Negende jaargang • Nummer 1 • Winter 2013
Toezicht Toezicht is een uitgave van het Bureau Financieel Toezicht
Inhoud: Pag. 3 Interview met de nieuwe directeur mr. M.E. Coffeng
Interview met de nieuwe directeur mr. M.E. Coffeng ‘Ik wil het BFT graag verder uitbouwen’ Lees het hele artikel op pagina 3. ➔
Pag. 5 Organisatieontwikkeling Pag. 7 BLOS en wijzigingen in de verslagstaten Pag. 8 KBvG pakt voorfinanciering aan Pag. 9 Ordetaken voorzitters kamers voor het notariaat Pag. 11 Notaris uit het ambt gezet Pag. 12 Vernieuwd DiginBFT Pag. 13 FAFT ontwikkelt nieuwe red flags Pag. 15 Ongebruikelijke transacties Pag. 16 Column door Marcel Pheijffer bureau financieel toezicht
Voorwoord Het BFT kijkt terug op een roerig jaar. Terwijl het toezicht door het zware economische tij toch al om een extra inspanning vroeg, kreeg het BFT ook te maken met een directiewisseling. Door een verschil van inzicht tussen de directieleden, zag het bestuur zich genoodzaakt de directie te verzoeken haar taken neer te leggen. Dit heeft uiteindelijk geleid tot het afscheid van beide directieleden. Met het oog op de continuïteit was het bestuur genoodzaakt snel oplossingen te zoeken, voor de korte en de langere termijn. Geert Oosterloo werd bereid gevonden de directietaak ad interim op zich te nemen. Vanaf half april heeft Geert het BFT op professionele en zeer plezierige
wijze geleid. Hij is er - samen met het bestuur en medewerkers - in geslaagd om het toezicht goed doorgang te laten vinden. Tegelijkertijd herkende hij de noodzaak om de organisatie opnieuw neer te zetten. Onder zijn leiding heeft het BFT inmiddels de eerste stappen gezet om zich door te ontwikkelen tot een echte High Performance Organisatie. Het BFT is hem daarvoor zeer erkentelijk. Per 1 januari 2014 draagt Geert Oosterloo het stokje over aan onze nieuwe directeur Thieu Coffeng. De laatste zal het veranderingsproces verder begeleiden en invulling geven aan de High Performance Organisatie. In dit nummer van Toezicht kunt u kennis maken met Thieu. Het BFT heet hem bij deze van harte welkom.
2
Toezicht • Negende jaargang • Nummer 1 • Winter 2013
Overige highlights van dit jaar Het BFT heeft het integrale toezicht over notarissen en kandidaat-notarissen vorm kunnen gegeven. Terwijl de vertrouwde taken (financiële onderzoeken, notarissen en notariskantoren onder verscherpt toezicht) in omvang verder zijn toegenomen, zijn afgelopen jaar ook 75 onderzoeken uitgevoerd met kwaliteits- en integriteitsaspecten. Van verschillende partijen is ‘informatie’ (lees: risicosignalen) ontvangen over notarissen. Deze informatie is geïnventariseerd en geanalyseerd en heeft de informatiepositie van het BFT met betrekking tot het notariaat aanzienlijk versterkt. Deze versterkte positie zal de basis zijn voor het - steeds meer - risicogerichte toezicht
Colofon Toezicht is een uitgave van Bureau Financieel Toezicht Euclideslaan 201, 3584 BS Utrecht Postbus 14052, 3508 SC Utrecht Telefoon: 030-2516984 Fax: 030-2543785 Website: www.bureauft.nl E-mail:
[email protected] Redactie: mr. Robert Wisse en Douwe Steensma RA
voor 2014. Het speerpunt van het WWFT-toezicht was in 2013 gericht op de accountants. Daarbij was het zelfde toezichtmodel van toepassing als voorgaande jaren: reguliere én bijzondere onderzoeken, naast het geven van guidance om de bewustwording bij de ondertoezichtgestelden te verhogen. Het BFT heeft zich in 2013 voorbereid op de voorgestelde wijzigingen van de Gerechtsdeurwaarderswet, waarvan inmiddels de consultatieronde is gesloten. De nieuwe wet voorziet onder meer in het integrale toezicht op deurwaarders. De verwachte effecten van de wetswijzigingen zijn aanzienlijk en raken behalve de gerechtsdeurwaarders ook degenen die willen worden toegelaten tot de
ambtsuitoefening van gerechtsdeurwaarder, de Beroepsorganisatie en het BFT. Ook zijn dit jaar de aanbevelingen van de commissie BLOS geïmplementeerd met betrekking tot aanpassing van de uitgangspunten voor de berekening van de bewaringspositie. Op 10 september 2013 is de verordening tot wijziging van de bijlagen bij de Administratieverordening gerechtsdeurwaarders hiertoe in werking getreden. Vermeldenswaard is verder dat op 1 december jongstleden de bestuursregel voor de leden van de KBvG is ingesteld, ter regulering van de voorfinanciering van de zogenoemde out-of pocket-kosten.
We wensen u goede feestdagen toe en een voorspoedig 2014 Bestuur, directie en medewerkers van het BFT ■
Vormgeving en realisatie: Drukkerij van Lierop, Hillegom Toezicht verschijnt jaarlijks. Het Bureau Financieel Toezicht besteedt de uiterste zorg aan de betrouwbaarheid en actualiteit van de informatie in dit blad. Onjuistheden kunnen echter voorkomen. Het Bureau Financieel Toezicht is niet aansprakelijk voor onjuistheden of enig handelen op grond van de in dit blad geschreven artikelen. Uitsluitend met schriftelijke toestemming en met uitdrukkelijke bronvermelding van het BFT is het toegestaan de in dit van het BFT afkomstige blad opgenomen informatie geheel of gedeeltelijk op enigerlei wijze over te nemen en/of te verspreiden.
