TIJDSCHRIFT VAN DE FACULTEIT INGENIEURSWETENSCHAPPEN EN VILv Nr. 5 • april 2009
Afgiftekantoor 3000 Leuven 1 • P802104
21 maart infodag: een terugblik én vooruitblik Facultaire Senaat van start Ingenieurs in de ruimte Jaarvergadering VILv ingenieur-architecten in het verre buitenland
ALUMNI INGENIEURS K.U.LEUVEN
De ingenieurs doen het!
Beste collega's (in spe),
Beste (aspirant-)studenten, faculteitsleden, alumni en vrienden van de Faculteit, De ingenieurs zijn in crisistijden essentieel in het turbulente maatschappelijke en industriële weefsel. Zij zorgen voor creatieve oplossingen om ons doorheen deze periode van onevenwicht te leiden. Denken, durven, doen verwijzen naar de kern van het ingenieur zijn, namelijk een stevige wetenschappelijke en technische basis gebruiken op een ondernemende wijze om iets te realiseren. We hebben in Vlaanderen dergelijke ingenieurs nodig en via de pas opgerichte Facultaire Senaat zorgen we voor een directe koppeling tussen het zeer brede afnemend veld en de opleidingsactoren. Christiane Malcorps, executive vice-president bij Solvay, is de bezielende voorzitter van een zeer gevarieerde groep van hoge vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven, de overheid, de dienstensector, het onderwijs. In dit nummer vind je haar visie op de uitdagingen van de toekomst. Werkdomeinen voor de ingenieurs zijn er rijkelijk. Denken we bijvoorbeeld aan het inpassen van hernieuwbare energie in het bestaande energiedistributiesysteem. Professor Dirk Vandepitte kijkt in ruimteperspectief naar de opvallende rol van Vlaanderen in de lucht- en ruimtevaartsector en geeft het actieve antwoord hierop vanuit onze Faculteit. Alumnus Geert Smet heeft trouwens ook iets met bewegen in de lucht op een originele wijze. En horen onze ingenieurs alleen thuis in Vlaanderen? Emeritus professor Han Verschure verruimt de horizon tot in de verre uithoeken in de ontwikkelingslanden. Voor onze studenten bestaan er trouwens nauwelijks grenzen. De laatstejaarsstudenten berichten over hun zelf georganiseerde, indrukwekkende, confronterende en beklijvende reis naar Thailand, Cambodja, Vietnam en Dubai. De ingenieurswereld is meer dan ooit een dynamische compositie van creativiteit en kunde, planvaardigheid en realisatie, inzet en engagement voor onze samenleving. De ingenieurs doen het. Ludo Froyen decaan Faculteit Ingenieurswetenschappen
Ook vanuit de alumnivereniging VILv Alumni ingenieurs K.U.Leuven zijn wij blij dat jullie interesse betonen in de opleidingen aan de Faculteit Ingenieurswetenschappen. Wij zijn nog steeds overtuigd van de studiekeuze die we ooit gemaakt hebben: als ingenieurs ervaren wij immers dagelijks dat we mee helpen het uitzicht van de maatschappij vorm te geven. Of ingenieurs die afgestudeerd zijn aan de K.U.Leuven en haar associatiepartners nu bruggen bouwen, werkzaam zijn in de biomedische wereld, in de telecomwereld, in het bankwezen of in zovele andere sectoren, overal maakt hun resultaatgerichte aanpak om problemen creatief op te lossen het verschil. Vanuit die toekomstgerichte visie willen wij als alumnivereniging ook kritisch staan tegenover onze eigen bestaansreden: meer dan ooit ervaren wij immers de noodzaak om mee te evolueren met de veranderde realiteit in de maatschappij en aan de universiteit. VILv - alumni ingenieurs K.U.Leuven heeft in het verleden mee nagedacht over de bachelor-masterhervormingen en deze ondersteund. Wij staan klaar om onze geassocieerde partner te verwelkomen en wachten niet tot de volledige accreditatie achter de rug is, voor ons is dit een unieke kans om dit partnership gestalte te geven. Op deze wijze willen wij de komende jaren mee de campusuniversiteit Vlaanderen ondersteunen. Als ledenvereniging zien wij het immers als onze roeping om alle afgestudeerde ingenieurs van de K.U.Leuven een stem te geven in het maatschappelijk debat om op die manier de belangen van de ingenieur te behartigen. Wij roepen de koepelvereniging K VIV dan ook op om mee hierover na te denken: te veel uitdagingen waar wij tot op heden geen antwoord op geformuleerd zien, komen op ons af. Iris De Coster voorzitster VILv
INHOUD Nieuws uit de faculteit Terugblik op de infodag De facultaire senaat De elektriciteitsmarkt in een stroomversnelling (Dotoraat Dirk Van Hertem) Vlaanderen in de ruimte Van ornithopter tot ESA
3 4-5 6-7 8-9 10-11 12-13
VILv - Dag van de ingenieur K VIV oproep algemene ledenvergadering Oproep jaarvergadering - reünie 1950 Kom van onder die kerktoren uit VTK studiekeuze VTK laatstejaarsreis
14-15 16 16 17-19 20-21 22-23
