Tijdschrift voor molenstudie Nr. 13,2000
Themanummer: Oliemolens in Groningen en Drenthe, verslag van de excursie van Nederland en Vlaanderen op 31 mei 1997.
Colofon:
Bestuur T I M S -Nederland Vlaanderen: voorzitter: Wjitteringswei 1 16, Tel. 0566-632089; 8495 JT Fax: 1582343733 privé.
- Yolt
Molinologie verschijnt twee keer per jaar en is de periodieke uitgave van T I M S Vereniging voor Molinologie in Nederland en Vlaanderen. - Lidmaatschap voor Nederland 1 (f 25,-), België (BEF 500,-) per jaar. Het lidmaatschap is voorbehouden aan leden van T I MS. - Abonnement voor Nederland 9,- (f 20,-), België l (BEF 400,-) per jaar. - Losse nummers (indien leverbaar) 6,- (f 13,BEF 250,-) te bestellen door overmaking op Postbank 6104927 t.n.v. Penningmeester T I M S -Nederland, Hondsdraf 17,3738 TB Maartensdijk, onder vermelding van het gewenste, naam en adres.
-
-
Molinologie: Wiard Beek, Fr. Mortelmansstr. 10, 2273 LE Voorburg. Tel: 703863102 Lieven Denewet, Bruggestraat 74, B- 8830 lede. Tel 1203778 Ton Meesters, Zandoogjes 14 SB Breda. Tel: 1 765207869 Stoop, Prins Mauritssingel 67, 3445 XC Woerden. Tel: 1348416589 Weerdsweg 27, 7412 WH Deventer. Tel: 1 570616844
Stoop, Lay-out: Wiard Beek, Coördinator: Summaries: Louis H. Blom, Uw bijdragen voor Molinologie en inhoudelijke reacties te zenden aan: Redactie Molinologie, XC Woerden. Prins De redactie behoudt zich het recht voor stukken te weigeren. Sluitingsdatum kopij Molinologie 14: 1 november 2000. Voorpagina: Rodenvolde, naslag met vier stampers. Frans Rijswijk.)
- Leo van der Drift, secretaris: Groothertoginnelaan
25 1 7 EV Den Haag, Tel. -
1703460885.
Tjerk Oosterhuis, penningmeester: Hondsdraf 1 7, 3738 TB Maartensdijk, Tel. 1346213911.
- Lieven Denewet, lid: Bruggestraat 74, B- 8830
Hooglede, Tel. 1203778. Ton Meesters, lid: Zandoogjes
14 SB Breda,
- Jaap van Driel, lid: Celebesstraat
9715 JH
-
Groningen, Tel.
1505716174.
Leden- en abonnementen-administratie: Nieuwe en mutaties, Tjerk Oosterhuis, Hondsdraf 17, 3738 TB Maartensdijk, Tel. 3462139 1 .
Bankrelatie T I M S-Nederland Vlaanderen: Voor Nederland: Postbank 6104927 t.n.v. Penningmeester T I M S -Nederland, Hondsdraf 1 7, 3738 TB Maartensdijk. Voor Vlaanderen: Bank: ASLK code BEBB) Rek. nr: 001-0189581-22, t.n.v. TIMS c/o 5, 2180 EKEREN Frans Brouwers, (frans. be) Internetpagina TIMS:
http://tims.geo.tudeIft.nl TIMS -
International
Society"
ISSN: 1380-3972
Inhoud: Frans
Oliemolens in Groningen en Drenthe, verslag van de excursie van TIMS - Nederland en Vlaanderen op 3 mei 1997
Redactie
Puzzelstukjes
55
2000 nr. 13
Molinologie
Oliemolens in Groningen en Drenthe Verslag van de excursie van TIMS - Nederland Vlaanderen van 31 mei 1997 Frans Inleiding Op 3 1 mei 1997 vond de jaarlijkse excursie van TIMSNederland plaats. Het thema was ,,Nog bestaande en bedrijfsklare windoliemolens en restanten van voormalige windoliemolens in Drenthe en Groningen". De excursieleiders waren de heren W.O. Bakker te Harkstede en J.D. Medendorp te Zuidlaren. Het onderwerp en de bezochte molens waren dermate boeiend, dat ik daarin inspiratie vond om gegevens te verzamelen en verder uit te werken. Een belangrijke basis vormden de gegevens die de heer Medendorp tijdens de excursie verstrekte. Ton Meesters nam deze gegevens op en werkte de band vervolgens uit. Tijdens een later bezoek verstrekte de heer Medendorp nog uitgebreide gegevens over ,,zijnw molen. De heer Bakker was zo vriendelijk om een uittreksel uit de gegevens van wijlen de heer B. van der Veen Czn over oliemolens in de provincie Groningen beschikbaar te stellen. Met behulp van dit uittreksel konden in het archief van de Vereniging tot behoud van molens in Nederland ,,De Hollandsche Molen" de aantekeningen van Van der Veen snel en efficiënt worden geraadpleegd om zodoende de gegevens van het uittreksel aan te vullen. Van de gelegenheid werd gebruik gemaakt om een soortgelijk overzicht van de provincie Drenthe te vervaardigen. Tevens werd in het archief een aantal interessante afbeeldingen gevonden van oliemolens in Groningen en Drenthe. Een woord van dank aan de medewerkers van de Stichting Molendocumentatie, beheerder van het archief van de Vereniging, voor de genoten gastvrijheid en de bereidwillige medewerking is hier op zijn plaats. Een belangrijke stimulans om tot deze publicatie te komen vormt de vaak zeer beknopte beschrijving in de provinciale molenboeken van de tijdens de excursie bezochte molens. Wellicht vormt de molen te waaraan Molens in Drenthe een aparte beschrijving wijdt een uitzondering. Deze molen is verder door uitgebreid opgemeten en is daarmee in technisch opzicht goed gedocumenteerd. Voor beantwoording van de vraag in hoeverre de in het gebied bewaard gebleven oliemolens en restanten representatief zijn voor het vroegere oliemolenbestand ontbreekt echter een kader. Deze publicatie wil in dat gemis voorzien.
De excursiegangers brachten een bezoek aan: Haren, molen De Hoop. Roderwolde, Woldzigt. Groningen, voorm. molen De Meeuw. Tjamsweer, voorm. molen De Eendragt. Veendam, voorm. molen van Bus. Zuidlaren, molen De Wachter.
Elke molen of elk restant wordt hierna afzonderlijk behandeld. Het mag opvallend worden genoemd dat de provincie Groningen geen complete oliemolens meer binnen de grenzen Dat de bezochte objecten in deze provincie niettemin voor de excursiegangers een belangrijke bijdrage aan de beeldvorming van de bedrijfstak hebben geleverd, moge blijken uit de beschrijving van de verschillende objecten. Alvorens de bezochte molens stuk voor stuk te behandelen wordt eerst kort stilgestaan bij de opkomst van de oliemolens in het bezochte gebied. Ook wordt er, hoewel slechts oppervlakkig, kort ingegaan op enige technische aspecten. Een beschrijving van de werking van een oliemolen is achterwege gelaten, er is genoeg literatuur die in die behoefte kan voorzien. Na de beschrijving van de molens en restanten volgen dan nog de gegevens van Van der Veen over de oliemolens in Groningen en Drenthe. Van een echt excursieverslag in de TIMS-traditie is hier geen sprake, zoveel mag inmiddels wel duidelijk zijn. Veeleer is de excursie als uitgangspunt genomen om naar eigen inzicht en interesse zaken te onderzoeken en uit te diepen. Niettemin hoop en verwacht ik dat de cursiegangers veel van het tijdens de excursie gebodene hierin terug zullen vinden, en dat ook voor andere geïnteresseerden een boeiend geheel is ontstaan. Publicatie in de vorm van een themanummer van Molinologie in plaats van in de vorm van een excursieverslag spreekt mij, als oud-redactielid van dit blad, dan ook wel aan. Het is helaas, bij gebrek aan alternatieven, noodzakelijk gebleken afbeeldingen op te nemen die al eerder gepubliceerd zijn. Daar, waar het voor het betoog nodig was, heb ik gemeend dat doublures te rechtvaardigen zijn. De opkomst van oliemolens in Groningen en Drenthe In zijn inleiding op de excursie meldde de heer W.O. Bakker: ,,Het aantal oliemolens dat ooit in Groningen gestaan is ongeveer vijfenzestig. Van der Veen schreef plusminus maar die heeft ze schijnbaar nooit opgeteld, want hij heeft ze zelf geïnventariseerd. Er was een aantal, voor Groninger begrippen, vrij grote molens". In de literatuur is geen overzicht terug te vinden van de Groninger oliemolens, reden om met hulp van de heer Bakker de gegevens van Van der Veen hierna op te nemen en te gebruiken voor een korte analyse. Voor het Groninger kleigebied is de opkomst van de olieslagerij vrij gedetailleerd beschreven door Vanouds waren er nauwelijks oliemolens op het Groninger platteland. Alleen een oliemolen te Appingedam dateerde van vóór 1770 (volgens Van der Veen dateerde
Molinologie
Afb. 1. De heer J.D. Medendorp geeft uitleg tijdens de excursie. (Foto Ton Meesters, Breda.)
deze molen uit 1763). In de stad Groningen stamde de eerste oliemolen van 1736, de tweede van 1770 en de derde van 177 baseerde zich bij deze uitspraak echter op een artikel dat Van der Veen in 1931 publiceerde in de Groninger Volksalmanak. In het Groninger uit 1981 maakt Van der Veen melding van stichting van een oliemolen in de stad aan het in 1679'. In het overzicht zijn meer gegevens over deze molen terug te vinden. In de kleigebieden werden pas vanaf het begin van de Franse tijd oliemolens gesticht. Dit vond zijn oorsprong in de snelle toename in deze periode van de verbouw van koolzaad, hetgeen weer samenhing met de invoering van een agrarische innovatie, de zogenaamde teelt. In Ostfriesland startte deze ontwikkeling eerder (tweede helft achttiende eeuw) en verliep geleidelijker. veronderstelt dat bij de toenemende verbouw en olieslagerij mogelijk ook de stijgende vraag naar olie voor verlichting ter vervanging van kaarsen een rol speelde. Hij geeft elders in zijn artikel echter nog een belangrijke factor, die hij bij het bespreken van de oliemolens niet meer met zoveel woorden noemt. De verschuiving van grondgebruik in het boerenbedrijf van grasland naar akkerland leidde tevens tot een toenemende behoefte aan veevoer, om de veestapel in verband met de mestvoorziening in stand te houden. De afzetmogelijkheden voor koeken werden dus door regionale
2000 nr. 13
rijen in deze periode. Hij noemt het Continentaal stelsel als voornaamste belemmerende factor. Contemporaine bronnen die hij aanhaalt, geven aan dat behalve de waartoe mogelijk bouw van molens ,,buiten 's ook Groningen en Friesland gerekend moeten worden, de stagnatie van de aanvoer van koolzaad vanuit voorm. Staats-Vlaanderen een voorname factor was. Ook de concurrentie van olieslagers in Brabant en Vlaanderen, die het zaad veel voordeliger konden inkopen, wordt als belangrijke factor De Groninger olie exporteerde men onder meer naar het nabije Duitse gebied: Bremen, Hamburg, Hannover en Ostfriesland. De raap- en lijnkoeken konden gemakkelijk in de omgeving worden afgezet. In 1829 was de export volgens inmiddels geheel weggevallen en bepaalden de Groninger olieslagerijen zich tot de Nederlandse markt. Een toenemende vraag naar veekoeken in het eigen gebied kan mogelijk de Groninger olieslagerij een gezonde basis hebben verschaft. Uit de nijverheidsenquetes van 16 en 19 blijkt dat veel olieslagersknechten slechts 9 maanden per jaar werk hadden. De oliemolens draaiden vermoedelijk van augustus tot mei, zoals dat ook in Friesland gebruikelijk was'. In 1816 klaagden oliemolenaars in Middelstum (naar schrijft het belangrijkste centrum op de klei met vijf olieslagerijen; voor zover uit de gegevens van Van der Veen is op te maken waren er in 1816 twee oliemolens in Middelstum, terwijl er in totaal vier worden beschreven) dat het bedrijf steeds minder voordelig was
Molinologie als gevolg van opkomende concurrentie door het stichten van oliemolens in de afzetgebieden. Inderdaad stagneerde de snelle toename van het aantal molens: in de 30 jaar na 18 10 nam het aantal slechts toe van 12 naar 18 (hetgeen niettemin een groei van 50% inhoudt). Door lage prijzen nam de verbouw van koolzaad af vanaf het midden van de jaren twintig. De capaciteit van alle Groninger oliemolens samen overtrof hierdoor in de periode 1825-1835 bijna de Groninger aan koolzaad. De vraag naar olie was gering en de buitenlandse export kwam tot stilstand. Na 1835 nam de arbeidsintensieve verbouw van dit gewas weer toe. Dit hield verband met hogere prijzen maar tevens met lagere reële lonen. Gezien de overcapaciteit had in eerste instantie geen uitbreiding van het aantal molens plaats. Wel maakten olieslagerijen een hernieuwde bloei door. Olieslagers voerden lijnzaad in van buiten de provincie om de molens draaiende te houden. De provinciale productie van het belangrijkere koolzaad overtrof echter steeds de capaciteit van de plaatselijke oiiemolens. Pas vanaf 1850 neemt het aantal oliemolens in het kleigebied dan weer duidelijk toe. Opvallend genoeg wordt er zelfs nog melding gemaakt van de bouw van molens, die we in het overzicht van Van der Veen helemaal niet aantreffen. Dat ze er wel geweest zijn bewijst een interieurfoto van een rosoliemolen in Groningen, die in de molen te Roderwolde hangt. signaleert tegelijkertijd met deze opleving in de Groninger bouw een versnelde afname van het aantal Zaanse oliemolens. Opnieuw past naar mijn mening een nadere bezinning. Het is de vraag in hoeverre deze versnelde afname in de Zaanstreek mede veroorzaakt is door de opkomst van de stoomoliefabrieken. Deze ontwikkeling kwam in 185 1 op gang met van oliemolen ,,De Liefde" te Wormerveer. De molens verloren weliswaar het pleit, maar de bedrijfstak had blijkbaar voldoende toekomst om in nieuwe technieken te investeren. Als we ons blikveld verruimen tot heel Groningen en Drenthe dan lijkt het erop dat de ontwikkelingen analoog zijn geweest. Ook in de laatste provincie werden oliemolens bijgebouwd in deze periode. Volgens gegevens uit nijverheidsenquêtes steeg het aantal olieslagerijen in Drenthe van 3 in 1819 tot 9 in Daarbij kan worden opgemerkt dat de molens van Zuidlaren en Roderwolde - resp. uit 185 1 en 1852 - de indruk wekken dat het een welvarende bedrijfstak betrof. Opvallend is dat in veel molens een gecombineerd bedrijf werd uitgeoefend, hetgeen in de bezochte molens nog k waarneembaar is. Al vroeg heeft de stoommachine haar entree gemaakt in de oliemolens. Opvallend genoeg werd volgens Van der Veen de oudste Groninger oliemolen al in 1837 of 1838 door een stoombedrijf vervangen. Het lijkt erop dat dit bedrijf daarmee voor een tweede maal het voortouw nam! In de Zaanstreek werd pas vanaf 185 1 stoom ingezet bij de olieproductie.
2000 nr. 13
Afb. 2. De heer W.O. Bakker, gefotografeerd bij de presentatie van het boek ,,De Standerdmolen". Over de oliemolens in Groningen hield hij een boeiende inleiding. (Foto H. 18 november 1994.)