3
Toezicht • Negende jaargang • Nummer 1 • Winter 2013
Een interview met de nieuwe directeur mr. M.E. Coffeng ‘Ik wil het BFT graag verder uitbouwen’ Thieu Coffeng (1965) is per 1 januari 2014 benoemd tot directeur van het BFT. Op dit moment is hij nog hoofd van de afdeling Internationale Rechtshulp in Strafzaken en tevens plv. directeur van de Directie Juridische Operationele Aangelegenheden van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Hij studeerde civiel recht en strafrecht in Leiden. Tijdens zijn loopbaan heeft hij ruime ervaring opgedaan met juridische beleidszaken en in fraudeonderzoek en fraudepreventie. Thieu is getrouwd en heeft twee dochters van 12 en 15 jaar. Hij woont in Oegstgeest, maar bracht zijn jeugd door in Breukelen, niet ver van Utrecht waar het BFT is gevestigd. In zijn vrije tijd doet hij graag aan sport zoals tennis, hockey en in de
winter schaatsen. Motorrijden is een andere grote hobby van hem. Ook heeft hij een bijzondere interesse voor de Engelse literatuur. De redactie van Toezicht zocht hem op voor een kennismakingsinterview. “Sinds 2007 werk ik voor het ministerie van Veiligheid en Justitie. Eerst als hoofd van de Afdeling Internationale Rechtshulp in Strafzaken en later tevens als plaatsvervangend directeur. Ik heb bij het ministerie het zogenaamde kandidatenprogramma doorlopen. Een management developmentprogramma bestemd voor managers die op termijn geschikt worden geacht voor directiefuncties. Na een leerzame en leuke
periode van 6,5 jaar binnen het ministerie wilde ik graag weer de uitvoering in. Ik was al enige tijd op zoek naar een interessante nieuwe baan toen ik hoorde dat er bij het BFT mogelijk een directiefunctie beschikbaar zou komen. Mijn eerste stap was om na te gaan wat het BFT precies deed en welk profiel gezocht werd. Ik zag al snel dat het BFT een zeer uitdagende taak heeft te vervullen. Omdat het een kleine club is die toezicht houdt op een grote doelgroep, is het van groot belang dat het BFT innoverend en heel gericht werkt. De positionering van een kleine toezichthouder als het BFT is daarbij natuurlijk van groot belang. Om die reden omarm ik ook de ambitie om een High Performance Organisatie te worden. Anders zou het BFT naar mijn mening te kwetsbaar worden. Om duidelijk te maken wat de toegevoegde waarde van het BFT is, zal op een open wijze verantwoording moeten worden afgelegd over waartoe het in staat is en wat de gerealiseerde toegevoegde waarde is. Om een beter beeld te krijgen van het BFT heb ik de bestuursvoorzitter, de heer Hammerstein, benaderd voor een oriënterend gesprek. We hebben van gedachten gewisseld over het toezicht en de ontwikkeling van het BFT als kennisorganisatie. Door dit gesprek
4
Toezicht • Negende jaargang • Nummer 1 • Winter 2013
groeide mijn enthousiasme nog meer en jeukten mijn handen bij wijze van spreken om dit verder uit te mogen bouwen. Ik zie mijzelf namelijk als een bouwer. In het verleden heb ik met veel plezier meegewerkt aan het opbouwen van het SIOD (Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst). Er is toen vanaf de tekentafel een volledige organisatie van ongeveer 350 mensen opgezet. In het verlengde van mijn betrokkenheid bij het SIOD en andere uitvoeringsinstanties ben ik ook erg geïnteresseerd in de risicomodellen die het BFT bij zijn toezicht hanteert, in de toepassingen van bestandsanalyse en de wijze waarop de multidisciplinaire teams van het BFT functioneren. Als ik kijk naar wat er de afgelopen periode tot stand is gekomen binnen het BFT, dan heb groot respect voor mijn voorganger de heer Oosterloo. Ik heb kennis genomen van zijn
organisatiebeschrijving met daarin opgenomen de plannen om het BFT door te ontwikkelen tot toezichthouder met een hoogwaardig kennisniveau. Als gezegd, ik denk dat de goede koers is ingezet. Het plan is solide en toekomstgericht. De geformuleerde doelstellingen zijn wel ambitieus en het wordt een hele klus om deze met elkaar te realiseren. Het plan stelt hoge eisen aan de mensen, de inhoud van de werkprocessen en de automatiseringsomgeving. Ik zie er echt naar uit om dit samen met de medewerkers van het BFT verder uit te werken en te implementeren. Mijn ambitie is verder om het BFT op een goede wijze naar buiten te vertegenwoordigen. Ik wil echter veel ruimte laten voor de binnen het BFT aanwezige deskundigheid. Naar mijn mening vormen de bij de medewerkers aanwezige kennis en ervaring het belangrijkste kapitaal van
het BFT en daar moet zorgvuldig mee omgegaan worden. Als gezegd kwam de positie bij het BFT voor mij precies op het juiste moment. Ik was op zoek naar een dergelijke functie bij een inspectie, een uitvoeringsorganisatie of toezichthouder. Bij de uitvoering ligt namelijk mijn hart. Deze functie bij het BFT is dan ook een schot in de roos voor mij. Na 1 januari wil ik zo spoedig mogelijk de werknemers en relaties van het BFT leren kennen en mij verder verdiepen in het werk van het BFT. Ik ga in mijn eerste weken zeker met een of meer BFT-ers mee op onderzoek om te proeven van het dagelijks werk van een toezichthouder precies inhoudt. Ik wil weten waar men tegen aanloopt en wat het is om namens het BFT bij notarissen en gerechtsdeurwaarders toezicht te houden. Dat beeld heb ik nodig om mijn eigen rol goed in te kunnen vervullen.” ■
5
Toezicht • Negende jaargang • Nummer 1 • Winter 2013
Organisatieontwikkeling Het BFT in 2014 Sinds januari 2013 is het BFT integraal toezichthouder op het notariaat. Het toezicht betreft de aspecten: financieel, kwaliteit en integriteit. Het wetsontwerp inzake de wijziging van de Gerechtsdeurwaarderswet gaat eveneens uit van integraal toezicht door het BFT en volgt daarmee de Wet op het notarisambt. Het spreekt voor zich dat de overgang naar integraal toezicht de nodige consequenties heeft voor de organisatiestructuur van het BFT.
Directie BFT Begin 2013 heeft het bestuur van het BFT besloten de directiestructuur van het BFT op een andere wijze in te vullen. Dit besluit werd genomen met het oog op de gewijzigde rol van het BFT, onder meer als gevolg van de invoering van de herziene Wet op het notarisambt per 1 januari 2013. Uit een organisatie-analyse bleek dat de aansturing van het BFT beter in handen kan worden gegeven van een eenhoofdige directie. Dit zou de efficiency en slagvaardigheid van de organisatie bevorderen en bood ook een oplossing voor het gerezen verschil van inzicht tussen de toenmalige directieleden van het BFT. Na overleg met het bestuur hebben beide toenmalige directieleden besloten in april 2013 terug te treden. Inmiddels heeft het bestuur per 1 januari 2014 de heer mr. M.E. Coffeng aangesteld als directeur. Elders in deze uitgave vindt u een kennismakingsinterview met hem. De heer Coffeng is vanwege zijn brede kennis en specifieke ervaring adequaat toegerust om leiding te gaan geven aan de vernieuwde organisatie van het BFT. De heer Geert Oosterloo BSc MMO MSc rm was vanaf medio april 2013 directeur, ad-interim van het BFT en heeft in die
functie het fundament gelegd voor de organisatieverandering. De heer Oosterloo neemt eind december 2013 afscheid van het BFT.