Nieuws Prijzen, onderscheidingen, … • De Joseph Engelberger Award – categorie Education, werd uitgereikt aan Hendrik Van Brussel, Departement Werktuigkunde, ter gelegenheid van het 39e International Symposium on Robotics van 15 tot 17 oktober 2008 in Seoel (Korea). De citatie luidt: For contributing to the advancement of the Science of Robotics in the Service of Mankind. Hendrik Van Brussel mag zich voortaan ook lid noemen van de prestigieuze National Academy of Engineering. De Amerikaanse NAE bestaat uit meer dan 2000 leden, waaronder professoren, vorsers en industriëlen. Wereldwijd worden er daar bovenop een honderdtal leden verkozen, die uitmuntende verdiensten hebben op wetenschappelijk of industrieel gebied. De Belgische delegatie binnen de NAE telt nu drie leden. Eerder traden al professor Froment van de Gentse Universiteit en professor Spaepen van Harvard toe tot de NAE. • Lies Geris, verbonden aan de Afdeling Biomechanica & Grafisch Ontwerpen van het Departement Werktuigkunde, ontving in november 2008, tijdens de vierde European Congress on Medical and Biomedical Engineering in Antwerpen, de IFMBE Young Investigator Award voor haar onderzoek naar de wiskundige modellering van breukheling. • Michael Ryckewaert, Departement ASRO, sleepte de prijs voor Wetenschap en Technologie 2008 van de Academische Stichting Leuven in de wacht. Uit zijn onderzoek naar naoorlogse verstedelijking in België trekt hij lessen voor de toekomst. • Gilbert Declerck, de CEO van het Heverleese nanotechnologiebedrijf IMEC, is de laureaat van een Amerikaanse technologieprijs voor toponderzoekers. Het Institute of Electrical and Electronics Engineers, kortweg IEEE, is het grootste samenwerkingsverband voor de aanmoediging van technologie ter wereld. Declerck, die in 1984 aan de wieg stond van IMEC, dankt de bekroning, de Frederik Philips Award, aan de uitmuntende technische en wetenschappelijke leiding van zijn bedrijf. Volgens het IEEE is het Declercks verdienste dat IMEC aan de absolute top staat wanneer het aankomt op het samenbrengen van topwetenschap met het bedrijfsleven. De IMEC-topman kreeg zijn prijs op 16 december 2008 in San Francisco. IEEE - Fellow Class of 2009 (Benelux Section) zijn o.a. - Cor Claeys, IMEC en Departement Elektrotechniek, for contributions to semiconductor device physics, defect engineering, and low frequency noise characterization; - Sabine Van Huffel, Departement Elektrotechniek, for contributions to total least squares fitting and computational biosignal processing.
• Jeroen Corthout, burgerlijk ingenieur in de biomedische technologie (2008) behaalde op 19 maart 2008 de tweede prijs in de finale van de K VIV-ingenieursprijzen, met de presentatie van zijn proefschrift onder de titel ‘Slaapt u wel? Een eenvoudige diagnose van slaapapneu’. • Op 24 maart 2009 vond de inauguratie plaats van de UNESCO-leerstoel over preventieve conservatie, monitoring en onderhoud van het gebouwde erfgoed. De leerstoel wordt bekleed door het RLICC (Raymond Lemaire International Centre for Conservation), Monumentenwacht Vlaanderen en de Universiteit van Cuenca in Ecuador. • Op 20 april 2009 houdt prof. Philippe Toint de inaugurale lezing van de lessenreeks die hij geeft in het kader van de binnenlandse Francquileerstoel. Hij is expert in het domein van de numerieke methoden en software voor optimalisatieproblemen. Meer informatie op http://eng. kuleuven.be/nieuws/Toint_ Francquileerstoel.html • Hoe start ik mijn eigen spin-off ? Dat kom je te weten op de Bio spin-offday van het onderzoekscentrum BioSCENTer, op 29 april 2009. Voor meer informatie en inschrijving surf je naar www.kuleuven. be/bioscenter/biospinoffday/ • Het Departement MTM verwelkomt u op 6 mei 2009 op de studiedag Res Metallica over ionische vloeistoffen. Meer informatie op http://sirius.mtm.kuleuven.be/ resmetallica/
3
Infodag ingenieurswetenschappen voor toekomstige studenten 21 maart 2009 was een mooie dag. De zon scheen, de lente kon beginnen. Zowat 1400 bezoekers wandelden op de campus Heverlee, in het park, in het kasteel. Jongeren met hun ouders luisterden, keken, dachten na. Zij staan voor een belangrijke keuze. Zullen zij volgend academiejaar aan de studies ingenieurswetenschappen beginnen ? Professoren Ludo Froyen en Jos Vander Sloten gaven een uiteenzetting over het beroep en de studies voor burgerlijk ingenieur. Professor Herman Neuckermans deed hetzelfde voor toekomstige burgerlijk ingenieur-architecten. Studenten, docenten en monitoren stonden klaar op de infomarkt om demonstraties en uitleg te geven. Je kon de departementen Elektrotechniek en Werktuigkunde bezoeken, en de ontwerpateliers van de opleiding architectuur. In het praatcafé konden de jongeren afgestudeerden ontmoeten, terwijl hun ouders hun vragen konden afvuren aan een panel professoren en studiebegeleiders. Een sfeerbeeld. 4
Studente n projectw bouwen de P& O-stand erk met o o en ‘stro mingsve .a. een ornithop p: ter rsnellend waarme e vloeisto e je bijvo ffen’ orbeeld gewrich comfort tsbesch abele ermers kunt ma voor spo ken. rters
at t heel w l herberg denten. e te s a k erg rstu et Arenb ictectuu ‘ton’ in h ativiteit van arch e d m a a n cre De zoge
Bladeren. Cur sussen, ontwer tekeningen. Pr pen, oeven. De sfee r, de docenten de leerstof. Dr , omen. De lent e, het begin van een nieuw e studie, een ni euw leven.