Alle bezochte objecten dragen nog, in meer of mindere met uitzondering van mate, sporen van de molen te Groningen, die tot aan het eind van zijn bestaan uitsluitend van de wind gebruik maakte. Dat in de molen te Zuidlaren een aantal stoommachines staat opgesteld heeft overigens niet direct met de oorspronkelijke bedrijfsvoering van doen, maar dient een museaal doel. Het lijkt erop, dat op deze naar huidige maatstaven bescheiden schaal de olieslagerij zich toch nog relatief lang heeft heeft kunnen handhaven. Over het verwerken van allerlei restproducten, waarmee de Zaanse oliemolens hun bestaan wisten te rekken, zijn mij geen voorbeelden bekend. Uit hetgeen de heer Medendorp vertelde over de bedrijfsvoering op molen De Wachter is hierover evenmin iets naar voren gekomen. De heer J.S. Bakker concludeerde dat de in het noorden het langer uithielden met hun kleinschalige bedrijfsvoering dan de De molens van Zuidlaren en Rodenvolde hebben het bedrijf het langst uitgeoefend, waarbij de ,,traditiev het uiteindelijk heeft gewonnen van de ,,vooruitgangw. De molen van laren, die in de loop van de twintigste eeuw een aantal ingrijpende moderniseringen onderging waarbij het windmolenbedrijf uiteindelijk geheel op de achtergrond raakte, staakte de olieproductie rond 1930. Woldzigt,
Molinologie
2000 nr. 13
Afb. 3. Doorsnedetekeningvan de hand van Chr. van der Veen van de in 1909 verdwenen koren- en oliemolen van Mensingeweer. Zoals bij veel noordelijke oliemolens was er sprake van een gecombineerd Het achtkant is geplaatst op een vierkante voet, hetgeen in het noorden vaak voorkwam. De zijn asymmetrisch ter van de voet van de molen geplaatst. De inrichting van de olieslagerij komt overeen met die van molens in de Zaanstreek. Het de enige technische documentatie van een Groninger oliemolen. Doorsnede van het achtkant, haaks op voor- en naslag, en plattegrond: boven het voorslagsblok met twee stampers en onder het met vier stampers.
wel van hulpaandrijving voorzien maar nimmer pend gemoderniseerd, wist het olieslaan op traditionele wijze nog voort te zetten tot dit in de oorlogsjaren door de bezetter onmogelijk werd gemaakt. Hoe vraag en aanbod van grondstoffen en producten bij beschreven. Voor elkaar kwamen, is niet door
wat betreft het aanbod aan grondstoffen vond ik wat gegevens in het tijdschrift Het Noorderland, een uitgave uit de oorlogsjaren van de Stichting Mijn aanvankelijke enthousiasme over de aangetroffen matie werd van bevriende zijde getemperd toen ik de naam van een bekend molenpublicist noemde, die als
Molinologie
2000 nr. 13 verbouw van koolzaad ten behoeve van de oorlogsinspanningen van de bezetter te propageren. Een artikel uit dit tijdschrift over de verbouw van koolzaad op het Groninger land meldt hoe het zaad werd verkocht: ,,Het was dan ook bijna een vaste regel dat een Oldambster kleiboer ... naar de Stad ging als zijn aan de markt was op de Beurs aan de Vismarkt om zoo gauw mogelijk op de hoogte te zijn van den door zijn combedongen prijs. 's Maandagsavonds was de lading koolzaad in de Stad aangekomen door de wekelijksche 'snikke' (beurtschip) langs het Winschoterdiep.. .. De schipper bracht een monster naar den stadschen commissionnair om de lading op zijn vast tafeltje op de beurs op Dinsdag te koop aan te bieden en om des Donderdags de koopsom naar den koolzaadverbouwer te zenden"". Of deze wijze van verhandelen vanouds gebruikelijk was komt in het artikel overigens niet ter sprake. Gezien het grote aantal oliemolens in het gebied en het feit dat er ook werd geëxporteerd ligt het voor de hand te veronderstellen dat de handel in olie en koeken eveneens via de beurs verliep, doch nadere gegevens ontbreken helaas. Van de Zaanse molens is bekend dat de patroons de Amsterdamse beurs bezochten en dat er ook wel rechtstreeks met kooplieden werd gehandeld.
LA- /*""
v
,
.
-J',
J .
,,a
Y,
."r
P>
z.
.w
Afb. 4 . Doorsnedetekening van Chr. van der Veen van de koren- en oliemolen te Mensingeweer. Doorsnede met links de voorslag en rechts de naslag.
secretaris van deze stichting stond vermeld. Nader onderzoek leerde dat de waarschuwende woorden alleszins gerechtvaardigd waren: genoemde stichting komt de liquivoor op een lijst aangaande ,,het beheer datie van ... bezetterscreaties en landverraderlij ke organisaties .. ."l0. De secretaris van de stichting aanvaardde de uitnodiging om lid de worden van de bij verordening van Seyss-Inquart in november 1941 ingestelde Kultuurraad en bracht het zo tot een voetnoot in de officiële geschiedschrijving". Een bron derhalve die voorzichtig gebruikt dient te worden: blijkbaar moest de volkskunde dienen als instrument om onder andere de
De techniek van de oliemolens in het noorden Van de oliemolens in het noorden is geen technische beschrijving voorhanden zoals we die van de Zaanse molens kennen. Slechts één molen - namelijk die te Roderwolde; de inrichting van de molen te Zuidlaren betreft een reconstructie - bleef compleet met inrichting bewaard. Voor technische gegevens zijn we hierop aangewezen, voor het overige zijn er slechts wat foto's en een enkele tekening. Bij het ontbreken van specifieke deskundigheid op oliemolengebied kunnen slechts wat algemene opmerkingen worden gemaakt. Hoewel de excursie zich beperkte tot objecten in de provincies Groningen en Drenthe, zal omwille van de beschikbaarheid van afbeeldingen voor deze technische beschrijving ook een aantal Friese molens ten tonele worden gevoerd. Als we naar het uitwendige van de molens kijken, waren er naast de als oliemolen gestichte molens met hun imposante bijgebouwen, ook bestaande korenmolens die in een later stadium van een kenmerkende aanbouw ten behoeve van de olieslagerij werden voorzien. waren Naast de grote molens van het type er ook molens van meer bescheiden uitvoering. Zo maakt Van der Veen melding van een spinnekopoliemolen met 52 voet vlucht m) te Mensingeweer, verbrand in 1836, en een grondzeiler te pel- en roggemolen. In Sellingen, ingericht als Drenthe treffen we ook grondzeiler-oliemolens aan te Maten (verdwenen 1854) en twee te Oosterhesselen. Eén van deze molens ging naar en werd daar als beltkorenmolen herbouwd. Als voorbeeld van de grote oliemolens kunnen gelden de molens te Roderwolde en Zuidlaren, waarbij nog
Molinologie
Afb. 5. De in gebouwde oliemolen van Niezijl, die in I899 naar verhuisde als korenmolen. Achtkante, geheel met hout gedekte molen op vierkante houten onderbouw. De aangebouwde houten pakhuizen zijn van stenen gevels voorzien, die echter niet zoals bij de molen van op bewoning lijken te duiden. ,,De Molen", Amsterdam.)
opgemerkt moet worden dat bij deze molens, evenals bij de vroegere oliemolens te Niezijl en te weer, de molen centraal tussen de min of meer symmetrische aanbouwen was geplaatst, een bouwwijze die ook bij de molens van Zwolle en Rijssen werd toegepast, maar in de Zaanstreek en elders minder voorkwam. Ook molens met één schuur tegen de molen aangebouwd, zoals de bezochte molen van Tjamsweer, kwamen veelvuldig voor. Als voorbeeld van molens met een bijgebouwde olieslagerij kunnen gelden de molens van Haren en (Friesland). In ieder geval was in de molen van Haren de olieslagerij geplaatst in de molen zelf en betrof de aanbouw een latere uitbreiding. Ook de zeskante in een aanbouw. molen van Zandeweer had de Of het zeskant van deze molen, dat nu te Niebert staat, Afb.6. De molen te Haren met links vooraan de aanbouw waarin voorheen de olieslagerij zich afspeelde en rechts achter de molen het machinehuis van de vroegere stoommachine. (Foto Ton Meesters, Breda, 1997.)
2000 nr. 13
Molinologie roetsporen draagt, zoals je dat van een oliemolen zou verwachten, is mij niet bekend, maar gezien de aanwezigheid van de aanbouw mogelijk ook niet het geval! Was het bij deze korenmolens nog vrij eenvoudig om bij te plaatsen - de koningspil kon met beeen hulp van een koppeling worden verlengd om de lager aan te drijven - er komen op de lijst gelegen ook enige houtzaagmolens voor die later van een olieslagwerk werden voorzien. Bij deze molens kon de spil niet worden verlengd omdat deze dan de krukas zou kruisen. Een tussendrijfwerk vanaf een spoorwiel op de koningspil lijkt dan de meest voor de hand liggende oplossing, zoals we die ook kennen van de combinatie zaagmolen-korenmolen.Ook bij deze zaagmolens was noodzakelijk, daar in de een aanbouw voor het molen zelf geen ruimte was. Een intrigerende oude foto die W.O. Bakker opnam van de zaagmolen te in Molens in Groningen in oude ansichten, kreeg een nieuwe betekenis door de vondst in de gegevens van Van der Veen dat de molen in 1821 van een was voorzien. Was de aanbouw vanuit de functie niet te verklaren, met de aanwezigheid van een in deze molen was de functie volslagen duide-
2000 nr. 13 lijk. Een in het oog springend verschil met de Zaanse molens vormt de sterke voorkeur voor een vierkante onderbouw. De uitvoering kon in hout zijn, zoals bij het restant te Tjamsweer en de voorm. oliemolen van die nu als korenmolen in Grijpskerk staat. De afmetingen van de onderbouw van laatstgenoemdemolen zijn werkelijk indrukwekkend. De stenen onderbouw, zoals bij de molens van Zuidlaren, Rodenvolde en het restant te Groningen wordt gevonden, kwam in de Zaanstreek in het geheel niet voor. Ongetwijfeld houdt dit mede verband met het verschil in bodemgesteldheid en het aanbod aan baksteen in het Groningse. De molen van Roderwolde vormt een bouwkundig hoogtepunt op dit gebied. Ook elders in het land kwamen wel oliemolens met een stenen onderbouw voor. Dat de toepassing van steen ook nadelen kent, heeft men inmiddels in Roderwolde echter ook ondervonden. De gemetselde overgangen van vierkant naar achtkant moesten inmiddels afgedekt worden omdat het metselwerk te veel doorslaat. De gegevens van Van der Veen bevatten gelukkig ook enige informatie over de inrichting van de molens. Zo
Afb. 7. De uit daterende koren- en oliemolen van De te Molen en aanbouw wekken niet de indruk tegelijkertijd te zijn opgericht; vermoedelijk werd de olieslagerij later (maar al kort na de bouw?) toegevoegd. De molen werd in 1939 afgebroken. Frans Rijswijk.)
Molinologie
2000 nr. 13
Afb. 8. Zaagmolen te Winsum uit I81 I , met naast de molen de in 1821 bijgebouwde olieslagerij. De molen verdween in 1895. ,,DeHollandsche Molen", Amsterdam.)
.*'.
vermeldt hij in een aantal gevallen ook de aantallen stampers en heien. Daaruit blijkt dat er ook enkelwerks oliemolens voorkwamen. Eén van de molens van Bedum wordt als oliemolen aangeduid. De molens van Houwerzijl, de spinnekop van weer en de zaag- en oliemolen van Uithuizen hadden blijkens deze gegevens slechts twee heien en waren dus ook Van de grondzeiler-oliemolen van Sellingen meldt hij dat de molen olieslagwerk bevatte. Het kan bijna niet anders dan een molen zijn geweest, mede gezien de overige bedrijven die met de molen werden uitgeoefend. Naast de of enkele oliemolens en de dubbele waren er ook nog molens, die naar het zich laat aanzien, waren uitgerust met een extra naslag. Ook verschillende Zaanse molens hadden zo'n extra naslag, die daar oorspronkelijk diende voor het produceren van gen olie. Zowel bij een oliemolen te Middelstum als bij de tijdens de excursie bezochte molen van Tjamsweer wordt tweemaal een naslag genoemd, waarbij één lade de toevoeging krijgt ,,met twee spaken". Dit rechtvaardigt het vermoeden dat ook hier koudgeslagen olie werd geproduceerd, waarbij de hei langzamer moet werken om de olie de tijd te geven te ontwijken. Normaal wordt de naslagshei door drie spaken gelicht. Verder is bekend dat de molen te Zuidlaren een extra Afb. 9. De vroegere oliemolen van Niezijl heeft als korenmolen te de vierkante onderbouw bij overplaatsing behouden en kreeg ook nog een stenen voet, hetgeen de toch al imposante molen nog groter maakt. Hollandsche Molen",.Amsterdam.)
Molinologie Afb. 10. Rogge-, pel- en oliemolen te Sellingen, bouwd in 1802 en uit De molen in 1915 of 1917. (Reproductie van een tekening van Bueninck, ,,De Hollandsche Molen", Amsterdam.) naslag kreeg, afkomstig uit ,,De Oude Held" te Groningen. Later verhuisde deze naar Roderwolde en staat daar nog steeds opgesteld. Onder de beschrijving van Rodenvolde wordt hier nog nader op ingegaan. We zien dus dat grotere en kleinere oliemolens naast elkaar voorkwamen. geeft nog een gemiddelde productie van acht Groninger oliemolens in 1833: 2.109 hl kool- en lijnzaad levert hl Na enig remeen ik 2.109 hl zaad gelijk te moeten stellen aan 63 De bijbehorende opbrengst aan olie zou tussen de 38.000 kg (voor lijnzaad) en 57.000 kg (voor koolzaad) moeten zijn: hl olie komt omgerekend neer op 51.500 De verwerkte hoeveelheid zaad steekt mager af tegen de 140 last die een Zaanse molen in dagproductie verwerkte, maar het is natuurlijk de Afb. 11. Een blik in het inwendige van de oliemolen te Makkum. Links Het Fortuin uit Zee van naast de stijl is nog net de pletterij zichtbaar. De kantstenen zijn voorzien van transportsystemen voor en van zaad en meel. Links van de kantsteen is het waterbakje met uitloop zichtbaar (reproductie van oude foto, Frans Rijswijk).
2000 nr. 13
Molinologie
2000 nr. 13
Afb. 12. De Steenbok of Molen aan het Boterdiep te Groningen, een stenen olie- en pelmolen gebouwd omstreeks 1770 en afgebroken in 1917. Frans Rijswijk.)
Afb. 13. Koppeling in de spil van de olie- en pelmolen te Rijssen. Onder het zijn op de spil twee houten ramen aangebracht; één op de boven- en één op de onderspil. Met houten sleutels worden de beide ramen gekoppeld. Het hier geen deel uit van de koppeling. (Foto Frans Rijswijk 8-9-1983.)
