1 Toespraak in de Amsterdamse Studentenekklesia op 12 mei 2013 door Albert van den Heuvel De bekering van God Voorlezing uit het boek Jona - Jona 3 en 4 Het woord van JHWH geschiedde aan Jona, voor de tweede keer: Sta op, ga naar Nineve, de grote stad, en roep tot haar zoals ik tot jou spreken zal, ik. Hij stond op, Jona, hij ging naar Nineve volgens het woord van JHWH. Nineve was een grote stad, drie dagen gaan zo groot. Jona begon de stad in te komen, één dag gaan, hij riep en sprak: Nog veertig dagen en Nineve wordt ondersteboven gekeerd! De mannen van Nineve geloofden God, zij riepen een vasten uit en hulden zich, van groot tot klein, in rouwgewaden. Toen het woord de koning van Nineve bereikte, stond hij op van zijn stoel, hij legde zijn bovenkleed af, trok een rouwgewaad aan en ging zitten in de as. Hij schreeuwde, hij sprak In Nineve, op bevel van de koning en zijn groten: mensen en dieren, runderen en schapen, zij zullen niets proeven, niet grazen en geen water drinken. Zij zullen rouwgewaden aandoen, mensen en dieren, zij zullen krachtig roepen tot God, zij zullen zich omkeren, ieder van zijn weg ten kwade en van het geweld van hun handen. Wie weet, keert God zich om en krijgt hij berouw, keert hij terug van zijn brandende woede zodat wij niet verloren gaan. God zag wat zij deden, dat zij zich omkeerden van hun weg ten kwade. God kreeg berouw over het kwaad dat hij gesproken had te doen tegen hen hij deed het niet. * Daar was Jona heel ongelukkig mee, hij ontvlamde, hij bad tot JHWH en sprak: Ach JHWH, heb ik dit niet gesproken toen ik nog op mijn akker was? Om dit te voorkomen heb ik naar Tarsis willen vluchten. Want ik weet dat jij bent godheid genadig en erbarmend, lankmoedig en overvloeiend van vriendschap, die berouw krijgt over het kwade. En nu, JHWH, neem toch mijn ziel van mij weg, want het is voor mij beter te sterven dan te leven. 1
2 Maar JHWH sprak: Is het wel goed dat jij zo ontvlamt? Jona ging de stad uit, hij zette zich neer ten oosten van de stad, daar maakte hij zich een hut, daaronder ging hij zitten, in de schaduw totdat hij zou zien wat er met de stad geschieden zou. JHWH God bestemde een ricinusplant om op te schieten boven Jona om een schaduw te werpen over zijn hoofd en hem zo te redden van zijn kwaad. Jona verheugde zich over de ricinusplant, grote vreugde. Maar God, bij dageraad, de volgende morgen, bestemde een worm, die stak de ricinusplant zó dat hij verdorde. En het geschiedde toen de zon straalde: God bestemde een snijdende oostenwind. De zon stak het hoofd van Jona, hij bezweek, hij wenste dat zijn ziel zou sterven. Hij sprak: Het is voor mij beter te sterven dan te leven. God sprak tot Jona: Is het wel goed dat jij zo ontvlamt vanwege die ricinus? Hij sprak: Het is goed dat ik ontvlamd ben ten dode. JHWH sprak: Jij hebt verdriet over de ricinus waarvoor je niet gezwoegd hebt en die je niet hebt grootgebracht die er in één nacht was en in één nacht verloren ging. En ik, zou ik dan geen verdriet hebben over Nineve, de grote stad, waarin zovelen zijn, twaalf keer tienduizend mensen, die het verschil niet kennen tussen rechts en links en veel dieren.
Toespraak Er was eens, lang geleden, een bijzondere verhalenverteller. Hij had de gave om zo te vertellen dat mensen verhalen van vroeger hoorden alsof ze er zelf deel van uitmaakten, en verhalen over de toekomst alsof die al begonnen was. Hij had lak aan de terreur van de tijd, zogezegd. Ieder jaar werd op het Loofhuttenfeest zijn lievelingsverhaal helemaal voorgelezen, zo geliefd was hij. Geen wonder, want mensen wisten met de kennis van het hart dat zijn verhalen altijd waar waren, ook als ze niet altijd letterlijk waren gebeurd. Feiten lopen nu eenmaal hijgend voor de waarheid uit. Van al zijn verhalen, die hij vertelde, was hem dat van Amittai, dat is Hebreeuws voor de rechtvaardige, het liefst. Amittai had een zoon, vertelde de verteller, die hij - niet verbazingwekkend! - vernoemd had naar de vogel die Noach had uitgezonden vanuit de ark na de grote overstroming en die later door iemand met een fijn lijntje is getekend als symbool van de vrede. Precies: duif, Jona in het Hebreeuws. Zo noemde hij zijn zoon dus. En die moest zijn naam nog waarmaken.
