Toespraken in de Amsterdamse Studentenekklesia op 3 mei 2009 door Alex van Heusden en Geeske Hovingh Jong geleerd 8 - De leugen regeert Lezing uit het boek In den beginne Genesis 39 vers 1-20 Jozef was nedergevoerd naar Egypte. Potifar, een hoveling van Farao, overste van de paleiswacht, een Egyptische man, kocht hem uit de handen van de Ismaëlieten die hem daarheen hadden nedergevoerd. JHWH was met Jozef, hij werd een geslaagde man. Hij was in het huis van de Egyptenaar, zijn heer. Toen zijn heer zag dat JHWH met hem was en dat alles wat hij deed, hem lukte, dankzij JHWH, vond Jozef genade in zijn ogen: hij mocht voor hem zorgen. Hij stelde hem aan over zijn huis: alles wat hem behoorde, gaf hij in zijn hand. En het geschiedde: van het ogenblik af dat hij hem had aangesteld over zijn huis en alles wat hem behoorde dat JHWH zegende het huis van de Egyptenaar omwille van Jozef op alles wat hem behoorde in het huis en op het veld was de zegen van JHWH. Alles wat hem behoorde liet hij in Jozefs hand en met hem in de buurt maakte hij zich geen zorgen meer dan over het brood dat hij at. Jozef was mooi van gestalte, mooi om te zien. En zo geschiedde na deze woorden dat de vrouw van zijn heer haar ogen ophief naar Jozef en sprak: Kom bij mij liggen! Maar hij weigerde en sprak tot de vrouw van zijn heer: Met mij in de buurt maakt mijn heer zich geen zorgen over wat er in zijn huis gebeurt, alles wat hem behoort gaf hij in mijn handen en zelf is hij in dit huis niet groter dan ik, niets heeft hij mij onthouden, alleen u, omdat u zijn vrouw bent. Hoe zou ik dan zo’n groot kwaad kunnen doen en zondigen tegen God? En het geschiedde dat zij tegen Jozef sprak en zei, dag in dag uit, dat hij naast haar zou liggen en bij haar zou zijn, maar dat Jozef niet naar haar hoorde. En het geschiedde: op een dag kwam hij zijn werk doen in het huis, er was toen niemand in dat huis, geen van de huisgenoten. Zij greep hem bij zijn hemd en zei: Kom bij mij liggen! 1
Maar hij liet zijn hemd achter in haar handen en vluchtte naar buiten. Toen zij zag dat hij zijn hemd had achtergelaten in haar handen en naar buiten was gevlucht, riep zij haar huisgenoten en sprak tot hen: Kijk aan, daar heeft hij voor ons een hebreeuwse man laten komen om met ons zijn spel te spelen. Hij kwam op mij toe, wou bij mij liggen, maar ik zette een keel op. En toen hij mij hoorde schreeuwen, liet hij zijn hemd bij mij achter en vluchtte naar buiten. Zij legde het hemd naast zich neer totdat zijn heer thuis zou komen. Zij sprak tot hem dezelfde woorden en zei: De hebreeuwse slaaf die jij voor ons hebt laten komen, kwam op mij af om zijn spel met mij te spelen. Toen ik een keel opzette, liet hij zijn hemd bij mij achter en vluchtte naar buiten. En het geschiedde: toen zijn heer dit hoorde, deze woorden die de vrouw tot hem sprak: ‘dit en dat heeft jouw slaaf met mij gedaan’ dat zijn woede ontvlamde. Die heer van Jozef, die greep hem en stopte hem in het huis van bewaring, de plaats waar de gevangenen van de koning vastgehouden worden. Daar zat hij, in het huis van bewaring. Toespraak 1- Jozef en zijn broeders Alex van Heusden ‘Jozef was nedergevoerd naar Egypte.’ ‘Nedergevoerd’ - passief; niet ‘afgedaald’ - actief. Tegen zijn wil is Jozef in Egypte aangekomen, als een slaaf meegevoerd door een karavaan van Ismaëlieten, hun kamelen beladen met balsem, mirre en kruiden, bestemd voor mummificatie van dode lichamen - een specialiteit van het oude Egypte. Jozef is een van Jakobs twaalf zonen, een achterkleinzoon van Abraham. Zeventien is hij nog maar als zijn vader een veelkleurig gewaad voor hem maakt, zeg maar gerust: een koningsmantel. Jakob verheft Jozef boven zijn broeders. Waarom doet hij dat? Het heeft er alle schijn van dat Jakob zich laat leiden door zijn liefde