5
de infomarkt: hoe een Eén van de vele demonstraties op ergie. Met behulp van e-en ventilator draait dankzij zonn rolysecel omgezet elekt een in r wate kan zonne-energie waterstofgas kan Het . worden in zuurstof en waterstof en in een branden word d rteer nspo opgeslagen en getra gie (en water). ener in stofcel weer omgezet worden
tworpen treren hun zelf on Studenten demons hopter. nit or en zelf gebouwde
De Facultaire Senaat Samenstelling
6
• Stéphane Beel, directeur Stéphane Beel Architecten • Iris De Coster, voorzitter VILv • Werner Dekkers, Chief Development Officer, Besix Group • Danny Goderis, CTO, Alcatel-Lucent • Lisbeth Jacobs, Corporate Technology Manager Material Transformation Technologies, Bekaert • Hubert Lemmens, Chief Transmission Officer, Elia Asset • Rob Lenaers, voorzitter WTC van het Bouwbedrijf, en voorzitter RvB Lessius • Egbert Lox, Vice President Group R&D, Umicore Research • Christiane Malcorps, Executive Vice President, Solvay • Robert Mertens, Senior Vice President Scientific Leadership Team, IMEC vzw • Achiel Ossaer, Industriële adviesraad CIT • Patrick Pype, erevoorzitter VILv • Dirk Roesems, Director Automotive Engineering Strategy, LMS • Eric Schutz, Vice President, External Technology Coordination, STMicroelectronics Belgium • Marcel Smets, Vlaams Bouwmeester • Marnix Tack, Senior Director Corporate R&D, AMI Semiconductor Belgium • Carl Tilkin-Franssens, CIO, KBC Groep • Johan Van Roey, Hoofd systemen en modellen, ArcelorMittal Gent • Filip Vandenberghe, President Airtec Divisie, Atlas Copco
dr. ir. Christiane Malcorps, Executive Vice-President Solvay, voorzitter van de Facultaire Senaat.
burg. sch. ir. K.U.Leuven 1978 (GO) M. Sc. biomed. engg. Wisconsin 1980 Ph. D. Wisconsin 1983 Country Manager Belgium Solvay Collaboration Manager Solvay (internationaal coördinator Onderzoek)
Op 30 oktober 2008 werd de Facultaire Senaat plechtig geïnstalleerd. In dit nieuwe adviesorgaan zullen alumni en leidinggevende vertegenwoordigers uit industrie, overheid en dienstensector zich samen met leden van het Faculteitsbestuur bezinnen over onze ingenieursopleiding. De Senaat duidde dr. ir. Christiane Malcorps als voorzitter aan. Een gesprek met een ‘no-nonsense lady’. Wat bracht u tot de ingenieursstudies? De studies Latijn-wiskunde hadden mijn interesse in wetenschap en technologie gewekt. Ik koos voor burgerlijk ingenieur omdat dit de breedste waaier van mogelijkheden bood. Mijn vader was industrieel ingenieur; techniek was mij dus niet helemaal vreemd. Hoe verliep uw carrière na Leuven? Ik studeerde af als scheikundig ingenieur in 1978. Dankzij mijn studieresultaten kwam ik in aanmerking voor studiebeurzen van de Belgian-American Educational Foundation en Rotary International. Transportverschijnselen in levende organismen boeiden mij en ik kreeg de mogelijkheid om te studeren aan de Universiteit van Wisconsin bij Prof. Lightfoot, een wereldautoriteit op dat gebied. Onder zijn leiding behaalde ik eerst een M.Sc. in Biomedical Engineering, en daarna een Ph.D. Ik werkte daar in het Departement Diergeneeskunde. Bent u daarna naar België teruggekeerd? Inderdaad. Ik begon een academische carrière als postdoc aan de Universiteit Antwerpen in samenwerking met Janssen Pharmaceutica. Wij ontwikkelden wiskundige modellen voor de bloedcirculatie in de longen en bestudeerden reacties van het lichaam tijdens openhartoperaties. Hoe bent u uiteindelijk in de industrie terechtgekomen? Na een spreekbeurt voor Rotary International werd mij een job aangeboden bij Solvay. Ik ben daarop ingegaan. Dat was in 1986. De eerste tien jaar bleef ik