Toezicht houden op “slimme” wijze Het BFT is een relatief kleine organisatie in verhouding tot het aantal ondertoezichtgestelden. Voor het notariaat en de gerechtsdeurwaarders gaat het weliswaar om minder dan 2.000 kantoren c.q. beroepsuitoefenaren, maar voor het WWFT-toezicht betreft dit maar liefst tussen de 40.000 en 60.000 kantoren c.q. beroepsbeoefenaren. Het is praktisch onmogelijk om op elk moment concreet toezicht over alle ondertoezichtgestelden uit te oefenen. De beperkte capaciteit en de schaarse middelen dienen daarom zo efficiënt en zo effectief mogelijk te worden
ingezet. Van vitaal belang is daarbij dat het BFT op een slimme wijze de benodigde kennis vergaart over de doelgroep. Die kennis is essentieel om met gerichte interventies de naleving van wet- en regelgeving (compliance) af te kunnen dwingen. Dit alles om aan de volgende missie invulling te geven: “Het BFT houdt, ten aanzien van de onder zijn toezicht staande beroepsuitoefenaren, vanuit zijn wettelijke taak toezicht op de naleving van wet- en regelgeving. Daarmee draagt het BFT bij aan de rechtszekerheid, het beschermen van collectieve financiële belangen van de gebruikers van diensten van die beroepsbeoefenaren en de integriteit van het financiële stelsel in Nederland.” Bij het vervullen van zijn missie neemt het BFT de volgende kernwaarden als uitgangspunt : integriteit, respect,
6
Toezicht • Negende jaargang • Nummer 1 • Winter 2013
deskundigheid, vertrouwelijkheid, professioneel gedrag, objectiviteit en betrokkenheid. Het BFT stelt hoge eisen aan de kennis en ervaring van zijn toezichthouders. Alle toezichthouders zijn hoog opgeleid en hebben, voordat zij in dienst traden bij het BFT, ruime ervaring opgedaan in het notariaat, accountancy, DNB, belastingdienst of advocatuur. Van de medewerkers van het BFT wordt verwacht dat zij aan de volgende eisen voldoen: analytisch, zorgvuldig, objectief en communicatief. De door iedere toezichthouder opgedane kennis wordt gedeeld binnen de organisatie, in de vorm van presentaties, interne cursussen en werkoverleg. Individueel verkregen inzichten kunnen zo voor alle toezichthouders leiden tot een verbetering van het toezicht. Een toezichthouder van het BFT verricht onderzoeken deels zelfstandig, deels als lid van een multidisciplinaire team. Dergelijke teams worden bijvoorbeeld ingesteld bij bijzondere of themagerichte onderzoeken. Door een systeem van collegiale beoordeling wordt gestreefd naar een hoge kwaliteit van de uitgaande rapportages van onderzoeksbevindingen.
Verbetering relatie met stakeholders In dit artikel wordt onder de stakeholders van het BFT verstaan: het ministerie van Veiligheid en Justitie, het ministerie van Financiën, de KNB, de KBvG en de convenantpartijen zoals belastingdienst en het Kadaster. Het BFT zal zijn beleid meer dan in het verleden het geval was, afstemmen op de verwachtingen van genoemde stakeholders. Dit betekent concreet dat het BFT naast frequent overleg met de stakeholders zich meer uitgebreid zal verantwoorden over behaalde effecten en resultaten. De wederzijdse verwachtingen ten aanzien van het BFT en de stakeholders zullen op deze wijze worden afgestemd en
geharmoniseerd. De uitkomsten van evaluaties met stakeholders zullen als input dienen voor methodiekontwikkeling en nieuw beleid binnen het BFT.
Nieuw: Team Ontwikkeling en Bijzondere Onderzoeken (TOBO) Met ingang van 1 januari 2014 fungeert binnen het BFT het zogenaamde TOBOteam. De taken van dit deskundigenteam zijn:
• Het signaleren en analyseren van trends;
• Intake en planning bijzondere onderzoeken;
• Planning thematische onderzoeken; • Methodiekontwikkeling; • Bevordering van afstemming en coördinatie binnen het BFT. Met dit team is het mogelijk om alle deskundigheid die binnen de organisatie voorhanden is, geïntegreerd in te zetten op concreet bijzonder onderzoek. Het team staat onder leiding van de directeur. Het omvat alle binnen het BFT aanwezige expertises: financiële zaken, integriteit, kwaliteit en juridische zaken. Op deze wijze kan een optimale invulling worden gegeven aan het integrale toezicht. Wat betreft de samenstelling van het team is een roulatiesysteem van toepassing. Alle toezichthouders krijgen in de loop van de tijd de gelegenheid om te participeren in het team. Doel van het roulatiesysteem is om toezichthouders kennis en ervaring op te laten doen.
Planning en analyse Gezien de dynamische omgeving waarin het BFT opereert, dienen de processen, methodieken, interventieen handhavingsmethoden continu te worden vernieuwd. Vernieuwing vindt onder meer plaats naar aanleiding van de onderzoeksbevindingen en uitkomsten van evaluaties met stakeholders. Verder worden de toezichtsactiviteiten
gebaseerd op een afweging van risico’s en prioriteiten. Deze risico-analyse en planning van onderzoeksactiviteiten staan aan de basis van een goede en hoogwaardige beoordeling van de individuele ondertoezichtgestelden. Het BFT onderscheidt drie vormen van planning:
• Een jaarlijkse planning uitgaande van de resultaatafspraken met de ministeries; • Een kwartaalplanning van de reguliere onderzoeken. Deze planning wordt verzorgd door de individuele toezichthouder; • Periodieke planning door het deskundigenteam van multidisciplinaire onderzoeken waar de individuele toezichthouders in teamverband worden ingezet. De risico-analyse vindt plaats aan de hand van alle bij het BFT beschikbare informatie. Deze informatie is afkomstig van stakeholders, de ondertoezichtgestelden en andere relevante bronnen. Alle informatie wordt opgenomen in een informatiestroom en verzameld, beheerd, geanalyseerd, geïnterpreteerd, verrijkt, becommentarieerd, gedocumenteerd en gearchiveerd. De uitkomsten van de risico-analyse zijn richtinggevend voor de te verrichten onderzoeksactiviteiten.
De uitdaging voor het BFT De uitdaging waar het BFT in 2014 voor staat, is te voldoen aan de verwachtingen en eisen van beide betrokken ministeries, de ondertoezichtgesteldenden en de overige stakeholders. Het actief en intensief delen van opgedane kennis en ervaring binnen het BFT zal er toe moeten leiden dat de beperkte middelen steeds effectiever zullen worden ingezet. Het streven is om met een slimme aanpak de omvangrijke taak naar tevredenheid van alle belanghebbenden uit te voeren. ■
7
Toezicht • Negende jaargang • Nummer 1 • Winter 2013
BLOS en wijzigingen in de verslagstaten BLOS en wijzigingen in de verslagstaten De verslagstaten voor gerechtsdeurwaarderskantoren zijn onlangs geactualiseerd. De “verordening tot wijziging van de bijlagen bij de Administratieverordening gerechtsdeurwaarders” is gepubliceerd in de Staatscourant van 30 augustus 2013 en in werking getreden met ingang van 10 september 2013. Met deze verordening zijn de bijlagen bij de Administratieverordening, in casu de verslagstaten, gewijzigd. Als gevolg van deze gewijzigde verslagstaten heeft het BFT enkele aanpassingen aangebracht in haar indienapplicatie DiginBFT. Deze aanpassingen zijn ingegaan voor de tussentijdse cijfers over het tweede kwartaal van 2013. Ook dienen de via DiginBFT ingediende jaarstaten over 2013 te voldoen aan de nieuwe verordening.
• De berekening van de bewaarplicht en de bewaringspositie. Voortaan dient op dossier-/eiserniveau de bewaarplicht te worden berekend. Dit leidt veelal tot een andere bewaarplicht en bewaringspositie dan voorheen het geval was.
