T I J D S C H R I F T V A N D E F A C U LT E I T I N G E N I E U R S W E T E N S C H A P P E N E N V I L v
Nr. 29 • april 2015
Welkom, toekomstige ingenieurs!
Afgiftekantoor 3000 Leuven 1 • P802104
Voorwoord Beste lezers In deze nieuwe editie van GeniaaL belichten we opnieuw een enorme verscheidenheid aan interessante ingenieursactiviteiten. We geven een stand van zaken van de bedrijvigheid op en rond het Panamakanaal en zijn trots dat aan dit project met wereldfaam ook onze alumni hun steentje bijdragen. Vervolgens plaatsen we een andere diversificatie van onze burgerlijk ingenieurs in de kijker met het artikel over de ontwikkelingssamenwerking met Bandung. ‘Ingenieurs en humor’: een niet voor de hand liggende combinatie? In de reportage over de ludieke forumavond gewijd aan deze topic bewijzen we pas echt hoe breed het scala talenten van onze ingenieurs wel is. Ten slotte berichten wij over het baanbrekend onderzoek in vernieuwende 3D-printing dat onlangs bekroond werd met een prestigieuze internationale prijs. Kortom, GeniaaL laat opnieuw onze burgerlijk ingenieurs en burgerlijk ingenieur-architecten in al hun aspecten schitteren ... Michiel Steyaert, decaan Faculteit Ingenieurswetenschappen
Beste collega-alumni De laatste maanden is er weer heel wat gebeurd aan de Faculteit Ingenieurswetenschappen en het redactieteam van dit blad heeft weer op schitterende wijze een overzicht van de belangrijkste onderwerpen voor jullie klaargestoomd. Informatie bezorgen is een taak die we als alumnivereniging hoog in het vaandel voeren. Wij willen immers onze leden op de hoogte houden van het reilen en zeilen van de Faculteit Ingenieurswetenschappen. Voor vele afgestudeerde ingenieurs is het datgene wat hen het blijvende gevoel van verbondenheid met hun voormalige faculteit bezorgt. Informatie gaat natuurlijk gepaard met taal en taal is een gegeven dat niet onmiddellijk gekoppeld wordt met ingenieursstudies en het ingenieursberoep. En toch zijn er interessante links – dat kan nu als bewezen geacht worden na onze forumavond over ingenieurs en humor, in samenwerking met – jawel – de Faculteit Letteren. Hierover lezen jullie alvast meer in dit nummer. Verder kan ik niet nalaten te verwijzen naar weer een belangrijke facelift van de Arenbergcampus met de opening van ESAT II. Als ex-student en ex-onderzoeker aan ESAT was het me een waar genoegen om samen met vele collega’s uitgenodigd te worden voor de plechtige opening van dit nieuwe gebouw. Ook dit kunnen jullie een beetje zelf meemaken via de uitgebreide verslaggeving in dit nummer. Gegroet en tot gauw Gert Sablon, voorzitter Alumni Ingenieurs KU Leuven
INHOUD Nieuws uit de faculteit GeniaaL gedacht: Marcel Pelgrom GeniaaL gedacht: Adhemar Bultheel Binnengesloten in ESAT II Een nieuw gebouw voor elektrotechniek ... in 1885 Jean-Pierre Kruth krijgt Bower Award Panamakanaal Marian Verhelst: het zit in de familie
3 4 5 6 7 8-9 10-12 13
40 jaar ontwikkelingssamenwerking met ITB, Bandung Doctoraat van Yentl Swolfs Forumavond 10 februari 2015: ‘Ingenieurs en humor’ Oproep algemene vergadering en Reünie 1965 Tuba and Haniyeh Redenen om op Erasmus te gaan Word ingenieur vanaf dag 1
14-15 16-17 18-19 20-21 21 23 24
Nieuws Prijzen, onderscheidingen, ...
Opening nieuwbouw ESAT II
• Jos Vander Sloten, gewoon hoogleraar aan het Departement Werktuigkunde – Afdeling Biomechanica en voorzitter van het Leuvens Onderzoekscentrum voor Medische Technologie, werd verkozen tot Fellow van de International Academy of Medical and Biological Engineering omwille van zijn ‘outstanding contributions to the profession of medical and biological engineering’. De inductieceremonie vindt plaats tijdens het wereldcongres Biomedical Engineering, dat plaatsvindt in Toronto in de maand juni 2015.
Het Departement Elektrotechniek (ESAT) heeft op donderdag 5 maart 2015 zijn nieuwe gebouw plechtig geopend. http://nieuws.kuleuven.be/node/14862
• Op woensdag 17 december 2014, op het einde van een succesvolle demodag waarbij alle teams hun P&O3-projecten voorstelden, reikte Gert Sablon, voorzitter van de Alumni Ingenieurs KU Leuven, prijzen uit aan het team dat tot dan toe het beste dagelijks werk leverde en op de demodag de beste demonstratie gaf.
Concert Interfak Big Band De Interfak Big Band, onder leiding van Bart Preneel, gewoon hoogleraar aan het Departement Elektrotechniek, met tal van muzikanten uit de Faculteit Ingenieurswetenschappen, geeft zijn jaarlijks concert op vrijdag 8 mei 2015 om 20.30 u. in de Grote Aula, Sint-Michielsstraat 6 in Leuven. Solist is Stefan Bracaval, Belgisch gerenommeerd jazz-fluitist. www.cosic.esat.kuleuven.be/IBB/ibb4/annual-concert-2015/
De begeleiders en (co-)titularissen stelden een shortlist van acht laureaten op, waaruit een runner-up en een winnend team gekozen werd.
3
Het winnend team kwam uit het Departement Burgerlijke Bouwkunde met het project ‘Ontwerp van een voetgangersbrug’.
Het Departement Elektrotechniek leverde het runner-up team met het project ‘Intelligente camerabewaking’.
In memoriam De universitaire gemeenschap neemt afscheid van Philippe de Potter de ten Broeck, masterstudent ingenieurswetenschappen: elektrotechniek. Hij overleed in Leuven op 17 december 2014. Annemie Caproens
http://eng.kuleuven.be/algemeen/nieuws/alumniprijzen
Joris Snaet
GeniaaL gedacht We willen meningen horen. Meningen van ingenieurs over wat hen nauw aan het hart ligt, meningen van niet-ingenieurs over ingenieurs en ingenieuren, alles wat des mensen is, kan en mag aan bod komen. Als het maar ‘uw gedacht’ is, mijn gedacht.
4
Joris Snaet
Nietzsche Lang geleden solliciteerde uw columnist naar een academische functie. De gesprekken liepen voorspoedig totdat een toekomstige medewerker opmerkte: ‘Als u hier op uw eerste werkdag een gezicht ziet dat u niet aanstaat, houd er dan rekening mee dat u er nog 30 jaar tegenaan moet kijken.’ Die opmerking kleurde mijn beeld van het universitaire leven. Een academische baan biedt de noodzakelijke stabiliteit voor diepgravende gedachten, maar de keerzijde is een risico op verstarring: in personen, relaties, thema’s, wetenschappelijke hobby’s etcetera. De lijst voorbeelden is lang. Persoonlijke en langdurige relaties verhinderen in elke organisatie een objectieve discussie over het functioneren. Dat geldt voor een kabinet, de Vaticaanse curie en een popgroep. Reorganisaties met personele consequenties zijn pijnlijk, maar de onderbelichte keerzijde is dat goede medewerkers met interessante ideeën er juist de noodzakelijke ruimte door krijgen. Overbodigheid, achterlopen bij de concurrentie of verziekte personele verhoudingen moeten aangepakt worden. Visitaties zijn niet het academische equivalent van een reorganisatie, maar wel de belangrijkste wekker voor academische slapers. Een kritisch en ongebonden oordeel, geveld door een groep externe vakgenoten, geeft de legitimiteit om misstanden aan te pakken binnen opleidingen en onderzoeken. Want blijvende excellentie komt alleen toe aan instituten die zich confronteren met zulke scherpe oordelen. Ook hier geldt Nietzsches raad: ‘Was uns nicht umbringt, macht uns stärker’. Marcel Pelgrom
Marcel Pelgrom studeerde elektrotechniek aan de HTS (Hogere Technische School) in Arnhem en de Universiteit Twente. Hij werkte 27 jaar als onderzoeker en afdelingshoofd voor Philips Research op het gebied van elektronisch ontwerp. Sinds 2006 is hij medewerker van NXP. Pelgrom is gastdocent aan Stanford University, Universiteit Twente en de TU Delft. Daarnaast schrijft hij regelmatig columns in Bits&Chips. In 2013 kende onze faculteit hem een ereprofessoraat toe.
Computerspeak Vlamingen zijn altijd zeer gewaardeerd voor hun talenkennis. Niet alleen leerden West-Vlamingen en Limburgers elkaar verstaan en is men daartussen overtuigd dat Antwerps een wereldtaal is, ook buiten de grenzen kunnen Vlamingen zich vlotjes aanpassen en bestellen ze op vakantie vlekkeloos røkt laks als voorgerecht, dan bratkartoffeln mit sauerbraten en een cerveza als drankje. Ze zullen het zeker nalaten om een suderans te vragen. Maar er is taal en er is digi-taal. Kompjoeterspiek. Die rekentuigen redeneren in nulletjes en eentjes en om die bitjes in het juiste gelid te zetten zodat ze doen wat van hen verlangd wordt, is niet eenvoudig. Ze zijn duurdekomprenuur. Het is eenvoudiger om een Chinees de Belgische staatsstructuur uit te leggen in gebarentaal, dan een computer ondubbelzinnig wijs te maken wat er van hem verwacht wordt. En nu ik eraan denk, waarom is de computer een ‘hij’? De oorspronkelijke computers waren toch meestal vrouwen die de berekeningen uitvoerden. Die waren nauwkeuriger en betrouwbaarder. Waarmee ik niet wil beweren dat de moeizame communicatie met de hedendaagse toestellen gender-gerelateerd zou zijn. De toepassingen beperken zich trouwens al lang niet meer tot rekenen, en erop rekenen kan je ook niet in alle omstandigheden. Op de computers bedoel ik.
Zoals bijna elke Chinese conversatie begint met nĭ hăo, begint een PL/I programma met proc options(main). Die taal werd me ingelepeld door een Franstalige lesgever en telkens als hij die openingszin in het Frans uitsprak, klonk dat heel raar. Echt Egyptisch-voor-Chinezen waren de hiëroglyfische tekens van APL, gelukkig niet echt onderwezen aan onze studenten. Dagdagelijks leerde ik omgaan met allerlei shells, een mijnenveld waarin je voorzichtig een weg moest banen met C verpakt in vim, awk, sed, perl en dat soort scriptjes. Ook ruilde ik de stencil en de nagellak (als correctorvloeistof) in voor troff om rapporten te produceren. Gelukkig verblijdde Knuth de wereld met TEX en later Lamport met LATEX om dat te vervangen. Spijtig dat Gates dat doorkruiste door met Word en Excel een onomkeerbare pandemie te veroorzaken waarvan de digi-wereld sindsdien nooit meer hersteld is. SQL kwam als toepassing van relationele logica in mijn cursus algebra terecht. Maple werd gebruikt in analyse en MATLAB voor numerieke wiskunde, want dat was ook nodig in de technische jaren voor échte berekeningen. Rapporten werden papierloos en html, php, css, javascript en dat soort webschrijverijen drongen zich op. En dan vergeet ik nog al die grafische talen.