Molinologie vraag op wat voor molens het gemelde gemiddelde betrekking had. Het lijkt er op dat de inrichting van het olieslagwerk geen wezenlijke verschillen vertoonde ten opzichte van de Zaanse molens. Boorsma noemt de schuifring van het een mogelijke Groninger vinding, die ook in de Zaanstreek vrij algemeen navolging kreegt6. Opvallend is verder het waterbakje met aftapkraan om water aan het zaad onder de stenen toe te voegen, aanwezig in Woldzigt en De Wachter, maar ook in de oliemolen van Kingma te Makkum. Op de Zaanse molens geschiedde het toevoegen van water vanuit een koperen bakje op de koningstrijker, dat als een vergiet van vele gaatjes was voorzien. Draaiendeweg werd hierin met een eveneens koperen maatlepel een aantal malen water geschept". Meest spectaculair was natuurlijk de koppeling in de koningspil, die gevonden werd in een aantal oliemolens die een gecombineerd bedrijf uitoefenden. Restanten zijn terug te vinden in de molen te Haren. Ook olie- en te Groningen had, naar ik verpelmolen ,,De moed, een koppeling om het later aangebrachte oliewerk aan te drijven. In de molen van Zuidlaren zitten nog de sporen van een bril, maar een koppeling heeft deze molen waarschijnlijk niet gehad. Een complete functionerende koppeling is nog te vinden in de Pelmolen te Rijssen, een gecombineerde olie- en pelmolen. Aan een beschrijving van M.W. Heslinga, eveneens gevonden in het foute tijdschrift Het Noorderland, ontlenen we nog een paar typische benamingen, die hij optekende uit de mond van Jan Faber, molenaar van en voor en roerijzer; en ning" voor krans, overwerker en Een bijzondere molen in het Groninger land tenslotte was de verwateroliemolen behorend bij het klooster Ter k gesticht in 1466 en omstreeks 1830 reeds verdwenen of buiten In een tijd dat het met de Groninger oliemolens zeker niet slecht ging kon deze molen zich toch niet handhaven. Oorzaken hiervoor zijn echter zonder nader onderzoek niet aan te geven. De bezochte molens Haren - Molen De Hoop. De stenen molen was in het Noorden niet het gangbare molentype; dat was het achtkant. Hoewel afwijkend qua type is in deze ronde stenen molen de bouwwijze van een houten achtkante molen nadrukkelijk gevolgd, met acht beren in het metselwerk ter plaatse van de stijlen in een achtkante molen. Ook de bintlagen zijn uitgevoerd van een achtkante molen, waarbij de als echter achterwege zijn gelaten. Op de der bevinden zich ingemetselde houten stijlen met daarop waartussen een boventafelement. Tussen deze stijlen zijn zelfs kruisen aangebracht! Het betreft zeker niet de enige stenen oliemolen in het Noorden; zo stond bij de stad Groningen de olie- en pelmolen ,,De
2000 nr. 13 of Molen", gebouwd in 1770 en afgebroken in 1917. Ook de nog bestaande molen van is een stenen molen, die in 1855 als koren- en oliemolen zou zijn gebouwd, volgens andere berichten echter als koren- en pelmolen; later waren er ook nog een zaaginrichting en een kleine oliemolen in Ook in Leeuwarden stond een ronde stenen oliemolen, ,,De Eendracht" genaamd, die in 1776 als pelmolen was gebouwd2'. De inrichting van de molen is een aantal malen gewijzigd, onder andere in verband met de plaatsing van een inmiddels alweer lang verdwenen stoommachine. Oorspronkelijk liep de koningspil door; direct onder het spoorwiel was een koppeling aangebracht, zoals die nog in de molen van Rijssen aanwezig is. In de bintlaag waarop nu de draagbalk rust, zitten nog de kepen waarin voorheen de bril van de onderspil rustte, en in de kruisarmen van het spoorwiel bevinden zich sleufgaten van de sleutels van deze koppeling. Onder in de molen staat thans een stuk spil met daarop een tweede wiel. Het geheel dient ter aandrijving van een maalstoel. Onder dit tweede spoorwiel zit nog een raamwerk; in de afgezaagde einden zijn nog de resten zichtbaar van sleufgaten. resteert nog een deel van de Van het in de aanbouw. Deze liep door een opening in de romp de molen in. Deze opening is bij de restauratie van het metselwerk dichtgemaakt in verband met de slechte zou eveneens nog aanstaat. Een deel van de wezig zijn maar was helaas aan het zicht van de siegangers onttrokken. Verder is er nog een tweetal onder de eerste zolder van hergebruikte de molen en een stuk van de ree, of mogelijk de stut. Ik meende onder de de resten van een pelzolder te herkennen. De molen zou echter naar overlevering nimmer met een zijn uitgerust. De heer Medendorp wist veel te vertellen over de geschiedenis van deze molen: ,,In het begin van 1800 verrees een cichorijmolen in Hemmen, een gehucht in Haren. Hij bestond al in 1820. cichorijfabrikeur te Hemmen en In 1823 was Jan diens vader Jans was de eigenaar. Toen de cichorijhandel wat minder werd na de tijd van kreeg toestemming van GS om een in een korenmolen te veranderen. Het ging echter nog niet goed en daarom kreeg hij permissie om het bedrijf naar de kom van Haren te verplaatsen. Dat is waar nu deze molen staat. Er kwam een grote stenen stellingmolen. De molen is waarschijnlijk in 1839 gebouwd. Op 1 augustus 1839 werd vergunning tot herbouw in de kom der gemeente Haren verleend". In een verzoek in om een 1845 diende J. werk in de molen te doen, en dat is ook toegestaan. Het was dus nu een koren- en oliemolen. In 1859 werd een stoommachine aangeschaft van 10 PK, de machinekamer zit er nog achter, nu gerestaureerd. Daar zat altijd nog een waterpomp, voor het koelwater van de ketel. En een paar jaar geleden heb ik van de familie
Molinologie
Afb. 14. Haren, op de wind die de was doet drogen, draait de molen zijn gang. De schoorsteen van de stoommachine staat nog overeind. Lang vervlogen tijden. ,,De Hollandsche Molen", Amsterdam; foto geschonken door F. Rotterdam.)
Molinologie
2000 nr. 13
Afb. 15. Op de kapzolder van de molen te Haren: stijlen, veldkruisen en blokkelen in een ronde stenen molen. (Foto Frans Rijswijk 15-9-1999.)
Afb. 16. Haren, links en rechts van de draagbalk van de spil zijn nog de kepen zichtbaar van de vroegere bril voor de onderspil. Toen de onderspil verviel werd er een draagbalk geplaatst en de bril (Foto Frans Rijswijk 15-9-1999).
Molinologie
Afb.17. Haren, in de kruisarmen van het spoorwiel zitten nog de ling. (Foto Ton Meesters, Breda, 3 997.)
2000 nr. 13
ten behoeve van de vroegere koppe-
18. Haren, onder het spoorwiel van de zit een extra raamwerk dat te dienen om het op de te dunne spil te bevestigen. In de afgezaagde einden tekenen zich sporen af van verticale sleufgaten. Is dit de vroegere koppeling van de onderspil? Het was niet mogelijk maten te vergelijken met de sleufgaten in de kruisarmen van het spoorwiel. (Foto Frans Rijswijk 15-9-1999.)
Molinologie
2000 nr. 13
Afb. 19. Haren, de aanbouw voor de uitbreiding van de olieslagerij. De halve steen rechts is geen kantsteen, maar een gewone loper. Ligt achter de kar het vroegere blok waar Medendorp over sprak? De is nog geteerd. (Foto W.O. Bakker, Harkstede, juni 1962, ,,De Hollandsche Molen", Amsterdam.)
die pomp gekregen en die zit nu bij ons in Zuidlaren ook weer aan de stoommachine als voedingspomp. Dat is dus een pomp die bijna 140 jaar oud is. In 1870 kwam er een tweede locomobiel van 18 PK. Rond 1860 had A. Pieters, nog steeds dezelfde familie, de zaak overgenomen. Hij bleef eigenaar tot in 1900. In 1880 werkten er vier mensen in de molen. In 1903 is de olieslagerij weer uitgebreid met een oliewerk. Er is toen een uitbouw aangekomen aan de zuidkant en de werd verlengd, en dat stuk ligt er nog. En onder het afdak lag er verder ook nog een grote balk waar de vier stamperpotten in gezeten hebben. Sedert 19 17 was P. Ekkelkamp eigenaar tot zijn overlijden in 1956, daarna de erven P. Ekkelkamp. In de twintiger eruit gesloopt. In 1929 werd er jaren is het door molenmaker Dijk uit Leek een paar gebruikte roeden in gestoken met zelfzwichting. En die kleppen van de zelfzwichting waren afkomstig van de Onnerpolder kreeg met zeilwieken. In 1960 is die toen nog een nieuwe gebruikte roede uit Scheemda in de molen gestoken. In 1971 is er nieuw herstel begonnen en de molen is geopend in oktober 1975; de totale kosten waren f 263.000,-. Deze molen heeft dus eigenlijk een typische overbrenging gehad. Toen de oliemolen er in kwam, is er een koningspil onder de bestaande spil gezet. Daar stond de bovenste koningspil met de pot boven op. De bovenste
koningspil kon als het ware draaien op de onderste konDe onderste spil was van onderen in een pot gelagerd, en van boven, een meter van de bovenkant, zaten er schenen in. Bovenaan de onderspil zat een groot vierkant. En op de bovenste koningspil zat een dat de stenen aandreef. Als nu het groot mee moest draaien, dan werden er sleutels gestoken in de armen van het spoonviel, en die gingen dan ook door het vierkant op de onderspil. Die gaten zitten nog in het spoorwiel, en die kunnen we dus nu nog zien. En dan verder van de olieslagerij is er nog de pletterij. Die staat dan nog altijd verdwaald vast op een zolder. Nu, ik denk niet dat er verder nog iets van over is van die oliemolen. Die is dus nog duidelijk te zien. Toen zijn er vier stampers bij gekomen en ook nog een naslagwerk. En onder de molen kun je nog precies zien waar de kollergang gedraaid heeft. Er zijn kepen in de balken en daar moest men onderdoor, want de eerste zolder is vrij laag. Vanaf de twintiger jaren is de ruimte gebruikt als opslagruimte".
Rodenvolde - Woldzigt. Op weg naar Rodenvolde werd de molen van Peize gepasseerd. Hoewel hier niet werd gestopt, heeft ook deze molen een Op de plek van de tegenwoordige molen stond eerder ook al een molen, nl. een achtkante bovenkruier, een koren- en oliemolen van
Molinologie
2000 nr. 13
Afb. 20. Haren, bijna aan het zicht onttrokken ligt o p de zolder in de aanbouw nog een deel van de wentelas. (Foto Frans Rijswijk 15-9-1999.)
2 l . Haren, op zolder in de aanbouw. De opening in de genomen. (Foto Ton Meesters, Breda 3 1-5-1997.)
16
is dichtgezet. De spaken zijn uit de as
2000 nr. 13
Molinologie
22. Haren, een voormalige blokstut? In de heide kepen waren dan de ree S bevestigd, waartussen heien en stampers waren opgesloten. (Foto Frans Rijswijk 15-9-1999.)
Afb. 23. Haren, twee kepen in zolderbint duiden nog de plaats aan waar ooit de kantstenen rondgingen. (Foto Ton Meesters. Breda 3 1-5-1997.) 17
Molinologie
Afb. 24. Molen de Hoop te Huren. De linker aanbouw is het vroegere machinehuis van de stoommachine. Frans Rijswijk.) (Ansichtkaart Staal, die zou zijn afgebrand op 7 januari 188 De molen werd herbouwd met de oude oliemolen van uit Enumatil in ongeveer 1900 door molenmaker C. Volgens Molens in Drenthe (p. ) werd de molen echter in 1893 herbouwd, wellicht brandde de voorganger af in 189 1 in plaats van 1881 ? De molen stond tot 1890 in Enumatil, ten noordwesten van de brug aan de westzijde van het Hoendiep. Het bezoek aan de molen van Roderwolde werd door de deelnemers aan de excursie ervaren als het hoogtepunt van de dag. Hoewel er bepaald geen molenwind stond, was de olieslagerij, aangedreven door een electromotor, volop in werking. De geluiden en geuren van de olieslagerij riepen een sfeer op die herinnerde aan het vroegere bedrijf. De molen werd in 1852 gebouwd en als oliemolen ingericht door molenmaker Jan van der Heide uit Leek, in en Aukema. opdracht van twee zwagers, jaar later volgde plaatsing van de maalstenen. Tot 1902 werd de molen door de familie geëxploiteerd, toen volgde openbare verkoping. Koper werd Jan Rietema uit Leens, die de molen in 1919 verkocht en naar weer vertrok. werd toen eigendom van de Coöperatieve olieslagerij en korenmalerij Woldzigt G.A. Bedrijfsleider werd Jan Faber, de meesterknecht
2000 nr. 13
Afb. 25. Roderwolde, molen Woldzigt in vol bedrijf: Links de schoorsteen van de stoommachine. Het in een gevlucht is hier nog uitgerust met bijzondere uitvoering. De in de lengterichting geplaatste kleppen op de einden maken geen deel uit van de zelfiwichting, maar zijn steekborden die na gedane noemt als arbeid werden uitgenomen. kleurstelling van het gevlucht: de roeden zwart, borden groen en de kleppen aluminiumverf: geel, Achter de borden was een houten stroomlijn aangebracht. (Ansichtkaart, Frans Rijswijk.) van Jan Rietema, die sinds 1912 in dienst was. Jan Faber ging op elfjarige leeftijd werken op de zeskante pel- en korenmolen van C. Ausema Pzn. in Zandeweer, Gemeente Kantens. Op 1 september 1887 kwam hij op de molen. Als onderknecht genoot hij daar een loon van 3 gulden per week, ongeveer 3% cent per uur, met werktijden van 5 uur 's ochtends tot 8 uur avonds. Als er dan nog wind stond, werd er doorgewerkt tot middernacht voor cent per uur. Later, als tweede knecht, kreeg hij 5 gulden, zonder kost en inwoning, en als eerste knecht 6 gulden met vrije woning. Deze molen, gebouwd in 1818, werd in 1899 naar Afb. 27. Roderwolde, trots prijken de namen van de bouwheren op de gevelsteen van molen Woldzigt. Achter de deuren boven de gevelsteen ligt de wentelas. De gemetselde overgangen van vierkant naar achtkant nog niet afgedekt. (Foto Frans Rijswijk 08-1984.)
Molinologie
2000 nr. 13
Afb. 26. Roderwolde, de oliemolen in werking. De stellingzolder vult zich met een blauwe walm van het Rechts vooraan draait de spil die vanaf het het olieslagwerk aandrijft als de windaandrijving in is. Als de motor het olieslagwerk draait deze spil ,, loos" mee. (Foto Frans Rijswijk 23-8-1997.)
Molinologie
2000 nr. 13 Afb. 28. Houten ,,grafsteen op het kerkhof van Het zou gaan om de bouwer van de molen van Rodenvolde, Jan van der Heide, die omgekomen zou zijn bij werkzaamheden aan een oliemolen in Tijdens het steken van een roede brak een end af; met fatale gevolgen. Het gedenkteken zou zijn vervaardigd door één van de knechts. Inmiddels is de zerk helaas verdwenen. Nadere gegevens over de betrefende oliemolen ontbreken. (Foto J.D. Medendorp, toen Rietema naar Tjamsweer vertrok, aanvankelijk mee. Hij kon daar echter niet aarden en ging terug naar Rodenvolde. Hii bleef werkzaam de molen tot aan zijn overlijden in 1946. In 194 1 werd de olieslagerij in opdracht van de bezetter beëindigd en werd de productie overgenomen door Unilever. In 1945 werd de molen overgenomen door de Coöperatieve Zuivelfabriek Roden-Zevenhuizen. Jan Faber werd opgevolgd door Frederik van der Velde, die sinds 1925 op de molen werkzaam was. Hij was bedrijfsleider tot 31 oktober
Niebert verplaatst. Nadat de molen in 1895 was zet trad hij in dienst bij J.D. Medendorp Pzn. te Zuidlaren, waar hij zeventien jaar lang eerste knecht was en ook het molenrnakersvak leerde. Toen hier de zoon w ,,bedrijfsklaar was, vertrok hij naar Jan Rietema in Volgens de heer Medendorp ging Faber,
Afb.29. van levensbelang voor de oliemolens was het transport van grondstofen en producten over het water. Op deze foto ligt een schip afgemeerd in het haventje bij de molen van De zwichting is op deze foto traditioneel uitgevoerd, d. de borden de einden ontbreken. De bordzijde is nog niet gestroomlijnd en de schoorsteen van de stoommachine staat overeind. Op de plaats van het haventje is de plaats aangelegd. Het water is de die uitkwam in het Peizer Diep. (Ansichtkaart ,,De Molen Amsterdam.)
Molinologie
Afb. 30. Roderswolde, de later geplaatste naslag met links de door stoom verwarmde ter Op de achtergrond de vanaf de bouw aanwezige naslag. (Foto Frans 1985.)
2000 nr. 13
die het Rijswijk 3 september
Afb. 31. Roderwolde, zelfs op de steenzolder ziet alles nog zwart van de rook van de vuisters. Het zal geen pretje zijn geweest om boven te werken terwijl de olieslagerij in (Foto Frans Rijswijk 03-09-1985.)
2000 nr. 13
Molinologie
Afb. 32. Roderwolde, hoewel deze in de beschrijvingen over de bedrijfsvoering niet ter sprake komt, heeft Woldzigt Rijswijk wel degelijk een pletterij. Rechts is nog net een deel van de kantstenen zichtbaar. (Foto Frans 09-198.5.)
Afb. 33. voorslag het
gezicht op het (Foto Frans
met twee stampers. Links voor het naslagsblok. Achter de Rijswijk 03-09-1985.)
Molinologie 1961. In 1970 werd de molen aangekocht door de gemeente Roden. Na beëindiging van de olieslagerij werd alleen de korenmolen nog gebruikt. Nadat de Coöperatie de molen in 1945 had overgenomen werd een electrisch gedreven maalstoel onderin de molen geplaatst en werd de stoommachine Hoewel het vanaf aanvang de bedoeling was om de molen in te richten als koren- en oliemolen, werd de molen naar verluidt niet voorzien van een doorlopende spil, maar werd de olieslagerij vanaf aanvang aangedreven met een tussendrijfwerk vanaf het In het al eerder aangehaalde artikel van Heslinga wordt dit echter bestreden. Heslinga tekende uit de mond van molenaar Faber op, dat oorspronkelijk de koning tot beneden toe doorliep. Toen de molen als hulpkracht een bescheiden stoommachine kreeg, is de spil gedeeld en kwam er een Waarschijnlijk in 1902 werd er een Deutz petroleummotor geïnstalleerd. Omstreeks 1906 werd deze vervangen door een stoomlocomobiel die op zijn beurt in 1918 het veld moest ruimen voor een Heinrich Lanz locomobiel. Het ketelhuis en de schoorsteen stonden achter het linker woonhuis, waarin zich thans het museale gedeelte bevindt. In de werd nog een tweede naslag geplaatst, waarvoor het naslagsvuister moest verdwijnen. Deze tweede naslag kwam volgens mededeling van de heer Medendorp uit de molen van Zuidlaren en deel uit van het interieur van ,,De maakte Oude Held" aan het Reitdiep in Groningen. Onduidelijk
Afb. 34. Roderwolde, nogmaals de voorslag met links het Rijswijk 03-09-1985.)