• De presentatie van de derdengelden is gewijzigd: deze worden niet meer onder de kortlopende schulden opgenomen, maar in mindering gebracht op het onderhanden werk. Hierdoor zijn het totaal van de activa en passiva van de balans verlaagd. Dit leidt tot andere ratio’s voor de liquiditeit en solvabiliteit.
betreft vooral de presentatie van de cijfers van het onderhanden werk en de kortlopende schulden/derdengelden. Zoals eerder vermeld maken de derdengelden geen onderdeel meer uit van de kortlopende schulden, maar worden deze op de debetzijde van de balans in mindering gebracht. Dit in mindering brengen geschiedt door het bedrag van de bewaringspositie, volgens het bewaarplichtoverzicht, in mindering te brengen op het totaal van de kwaliteitsbankrekening en het restant in mindering te brengen op het onderhanden werk.
Belangrijkste wijzigingen Aan de inwerkingtreding van deze regelgeving is een traject van enkele jaren voorafgegaan. Dit traject wordt gemarkeerd door de publicaties van de werkgroep BLOS, te weten de rapporten van BLOS1 en BLOS2, en de diverse besluitvormingsmomenten binnen de ledenraad van de KBvG. De belangrijkste wijzigingen betreffen:
• De berekening en presentatie van het onderhanden werk. Voor de bepaling van het onderhanden werk zijn de contractafspraken leidend. Er dient rekening te worden gehouden met de klantafspraken, nog te verrichten werkzaamheden en de scoreverwachting. Overigens is het opnemen van de scoreverwachting in het onderhanden werk (vooralsnog) optioneel.
Het geheel van wijzigingen leidt grosso modo tot een lagere bewaringspositie en een lager resultaat. Hierdoor liggen ook de kantoorvermogens veelal lager dan in de voorheen gangbare presentatie. Uit de tussentijdse verslagstaten tot en met het derde kwartaal 2013 is gebleken dat in veel gevallen nog niet op een juiste wijze is ingediend. Kennelijk was een groot aantal kantoren onvoldoende voorbereid op de wijzigingen. De onjuiste indiening
Het BFT heeft de kantoren die (vermoedelijk) nog niet hebben voldaan aan de nieuwe verordening, aangeschreven met het verzoek om aan te geven of aan de vigerende regelgeving is voldaan en, zo niet, welke wijzigingen in de verslagstaten dienen te worden aangebracht teneinde wel hieraan te voldoen. Ook in de nabije toekomst zal het BFT nog extra aandacht schenken aan een juiste indiening. ■
8
Toezicht • Negende jaargang • Nummer 1 • Winter 2013
KBvG pakt voorfinanciering aan Eerste bestuursregel ter regulering van ‘onwenselijk fenomeen’ is een feit Eerste bestuursregel ter regulering van ‘onwenselijk fenomeen’ is een feit KBvG pakt voorfinanciering aan Op 21 oktober j.l. heeft het bestuur van de KBvG van haar bevoegdheid gebruik gemaakt om binnen de beroepsgroep van gerechtsdeurwaarders het fenomeen voorfinanciering te beteugelen. Het verbod op voorfinanciering heeft vooralsnog alleen betrekking op de dekking van out of pocket-kosten. De nieuwe bestuursmaatregel treedt in werking op 1 december 2013. De afgelopen jaren is in de gerechtsdeurwaarderbranche een trend waarneembaar dat de risico’s van het niet kunnen incasseren van vorderingen verschuiven van de opdrachtgever naar de gerechtsdeurwaarder. In veel
gevallen blijkt dat gerechtsdeurwaarders de daarbij te maken externe kosten en eigen verdiensten in eerste instantie zelf voorfinancieren. Deze kosten zijn in zo’n geval op opdrachtgeverniveau of meer specifiek op eiserniveau1, niet gedekt door voorschotten van opdrachtgever of door feitelijk van debiteuren van opdrachtgever ontvangen gelden. Bij externe kosten ook wel out of pocket-kosten genoemd - kan gedacht worden aan informaties, griffierechten, kosten van verhuizers, van slotenmakers of aan collega-deurwaarders betaalde exploten in het kader van afwikkelnota’s of losse exploten door hen betekend. Onder normale omstandigheden zal door de incasserende gerechtsdeurwaarder een beperkt risico worden gelopen, indien
de debiteur slechts een beperkt verhaal biedt. Dit omdat de ontvangsten eerst worden aangewend ter dekking van de gemaakte kosten. Daarnaast bestaat er natuurlijk de mogelijkheid om de niet verhaalbare kosten bij de opdrachtgever in rekening te brengen. Daar zit juist de “achilleshiel” van het fenomeen van de voorfinanciering. De Commissie Verantwoord Ondernemen van de KBvG heeft al in 2006 geconcludeerd dat niet alle gevallen van voorfinanciering maatschappelijk onverantwoord zijn2. Maar als de gerechtsdeurwaarder opdrachten aanvaardt met afwijkende contractuele afspraken waarbij (een deel van) het kostenrisico van het niet kunnen incasseren verschuift naar de gerechtsdeurwaarder, dan nemen de
9
Toezicht • Negende jaargang • Nummer 1 • Winter 2013
financiële en overige risico’s in belangrijke mate toe. De afspraak dat ontvangsten eerst op de hoofdsom dienen te worden afgeboekt wordt als voorbeeld3 in de nieuwe bestuursregel genoemd. In dat geval is er, ondanks dat er ontvangsten zijn, geen dekking van gemaakte kosten en is er dus sprake van onwenselijke en thans zelfs niet meer toegestane voorfinanciering. Naast het risico op het niet incasseren van gemaakte en door te berekenen kosten zijn nog andere financiële risico’s te onderscheiden. zoals het risico op flattering van de waardering van het onderhanden werk, flattering van het resultaat, het liquiditeitsrisico (verhoogde liquiditeitsdruk) en onevenwichtige balans- en financieringsverhoudingen. Meer algemeen zijn nog de risico’s van continuïteit van de gerechtsdeurwaarderpraktijk en imagoschade bij ernstige financiële problemen te noemen
als in overweging te nemen consequenties van voorfinanciering. De vraag rijst of het niet beter is om een algeheel verbod op voorfinanciering uit te vaardigen. De Commissie Voorfinanciering4 heeft reeds in haar eerste advies geconcludeerd dat het onderscheidend vermogen van de gerechtsdeurwaarder hierdoor te veel wordt belemmerd. Daarnaast concludeert de commissie in haar tweede advies dat een verbod vanwege disproportionaliteit in strijd kan zijn met de mededingingswet. Onder meer om deze redenen is door het bestuur van de KBvG gekozen voor een andere optie, waarbij naast een verbod op voorfinanciering van out of pocketkosten ook nog aanvullende normeringen gaan gelden om eigen verdiensten te mogen voorfinancieren. Zolang het gerechtsdeurwaarderkantoor voldoet aan bepaalde (nader door het bestuur vast te
stellen) liquiditeits- en solvabiliteitsratio’s is het voorfinancieren van eigen verdiensten wel toegestaan. De vaststelling van de liquiditeits- en solvabiliteitsratio’s wordt op niet al te lange termijn verwacht. Daarmee zal dan ook het tweede deel van de maatregelen ter inperking van de onwenselijke effecten van voorfinanciering binnen de beroepsgroep worden geëffectueerd. ■
Voetnoten 1 Wanneer het lid van de KBvG zijn werkzaamheden verricht in opdracht van een voor eiser optredende tussenpersoon, dan wordt de hoogte van het bedrag aan voorfinanciering bepaald en berekend op eiserniveau. 2 KBvG, Rapport Verantwoord ondernemen, september 2006 3 Bestuursregel Regulering voorfinaciering, oktober 2013 4 Commissie Voorfinanciering, Advies van de Commissie Voorfinanciering aan de Ledenraad van de KBvG, september 2010
Ordetaken voorzitters kamers voor het notariaat Met de herinrichting van het toezicht op het notariaat is de zelfstandige onderzoeksbevoegdheid van de tuchtrechter vervallen. Het BFT is de partij die toezicht houdt en onderzoekt. Maar daarmee zijn de kamers voor het notariaat allerminst buiten spel gezet. De kamers blijven belast met de uitoefening van het tuchtrecht. Ook hebben ze taken als de benoeming van waarnemers, de beoordeling van de toelaatbaarheid van nevenfuncties en het treffen van ordemaatregelen. De belangrijkste ordemaatregelen betreffen de benoeming van een stille bewindvoerder (artikel 25b Wna),
het opleggen van een schorsing in de uitoefening van het ambt wegens misdrijf of faillissement (artikel 26 Wna). Of het schorsen wegens lichamelijke of geestelijke toestand (artikel 27 Wna). Ook kan de voorzitter –spoedshalve- een notaris schorsen, dan wel een andere spoedmaatregel treffen ex artikel 106 Wna.