voor Rachel, zijn vrouw die gestorven is - een liefde die hij overdraagt op haar eerste zoon. ‘Toen zijn broeders zagen dat hun vader van hem hield meer dan van al zijn broeders, gingen zij hem haten en zij konden niet meer met hem spreken in vrede’ (Genesis 37:4). Jozef zelf wakkert het vuur van de haat verder aan. De koningsmantel brengt zijn fantasie op hol en werkt door in zijn dromen. En als hij die nu voor zich houdt, maar nee, hij moet ze zo nodig aan zijn broeders vertellen: ‘Horen jullie eens naar de droom die ik had’ (Genesis 37:6). En hij vertelt over de korenschoven van zijn broeders die zich neerwerpen voor zijn schoof; en dat de zon, de maan en elf sterren zich voor hem neerwerpen. Niet Jozef maar zijn broeders duiden deze dromen, zij het vragenderwijs en vol verontwaardiging: ‘Wil jij soms koning worden, koning over ons?’ Ze stikken
2
van jaloezie, de broeders van Jozef. Voor hen zijn dromen geen bedrog, maar hebben ze voorspellende waarde: ze onthullen de toekomst. Jozefs broeders zijn naar Sichem getogen om daar de schapen van hun vader te weiden. Na verloop van tijd stuurt Jakob Jozef naar zijn broeders en belast hem met een onmogelijke opdracht: hij moet zien of zijn broeders ‘in vrede’ zijn, terwijl hij juist de oorzaak is van hun onvrede. Jozef vertrekt uit de vlakte van Hebron, de plaats waar Abraham, Sara en Izaäk begraven liggen, en hij gaat naar Sichem waar hij ten slotte, in de verre toekomst, zelf zijn graf zal vinden (Jozua 24:32). Zo spoedt hij zich van begraafplaats naar begraafplaats, terwijl zijn broeders zinnen op zijn dood. Hij vindt zijn broeders in Dotan, een stad noordelijk van Sichem, gelegen aan de karavaanroute naar Egypte. Ze willen Jozef vermoorden, de broeders, hem smijten in een van de waterputten. Ze hebben hun leugen voor vader Jakob al gereed: ‘We zeggen gewoon: “Een wild dier heeft hem verslonden”’ (Genesis 37:20). En dan buitelen de voorstellen over elkaar heen. De ene broeder zegt: ‘Geen bloedvergieten! Smijt hem in die waterput daar in de woestijn, maar niet je hand aan hem slaan’ (Genesis 37:22). Hij wilde Jozef terugbrengen naar Jakob, maar met geen ander doel dan bij zijn vader in de gunst te komen. Goed, de broeders smijten Jozef in de waterput - er is geen water in die put -, maar eerst rukken zij het veelkleurige gewaad van zijn lijf. Als er een karavaan van Ismaëlieten voorbijkomt, stelt de andere broeder voor Jozef aan hen te verkopen - verdienen ze nog geld aan hem. Maar de opzet mislukt. Mannen uit Midjan komen voorbij, ze trekken Jozef uit de put en verkopen hem aan de Ismaëlieten. De broeders blijven met lege handen achter, nou ja, ze hebben die veelkleurige mantel. Ze drenken het gewaad in het bloed van een geitenbok als bewijs voor Jakob dat Jozef door een wild dier is opgegeten. Jozef in Dotan - zo heet Vondels eerste toneelstuk over Jozef. Het tweede heet Jozef in Egypte. En daarin wordt met veel couleur locale en vol sappige details die hele episode rond de vrouw van Potifar uit de doeken gedaan. De bijbelse versie is aanzienlijk soberder. Nadat hij aan Potifar is verkocht, wordt Jozef geen vrij man, hij blijft een slaaf, maar bereikt in korte tijd de hoogste post in het huis van zijn meester die ten slotte alles aan hem overlaat, behalve ‘het brood dat hij at’. Even snel als zijn opkomst is zijn ondergang. ‘Jozef was mooi van gestalte, mooi om te zien’ (Genesis 39:6). Dit wordt hem fataal. Jozef wekt de begeerte van Potifars vrouw. Zij wordt bloedgeil en beveelt Jozef: ‘Kom bij mij liggen’ (Genesis 39:7). Hij weigert, want hoewel hij het hele huis van Potifar beheert, kent hij zijn grenzen en die overschrijdt hij niet. De vrouw van Potifar is voor hem onaanraakbaar. Dus als zij hem grijpt bij zijn hemd - ‘Kom bij mij liggen!’ - laat hij zijn hemd achter in haar handen en vlucht naar buiten. In haar trots gekrenkt, keert de vrouw het gebeurde om: tot twee keer toe beschuldigt zij Jozef van een poging tot verkrachting. Een vals getuigenis dat lijdt geen twijfel. Maar waarom zou ze Jozef ontzien? Hij is een slaaf, een hebreeër ook nog, een allochtoon dus. En zoals eerder die veelkleurige mantel in bloed gedrenkt, moet nu Jozefs hemd dienen als bewijsstuk. Omdat er geen getuigen waren, heeft Potifar geen andere keus dan Jozef te laten arresteren. Zo belandt Jozef van het ‘huis van Potifar’ in het ‘huis van bewaring’. In de volgende fase van het verhaal zal hij het brengen tot de op een na hoogste positie in het ‘huis van Farao’. En de band met zijn broeders zal worden hersteld. Zinnen op de ondergang van je broeder, je zuster, je naaste; van een volk, het Joodse, zoals wij morgen zullen gedenken. Waar dat geschiedt, wordt de
3
taal ontregeld, gemanipuleerd, verkracht, verkeren de woorden in hun tegendeel, verandert waarheid in leugen. Onkreukbare woorden, waar ben je? Toespraak 2 - De leugen regeert Geeske Hovingh 1. In de rij voor de kassa valt mijn oog op een rek met kranten. De Telegraaf kopt met schreeuwende letters: AANSLAG OP BEATRIX. Bedroefd denk ik aan de vrolijk wapperende vlaggen die ineens overal in Nederland ‘op halfstok’ gingen. Een beeld dat alles zegt en tegelijkertijd niets verklaart. Wat een waanzin, wat een ramp. De vrouw achter me kijkt mee en als ik me omdraai begint er zo’n typisch wat érg hè?-gesprek, u heeft het vast ook al een aantal keren gevoerd deze dagen. Je wisselt uit wat je weet, (sommige veronderstellingen weliswaar nog niet helemaal aan de waarheid getoetst), bespreekt waar je was toen je het hoorde en hoe je oranjetompoes misschien wel bijna van je schoot gleed toen je het live op televisie zag gebeuren. Het zijn dit soort momenten waarop mensen elkaar opzoeken en samen de grote waarom-vraag proberen te doorgronden, de tragedie willen vatten. 2. Als ik heb afgerekend en weg wil lopen, pakt de vrouw mijn arm vast en zegt op gedempte toon: Nou, we mogen blij zijn dat ’t geen moslim was, toch?! Daar moet ik even over nadenken. Ik probeer me de voorpagina van de Telegraaf opnieuw voor te stellen: AANSLAG DOOR ALLOCHTOON OP BEATRIX. Wat was de schade dan geweest? 24 uur per dag verhitte discussies in de media, stille tochten voor de slachtoffers, onderbroken door demonstraties tegen de dader, vrienden-van die dingen zouden roepen als: genoeg is genoeg! En dat vuur door anderen weer gebruikt om moskeeën in de brand te steken, gehoofddoekte meisjes in de tram te bespugen en het woord ‘islamofobie’ een prominente plek te doen bezorgen in de Dikke van Dale. 3. Het geschetste scenario komt u vast niet onbekend voor want op 2 november 2004 was het wél een moslim. De gruwelijke moordaanslag op Theo van Gogh bleek voor velen de druppel die de emmer deed overlopen. Na 11 september was het al gaan broeien, maar nu wisten we het zeker: die moslims kunnen gevaarlijk zijn. Dat was de achtergrond van de opluchting van deze dame in de supermarkt, overigens ook geuit bij de moord op Fortuijn, zoals u zich misschien nog kunt herinneren. We moesten maar blij zijn dat het geen moslim was geweest… 4. Maar als je dat laat bezinken, raak je aan een complexe kip-en-ei-discussie, want wat was er eerst? Terrorisme of de angst daarvoor? En leidde die angst niet tot frustratie en frustratie weer tot haat en haat weer tot…? Hoe het ook zij, de redeneertrant van de dame doorbreekt de negatieve spiraal niet. De gebeurtenissen in het verleden –die op geen enkele manier goed te praten vallen- hebben haar en vele anderen ertoe verleid een oordeel uit te spreken over een hele groep. Dat is niet zo verwonderlijk, maar het leidt algauw tot valse getuigenissen.