werkzaam in research en technologie in de pharmasector van Solvay, maar vanaf het begin had ik ook managementtaken: eerst was ik verantwoordelijk voor de modernisering van de laboratoria, later werd ik wereldwijd researchcoördinator voor de Solvay bioproducten. Uiteindelijk stond ik aan het hoofd van een grote pilootfabriek voor enzymen. Dat bracht mij al aardig in de buurt van de productie. In 1996 ben ik dan volledig naar de productie overgestapt, in de polymerenfabriek in Antwerpen. Zo belandde ik in de tweede activiteitensector van Solvay: plastics. Ook in de fabriek had ik de verantwoordelijkheid voor productontwikkeling (voor marktexploratie). Uiteindelijk werd ik directeur van twee fabrieken in de chemie, de derde sector waarin Solvay werkzaam is. Sinds begin februari ben ik Executive Vice President, nationaal directeur voor België en internationaal coördinator van research binnen de Solvaygroep. Als “collaboration manager” is het ook mijn taak om samenwerkingsstructuren op te zetten, zowel binnen het bedrijf als naar buiten toe. Vanwaar komt uw interesse in de Facultaire Senaat? Ik werd aangesproken als lid van de stuurgroep Sociale Zaken in Essenscia VL (vroeger Fedichem). Het behoort tot mijn verantwoordelijkheden bij Solvay om een betere samenwerking te bewerkstelligen tussen industrie en universiteit. Ook wil ik mij graag inzetten om jongeren aan te zetten om in technische richtingen verder te studeren. Tevens ben ik bezorgd dat jonge mensen niet steeds het juiste “ingenieurs”profiel vinden: burgerlijk? industrieel? bio? handel? Tenslotte nog dit: toen ik voor ingenieur studeerde, zaten wij met 3 meisjes in een groep van 200 studenten. Ik weet dat de cijfers nu wat beter liggen, maar toch denk ik dat hier nog heel wat te doen valt! Wat is uw agenda voor de Facultaire Senaat? Ik wil hier graag mijn persoonlijke prioriteiten vermelden, maar het spreekt vanzelf dat de concrete agenda zal volgen uit een consensus van de ganse Senaat. Wij willen een aantal werkgroepen opstarten die zowel kortetermijnals langeretermijnproblemen zullen bestuderen.
Op korte termijn denk ik aan de profilering van de ingenieur: brede vorming of doorgedreven specialisatie? Beide lijken mij nodig: er is duidelijk een nood aan breed opgeleide ingenieurs; anderzijds moet de universiteit ook specialisten opleiden in de wetenschapsdomeinen waarin zij excelleert. Maar wat denkt de industrie daarvan? En hoe kan de universiteit dat realiseren? Ook het belang van stages in de industrie wil ik onderstrepen: op die manier kunnen we jonge mensen vormen in dimensies die aan de universiteit minder aan bod komen, en zo zichzelf laten vinden. Op middellange termijn zou ik de doctoraten willen bespreken. Wat is nu precies hun toegevoegde waarde? Op lange termijn zou ik de Senaat graag input zien geven aan de Faculteit over de evolutie van het ingenieursprofiel gedurende de volgende tien tot vijftien jaar: welke rol zullen ingenieurs dan spelen in de maatschappij? Hoe zullen zij bijdragen tot de kwaliteit van het leven? Tot de productie van voedsel? Kunnen wij als het ware biefstuk doen groeien op kunstmatige weefsels? Moeten ingenieurs in de toekomst ook invloed uitoefenen op de fysiologie van de mens? Ik denk hierbij aan termen zoals “human systems engineering”. Misschien kunnen dergelijke ingenieursactiviteiten veel meer jongeren aantrekken? Is onze industrie nog wel geïnteresseerd in die lange termijn? Ik kan u verzekeren dat heel wat bedrijven erg toekomstgericht werken. In mijn bedrijf behoor ik tot de werkgroep “Solvay 2050”, waar een honderdtal personen deel van uitmaken.