2
3 Van de verteller weten we verder overigens niets; niet waar hij precies woonde, niet wanneer hij leefde (wellicht ergens tussen 300 en 200 voor Christus) en zelfs niet hoe hij heette. De waarheid heeft niet altijd meteen al een naam. Het is heel goed denkbaar dat Jona door zijn vader op een profetenschool was gedaan. Hij wist in ieder geval veel van de wet van Mozes: dat God een rechtvaardige God is, die het kwaad straft in zijn verontwaardiging en het goede beloont met zijn zegen. Een echte moralist, die Jona, die er diep van overtuigd was dat overtredingen streng moesten worden gestraft en dat hardwerkende landgenoten moesten worden ontzien, beschermd en beloond. Jona was afgestudeerd in Law and Order. Maar hij had,ondanks dat vaste geloof, twee grote angsten in zijn leven. De eerste was heel vanzelfsprekend en bij ons en alle mensen bekend. Jona’s eerste grote angst heette Nineve. Nineve was een van de grote steden van het Assyrische rijk en een symbool voor alles wat God verboden heeft. Een gewelddadig roversnest, altijd gericht op verwoestende aanvallen en wraak, een poel van onrecht en misdaad, een genadeloze kookpot van geweld; men struikelt er over de lijken (zie collega-profeet Nahum 3:3), zo’n stad, die doet denken aan Damascus vandaag of Grosny gisteren en Dresden zevenduizend jaar later; rokende puinhopen van schone gebouwen en overal doden, duizenden doden, tienduizenden vluchtelingen. Sanherib voerde er een catastrofale burgeroorlog tegen de Chaldeeën; veldslagen met 185.000 man zijn erover opgetekend; Sanherib wordt er geheel in Ninevese stijl gruwelijk vermoord door Andramelech en Sarezar - we hebben het al vermoed - zijn bloedeigen zonen. De rokende stank van de stad was opgestegen tot God, zegt de verteller plastisch. Nineve staat voor alles waar Jona en wij bang voor zijn in deze wereld. En dan komt het Woord des Heren tot Duif-Jona. Dat klinkt als veel onweer, maar het is een gewone bijbelse uitdrukking voor een onmiskenbare innerlijke zekerheid: zo is het en niet anders! Jona moest naar Syrië, die grote stad, om ‘het in de naam van God te zeggen dat het nu genoeg is: gij zult ondergaan aan uw eigen misdaden tegen de menselijkheid’. Een mooie opdracht?! Ja, dank u! Dat overleeft de boodschapper niet. Jona wist dat de gevangenissen vol zaten met profeten die de ondergang van machthebbers aanzegden. En dat niet alleen toen, maar de hele geschiedenis door. Binnen en buiten de bijbel staan er boeken vol van. Wie het oordeel aanzegt aan de machtsmisbruikers, betaalt de prijs. We kennen ze bij name, die bijbelse ‘klokkenluiders’ die de prijs betalen voor hun bereidheid om het oordeel aan te zeggen: Elia, Johannes de Doper, Petrus en Paulus, Jezus… Allemaal ‘klokkenluiders’. Hier neemt de verteller een lange pauze! Dat kan dus. Zelfs een opgeleide profeet, zelfs een onmiskenbare innerlijke zekerheid kan worden ontvlucht. Jona-Duif vlucht helemaal naar het westelijke einde van de wereld. Tarsis. Voor ons lees: Benidorm. Als het maar ver weg is. Waar je kunt onderduiken tussen de ongelovigen. De verteller schildert het duivenlot met schrille kleuren. Voorop dit: Jona raakt die onmiskenbare innerlijke zekerheid niet kwijt. Niet in de storm, niet in het bijgeloof, niet in de achterdocht, niet in de bekentenis van wie hij is en wat zijn goddelijke opdracht is, niet in zijn plaatsvervangende dood en zelfs niet in het dodenrijk, door de verteller met fijne ironie geschilderd als de slijmerige stank van een vissenmaag. De verteller is nog niet uitverteld. Jona heeft zijn vlucht en zelfs zijn dood overleefd. Hij interpreteert dat als een semi-overwinning van zijn gelijk. Hij was dan wel gevlucht en daarover is hij dan ook ernstig onderhouden, maar hij kan nu weer aan de slag. Hij hoeft blijkbaar geen angst meer te hebben voor die vreselijke stad. Hij kan rustig haar ondergang aankondigen. En dat doet hij. Nineve, ploertenstad, doodsstad, eindelijk gerechtigheid. Tijd om af te rekenen. De straf van God zal zegevieren. 3