2000 nr. 13 is nog wanneer dit geschiedde. Ter vervanging van het verdwenen naslagsvuister kwam er een door afgewerkte die tegen de tweede naslag stoom verwarmde werd geplaatst. Ik ben geneigd deze uitbreiding met een tweede naslag op te vatten als teken dat plaatsing van de hulpaandrijving resulteerde in een belangrijke uitbreiding van het aantal werkbare uren. Van de bedrijfsvoering op de Zaanse molens is bekend dat de molenaars met kleine windjes de naslag het langste in bedrijf trachtten te houden, omdat deze de minste kracht vroeg. Daartoe was een kleine voorraad ken gewenst. Dat de voorslag een iets grotere capaciteit had dan de naslag was in het windbedrijf dus bezwaarlijk. Met de komst van een constante krachtbron was het een logische stap om de capaciteit van voor- en naslag beter op elkaar af te stemmen. De plaatste naslag is overigens een ,,echtev naslag, de drie spaken. Van de aandrijving van de stoommachine resteert nog slechts een grote gietijzeren riemschijf, die thans als een soort uithangbord langs de weg staat opgesteld. Volgens de heer Medendorp was dit het wiel dat door de stoommachine werd aangedreven. Over de bedrijfsvoering op de molen is ook nog iets bekend: ,,Gedurende de campagne, die loopt van oktober tot mei, slaat de molen 300 ton kool- en lijnzaad; per dag een last van 2000 kg; dit levert 1200 raap- of 1420 lijnzaadkoeken. (...) Het personeel bestond uit acht knechten: twee deden op de steenzolder het koren
en rechts de kantstenen. (Foto Frans
Molinologie
Afb. 35.
2000 nr. 13
naslag met vier stampers, rechts de kantstenen. (Foto Frans
Rijswijk 03-09-1985.)
Afb. 36. het van de molen draagt overduidelijk de sporen van een werkzaam leven. Zie hoe dun de kammen in het wentelaswiel zijn afgemalen. (Foto Frans Rijswijk 1985.)
Molinologie vermalen , één zorgde voor de vuren en een ander voor het zaadpletten, twee onderknechten droegen steeds het zaad aan, de middelknecht bediende de voorslagsfoester en voorslag en de koekebakker de naslagsfoester en naslag, terwijl men wanneer er 's nachts werd doorgewerkt ook een nachtploeg Onder de kollergang kwam 50 kg lijnzaad tegelijk . Bij regelmatige wind was die hoeveelheid in 20 minuten geplet, waarbij gaandeweg 3 liter water uit een aan het houtwerk hangend bakje werd toegevoegd. Bij partijen van 12 kg tegelijk kwam het lijnmeel in de De haren en waren 52 cm lang, van boven 36 cm breed en van onder 32 cm. Haren en van de naslag waren kleiner. De voorslagskoeken werden in de potten stuk gestampt (1 koek in één pot). De naslagskoeken moesten zodanig worden afgesneden dat er 13 koeken in 12% kg gen2'. Deze gegevens, namelijk aantal lijnzaadkoeken per last en het gewicht van de naslagskoeken kunnen worden getoetst aan de vuistregel die Ankum geeft, namelijk dat 1 last lijnzaad 1400 kg koeken Dat komt heel aardig overeen: 1 last lijnzaad geeft 1420 koeken. 1420 x kg = 1360 kg Het mag opvallend worden genoemd dat de jaarproductie van 150 last nagenoeg overeen komt met die van de Zaanse oliemolens, ondanks de dubbele naslag. Hoewel het museale gedeelte te boek staat als seum, heeft het de molenliefhebber ook heel wat te bieden. Op de begane grond wordt een aantal zeer fraaie nog historische foto's van de molen getoond: uitgerust met een houten as en zeilroeden; het steken van een roe; de molen nog uitgerust met de zo karakteristieke, helaas bij de restauratie weer verdwenen, zelfzwichting. Verder fraaie afbeeldingen van andere oliemolens en twee prachtige tekeningen, die na een overlijden door nabestaanden op zolder waren aangetroffen en naar de molen zijn gebracht. Eén molen De Hoop aan het Aduarderdiep te Vierverlaten, niet ver van Rodenvolde. Vermoedelijk is op de tweede tekening de tweede molen van Vierverlaten afgebeeld. Jaren van verdwijnen resp. 1923 en 1913. Molen De Hoop werd in 1923 in Kropswolde herbouwd als en is daar nog steeds te vinden. Zeer bijzonder zijn ook een interieurfoto en twee buitenopnamen van een rosoliemolen in de stad Groningen. Een aantal foto's van oliefabrieken completeren dit deel van de expositie. Op de eerste verdieping wordt ook nog een aantal zaken getoond die op de molen
Afb. 37. Groningen, achterzijde van de onderbouw van molen De Meeuw. Diende de deur op de eerste zolder te kunnen vervangen? oorspronkelijk om de Direct naast de dichtgemetselde raamopeningen zijn nog de ankers voor de stellingschoren zichtbaar. (Foto Ton Meesters, Breda 31-05-1997.)
2000 nr. 13 king hebben, zoals delen van de boekhouding en hinderwetvergunningen. Eigenlijk zou met evenveel recht gesproken kunnen worden van een oliemolenmuseum. De technisch geïnteresseerde lezer raadplege de map met molentekeningen van de hand van Anton die de molen volledig heeft opgemeten3'. Groningen - De Meeuw. Stenen onderbouw van de voormalige oliemolen ,,De Meeuw" aan het Damsterdiep. De deelnemers zullen de molen wel kennen van de foto in het Groninger boek op p. 25 waarop de molen nog in complete staat is afgebeeld: het betreft de achterste van de twee oliemolens. Er werd hier slechts een korte gehouden. Het is niet bekend of binnen nog sporen van de olieslagerij zijn te vinden. De molen zou zijn gebouwd in 1700 voor Jan Tedens en consorten. In 1773 verkoop door de erven Derk Tjapkes Na 1777 HenBusscher aan Philippus drik~,die in 1801 overleed. De weduwe H. ninga zette het bedrijf voort tot 18 1 daarna Hindrik Wiltes Nanninga. Een omschrijving van de molen uit 1828 luidt: ,,Gedeeltelijk van steen gebouwd, met hout en riet gedekt. 3 zolders, 2 pelstenen". In 1832 verkoopt de weduwe Hindrik W. Nanninga aan Otto sinds Klaas Venhuizen. In 1848 was de molen alleen pelmolen, in 1851 in een oliemolen veranderd. Tot 1870 was Y. Siersema eigenaar. Hij werd opgevolgd door H. Helder. Volgens Van der Veen werd de molen vermoedelijk in 1876 door molenmaker J.D.
Molinologie
2000 nr. 13
Afb. 38. 'Naoberdiensten' bij het verassen" aan de zaagmolen van aan het Damsterdiep te Groningen. Personeel van andere molens werd beschikbaar gesteld. Tractatie na afloop! Rechts oliemolen De Meeuw, eigenaar H. Helder, nog in complete staat. Staat de molen stil vanwege de ,, diensten"? (Foto van Houten, ,,De Hollandsche Molen", Amsterdam.)
Afb. 39. Groningen, sfeerbeeld van het genomen tussen 1904 en 1909. (Ansichtkaart
met daarin figurerend molen De Meeuw. De foto werd ,,De Hollandsche Molen", Amsterdam.)
2000 nr. 13
Molinologie
Afb. 40. De onderbouw van molen 'De Meeuw' te Groningen. De onderbouw werd toen opgeknapt en begon aan
weer een nieuw leven. In de topgevel is onder het opschrift van Lier ... een zichtbaar. Vermoedelijk markeert deze naad de oorspronkelijke hoogte van de stenen voet van de molen. Het Rijswijk 3 mei 1980.) geheel verdwenen. (Foto Frans Medendorp te Zuidlaren 23 voet omhoog gebracht. De heer Medendorp deelde echter mee dat de molen in 1885 6% m omhoog werd gebracht. Het vierkante stenen onderstuk dateert uit die tijd. In 1909 werd de molen onttakeld. 19 januari 19 1O wordt te koop aangeboden op afbraak de bovenbouw van de windoliemolen aan het Damsterdiep door J. Wiertsema Hij stond ook bekend als de molen van Van vanwege het nog steeds zichtbare opschrift op de onderbouw: Lier en zonen Deze molen had geen hulpaandrijving. Tjamsweer, gem. Appingedam - De Eendragt. In deze plaats stonden twee oliemolens: de molen van en oliemolen De Eendragt. Abel De molen van was een pel- en oliemolen, gebouwd in l 779. In 1910 werd deze molen voor f 1.400,- verkocht aan molenaar Oortman in Lattrop bij Denekamp, die de molen per schip naar Overijssel vervoerde en verder per boerenwagen naar de huidige standplaats. Blijkens een foto van de oude romp van de molen van Lattrop, ontdaan van bekleding, had het achtkant vier bintlagen, waarschijnlijk slechts twee hiervan boven de stelling. Twee bintlagen waren laag in het achtkant aangebracht. Het achtkant was ter hoogte van de kapzolder Bij de herbouw werd het
is
achtkant geheel vernieuwd. Het reisdoel van de deelnemers was echter molen De Eendragt. Deze zou zijn gebouwd in 1802 en werd onttakeld; B. van der Veen Czn. zegt echter ging was hem ,,afgebrokenv; waar het achtkant helaas niet Hij vermeldt als eigenaren Aalfs, later Rietema, dit zou dus Jan Rietema kunnen zijn die in 1919 uit Rodenvolde naar Tjamsweer vertrok. Aan het complex, bestaande uit onderbouw van de molen met woonhuis en gecombineerd mer van de vroegere stoommachine, werd een uitgebreid bezoek gebracht. Het complex maakt een zeer gave indruk. Er bestaan echter plannen om de molen te herbouwen. Dit kan niet gebeuren zonder forse bouwkundige ingrepen, die de authenticiteit van het restant ernstig kunnen aantasten. Anders dan de tot hiertoe besproken molens was dit een molen gebouwd op een vierkante houten voet. Deze nog bestaande onderbouw heeft twee bintlagen. De zijn dubbel uitgevoerd; de buitenste zijn later ter versterking toegevoegd. De stijlen zijn eiken, voor de rest werd grenen gebruikt. De veldkruisen op de begane grond, onder de eerste bintlaag, zijn zeer licht en kort. Ook tussen eerste en tweede bintlaag zijn er sen. Het middentafelement ligt op de tweede bintlaag en is deels nog aanwezig.
Molinologie
2000 nr. 13
Afb. 41. Het restant van oliemolen de aan het Damsterdiep te Tjamsweer. Molenonderbouw, schoorsteen uit het stoomtijdperk zijn inmiden machinehuis geven een gaaf beeld van het post-molentijdperk. De dels zeer zeldzaam en vertegenwoordigen een grote landschappelijke en cultuurhistorische waarde. (Foto Ton Meesters, Breda 31-05-1997.)
Hoewel de gaande werken zijn verwijderd, zijn er nog enige belangwekkende restanten van de oliemolen. Allereerst is er de oliekelder in de aangebouwde schuur, die niet op de monumentenlijst staat! Deze kwam tevoorschijn na het uitbreken van de later aangebrachte betonvloer. Verder dragen enkele losse balken sporen van eerder gebruik, mogelijk als steenraam van de kantstenen. Buiten de molen liggen twee helften van een niet al te grote kantsteen en een halssteen, waarin mogelijk de was gelagerd. De onderbouw geeft geen sporen prijs van de oorspronkelijke inrichting. Het is mogelijk dat ook hier nog sporen terug te vinden zijn onder de hier nog aanwezige betonvloer. Van groot belang is dat het machinegebouw van de stoommachine en de schoorsteen nog aanwezig zijn. Deze elementen zijn in de meeste gevallen, al dan niet in het kader van een restauratie, verdwenen en zijn dus als zeer zeldzaam aan te merken! In de schuur dwars op de molen was volgens mededeling van de huidige eigenaar een vlasfabriek ondergebracht; een interessante combinatie, waarvan jammer Afb. 42. Tjamsweer, dubbele onder de bintlaag. Korte veldkruisen. Korte afstand tussen eerste en tweede bintlaag. (Foto Ton Meesters, Breda 31-051997.)
Molinologie
Afb. 43.
2000 nr. 13
op de tweede bintlaag ligt nog het tussentafelement. (Foto
genoeg slechts de herinnering en een leeg gebouw resteren. Over de geschiedenis en lotgevallen van het bedrijf kunnen we helaas niets melden. Op grond van het eerder geschrevene mag worden aangenomen dat er in 1919 ter plekke nog olie werd geslagen. Wanneer hier een einde aan kwam, is niet bekend. Veendam - de molen van Bus. Ook hier werd slechts een korte
Afb. fen
Meesters, Breda 31-05-1997.)
molen op deze plaats werd in 1855 gebouwd ter vervanging van een meer oostelijk, direct aan de weg gelegen koren- en pelmolen. De molen verbrandde in 1880, waarna de onderbouw werd opgenomen in een nieuwe oliefabriek. De bedrijfsgebouwen van de oliefabriek zijn gesloopt, waarna woningbouw werd gepleegd tot pal tegen de stenen molenvoet. In 198213 werd een stichting ,,Bus zien euliemeuln"opgericht, die streeft naar herbouw van de
gehouden. De
de onder de betonvloer (Foto Frans Rijswijk 31 mei 1997.)
Afb. 45. Tjamsweer, langs de oprit van het molenterrein ligt een halve kantsteen. Onder het hek staat een ondersteboven geplaatste halssteen, misschien oorspronkelijk van de wentelas. (Foto Frans 31 mei 1997)
Molinologie
Afb. Molen 'De Wachter' te Zuidlaren vóór 1945, toen de molen Dekkerwieken kreeg. Bergeijk.)
2000 nr. 13
D.J.K.
Molinologie Zuidlaren - De De molen van Zuidlaren, de thuisbasis van de heer Medendorp, was de laatste molen die de gers bezochten. Na een grote restauratie heeft de molen wederom een functionerende en heeft het complex een museale functie gekregen. Naast de nieuwe inrichting herbergt de molen ook nog machinerieën die behoorden tot de inventaris van het oliefabriekje, waartoe de molen in de eerste decennia van de twintigste eeuw uitgroeide. Ondanks moderniseringen bleef een deel van de oorspronkelijke moleninrichting nog lang betrokken bij de olieproductie. Molen De Wachter werd in 1851 gebouwd door een molenmaker Kruijer uit Assen als koren- en oliemolen, met boven een koppel boekweitstenen (0 1 m, blauwe stenen). Boekweit viel niet onder de belasting op het gemaal. Toen na ongeveer een jaar de belasting verviel werd een koppel maalstenen bijgeplaatst. De olieslagerij was een normale dubbele oliemolen. In 1895 kocht de grootvader van de heer Medendorp molen De Wachter voor f 4.000,-. Diens vader en oom oefenden gezamenlijk het molenmakersbedrijf uit. Er was echter geen toekomst meer voor de molens. De oom zei de molenmakerij vaarwel en ging werken als opzichter voor Scholtes aardappelmeelfabrieken, een zeer groot bedrijf. Grootvader kocht niettemin de molen De Wachter. De molen was toen nog uitsluitend windbedrijf, geheel
2000 nr. 13 traditioneel ingericht. Het oliemolenbedrijf was geheel verlopen toen grootvader Medendorp de molen kocht. Terwijl een viertal olieslagers, die sinds generaties hun bedrijf aan het Damsterdiep uitoefenden, klanten van de molenmaker-vader van grootvader het bedrijf beëindigden en de molens afbraken, begon grootvader met een verlopen zaak, maar wist toch al spoedig weer de boel op gang te krijgen. Hij trok Faber aan als meesterknecht, maar had nog geen werk voor de molen. De eerste maanden werd er veel in het boerenbedrijf van de familie gewerkt. Er was slechts één concurrerende korenmolen, deze stond op de grens van Zuid- en laren. Het maalbedrijf trok dan ook al spoedig aan. Er werd ook al spoedig gemoderniseerd: er kwam in 1898 een stoommachine. De molen had toen nog één doorlopende spil, die onder het spoorwiel in een bril draaide. Op de werd een "stekelvarken" geplaatst, dat door de stoommachine aangedreven werd. Via het wentelwiel moesten zo de spil en boven in de molen de stenen meedraaien. Dat viel echter bar tegen: de maalstenen van de korenmolen kwamen schoksgewijs op gang en men was bang om de spil uit elkaar te torderen. De spil werd toen doorgezaagd en net als in Roderwolde kwam er een tussendrijfwerk. Er werden twee hydraulische persen aangeschaft. Deze kwamen tweedehands van een klein oliefabriekje, dat op grotere persen overging. Deze kleine persen kwamen in de hoek achter de naslag.