7
Een greep uit de aandachtspunten die tijdens de eerste vergadering van de Facultaire Senaat werden besproken: • •
•
• • • • • • •
"De toekomst is mooi, maar anders". Dat was de titel van een boekje door de Vlaamse overheid in 2006 gepubliceerd, in het kader van de actie ‘Jij bent Flanders’ future’. Het vormde de neerslag van gesprekken tussen ondernemers, onderwijswereld en ouders. De Facultaire Senaat zet de samenwerking tussen ondernemingen en onderwijs verder: met inzicht, visie en durf kunnen we de toekomst inderdaad mooier maken! Yves Willems
• •
programmatie en valorisatie van probleemoplossende opdrachten en praktijkgericht onderzoek toegepast onderzoek (voorbereiding op industriële carrière) naast fundamenteel onderzoek (voorbereiding op academische carrière) niet-technologische kennis en vaardigheden (talen, economie, bedrijfsbeheer, sociale en communicatieve vaardigheden) internationale ervaring, bij voorkeur buiten Europa (maar: onderwijs moet democratisch blijven) levenslang leren toevertrouwen van het topmanagement aan burgerlijk ingenieurs goede studiekeuzebegeleiding goed uitgetekende profielen burgerlijk ingenieur, industrieel ingenieur, handelsingenieur sensibiliseren van kinderen voor technologie; rekruteringsacties gericht tot jongeren met focus op meisjes positieve mediabelangstelling voor het beroep van ingenieur (de ingenieur is niet de vervuiler!) goede samenwerking tussen industrie, federaties (Agoria, Essenscia, …) en universiteit structurele samenwerking tussen de departementen ‘Onderwijs’ en ‘Economie, Wetenschap en Innovatie’
De elektriciteitsmarkt in een Het gebruik van vermogencontrolerende toestellen in de In het recente verleden maakte de energiesector verschillende evoluties mee: liberalisering van de elektriciteitssector, verhoogde penetratie van veelal variabele, hernieuwbare energiebronnen en nieuwe ontwikkelingen op het gebied van elektriciteitsopwekking. Door de liberalisering werden de vroegere verticaal geïntegreerde energiebedrijven opgesplitst. Generatie, transport, distributie en verkoop van elektrische energie werden onafhankelijk. Een direct gevolg hiervan is dat de beheerders van het transmissienet niet langer controle kunnen uitoefenen over het volledige systeem. Terwijl vroeger in geval van een overbelasting in het transmissienet de operator vrij kon reorganiseren, enkel rekening houdend met interne kosten voor het bedrijf, is dat nu niet langer het geval. Een tweede belangrijk aspect is de vrijmaking van de handel in elektriciteit. De handel tussen marktpartijen kan op korte termijn veranderen, met veranderlijke vermogenstromen op het transmissienet als gevolg.
8
Voorts is er een sterke toename van elektriciteitsproductie uit hernieuwbare bronnen, vooral wind. Deze hernieuwbare bronnen leveren typisch een variabele en in grote mate onvoorspelbare hoeveelheid energie. Bovendien gebeurt die productie vaak ver van de gebruikers. Dit zorgt voor extra onzekerheid betreffende de vermogenstromen in het internationale transmissienet. Binnen deze context van verhoogde productieonzekerheid en onzekerheid van de vermogenstromen in het internationale transmissienet, ontstaan zogenaamde “loop flows”. Loop flows kunnen op twee manieren worden gedefinieerd: stromen die eenzelfde systeem binnenkomen en weer buitengaan of het verschil tussen gecontracteerde en werkelijke vermogenstromen. De nieuwe marktwerking, de productieonzekerheid en de aanhoudende groei van de consumptie resulteren in een transmissiesysteem dat steeds dichter bij zijn grenzen wordt uitgebaat. Een voor de hand liggende oplossing is investeren in nieuwe transmissielijnen, vooral op interconnecties. Deze investeringen zijn echter uitgebleven sinds de liberalisering en vele investeringsprojecten zijn uitgesteld of zelfs stopgezet. De redenen hiervoor kunnen sociaal, politiek, wettelijk, economisch of het milieu zijn. Het probleem is vooral groot op interconnecties aangezien er daar grensoverschrijdende problemen ontstaan. Daarbij spelen niet alleen nationale belangen op politiek vlak, maar er is ook geen stimulans voor regulatoren om dergelijke investeringen te steunen.
Indien in een systeem met twee zones, A en B (zie figuur), er een overbelasting optreedt in zone A, dan lijkt een nieuwe transmissielijn in zone A de meest voor de hand liggende oplossing (bovenaan rechts). Een betere investering voor zone A is extra capaciteit in zone B (onderaan links), aangezien hierdoor de loop flow beperkt wordt. Een nieuwe transmissielijn in zone B is echter onwaarschijnlijk omdat die geen direct nut heeft voor zone B. Wanneer een vermogencontrolerend toestel (PFC), zoals een fasedraaiende transformator, gebruikt wordt (rechts onderaan), kan de loop flow geblokkeerd worden en hoeven geen nieuwe transmissielijnen gebouwd te worden.
Coördinatie van PFC’s in een net met verschillende zones Wanneer verscheidene PFC’s geïnstalleerd worden in verschillende controlezones van het transmissienet, dan zullen deze met elkaar interageren. Het afstellen ervan volgens een lokaal optimum kan leiden tot suboptimaal gebruik van het totale net.