Moet je écht communiceren met een computer dan kan je maar beter taalvaardig zijn gezien de multiculturele diversiteit van talen en dialecten die in het korte bestaan van de digitale computer zijn ontworpen. In den beginne sprak iedere computer zijn eigen taal. Mijn eerste digi-taal contact was met Mercury autocode. Dat was een kleutertaaltje dat door de Ferranti Mercury machines werd verstaan en ‘autocode’ gebruikte men vóór het woord ‘programmeertaal’ was uitgevonden. Niet dat ik ooit in de buurt van zo’n machine ben geweest, maar, dacht ik, het is goed een taal te kennen voor het geval dat... Kort daarna maakte ik kennis met ZEDRA (een Zeer Eenvoudige Digitale RekenAutomaat) en stotterde ik HIA (Haal in Accumulator) en BIG (Berg In Geheugen) en dat soort assembleerachtige niet-vulgaire drieletterwoorden. Iets vloeiender ging het in Fortran of beter de Canadese dialecten ervan: Watfor en Watfiv (de correcte Engelse spelling werd toen nog opgeofferd aan beknoptheid want elke letter was immers een kolom gaatjes in een ponskaart).
Kort samengevat: ik was ondertussen tot een polyglot buiten proporties verworden, die wel eens verloren liep in de #;/$:%&jn*@, punten, komma’s en haakjes van allerlei pluimage. Daardoor ben ik het contact wat verloren met wat de opeenvolgende generaties ingenieursstudenten als eerste taal te verwerken kregen nadat Pascal bedankt werd voor bewezen diensten. Functioneel programmeren moest dan maar met Scheme, dan moest het weer met Java toen Object Oriented Programming ín werd. Door Java op een OOP te gooien met alles wat vooraf ging, kom je uit bij Python. Niet de wurgslang, maar het vliegende circus dat onze studenten tegenwoordig als eerste digi-taal voorgeschoteld krijgen. In afwachting van wat volgt natuurlijk, want dit kan onmogelijk een digitale catharsis zijn. Sommigen zullen het erg vinden dat tegenwoordig de lokale dialecten stilaan verdwijnen, maar kijk eens wat we ervoor in de plaats krijgen.
Ondertussen werden computers en computertalen belangrijk genoeg geacht om in het curriculum van alle ingenieurs te worden opgenomen. Fortran leek het meest geschikt voor numerieke berekeningen en daar kon ik me wel in vinden. Maar de go to’s konden een onsmakelijke spaghetticode genereren. Westerns van dat genre werden toen wel getolereerd, maar voor programma’s was dat not done. Dus vonden taalpuristen dat het anders moest. Ik las over het nieuwe paradigma gestructureerd programmeren in Algol, wat vlotjes vervangen werd door Pascal want dat kregen de ingenieursstudenten te verhapstukken als eerste kennismaking. Het toen alomtegenwoordige IBM probeerde het met PL/I.
Natuurlijk is de tijd al lang voorbij dat een chauffeur of een piloot niet vertrok zonder een schroevendraaier, een moersleutel en wat duct tape onder zijn zetel. Zo ook is de computer het stadium ontgroeid dat de gebruiker op bit-niveau kan gaan prutsen in de code. We zijn nu in het tijdperk dat een vingerwijzing dikwijls volstaat. Een lichte aanraking, een aai over het scherm, is genoeg om de computer zijn kunstjes te laten opvoeren. Maar soms is het machientje nukkig of ziekjes en moet de rattenkoning van de bitjes ontward worden. En dan moet iemand via het toetsenbord een of meer van die talloze talen evoceren die ik wellicht niet eens vermeld heb. Als ik de duimen van onze studenten als krinkelende winkelende waterdingetjes over hun smartphone zie dartelen en denk aan hun genetische aanleg om nieuwe talen te leren, dan kijk ik met vertrouwen uit naar de toekomst. Adhemar Bultheel
Adhemar Bultheel is professor-emeritus aan de Faculteit Ingenieurswetenschappen, verbonden aan de Afdeling Numerieke Analyse en Toegepaste Wiskunde van het Departement Computerwetenschappen. Hij heeft jarenlang opleidingsonderdelen in de toegepaste wiskunde gedoceerd en is dan ook een vaste waarde in de herinneringen van vele alumni.
5
Binnengesloten in ESAT II het eerste contact ermee. Oef! De doctoraatsstudenten en professoren die huizen in de andere zijde van het gebouw, hebben dan weer het genoegen om - terwijl ze hun hoofd breken over moeilijke onderzoeksvragen - eekhoorntjes door de bomen te zien rennen. En als de ramen die op het kasteelpark uitkijken niet voldoen, kunnen sommigen nog door hun kleine vitrineraampje piepen dat uitgeeft op de gang. Wandel maar eens door de verschillende gangen en laat u verrassen door de willekeurigheid waarmee dit raampje al dan niet in sommige kantoren is geplaatst, die bovendien ook al dan niet een andere kleur van deur hebben. Het bevordert ‘de verscheidenheid’ van ESAT.
6
Dit artikel is het product van een gezellige, frisse winteravond in een gezellige, frisse omgeving: het gloednieuwe gebouw van elektrotechniek, ESAT II. Niet zo’n sexy naam voor een nieuw gebouw, denkt u, maar het is wel een vlag die de lading dekt en tenslotte spreken we hier toch van een werkplek. Een winteravond spenderen op een werkplek, denkt u, daar klopt iets niet. Dat klopt. Dat is wat er gebeurt als een collega per ongeluk zijn badge iets te lang voor de detector houdt, de deur laat open staan bij zijn vertrek en je zo in de waan laat dat ze niet op slot zal gaan als je ze achter je dicht trekt om een koffie te halen. Klik! Laptop, portefeuille en winteroutfit plotseling onbereikbaar. Koffiepauze langer dan verwacht, maar met tijd voor ronddwalen en mijmeren, over het nieuwe gebouw dus. Al hoeft dit niet in alle eenzaamheid te gebeuren. Want voor wie denkt dat ESAT II ’s avonds niet bevolkt is: niets is minder waar. De professoren en doctoraatsstudenten van MICAS, STADIUS en COSIC die op dat moment nog in de weer zijn, doen elke tien seconden de gang oplichten, wat een mooi patroon geeft als je vanop de loopbrug ziet dat iedere verdieping zijn eigen kleur heeft. Maar goed, koffie dus ... In de nieuwe keukens, waarvan je er nu een op elke verdieping vindt, is het goed toeven omwille van verschillende redenen: er is koffie en de ruimte biedt voor sommigen voor het eerst de mogelijkheid om ’s middags, in plaats van eenzaam op kantoor, nu samen met collega’s te lunchen: echt een verademing. Het bevordert ‘de eenheid’ van ESAT. Bovendien is het daar warm. De verwarming heeft namelijk, meer dan wij, haar tijd genomen om in de nieuwe kantoren in te trekken. Maar toch zijn ook de nieuwe kantoren voor velen een hele upgrade. Letterlijk dan. Voor doctoraatsstudenten die jaren doorbrachten in de catacomben van ESAT I is dit een heel nieuwe ervaring. De ene zijde van het ESAT II-gebouw, inclusief ieder computerscherm dat daar zijn plaats heeft, wordt namelijk op mooie dagen volop in het zonnetje gezet. Nog maar eens blijkt dan de creativiteit van menig doctoraatsstudent uit de variatie aan afschermingen tegen het felle zonlicht. Nadat men – opgelucht – ontdekte niet meteen tot as te zijn vergaan bij
Het vasttapijt in de gangen en kantoren geeft een huiselijke sfeer en dempt de geluiden van alle nog lopende werkzaamheden in en rond het nieuwe gebouw. Er is namelijk nog een grote refter in de maak en een Alma-cafetaria! Intussen wordt er geboord, geverfd, geschuurd... Tussen de hardwerkende schilders, loodgieters en bouwvakkers zal je al eens een verloren doctoraatsstudent tegen het lijf lopen, zo een die zijn nieuwsgierigheid niet kan bedwingen. Of je hoort er het gezoem van enkele mini-quadricopters die genieten van hun nu nog lege, grote, overdekte speelruimtes. Want zonder pauze, geen werkplek.
Conclusie van dit verhaal: zorg er, bij de verkenning van ESAT II, vooral voor dat je niet buiten-, maar eerder binnengesloten geraakt, want het is daar dat alles gebeurt! Hopelijk mag ESAT II een inspirerende werkplek zijn en onderdak bieden aan geslaagde onderzoeksresultaten, succesvolle tape-outs, vele publicaties en bruisende recepties om dit alles te beklinken! Jolien De Meester (Afdeling MICAS)
Een nieuw gebouw voor elektrotechniek ... in 1885 Onder grote belangstelling is op 5 maart 2015 het nieuwe ESATgebouw ingehuldigd. Het is wel het nieuwste, maar niet het eerste ‘nieuwe’ gebouw in de geschiedenis van Elektrotechniek. Toen zo’n 150 jaar geleden, in 1864, aan de Katholieke Universiteit de ingenieursopleiding startte, waren er nog geen specialisaties. Industriële toepassingen stonden nog in de kinderschoenen en elektriciteit vond haar plaats in de algemene natuurkundige vakken. Het Instituut voor Fysica is op dat moment gehuisvest in het College van Premonstreit, op de rechterhoek van de Naamsestraat en de Deberiotstraat. Het is dan ook logisch dat in het academiejaar 1881-1882 de nieuwe cursussen ‘Industriële toepassingen van de elektriciteit’ (uiteraard in het Frans) daar gegeven worden.
niet vergeten dat professor Ponthière in de eerste plaats een metallurgist was. In dergelijke oventjes kan men metalen smelten, legeringen maken e.d. Hier een gravure uit een eigentijds handboek: onder 45° worden twee koolstaven binnengebracht en daartussen trekt men een boog (ongeveer 50 V, 10 A). Langs boven wordt de te smelten materie ingebracht en het resultaat komt terecht in het kroesje. Voor- en achterkant zijn met mica afgesloten zodat het proces zichtbaar is. Met de hoefijzermagneet kan men eventueel de richting van de boog veranderen om beter te ‘mikken’.