4
Zoals de vrouw van Potifar het uiterlijke kenmerk van een achtergelaten hemd gebruikte om haar valse getuigenis kracht bij te zetten, zo oordelen wij maar al te vaak op grond van uiterlijke kenmerken. Die sluier? Ach, dat is toch evident, daar zit een onderdrukte vrouw onder, ze wordt vast en zeker thuis geslagen. Die dikke man bij de bushalte? Hij moet wel dom en asociaal zijn, dat kan niet anders. Wij weten allang wat er gebeurt, u hoeft ons niets meer te vertellen. Sterker nog: we willen liever niet dat u ons iets vertelt, we geven er de voorkeur aan een beetje uit uw buurt te blijven. U kon namelijk onze overzichtelijke werkelijkheid nog wel eens verstoren, dus uw kant van het verhaal interesseert ons niet echt. Zo blijft de ander ongehoord achter, Jozef in zijn cel, velen met hem, gevangen door valse getuigenissen. 5. Het 9e gebod, ‘Jij zult niet liegen over je naaste’ overtreden we sneller dan we denken, want hoe verleidelijk kan het zijn om even bij het kopieerapparaat op kantoor de laatste nieuwtjes over ‘die en die’ door te nemen. Wat een heerlijk gevoel als je niet de enige bent die moeite heeft met die collega die jou soms zo onzeker maakt! Roddelen is Neerlands favoriete hobby, er wordt een heel scala aan tijdschriften aan gewijd. Maar precies dáár zie je hoe iets wat redelijk onschuldig begint, kan escaleren, hoe roddelpraat kwaadsprekerij wordt, hoe mensen willens en wetens in een slecht daglicht geplaatst worden. Voordat je het weet ben je bezig te polariseren, mensen in te delen in het wijkamp en het zij-kamp. En dat is weer koren op de molen van Wilders die daar nog maar eens een keer een film aan gaat wijden om zijn tomeloze haat te kunnen prediken. 6. Over haat sprak Nelson Mandela ooit de woorden: Niemand is geboren met haat voor een ander vanwege zijn huidskleur, zijn achtergrond of zijn religie. Mensen moeten van anderen leren om te haten. Maar als ze kunnen leren om te haten, kunnen ze ook leren om lief te hebben. Liefde is vanzelfsprekender voor het menselijk hart dan het tegenovergestelde. De negatieve spiraal valt alleen maar te doorbreken door ons oordeel uit te stellen totdat we een verhaal van meerdere kanten benaderd hebben. Wat bracht Mohammed B. tot zijn daad? Was hij een doorgedraaide moslimfundamentalist, of speelden misschien zijn mislukte integratie en gebroken familierelaties ook een rol? Het verhaal van hem als mens is onderbelicht gebleven in de over elkaar heen duikelende media. De gevolgen zijn u bekend. Het is maar gissen waarom Karst T. in zijn auto stapte. Het was in ieder geval een gefrustreerd mens, hij kon zijn verhaal op geen andere manier uiten dan in deze wanhoopsdaad. Ieder mens heeft een verhaal. Een verhaal dat het verdient om gehoord te worden. Dat kan frustraties hopelijk in de kiem smoren en weerhoudt ons ervan door gebrek aan informatie ons eigen oordeel te vellen. Luister dus naar elkaar, doe recht, spreek waarheid, laster niet. Jozef ging in de gevangenis niet gebukt onder alle laster die hem was aan gedaan. Hoe haveloos hij er ook bijliep, hij bleef rechtop staan en hield zelf de waarheid hoog in het vaandel. Uiteindelijk levert hem dat, zoals reeds verteld, verzoening met zijn broeders op en een toppositie aan het hof van Farao.
5
Eerlijkheid duurt dus het langst. Laat je niet uit het veld slaan door wat anderen over je zeggen, of door wat anderen jou dwingen te zeggen, en denk soms zélf even na voordat je iets zegt, de werkelijkheid kan anders zijn dan hoe we die in eerste instantie waarnemen. En dan wordt liefde vanzelfsprekender voor het menselijk hart dan het tegenovergestelde. Zo moge het zijn.
6