Vermogencontrolerende toestellen Vermogencontrolerende toestellen, waarvan fasedraaiende transformatoren en gelijkstroomverbinding de meest gekende zijn, kunnen in de huidige situatie een oplossing bieden. Dankzij deze toestellen kun je het doorstromend vermogen volledig controleren. Door de stroom door een lijn te beperken of te verhogen kan men extra capaciteit vrijmaken op overbelaste, parallelle lijnen en onbenutte capaciteit beter benutten.
(A) toont een mogelijk startscenario: een netwerk met 4 zones, waarbij er nettogeneratie is in zone C en nettoverbruik in zone A. Het vermogen wordt via zone B en D getransporteerd met gelijke bijdragen. (B) toont de situatie nadat een PFC geplaatst is in het net van zone B. 30% van het vermogen is verschoven van het pad door B naar zone D. Dit is voordelig voor B, aangezien er minder verliezen zullen optreden. In zone D verhoogt het doorstromend vermogen zonder dat de operator dit rechtstreeks kan beïnvloeden. (C) toont de situatie waarbij zone B
stroomversnelling vrijgemaakte elektriciteitsmarkt haar PFC zo instelt dat er een vermogenstroom ontstaat van A naar C. De stroom door zone D stijgt hierdoor tot 110%, met een resulterende kringstroom van 10%. Hoewel een dergelijke situatie mogelijk is, is ze duidelijk niet wenselijk. Een operator van zone B die zijn net gebruikt volgens een lokaal optimum zou zo de verliezen in zone B kunnen minimaliseren terwijl de verliezen voor het gehele net beduidend hoger zullen liggen. Een andere mogelijkheid is dat instellingen geoptimaliseerd voor een verwachte vermogenstroom, suboptimaal kunnen zijn wanneer die verschilt van de werkelijke vermogenstroom. In (D) wordt het geval getoond waar de netwerkbeheerder van zone D zelf ook een PFC plaatst, met als gevolg dat er twee dure toestellen in het net zijn geplaatst, zonder daadwerkelijk voordeel. De twee PFC’s werken als het ware elkaar tegen.
Multizone en multi-objectief gebruik van PFC in de Benelux Verscheidene vermogencontrolerende toestellen zijn geïnstalleerd in de Benelux. Het is niet mogelijk het net onafhankelijk te optimaliseren voor België en Nederland zonder nadelige effecten op de naburige zone. De optimalisatie van het Benelux-systeem naar een gemeenschappelijk objectief zal resulteren in een suboptimale oplossing voor beide regelzones, maar het zou een aanvaardbaar compromis zijn voor beide partijen en een verhoogde sociale welvaart bieden in het gehele systeem.
Mogelijke vormen van coördinatie In de vrijgemaakte markt zijn verschillende mogelijke vormen van coördinatie mogelijk: (1) lokaal, waarbij een enkel probleem wordt opgelost, (2) individuele controle waarbij de TSO enkel naar zijn eigen nut kijkt, al dan niet rekening houdend met de naburige TSO’s, (3) samenwerking gestuurd door de markt: de controlemogelijkheden worden aangeboden aan de markt, en de netbeheerders wijken van hun lokaal optimum tegen compensatie van de marktpartijen, (4) samenwerking tussen TSO’s: een globaal optimum wordt nagestreefd. Coördinatie kan gebeuren op regionaal niveau of op het niveau van het Europese systeem.
9
Het huidige regelgevende kader biedt netwerkbeheerders onvoldoende stimulans tot internationale coördinatie van power flow controllers. Op dit ogenblik gebeurt de controle op lokaal gebied. Eén enkele internationale coördinatie zou, denkend aan de ééngemaakte markt, een ideale situatie zijn, maar dit zou een nieuw onafhankelijk orgaan vereisen of één enkele Europeese netbeheerder. Beide zijn niet erg realistisch. Op dit ogenblik is het essentieel dat de langetermijncommunicatie en -coördinatie tussen netbeheerders verhoogt, waarbij de capaciteit tussen zones op langere termijn vastgelegd kan worden, rekening houdend met de effecten van power flow controllers. Hierdoor kan de internationale marktwerking de beschikbare capaciteit maximaal benutten. Ook op korte termijn dient de communicatie en coördinatie te verbeteren. Dit kan vrij snel gereguleerd worden binnen het kader van de “Union for the Co-ordination of Transmission of Electricity (UCTE). Een eerstvolgende stap naar een echte realistische samenwerking binnen het huidige kader, is een gezamenlijke controle binnen het Central West Europe samenwerkingsverband dat door de EU is opgestart. Het gebruik van vermogencontrolerende toestellen in de marktalgoritmes is een interessante mogelijkheid die echter verder onderzoek vereist om eerlijkheid te garanderen.