Maar het eerbiedwaardige College van Premonstreit – het gebouw dateert uit de 18e eeuw - is niet geschikt om zware elektrische machines op te stellen: de vloeren dreigen al te bezwijken onder de collectie mineralen. Daarom wordt met het akkoord van de stad een bijgebouwtje opgericht in de achtertuin van het college, aansluitend aan het recent aangelegde stadspark. We hebben zelfs een foto van de binnenzijde: in 2007 verwierf de universiteit een fotoalbum van de hand van fotograaf Eduard Morren – ondertussen heruitgegeven – dat een blik werpt in de universitaire gebouwen van rond het jaar 1900. We bevinden ons in de ‘grote’ zaal met schoolbanken, een bord en vitrinekasten, met een verbinding naar een soort machinekamer. Wat kunnen we herkennen? Aan het plafond hangen twee halfbolvormige elektrische lampen, waarschijnlijk de gewone verlichting van het auditorium. Voor de kast zie je een vijfarmige luchter zoals die bij grootje in de gang hing. Moet iets educatiefs zijn. Maar wat is die cilinder ter hoogte van het bord, waar onderaan twee buizen uitsteken? Wellicht (zeker zijn we nooit) is het een booglamp. De werking van een booglamp lijkt op elektrisch booglassen, maar nu worden twee koolstaven met elkaar in contact gebracht en weer verwijderd om een elektrische boog te vormen. Door de vrijkomende warmte geven vooral de koolspitsen (en niet zozeer de boog zelf) een helder licht. Waarom is dit wellicht een booglamp? We kunnen zien, net boven het deurkozijn, dat de linkerstaaf uit twee delen bestaat die elkaar raken. In de lange cilinder erboven zit een mechaniek (met elektromagneten) die de staven zo ver van elkaar verwijdert dat er een bepaalde stroom door vloeit die de boog in stand houdt. Booglicht werd gebruikt voor de verlichting van grote ruimtes, voor openbare verlichting, zoeklichten en projectoren e.d., maar niet voor lokalen; normaal zit er een glazen omhulsel omheen, dit is dus allicht ook een pedagogisch model. Aan de muur links van de vitrinekast (met o.m. telefoniemateriaal en accuplaten) hangt een tamelijk rustiek uitziend houten paneel met stalen van diverse kabeltypes van de nog steeds bestaande firma Felten & Guillaume. In de hoek op een houten staander staat een voorwerp dat ons niet meteen bekend voorkomt, maar dat toch wel bijzonder moet zijn. Het is een miniatuur vlamboogoven, meer bepaald een Ducretet-Lejeune type 3 van 1892. We mogen
7
Geen idee wat het geheimzinnige toestel op de tafel voor het bord is. Misschien een schaalmodel van een of andere machine? Links ervan een elektrische opstelling, we herkennen onder meer isolators. Uiterst links op een tafeltje, een voltmeter, mogelijk van Hartmann & Braun. Door de open deur werpen we ten slotte een blik in een kleine machinekamer. Een stel drijfwielen en –riemen, een onbekende machine, rechts een primitief elektrisch bord, wat meettoestellen, in het midden lastweerstanden, een schakelmatrix, een primitieve telefooncentrale? Maar de trots is uiterst links opgesteld: een gelijkspanningsmotor of dynamo, zoiets werkt in twee richtingen. De afbeelding is niet zo scherp, maar toch voldoende: deze machine bestaat 115 jaar later nog, wat meer is, ze staat in de huidige machinezaal van Elektrotechniek! Enkel de twee oliepotjes zijn verloren gegaan. En ondanks het kenplaatje dat een mij onbekende Brusselse firma vermeldt, is het allicht een Siemens. Voor wie er mocht aan twijfelen, ga naar www.fotosearch.com/CSP800/k8008408/ Had het nieuwe gebouw een impact? Was het nodig? In het academiejaar 1886 - 1887 werden al twee semesteruren elektriciteit gedoceerd. Dit zal verder groeien tot in 1899 de opleiding elektrotechnisch ingenieur opgestart wordt. Maar na 15 jaar is dit ‘nieuwe’ gebouw veel te klein geworden. In 1900 staat het elektromechanisch instituut van de Vlamingenstraat in de steigers. Dat zal 50 jaar dienst doen. Volledige versie op www.esat.kuleuven.be/info/historiek Jan Cuypers
Prof. Jean-Pierre Kruth Professor Jean-Pierre Kruth van de Afdeling Productietechnieken, Machinebouw en Automatisering (PMA), Departement Werktuigkunde, wordt bekroond met de Bower Award and Prize for Achievement in Science 2015, toegekend door The Franklin Institute uit Philadelphia, USA. Jean-Pierre Kruth ontvangt de prijs voor van zijn baanbrekend onderzoek in Additive Manufacturing (AM of 3D-printing). Dat onderzoek leidde tot vele technologische innovaties, patenten en diverse internationale bedrijven, waaronder Materialise en LayerWise, twee spin-offs van KU Leuven, die uitgegroeid zijn tot wereldwijd actieve topbedrijven in de AM-markt. De prijs zal worden overhandigd in Philadelphia op 23 april 2015.
8
Eind april wordt de prijs officieel overhandigd in de VS, wat een enorme erkenning voor uw jarenlange inzet betekent. Beseft Vlaanderen wel de draagwijdte ervan? Ik wil de velen die mij feliciteerden niet miskennen en voor het hoofd stoten, maar buiten een beperkte vriendenkring is de draagwijdte niet erkend. Pas toen ik hoorde dat ik de prijs kreeg, ben ik gaan googelen en ontdekte ik dat dit een prijs is die al 190 jaar bestaat. Bovendien kreeg ik te horen dat ik vanaf nu de erelijst mag vervoegen met belangrijke personen als Marie Sklodowska Curie, Tesla, Edison, Einstein, ... en daar schrok ik wel van. Waarop steunt die erkenning? Zij steunt vooral op mijn onderzoek over 3D-printing of additive manufacturing (AM), zoals het genoemd zou moeten worden. Wereldwijd wordt nu erkend dat we aan de KU Leuven tot de pioniers behoren in dit domein. Daar wordt te weinig ruchtbaarheid aan gegeven. Jean-Pierre Kruth werd onlangs als gastspreker – de enige buitenlander – uitgenodigd op een workshop naar aanleiding van de oprichting van een onderzoekslab over AM, het eerste in een reeks van vijftien in een ambitieus onderzoeks-
Quote letter of Dr. Frederic M. N. Bertley, Senior Vice President Science Franklin Institute, to J.-P. Kruth: Congratulations on your selection as the recipient of the 2015 Bower Award and Prize for Achievement in Science. As a Franklin Institute laureate, you join a group of the most esteemed scientists and engineers of the 19th, 20th and 21th centuries. This extraordinary legacy dates back to the 1820s and includes such luminaries as Nikola Tesla, Marie Curie, Thomas Edison, Niles Bohr, Max Planck, Albert Einstein, Marshall Nirenberg, Stephen Hawking, Ralph Cicerone, Shuji Nakamura, Elizabeth Blackburn, Donald Norman, Dean Kamen and Subra Suresh, to name a few.
programma dat door President Obama opgezet werd om de maakindustrie in de VS te stimuleren. In Vlaanderen blijft de aandacht voor die additieve manufacturing al bij al beperkt. In de VS krijgt dat onderzoekslab 100 miljoen USD startkapitaal, in Singapore 500 miljoen Singapore dollar. Ik werd al vier keer uitgenodigd om in Singapore te gaan werken. Hier spreken we, in de nieuw opgerichte Flanders Make, van acht miljoen euro per jaar, te verdelen over acht programma’s waaronder een voor additieve manufacturing. De vergelijking spreekt boekdelen. Op die manier kunnen we nooit concurreren met het buitenland. De eerste ideeën over additieve manufacturing zijn ontstaan eind de jaren tachtig. Het eerste idee, toen stereolithografie genaamd, is in 1988 in de VS gelanceerd door de firma 3D Systems. Wij zijn daar onmiddellijk op gesprongen, mede door het feit dat we projecten hadden met Alcatel Bell Telephone in Antwerpen. Deze firma had oog voor laagsgewijze opbouw van polymeerharsen met laser. Wij hadden een project met Alcatel over spuitgieten. Wij hadden toen de idee dat binnen een aantal jaren die spuitgietmachines zouden kunnen vervangen worden door het beloftevolle stereolithografieproces. Het voorstel van Alcatel om met ons een project op te zetten om de merites van die techniek in kaart te brengen was de eerste trigger die het onderzoek over AM op gang gebracht heeft. Wij waren toen bezig met kunststoffen, matrijzenbouw, met niet-conventionele technieken, zoals vonkerosie en laserbewerking, maar dit was heel nieuw. Omdat deze nieuwe technieken steunen op CAD (Computer-Aided Design) kwam mijn uitgebreide ervaring met CAD, vanuit mijn vorige functie bij het WTCM (het huidige SIRRIS) zeer goed van pas. Kortom, het was een bijna natuurlijke evolutie van wat we al jaren deden. De tweede trigger kwam van Fried Van Craen. Hij was, al toen hij op het WTCM werkte, geïnteresseerd in AM-technieken. We kenden elkaar goed en het klikte meteen tussen mij met mijn academische oriëntatie en visie - en Fried Van Craen, die onmiddellijk een bedrijf rond AM wou opzetten. Materialise was een realiteit en met de initiële hulp van de Afdeling PMA, die het bedrijf twee jaar in haar laboratoria huisvestte, is het ondertussen uitgegroeid tot een wereldspeler van formaat, genoteerd op NASDAQ. De derde trigger was ook dat LRD er meteen echt werk van maakte en het initiatief effectief ondersteunde van bij het begin. U was toch wel echt visionair? Wel, voor ons was dit een logische ontwikkeling. Wat wij niet konden voorspellen is de vaart die het gemaakt heeft.
krijgt de ‘Bower Award & Prize for Achievement in Science’ voor onderzoek in 3D-printing
Jean-Pierre Kruth: ‘Deze prijs zal hopelijk de erkenning van onze voortrekkersrol in additive manufacturing benadrukken en zorgen voor steun voor dit soort onderzoek.’
En toch moet de erkenning uit het buitenland komen. Ja, hoewel de mensen van Materialise en van bij ons op de Afdeling PMA steeds geloofd hebben in de zaak en dat gaf me voldoening. En het fijne is dat de opbrengsten van de KU Leuven met Materialise geherinvesteerd werden in twee andere spin-offs: Metris en LayerWise. Dus ook hier krijgen we toch de nodige erkenning.
met demonstraties in het Franklin Institute en aan leerlingen van middelbare scholen. Verder wordt me gevraagd eigen boeken mee te brengen voor de Hall of Fame. Marc Lambaerts, coördinator van het FabLab Leuven, zal eveneens demo’s geven. We zullen extra ons best doen, want we doen ook 3D-printing met metaallegeringen. De gevaren van eventuele branden met dergelijke demo’s zijn ons bekend.
U noemt al drie spin-offs die eruit gegroeid zijn. Juist, en als men mij vraagt wat mijn recept is, dan is mijn antwoord ‘hard werken’. Bovendien heerst er op de Afdeling PMA een onderzoekgerichte sfeer, met veel aandacht voor het precompetitieve aspect en een goede link met de industrie. Veel dank gaat dan ook uit naar mijn vroegere departementsvoorzitter Hendrik Van Brussel.
Een van de domeinen waar we pionier in zijn is 3D-printing vertrekkende van titaanpoeder, een zeer reactief goedje. Nu kunnen we die poeders door en door smelten tot een volledig porievrij smeltbad. Deze techniek heeft aanleiding gegeven tot ontstaan van de spin-off LayerWise die ironisch genoeg opgekocht is door, jawel 3D Systems, het bedrijf dat in de VS startte met stereolithografie. En zo is de cirkel rond. Daar kan kritiek op zijn, u kent wel de zogenaamde verankering, maar ik denk dat dit een goede beslissing geweest is. LayerWise zocht zelf naar een goede partner en er werden 30 potentiële partners gescreend.
