Toespraak in de Amsterdamse Studentenekklesia op 27 november 2011 door Jac Drewes Vriend, vijand, vreemdeling Voorlezing uit het boek In den beginne Genesis 11:24-26 & 12:1-5.10-20 Nachor leefde negen en twintig jaar en hij verwekte Terach. Nachor leefde, nadat hij Terach verwekt had, negentien jaar en honderd jaar en hij verwekte zonen en dochters. Terach leefde zeventig jaar en hij verwekte Abram, Nachor en Haran. sprak tot Abram: Ga, jíj, uit je land, uit waar je verwekt bent, uit het huis van je vader naar het land dat ik jou zal laten zien. Ik zal jou maken tot een groot volk, ik zal jou zegenen en jouw naam groot maken. Wees tot zegen! Ik zal zegenen die jou zegent en wie jou verwenst zal ik vervloeken, in jou zullen worden gezegend alle familiegeslachten der aarde.
JHWH
Abram ging zoals JHWH tot hem gesproken had en gezegd en Lot ging met hem. Abram was vijf jaren en zeventig jaar toen hij wegtrok uit Cha¬ran. Abram nam Sarai, zijn vrouw, en Lot, de zoon van zijn broeder, en al hun bezit dat zij hadden verworven en de levende zielen die zij in Charan hadden verzameld. Zij trokken weg om te gaan naar het land Kanaän en zij kwamen in het land Kanaän. Er was honger in het land. Abram daalde af naar Mitsraïm-Egypte om daar als vreemdeling te verblijven, want de honger in het land was zwaar. En het geschiedde: toen hij gekomen was tot vlakbij Egypte dat hij sprak tot Sarai, zijn vrouw: Ik weet toch dat jij een vrouw bent schitterend om te zien. Het zal nog gebeuren dat de Egyptenaren jou zien en zeggen: ‘Dat is zijn vrouw’, en mij vermoorden en jou laten leven. Maar als jij zegt dat je mijn zuster bent, zal het mij goed gaan en blijf ik leven door jou. Toen Abram in Egypte aangekomen was zagen de Egyptenaren de vrouw hoe schitterend mooi zij was. 1
Hovelingen van Farao die haar gezien hadden, prezen haar aan en de vrouw werd meegenomen naar het huis van Farao. En het ging Abram goed door haar, Farao schonk hem schapen, runderen en ezels, slaven en slavinnen, ezelinnen en kamelen. Maar JHWH sloeg Farao en zijn huis met grote plagen om Sarai, de vrouw van Abram. Farao riep Abram en sprak: Wat heb jij met mij gedaan, waarom mij niet verteld dat zij jouw vrouw is, waarom gezegd: ‘Het is mijn zuster’? zodat ik haar tot vrouw genomen heb. Hier is zij, je vrouw, neem haar en ga.
Toespraak Een gedicht. Het heet ‘Joris’ Ik heb vanavond met de poes op schoot, De onrust uit het beestje weggestreken, Waarbij de goedzak mij heeft aangekeken Met ogen zo onpeilbaar diep en groot, Dat het mij één moment heeft toegeleken Als was hij eeuwenlang al deelgenoot Van het geheim van leven en van dood En nu dan op het punt stond om te spreken. Een aandrang, waar hij niet voor is bezweken, Omdat hij langzaamaan de ogen sloot En nog een lome haal gaf met zijn poot Als halve aai en onzachtzinnig teken Dat men hem ooit nadrukkelijk verbood Het zwijgen rond die zaken te verbreken. Dit gedicht werd 25 jaar geleden geschreven door Driek van Wissen, een vrolijke Groninger, die vaak bij ons over de vloer kwam, klasgenoot van mijn oudere broers. In 2005 werd hij na een geslaagde internetactie door het publiek gekozen tot Dichter des Vaderlands. Daar was in gevestigde poëtische kringen nogal wat kritiek op, omdat hij hoogstens als verdienstelijke light verse-dichter beschouwd werd. Driek van Wissen heeft erg genoten van zijn rol als Dichter des Vaderlands. Vier jaar lang schreef hij dagelijks korte gedichten over de actualiteit op internet, door velen gevolgd. In 2009 overleed hij plotseling op vakantie in Turkije. Zijn uitverkiezing had hij vooral te danken aan zijn bekendheid van eerst tv en krant, en later van internet. Als iemand zo’n gedicht kan schrijven, mag hij voor mij best op de longlist van zo’n verkiezing staan. En als er een verkiezing gehouden zou zijn voor ‘De psalmist van het ietsisme’, dan had hij alleen al met dit gedicht ook op de shortlist gemogen! Een psalm van iets. Volgens recent onderzoek is het ietsisme de grootste godsdienst van Nederland. 40% zegt deze richting aan te hangen. Maar bijna iedere ietsist gelooft iets anders. Dat je met de doden in contact kunt komen. Dat je de toekomst uit de stand der sterren af kunt lezen. Dat je ooit ontvoerd bent door aliens. Dat je het einde van de tijd uit getallen in de bijbel 2
