (1849), aangevuld met een jaar filosofie wat hem voorbereidde op een priesteropleiding. Nog voor hij het laatste jaar van die studies aan het Grootseminarie te Brugge afsloot, werd hij op 20 maart 1854 benoemd tot leraar aan het Klein Seminarie te Roeselare. Op 10 juni 1854 werd hij tot priester gewijd. Voor het talenonderwijs ging hij uit van de gesproken taal van de leerlingen en hij trachtte hun liefde bij te brengen voor de eigen volkstaal waarin het oude Vlaamse christengeloof weerspiegeld was. Hij maakte vrij vlug naam als Vlaams literair auteur met zijn ‘Kerkhofblommen’ (1858). Voor zijn eigen debuut ‘Vlaemsche dichtoefeningen’ (1858) kreeg hij een opvallende enthousiaste goedkeuring van bisschop Malou. In 1858 kreeg hij van deze bisschop de opdracht een bundel te maken met lofzangen en spirituele liederen om te kunnen gebruiken in scholen en religieuze groeperingen. Kort nadien ontnam men Gezelle zijn taak als leraar, deels omdat hij bleef aandringen bij de bisschop om als missionaris te worden uitgestuurd naar Engeland. Als compromis werd hij aangesteld als rector van een Engels klooster te Brugge. Na een hele reeks literaire omzwervingen werd hij er op 30 maart 1899 benoemd. Hij stierf er vrij onverwachts op 27 november 1899. Hij liet een bundel ‘Laatste verzen’ na, die in 1901 posthuum werd uitgegeven.
12
19. Hellinckxwegel Straat in Lede genoemd naar de familie Hellinckx die in Lede woonde van de 16de tot en met de 18de eeuw. Deze straat verdween begin jaren '70 met de bouw van een nieuwe ziekenhuisafdeling in het psychiatrisch ziekenhuis. In 1571 bezat mevrouw Hellinckx 21 ha grond in Lede. Op de plaats waar tegenwoordig het klooster staat van de Zusters Maricolen stond vroeger een ‘Maison de Plaisance’ (=een buitenverblijf). Een ander lid van deze familie was Thomas Heylinck, baljuw van de markies. Tussen deze twee was er onenigheid ontstaan omdat Heylinck niet voldeed aan zijn plichten als baljuw. Op 12 augustus 1672 kwam het tot een overeenkomst waarbij de baljuw beloofde zijn taak op wettige wijze te volbrengen en geen geld meer te verduisteren. In 1760 was het in bezit van Maria Maxima Heylinck, vrouw van Auwermeulen, Spiegelen, enz ... . Op 26 juni 1845 werd dit goed door de zusters Maricolen van Dendermonde aangekocht van graaf Albert du Chastel te Hollain en August Dumon te Doornik. Samen met de inplanting van nieuwe gebouwen van het Psychiatrisch Centrum in 1968-1969, werd achter deze een nieuwe Hellinckxwegel aangelegd, als verbinding tussen Reymeersstraat en Guido Gezellestraat. In 2003 kreeg deze straat zijn definitieve naam. 20. Hendrikstraat Straat in Lede genoemd naar de familie Hendriks die vanaf de 15de tot de 20ste eeuw in Lede voorkomt. Deze familienaam was ook de aanleiding om verschillende plaatsnamen te doen ontstaan. Zo kent men ook nog het ‘Hendriksbos’, de ‘Hendrikslochting’, de ‘Hendrikspunt’, het ‘Hendriksrot’ en de 'Hendriksrotput’. De oudste vermelding van de Hendriksstraat werd teruggevonden in het familiefonds van het jaar 1746. Verder kwam deze naam voor in 1795 in de foncière contributie (grondbelasting), in 1822 in de straatschouwingen van dat jaar en tenslotte in 1844 in de atlas der buurtwegen als Hendriksveld. 13
21. Hippoliet Raesstraat
Straat in Lede genoemd naar Oscar Hippoliet Raes, aannemer en burgemeester van Lede.