In de CIRP (International Academy for Production Engineering) geldt mijn onderzoeksgroep als een baken op het vlak van de productietechnieken. Op buitenlandse congressen heb ik vaak moeten toelichten waar Leuven lag, maar als ik vertelde dat we Materialise mee opgericht hadden, dan gingen de deuren open en konden ze me situeren. Mangelt er dan iets aan de manier waarop we ons positioneren? Neen, want iedereen koopt en gebruikt de software van Materialise. Maar er mangelt wel wat aan onze public relations: mijn onderscheiding werd in Campuskrant aangekondigd, maar kreeg geen aandacht in de andere media. Al moet ik zelf ook toegeven dat de Bower Prize hier niet zo bekend is. Je kunt hem zowat de Nobelprijs van de Verenigde Staten noemen, maar het Franklin Institute is buiten de VS niet zo bekend. Zo’n prijsuitreiking is dan wel op zijn Amerikaans? Ja, dat duurt een ganse week. Die week wordt afgetrapt met voordrachten over 3D-printing aan verschillende universiteiten,
Bij de onderhandelingen is zeer sterk uitgekeken naar een partner die hier in Leuven verder ontwikkelingen ondersteunt en vooral de link met de KU Leuven garandeert. Toen Nikon het bedrijf Metris overnam is op dezelfde wijze tewerk gegaan: de binding met de KU Leuven was ook hier doorslaggevend. En wat brengt de toekomst? Er wordt gedacht aan machines maken op basis van 3D laser ‘melting’ (in plaats van laser ‘sintering’), en welke rol de KU Leuven hierin kan spelen op het vlak van machinebouw. En op het vlak van metrologie is het onderzoek echt intensiever geworden sinds Metris Nikon Metrology werd. Ook het metrologielab is beter uitgerust, met de donatie van twee heel zware CT-scanmachines die we anders nooit hadden kunnen bemachtigen. Hendrik Van Brussel Yvan Verbakel
9
Panamakanaal grootste civieltechnisch -5°C en het Arenbergkasteel ontwaakt uit haar vriesnacht. Burgerlijk ingenieur Dirk van Rompaey, directeur civiele werken bij Jan De Nul, spreekt honderduit over het grootste bouwwerk op dit ogenblik, de verhoging van de capaciteit van het Panamakanaal, waar het nu zo’n 30°C is. Les extrêmes se touchent. In oktober 1914 werd het Panamakanaal in gebruik genomen. Deze vaarweg is een van de belangrijkste economische routes ter wereld. Sinds 1914 is het verkeer door het Panamakanaal systematisch gegroeid en sinds 2010 is de maximale transportcapaciteit bereikt, zowel wat betreft het aantal scheepsbewegingen (zo’n 14.000 per jaar) als het getransporteerde tonnage (zo’n 340 miljoen ton per jaar). In 2006 besliste de Panamese overheid bij referendum om de capaciteit van het Panamakanaal te vergroten. De kosten van het volledige uitbreidingsproject bedragen 5,25 miljard USD. Het uitbreidingsprogramma wordt in tien verschillende contracten op de markt gebracht. 10
En dan komt zo’n aanbesteding uit en jullie schrijven erop in. Wat zijn jullie sterkten? Bij ons is de filosofie om te focussen op werken die bestaan uit een combinatie van baggeren en civiele werken. Wij hebben niet de ambitie om ons overal te vestigen, maar waar grote werken gepland worden, daar gaan we voor. We werden in eerste instantie door grote
bedrijven uit Italië, Panama en Spanje gevraagd om te baggeren. Bij de vorming van het consortium hebben we duidelijk gemaakt dat we ook in staat zijn om civieltechnische werken uit te voeren. De competitie was bikkelhard, we moesten opboksen tegen Amerikanen (Bechtel), Chinezen en Japanners die samen 80% van het vrachtverkeer per schip door het kanaal garanderen. De logica zou wijzen op een competitief voordeel voor hen. En wat was uw ervaring met de opdrachtgever in de aanbestedingsfase? De beoordeling van de offertes verliep vrij uniek. Elke offerte bestond uit een technisch deel van vele boekdelen dik en een financieel deel (de prijs). Alle technische aspecten (zo’n twintigtal) werden elk afzonderlijk door drie experten geëvalueerd, die geen punten gaven maar een beschrijvende evaluatie opmaakten. De opdrachtgever Panama Canal Authority bracht deze evaluaties samen tot een sluitende quotering per technische eis. De financiële enveloppe werd beveiligd afgegeven in een kluis van een bank. Pas na een volledige technische evaluatie werd met camerabewaking de enveloppe uit de bankkluis geopend in aanwezigheid van de bieder, waarna de technische en financiële evaluatie samengevoegd werden.
werk dankzij inbreng van alumnus KU Leuven
Jan De Nul heeft uiteindelijk vier contracten binnengehaald. Het contract voor het ontwerp en de bouw van de nieuwe sluizencomplexen is een van de meest prestigieuze waterbouwkundige werken ter wereld en heeft een waarde van 3,2 miljard USD. Er werden twee nieuwe sluizencomplexen gebouwd: een aan de zijde van de Atlantische Oceaan en een aan de zijde van de Stille Oceaan. Ieder complex bestaat uit drie opeenvolgende sluiskamers die het niveauverschil van 28 m tussen de oceaan en het Panamakanaal, overbruggen. Elke sluiskamer is 427 m lang bij 55 m breed en 30 m diep. De nieuwe sluizen zijn in staat 12.000 TEU (twenty feet equivalent unit) containerschepen te verplaatsen daar waar de capaciteit tot dan beperkt was tot 4.000 TEU containerschepen. Een bijzonderheid zijn de waterspaarbekkens. Bij elke scheepsverplaatsing gaat een groot watervolume verloren en het risico bestond dat er in het Panamese binnenland onvoldoende water voorhanden zou zijn voor de scheepsbewegingen. Om die reden werden voor de nieuwe sluiscomplexen waterspaarbekkens gebouwd die bij elke sluisbeweging 60 procent van de waterhoeveelheid opvangen en hergebruiken. Hoe verliep de opstart? Niet vanzelfsprekend. Juli 2009 tekenden we de opdracht en een maand later eiste de opdrachtgever om te starten. Bovendien moesten we zelf het ontwerp uitwerken. Er was enkel een voorontwerp gemaakt. Zoek maar eens mensen in volle bouwverlof!
De impact op het milieu is ook niet min? Inderdaad en dit was een strikte eis. Van bij het begin startten we met het verplaatsen van wilde dieren uit het 300 ha groot projectgebied. En dat is nu net waar je als bouwkundig ingenieur niet veel van meegekregen hebt in je opleiding. Een ware uitdaging. We moesten eerst nagaan welke diersoorten er zoal rondliepen. Dit deden we met behulp van camerabewaking ’s nachts. Eens gespot moesten we de kwetsbare diersoorten vangen. Ik kan je verzekeren dat een val voor apen er totaal anders uitziet dan eentje voor krokodillen. Deze dieren werden in hun nieuwe habitat opnieuw vrijgelaten. Verder werd ons ook een compensatieplan opgelegd voor de flora en hebben we veel aanplantingen gedaan. Daarna gingen we van start met de ontwatering van de 300 hectare oerwoud. Al in 1939 werd door Amerikanen een aanzet uitgevoerd tot de bouw van een derde set van sluizen, maar deze werkzaamheden werden tijdens WO II stilgelegd. En dan is nog geen spade in de grond gestoken ... Eens die begeleidende en milieumilderende maatregelen klaar kon het zware werk beginnen. En ook dat was niet vanzelfsprekend. Het aanwezige basalt diende als basisgrondstof voor het beton en moest dus ter plaatse verwerkt worden in hoeveelheden die geen voorgaande kenden. Een volgend probleem was de zeer hoge prijs voor zand. We besloten om ook de basaltrots te malen tot betonzand. En dan moet je er nog in slagen om beton te maken bij een omgevingstemperatuur van 30°C. We hebben uiteindelijk naast het toevoegen van ijs aan de betonspecie ook het zand en de granulaten gekoeld om zo beton aan de mixer te leveren van maximaal 9°C.
11
En de menselijke kant van deze opdracht? Een bijzondere ervaring, echt waar. Maar dat was het ook voor de mensen in Panama. We werkten er met zo’n 10.000 mensen. Alle ogen in Panama waren gericht op onze werf. De vakbonden hebben daarvan gebruik gemaakt om de werf stil te leggen en zomaar 50% loonsopslag te vragen. Deze ervaring hadden we niet in huis. We hebben meestal een kleiner contingent werknemers per werf of per baggeropdracht. Op zulke momenten wordt je empathie en diplomatie zwaar aangesproken. Soepelheid en goede communicatie zijn dan een pluspunt. Wat sprak je aan om voor bouwkunde te kiezen? Ach, de bouw is mooi. Je ziet de dagelijkse voortgang en realisatie van projecten en vooral: je helpt mee aan het lenigen van noden die maatschappelijk gedragen worden. Onderschat echter niet de recente evoluties in de bouw, in het bijzonder de zeer sterke globalisering. Het bedrijf Jan De Nul is al 50 jaar werkzaam in het buitenland en kan puren uit die ervaring. Je moet over de landsgrenzen heen kijken. Er moet sterk rekening worden gehouden met de steeds grotere prijscompetitie en de druk om werken in een kortere tijd uit te voeren. Bovenal gebeurt de realisatie van projecten in samenwerkingsverband, denk maar aan deze werf waar je dagelijks met Spanjaarden, Italianen en Panamezen in contact bent. Gelukkig helpen onze collega’s van elektronica meer dan een handje met moderne communicatiemiddelen die voor ons broodnodig zijn.
12
Nog een hint voor de opleiding? Geef de studenten de kans om internationale ervaring op te doen. Mij blijven de bezoeken aan Barcelona (de bouw van het olympisch stadion) en onze werfbezoeken in Tsjechië in het geheugen gegrift.
Blijf investeren in de kwaliteit van de opleiding, leer je studenten samenwerken en zich organiseren over de grenzen heen. Het moet mogelijk zijn met het sterke netwerk van KU Leuven om bijvoorbeeld een ontwerp in P&O of de oefensessies samen met Spaanse, Amerikaanse en Duitse collega’s tot een goed resultaat te brengen. De werkelijkheid is niet anders. Yvan Verbakel
Ingenieur Marian Verhelst: het zit in de familie Via respectievelijk ‘Het lichaam van Coppens’ en ‘De schuur van Scheire’ maakte u bij VTM of één waarschijnlijk al kennis met professor Marian Verhelst. Als jonge, vrouwelijke ingenieur doorbreekt ze mee het beeld van ingenieurs als ‘mannen en machines’. Samen met de faculteit en de Groep Wetenschap & Technologie ijvert Marian Verhelst via verschillende initiatieven om meer meisjes geïnteresseerd en betrokken te krijgen in de STEM-gebieden. De vrouwelijke ingenieursstudenten vertegenwoordigen in de Faculteit Ingenieurswetenschappen een aandeel van 16% tegenover 84% mannen. Waarom denk jij dat meisjes vaak voor andere opleidingen kiezen? Het imago van de ingenieur is vaak nog heel stereotiep. Het zou een mannenwereld zijn van machines en grote bouwwerken. Meisjes voelen zich gemiddeld gezien meer aangetrokken tot beroepen met een duidelijke maatschappelijke impact. En die is er zeker bij ingenieurs, maar wordt weinig benadrukt. Het gaat dan niet over de gadgets die in het oog springen, maar bijvoorbeeld over technologische ontwikkelingen die betere toestellen opleveren voor de gezondheidszorg. Ook een ingenieur ‘zorgt’ dus voor mensen en maakt deze wereld beter en mooier, maar de prestaties van ingenieurs op deze gebieden zijn typisch meer ‘verborgen’. De dokter is zichtbaarder dan de ingenieur die het toestel ontwierp ... Waarschijnlijk is dit een van de redenen dat meisjes sneller kiezen voor een studie als biomedische wetenschappen of geneeskunde, waar het maatschappelijke aspect duidelijker is. Het is natuurlijk niet zo zwart-wit. Mijn eigen dochter van acht is bijvoorbeeld vol van bouwkunde en wil graag bruggen gaan bouwen. Ze heeft natuurlijk veel voorbeelden in de familie, met een moeder, vader, grootmoeder en grootvader in de ingenieurswetenschappen. Het is volgens mij erg belangrijk voor kinderen dat ze rolmodellen hebben en al jong kunnen kennismaken met techniek. Nu is dat nog erg verschillend van school tot school, sommige leerkrachten zijn er erg mee bezig, anderen helemaal niet. Ben je zelf betrokken bij initiatieven die hier verandering in willen brengen? Daar ben ik inderdaad mee bezig. Met InnovationLab nodigen we jongeren van de middelbare school uit om één dag ingenieur te zijn. We vertrekken vanuit een concreet maatschappelijk probleem, zoals een ALS-patiënt die een computer wil kunnen besturen. We laten hen dan aan de slag gaan met de wetenschappelijke en wiskundige kennis die ze al bezitten om zelf iets te ontwerpen en te bouwen. Dit project heeft een erg interdisciplinair karakter en de leerlingen zijn steeds enthousiast. Ook de leerkrachten hebben hier baat bij, het geïsoleerde karakter van verschillende wetenschappelijke vakken wordt op deze manier doorbroken. Het is wel van groot belang dat we de leerkrachten goed begeleiden met o.a. bijscholingen. Tot nu toe hebben we ongeveer 100 leerkrachten opgeleid en nu zal hopelijk een multiplicatie-effect optreden. In de toekomst zouden we ook projecten van InnovationLab willen organiseren voor de laatste jaren van de lagere school. Op initiatief van het STEM-platform, waar ik in zetel, zijn er ook techniekcoaches actief in het onderwijs. Deze coaches