4 De verteller vertelt droogjes verder. Hij brengt Jona terug naar de grote stad, om er alsnog zijn goddelijke boodschap te brengen: nog veertig dagen en gerechtigheid zal geschieden. Erg overtuigend is hij niet: hij komt niet verder dan het centrum van Nineve! Niet verder dan de Dam! De rest kan wel zonder zijn boodschap: het gaat toch allemaal ten onder!De Duif koert geen vrede; hij miskent zijn naam; Het is eindelijk afgelopen met die verloren gemeenschap, zo gebouwd op onrecht en geweld. God zal ze straffen; hij zal hen van de aardbodem wegdoen; hun eigen schuld zal hun ondergang zijn. De letter van de wet moet worden gevolgd. Maar dan, onverwacht en onverhoopt, grijpt de verteller in: he has a dream. De ploertenstad, het rovershol ontwaakt! Nineve hoort het oordeel en op het nippertje, veertig dagen voordat de stad met al haar verziekte existentie wordt weggevaagd, aanvaarden de burgers wat die man uit Israël zegt. Het volk begrijpt het en de leiding volgt. Let op de volgorde! Ze aanvaarden het oordeel van de geschiedenis als het oordeel van God. Verbijstering alom. Nineve bekeert zich: de revolutie breekt uit. Wat niemand had zien aankomen, wat ook niemand - gelovig of ongelovig - had geloofd, gebeurt! En het gebeurt grondig: er wordt schoon schip gemaakt. Corruptie aangepakt, geweld ingetoomd, onrecht aan de kaak gesteld. ‘I have a dream’ en de droom komt uit. De verteller maakt er geen theorie van. Hij komt zelfs niet met verhalen over de geest van God, die dit allemaal bewerkte. Hij tekent alleen op dat het gebeurde. Er was alleen het Woord van God, die door een angstige en nogal onbetrokken profeet in de wereld van geweld en onrecht werd gegooid. En dat het werkte. De profeet van Law and Order moet er overigens niets van hebben, zegt de verteller. Er is een oordeel geveld en dat moet worden uitgevoerd! Daar hebben we Jona’s tweede angst: God is onbetrouwbaar. Hij belooft om het onrecht te straffen en het geweld en het onschuldige bloed te wreken, maar hij doet het niet. Hij kan het niet. Hij heeft geen weerwoord als mensen omkeren, zegt de verteller. Deze God kan zich niet beroepen op zijn besluiten van vroeger. De verdiende straf en de geldigheid van de voor Nineve vernietigende uitspraak houden geen stand. Zeker, hij had afgesproken dat de stad haar straf niet zou ontlopen, maar er is iets onverwachts gebeurt. Nineve heeft zich bekeerd van haar verwoestende wegen. En waar de mensen zich bekeren, moet God zich ook bekeren. Wat hij ook had afgesproken met zijn verbondspartner Jona, er is een nieuwe situatie opgetreden. En God kan zich niet verschuilen achter zijn regeerakkoord als het om mensen gaat en om hun vee. Zo, zegt de verteller, God heeft nu, na die revolutie in Nineve, geen aanklacht meer tegen die veranderende stad, maar alleen nog tegen zijn ongehoorzame profeet, die niet wilde luisteren. Hij is nog best bereid om aan de slag te gaan met een beetje humor om zijn profeet tot andere gedachten te brengen en een kunstje uit te halen met een plant die in één dag opschiet en weer verdort, maar dat verandert niets aan zijn bekering, en dat leidt tot niets. De profeet van ‘Het Woord-kwam- tot –Jona’, blijkt een valse profeet. Zo ontmaskert de verteller Jona als een vrome individualist, die het niet om de mensen ging, maar om zijn eigen gelijk en om een God die hij zelf had gemaakt. God mag zich van Jona niet bekeren. De bekering van God is de redding van de mensen en hun stad, maar in het oog van Jona blameert God zich grotelijks en maakt zichzelf ongeschikt als betrouwbare partner in het verbond. De bekering van God betekent dat hij met een onbetaalde rekening blijft zitten. Wie moet nu het oordeel dragen? God zelf? En veroordeelt zich zijn fundamentalistische werknemer ook, nu zijn oordeelsprofetie blijkt te kunnen worden herzien? Het Woord des Heren kwam tot Jona, maar hij heeft het niet gegrepen… Nou ja, vrienden, zo is het ongeveer. Moeten we dat nu nog toepassen? Op het Woord van God, op de vrijheid om naar Benidorm te vluchten, op de afdaling in het vissenrijk van de dood, op de redding uit de 4
5 dood, op de werking van de waarschuwing met het oordeel, over de mogelijkheid om op te houden met het onrecht tegen de mensen, op de I-have-a-dream-profetie, op de opzegbaarheid van het regeerakkoord, op de kerk als gelijkhebberige valse profeet? Ik pas wel op! Zoek het zelf maar uit. Zo moge het zijn.
5