Oscar Hippoliet Raes werd geboren te Erembodegem op 16 maart 1909 als zoon van Jan Prosper Raes en Maria Camilla Van der Niepen. Hij was gehuwd met Ludovica Rooms. Bij de gemeenteraadverkiezingen van 1958 kwam de ‘lijst Delens’ en de CVP als één partij naar buiten. Het was de politieke stek van Hippoliet Raes. Hij kwam in de gemeentepolitiek op het voorplan wanneer burgemeester Delens aftrad in 1961, halfweg zijn ambtstermijn. Dr. Gabriëls, werd als eerste schepen vervangend burgemeester en werd op zijn beurt vervangen door Willy Ruyssinck. De plaats van deze laatste diende dan ingenomen te worden door de eerste opvolger van de betrokken lijst, Hippoliet Raes. Met de verkiezingen van 1964 scheurde zich een groep van de CVP, namelijk de ‘lijst Raes’. Bij de herverkiezingen behaalde de ‘lijst Raes’ 7 zetels. Hij werd burgemeester. Met de verkiezingen van 1970 kwam de ‘lijst Raes’ opnieuw op en haalde 7 zetels. Raes werd opnieuw burgemeester. Op 9 januari 1975 overleed hij te Leuven. Hij werd opgevolgd door 1ste schepen Jozef Gravez.
22. Jezuitenstraat Straat in Lede genoemd naar de paters Jezuïeten van Aalst die hier in de buurt eigendommen hadden. Op het straatnaambord wordt deze straat geschreven als ‘Jezuitenstraat’. Op 21 augustus 1619 werd de stichting van de Jezuïeten aangevat. In Aalst bouwde men in de Pontstraat een patershuis met klassen. Op 20 september 1773 werd de orde opgeheven. In Lede hadden de paters heel wat eigendom. De oudste vermelding vinden we terug in 1695 ‘bosch int Swaelen ... oost de siesewitenbosch’. Verder hadden zij ook nog een buitenverblijf (op Poortendries) dat nu gekend staat als ‘Kasteel van Waerseggers’. 14
23. Joris Van Severenstraat Straat in Lede genoemd naar Joris Van Severen, oprichter van het Verdinaso (Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen). Van 1943 tot november 1944 werd de Achterstraat : Severenstraat.
Joris Van
Joris Van Severen werd geboren te Wakken op 19 juli 1894 als zoon van een notaris en van moederszijde verwant met de Antwerpse letterkundige Maria Belpaire. Van Severen groeide op in een tweetalig, plattelands, Vlaamsvoelend burgergezin. Een ietwat liberaal-katholieke opvoeding thuis en van 1903 af een strenge opleiding bij de Jezuïeten aan het Sint-Barbaracollege te Gent, hebben hem diep getekend. Eénmaal aan de Gentse universiteit ingeschreven voor de studie van de rechten, ontplooide hij een aanzienlijke activiteit. Hij werd toen voorzitter van de ‘Rodenbach’s Vrienden’ en hielp mee aan de Hugo Verriest-hulde op 17 juli 1903. Op 24 september 1914 werd hij opgeroepen naar Lier, depot van het negende Linieregiment. In 1917 werd hij luitenant. Hij werd politiek actief in 1921 toen hij tot volksvertegenwoordiger werd verkozen. Op 6 oktober 1931 kondigde hij officieel de oprichting af van het ‘Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen’ (Verdinaso). In 1933 reisde hij naar Nederland voor een ontmoeting met Anton Mussert, leider van de ‘Nationaal Socialistische Beweging’ (NSB). Dit soort van grootneerlandisme en de gedachte-evolutie veroorzaakte een eerste grote breuk, o.a. die met Wies Moens. In de loop der jaren zouden er nog meer volgen. Op 10 mei 1940 werd hij aangehouden door de Staatsveiligheid. Vier dagen later kwamen de gevangenen aan in Abbeville. Op 20 mei 1940 begonnen Franse soldaten een wilde schietpartij, waarbij Van Severen dodelijk gewond werd. Het was ook het dodelijk einde van Verdinaso. 24. Julius De Geyterstraat Straat toegekend aan Joannes De Geyter, onderwijzer, (toon)dichter. Het Brulstraatje werd in 1944 veranderd in Zuster Lambertinestraat, na enige jaren Julius De Geyterstraat geweest te zijn. Later werd een gedeelte van de Zuster Lambertinestraat opnieuw Julius De Geyterstraat. Joannes De Geyter werd geboren te Lede op 25 mei 1830 uit Oordegemse ouders. Zijn geboortehuis was herberg ‘Den Bonten Os’ 15