echter slechts informeren en een voorstel doen voor een ordemaatregel. Het al dan niet treffen van de ordemaatregel is aan de voorzitter. Alleen de maatregel stille bewindvoering kan door de KNB of het BFT aan de voorzitter worden verzocht. Ook dan is het treffen van de ordemaatregel aan de voorzitter van de kamer.
Indien het BFT een ordemaatregel jegens een notaris noodzakelijk acht, kan het BFT, net als andere partijen overigens, de voorzitter van de kamer voor het notariaat daaromtrent informeren. Het BFT zal dit doen, indien uit onderzoek (ernstige) risico’s blijken. Het BFT kan de voorzitter
Stille bewindvoerder Indien de continuïteit van de praktijk van een notaris vanwege de wijze van bedrijfsvoering in gevaar dreigt te komen, kan door de voorzitter van de kamer voor het notariaat, ambtshalve naar
10
Toezicht • Negende jaargang • Nummer 1 • Winter 2013
aanleiding van een klacht dan wel op verzoek van de KNB of het BFT voor een periode van maximaal een jaar een stille bewindvoerder worden benoemd. De stille bewindvoerder geeft de notaris advies en begeleiding bij zijn bedrijfsvoering en is tevens bevoegd om daaromtrent bindende aanwijzingen aan de notaris te geven. De kamer voor het notariaat of zijn voorzitter kan instructies geven aan de bewindvoerder met betrekking tot de bewindvoering.
Schorsing wegens misdrijf/faillissement Een notaris wordt door de voorzitter van de kamer voor het notariaat geschorst in de uitoefening van zijn ambt, indien hij: a. zich in voorlopige hechtenis bevindt; b. tegen hem een gerechtelijk vooronderzoek ter zake van een misdrijf is ingesteld; c. bij een nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld dan wel aan hem bij een dergelijke rechterlijke uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft; d. bij rechterlijke uitspraak onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke
personen van toepassing is verklaard, hij surséance van betaling heeft gekregen, dan wel wegens schulden is gegijzeld, voor de duur van die maatregel. Het artikel is van overeenkomstige toepassing op de toegevoegd notaris, met dien verstande dat zijn toevoeging door de voorzitter van de kamer voor het notariaat kan worden opgeschort.
Schorsing wegens lichamelijke of geestelijke toestand Een notaris, die wegens zijn lichamelijke of geestelijke toestand niet in staat is tot het behoorlijk verrichten van zijn werkzaamheden kan, na verhoor of behoorlijke oproeping, door de voorzitter van de kamer voor het notariaat voor onbepaalde tijd in de uitoefening van zijn ambt worden geschorst. In geval van blijvende ongeschiktheid van de notaris voor de uitoefening van het ambt wordt hij, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, de kamer voor het notariaat gehoord, bij koninklijk besluit ontslagen.
Spoedmaatregel ex artikel 106 Wna In het geval van een klacht tegen een notaris van zeer ernstige aard, dan wel indien er kennelijk gevaar bestaat voor benadeling van derden, en de voorzitter
van de kamer voor het notariaat een ernstig vermoeden heeft ten aanzien van de gegrondheid van de klacht of van de benadeling, kan hij bij wijze van ordemaatregel de onmiddellijke schorsing in de uitoefening van het ambt gelasten of een andere voorlopige voorziening treffen, ten hoogste voor de duur van de behandeling van de klacht. Een spoedmaatregel kan ook worden opgelegd aan een toegevoegd notaris of kandidaat-notaris, met dien verstande dat de voorzitter van de kamer voor het notariaat hen bij wijze van ordemaatregel de onmiddellijke ontzegging van de bevoegdheid om waar te nemen of opschorting van de toevoeging kan gelasten en de onmiddellijke schorsing als waarnemer in de uitoefening van het ambt.
Procedure De ordemaatregel wordt door de voorzitter van de kamer voor het notariaat genomen. De voltallige kamer voor het notariaat bekrachtigt de maatregel binnen vier weken. Op verzoek van de notaris kan de kamer voor het notariaat de maatregel te allen tijde opheffen. Dit speelt met name als de risico’s zijn opgeheven. ■
11
Toezicht • Negende jaargang • Nummer 1 • Winter 2013
Notaris uit het ambt gezet wegens medewerking aan € 1 aandelentransacties Het Gerechtshof Amsterdam heeft op 30 juli 2013 een notaris uit het ambt gezet wegens het passeren van zogenoemde € 1 transacties (www.rechtspraak.nl, ECLI:NL:GHA2013:2317). De notaris passeerde 51 aandelenoverdrachten in opdracht van een handelaar, een BV-opkoper. De aandelenoverdrachten vonden plaats in 2009 en 2010. Een aantal van de overgedragen vennootschappen is later gefailleerd. Verkopers konden voor € 1 de aandelen in hun noodlijdende rechtspersoon verkopen aan bovengenoemde BV opkoper. Hoewel de overdrachtsprijs formeel € 1 was, was er in de meeste gevallen vermoedelijk sprake van een ‘negatieve koopsom’. De koper ontving een bedrag van de verkoper omdat de verkoper van zijn noodlijdende vennootschap af wilde. Als koper trad vaak op een andere rechtspersoon (voor 99%), vertegenwoordigd door een Luxemburgse vennootschap die als bestuurder optrad en een natuurlijk persoon (1%), zodat niet de gehele eigendom zichtbaar was bij de Kamer van Koophandel. Het adres van de koper werd verplaatst naar Duitsland, net over de grens. De rechtspersoon van de koper is failliet verklaard in 2010. In enkele gevallen werd na de aandelenoverdracht aan de koper een vordering van de verkochte vennootschap op de voormalige moedermaatschappij gecedeerd aan een andere partij, beheerst door de koper. Na de overname werd die schuld direct kwijtgescholden. Op deze
wijze werd een waardevol actief, dat zich in de verkochte vennootschap bevond, ‘leeg getrokken’.