Afb. 47. Molen De Wachter aan De Groeve te Zuidlaren. Het tijdperk Medendorp is ingegaan. Rechts naast de molen is een schoorsteen voor de stoommachine opgetrokken. De molen heeft nog houten as en wiekenkruis met zeilroeden. Links, staat de trotse eigenaar, met naast hem zijn vrouw. De hond van de familie zit op de ,,De Hollandsche Molen", Amsterdam.) weg. (Ansichtkaart
Molinologie
2000 nr. 13
FRANS
met
PRANS
ketel,
k.
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ... .........
werd :,~<>:?-
;n~, r::~
in
t .r;:
I:::
ribben
worden
Afb. 48. Uit een fabriekscatalogus van Smulders, in het bezit van de heer Medendorp. De tekst laat aan lijkheid niets te wensen over: de is voorbij. Dat men niettemin grote waarde hechtte aan het uiterlijk van de koeken blijkt uit de beschrijving van de D. Medendorp, Zuidlaren.) koekenzaag!
In 1905 hoorde grootvader van oliewringers, een machine van Smulders uit Utrecht. Smulders had een patent gekregen op deze installaties. Grootvader ging samen met Faber kijken naar een wringer bij Van der Leij in Langweer. Alleen de reis kostte bijna een dag, maar uiteindelijk zagen ze de wringer in bedrijf. Deze machine droeg het nummer 9. Grootvader bestelde direct ook zo'n machine bij Smulders, dit werd nr. 10. Het was een zeer succesvol product, want er zijn er ongeveer 3500 van gebouwd. Er waren fabrieken die 40 a 50 van deze wringers in bedrijf hadden. De wringers hadden echter ook wel kinderziektes; er kwam een Afb. 49. Zuidlaren, ondanks de komst van een stoommachine werd de windmolen in bedrijfgehouden. Zoals zoveel molens in het Noorden kreeg De Wachter De houten as heeft plaats gemaakt voor een ijzeren exemplaar. De daklijn van de voorste schuur is in vergelijking met de oudste foto ingrijpend gewijzigd. Bij restauratie werd teruggekeerd naar een vorm die de oorspronkelijke min of meer benadert. ,,De Hollandsche Molen Amsterdam.)
LU
ua
w9
ap
uaa
ap ap
uaa
uaa ap
ap
ap
ap
ap do
snp 'uaqqay au!y ua J uaa ua J
ap ap
w
ap ap
ua
uaa
ap LU
uaa
uaa uapuoy
ap ap uayaoy
ua yaoy uaa
ua uaa ua
ap uaa uaa pmz
uaa
wo
ap
uaa EU
JO
azap
ua uayaoy
azap
SBM
ap ap ua pmzu y uaqqay
do SB M
ap nu uauoq azap
ap
a p do ua
ap
ap
ua3 ap
ap yaoy uaa uaa ua apno a p ) snp puois ap
uaa ai
uaa
wo
ap oz
uaa
ap y
do
do
yaozaq
ap
uaa
ap ap
ua ua
ap ap ap
ap
Molinologie
Afb. Zuidlaren, trots prijkt de naam van de (Foto Frans Rijswijk 1999.)
2000 nr. 13
op een
voor een deel van het
--
Afb. 52. Zuidlaren, aandrijving geschiedde met behulp van riemen en ijzeren tandwielen. (Foto Frans 15-09-1999.)
Molinologie
2000 nr. 13
Afb. 53. Zuidlaren, in de trog werd het geplette zaad met stoom verwarmd. Voor het transport zorgden door de trog lopende assen met uitstekende pennen. (Foto Frans Rijswijk 15-09-1999.)
54. Zuidlaren, tussen de cirkelvormige platen werd de olie uitgeperst, die onder werd opgevangen en afgevoerd. (Foto Frans Rijswijk 15-09-1999.)
2000 nr. 13
Molinologie
Afb. 55. Zuidlaren, de uitgeperste schilfers kwamen door de ronde opening naar buiten en vielen in een onder-
staande bak. (Foto Frans
Rijswijk 15-09-1999.)
Afb. 56. Zuidlaren, grootvader Medendorp reisde naar en zag daar wringer No. 9 in werd in 1966 door zijn kleinzoon aangekocht en staat nu in de molen opgesteld. (Foto Frans 1999.)
De muchine Rijswijk
Molinologie verdween later onder de betonvloer van de werkplaats. Er waren vier oliepompen en één gedeelde zuiger met slinger. De olie werd in ijzeren vaten afgeleverd. Er man in de werd van oktober tot april gewerkt met molen. In 19 1915 kwam de tweede wringer met nummer 163. Met deze inrichting heeft de olieslagerij gedraaid tot 1932. Nadat de productie was beëindigd werd de oliefabriek van lieverlee weer uitgesloopt, waarbij de machines werden verkocht. In 1936 werden de wringers verkocht naar Langweer. In 1966 ging de fabriek moderniseren en kocht de heer Medendorp ze terug. Ze staan nu opnieuw in de molen opgesteld. Andere delen van de oorspronkelijke ris bleven eveneens bewaard maar keerden niet terug op de oorspronkelijke Ze zijn opgesteld in de rosoliemolen uit Zieuwent, thans in het NOM te Arnhem. Bernet Kempers vermeldt: ,,De in goede conditie verkerende haren zijn in 1946 aan het museum geschonken. Zij zijn afkomstig van de oliemolen 'De Wachter' in Zuidlaren (Dr). De lengte varieert tussen de 52 en 56 cm, de breedte van 15 tot 16 cm, afgezien van een paar extra lange die 75 cm lang en 26 cm breed zijn". Ook het koekenhok en de koekenbreker komen van De De pompen, één kantsteen en de legger kwamen terecht in molen de Passiebloem te Bij restauratie is gekozen voor het terugbrengen van een min of meer traditionele oliemoleninrichting, waarbij nog enige onderdelen van elders konden worden verwerkt. Vier stamperpotten zijn afkomstig van de molens van Rietema te Leens en Tjamsweer. Deze vier potten (twee appel- en twee perepotten) stonden in de tuin van Klaas Rietema, de laatste eigenaar in Tjamsweer en dienden daar als bloempotten. Hij schonk deze potten voor hergebruik in de molen. De gietijzeren voor- en naslagsblokken zijn afkomstig uit de Zaanstreek en deden oorspronkelijk dienst in oliemolen De Poelsnip. Nadat deze molen in 1922 werd van deze molen afgebroken werd het dubbele in een aanbouw geplaatst bij de onttakelde oliemolen De Os. Vanaf 1922 tot in 193 1 was De Os met twee dubbele oliewerken in bedrijf als oliefabriekje, door motorkracht gedreven. Begin jaren '80 werd de aanbouw om ,,esthetische redenen" verwijderd en kwamen de blokken voor hergebruik beschikbaar. Het tweede spoorwiel, onder de stellingzolder, is afkomstig van de die in 1958 werd korenmolen van Jo Sondag te gesloopt. Dankzij het terugkopen van de oude wringers is ook deze fase van de molenhistorie nog tastbaar aanwezig. Het vergroot het belang van molen De Wachter voor de geschiedenis van de olieslagerij in niet geringe mate. Overzicht van oliemolens in Groningen en Drenthe Het navolgende overzicht is met behulp van de heer W.O. Bakker samengesteld uit de gegevens van wijlen de heer B. van der Veen Czn. De gegevens berusten thans bij de Vereniging tot behoud van molens in
2000 nr. 13
Afb. 57. Het stoomtijdperk is ten einde en ketel- en machinehuis zijn afgebroken. Uit de onderbouw van de molen steekt nog een deel van het naar de met daarop een De molen was sinds 1945 uitgerust met Dekkerstroomlijn, ,,De Hollandsche Molen, Amsterdam.) Nederland ,,De Hollandsche Molen" te Amsterdam. De inventarisatie bestaat uit een systeem van fiches, gebundeld in boekjes, waarop per molen de bekende gegevens werden genoteerd. Naar ik vermoed werden gegevens uit het Kadaster overgenomen; dit betreft de gegevens over de inrichting van de molens. De terugkerende afkorting PGC staat vermoedelijk voor Provinciale Groninger Courant. Ik heb zoveel mogelijk getracht de gevonden gegevens te vergelijken met andere bekende bronnen, waarvan een lijst van Groninger molens uit 1901, gepubliceerd in het Groninger Molenboek, de belangrijkste is. Waar nodig wordt hiernaar verwezen als de ,,lijst 190 1 Veel vermeldingen vragen als het ware om nader archiefonderzoek, maar daarvoor ontbraken tijd en mogelijkheden. Het is echter te hopen dat de lijst voor anderen een basis voor verder onderzoek biedt.
Molinologie
2000 nr. 13
Oliemolens in Groningen
Voorheen pelmolen ?
Appingedam De Duivevlugt LIGGING Damsterdiep BOUWJAAR 1763 V ERD W E N E N 1903 EIGENAAR Ritsema 72 voet vlucht 829). In 1903 door molenmaker herbouwd te Moerdijk, Menno Noordewier van daar afgebroken 192 PLAATS
PLAATS
N AA M
NAAM
PLAATS
Bedum
LIGGING
dorp, Boterdiep Wz
1890
EIGENAAR
Oliemolen + 1847 pelmolen en roggemolen. In 1897 Staat op stoomkracht genomen. Naar Peize in lijst 1901 onder Zuidhorn. Farmsum
WZ Damsterdiep Zz 1739 V E RD W E NE N 1872 EIGENAAR Garrelts Gebouwd als zaagmolen. In 18 nog als zaagmolen vermeld; in 1824 als oliemolen. In 1872 op afbraak te koop aangeboden in de PGC. BOUWJAAR
Na 1847 G.H. de Vries Halfwerks oliemolen. 5 stampers, 2 heien, 2 oliebakken van 25 aam. EIG E NAAR
Bedum
NAAM
PL AA T S
dorp, Boterdiep Oz
Gaarkeuken
NAAM
BOUWJAAR VERDWENEN
V ER D W E N E N
LI G G I N G
VERDWENEN
LIGGING
BOUWJAAR
NAAM
BOUWJAAR
PLAATS
LIGGING
PLAATS
NAAM
Enumatil
LIGGING
l
BOUWJAAR
EIGENAAR
V ERD W E N E N
1858 1896
EIGENAAR PLAATS
Bellingwolde
Olie- en zaagmolen. In 1892 werd als bedrijfskracht stoom genomen en werd de zaagmolen uitgebroken. De molen ging in 1896 naar Opende (nr. 3262). Het bedrijf werd plm. 1920 door de provincie aangekocht voor aanleg van een nieuwe sluis.
NAAM LIGG ING
BOUWJAAR VERDWENEN EIGENAAR
0,6 km NO kerk 1855
Gebouwd voor Mulder als koren- en pelmolen, later ook van een kleine olieslagerij voorzien; inmiddels uitgebroken. Van der Veen noteert: 1858 als oliemolen Mulder die voordien gebouwd, voor naar was. In 1856 ingericht tot pelmolen, in 1858 mede ingericht tot zaagmolen. Nog staande. PLAATS NAAM
LIGGING
Buurtschap weg naar
van de binnen-
BOUWJAAR
PLAATS NAAM
EIGENAAR
1807 Brand 1845
Garrelsweer
0,3 km ten W van de brug, Damsterdiep Nz BOUWJAAR 1808 V ERD W E N E N 1901 EIGENAAR Nienhuis Olie- en pelmolen 1862-187 In 1830 alleen oliemolen, I paar bak van 140 aam. Staat op de lijst uit 190 1 onder Loppersum.
L I GG I N G
Groningen ,,De oude oliemolen" LI GG I N G Winschoterdiep ZW, 1,3 km ZO toren B O UW J AA R 1679 V E R D W E N E N 1838 EI G E N AA R Fa Modderman en Comp. Octrooi 10-2-1679 voor 12 jaar aan Johan Geertsema en B Raad v Groningen). Volgens Govert van een beschrijving uit 1828 waren er 6 stampers, 4 heien, 2 fornuizen, 2 breekstenen en 2 oliebakken. 1837 of 1838 werd de molen door een stoombedrijf vervangen. In de nacht van 21 op 22 juli 1854 brandde de briek met de woning van eigenaar M.H. van der Veen PLAATS
Afgebrand 19/20 januari 1855 EIGENAAR J.J. Mulder Van oorsprong korenmolen. Vergunning 8-8-1850 aan in zijn Joh. Mulder tot het aanbrengen van een korenmolen. VERDWENEN
LIGGING BOUWJAAR V ERD W E N E N
PLAATS
NAAM
N AA M
2000 nr. 13
Molinologie
Afb. 58. De molen van Nienhuis te Garrelsweer, gesloopt in 1901.
af. PLAATS N AA M LIGGING
Bierling als zaagmolen herbouwd en brandde af 28 mei 1898. Groningen Concordia, de tweede of oude oliemolen Damsterdiep Zz, 1,2 km ONO toren
BOUWJAAR
PLAATS N AA M
LI GG I N G
1904 EIGENAAR Bruggen Zes stampers, 4 heien, 2 fornuizen, 2 breekstenen (kantstenen), 5 oliebakken. Als korenmolen naar Noord-Sleen, daar verbrand 1904. V ERD W E N E N
Groningen De Eendracht LIGGING Winschoterdiep ZO, 1,9 km ZO toren BOUWJAAR 1736 V ERD W E N E N Afgebrand 17 december 1873 EIGENAAR Gebr. 74 voet vlucht. 6 stampers, 3 oliebakken (400 amen).
BOUWJAAR V ERD W E N E N
EIGENAAR
PLAATS
NAAM
NAAM
PLAATS
Groningen De eerste of nieuwe molen Damsterdiep Zz, 1 km O toren
L I GG I N G B O U WJAA R VERDWENEN
Groningen De Meeuw Damsterdiep Zz, 1,7 km ONO toren 1700 1909
EI G E N AA R
Olie- en pelmolen, oorspronkelijk pelmolen. In 185 1 in oliemolen veranderd. In 1876 of 1880 werd de molen 23 voet omhoog gebracht door molenmaker J.D. Medendorp, Zuidlaren. De onderbouw bestaat nog.
BOUWJAAR
PLAATS
1870 EIGENAAR E.H. Tonkes Deze molen had ook een paar stenen tot het malen van schors. De molen werd in de buurtschap Helpen voor J.
N AA M
V ERD W E N E N
Groningen De Hoop Zz, 1,7 km WZW toren 1794 1889
Sinds 1880 stoommachine. Het achtkant brandde af 14 november 1 9 13.
PLAATS
N AA M
,,De Hollandsche Molen", Amsterdam.)
LIGG IN G
BOUWJAAR VERDWENEN
Groningen De Oude Held Reitdiep Zz, 2 km ten W toren 1883
Molinologie
2000 nr. 13
Afb. 59. Groningen, langs het Damsterdiep. Links molen De Meeuw, afgebroken 1909. Rechts Concordia, afgebroken 1904. ,, De Hollandsche Molen Amsterdam.)
Afb. 60. Groningen, De Oude Held in een stadium van verregaand De naslag van deze molen staat nu ,,De Hollandsche Molen': Amsterdam.) opgesteld in Woldzigt te Roderwolde. (Ansichtkaart,
2000 nr. 13
Molinologie EIGENAAR
Het achtkant met kap en roeden afkomstig van kerk. In 1912 naar St. Joost in Jeverland. Eerste zolder: grote stenen, voor schorsmalen; tweede zolder: kleine stenen voor pellen en koren malen, derde zolder: nog een paar stenen. PLAATS NAAM B O U W JA A R
Groningen De Steenbok of Halfwegse molen Boterdiep Oz, 1,7 km NNW van de toren 1781
V ERD W E N E N
EIGENAAR Kamps 2 paar pelstenen, 6 stampers 4 heien. Wanneer er olie geslagen werd kon er niet gepeld worden.