Dirk Van Hertem behaalde na zijn studies aan de Katholieke Hogeschool Kempen een diploma burgerlijk werktuigkundig-elektrotechnisch ingenieur aan de K.U.Leuven. Hij verdedigde op 6 januari 2009 zijn doctoraat met als promotoren professor Ronnie Belmans en professor emeritus Daniël Van Dommelen van het Departement Elektrotechniek.
Meer informatie over doctoraten ingenieurswetenschappen: www.kuleuven.be/doctoraatsverdediging/ en klikken op Faculteit Ingenieurswetenschappen Dirk Van Hertem & Kurt Driessens
Vlaanderen in de ruimte
10
Frank De Winne wordt als eerste niet-Amerikaan en niet-Rus gezagvoerder van het ruimtestation (OasISS). Hoe staat het in Vlaanderen met de ruimtevaart- en luchtvaartindustrie ? Dat kan prof. Dirk Vandepitte vertellen. Hij coördineert bij de master werktuigkunde de specialisatierichting luchtvaart- en ruimtevaarttechnologie
In de ruimtevaart is België in Europa overigens een grootmacht. Ons land komt op de tweede plaats qua overheidsbudget dat vrijgemaakt wordt voor ruimtevaart, met een budget van 192 miljoen euro voor 2009. Frankrijk staat op de eerste plaats. De ranking wordt gemaakt op basis van de ratio budget ten opzichte van het BBP (bruto binnenlands product).
GeniaaL: Het zal voor een aantal mensen zeker een verrassing zijn te vernemen dat Vlaanderen qua luchtvaart- en ruimtevaartindustrie wel degelijk op de kaart staat.
Ook luchtvaartindustrie is er in Vlaanderen. FLAG (Flemish Aerospace Group, www.flag.be) verdedigt de economische belangen van deze bedrijven. FLAG heeft zowel grote bedrijven (ASCO, LMS, Barco, …) als kleinere bedrijven als leden. Een paar van die bedrijven (LMS, Metris) zijn trouwens spin-offs van de K.U.Leuven, zelfs van deze Faculteit. De klanten van deze bedrijven zijn grote bedrijven als Boeing en Airbus, waar componenten aangeleverd worden, onder andere onderdelen voor landingsgestellen en voor flap tracks (beweegbare vleugelonderdelen). Er worden ook heel wat processen aangeboden, zoals het behandelen van componenten die gebruikt worden in grotere assemblages.
Dirk Vandepitte: De ruimtevaartindustrie in Vlaanderen is bij het brede publiek inderdaad niet zo bekend, met uitzondering wellicht van Verhaert Space. Een recente studie van het ESA (European Space Agency, www.esa.int) heeft aangetoond dat de industriële activiteiten die direct met ruimtevaart worden geassocieerd, zoals het ontwerpen van satellieten en het bouwen van lanceervoertuigen, slechts 5% vertegenwoordigen van de hele ruimtevaartsector. Er is echter veel meer, denk maar aan allerlei diensten zoals aardobservatie voor weersvoorspellingen, verkeersgeleiding op land, op zee en in de lucht, opvolging van calamiteiten zoals bosbranden en overstromingen, vegetatieen landbouwstudies, … Ook telecom en gps horen daarbij. Een ander voorbeeldje dat tegenwoordig nogal in de belangstelling staat is tracking & tracing van goederen gedurende hun logistieke traject. VRI (Vlaamse RuimtevaartIndustrie, www.vrind.be) groepeert de bedrijven die actief zijn in deze sector. De leden werken nauw samen en er wordt heel veel aandacht besteed aan onderzoek en ontwikkeling. Een aantal namen hier zijn Verhaert, LMS International, IMEC, VITO, NEWTEC, … Ook K.U.Leuven is lid. VRI organiseert voor alle geïnteresseerden van 8 tot 10 mei 2009 ruimtevaartdagen in de Brabanthal in Leuven (www.ruimtevaartdagen.be), met de steun van de Vlaamse en Federale Overheid.