Overwegingen Gerechtshof Het Gerechtshof verwijt de notaris dat hij onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de achtergrond van de verkoper en de koper en verwijst hierbij naar de indicatoren uit de destijds
opgestelde brochure van het Ministerie van Financiën inzake de WWFT. De koper en de verkoper kwamen niet uit het werkgebied van de notaris en er werd gebruik gemaakt van een Luxemburgse vennootschap die als bestuurder optrad namens de koper. De notaris mocht niet afgaan op de verklaring van een fiscalist, omdat deze fiscalist direct aan één van de partijen was verbonden. Het Gerechtshof oordeelt ook dat de notaris wist of behoorde te weten dat het reële gevaar bestond dat crediteuren van de
verkochte vennootschap konden worden benadeeld door het delgen of tenietgaan van aanzienlijke vorderingen van de overgenomen vennootschappen op hun voormalig bestuurder of eigenaar. De notaris had onvoldoende gedaan om de belangen van die mogelijk betrokken derden te waarborgen. Tegen de notaris was ook een klacht ingediend dat hij de FIOD niet had ingelicht over de praktijken van de BV opkoper. De notaris heeft in dit kader een beroep gedaan op zijn geheimhoudingsplicht en aangegeven dat hij de FIOD hierover niet in kennis mocht stellen. Het Gerechtshof gaat in zijn motivering bij de uitspraak niet in op dit beroep van de oudnotaris. Het Gerechtshof oordeelt uiteindelijk wel dat de notaris geen poging heeft ondernomen, nadat hij kennis kreeg van de werkelijke aard van de activiteiten van de BVopkoper, de FIOD of een andere instantie daarover in te lichten. Dezelfde notaris is ook strafrechtelijk veroordeeld tot het betalen van een voorwaardelijke geldboete van € 10.000 wegens het niet melden van twee ongebruikelijke transacties (www. rechtspraak.nl, ECLI:NL:RBDHA:2013:13969). Dit betrof een vergelijkbaar feitencomplex. Bij het opleggen van de boete werd rekening gehouden met het feit dat de notaris reeds uit het ambt was ontzet. ■
12
Toezicht • Negende jaargang • Nummer 1 • Winter 2013
Vernieuwd DiginBFT In 2008 is DiginBFT, de webapplicatie voor de indiening van verantwoordingsinformatie door notarissen en gerechtsdeurwaarders bij het BFT, in gebruik genomen. In de loop van de jaren is hierin een aantal wijzigingen aangebracht. Inmiddels werkt iedere notaris, gerechtsdeurwaarder en/of zijn accountant met DiginBFT en is dit programma uitgegroeid tot een vertrouwd verantwoordingsprogramma voor het BFT. In 2014 zal het BFT een vernieuwd DiginBFT in gebruik nemen. De vernieuwde applicatie is flexibeler wat betreft de inrichting van de verantwoordingsinformatie en het doen van aanpassingen. Ook voorziet het in een betere integratie met het nieuwe interne informatiesysteem van het BFT. Andere belangrijke wijzigingen zijn:
• In het vernieuwde DiginBFT kan uitsluitend met een persoonlijke gebruikersnaam worden ingelogd. Hierdoor is het niet meer mogelijk als kantoor in te loggen. Met de persoonlijke gebruikersnaam kan zowel toegang worden verkregen tot de kantoor- als tot de privéstaten. • In het vernieuwde DiginBFT kan de notaris of gerechtsdeurwaarder, de accountant niet meer zelf machtigen om namens kantoor of privé gegevens in te dienen. De opdracht om te machtigen wordt op schriftelijk verzoek van de notaris of gerechtsdeurwaarder (via
[email protected]) door het BFT uitgevoerd. Volledigheidshalve zij opgemerkt, dat ook indien de accountant gemachtigd wordt, de notaris of gerechtsdeurwaarder zélf verantwoordelijk blijft voor de juiste en tijdige indiening in BFT. • Gedeeltelijke indieningen zijn niet meer mogelijk. Er kan pas ingediend
worden voor kantoor òf privé nadat de betreffende verslagstaat volledig is ingevuld en de bij deze verslagstaat behorende (verplichte) bijlagen zijn geüpload. • Eenmaal ingediende gegevens zijn na indiening niet langer toegankelijk in DiginBFT. • Het is dus belangrijk om bij het indienen een PDF-bestand van de ingediende gegevens op te slaan en/ of te printen ten behoeve van het eigen archief. De vernieuwde applicatie voorziet hierin.
Wat kan de gebruiker de komende periode verwachten?
• Binnenkort ontvangt de gebruiker een mailing van het BFT waarin nadere informatie wordt verstrekt. • In de tweede helft van december 2013 wordt door het BFT voorzien in de informatie die nodig is om de administratieve systemen aan te passen voor het geautomatiseerd aanleveren van de XML informatie. • Om er zeker van te zijn dat de
gebruiker tijdig gebruik kan maken van het nieuwe portaal worden begin januari 2014 nieuwe inloggegevens op persoonlijke titel verstrekt. In afzonderlijke brieven krijgt de gebruiker een inlognaam en een uniek nieuw wachtwoord toegestuurd. De gebruiker wordt verzocht om bij de eerste maal aanmelden aan het portaal het wachtwoord te wijzigen. Hiermee is de toegang tot het nieuwe portaal gegarandeerd. • In de periode van 23 december 2013 tot 20 januari 2014 is het oude DiginBFT buiten gebruik in verband met de vernieuwing. Er is in deze periode voorzien in een telefonische helpdesk voor onderwerpen die mogelijk in die periode aandacht behoeven. • Per 20 januari 2014 zal het vernieuwde portaal in gebruik worden genomen. Tot slot: het vernieuwde DiginBFT vertoont grote overeenkomsten met de huidige applicatie. We hopen en verwachten dan ook dat iedereen snel aan de gewijzigde opzet en lay out gewend zal zijn. ■
13
Toezicht • Negende jaargang • Nummer 1 • Winter 2013
FAFT ontwikkelt nieuwe red flags voor advocaten en notarissen De Financial Action Task Force (FATF) is een internationale taskforce die zich bezig houdt met het bestrijden van witwassen en terrorismefinanciering De FATF ontwikkelt nieuwe typologieën en doet aanbevelingen aan landen in het kader van de internationale bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering. De FATF heeft in juni 2013 het rapport ‘Moneylaundering and terroristfinancing vulnerabilities of the legal professional’
vastgesteld 1. Het rapport is tot stand gekomen door een projectgroep onder leiding van het voorzitterschap van Nederland (Functioneel Parket) en het Verenigd Koninkrijk. Het BFT en de FIU Nederland hebben een actieve bijdrage geleverd aan de inhoud van het rapport
door middel van het verzorgen van presentaties op een FATF-bijeenkomst. De studie stelt vast dat advocaten en notarissen het risico lopen te worden gebruikt of misbruikt door criminelen die willen witwassen. Het doel van het rapport van de FATF - die in juni 2012 van start ging - was om vast te stellen op welke wijze juridische dienstverleners betrokken kunnen zijn bij witwassen. Daarnaast zijn er indicatoren voor ongebruikelijke c.q. verdachte transacties vastgesteld. Deze zogenoemde rode vlaggen moeten advocaten en notarissen beter in staat stellen om praktijksituaties te herkennen en te voorkomen dat zij betrokken raken bij witwassen. Het FATF-rapport stelt vast dat een aanzienlijke meerderheid van de juridische dienstverleners in overeenstemming handelt met de (anti-witwas) wetgeving en de daaruit voortvloeiende verplichtingen. Echter, het is inherent aan de werkzaamheden van de juridische dienstverlener dat er een risico bestaat op betrokkenheid bij witwassen. In het rapport worden de volgende methoden benoemd:
• misbruik van de derdengeldrekening; • het verrichten van vastgoedtransacties; • het oprichten van bedrijven of
1| http://www.fatf-gafi.org/documents/documents/mltf-vulnerabilities-legal-professionals.html; http://www.om.nl/actueel/nieuws-persberichten/@161089/fatf-stelt-rode/
holdingmaatschappijen; • het besturen van bedrijven of holdingmaatschappijen; • het begeleiden van zaken van cliënten en het introduceren van cliënten bij derden; • het optreden in geschillen.