ondersteunen basisscholen in technieklessen en helpen hen om projecten uit te werken. Zo is er een mooie anekdote van een onderwijzeres wier man chocolatier is. Zij organiseerde hier al een kleine activiteit rond. Maar op aanraden van de techniekcoach is dit uitgegroeid tot een heus projecttraject met een stijgende moeilijkheidsgraad. De jongste kindjes kunnen eerst chocola proeven en leren over de samenstelling van chocola. Nog later leren ze over de machine die de chocola mengt en op het einde van de lagere school maken de leerlingen zelf hun eigen chocoladecreaties met behulp van een 3D-printer. Zo kan je rond vele aspecten een toffe technische leerlijn opbouwen. Je merkte op dat je dochter ook ingenieur wil worden. Heeft het voor jou een rol gespeeld dat je moeder ook in het beroep zit? In feite is het grappig, ik dacht als tiener nooit dat ik hetzelfde zou doen, maar je ziet dat de appel niet ver van de boom valt. Mijn dochters mogen zelf kiezen wat ze willen studeren, dat hoeft niet per se een wetenschappelijke of technologische opleiding te zijn. Maar ergens heb je toch een invloed, zeker. Zo zie je maar dat rolmodellen belangrijk zijn. Daarom vind ik ook dat de zichtbaarheid van vrouwen in de wetenschappen best wat groter mag. Hier draag je zelf toe bij door je verschijningen op tv. Hoe heb je dit ervaren? Voor ‘Het lichaam van Coppens’ waren de producers op zoek naar een natuurkundige, maar hun aanpak bleek uiteindelijk toch wat te abstract. Ik werd dan voorgedragen door de pr-verantwoordelijke van de faculteit (Jelle De Borger, nvdr), en werd uitgenodigd voor een aantal selectierondes. Tot mijn eigen verrassing werd ik uiteindelijk gekozen. Soms lagen de onderwerpen waar ik dan ‘expert’ in was een beetje ver van mijn specialisatie, maar gelukkig kon ik dan ook even bellen met collega’s terwijl ik me voorbereidde. Tijdens het programma wist ik niet op voorhand of de experimenten van de broers zouden lukken, dus ik moest een beetje op alle uitkomsten voorbereid zijn. Soms was het zelfs een voordeel dat ik zelf een beetje buiten mijn eigen vakdomein moest gaan. Dan voelde ik namelijk beter aan wat voor de kijker misschien moeilijk te begrijpen was. Ik vind het leuk om dingen bevattelijk uit te leggen, dus lag deze rol me wel. En ik ben blij het te kunnen doen, want ik vind ook het informeren van een breder publiek de taak van een docent om zo ook weer een stukje terug te geven aan de maatschappij. Bedankt Marian, om je (grote) steentje bij te dragen aan de promotie van vrouwen in de ingenieurswetenschappen! Valérie Wyns
13
40 jaar universitaire ontwikkelings Dit wordt een beetje een persoonlijk verhaal. Als jonge doctoraatsstudent werd ik in 1970 aangezocht door mijn promotor, professor Jacques Péters, om in Bandung, Indonesië een Metal Industries Development Centre (MIDC), een project gefinancierd door de toenmalige Dienst voor Ontwikkelingssamenwerking (DOS), mee uit de grond - een bananenboomgaard te stampen. Ik vermoedde toen niet dat dit zou aanleiding geven tot een heel succesvol universitair samenwerkingsprogramma met Institut Teknologi Bandung (ITB), dat een periode van meer dan 40 jaar omspant.
14
Het begon allemaal in 1971, toen ik, na mijn doctoraat, samen met mijn vrouw en zoontje Karel, in Bandung aankwam om als DOSexpert MIDC mee op te richten. MIDC was het eerste geïntegreerd samenwerkingsproject van DOS, met een totaal budget van meer dan 1 miljard BEF. Wegens de omvang van het project (bouw en uitrusting van een machinewerkplaats, metrologielab, laswerkplaats, gieterij, promoten van MIDC bij de lokale industrie, ontwikkelen van nieuwe producten) en het gebrek aan ervaring van DOS met dergelijke projecten, werden Fabrimetal (het huidige Agoria) en Jacques Péters aangezocht als adviseurs. Dat de ingenieursopleiding aan het naburige en in heel ZuidoostAzië vermaarde Institut Teknologi Bandung (ITB), opgericht door de Nederlandse kolonisator als Technische Hogeschool Bandoeng in 1920 en waar ook ex-president Soekarno zijn ingenieursopleiding genoten heeft, van groot belang was voor de ontwikkeling van de ontluikende maakindustrie in Indonesië, stond buiten kijf. Professor Péters had vanaf het begin dit belang goed ingeschat en onderhandelde in Brussel om ook die samenwerking van ITB met de toenmalige Afdeling Mechanische Konstruktie en Produktie (nu PMA) van KU Leuven, die hij leidde, te formaliseren in lijn met de net gestarte uitbouw van MIDC.
Het begin van de samenwerking met ITB was informeel. Hoewel ik mijn handen meer dan vol had met het op de sporen zetten van MIDC, gaf ik op zaterdag, als buitengewoon docent, de colleges Werktuigmachines en Productieprocessen aan ITB, als vervanger van Professor Sri Hardjoko Wirjomartono, een jonge docent die aan de Universiteit Twente zijn doctoraat afwerkte. De lessen vonden plaats, zo herinner ik mij, in de veel te grote, majestueuze, helemaal in hout opgetrokken Aula Barat (West Aula), het oorspronkelijke hoofdgebouw van ITB uit 1920, in Minangkabaustijl (zie foto). Twee van mijn studenten, Taufiq Rochim en Komang Bagiasna, hebben achteraf hun doctoraat in Leuven behaald en werden later professor aan het Departemen Mesin, (Departement Werktuigkunde) van ITB. Professor Sri Hardjoko is, tot op vandaag nog als emeritus, dé inspirerende kracht geweest om Departemen Mesin tot een leidend instituut voor productietechnieken te maken, met uitstraling naar andere Indonesische universiteiten en technische hogescholen in Jakarta, Yogyakarta, Surabaya, Medan en andere. Dit was het prille begin van een zeer vruchtbare universitaire samenwerking. Aangezien in ITB het onderzoeksdomein Metaalkunde tot Departemen Mesin behoort, werd ook het Leuvense Departement Metaalkunde (nu MTM), toen onder leiding van Professor Etienne Aernoudt, in de samenwerking betrokken. Ondertussen was Professor Péters erin geslaagd om, naast MIDC, ook dit onderwijsluik van de samenwerking te laten financieren, eerst door DOS en zijn opvolger ABOS, en later door de voorloper van de VLIR. Het project had twee luiken: 1) de laboratoria productietechnieken, metrologie en materiaalonderzoek moderniseren en uitbouwen met up-to-date apparatuur en machines, en 2) de vorming van de toekomstige staf van het departement. De beste studenten van Departemen Mesin, opgeleid in de productietechnieken en de materiaalkunde, werden geselecteerd om in Leuven te komen doctoreren, met de bedoeling dat zij het departement zouden uitbouwen tot een toonaangevend leer- en onderzoekscentrum in de productietechnieken, met uitstraling naar de andere universiteiten in Indonesië. In totaal hebben over de periode 1972–2014 een twaalftal ITB-studenten een doctoraat behaald in de Afdeling Productietechnieken, Machinebouw en Automatisering (PMA) en het Departement MTM. Daarnaast keerden meerdere ITB-studenten terug naar Bandung na het behalen van een masterdiploma. Zij vormden en vormen nog steeds de kern van de afdelingen Produksi Mesin en Teknik Material van Departemen Mesin. De eerste generatie, Taufiq en Komang, ging onlangs met pensioen. Bijgaande foto, genomen tijdens mijn recent nostalgisch bezoek aan ITB, toont rechts professor Sri Hardjoko, lokale bezieler van onze samenwerking, in het midden professor Mardjono, gedoctoreerd bij professor Aernoudt en hoofd van de opleiding Teknik Material, en uiterst links professor Indrawanto, gedoctoreerd bij mij en nu hoofd van het productielab van Departemen Mesin.
samenwerking met ITB, Bandung Een aanzienlijk aantal professoren, docenten, en werkleiders van KU Leuven verbleef voor korte periodes van een tot twee maanden in Bandung voor het verzorgen van lessencycli, seminaries, het opzetten van laboratoriumexperimenten en om de geleverde apparatuur in te zetten voor onderwijs en onderzoek. Professor Jean-Pierre Kruth bracht zelfs drie jaar op ITB door, van 1979 tot 1982. Achteraf gezien is dat een indrukwekkende inzet van mensen, tijd en middelen geweest, die met de huidige criteria voor bevordering in het academisch kader waarschijnlijk niet meer realiseerbaar zou zijn. De overtuigingskracht van professor Péters zal er ook wel niet vreemd aan zijn dat dit mogelijk is geweest.
gemaakt, die gebruikt wordt in ingenieursfaculteiten over heel Indonesië. Momenteel is dr. Budi Santoso, die onder mijn leiding doctoreerde in 1989, president van PT Dirgantara Indonesia, het nationaal luchtvaartbedrijf in Bandung. Hij heeft het op indrukwekkende wijze van de ondergang gered en omgevormd tot een florerend, hoogtechnologisch bedrijf. Getuigend van de geest van vriendschap en verbondenheid die heerst in onze samenwerking, is dat Anindito, zoon van Budi, en geboren in Leuven, heel recent zijn doctoraat verdedigd heeft aan PMA, met professor Dominiek Reynaerts als promotor. Ook zijn enkele van de ITB/KU Leuven-doctors nu docent of hoogleraar aan andere universiteiten, in Bandung en daarbuiten.
Toen rond 1990 Indonesië van de voorkeurslijst van landen verdween waarmee België nog ontwikkelingsprojecten kon uitvoeren en de ABOS-fondsen voor het project opdroogden, betekende dit niet het einde van de samenwerking met ITB. De persoonlijke banden waren daarvoor te sterk geworden. Met eigen middelen en met IRO(Interfacultaire Raad voor Ontwikkelingssamenwerking)-beurzen werden verder doctoraatsstudenten uit ITB, maar ook uit andere Indonesische universiteiten, financieel ondersteund.
Wij kijken met enige trots terug op deze unieke samenwerking van meer dan 40 jaar. Onze blijvende hechte vriendschapsbanden tonen aan dat onze inspanningen geapprecieerd werden. Heel spijtig blijft dat de nauwe samenwerking tussen MIDC en ITB, die wij vanaf het begin zo sterk hebben nagestreefd, door allerlei lokale omstandigheden, te complex om hier uiteen te zetten, nooit tot stand is gekomen.