of een ander heilig boek kunt aflezen. Of dat, ik citeer: ‘het wiegende ritme in een watercascade als een antenne functioneert voor invloeden uit de kosmos, en zo water vitaal kan maken.’ Maar ook mensen die in een God geloven, geloven er nog van alles bij. In Amerika, waar 80% in God gelooft, zou menig Amerikaan minder verbaasd staan als in de uren des gevaars Superman of Spiderman te hulp zou snellen, dan wanneer de Heilige Geest zou neerdalen. Maar of, en wat, je wel of niet gelooft lijkt niet meer het belangrijkste in een mensenleven op dit moment. Het gaat er veel meer om, dat je gekend en bekend bent. Onbekend maakt immers onbemind. En door de nieuwe sociale media ligt dat inmiddels binnen handbereik. Ongezien kun je vrienden maken. Allemansvriend. Dat kan leiden tot zoveel verre virtuele vrienden, dat je weer moet ontvrienden, om nog een normaal leven te kunnen leiden. Kunnen wij in deze wereld onderkennen dat er meer is tussen hemel en aarde? De dichter zag het in zijn poes. Maar als de claim van de bijbel waar is, zouden we het vooral moeten zoeken in de ander, die immers gevormd is naar Gods beeld en gelijkenis. Soms is dat ook niet zo moeilijk, als het gaat om onze geliefden, of een dierbare vriend of vriendin. Ook met een sportheld, een geliefd kunstenaar of een schattig kind lukt dat wel. Lastiger is het al bij onbekenden, zeker als ze niet overlopen van schoonheid. En bijna onmogelijk wordt het, als iemand zich als je vijand bewezen heeft, of je door zijn onbekendheid angst inboezemt, als alles wat hij uitstraalt, je vreemd is. In de bijbel komt het woord ‘vijand’ twee keer zo vaak voor als het woord ‘vriend’. Zoals u begrepen heeft, mag aan zoiets wat mij betreft geen enkele conclusie worden verbonden. Behalve deze: de bijbel is tot stand gekomen in een tijd waarin nog voortdurend strijd geleverd werd, om vrouwen, land, vee, grondstof, water en voedsel. Stammen en volkeren stonden elkaar daarvoor naar het leven. Ik dacht dat het woord vreemdeling in de bijbel pas veel later op zou duiken. Uit de stamboom van Abraham kunnen we opmaken, dat er tussen de zondvloed en zijn geboorte ongeveer 250 jaar ligt. Dat is demografisch gezien een veel te korte tijd om de aarde bevolkt te laten raken met vele volkeren. Toch verzeilt hij niet lang daarna bij het volk van de Egyptenaren, compleet met een farao. Dat zijn van die ongerijmdheden die het voor mij al op jonge leeftijd, en zeker later als wetenschapper, lastig maakten de bijbel serieus te nemen. Maar als je over dergelijke dichterlijke vrijheden heen stapt, is het grappig te constateren, dat Abraham niet deze Egyptenaren als vijand of vreemdeling beschouwt, al snapt hij dat ze op zijn vrouw uit zijn. Nee, hij begrijpt dat hij zelf door de Egyptenaren als vreemdeling wordt beschouwd, de eerste keer dat het woord voorkomt. En dat blijft ook het hoofdmotief in de bijbel: Je moet voor de vreemdeling zorgen, omdat je zelf vreemdeling was, en dus weet wat dat betekent. Ik dacht dat het hoofdmotief zou zijn: Ook in de vreemdeling kun je God herkennen. Hij is immers ook gevormd naar zijn beeld en gelijkenis, maar dat staat nergens letterlijk. Net of toch niet alle mensen van Adam afstammen. Als ik er goed over nadenk, heb ik eigenlijk geen persoonlijke vijanden. Ja, vroeger, het zoontje van de werkster. Hij pakte een stuk speelgoed af, en ik heb gebeten. De tanden stonden erin - en dan bedoel ik niet in het speelgoed. En Jantje bij mij in de klas. Ze zeiden dat zijn vader een Canadees was. Groen als ik was, leek me dat een pre, want die hadden onze stad bevrijd. Rollend over de grond trokken wij elkaar de haren uit het hoofd. Collectieve vijanden waren er wel. Eerst natuurlijk de moffen en de Jappen, en niet veel later de 3