14
Toezicht • Negende jaargang • Nummer 1 • Winter 2013
Een groot aantal voorbeelden die in het rapport zijn genoemd, zijn reeds opgenomen in de bijlage bij de specifieke leidraad van het BFT voor advocaten en notarissen (voorbeelden van de subjectieve indicator). Toch geeft het FATF-rapport op een aantal punten nieuwe inzichten c.q. aanscherpingen. Uiteraard betekent dat niet dat als één voorbeeld van toepassing is er automatisch gemeld moet worden, maar dit kan wel aanleiding zijn tot nader onderzoek. Melding van een ongebruikelijke transactie dient te geschieden afhankelijk van de feiten en omstandigheden (o.a. zijn plausibele antwoorden ontvangen). Enkele voorbeelden:
• De cliënt probeert zonder reden een persoonlijke ontmoeting te ontwijken. Cliënt is geheimzinnig of ontwijkend over zijn identiteit, de UBO of het motief van de transactie. • De instelling (de advocaat of notaris) heeft geen of onvoldoende ervaring of expertise met de uitvoering van de transactie van de cliënt.
• Cliënt gebruikt tussenpersonen zonder
• Na ontvangst van de gelden wordt
aannemelijke verklaring. De relatie tussen de tussenpersoon en de cliënt is onduidelijk • Wijziging van instructies aan de advocaat of notaris vooral op het laatste moment vóór de uitvoering van de transactie. • Transactie(s) sluiten niet aan bij het sociaal economisch profiel of leeftijd van de natuurlijke persoon of economisch profiel van de onderneming. • Dezelfde partijen verschijnen meerdere malen in verschillende transacties in een korte periode. • Bankieren voor de cliënt zonder onderliggende dienstverlening. • Financiering of uitbetaling via meerdere (buitenlandse) rekeningen zonder plausibele verklaring; • Terugbetaling van (een groot deel van) de hoofdsom ver vóór de aflossingsdatum zonder verklaring; • Leningsovereenkomsten met zeer korte looptijd van terugbetaling van de hoofdsom
de transactie afgebroken en wordt de instelling verzocht gelden over te maken aan een ander dan degene die het geld heeft overgemaakt. • Een dispuut of potentieel geschil is te gemakkelijk of te snel in der minne geregeld, waarbij nauwelijks sprake is geweest van feitelijke advisering of werkzaamheden De rode vlaggen kunnen ook gedeeltelijk gebruikt worden voor andere groepen zoals accountants, belastingadviseurs en administratiekantoren. Het BFT zal de inhoud van het FATF-rapport gebruiken om de bijlage met voorbeelden voor de subjectieve indicatoren te actualiseren. Deze voorbeelden kunnen behulpzaam zijn voor de instelling om ongebruikelijke transacties in de praktijk beter te herkennen. ■
15
Toezicht • Negende jaargang • Nummer 1 • Winter 2013
Ongebruikelijke transacties Niet-melders strafrechtelijk aangepakt Sinds 2012 bestaat er het project ‘niet-melders’. Dit is een gezamenlijk project van FIOD, de afdeling financiële opsporing van de Nationale Recherche, de FIU-NL, het Bureau Financieel Toezicht, Belastingdienst Bureau Toezicht WWFT en het Openbaar Ministerie. Dit project wil het naleefgedrag van de regels van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (WWFT) verbeteren.
van mogelijke hypotheekfraude en witwassen waren- niet heeft gemeld. Bij de meubelzaak in Capelle werd voor € 250.000 in contanten aan meubels gekocht, maar de meubelzaak meldde dit niet. De goudhandelaren zouden hebben verzuimd om tientallen ongebruikelijke transacties te melden. Daarnaast werden zij er van verdacht het verplichte cliëntenonderzoek niet te hebben uitgevoerd.
Waarom een dergelijk project? Het niet melden van ongebruikelijke transacties werd in het verleden niet vaak strafrechtelijk vervolgd. Er was daardoor nauwelijks een prikkel om aan de wet- en regelgeving te voldoen, met alle maatschappijondermijnende en concurrentievervalsende gevolgen van dien. Het project niet-melders beoogt die scheefgroei te voorkomen. Met behulp van het strafrecht wordt de preventieve werking van de wet- en regelgeving aangescherpt. Instellingen werden en worden beoordeeld op het al of niet melden van ongebruikelijke transacties en het doen van het verplichte cliëntenonderzoek.