Het mag worden gezegd dat, dankzij onze samenwerking, ITB zijn stempel gedrukt heeft op enkele belangrijke ontwikkelingen in de maakindustrie van Indonesië en op de universitaire opleidingen in de productietechnieken. Zo heeft professor Taufiq Rochim een reeks cursusteksten over productietechnieken, productiemanagement en metrologie in het Indonesisch
Onze Indonesische vrienden verwachten veel van het aantreden van de nieuwe president, Joko Widodo, de eerste democratisch verkozen president van Indonesië, om een mentaliteitsverandering in de Indonesische samenleving op gang te brengen, die Indonesië moet in staat stellen om snel de club van Aziatische-Tijgerlanden te vervoegen. Hendrik Van Brussel
15
Stijve en taaie polymeercompo Doctoraat van Yentl Swolfs rgerlijk deerde af als bu Yentl Swolfs stu de Faculteit n aa r ieu en ing materiaalkundig Leuven. appen van de KU Ingenieurswetensch raat cto do n ee startte hij In augustus 2010 p van het ou Gr s ial ter Ma in de Composite ld: teriaalkunde, getite Departement Ma composieten: kte ter ers lfv ze n va “Hybridisatie nieuw rificatie van een modellering en ve en st oe rp aas Ve met professor Ign raat werd hybride concept”, otoren. Dit docto om pr als kh ati e project es rop Eu t dr. Larissa Gorb he T en kaderde in IW or do hriften rd sc ijd cie I-t an gefin ikels in IS publiceerde 15 art issie voor mm co en HIVOCOMP. Hij am ex wensen van de ek en kreeg de geluk 2015. Het onderzo iging op 8 januari ed n erd va t tsv tei raa rsi cto zijn do met de Unive n patent samen ropean leidde ook tot ee Curie Individual Eu rie Ma n ee hij ng tvi toraal on oc nt ce std Re po r s. jaa ed Le mber voor een pte se f na va om Fellowship llege London en aan Imperial Co onderzoek te do
16
Het stijfheid/ taaiheidsdilemma Stijfheid en taaiheid zijn twee essentiële materiaalparameters. Stijfheid is de weerstand van een materiaal tegen kleine, elastische vervormingen. Taaiheid is een maat voor de hoeveelheid energie die een materiaal kan absorberen vooraleer het breekt. Composietmaterialen met zowel een hoge stijfheid als een hoge taaiheid zijn daarom zeer gegeerd, vooral in de exponentieel groeiende markt van composieten voor de automobielsector. Spijtig genoeg gaat een hoge stijfheid vaak gepaard met een lage taaiheid en vice versa. Dit wordt het stijfheid/taaiheidsdilemma genoemd.
Taaiheid
Zelfversterkte composieten
Gewenst gedrag
De meeste polymeercomposieten bevatten glasvezels of koolstofvezels en positioneren zich daarom als materialen met een hoge stijfheid maar met een beperkte taaiheid. Een alternatief hiervoor kan gevonden worden in zelfversterkt polypropyleen (PP). Dit materiaal bestaat uit PP-vezels in een PP-matrix, wat leidt tot een beperkte stijfheid, maar wel tot een hoge taaiheid. Zowel zelfversterkt PP als traditionele polymeercomposieten zijn dus onderhevig aan het stijfheid/taaiheidsdilemma.
Doorbreken van het stijfheid/ taaiheidsdilemma door hybridisatie Er is veel onderzoek naar strategieën om dit dilemma te doorbreken. Een van de mogelijke strategieën is hybridisatie van een brosse en een ductiele vezel. Ductiele vezels hebben een hoge breukrek en zijn taai, terwijl brosse vezels een lage breukrek vertonen. In dit doctoraat werd onderzocht of hybrides van zelfversterkt PP met koolstofvezel in staat zijn om het stijfheid/taaiheidsdilemma te doorbreken. Beide vezels kunnen op verschillende niveaus gemengd worden: interlaag, intralaag en intragaren. Het bestuderen van verschillende mengvormen is essentieel, aangezien meestal een intensere menging van de verschillende vezels tot betere mechanische eigenschappen leidt. De intragaren mengvorm heeft de beste menging, maar is moeilijk te produceren en dus duur. Uit ons onderzoek is gebleken dat de intralaag mengvorm de gulden middenweg vormt. De moeilijkheid van hybride zelfversterkte composieten ligt in het grote verschil in stijfheid en breukrek van beide vezels. Wanneer de koolstofvezels breken bij een aangelegde rek van 2%, dan komt er een grote hoeveelheid energie vrij. Deze energie moet ergens gedissipeerd worden en kan daarbij schade veroorzaken aan het zelfversterkt PP. Het is dan ook essentieel om dit goed te controleren door een intelligent ontwerp van het hybride composiet. Bij een hoge koolstofvezelvolumefractie komt er veel energie vrij en wordt er dus onvermijdelijk schade gecreëerd in het zelfversterkt PP. Als er minder dan 7% koolstofvezel op
Koolstofvezelcomposieten Betere mechanische eigenschappen
Sjeid
Het stijfheid/taaiheidsdilemma in composieten: ze zijn ofwel stijf maar bros ofwel taai maar soepel. Het gewenste gedrag is een combinatie van hoge stijfheid en hoge taaiheid.
Eenvoud van produce & kostprijs
Hybridisatiemengvormen waarbij interlaag (links) minder goede mechanische eigenschappen heeft dan intralaag (midden) en intragaren (rechts), maar wel eenvoudiger te produceren en goedkoper is.
sieten: het kan! Op die manier kan de hoeveelheid trial-and-error geminimaliseerd worden en zal er sneller tot een optimaal ontwerp van hybride composieten gekomen worden.
Toepassingen
Spanning-rekdiagram van hybride zelfversterkte composieten, waarbij de hoge breukrek van zelfversterkt PP enkel wordt behouden als de koolstofvezelvolumefractie lager is dan 11%.
volumebasis wordt toegevoegd aan zelfversterkt PP, dan kan de hoge breukrek van 20% behouden worden. Dit leidt tot een composiet met een redelijke stijfheid en een finale breukrek van 20%, waardoor we kunnen ontsnappen aan het stijfheid/ taaiheidsdilemma.
Modelontwikkeling Modellen die het mechanisch gedrag kunnen voorspellen zijn essentieel om nieuwe materiaalontwikkelingen te ondersteunen. Het voorspellen van het mechanisch gedrag van hybride composieten is echter bijzonder moeilijk door (1) de complexe vezelverdelingen en (2) de aanwezigheid van synergetische effecten tussen beide vezels. Daarom hebben we een nieuw model ontwikkeld dat het spanningrekdiagram van zowel hybride als niet-hybride unidirectionele composieten kan voorspellen. Dit flexibele model kan werken met complexe vezelverdelingen en kan daardoor voorspellen welke vezelverdelingen en materiaalparameters tot de grootste synergetische effecten leidt. Dit stelde ons in staat om te concluderen dat een verdeling in zeer fijne laagjes beter is dan een willekeurige vezelverdeling. De faling van de koolstofvezels kan namelijk met 16% verhoogd worden ten opzichte van de breukrek in een koolstofvezelcomposiet zonder glasvezels. Dit is van groot praktisch belang, aangezien hybrides met deze fijne laagjes gemakkelijker te produceren zijn dan een willekeurige vezelverdeling. Dit model werd ook experimenteel gevalideerd in samenwerking met de Universiteit van Bristol. Door de goede overeenkomst tussen experimentele data en modelvoorspellingen kunnen we concluderen dat dit type modellen de belangrijkste synergetische effecten kunnen vatten. Deze modellen kunnen daarom gebruikt worden om ontwerprichtlijnen op te stellen en zelfs om de mechanische eigenschappen te voorspellen.
In het kader van het HIVOCOMPproject zijn er twee demonstratiestukken met hybride zelfversterkte composieten gemaakt: een Samsonite koffer en het opstaande paneel van de achterbank van een Lancia Y auto. De hybride Samsonite koffer toont aan dat we, ondanks de aanwezigheid van de stijve, continue koolstofvezels, nog steeds een complexe vorm kunnen thermovormen. Gecombineerd met de unieke combinatie aan stijfheid en taaiheid, leidt dit tot een materiaal met een groot potentieel voor allerlei toepassingen, niet alleen in reiskoffers, maar ook in de automobielsector en sportartikelen.
Samsonite koffer gemaakt met zelfversterkt PP gehybridiseerd met koolstofvezel.
Conclusie Door een intelligent ontwerp van hybride zelfversterkte composieten is het mogelijk om het stijfheid/taaiheidsdilemma te doorbreken. Hiervoor moeten de hoeveelheid brosse vezel, de vezelverdeling en de bindingssterkte nauwlettend gecontroleerd worden. Doordat hybride zelfversterkte composieten ook met zeer korte cyclustijden van een à twee minuten gemaakt kunnen worden, zijn zij een ideaal materiaal voor gewichtsreducties in de automobielsector. Er zijn bovendien modellen ontwikkeld die de synergetische effecten tussen de brosse en ductiele vezel kunnen voorspellen. Yentl Swolfs Larissa Gorbatikh Ignaas Verpoest
Vezel 1 Vezel 2
Complexe vezelverdelingen in een dwarsdoorsnede van een unidirectioneel hybride composiet: een willekeurige vezelverdeling (links) leidt tot kleinere synergetische effecten dan een verdeling in fijne laagjes (rechts).
17
Forumavond 10 februari 2015: Over ingenieurs doen heel wat clichés de ronde. Ze zouden de wereld door een technologische bril bekijken. Technologie zou hun taal zijn. Toch hebben enkele gevierde comedians als Dirk Denoyelle en Arnout Van den Bossche een ingenieursdiploma. Zij bewijzen dat ze met hun humor een breed publiek weten te bereiken en beroeren. Samen met de collega’s van de Faculteit Letteren organiseerde Alumni Ingenieurs KU Leuven een avondvullend programma rond het thema ‘ingenieurs en humor’. Jan Hautekiet, voorzitter Alumni Letteren Leuven, schaarde zich achter het initiatief en was vereerd te mogen optreden als moderator. Voor de twee eregasten vanuit de eigen ingenieursachtergrond hun visie op humor mochten geven, was er eerst wat tijd voor theorie. Professor Kurt Feyaerts, hoogleraar aan de Faculteit Letteren, legde uit dat er bij humor drie aspecten zijn die altijd terugkeren. Een eerste aspect is de zogenaamde psychoanalytische onderdrukking. Humor maakt ons los van
een groep die zich verenigd voelt en zich afzet tegen een andere groep. Hier vallen uiteraard de domme-blondjesmoppen onder of ook de humor van de Belgen over de Hollanders, die van de Hollanders over de Belgen, enzovoort. Het bevestigt en versterkt de eigenwaarde van de grappende groep. Een derde aspect is de incongruentie van humor. Humor maakt volop gebruik van dubbelzinnigheden. Alles kan op verschillende manieren geïnterpreteerd worden. Als die verschillende interpretaties door elkaar gehaald worden, ontstaat humor. Arnout Van den Bossche werd bekend in 2009 toen hij de Comedy Cup won. In zijn winnende voorstelling speelde hij een ingenieur die eruit zag alsof hij recht van zijn kantoorjob kwam. Hij maakte op het podium volop gebruik van een flipchart waarop hij allerhande grafieken toonde over het onderwerp relaties.
18
Professor Kurt Feyaerts
belemmeringen, van onze verplichtingen en van wat de maatschappij van ons verwacht. Geen wonder dat seks en godsdienst steeds terugkerende thema’s zijn bij humor. Het is tevens een verklaring voor het feit dat er zo’n sterke humortraditie is in Engeland, waar de omgangsregels heel strak zijn. De cabaretwereld in Nederland (denk aan Toon Hermans, Wim Sonneveld en Wim Kan) had aan de strenge calvinistische maatschappij een vruchtbare voedingsbodem. Het zich afzetten tegen de regels van het dagelijkse leven en dit in humor gieten, doet mensen ontsnappen en biedt hen zelfs een therapeutisch effect. Een tweede aspect van humor is het gevoel van superioriteit van diegene die de humor beleeft. In die context houdt de lach zowel inclusie als exclusie in:
Arnout Van den Bossche
De combinatie van de analytische geest van een ingenieur en het emotionele, diepmenselijke thema resulteerde in humor. Op de vraag of hij zijn humor zelf benadert als ingenieur antwoordde Van den Bossche: ‘De humor op zich niet, maar wel het proces om tot een show te komen. Dat beschouw ik als een ontwerpproces.
‘Ingenieurs en humor’
Dirk Denoyelle
de randvoorwaarden.’ Dus ook bij Denoyelle helpt zijn ingenieursachtergrond hem om een optimaal product af te leveren.