welke toen gelegen was op de huidige hoek Molenbergstraat-Rosselstraat. Hij volgde lager onderwijs te Lede en te Aalst. Na een kort verblijf als onderwijzer te Herzele en Gavere (1848-1849) vestigde hij zich in oktober 1849 te Antwerpen. Hij was daar als (hulp)onderwijzer aangesteld tot 1850, vertaler tot 1852 en redacteur van het Unionistischgezinde ‘Het Handelsblad van Antwerpen’ (1852-1855). Hij werd daarna achtereenvolgens klerkgriffier (1868) en pleitbezorger (1874) bij de Rechtbank van Eerste Aanleg te Antwerpen en directeur van de Berg van Barmhartigheid (tot 1900). De poëzie die De Geyter als 20jarige begon te publiceren was nog belgicistisch; de Vlaamse grieven ontbraken er niet in, maar evenmin de loyaliteit aan het Belgisch vaderland. In zijn gedichten kwamen ook zijn sociale belangstelling en zijn Groot-Nederlandse gezindheid tot uiting. Daarnaast schreef De Geyter grote verhalen zoals het onvoltooide ‘Drie mensen van in de wieg tot in het graf’ (1861 - 1864) met liberale en democratische bezieling, het liefdesverhaal ‘Hendrik en Rosa’ (1868), een succesbewerking van ‘Reinaart de Vos’ (1874) en het episch verhaal ‘Keizer Karel en het Rijk der Nederlanden’ (1888). Verscheidene van zijn teksten werden door Peter Benoit op muziek gezet, zoals de befaamde ‘Rubenscantate’ (1877), ‘De Wereld in’ (1878), het oratorium ‘De Rijn’ (1882). Zijn politieke liederen springen in het oog. In het bijzonder zijn bekend, agressief en fanatiek antiklerikaal strijdlied ‘De Vlaamsche Leeuw en de Geuzen’ (1873) dat als het ‘Geuzenlied’ de geschiedenis is ingestapt. In 1873 nam hij ontslag uit al zijn functies om zich volledig aan de kunst te wijden. In 1903 wilde men hem voordragen als Belgisch kandidaat voor de Nobelprijs, maar hij moest het afleggen tegen Emiel Verhaeren en Maurice Maeterlinck. Hij overleed te Antwerpen op 18 februari 1905. Sinds 1962 werd de Achterstraat naar hem genoemd. 25. Kerpelstraat Straat in Lede genoemd naar de familie De Kerpel die in Lede woont sinds de 16de eeuw. De oudste vermelding werd teruggevonden in de Atlas der Buurtwegen van 1844.
16
26. Koning Albertlaan Laan in Lede genoemd naar koning Albert I, derde koning van België. Wanneer koning Leopold II in 1909 stierf zonder zonen na te laten, werd zijn neef Albert, die reeds van 1891, na het overlijden van zijn oudste broer Boudewijn op de troon werd voorbereid, derde koning der Belgen. Op 2 oktober 1900 huwde Albert Elisabeth van Beieren. In tegenstelling tot zijn voorganger had Albert een groter begrip voor de sociaal-democratische bewegingen. Het begin van Alberts koningschap moet gesitueerd worden in de context van een geradicaliseerde Waalse en Vlaamse beweging. In de vooroorlogse jaren was hij voorstander van de eentaligheid van Wallonië en de ‘historische tweetaligheid’ van Vlaanderen. Bijgevolg steunde hij de ontwikkeling van een volledig Nederlandstalig onderwijsnet in Vlaanderen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog legde de koning de prioriteit bij het behoud van een unionistisch behoud tegenover de Duitse bezetter en veroordeelde elke oppositie. Na de WO I bleef Albert zich vasthouden aan de tweetaligheid van Vlaanderen. Hij overleed te Marche-les-Dames op 17 februari 1934. 27. Maarschalk Montgomerylaan Laan in Lede genoemd naar 1ste Viscount Bernard Law Montgomery of Alamein, Britse veldmaarschalk tijdens WO II. De Hoogstraat werd in 1943 tot november 1944 herdoopt in Reimond Tollenaerestraat. Vanaf december 1945 werd het Maarschalk Montgomerylaan en nog later (datum ?) terug in Hoogstraat. Bernard Montgomery werd geboren in Kensington op 17 november 1887 als zoon van een Anglicaans bisschop. In 1908 werd hij beroepsofficier en nam deel aan WO I. Daarna diende hij o.a. in Indië en in Egypte. In 1940 was hij divisiecommandant bij Duinkerken en in augustus 1942 kreeg hij het commando over het bedreigde Brits leger in Egypte. Met het 8ste leger behaalde hij op Rommel de grote overwinning bij El Alamein in oktober 1942. In 1944 werd hij benoemd tot veldmaarschalk. Na de invasie trok hij met zijn legergroep langs de
17