PLAATS
Haren
NAAM
LIGGING BOUWJAAR
dorp 1843
VERDWENEN EIGENAAR
Nog staande; uitgenomen. PLAATS N AA M
in 1845 geplaatst en in 1927
Hoogezand ,,Afgelegenv of de Steenbok
ten
LIGGING B O U W JA AR
Afb. 61. Hoogkerk, de onderbouw van de molen van maakt deel uit van een fabriekscomplex. ,,De Hollandsche Molen", Amsterdam.)
Spoorweg 1844
V ERD W E N E N
EIGENAAR
Koren-, pel- en moutmolen, sinds 1858 ook oliemolen. In 1888 door molenmaker E. Wiertsema afgebroken en te Musselkanaal herbouwd (Schoo).
EIG E NAAR Ter Borg 70 voet vlucht, 6 oliebakken (4 10 amen). Gekocht voor opbouw f 13.000,-. In een jaar vrij gemalen. De molen had uitvaart naar Kropswolde. Afgebroken december 190 1 door J. Wiertsema, vervoerd naar en als korenmolen herbouwd. Aldaar afgebroken vóór 1920. PLAATS NAAM
Hoogezand De Adelaar LIGG IN G Winschoterdiep Nz B O U W JA AR 1810 VERDWENEN 1867 EIGENAAR Mulder 78 voet vlucht, 4 oliebakken (183
PLAATS
LI GG I N G
NAAM
BOUWJAAR V ERD W E N E N
EIG E N AA R PLAATS
inhoud 244 amen.
N AA M
L I GG I N G PLAATS
NAAM
LIGGING BOUWJAAR
VERDWENEN
Hoogezand De Ooyevaar Kielsterdiep 1826 1857
BOUWJAAR V ERD W E N E N
Nz, 0,6 km O kerk 1849 1880 Roelfsema Houwerzijl De vrije wind dorp, op dijk 1813 Afgebrand 4 januari 1870
EIGENAAR
1831 : 1 kollergang (l paar grote stenen), 6 stampers, 2 uitgenomen. heien, 3 oliebakken. 1837
EIGENAAR
In 1857 veranderd in een stoom-oliemolen. Als stoomolieslagerij afgebrand tijdens de grote brand van 1895.
PLAATS
Kouwe Hoek
NAAM
LIGGING PLAATS NAAM
Hoogezand De Windhond
BOUWJAAR VERDWENEN
1901
1861 Afgebrand l l mei EIGENAAR D. Mulder Ronde stenen korenmolen, pel- en oliemolen.
B O U W JAA R
V ER D W E N E N
Molinologie
2000 nr. 13
a
A h . 62. Leek, molen De Eendracht. (Ansichtkaart,
,,De Hollandsche Molen", Amsterdam.)
63. Leek, De Twee Gebroeders. Een prachtig getailleerde molen, afgebroken 1933. (Foto Kramer, Groningen, ,,De Hollandsche Molen", Amsterdam.)
2000 nr.13
Molinologie PLAATS N AA M
LIGGING BOUWJAAR VERDWENEN EIGENAAR
Leek De Eendracht Hoofddiep Zz 1816 1903
Waarschijnlijk in 1880 stoommachine. Sedert 1903 alleen met stoom gewerkt. In 1917 alles op afbraak verkocht.
V ERD W E N E N
In 1829 herbouwd voor J.J. Rietema als korenmolen. Sinds 1871 ook oliemolen. 1897 stoomkracht. Vóór 1925 onttakeld. In 1934 de romp afgebroken. PLAATS
N AA M LIGGING
BOUWJAAR
Leek NAA M De Twee Gebroeders LIGG IN G Hoofddiep B O UWJA A R 1850 V E RD W E N E N Afbraak september 1933 EIGENAAR Reyntjes Sinds 1902 pel-/korenmolen.
PLAATS
V ER D W E N E N
N AA M
LIG G IN G BOUWJAAR VERDWENEN
Leens De Fortuin eind Maar, Oz 1771 Verbrand 1828
Leens De Windhond Maar l819 1826
EIGENAAR PLAATS
Leens
NAAM
LIGGING
BOUWJAAR V ERD W E N E N
PLAATS
1934
EIGENAAR
Maar 1853 1871
EIGENAAR
Gebouwd ter plaatse waar voor 1826 zaagmolen De Windhond stond. In 1871 aangekocht door Rietema ter afbraak. Plaatste het naast zijn zaagmolen, kanaalzijde.
EIGENAAR
Bij de brand gingen verloren: 80 koolzaad, 18 amen olie, 3000 koeken en al de gereedschappen.
PLAATS N AA M
LIGG IN G
PLAATS NAAM
LIGGING
BOUWJAAR
Leens De Fortuin eind Maar, Oz 1829
Afb. 64. Leens, een prachtig Groninger ,,De Hollandsche Molen'', Amsterdam.)
Mensingeweer 't meulentje ZO ten Z van het
BOUWJAAR V ERD W E N E N
E IG E NAAR
Na 1869 Wierda
Rechts de zaag- en oliemolen De Fortuin. (Ansichtkaart,
Molinologie
2000 nr. 13
Afb. 65. Leens, zaag- en oliemolen De Fortuin. De olieslagerij, de hoge aanbouw rechts naast de molen, werd in De Hollandsche Molen", 1871 toegevoegd en was afkomstig van een in 1871 afgebroken oliemolen. Amsterdam, geschenk D. Bruins, 24-02- 7.) PLAATS
Mensingeweer
NAAM
ZO ten Z van het 1813 V ERD W E N E N Brand l4 september 1836 EIGENAAR Wierda Spinnekop met stelling 18 voet, 52 voet vlucht, 1 paar kleine stenen, 6 stampers, 2 heien, l (1828).
LIGG IN G
BOUWJAAR
komen". 12 februari 1 894 bij een storm omgewaaid na het aanbrengen van zelfzwichting. Het was een spichtig molentje. Het zeskant ging mogelijk naar Stroobos? Deze dateerde echter van 1828 (FR)? PLAA T S NAAM LI GG I N G B O U W JAA R
PLAATS
Mensingeweer
VERDWENEN
NW ten N van het Trekdiep, bij de brug.
Olie- en boekweitmolen. 183 1: vlucht 17 el-58 voet. Stelling 8 el. 5 stampers, 2 bakken, 52 aam. In 1848 het eruit. In 1850 te koop op afbraak bij ker J.H.
NAAM
LI GG I N G
EIGENAAR
BOUWJAAR V ERD W E N E N
Middelsturn Fortuin dorp 1832 850
1904
EIGENAAR
In 1880 stoom als hulpkracht. In 1904 naar Veenoord; daar in 1916 verbrand. Van de molen is een tekening uit 1880 van C. van der Veen. Deze molen had 1 voorslag, 1 naslag, 1 naslag met 2 spaken (Informatie Faber). In voor Chr. Bremer naar 1909 ging de laten.
PLAATS
Middelsturn
NAAM
L I GG I N G
BOUWJAAR VERDWENEN
dorp N Boterdiep NZ 1808 1869
EIGENAAR
PLAATS NAAM
LIGGING BOUWJAAR VERDWENEN
Middelsturn De Haas Boterdiep Wz, in het N van het dorp 176 1894
183 1 : 73 voet vlucht, 6 stampers, 3 bakken 200 aam. Op 17 december 1869 viel bij een storm kap met as en roeden op het woonhuis. Daarna werd de molen afgebroken.
EIGENAAR
PLAATS
Zeskante olie- en pelmolen, 76 voet vlucht met 2 nen, 6 stampers en 4 bakken (350 aam). In 1838 werd de molen 7 m. verhoogd. In 1854 12 m naar het Noorden verzet, ,,zoo dat boven het zal
NAAM
LIGG IN G V E RD W E N E N
Middelsturn
dorp N Boterdiep ZZ 1818 1904
2000 nr. 13
Molinologie EIGENAAR Faber, later Bakker ,,Oliemolen van 72 voet vlugt met een dubbeld werk onder in zijn vierkant buitenwerks wijd 3 1 voeten en voeten, en het vierkant hoog boven in het vierkant 28 voeten 6 duimen. Boven in het tavelement 15 voeten en onder in de zwigtstelling 30 voeten Groninger maat. 6 stampers, 4 bakken 300 aam."
BOUWJAAR V ERD W E N E N
EIGENAAR
In 1887 het binnenwerk uitgebroken (PGC) door E. ten Have. In 1890 stoomkorenmolen. In 1890 biedt de eigenaar G. Hidskes te koop aan: enz. PLAATS
PLAATS
Niezijl
NAAM
NAAM
LIGG ING
LIGGING BOUWJAAR V ER D W E N E N
dorp Nz 1839 1 899
E IG E N AAR
Vergunning 10-3-1840. Aan werkloon heeft het bouwen van deze molen f 2.000,- gekost. Naar Grijpskerk als korenmolen, nog bestaand.
185 1 l890
BOUWJAAR V ERD W E N E N
Onderdendam Nijverheid dorp Z 1851 1901
EIGENAAR
Het achtkant werd als watermolen van de der herbouwd. PLAATS
Oude Pekela
NAAM
PLAATS
Noordbroek
NAAM
LIGGING
Middelste verlaat
BOUWJAAR
dorp
V ER D W E N E N
1826
molen bij het balkje ten noorden van het Boterdiep. Tekening B. ,,De Hollandsche Molen", Amsterdam.)
Afb. 66.
1869. (Reproductie
2000 nr. 13
Molinologie
67. Oliemolen De Nijverheid te Molen", Amsterdam.)
(Reproductie van een olieverfschilderij
PLAATS
EIGENAAR
,,DeHollandsche
Sappemeer
NAAM
PLAATS
Oude Pekela
Winschoterdiep Nz 1847 V ERD W E N E N Afgebrand l8 juni 1870 EIGENAAR later Haan Pelmolen, run- en oliemolen.
LI GG I N G
B O U W JAAR
NAAM
LIGGING BOUWJAAR V E RD W E N E N EIGENAAR
Heerenweg ZO 1818 1870
PLAATS
Oude Schans
PLAATS
NAAM
NAAM
LI GG I N G
LIGGING
B O U W JAAR
186 1 V E RD W E N E N 1939 Mulder Koren-, pel- en oliemolen.
V ERD W E N E N
BOUWJAAR
Scheemda Haan dorp Nz Zijldiep of Nzijde Opdiep 1803 1895
EIGENAAR
bovenkruier op vierkant stenen onderstuk, tussen schuren.4 oliebakken, ieder 125 Aam". In 1808: ,,naar de eerste smaak nieuw getimmerde oliemolen met een Naar Vriescheloo als korenmolen de dubbeld Korenbloem, nog bestaand.
EI G E N A A R
Sappemeer Wapen van Friesland Winschoterdiep 1840 Afgebrand 16 mei 1888 Tholeman
PLAATS
Sappemeer
V E RD W E N E N
Winschoterdiep Nz 1831 1867
8-kante bovenkruier grondzeiler; rogge-, pel- en oliemolen, 1 olieslagwerk. Gebouwd 1802, afkomstig uit Afgebroken 1915 of 1917.
PLAATS NAAM LIGGING BOUWJAAR V ER D W E N E N
PLAATS NAAM
LI G G I N G B O U W JAA R
BOUWJAAR
V ERD W E N E N
EIGENAAR
km NNO
EIGENAAR
NAAM
L I GG I N G
dorp 1 1802 1915
Molinologie
Afb. 68. De oliemolen van Abel te ,,De Hollandsche Molen ", Amsterdam.) PLAATS
Stadskanaal
NAAM LIGGING BOUWJAAR VERDWENEN
2000 nr. 13
die in 1909 als korenmolen naar Lattrop ging. (Ansichtkaart
V E RD W E N E N
1909110
EIGENAAR
Kanaal, Oz, 0,8 km N W kerk 1846 1897
Pelmolen, sinds enige jaren voor 1810 tevens oliemolen. Als korenmolen naar Lattrop. De onderbouw bleef behouden.
EIGENAAR PLAATS PLAATS
Ter Apel
NAAM LIGGING BOUWJAAR
LI GG I N G
Bij klooster, aan de Molen-A, iets ten N van het Commandeurs- of Boschhuis. Bestond 1763
EIGENAAR
Watermolen. Tjamsweer
NAAM
LI GG I N G B O U W JA A R
BOUWJAAR VERDWENEN
dorp ZZ, Boterdiep, Zz 1 819 Afgebrand door onweer 16 april 1904
EIGENAAR
Zaag- en oliemolen. 183 1 : 75 voet vlucht, met 3 sleden en 6 stampers, 2 heien, 2 bakken samen 150 aam. 1897 stoomkracht.
VERDWENEN
PLAATS
Uithuizen
NAAM
PLAATS
Veendam
NAAM
Damsterdiep Zz 1802
k, of Ommelanderwijk
L I GG I N G
1848 Brand 1880
VERDWENEN
BOUWJAAR V ERD W E N E N
EIG E NAA R Rietema Olie- en korenmolen. 72 voet vlucht (1829). Inrichting volgens Faber: 1 voorslag, 1 naslag, 1 naslag met twee spaken.
Gebouwd in 1848 als koren- en pelmolen, 1853 oliemo In 1872 wordt een stoommachine in de pelen korenmolen geplaatst.
PLAATS
Tjamsweer
NAAM LIGGING
BOUWJAAR
EIGENAAR
PLAATS
Veendam
NAAM
Damsterdiep Nz 1779
LI GG I NG
km ten N van het midden van het dorp, Dwarsdiep NZ
2000 nr. 13
Molinologie
Afb. 69. Vierverlaten, molen De Hoop. Een complex dat niet hoefde onder te doen voor de molen van het nabijgelegen Roderwolde. In 1923 werd het achtkant verplaatst naar Kropswolde en werd daar als grondzeiler-korenmolen herbouwd. (Reproductie ,,De Hollandsche Molen", Amsterdam.) BOUWJAAR VERDWENEN
1850 Brand 887
PLAATS
Wildervank
NAAM
EIGENAAR
Westerdiep Wz, bij het middelste verlaat 1806 Brand 19/20 april 1863 de Boer
P L AA T S
Wildervank
EIGENAAR
L I GG I N G
Sinds 1873 ook koren- en pelmolen. In 1898 als korenmolen herbouwd.
V ERD W E N E N
B O UWJAA R
PLAATS N AA M
De Hoop
- spoor
L IGG ING
N AAM
EIGENAAR
VERDWENEN
Olie- en korenmolen. 1880 vergunning M. Onnes stoomolieslagerij (16 PK). 1903 vergunning aan J. Helder voor petroleummotor 13 PK. In 1907 leummotor vervangen door locomobiel. Zomer 1923 door molenmaker Koning van Sappemeer overgebracht naar Kropswolde als korenmolen, aldaar nog bestaand.
EI G E N AA R
Westerdiep kaveling 6 1842 Brand 13 mei 1883 E.J. de Boer
PLAATS
Wildervank
PLAATS
EIGENAAR
BOUWJAAR V ERD W E N E N
N AA M
1860 1923
L IG G ING BOUWJAAR
N AA M
LI GG I N G BOUWJAAR V ERD W E N E N
Oosterdiep Wz 1852 Brand l 6 oktober 1869
Schoonveld
In 1864 mede ingericht tot koren- en pelmolen.
849 1913
NAAM
LIGGING BOUWJAAR
VERDWENEN
PLAATS
Wildervank
Oosterdiep Wz, Bovenste verlaat 1855 V ERD W E N E N Afgebrand l augustus 1901 EIG E NA A R de boer In 1856 mede ingericht tot koren- en pelmolen. In 1884 stoom als hulpkracht. LI GG I N G
EIGENAAR
Afgebroken door molenmaker Chr. Bremer, de roeden gingen naar Niebert.