Russen. God weet kwamen de Chinezen. Maar door de loop der geschiedenis werden we ook weer snel ‘ontvijand’. Tegenwoordig slaan we de Duitsers, ook na een 3-0 nederlaag, enthousiast op de schouders, omdat het zulke aardige gasten zijn, en natuurlijk ook omdat ze onze welvaart nog enigszins drijvend houden. Hoe worden vreemdelingen vijanden? Al zijn wij inmiddels behoorlijk ‘ontvijand’, telkens duiken er weer nieuwe collectieve vijanden op: de Irakezen, de Libiërs, de Serviërs, de Iraniërs, en recent: de Syriërs en de Grieken! Zo’n 35 jaar geleden zongen we nog uit volle borst over de Griekse gastarbeider: Hij zingt over z’n vaderland Het wonderschone Griekenland Hij zingt over de druiven, die hij bij zijn vader teelde We drinken uit een koele bron De dorre grond, de hete zon Hij zingt over de lam’ren waar ie zaterdags mee speelde. Arme vreemdeling, arme banneling… U kent het nog. Nu zien we ze als dieven van onze portemonnee. Kijken doe je met je ogen, zien met je hersens, of met je geest, of met je ziel, als je die drie niet hetzelfde vindt. Aanwijzingen hiervoor werden al beschreven door Oliver Sacks. Een levenslang blinde man, die operatief op zijn vijftigste zijn gezichtvermogen kreeg, kon niets zien, niets herkennen, omdat hij geen idee had, wat ie zou moeten zien. Recent onderzoek leert hoe dat zit. Als je ergens naar kijkt interpreteer je dat aan de hand van wat je verwacht te zien. Dat is makkelijk, want anders moet je steeds een overmaat aan visuele informatie interpreteren. Pas als het beeld afwijkt van de verwachting, ga je herinterpreteren. We kennen dit allemaal uit de trein. Je hoopt snel te vertrekken en als de trein naast je in de andere richting vertrekt, zie je jezelf vertrekken, tot je voelt dat dat niet zo is. Er bestaat zoiets als wishful seeing. Dat klinkt deterministisch, maar is juist kansrijk. We kunnen onze verwachtingen bijstellen als we dat willen. Het betekent ook dat wat we zien beïnvloed kan worden door anderen. Vijandbeelden worden ons overgeleverd. 80-, 100-jarige oorlogen, waarbij aan het eind niemand meer leeft van de mensen die eraan begonnen zijn, zouden anders niet mogelijk zijn. Maar vijandbeelden worden ons ook voortdurend aangeleverd. Ook nu bestaan belangentegenstellingen tussen mensen en landen, niet meer om vrouwen en vee, maar wel om grondstof, water, voedsel, land. En om geld en macht. ‘Asielzoekers mogen geen gezicht hebben.’ Dat hoorde ik in 1995 Jaap de Hoop Scheffer zeggen, CDA-partijcoryfee. Anders zou je immers zien dat ze zijn gevormd naar zijn beeld en gelijkenis. Ik besefte dat de christelijke politiek, en daarmee de hele heersende christelijke cultuur, was begonnen zich te ‘ontnaasten’. Iedereen voelt zich sindsdien gerechtigd de vreemdeling als niet van God gegeven te beschouwen. Wordt het niet tijd dat we dit ontnaasten weer ongedaan maken? Dat we ophouden met in verre landen grondstof en menskracht te ontvreemden en in plaats daarvan onszelf ‘ontvreemden’?
4
Uit het onderzoek naar wat mensen geloven blijkt dat van de hoogopgeleiden, theologen het meest en biologen het minst in God geloven. Dat lijkt niet zo vreemd, al zou je als je regelmatig Trouw leest iets anders verwachten. En ik? En Wijzelf? Kunnen anderen in ons herkennen, dat er iets meer is? Dat we zijn gevormd naar zijn beeld? Ook als we een vreemde voor hen zijn? De bioloog, Leo Vroman, die als geen ander weet dat hij menigeen een vreemdeling is gebleven, strooit in zijn gedichten kwistig met god. Maar toen hij door De Gids gevraagd werd een psalm te vertalen waarin God werd gebeden een vijand te vernietigen, stelde hij voor zelf een psalm te dichten, niet gericht tot God, maar tot Systeem. Hij heeft er inmiddels meer dan honderd geschreven. Hij vraagt zich daarbij af: Ben ik daarom religieus? Ik bid dat het bestaat.
Psalm 5 Is dit een tweegesprek of een met U alleen? Vertel mij dan wie ik ontdek als ik mijn armen tot U strek en om mijn schouders heen. Want soms ben ik uit pure nood Uw jongste of zwakste kind en wil zo vreselijk op Uw schoot desnoods de kleine billen bloot bemoederd en bemind, dan weer hoor ik Uw adem zacht suizen tussen mijn slapen alsof ik U pas deze nacht in doodsnood en toch onverwacht uit hoofdpijn heb geschapen. Aanvaard mij daarom als een vriend liefst onervaren, onverdiend, maar wetend hoe ik U mis wanneer uiteindelijk helderziend mijn lichaam, doof en blind gegriend, mag voelen Wie U is.
Een psalm van bijna, Van bijna nabij.
5