Atlantische kust naar het noorden, bevrijdde België en Zuid- en Oost Nederland en rukte vervolgens tot aan de Elbe. Op 4/9/1944 werd Lede bevrijd door de 11de Britse Pantserdivisie. Op 20 maart 1951 werd hij benoemd tot plaatsvervangend opperbevelhebber van de Atlantische Strijdkrachten. Hij overleed te Hampshire op 24 maart 1976. 16/3/1945 : ontmoeting Maarschalk Montgomery met Lt. Staveley op het Dorp (nu Markt). Op de achtergrond de ‘Banque de la Société Générale de Belgique’ en café ‘De Reisduif ‘ (nu apotheek Burms en taverne ’Tiën achTer ‘Tander’). 28. Nonnenbosstraat Straat genoemd naar de zusters Norbertinessen die in Serskamp hun klooster hadden. In sommige kronieken wordt dit klooster ook omschreven als het ‘Klooster van Lede’ en door sommige Norbertijnenabten genoemd als ‘het klooster tegen O.L.Vrouw van Lede’. De zusters vestigden zich te Serskamp wegens een ontdubbeling van hun klooster te Petegem, dat toen afhing van de Norbertijnerabdij van Drongen. Dit gebeurde rond 1148, toen deze orde in Serskamp een grondgebied als schenking kreeg van Robert de Bello. Het klooster kreeg te veel last van ongedierte, o.a. de hazelworm en zij verhuisden naar een uithoek van het toenmalige Schellebelle. Dit grondgebied werd in 1802, ingevolge de gemeentegrenzen, bij Serskamp gevoegd. In een eerste periode scheen het klooster een grote voorspoed te kennen. In 1226 kreeg het klooster o.a. van Jan van Lede, de Rabbotsrodemolen. Met de godsdiensttroebelen kwam de rampspoed. In 1576 legde men beslag op het roerend bezit van de zusters. Hun veestapel werd verkocht en zware lasten werden opgelegd. Tenslotte verlieten de zusters hun klooster en vonden een onderkomen in het Klein Begijnhof te Gent. In 1599 keerden de zusters terug. De grote bloei zouden ze niet meer kennen. In 1702 werd de overdracht van het klooster van de abdij van Drongen naar deze van Grimbergen ondertekend. Het decreet door Jozef II uitgevaardigd, waarbij de contemplatieve kloosters getroffen werden, zal ook Tussenbeek niet sparen. Op 6 mei 1783 betekende de fiscale subsituut Pullinck de afschaffing aan de poorten van het klooster. 18
29. Pilatstraat Straat in Lede genoemd naar de familie Pilatte. Deze straatnaam geldde voor een gedeelte of de hele huidige Rosselstraat. De periode is ons niet gekend. Pierre Joseph Pilatte had in de huidige Rosselstraat een ‘Franse School’ met in 1849 30 leerlingen, in 1852 25 leerlingen, in 1855 22 leerlingen, in 1861 18 leerlingen en in 1867 30 leerlingen. Een zoon van hem, Cyprien Pilatte, zou op het einde van de 19de eeuw opkomen bij gemeenteraadsverkiezingen op de ‘Lijst der onafhankelijken’. De vermelding van deze straat hebben we teruggevonden in 1940. Immers op 3/12/1940 besliste de gemeenteraad dat deze straat zou doorgetrokken worden. 30. Reimond Tollenaerestraat Straat in Lede genoemd naar Reimond Tollenaere, een Vlaamsnationalistische politicus. Reimond Tollenaere werd geboren te Oostakker op 29 juni 1909 als zoon van een kleine aannemer van bouwwerken. Tollenaere deed zijn humaniora aan het Sint-Lievenscollege te Gent met een intermezzo in Ieper en aan het Klein Seminarie van Roeselare. Met de bedoeling priester te worden, volgde hij nadien de afdeling wijsbegeerte aan hetzelfde seminarie (1927-1928). Omwille van zijn Vlaams-nationale drijverijen werd hij na het eerste jaar niet meer toegelaten. Hij studeerde van 1928 tot 1934 aan de Rijksuniversiteit Gent en werd in oktober 1933 propagandaleider van het ‘Vlaamsch Nationaal Verbond’ (V.N.V). In 1935-1936 was hij V.N.V - arrondissementsleider in Mechelen. In mei 1936 werd hij tot volksvertegenwoordiger van het V.N.V voor het arrondissement Roeselare-Tielt gekozen en vervolgens in oktober 1938 tot gemeenteraadslid in Roeselare. In augustus 1941 hoorde hij bij de eerste lichting Vlaamse vrijwilligers die naar het oostfront vertrokken. Bij één van de eerste inzetten van het Vlaams Legioen sneuvelde hij te Kopcy bij Sint-Petersburg op 22 januari 1942. De huidige Hoogstraat werd in 1943 tot november 1944 herdoopt in Reimond Tollenaerestraat. In december 1945 werd de naam gewijzigd in Maarschalk Montgomerylaan.