B O U W JA A R
48
2000 nr. 13
Molinologie PLAATS N AA M
Winschoten De Vlieger
PLAATS
Zuidbroek
NAAM
Dorp, Wzijde Winschoterdiep, 1 km ten ZW van de kerk. B O UWJ A A R 1853 V ERD W E N E N Afgebrand maart 1896. EIG E N A A R D.J. Kullen ,,Koren-, pel- en oliemolen. Gebouwd 1853 voor de molenaar D.J. Kubbe, als pel- en oliemolen. In 1856 mede ingericht voor korenmolen. Na de brand herbouwd als korenmolen." LIGGING
BOUWJAAR VERDWENEN
1851 187
EIGENAAR
Gebouwd door L. Wiertsema. PLAATS
Winschoten
NAAM LIGGING BOUWJAAR VERDWENEN EIGENAAR
Winschoterdiep 1802 1854
Buitenvenne
Oliemolens in Drenthe
In 1804 aangebracht. 6 stampers, 2 heien. 1854 Zz. verplaatst naar
PLAATS
Assen
NAAM
PLAATS
Winschoten
LIGGING
NAAM LIGGING
BOUWJAAR V ERD W E N E N
1 km ten O van de stad, aan de 1854 1880
Zz
Winsum
Afgebroken l90 van Zaagmolen, voordien oliemolen. De molen werd herbouwd te De als korenmolen, aldaar verbrand in 1918. PLAATS
NAAM
dorp W,
Nz
LIGGING BOUWJAAR
1895
Afgebrand april 1885 Hendrik Strick Koren-, pel-, olie- en eekmolen.
V ERD W E N E N
EIGENAAR
E IG E N AA R
Zaag- en oliemolen. De molen werd in 182 van een voorzien.
PLAATS PL A A T S
Zandeweer
Gasselternijveenschemond
NAAM
NAAM
EIGENAAR
Tussen provinciale grens en het Dwarsdiep 1852 Afgebrand 8-6-1885 G.
PLAATS
Hoogeveen
L I GG I N G
LIGGING
l8 1899 EI G E N AA R G. Ausema Pzn Zeskante molen, gebouwd als koren- en pelmolen. De olieslagerij in een afzonderlijk gebouw tegen de molen. van 50 75 voet vlucht (1831). 2 pelstenen. 1 amen. Naar Niebert als koren- en pelmolen, nog bestaand. B O UW J A A R
BOUWJAAR
VERDWENEN
VERDWENEN
PLAA T S
Dalerveen
NAAM
BOUWJAAR
VERDWENEN
BOUWJAAR EIGENAAR
EIGENAAR
L IG G IN G
Zuidbroek
NAAM
LIGG ING BOUWJAAR V ER D W E N E N EI G E N AA R
1,6 km Z station Hoogeveensevaart 1756 Afgebrand 13-2-1906 Van
NAAM
LIGG IN G B O U W JAAR VERDWENEN
km ten westen van de
VERDWENEN
In 1876 stoommachine. ,,klok loopt net as Winschoter
PLAATS
Aan de Vaart Zz, kolk.
Dorp Winschoterdiep Nz 1846 Brand september 872
PLAATS
NAAM LIGGING
EIGENAAR
Olie- en molen had evenals de trasmolen van de Fa. Mees te diep bij Groningen. Stoommachine 1856.
BOUWJAAR
roeden
V ERD W E N E N EIGENAAR PLAATS NAAM
Afgebrand l545
2000 nr. 13
Molinologie
Afb. 70. op de Hoogeveensche Vaart in Meppel. Rechts de oliemolen op de Osseweide. (Reproductie ,,De Hollandsche Molen Amsterdam.) LIGGING BOUWJAAR
VERDWENEN
Afgebrand
13
EIGENAAR
PL AA T S
Nieuw-Buinen
NAAM
km NO kerk tussen de twee Monden 1850 V ERD W E N E N Afgebroken EIG E N AA R J.H. van der Linden Korenmolen met olieslag. Afgebroken door H. ma uit Scheemda. Naar Schoonebeek? Naar Emmen?
LI GG I N G PLAATS
Ma ten
NAAM
LI GG I N G BOUWJAAR
Bij de stadsboerderij Haren
VERDWENEN
1854
B O U W JAA R
EIGENAAR
Pel-, koren- en oliemolen, grondzeiler. 2 koppels maalstenen. Ging deze molen in 1857 naar Zuidbarge? Volgens Van der Veen in 1857 verplaatst naar Ter Apelkanaal, aldaar in 1938 afgebroken.
PLAATS LI GG I N G B O U W JAA R V ERD W E N E N
PLAATS
0,9 km ZO kerk in het Oosterveld 1843 Afgebrand 5 januari 1863
Meppel
EIGENAAR
Meppelerdiep naast terrein Groeneveld (Kolderveense Grift).
Olie- en korenmolen, beltmolen met inrit. kreeg in 1863 vergunning tot de bouw van een windkoren-, olie- en schorsmolen. Blijkbaar niet herbouwd?
Afgebrand
PLAATS
NAAM
LI G G I N G
Odoorn
NAAM
BOUWJAAR V ERD W E N E N
EIGENAAR
O, 1 km ZZO kerk, aan de weg naar Dalen BO U W JAA R 1800 verdwenen 1950 EIGENAAR later Strick Grondzeiler. Gebouwd als oliemolen, later volmolen en in 1839 korenmolen, omhooggebracht en tevens pelmolen. L I GG I N G
PLAATS
Meppel
NAAM LI G G I N G
De Osseweide, aan Hoogeveense
BOUWJAAR
Afgebroken 1900 Jan van Veen Afkomstig van de Zaanstreek, molen De Bruinvisch te V ERD W E N E N
EIGENAAR
Oosterhesselen
NAAM
Molinologie Afb. 71. Oosterhesselen, als oliemolen gebouwde grondzeiler, die in 1950 werd afgebroken. (Foto B. van ,,De Hollandsche Molen", der Veen 28-05-1944, Amsterdam.) PLAATS
Oosterhesselen
NAAM
LIGGING
0,6 km Z kerk, Z aan binnenweg, middelste der 3 molens.
BOUWJAAR
VERDWENEN
Afgebroken l877
EIGENAAR
1877 verplaatst naar Radewijk. Was grondzeiler, te als beltmolen, gedeelt-baliemolen herbouwd. PLAATS NAAM
LIGGING BOUWJAAR VERDWENEN EIGENAAR
Afgebrand 7- 1 - 1 88 Staal
Afb. 72. De korenmolen te stond ooit als grondzeiler-oliemolen te Oosterhesselen. Van dit verleden draagt de molen nog duidelijke sporen. Zo is het eiken achtkant zwart beroet. De koningspil is de vroegere steenspil van de kantstenen: direct boven het zitten ter weerszijde de twee kassen, waarin de assen van de stenen draaiden. (Foto Frans
2000 nr. 13
Molinologie
2000 nr. 13
VERDWENEN EIGENAAR
Olie- en korenmolen. Nog bestaand. PLAATS
kerboor
NAAM
LI GG I N G
Westzijde
BOUWJAAR VERDWENEN
Gebr. Hubbeling Afgebroken ver voor 1900. Later stoombedrijf.
EIGENAAR
PLAATS N AA M
Zuidlaren De Wachter
LIGGING BOUWJAAR
1851
VERDWENEN
EIGENAAR J.D. Medendorp Olie- en korenmolen. Nog bestaand.
Afb. 73. Oliemolen de Wachter, Zuidlaren. Hollandsche Molen, Amsterdam.)
,,De
Olie- en korenmolen. PLAATS
Plankensloot
NAAM
Noordzijde, oostelijke van 2 molens. 1836 VERDWENEN Afgebrand 28-9-1845 EIGENAAR Berend van Bon Zaag- en oliemolen, gebouwd door Van der Aa.
LIG G IN G
BOUWJAAR
PLAATS
Plankensloot
NAAM
Noordzijde, oostelijke van 2 molens. 1846 VERDWENEN Afgebrand 847 EIGENAAR Bon Zaag- en oliemolen. LIGG IN G
BOUWJAAR
PLAATS
Plankensloot
NAAM
LI GG I N G BOUWJAAR V ER D W E N E N
E IG E NAAR
Noordzijde, westelijke van molens. 1848 Afgebroken l907 Hendrik van Bon, later Vorenkamp en
Door Chr Bremer herbouwd als watermolen op de Steendammer polder aan het Schildmeer (archief 6151); aldaar gesloopt 1930. PLAATS NAAM
Roderwolde Woldzigt
LIGGING
BOUWJAAR
1852
Noten 1. ,,Industriële windmolens op de Groninger klei, 1770in: Jaarboek voor de geschiedenis van techniek, negende deel, Amsterdam 1992). De navolgende gegevens zijn, tenzij anders vermeld, aan dit zeer belangrijke artikel ontleend. 2. B. van der Veen Czn et al., Groninger molenboek, Groningen 1981, p. 21. Ankum, ,,Een bijdrage tot de geschiedenis van 3. de Zaanse olieslagerij", in: Tijdschrift voor Geschiedenis, 1960, I: pp. 39-57; pp. 215-251. 4. Drs. H.A. Visser, Zwaaiende wieken, ongewijzigde herdruk Arnhem 1979, p. 98. 5. Drs. D.M. Bunskoeke, ,,Geschiedenis van de bedrijfsmolens in Friesland", in: Friese molens, Leeuwarden 1995, p. 55. 6. Ankum, ,,Een bijdrage tot de geschiedenis van de Zaanse olieslagerij", in: Tijdschrift voor geschiedenis, pp. 250-251. 7. Drs. D.M. Bunskoeke, van de bedrijfsmolens in Friesland", p. 55, in: H. Boschma e.a. (red.), Friese Molens, Leeuwarden 1995. 8. S.J. van der Molen, Molens van het Zutphen 1979, p. 19. 9. J.S. Bakker, "Z.K.H. Prins Claus opent molen 'De Wachter' in Zuid-Laren", in De Molenaar, vakblad voor de graanverwerkende en veevoederindustrie, jaargang, nr. 23, p. 24. 10. Mr. J.W. Kersten, Theorie en praktijk van het naoorlogse rechtsherstel en beheer. Rapportage opgesteld ten behoeve van het Ministerie van Financiën. P. 109. Deze rapportage is door het Ministerie in het kader van lopende onderzoeken naar den openbaar gemaakt. 1l . Dr. L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, deel 5, maart '42,
Molinologie Eerste helft. 's-Gravenhage 1974. PP. 260-264. Met dank aan de heer Blom te Zwolle, die mij hierop attendeerde. 12. J.D. Bruining, ,,Koolzaad en koolzaaddorschen", in: Het Noorderland, jaargang 194 1 -1942, pp. 1 12-1 13. 13. Ankum, ,,Een bijdrage tot de geschiedenis van de Zaanse olieslagerij", in: Tijdschrift voor Geschiedenis, 1960, I: pp. 39-57; pp. 2 15-25 P. 86, noot 57. 14. Volgens opgave van Speelman's Oliefabrieken te Overschie is het soortelijk gewicht van zowel raap- als lijnzaad 15. Volgens de gegevens van Ankum levert: last koolzaad 900 kg olie en 1000 kg koeken; l last lijnzaad geeft 600 kg olie en 1400 kg koeken; 1 aam = aam olie weegt volgens gegevens van Van der omgerekend kg. P. Boorsma, Over molens der Honig, Koog aan de Zaan 1939, p. 66. 17. G. Husslage, De Windmolen, Amsterdam 1965, p. 17. 18. Heslinga, ,,De oliemolen 'Woldzigt' te Roder(Dr)", in: Het Noorderland, maandblad van de stichting Saxo-Frisia, l e jaargang (l 941pp. 117-124 19. H.G.T. Vos, ,,De watermolen bij het klooster Ter Apel", in: De Nieuwe Zelfiwichter, 1997-4, pp. 19. 20. Zie: B. van der Veen (red.), Groninger Molenboek, Groningen 1981, p. 195 en De binnenzijde omslag. 21. H. Boschma e.a. (red.), Friese Molens, Leeuwarden 1995, p. 254. Groningen, 22. Archief DHM, Verdwenen molens nr 622. Koning uit Peize", De 23. ter, 1/81, p. 24. Heslinga, ,,De oliemolen 'Woldzigt' te Roder(Dr)", in: Het Noorderland, maandblad van de stichting Saxo-Frisia, l e jaargang (l 941pp. 117-124. 25. Tenzij anders vermeld gegevens ontleend aan de Koning, ,,Oliemolens. 'Woldzigt', een unieke Molens in molen." In: A. Bicker Drenthe, Zwolle 26. Ook dit gegeven ontleend aan: Heslinga, ,,De oliemolen 'Woldzigt' te Rodenvolde (Dr)", in: Het Noorderland, maandblad van de stichting jaargang pp. 1 17-124. Bemet Kempers, Oliemolens, pp. 48-49. 27. 28. Ankum, ,,Een bijdrage tot de geschiedenis van de Zaanse olieslagerij", in: Tijdschrift voor Geschiedenis, 1960, I: pp. 39-57; pp. 215-251. P. 232. 29. Een foto van deze molen in: D e Zelfiwichter 3/84, p. 27. Dit wordt wordt echter bestreden in De 1/85, p. 16. Het zou een tweede molen in Vierverlaten betreffen; molen De Hoop zou zijn
2000 nr. 13 in oude ansichten, afb. 29. afgebeeld in: Molentekeningen, Zutphen 1978, bladen 30. A. 25 33. 3 Verdwenen molens provincie Groningen, en l e deel 494-782, Vereniging De Hollandsche Molen, Amsterdam. B. van der Veen (red.), Groninger Molenboek, Groningen 198 p.76. 33. Een foto van de molen van is te vinden in: W.O. Bakker, Molens in Groningen in oude ansichten, Zaltbommel 1977, afb. 1. 34. P. van Dijken, "Rectificatie in: De Zelfzwichter, 1/83, pp. 14-1 7. 35. B. van der Veen Czn., "Rectificatie weer", in: D e Zelfiwichter, 1/83, p. 14. 36. Gegevens ontleens aan: J.S. Bakker, ,,Van stompen en rompen XIX. Een betere toekomst voor oliemolen van Bus in Veendam", in: De Molenaar. Weekblad voor de graanverwerkende en derindustrie, 92e jaargang, 9, p. 267. 37. De gegevens werden door Ton Meesters verkregen tijdens de excursie en aangevuld tijdens een gesprek van de auteur met de heer Medendorp op 15-9-1999. 38. Bemet Kempers, Oliemolens, z.j., p. 18. 39. Mededeling vrijwillig molenaar de heer M. den Boer, Zwolle. Summary The theme of the excursion was "Existing and still rating oil-mills and remains of former oil-mills in the provinces of Drenthe and Groningen. Mentors of the W.O. Bakker, farmer from excursion stede, Groningen and J.D. Medendorp, wright from Zuidlaren, Drenthe. The author, inspired by of the subject and the many interesting the visited, decided to do additional research before producing this paper. The explanations by J.D. Medendorp at the time of the excursion recorded and summarised by Ton Meesters. Another summary of the information about the oil-mills of Groningen, collected by the late B. Van der Veen was by Bakker. Together the two summaries formed a substantial part for the basis of this paper. The of illustrations found author made also use of a in the Van der Veen files, part of the archives of Hollandsche Molen". T h e rise of the in Groningen and Drenthe of oil-mills in According to Bakker the in the Groningen was about 65. The rise of the heavy clay area of the province has been described in another Dutch publicist. considerable detail by constructed before the Napoleonic days rare, only in Groningen town and Appingedam pre-1800 mills have been mentioned. The rapid growth of the of oil-mills in the French period coincided with in the area. the increased cultivation of
Molinologie Another contributing factor was the growing practice of land. As live-stock turning existing pastures into continued to be required for supply a new ket for evolved. period (1800-1815) approximately 30 In the mills disappeared from the - famous Zaan region in the then the most imporwestern part of the country, up tant production in The Netherlands. It has been suggested that this was another element in the rise of the northern oil-mills, but the author considers this as speculative. is more than likely that the Groningen oilmen had developed their own market, such as parts of neighbouring Germany for the export of and the immediate vicinity for the sale of cakes. The rapid of the of oil-mills started to 1810; lower prices caused a decrease in production so that the production of the of oil-mills surpassed the of the Groningen rapeseed 1825 and 1835. This recession about 1850. Oilmen procure from lasted other dutch provinces to keep their mills turning and that date the of oil-mills increased again. Looking a bit than Groningen it appears that the roughly analogous. developments in Drenthe Steam power as a replacement for wind power was introduced in Groningen oil-mills as early as 1837138. This is remarkable as in the Zaan region this did not scale happen until 185 According to Bakker the operation of the in the north continued than the larger operation in the Zaan The large oil-mills of Zuidlaren and Rodenvolde, both in Drenthe, held out the whereby beat "progress" in the end. The technical aspects of the oilmills in the north There are no technical descriptions available pertaining to the northern oil-mills, with exception of the where machinery has survived up now. The author has obviously made use of this, apart from some pictures and the occasional Looking at the exteriors a distinction must be made the mills built at the as oil-mills with extensions and existing their imposing mills, provided at a later date with a characteristic extension to house the machinery. Apart from the large mills of the Rodenvolde type there also existed mills of more modest generally "grondzeilers" (sails reefed from the ground). The large mills either placed symmetrically the two extensions or had only one extension. The former com-mills required an extension of the upright shaft with the aid of a coupling to drive the lower horizontal shaft. A striking from the Zaan mills is the preferente for a square or brick substructure, which was never used in the Zaan. This is undoubtedly explained by the ample availability of bricks in the north and the differences of subsoil in the two
2000 nr. 13 Fortunately Van der Veen also some tion about the machinery in de northern oil-mills. Here and there the of stamps and wedge-presses is to conclude that larger and smaller mentioned, used. It is also concluded that the technical mills differed from what existed in the installation Zaan region mills. Description of the mills visited during the excursion Haren (Groningen) Molen "De Hoop" (The Hope). A brick gallery mill, which is not a typical type in the province of Groningen, originally equipped as a and later extended with machinery for rapeseed-oil production. From the technical point of view the necessary changes to the original upright shaft are the most interesting. A second upright shaft was led underneath the existing one, in such manner that the one now turned, so to speak, on the lower one. is still Part of the horizontal shaft for the ble, also for the layman, but it takes a trained eye to the former position of the edge-runner. is no used. Part of the remains The upstairs, but most of the machinery has gone, with inclusion of the steam engine, also used as a power source for a while. Roderwolde (Drenthe) Molen Woldzigt was certainly the highThe visit to this magnificent light of the day. Even in the absence of sufficient wind the was in operation, running on electric power. The noises and odours around the machinery created a atmosphere of the old days. The was built as an in 1852. A Deutz kerosene engine was probably installed as an alternative power source; as such it was replaced by a steam engine in further lore, 1906. The author amply torical and detailed technical information, his description with interesting operational information. Groningen town (Groningen) Molen "De Meeuw" (the The square brick substructure represents that remains From an 1828 description of the of the former it may be deduced that the structure, most likely octagonal, was thatched. (Groningen) Molen "De Eendragt" (The Concord) was built in 1802 and dismantled in about This used the words 1900; Van der Veen, down" and did not know what happened to the structure. What is today consists of the living quarters with the adjoining substructure and the combined boiler-house and machine room for the former steam engine. This was machinery and power thoroughly visited. Although trains have been removed, there still are a few important The original in an remains of the oil
2000 nr. 13
Molinologie adjoining shed appeared when a concrete of much out again. halves of a later date was medium-sized edge runner and a stone bearing, possibly of the lower horizontal shaft, laying about. Veendam (Groningen) "Molen van Bus" (Mill of Mr. Bus). Like in Groningen town only a picture stop was made. The only item to photograph was the brick substructure the dismantling of the windmill became part which of a oil factory. reappeared when in turn this factory was also removed.