Jan Hautekiet
Het thuis oefenen voor de spiegel is de alfa-fase. De try-out is de beta-fase. Eens je product klaar is, probeer je het ook steeds nog te verbeteren.’ Dirk Denoyelle profileert zich meer als conferencier dan als stand-up comedian. Zijn imitaties en liedjes maken hem uniek in de branche. Daarnaast is hij als LEGO Certified Professional (er zijn er maar twaalf wereldwijd) beroemd geworden om zijn 3D-portretten opgebouwd uit LEGO-blokjes. Hij animeert ook teambuildings voor bedrijven, waarin hij humor en LEGO combineert. ‘Tijdens dergelijke opdrachten voor bedrijven maak ik volop gebruik van het probleemoplossend denken dat wij als ingenieurs ingeprent krijgen tijdens onze opleiding,’ aldus Denoyelle. ‘Ik moet op zeer korte tijd de eigenheid van het bedrijf kunnen inschatten en daar onmiddellijk op kunnen inspelen, rekening houdend met
De avond kon natuurlijk niet helemaal geslaagd zijn zonder een kleine performance van de twee humoristen. Zij gingen met graagte in op een vraag uit het publiek om een mini-optreden te geven. Arnout Van den Bossche hield het bij enkele gesmaakte moppen. Dirk Denoyelle haalde zijn beste imitaties boven, waaronder een hilarische Di Rupo en een heerlijke Bert Anciaux. En dat was toch waar een groot deel van het publiek stiekem op had zitten wachten. David Maes
19
Oproep algemene vergadering alumni ingenieurs Beschik je over een gezonde dosis organisatietalent en wil je mee je stempel drukken op de alumniwerking aan je Alma Mater? Vergeet dan zeker niet je kandidatuur in te dienen voor de nieuwe samenstelling van de Algemene Vergadering van de Alumni Ingenieurs KU Leuven. We nodigen je dan meteen uit op onze eerstvolgende algemene vergadering, waar ook onze bestuursleden worden aangesteld. Als lid van de Algemene Vergadering heb je een sturende en controlerende rol voor de vereniging tijdens de Algemene Vergadering. Deze vindt normaal gezien eenmaal per jaar plaats in de periode mei/juni, maar kan uitzonderlijk ook ad hoc worden bijeengeroepen. Alumni Ingenieurs KU Leuven is in 2014 opgericht als ledenvereniging van en voor de alumni van de Faculteit Ingenieurswetenschappen en de Faculteit Industriële Ingenieurswetenschappen van de KU Leuven en haar Associatie. Wij richten ons zowel tot de afgestudeerde burgerlijk ingenieurs als naar de afgestudeerden van de voormalige industriële hogescholen in Oostende, Gent,
Aalst, Sint-Katelijne-Waver, Leuven, Geel en Diepenbeek. Wij zijn een open vereniging waar iedere alumnus thuis kan zijn: wie wil meewerken is welkom! Wij organiseren meermaals per jaar forumavonden waar we de impact van technische vooruitgang op onze maatschappij belichten en bediscussiëren. Daarnaast proberen wij onze alumni te ondersteunen bij het organiseren van reünies en bekronen wij ook jaarlijks de beste opdrachten die de studenten opleveren in het kader van hun vak ‘Probleemoplossen en Ontwerpen’ of hun bachelorproef in het geval van de ingenieur-architecten. Via onze website en ons tijdschrift (voorlopig enkel nog voor de alumni van de Faculteit Ingenieurswetenschappen) informeren we onze alumni over het reilen en zeilen aan hun faculteit. Geïnteresseerd? Neem dan vóór 10 mei 2015 contact op met Bart Van Buggenhout, secretaris Alumni Ingenieurs KU Leuven op
[email protected]. Bart Van Buggenhout
20
Reünie 1965 op bezoek bij celanese en c-mine we ontvangen op het bedrijf Celanese in Lanaken. Met de grootste veiligheidsmaatregelen en de geur van aceton werden we ingeleid en rondgeleid tussen vele tanks, filters, hogedrukpompen, extrusiekoppen met microscopisch kleine persopeningen, filterpersen, ... om uiteindelijk het eindresultaat te zien: een acetaatkabel van extreem veel capillaire buisjes die worden gebruikt om de rook van sigaretten te filteren. We hadden het geluk om ook een proefopstelling in het laboratorium te mogen zien waarbij werd aangetoond hoe men bij de sigarettenfabrikant van een Celanese-filterkabel tot een sigarettenfilter komt. Afgezien van het gezondheidsprobleem dat roken veroorzaakt, was dit bezoek technisch en ethisch enorm leerrijk en leert het ons wederom hoe een complexe technologie interessante en praktische eindbestemmingen krijgt.
De ingenieurs die in ’65 aan de KU Leuven afstudeerden, hebben op 13 november 2014 een interessante dag beleefd, deels industrieel, deels cultureel. Met bijna 40 collega’s en partners kwamen we rond 10 uur samen aan de kerk van Lanaken. Omstreeks 10.30 uur werden
Na dit bedrijfsbezoek zijn we in Winterslag in ’t Konijntje gaan lunchen. Hier kreeg iedereen de tijd om gezellig bij te praten. Tijdens de lunch kregen we een bijzonder interessante causerie van mede-alumnus burgerlijk ingenieur Stijn Bijnens, algemeen directeur van LRM (Limburgse Reconversiemaatschappij), over het verleden maar vooral over de toekomstige investeringsprojecten in Limburg.
Rond 15 uur wandelden we naar het vlakbij gelegen C-mine, de vroegere mijnsite van Winterslag, nu omgevormd tot een centrum voor culturele en creatieve activiteiten. Onder de kundige begeleiding van twee prima gidsen bezochten we eerst het indrukwekkend gerestaureerde Energiegebouw waar nog heel wat machinerie uit de koolmijnperiode bewaard is. Heel indrukwekkend waren de extractiemachines en ventilatorgroepen voor de ondergrond, de compressorenzaal en de elektrische schakelzaal. Nadien kwam de cultuurinfrastructuur aan bod met onder andere twee nieuwgebouwde theaters. Opvallend waren de afmetingen en infrastructuur van de scènes wat ons de mogelijkheid toonde om grote spektakels op scène te brengen. Ook de zaalakoestiek was indrukwekkend. Als afsluiter van het bezoek werd een drankje genuttigd in het unieke kader van de Brasserie Basic om nog wat na te praten over de voorbije dag. Bij het afscheid nemen zagen we niets dan tevreden gezichten! Jos Hubloux, Guido Declercq
Tuba and Haniyeh:
two international doctoral students on life at KU Leuven and in Leuven 21
rkey born in Ankara, Tu Tuba Ayhan was BSc of e gre de eived the in 1987. She rec ring from ee gin En ics on and MSc in Electr y in al University, Turke Istanbul Technic She studied ly. ve cti pe res 10 2008 and 20 l netand cellular neura machine olfaction died stu e Sh . sis MSc the works during her s mu as 2007 as an Er at KU Leuven in rsity ed with the Unive rat bo lla co ba Tu nt. eter, de Ex stu of ty ge rsi an exch the Unive Diego, USA and of California San ster studies. UK during her ma CAS rch assistant at MI 11, she is a resea ctronic ele r oo Ind Since October 20 on e ards a PhD degre and working tow n. tio localiza
On a beautiful sunny afternoon, I met two international female engineering researchers. Tuba, who is Turkish, is finishing her PhD in electrical engineering and Haniyeh from Iran started a PhD in biomechanics last year. It was a nice talk revealing a lot about what concerns female engineers and it helps us, Belgians, to look at our country from another perspective.
Choosing to be an engineer Tuba and Haniyeh say they never doubted about becoming an engineer and the fact they are a woman did not discourage them to choose this career.
Coming to Leuven, Tuba was surprised to find out that engineering students at KU Leuven are mostly male. In one of the classes she was teaching there was only one female student, she remembers. In Turkey the ratio of female engineering students is higher, she mentions. She even says people in Belgium are a bit prejudiced about being a woman and an engineer. ‘Male students will tell you what to do because you are a woman,’ she says, ‘and they think they know better. Even asking women the question why they chose to be an engineer is a prejudice and it should not be something exceptional.’ Haniyeh gets the impression that in Iran choosing to become an engineer depends on the programme. Female students in Iran don’t opt to do electrical engineering but you will find more female students in the biomedical engineering programme. She attributes it to the fact that topics in biomedical engineering are related to health care and this is closer to female interests. She thinks being an engineer could be a very female job because as a woman you are more detail-oriented, which is an asset for an engineer.
Coming to Leuven for a PhD Tuba was already familiar with Leuven before she started her PhD. She came to our university for the first time when she was 19 years old as an Erasmus student. She has nice memories about her stay here but admits she found it quite difficult to follow classes. She was only a bachelor student at the time and had to follow master classes, because the bachelor programme did not have English lectures. She recalls vividly that oral exams were scaring her a lot: not knowing what to expect and an evaluation method that did not seem very objective.
heran, an was born in Te Haniyeh Hemmati uate ad rgr de un r finished he Iran in 1987. She eering gin En l ica ed om studies both in Bi irkabir Engineering at Am and Mechanical d an 09 nology in 20 University of Tech atian mm He eh niy Ha 2012 respectively. s) in ate studies (master finished her gradu echanics at om Bi grin ee gin Biomedical En ntly 2011. She is curre of Technology in rty rsi ea ive res a Un ir as ab ng Amirk d worki Biomechanics an iversity of Un the of pursuing a PhD in t en echanics Departm role of cher in the Biom investigating the en), where she is uv Le (KU ion in aging. tat ap Leuven ad ne bo al on function osteocyte lacunae
The experience itself turned out to be very cool after all, she adds with a smile: ‘professors were very kind and helpful and encouraged me.’ She did not expect to return to Leuven to make a PhD but her Turkish promoter had a collaboration with professor Wim Dehaene from the Department of Electrical Engineering and this is how she ended up in Leuven again. Haniyeh had never been in Leuven before. Her choice of Leuven was inspired by the topic. She joined a project with professor Harry Van Lenthe at the Biomechanics Division because it was related to the topic of her master’s thesis in Teheran. The project is a joined collaboration between the KU Leuven and the Vrije Universiteit Amsterdam which means she will spend some of her time in Amsterdam as well. Being able to spend some time in those cities, is something she is enjoying a lot, she adds.
KU Leuven as a working place: freedom and collaboration 22
Before coming here, Tuba experienced Leuven as very bureaucratic. She was astonished by the amount of administration, but once here, she was very happy that people were so helpful and she only needed to focus on her research. The amount of freedom at the work place is something that surprised her as well. People don’t have to come in early or stay late in the evening. Actually, most of the people staying late are international students. Haniyeh confirms this and she contributes it to the fact that doctoral students earn a salary in Belgium and most of them have a family life. Doctoral students don’t have an income in Iran. They tend to stay at home with their parents because they cannot afford to live alone. This also means that it is very hard for PhD-students to start their own family. This is one of the reasons not many students are attracted to making a PhD in Iran. Another striking difference between her home university in Iran and KU Leuven is that collaboration not only occurs between PhD-students mutually, but also between different groups and universities. In Iran PhD-students have to work by themselves and there is hardly any interaction. She experiences the collaboration between PhD-students, groups and universities as very enriching. Tuba says the collaboration between different groups and universities is similar in Turkey as it is in Belgium. After all, she came to Belgium because her promoter in Turkey was collaborating with the KU Leuven.
Living in Leuven: small city versus big city Haniyeh loves her time in Leuven because it is a small, historical city, quiet and not crowded. Teheran counts more or less 12 million people, which is more than the inhabitants in Belgium. Traffic is very dense in Teheran which leads to very severe air pollution.