19
31. Sint - Machariusstraat Straat in Papegem genoemd naar Sint-Macharius, patroonheilige van de kerk van Papegem en van de Sint-Machariuskapel. In het begin van de maand december 1888 werd Papegem getroffen door een epidemie van typhus. Een half jaar later was deze ziekte nog niet achter de rug. Toen begin mei 1889, Mgr. Lambrecht zich naar Burst begaf om er het H. Vormsel toe te dienen en in Papegem een klein oponthoud had, beloofde hij de inwoners een relikwie te bezorgen van de H. Macharius om van deze ziekte verlost te geraken. De kapel werd gebouwd in 1890 op grond van het Hof te Papegem. Ze werd ingewijd op 10 mei 1891. 32. Sint - Rochusbaantje Baantje in Lede genoemd naar Sint-Rochus, maakt nu deel uit van de Keibergkerkweg. Reeds in 1673 werd het ‘Capeleke vanden Keyberg’ in de kerkrekeningen vermeld. De verering van de Heilige Rochus vindt haar ontstaan tijdens de Tachtigjarigen Oorlog (1643 - 1715). De bevolking had gedurende deze jaren veel te lijden onder deze oorlog. Bovendien werden ze tweemaal getroffen door een pestepidemie. Ook op de Keiberg werden hele gezinnen uitgeroeid door de pest. De oorspronkelijke kapel werd gebouwd in de tweede helft van de 17de eeuw. In de loop van de 18de eeuw werd ze veelvuldig vermeld in verschillende documenten, doch over de verering van Sint-Rochus is weinig gekend. Pas met de oprichting van de ‘Broederschap van de H. Rochus’ in 1864 zijn er een aantal gegevens gekend. Zo werd de broederschap opgericht om in het onderhoud en de versiering van de kapel te voorzien. In maart 1984 begonnen de buurtbewoners aan de vernieuwing van de buitenkant van de kapel, met behoud van het vroegere uitzicht. De nieuwe buitengevel werd tegen de oude aangebouwd, zodat de kapel op haar oorspronkelijke plaats kon blijven staan. Op 15 augustus 1984 werd de vernieuwde kapel plechtig ingezegend. 20
33. Stefaan Glorieuxstraat Straat in Smetlede genoemd naar Stefaan Modest Glorieux, sociaal geëngageerde priester en stichter van verschillende congregaties. Stefaan Modest Glorieux werd geboren te Sint-Denijs (W-Vl) op 3 mei 1802, als eerste zoon van Etienne Glorieux en Marie Buyssens. In 1815 trok hij naar het Klein Seminarie van Roeselare. In 1819 ging hij naar het Klein Seminarie van Sint-Niklaas voor zijn priesteropleiding. Hij kreeg zijn priesterwijding te Mechelen op 1 juni 1825. Glorieux werd aangesteld als onderpastoor te Ronse op de Sint-Hermesparochie. Op 25 november 1830 wordt hij aanzien en aangesteld als stichter en directeur van de Broeders van Goede Werken. In 1838 en 1842 ging de nieuwe stichting van de Broeders met sprongen vooruit. Dit was waarschijnlijk te wijten aan de bekendheid van de plannen van de broeders en van de betere behuizing. In 1842 kreeg hij een ‘nee’ te horen van de bisschop om een stichting in Nederland te beginnen. Op 25 juni 1842 werd hij aangesteld als pastoor van de Sint-Martinusparochie te Ronse. In datzelfde jaar werd hij stichter van de Zusters van Barmhartigheid te Ronse om in 1845 directeur ervan te worden. Op 4 augustus 1846 nam hij ontslag om in datzelfde jaar stichter te worden van de ‘Weldadigheidshoeven’ o.a. in Saint-Saveur. Vervolgens werd hij superior te Ronse van de vereniging ‘Goede Werken’, na het debacle van de ‘Weldadigheidshoeven’. Drie jaar later werd hij door Mgr. Delebecque benoemd tot directeur van de Zusters Maricolen te Dendermonde. Onder zijn leiding gingen de zusters zich meer toeleggen op een nieuwe bezieling, namelijk een beroepschool voor arme meisjes. In deze periode legde hij zich ook meer toe op zijn verweerschriften. Hij verdiepte zich ook meer in de sociale vraagstukken van zijn tijd. In 1852 richtte hij de ‘Orde van de Onbevlekte Ontvangenis van de buytenarmen’ op. In 1855 werd hij coadjutor te Heldergem. Op 5 augustus 1856 ging hij naar Heldergem om de eerste zusters in te kleden en hun professie af te nemen. In 1863 opende de congregatie op verzoek van Baron della Faille d' Huysse een ziekenhuis in Lede. Na een voorspoedig begin, ging de congregatie tenslotte in 1893 op in deze van de Zusters van Barmhartigheid te Ronse. 21