bought by Medendorp's grandfather, millwright by fession, in 1895. At that time the was totally neglected. Medendorp senior put things back into shape and started to modernise: in 1898 the first steam engine was installed and next two hydraulic In 1905 an oil-wringer was purchased, a patented new product of Smulders in Utrecht. It replaced the stamps and of the traditional extraction process. It worked satisfactorily but did not cakes but flakes, the not acceptable to cattle farmers and traders. took a dozen of years before this commercial problem was solved.
Zuidlaren (Drenthe) Molen "De Wachter" (Mill The Watchman). is the home base of mentor Medendorp. This the last restoration the is not only functioning again but was given a museum function. The was
Suwey of oil-mills in Groningen and Drenthe This appendix to the paper has been with the aid of Bakker, who compiled it from the Van der Veen files. lists 69 oil-mills in the province of Groningen and 20 oil-mills in the province of Drenthe.
Puzzel Er zijn dit keer redelijk wat reacties gekomen op de afgedrukte puzzelstukjes. Voor hierop in wordt gegaan eerst nog een reactie op puzzelstukje 25 van Leo van der Drift. Hij heeft een identieke ansichtkaart in zijn collectie die een gedeeltelijk antwoord geeft op de datering van het molentje. Zijn ansichtkaart is afgestempeld op 18 maart 1914, wat noodzakelijkerwijs het bouwjaar voor die tijd bepaalt. Puzzelstukje 37 Sjaak brengt de staart met de rondgaande ketting thuis als de molen van Piet de aan de sedijk op Zuidzande. Hij komt tot deze conclusie vanwege de rondgaande ketting aan de binnenkant. Daarnaast stelt hij dat De Kramer (als Zeeuws-Vlaming) daar dikwijls kwam, en bovendien het zijn ontwerp was, met als molenmaker Beijk. Tenslotte herkent hij op de die rond achtergrond het achtkant aan de 1950 gesloopt is. De stenen onderbouw bestaat nog steeds. Op grond van dit laatste dateert hij de kaart op circa 1950. Wim Rotteveel is het met de conclusie van Sjaak van eens. Hij schrijft dat hij voor 99% zeker weet dat het de korenmolen van Zuidzande is. In de beide drukken van het Zeeuws Molenboek wordt bij deze molen vermeld: ,,Er is een met rondgaande ketting zonder eind". Wim eindigt zijn brief met te stellen dat, gezien de stand van de zon, en de nogal tapse vorm van de molen op de achtergrond het haast niet anders kan of dit moet de molen van Cadzand zijn. Tenslotte reageert op deze foto en ook hij komt tot dezelfde conclusie. Als bijzonderheden vult hij nog het volgende aan. Deze molen werd in oktober uit het naburige 1947 aangekocht door Piet de
Stukjes Schoondijke, waarna in 1949 een opknapbeurt volgde. Daarbij werd een ijzeren staartbalk aangebracht (ook op de foto te zien), gemaakt van een roede van de in 1948 onttakelde molen van Terhofstede. Verder werd de nenroede voorzien van fokken. Deze restauratie werd, evenals andere restauraties in Zeeuws-Vlaanderen kort na de oorlog, begeleid door I.J. de Kramer. Daarmee is ook het verband gelegd met de afgedrukte foto, die door hem gemaakt werd. De molen, die vaag op de achtergrond zichtbaar is, betreft de andere molen van aan de Molenweg. Deze grote achtkante korenmolen werd in oktober 1944 door oorlogshandelingen beschadigd en in augustus 1952 onttakeld. Al deze gegevens wijzen erop, dat de opname in of kort na 1949 gemaakt moet zijn. Bij de restauratie van 1979183 aangebracht, zodat de werd weer een ,,normaalw situatie zoals op de foto aanwezig niet meer bestaat. Puzzelstukje 38 Als enige reageerde Esselink. Hij schrijft: Puzzelstukje 38 lijkt mij inderdaad de nog bestaande standerdmolen van Moergestel. De relatief smalle kast met constructie, de vorm van de kap en de afzonderlijke wijzen in die richting. Echter ik ken geen andere molens in Moergestel, dus de molens op de achtergrond zijn voor mij ook een raadsel. Ik kan dus niet met zekerheid zeggen, dat het om Moergestel gaat. Puzzelstukje 39 We laten nog even aan het woord: Puzzelstukje 39 is de voormalige molen van de polder in het Friese dorpje Terkaple. Deze molen werd oorspronkelijk in 185 gebouwd in de
Molinologie
Reactie op Puzzelstukje 39, laatste molenaar, Gerben van de molen van Terkaple. (Fan Fryske Groun, 28 oktober 1932, Popke Timmermans.) sche Veenpolder, maar werd in 1884 verplaatst naar Terkaple. In 1935 werd de molen afgebroken. De aanduiding Akkrum op de ansichtkaart klopt vrij aardig: Terkaple ligt een kilometer of vijf ten zuidwesten van Akkrum. komen tot dePopke Timmermans en Gerben D. zelfde gevolgtrekking. Beide heren wijzen op een artikel in de Leeuwarder Courant van augustus 1970, geschreven door D.M. van der (schuilnaam voor Mienema), waarin de geschiedenis van de molen en de daarna opgerichte Amerikaanse windmolen wordt belicht. De polder De Heerenzijl is pas in oktober 1883 opgericht als een aantal poldertjes wordt samengevoegd. De polder zou door een molen worden drooggehouden en hiervoor werd de molen van Tjallebert aangekocht. De afbraak van deze molen werd op 15 november 1883 aanbesteed, waarna de bouw aan de sluis in de Herenzijl in 1884 kon worden begonnen. De molen in Tjallebert had een vlucht van m. Of de molen na herbouw dezelfde vlucht had is niet bekend. In ieder geval waren de ingelanden in 1904 niet erg tevreden, want in de voorjaarsvergadering van dat jaar werd geklaagd dat aan de bemaling niet de nodige zorg werd besteed; door overtollig water was veel schade geleden en de molen had gebreken als gevolg van onvoldoende onderhoud. Besloten werd een Amerikaanse windmolen aan te schaffen, en deze werd in 1905 gebouwd. De oude windmolen, waarvan Gerben Tj. huis de laatste molenaar was, is in 1935 afgebroken. Popke Timmermans stuurde tevens twee foto's uit Fan Fryske Groun van 28 oktober 1932, dus van vlak voor de afbraak. Klaarblijkelijk vond de bemaling toen dus plaats met de molen en met de Hercules-molen.
Puzzelstukje 40-41 Op deze twee foto's kwam een reactie binnen van Het volgende commentaar komt van zijn Reactie op Puzzelstukje 39, De molen van Terkaple in (Fan Fryske Groun, 28 oktober 1932, vol Popke Timmermans.)
2000 nr. 13 hand. De grootste van de twee is een biksteen- of ragemolentje, zoals er tientallen in de Zaanstreek voorkwamen. De Windhond aan de Zaanse Schans is een (overgebleven) voorbeeld van dergelijke wiekendragers, die veelal door jeugdigen werden gebruikt voor het stampen van gebroken pelstenen tot schuur- of strooizand. Ook werd er wel fourage mee gemalen, doorgaans met een serie stampertjes op een wentelasje. Afgaande op model en schuur zou hier het molentje De Vrijheid van Klaas de Vries aan het Kalf te Zaandam betreffen. Voorheen stond deze molen in Koog aan de Zaan en was eigendom van Knaap en is gebouwd voor 1917. Na in de zestiger jaren te zijn verplaatst van het Kalf naar een grotere schuur in het Oostzijderveld, waarbij tevens het achtkant werd verhoogd, is De Vrijheid enige jaren terug verbrand en niet weer opgebouwd. Het mooigezette modelmolentje lijkt veel op het huwelijksgeschenk van de Zaanse bevolking aan Prinses en Prins Bemhard in 1937. Ook met lingstutten en identiek mooigezet. De bouwer zou dan een heer Bakker zijn. Geheel zeker ben ik hier overigens niet, hoewel het niet onaannemelijk is. Tot zover
Tot slot; Helaas ontbreekt dit keer de ruimte voor nieuwe puzzelstukjes en ook de literatuurrubriek moet naar het volgende nummer worden doorgeschoven.
Inhoud Molinologie: Nr. 1, 1994:
Studiebijeenkomst te Woudsend, pag. IJzerman, Najaarsvergadering pag. 3. -T. Meesters, Herstelwerkzaamheden aan de Roosendaalse standerdmolens in 1708, pag. 5. Molard, Mémoire sur les Moulins a Planches de la Hollande, (met vertaling van D. van der pag. 9. Blom, De kaas en de wormen, pag. 17. -Redactie, Onder de korenmaat (filatelie), pag. 19. -Redactie, De standerdmolen van Boerendonk, pag. 19 Martens, Het gebruik van paardespillen bij de riviervisserij, pag. 25 Wagenschotzagerij, pag. 3 -E. met een bijdrage van D. Zweers, Het opmeten en documenteren van een in het bijzonder de Geertmansmolen te pag. 42. Nr. 2, 1994: IJzerman, In memoriam de Kramer, pag. 2. -E. Het opmeten en documenteren van een molenromp, pag. 4. -P.D. Scholten-Ballast, De paardespil van Heerewaarden, reactie pag. 19. -L. Denewet, Hoe een standerdmolen ,,verrold" werd, pag. 2 -T. Meesters, De verhoging tot stellingmolen van de stenen molen in in 1766, pag. 29. Nr. 3, 1995: Abelskamp, Molenaarsknechtje in oorlogstijd, pag. 2. -L. Goeminne, Onderhoud en herstel van windmolens en eeuw, pag. 7. te Zutphen in de -T. Meesters, De bouw van de stenen molen van Hoogerheide in 1744, pag. 10. Alkemade, Archiefstukken Prinsenmolen commissie, pag. 34. Zweers, Enige beschouwingen omtrent de torenmolen in het Nederrijngebied, pag. 37. -H. Hagens, Een molenopgraving te Rijssen november pag. 45. Zweers, De verdwenen windmolen van Lamers te Woezik, pag. 47. -H. Holemans, Belgisch molenbestand - 1994, pag. 52. Nr. 4, 1995: -C. de Beer, Paardekracht in de gieterij, pag. 2. -E. De zeemleermolen in an der pag. 13. -L. Denewet, Torenkotmolens in Vlaanderen - deel I, pag. 20. Nr. 5, 1996: -E. Rectificatie: ,,De zeemleermolen in an der pag.
-L. Denewet en Stagnatie in de Nederlandse molenbouw, pag. 12. -A. van Beek en T. Meesters, Het aanbrengen van een nieuwe steenbalk in de standerdmolen van Teteringen, pag. 15. Houtzaagmolen De Salamander, historie - techniek, pag. 27. Zweers, Fundering van een standerdmolen in Waardenburg, pag. 38.
Nr. 6, 1996: -F. Molinologie met de fles op tafel: de molens van de Casselberg in Frans-Vlaanderen, pag. van Ditzhuijzen, in de Achterhoek, pag. 6 . -E. van Wijk, Getijmolens in Nederland, pag. 31. -Y. Coutant, ,,Malen in moeilijke tijden" nader bekeken, pag. 43. Nr. 7, 1997: -L. Denewet, Wind en watermolens om vlas te zwingelen in West-Vlaanderen, pag. l. -J. den Besten, Streekeigen kenmerken van de poldermolens in Amstelland en West-Utrecht; inzonderheid de wipmolens, pag. 15. -A. de Kraker en F. ,,Malen in moeilijke tijden" nader bekeken - en reactie, pag. 35. -L. den Engelse en P. Schotsman, De Knevelaar. Een vroeg voorbeeld van een Hollandse poldermolen met drie schepraderen, pag. 37. -L. Goeminne, Onderhoud en herstel van de stedelijke pag. 50. molens te Zutphen 364Nr. 8, 1997: Arends, Toepassing van Waterschepraderen bij Sluizen, pag. . -T. Meesters, De molenbrand van Oosterhout, pag. 19. -E. Korenmolen De Vlijt te Marle, pag. 23. -L. Denewet, Haspelwiekenkruisen in Vlaanderen, pag. 38. Nr. 9, 1998:
De oudste Nederlandse windmolenvermelding?, pag. I . IJzerman, Rondom de Eendracht, pag. 3. -F. en T. Meesters, De molenroeden van de gebroeders Fransen uit Vierlingsbeek, pag. 7. -L. van der Drift, Molens lokaliseren met behulp van wereld atlas 1 998" op CDROM, pag. 33. Nr. 10, 1998: -L. Denewet, Nieuw scheprad voor de Hoosmolen te Drongen (Gent) in 1800, pag. -H. Peel, Van staakmolen tot torenkotmolen in deel Vlaanderen met focus op de Oostmolen te 2, pag. 4. -E. Esselink, Fransenroeden, een aanvulling, pag. 40.
Nr. 11, 1999: Hagens, Een opgraving bij de voormalige watermolen te Hellendoorn pag. 1. Reacties op ,,Molen De Vlijt" te Marle, pag. 8. -drs. Carla Rogge, De molenzerken in de Grote Kerk in Alkmaar, pag. 9. Stoop en Jan den Besten, Een bestek uit 1697 van pag. 21. een wipkorenmolen te
Nr. 12,1999: -T. Meesters, In memoriam Dick Nijhof, pag. -Lieven Denewet, Technische voorschriften voor een betere papierproductie in de Oostenrijkse Nederlanden pag. 2 (ca. Enkele aspecten van de molen van Grevelduin-Capelle, pag. Belasting op het gemaal in 1831 te Deventer, pag. 23 Nr. 13,2000: -Frans Themanummer: Oliemolens in Groningen en Drenthe, verslag van de excursie van TIMS - Nederland en Vlaamderen op mei 1997, pag.