Themazitting voor niet-melders op 7 oktober 2013
Actiedag 7 oktober 2013 Op 7 en 8 oktober 2013 heeft de FIOD in het kader van het project niet melders een actiedag gehouden. De FIOD heeft in samenwerking met de Politie in totaal vijf verdachten voor het niet melden, onjuist melden of te laat melden van ongebruikelijke transacties gehoord. Het ging om een makelaar uit Gouda, een meubelzaak uit Capelle a/d IJssel en drie goudhandelaren uit Deventer en Rotterdam. De makelaar werd ervan verdacht dat hij een transactie - waarbij er aanwijzingen
Op 7 oktober 2013 was ook de eerste themazitting voor de meervoudige strafkamer van de Rechtbank in Den Haag. Daarbij moest een aantal eerder gehoorde niet-melders uit 2012 zich voor de rechter verantwoorden. Op 21 oktober 2013 heeft de Rechtbank Den Haag vier uitspraken gedaan naar aanleiding van de gehouden zittingen. Tegen een autohandelaar legde de rechtbank geldboetes op van € 17.000 en € 18.000, waarvan telkens € 6.000 voorwaardelijk (www. rechtspraak. nl, ECLI:NL:RBDHA:2013:13981 en ECLI:NL:RBDHA:2013:13982). Hij verkocht in 2011 auto’s tegen contante betaling van bedragen tussen € 35.000 en € 88.000 en meldde deze transacties niet. De rechtbank is van oordeel dat hij de transacties wel had moeten melden op basis van de objectieve indicator. Tegen een botenverkoper legde de rechtbank een geldboete op van € 16.000, waarvan de helft voorwaardelijk voor overtredingen van het cliëntenonderzoek (ECLI:NL:RBDHA:2013:13983). De botenverkoper accepteerde in 2011 negen maal contante betalingen van cliënten
zonder de identiteit vast te stellen. Bij een controle van de toezichthouder kon hij geen kopieën van hun identiteitsbewijzen c.q. uittreksels Kamer van Koophandel laten zien. Het cliëntenonderzoek was daarbij niet volledig. Het ging om contante betalingen tussen € 15.000 en € 21.000. Een oud-notaris uit Dieren liet bij een faillissementsfraude aandelen overdragen in een B.V. voor het symbolische bedrag van één euro. Ook liet hij een vordering van circa € 75.000 overnemen voor € 10.000 (cessie). De ongebruikelijke transacties (mogelijk Paulianeuze transacties) werden niet door hem gemeld. Tegen hem werd een voorwaardelijke boete van € 10.000 opgelegd. De Rechtbank hield bij het opleggen van de straf rekening met het feit dat deze notaris al tuchtrechtelijk uit het ambt was ontzet (ECLI:NL:RBDHA:2013:13969 Rechtbank Den Haag 21 oktober 2013). De officier van justitie benadrukte op de themazitting dat de meldingen van ongebruikelijke transacties door poortwachters belangrijk zijn in de strijd tegen het witwassen: “Wanneer poortwachters niet naar behoren melden raakt het systeem lek”. De zaken tegen een belastingadviseur uit Arnhem en een autohandelaar uit Bergen op Zoom zijn aangehouden en zullen later inhoudelijk behandeld worden. In 2014 zullen opnieuw actiedagen worden gehouden, waarbij mogelijk enkele notarissen alsmede accountants en/of belastingadviseurs zullen worden gehoord. Deze transacties zijn nog in onderzoek. Ook wordt een niet-gemelde transactie van een advocaat onderzocht om te zien of deze strafrechtelijk kan worden vervolgd. ■
16
Toezicht • Negende jaargang • Nummer 1 • Winter 2013
Column
Gemakzuchtige journalistiek Ik ben een fervent krantenlezer. De dag begint met de Volkskrant en het Financieele Dagblad. Later op de dag volgt het NRC en tussendoor pak ik nog weleens een Telegraaf, AD of Trouw mee. Daarnaast lees ik elke week opiniebladen als Elsevier en Vrij Nederland. En gegeven mijn professie – forensische accountancy, met een logische voorkeur voor onderwerpen als fraude, witwassen en integriteitsinbreuken – blader ik door de Quote, alwaar ik regelmatig ‘goede bekenden’ tegenkom. Als onderdeel van mijn werk verslind ik voorts vele, vaak vuistdikke, rapporten en boeken over allerhande schandalen. De afgelopen jaren onder meer die inzake de onderwijsmoloch Amarantis en bijvoorbeeld de ondergang van SNS en DSB. Ook lezenswaardig zijn curatorenverslagen, bijvoorbeeld die inzake Econcern, Innoconcepts en Van der Moolen. Andere juridisch ‘literatuur’ zoals jurisprudentie en boete- en handhavingsbesluiten – bijvoorbeeld in zake de Rabobank, KPMG en Ernst & Young – verorber ik ook. Evenals verslagen van parlementaire onderzoeken of die inzake buitenlandse boekhoudschandalen. Het punt dat ik in deze bijdrage wil maken is dat de journalistiek, waarbij ik mezelf hier beperk tot wat kranten en andere periodieken over mijn vakgebied schrijven, te gemakzuchtig is. Telkenmale lees ik in rapporten, verslagen en andere onderzoeksliteratuur andere – vaak uiterst relevante feiten en zaken dan ik in de journalistieke analyses tegenkom. Hetgeen we in kranten en andere periodieken lezen is dan ook vaak niet meer dan een samenvatting van de samenvatting van rapporten en verslagen. Dat is om velerlei redenen jammer. Ik noem er – vrij willekeurig - slechts enkele. Ten eerste omdat er op deze wijze veel nieuwswaarde verloren gaat. Het adagium the devil is in the details gaat hier op. Regelmatig lees ik details in het onderzoeksmateriaal die voor mijn beoordelingskader zeer relevant zijn, maar die de samenvatting en daarmee de pers niet halen. Zo lezen we in het curatorenverslag inzake DSB de volgende passage in een mail van Gerrit Zalm aan Dirk Scheringa: ‘De verhoudingen met de toezichthouders normaliseren is een cruciale voorwaarde voor ons voortbestaan. Zij zien tal van zaken die hetzij riskant zijn (DNB) hetzij te zeer gedreven zijn door eigen profijt en niet het consumentenbelang (AFM). Nu houdt mijn aanwezigheid
ze nog wel een tijdje af (het voordeel van het Minister zijn geweest) maar dat blijft niet zo.’ Het zijn de woorden van een voormalig minister van Financiën. Een voormalig minister die verantwoordelijk was voor het functioneren van DNB en de AFM. En later verantwoordelijk voor DSB en thans Abn-Amro. De laatste zinsnede van de aangehaalde mail vind ik intrigerend. Doet mij filosoferen over zijn ethiek en moraal. Een zin met nieuwswaarde dus. Ten tweede constateer ik dat je als betrokkene de media heel goed kan (aan)sturen middels een samenvatting. Dat is geen nieuw gegeven of instrument. Mijn punt is echter dat het instrument vroeger minder goed werkte dan heden ten dage. Mijn beleving is dat het journaille vroeger meer aandacht schonk aan de aan samenvattingen en persberichten ten grondslag liggende stukken. Thans – door de ‘geneugten’ van informatie-overload en de druk van social media (quotes in 140 tekens) – komen journalisten steeds minder toe aan verdieping en duiding van achtergronden. Ten derde heeft het eigenlijk steeds minder zin om diverse kranten en periodieken te lezen: het groeit allemaal naar elkaar toe, er is teveel herhaling. Het lijkt erop dat onderscheidend vermogen in de media niet wordt bepaald door de inhoud van het verhaal, maar door de snelheid waarmee het nieuws wordt gebracht. Het streven om de eerste te zijn gaat ten koste van kwaliteit, diepgang en bezinning. Vorenstaande is geeneens een aanklacht tegen de journalistiek, eerder eentje tegen de oppervlakkigheid van de huidige maatschappij: je krijgt de journalisten die je verdient. Bovendien probeer ik de lezer een spiegel voor te houden. Want hoe vaak gaat Uzelf eigenlijk op zoek naar meer diepgang? Bijvoorbeeld door een rapport, curatorenverslag of jurisprudentie zelf op te zoeken, zelf te lezen en zelf te doorgronden? Doe het eens een keer. Om te beginnen bij alle stukken aangaande de rol van de Rabobank in het kader van de Libor-affaire. Het is even verhelderend als ontluisterend. Doen! Marcel Pheijffer, Nyenrode Business Universiteit