Op 1 maart 1866 werd hij aangesteld als pastoor te Smetlede. Hier richtte hij een afdeling op van het ‘Genootschap van Sint-Franciscus Xaverius’ voor de mannen en voor de vrouwen een afdeling van de ‘Congregatie van O. L. Vrouw Onbevlekt Ontvangen’. Ook hier liet hij zijn geëngageerdheid weer zien. De Xaverianen hielpen Glorieux zijn voortuin om te spitten om 4.000 tabaksplanten te planten. Met de verkoop hoopte Glorieux de jaarlijkse last van de rente van zijn landerijen in Heldergem en Smetlede te kunnen betalen. In Oud-Smetlede had hij stukken land gepacht voor de armen, die daarop aardappelen en tarwe mochten verbouwen. Op 25 november 1872 overleed hij te Smetlede. 34. Triestwegel Wegel in Lede genoemd naar de familie Triest. Nu verdwenen. De oudste vermelding komt voor in de Atlas der Buurtwegen van 1844. 35. Van Innisstraat Straatje in Lede genoemd naar de familie van Innis. Nu verdwenen. Dit straatje was gelegen aan de oude bibliotheek (hoek BrilstraatHoogstraat). Het van ‘Innisstraatje’ werd genoemd naar de familie van Innis die in de 19de eeuw een belangrijke rol heeft gespeeld. De oudste vermelding werd aangetroffen in de Atlas der Buurtwegen van 1844 als ‘Van Innisstraetje’. Het verdween samen met de herenwoning van de familie van Innis met de doortrekking van de steenweg Erpe - Wichelen.
22
36. Vuystermansstraat Straat in Lede genoemd naar de familie Vuysterman. De oudste vermeldingen van deze straat werden vermeld in 1542 van de armenrekeningen ‘an tvuystermans straetken’. In 1598 werd deze vermelding aangetroffen in de renterekening als ‘up Vuystermansstraetken’. In dezelfde rekeningen, maar een paar jaar later in 1610 treffen we deze straat aan als ‘aen tvuystermans straetken’. Verdere vermeldingen lopen door tot in 1844. Daarnaast komen de volgende plaatsnamen voor in Lede : ‘Vuysterman’, ‘Vuystermanslochting’ en mogelijks is ‘Vuyster’ verwant met vorige vermeldingen. 37. Weynaertstraatje Straat in Lede genoemd vermoedelijk naar de familie Weynaert. Nu verdwenen. De oudste vermelding van dit straatje werd teruggevonden in het schepenboek van 1679 als ‘aen tweyenaertsstraetken’. 38. Zuster Lambertinestraat Straat in Lede genoemd naar Maria Coleta Van Cauter (Zuster Lambertine), zustermissionaris in Zuid-Amerika. Zuster Lambertine zou men in het kort kunnen omschrijven als de vrouwelijke Pater Damiaan. Net als hij heeft ze haar leven toegewijd aan de melaatsen en net als hij is ze ook aan deze ziekte overleden. Op nationaal vlak kende men de Pater Damiaanactie en in Lede kreeg deze actie een plaatselijk accent dat bekend werd als de Zuster Lambertine-actie, een actie ter voorkoming van de melaatsheid. Marie Coleta Van Cauter werd geboren te Lede op 10 april 1870 in het gezin van Joannes Baptiste Van Cauter, 43 jaar en landbouwer en van Maria-Theresia D'haese, 41 jaar en landbouwster. Dit landbouwersgezin woonde in de Bosstraat. Zij trad in het klooster bij de Zusters van de H. Vincentius a Paulo te Gijzegem op 18 februari 1894, waar zij op 8 januari 1894 haar professie deed. Op 10 mei 1896 vertrok zij met zes andere medezusters naar de 23
missie in Brazilië. Eerst was ze werkzaam in Olinda, daarna gedurende 20 jaar te Sao Paulo in het weeshuis. Net als pater Damiaan raakte zij besmet. Bij het verzorgen van een weeskind werd zij besmet met de melaatsheid. In 1921 keerde zij terug naar België, na 25 jaar missie. Gedurende twee jaar verbleef zij te Gijzegem. In 1923 was de melaatsheid zo verergerd dat zij werd opgenomen in het Antwerpse Sint-Elisabeth-hospitaal. Ze overleed aldaar op 26 juni 1930.