On top of it people spend several hours travelling from one place to another. Leuven is much more relaxed. ‘Every morning, I cycle to work, enjoying the green parks and it only takes 20 minutes to go from one place to another,’ she tells us. ‘Besides that, it is so easy to take the train and go visit other cities and even other countries without needing a visa. Even the weather is more enjoyable. In Teheran it is hot in spring and summer and humid,’ she continues. Before coming here she assumed living in a small city would be difficult. Small cities in Iran don’t have a lot of facilities. Haniyeh was surprised that even in the smallest cities there are shops, restaurants, a theatre, job opportunities ... This is really an asset to cities in Belgium. Tuba, on the contrary, does miss the big city and city life in general. ‘You can find it somewhat in Brussels but what I miss is the cultural life mostly because of the language. I love going to the theatre, seeing movies or cultural events in general. It is hard to enjoy these activities in another country.’ One of the things she misses as well, surprisingly enough, is the snow in Istanbul and this weather item leads us into the subject of Belgian people.
Belgians: respectful and reserved ‘Belgians are reserved and they don’t start talking easily except if it is about the weather. Wherever you go, if it is at the workplace or in a store, people will talk about the weather,’ Tuba says. She finds it a typical Belgian thing. Another typical Belgian thing, she adds, is gossiping. ‘Belgians do like to gossip and news travels fast – and she knows because she experienced it, ‘and it were not women gossiping,’ she adds with a smile. Haniyeh experiences people in Belgium as very friendly and polite and always happy to help. Almost everyone speaks English. ‘Even when you are having eye contact, people start smiling,’ she adds. Tuba agrees but finds it difficult to integrate with Belgian students if you don’t speak Dutch. Although people know English, they often switch to Dutch after a while. It is understandable, it is their native language after all, but it makes it harder for foreigners to be part of their life. Haniyeh wants to share with us that she enjoys the diversity in Belgium, which is different from Iran, where everything is mandatory. People in Belgium are free to have their own religion and there is no discrimination, according to her, and everyone is respectful to one another. For instance, you see a lot of disabled people on the streets, and cities and buildings are adapted, enabling disabled people to be independent. This is not the case in Iran: disabled people have to stay inside and don’t enjoy the independence they are having here.
Talented ladies Although they both enjoy Belgian life, both of them miss home as well. Of course there is the family, some food and special holidays we talked about but what they also miss is the possibility to practise their favourite hobby. Tuba, next to be being an engineer, is also acting. She is looking forward to going home and playing theatre again in her own language. Haniyeh is a talented painter and plays the piano. She hopes to get some of her painting utensils in Belgium so she can start painting again and maybe find a piano to practise her musical talents. It could be an idea to invite both of them to share their talents with the Faculty of Engineering Science. Isabelle Benoit
Redenen om op Erasmus te gaan In 2013 ben ik voor negen maanden naar Lausanne in Zwitserland vertrokken. Dat voelde eigenlijk wel als een groot moment aan. Ik was er nog nooit geweest, dus ik kon me niet inbeelden hoe mijn omgeving eruit zou zien. Ook hoe het dagelijkse leven zou verlopen, was een mysterie voor mij. De voorbije drie jaar waren bijna identiek verlopen: met de fiets naar de les in Heverlee, in het weekend naar huis om eens door de ouders verzorgd te worden en om de was te laten doen, ... Het park van Arenberg was ik al als vrij ‘normaal’ gaan beschouwen en de campus kende ik bijna op mijn duimpje. Als er plots zoveel verandert, sta je bij alles wel eens langer stil. Alleen al om dat gevoel minstens een keer te ervaren, zou ik Erasmus aan iedereen aanraden. Naast een radicale verandering in je dagelijkse leven krijg je ook automatisch een nieuwe levensingesteldheid. Je beseft dat een jaar snel voorbij vliegt, dus wil je je tijd optimaal benutten. In plaats van aan de computer of voor tv te zitten, trek je er elk weekend op uit om zoveel mogelijk te verkennen. Zwitserland was hiervoor natuurlijk de ideale locatie. Geen les op maandag dus een uurtje op de trein om te gaan skiën op bijna verlaten pistes? Een avondje op het strand aan het meer van Genève zitten in plaats van op café? Na de les kajakken op het meer van Genève? Dat is het soort van leven dat je op Erasmus hebt. Dat een Erasmusuitwisseling een levenverrijkende ervaring is, is vanzelfsprekend. Ik zal niet te diep ingaan op de evidente voordelen op het gebied van taalontwikkeling of het feit dat je je cv er gemakkelijk mee opblinkt. En - het is een open deur maar het klopt: een van de belangrijkste voordelen is dat je studenten van overal ter wereld leert kennen en dat je zo je leven ook op cultureel vlak verrijkt. Het was een plezier om van deze mensen echte informatie te krijgen over hun land (niet door de media beïnvloed) en om samen karikaturale mythes uit de wereld te helpen (‘Is het waar dat Vlamingen en Walen elkaar haten? Hoezo, je drinkt geen bier en jij bent van België?’). Anderzijds moet je (tot je scha en schande) soms vaststellen dat er waarheid achter bepaalde stereotypen schuilt. Omdat ik twee semesters in Lausanne verbleef, leerde ik voortdurend nieuwe mensen kennen en dit bleken niet per se vriendschappen van korte duur. Enkele van mijn nieuwe kennissen uit Schotland en Engeland komen me deze maand in België bezoeken.
Veel studenten lijken nog te denken dat Erasmus niets voor hen is, maar ik ben er nu van overtuigd dat er voor iedereen iets te verdienen valt. Ik ben zelf enorm gehecht aan mijn ouderlijk huis, aan familie en vrienden en aan een vast stramien. Op Erasmus word je helemaal zelfstandig en leer je je plan trekken bij onverwachte situaties. Ik was daar ook veel impulsiever dan ik ooit in België geweest ben. Ik ga nu niet beweren dat het buitenland op alle vlakken beter is. Ik miste bijvoorbeeld het gemak van in Leuven alles met de fiets of te voet te kunnen doen. De campus van EPFL (Ecole Polytechnique Fédérale de Lausanne) ligt net buiten de stad Lausanne en vervoer, zeker ’s avonds, was niet altijd eenvoudig. Aan de veel goedkopere prijzen in Leuvense winkels of cafés heb ik ook vaak met heimwee gedacht. Mijn Erasmusjaar heeft me dan ook een andere kijk gegeven op zaken die ik vroeger als banaal beschouwde. De pracht van Leuven en ons Arenbergpark bijvoorbeeld, maar vooral onze universiteit zelf. Ik heb snel ondervonden dat de achtergrond die ik van de KU Leuven had meegekregen meer dan voldoende was om me op mijn gemak te stellen op zo’n prestigieuze universiteit tussen een zeer divers studentenpakket. Maar hoe goed Leuven ook is, elke universiteit kan iets speciaals te bieden hebben. Een voorbeeldje van EPFL is dat je daar een semesterproject voor 8 à 12 studiepunten mag maken. Een mooie voorbereiding op de masterproef dus! Je kunt op Erasmus gaan om mooie natuurwandelingen te maken, om warmere oorden op te zoeken, om zelfstandig te worden of om een taal bij te leren. Er komt geen einde aan de redenen die ik kan opsommen om deze ervaring aan te grijpen. Of je nu avontuurlijk bent of ambitieus of je hebt gewoon eens nood aan iets nieuws, ik kan alleen besluiten dat je die kans om een jaar in het buitenland te studeren vooral niet mag laten liggen. Lauren De Meyer
23
Word ingenieur vanaf dag 1 Aan de KU Leuven ervaren studenten ingenieurswetenschappen al in het eerste semester wat het is om ingenieur te zijn. Bij de opleiding burgerlijk ingenieur-architect ondervinden ze dat meteen in de ontwerpateliers, waar tijdens de infodag op 28 maart 2015 bijna 125 studenten en 250 ouders de sfeer opsnoven.
Studenten ontwerpen en bouwen zowel mechanisch als elektronisch de machine met motortjes die op het juiste moment aan en uit gaan. Voor de mechanische bouw kunnen zij gebruik maken van FabLab, het laboratorium waar innovatieve toestellen helpen nieuwe dingen te creëren. Vooral de lasersnijder, die in dunne MDF-plankjes een nauwkeurig profiel kan snijden, is erg in trek. Sterke teams kunnen zich onderscheiden door extra functionaliteiten toe te voegen als een automatische aanvoer van balletjes of zelfs het automatisch terugvoeren van de afgeschoten balletjes.
Bij de opleiding tot burgerlijk ingenieur krijg je opleidingsonderdelen ‘Probleemoplossen en Ontwerpen’ (P&O): in groep samenwerken aan een project dat je zelf moet plannen, berekenen, uitwerken en demonstreren. Dit leidt tot dieper inzicht in de theorie, besef van het nut van de cursussen, nuchterheid, de ervaring om (net) een echte ingenieur te zijn en plezier!
Een ander voorbeeld van een opdracht van het tweede semester is de bouw van een zelfrijdende en zelfsturende auto die een onbekend parcours moet afleggen en onderweg hindernissen tegenkomt. Bovenaan hangt een camera die het traject filmt. Het team kan mechanisch vrij een autootje bouwen, maakt gebruik van een beperkt aantal aangeboden elektronische onderdelen als sensoren en motoren en schrijft een programma voor een microcontroller, een Arduino, die het geheel bestuurt. Op de demonstratie kijken studenten gespannen toe hoe hun wagentje het ervan afbrengt en duimen dat dit de eindstreep haalt. In het eerste semester bestaat P&O uit een aantal kleinere projecten. Op deze foto zie je het resultaat van een projectje waarbij de opdracht was een mechanische auto te bouwen die zelf vooruit kan rijden en achteruit kan parkeren. Studenten zijn vrij de auto te bouwen in hout, LEGO, K’nex of een ander materiaal. Bouwspeelgoed is vaak handig om snel iets te kunnen bouwen wat een technisch principe kan demonstreren en hiervan wordt dankbaar gebruik gemaakt.
Tijdens de infodag van 28 maart 2015 werden de infosessies over de opleiding tot burgerlijk ingenieur en burgerlijk ingenieur-architect bijgewoond door een 550-tal jongeren en 600 ouders. We mochten dus meer dan 1.100 deelnemers op de Arenbergcampus verwelkomen. We hopen hen allemaal terug te zien volgend academiejaar: in de lessen, in het park, en de ouders gewoon in de stad of – wie weet, na volgend academiejaar – bij de uitreiking van de Best Student Awards.
Een voorbeeld van een opdracht in het tweede semester is de bouw van een pingpongbalmachine die afwisselend links en rechts schiet.
Sigrid Maene Jelle De Borger
COLOFON ‘GeniaaL’ is een tijdschrift van de Faculteit Ingenieurswetenschappen en VILv Alumni Ingenieurs KU Leuven, met bijdragen van medewerkers van de faculteit, alumni en studenten. ‘GeniaaL’ verschijnt viermaal per jaar: in januari, april, juli en oktober.
verantwoordelijke uitgever: Michiel Steyaert redactie: Isabelle Benoit, Adhemar Bultheel, Annemie Caproens, Jelle De Borger, Iris De Coster, Elke Kalokerinos, Sigrid Maene, David Maes, Marcel Pelgrom, Liliane Pintelon, Patrick Pype, Gert Sablon, Michiel Steyaert, Hendrik Van Brussel, Yvan Verbakel, Yves Willems, Valérie Wyns, VTK-Communicatie
redactieadres: GeniaaL Faculteit Ingenieurswetenschappen Jelle De Borger Kasteelpark Arenberg 1 bus 2200 3001 HEVERLEE tel. + 32 16 32 16 89 fax + 32 16 32 19 82
[email protected] www.eng.kuleuven.be
grafisch ontwerp: altera.be drukwerk: Artoos Oudestraat 19 1910 KAMPENHOUT tel. + 32 16 61 83 59