39
Burgemeester Coppensstraat De verkaveling aan de Kleine Ommegangweg werd genoemd naar de familie Coppens, die 4 burgemeesters (periode 1831 tot 1952) en 1 voorschepen telde in 1791 ! - Petrus-Johannes was ‘voorschepen’ van 1791 tot 1796. De voorschepen zat de schepenbank of vierschaar voor. Deze titel werd later ‘burgemeester’ genoemd. - Joannes was burgemeester van 1831 tot 1841. - August was burgemeester van 1875 tot 1904. - Paul was burgemeester van 1926 tot 1933. - Edgard was de laatste burgemeester van 1939 tot 1952. De 2 laatste burgemeesters (gebroeders Paul en Edgard) hebben op de plaats van de verkaveling gewoond. De herenwoning met het achterliggend ‘ijzermagazijn’ moest plaatsruimen in 2000.
24
40
Gery Helderenberglaan Hubert Buyle (pseudoniem Gery Helderenberg) werd geboren te Nieuwkerken-Waas op 18 januari 1891, als zoon van Alfons en Leonie Buytaert, en overleed te Lede op 9 december 1979. Van 1902 tot 1908 volgde hij middelbaar onderwijs in het Jezuïetencollege te Aalst. Hij kreeg zijn priesteropleiding in het Kleinseminarie te Sint-Niklaas en in het Grootseminarie te Gent. In 1913 verscheen zijn dichtbundel ‘Poëmata’. Zijn priesterwijding ontving hij te Boulogne (Fr.) op 3/4/1915. Tijdens de periode 1914-1918 was hij brancardier in het militair hospitaal te Calais (F). Na de oorlog werd hij onderpastoor: op 4/6/1919 in Zarlardinge, op 19/12/1921 in Herdersem en op 20/1/1925 te Lede. Hier richtte hij jeugdverenigingen op voor de verschillende standen van de katholieke zuil. Zijn eerste koorgedicht ‘Christus Eucharistus’ verscheen in 1925, zijn dichtbundel ‘Lente-hemel’ in 1926 en zijn koormuziek ‘Spel van het Lam Gods’ in 1930. Twee jaar later werd zijn spreekkoor ‘Dageraad’ opgevoerd onder andere te Lede, Aalst, Sint-Niklaas, Poperinge en Nukerke. Op 20 september 1934 meldde De Volksstem de opvoering van een nieuw spreekkoor : het ‘Mysterium Crucis’. Op 11 februari 1937 werd hij benoemd tot aalmoezenier in het hospitaal van de Zwart Zusters te Geraardsbergen. Twee jaar later, op 10/2/1939 werd hij algemeen directeur van het moederhuis van de Zwart Zusters van Aalst. In datzelfde jaar werd hij aalmoezenier van de Onze-Lieve-Vrouwkliniek te Aalst. In 1965 werd hij rector bij de Zwart Zusters in Huize Ronkenburg te Lede. Een jaar later, op 1 juli, vroeg hij zijn ontslag en ging op rust in Huize Ronkenburg. Op 24/6/1970 verscheen zijn dichtbundel ‘De Vijvers’. In ‘75 ontving hij de Driejaarlijkse Staatsprijs. Zijn centrale poëziethema’s waren de menselijke eindbestemming en het verdriet om het leed. Hij schreef ook onder pseudoniem van Karel Van de Vijver in ‘Jong Dietschland’ en als Lucien Van der Meeren in het Nederlandse tijdschrift ‘Van Onzen Tijd’. In 1931-1932 werd hij bekroond met de Beernaertprijs. Hij was lid van de Pelgrimbeweging en medewerker aan het tijdschrift De Pelgrim. De verkaveling tussen Bremenhulweg en Poortendriesstraat (dichtbij Huize Ronkenburg) in 2005, was ideaal om de naam van deze priesterdichter te vereeuwigen. 25
41
Weinsveld Deze verkaveling uit 2006 aan de Dorenweg, kreeg de naam ‘Weinsveld’. De benaming verwijst naar de vroegere eigenaar Wein, Iwein. Wij vinden volgende benamingen terug : in het Rentenboek 1598 ‘Opt Weysvelt bij de groote capelle’, in het Rentenboek 1690 ‘op het wysvelt, zuyt den wegh van Overimpe naer Aelst …’ Een eerste voorstel ‘Steenputten’ (exacte vroegere plaatsnaam) kon moeilijk aanvaard worden gezien de Dorenweg precies het hoogste punt van Lede is.
BIBLIOGRAFIE BOEKEN J. DE BROUWER, Oostvlaamse plaatsnamen. IV Lede, Leuven-Brussel, 1958. J. DE BROUWER, Geschiedenis van Lede. Het dorpsleven, het parochieleven, het volksleven, Lede, 1983. R. DE GENDT, Oordegem, nederzetting, heerlijkheid, gemeente, s.l, s.d. J. DE ROOVER, Smetlede in blijde en droeve dagen, Wetteren, 1999. A. D‘HAESE, Verzuiling in Lede, Lede, 1986. P. THOMAS, Gery Helderenberg. Een boog in de wolken. De mooiste religieuze poëzie, Tielt, 2002. H. TOPKE, B. VAN LANGENHOVEN, Lede, 10 keer in de 20ste eeuw, Lede, 2008. H. TOPKE, Van Koordinatiekomitee tot Culturele Raad, Lede, 2009. L. SCHOKKAERT (red.), Biografische repertorium van de priesters van het bisdom Gent, 1802-1997. Deel A-O, Leuven, 1997. L. SIMONS, Julius De Geyter, in: Twintig eeuwen Vlaanderen, Deel 13, 1976. B. VAN LANGENHOVEN, Straten met naam en faam in Groot-Lede, 1ste druk, Lede, 1999. B. VAN LANGENHOVEN, Lede zijn familiewapens, zijn gemeentewapen, zijn heraldiek, Lede, 2006. B. VAN LANGENHOVEN, De Volkskring bijna 100 jaar, Lede, 2009. J. VERSCHAEREN, Julius De Geyter, in: Nieuwe encyclopedie van de Vlaamse Beweging, Tielt, 1998. TIJDSCHRIFTEN J. COOL, Nog over Julius De Geyter,in : Ken Uw Dorp, 1975, nr. 5. M. DE FRUYTIER, Ronkenburg gedenkt Gery Helderenberg, in: Ken Uw Dorp, 1985, nr. 13.
26
D. D’ HAESE, Zestig jaar geleden eindigde WO II, in: Ken Uw Dorp, 2005, nr. 32. M. GOVAERT, “Ten Huize Ronkenburg” bij Gery Helderenberg, in: Ken Uw Dorp, 1967, nr. 2. H. GRYSOUILLE, Julius De Geyter, in : Ken Uw Dorp, 1966, nr. 1. J. TIMMERMAN, Een ander verhaal, Hippoliet Raes … een volkse burgervader, in: Ken Uw Dorp, 2000, nr. 27. G. VAN DEN NEST, 4 generaties-5 burgemeesters. De burgemeestersfamilie Coppens te Lede, in: Ken Uw Dorp, 2001, nr. 28 G. VAN DEN NEST, Voor 100 jaar overleed Julius De Geyter (Lede 1830-Antwerpen 1905), in: Ken Uw Dorp, 2005, nr. 32. WEBSITES Gery Helderenberg www.kerknet.be/cultuur/content.php, ID=3398&VV485ZE=1 Julius De Geyter www.literair.gent.be/html/lexicondetail.asp, ID=5&AID=260&I=D KRANTEN Gery Helderenberg - De Volksstem van 5 juni 1932 - Hooge en verdiende onderscheiding aan een dichter. - De Volksstem van 13 juli 1932 - Huldedag, te Lede. - De Volksstem van 20 september 1934 - Lede Volkskring. Mysterium Crucis. ARCHIEF De notulen van de gemeenteraad van Lede en deelgemeenten van de periode 1920-1985. De archiefdozen, zonder nummering, van de Dienst Cultuur, de Culturele Raad van Lede en zijn voorgangers betreffende de straatnaamgeving. Verslagen van de Cultuurraad van Lede, aangaande de Burgemeester Coppensstraat van 30 augustus 2000, de Gery Helderenberglaan van 6 september 2005 en Weinsveld van 4 juli 2006.
COLOFON Titel : Straten met naam en faam in Groot-Lede. Auteur : Bart Van Langenhoven. Samenstelling : Hubert Topke Onderwerp : Toponymie Groot-Lede. Uitgave (2de druk) : Culturele Raad Gemeente Lede, Markt 1, 9340 Lede. Verantw. Uitg. : Hubert Topke, voorzitter Culturele Raad. D / 2010 / 8592 / 4
27
28