GeniaaL: Er zijn ingenieursopleidingen in de luchtvaart- en ruimtevaarttechnologie. Welke vakken worden er aangeboden? Dirk Vandepitte: Aan Vlaamse universiteiten is er qua luchtvaart- en ruimtevaarttechnologie eigenlijk alleen maar de specialisatie binnen de master werktuigkunde, die interuniversitair georganiseerd wordt samen met de VUB. In Gent kun je bv. niet terecht voor deze optie. In Oostende (KHBO, lid van Associatie K.U.Leuven) wordt een afstudeerrichting luchtvaart aangeboden binnen de opleiding industrieel ingenieur elektromechanica. Voor de practica werkt de K.U.Leuven trouwens samen met KHBO, waar onder andere een aantal vliegtuigen ter beschikking van de studenten staat. Typische vakken zijn vakken in verband met motoren, vluchtmechanica, aerodynamica, vliegtuigconstructies en -materialen, instrumentatie, telecom, productietechnieken, ruimtevaarttechnologie, … GeniaaL: De Technische Universiteit van Delft lijkt hét referentiepunt voor een dergelijke opleiding, of is dat niet zo? Dirk Vandepitte: Delft trekt inderdaad elk jaar een flink aantal studenten aan die zich willen specialiseren in luchtvaart- en ruimtevaarttechnologie en daar zitten elk jaar ook een 50-tal Vlaamse studenten bij. De Nederlandse ingenieursopleidingen zijn in het algemeen anders georganiseerd dan bij ons, niet enkel in de lucht- en ruimtevaart. Daar begin je vanaf het eerste jaar al met domeinspecifieke vakken en de theoretische bagage die je nodig hebt wordt er stap voor stap bijgehaald. In België opteren we voor een systeem waarbij er in de bachelorjaren een stevige en brede theoretische basis wordt gelegd en er pas vanaf de masterjaren voluit gekozen kan worden voor een bepaalde richting. Het Nederlandse systeem wordt door veel studenten aantrekkelijk gevonden omdat onmiddellijk met toepassingen wordt begonnen. Het nadeel van zo’n systeem is wel een nauwe specialisatie. Onze ingenieurs zijn veel breder
11
gevormd en zijn dus ook veel minder beperkt in hun keuze om in andere sectoren te gaan werken. Die brede theoretische basis is ook lonend voor onze spin-offbedrijven. LMS en Metris zijn van start gegaan als technologieproviders voor alle industriële sectoren, en pas na verloop van tijd en een sterke groei hebben zij zich gevestigd in de luchtvaart. Als zij zich van bij het begin hadden geprofileerd als luchtvaartbedrijven, dan waren ze nooit zo groot geworden. GeniaaL: De K.U.Leuven is dus echt actief op het gebied van lucht- en ruimtevaart. Dirk Vandepitte: Zeer zeker. Er is ook nog een nieuw initiatief. In oktober 2009 start er een master-na-masterprogramma, Master in Space Studies, georganiseerd door K.U.Leuven en UGent. Deze master is interdisciplinair en toegankelijk voor iedereen met een masterdiploma die geïnteresseerd is in een carrière in de ruimtevaart. Het interdisciplinaire karakter houdt in dat verschillende faculteiten aan het programma meewerken. Er wordt aandacht besteed aan alle aspecten die met ruimteonderzoek en ruimtevaart te maken hebben. Een eerste module bevat ruimterecht en ruimtevaartprogramma’s, management en –beleid. Dan is er een zuiver wetenschappelijke module waarin astronomie, biotechnologie, de zogenaamde life sciences, ... aan bod komen. En de derde module is van en voor ingenieurs, met alle mogelijke technologieën die voor de ruimtevaart relevant zijn. Momenteel wordt de laatste hand gelegd aan het programma, de eerste aankondigingen hebben in de media trouwens heel veel weerklank gekregen. De K.U.Leuven heeft als een van de enige universiteiten in Europa alle basisexpertise in huis in elk van die domeinen.
Er wordt ook gewerkt aan de start van het LASA (Leuven research centre for Aero- & Space science, technology and Applications). Dit is een onderzoekscentrum dat binnen de Groep Wetenschap & Technologie de onderzoekers in dit domein wil groeperen. Van de kant “wetenschappen” zit daar natuurkunde en sterrenkunde in, voor de “technologie”kant betreft het de departementen Werktuigkunde, Metaalkunde en Toegepaste Materiaalkunde en Elektrotechniek. Zonder te zweven kunnen we gerust stellen dat er toekomst zit in de luchtvaart- en ruimtevaarttechnologie in Vlaanderen. Liliane Pintelon
Van ornithopter tot ESA: © Guy Goossens
De uitreiking van de Odisseaprijs. Professor Marc Smet (de pappie), senator Hugo Vandenberghe, burggraaf/astronaut Dirk Frimout en ikzelf. 12
En Jef ging niet naar huis December 2004, 1.53 u. We zingen voor de 10e keer “De Boemlala”, een destijds populair cantuslied. We vervangen Jef in “En Jef ging niet naar huis” door onze eigen namen, met echo’s in een lege werkplaats tot gevolg. De vermoeidheid heeft duidelijk zijn werk gedaan, maar onze ornithopter begint vorm te krijgen, de foute vorm. Het aanbrengen van de krimpfolie rond de vleugels met het hittepistool, een veredelde haardroger, heeft een vleugel volledig vervormd en de frustraties lopen hoog op. Hoe was ik hier ook weer terechtgekomen? Op de infodag in 2003 loop ik tussen een horde laatstejaars uit het middelbaar, allen met dezelfde vraag: “Wat doet een ingenieur eigenlijk?”. “Een ingenieur bouwt bruggen”, luidt het cliché. Ik maak de bedenking dat jaarlijks meer dan 500 eerstejaarsstudenten veel is, enkel voor bruggen. Onder de indruk van de vele machines tijdens de rondleiding op het Departement Werktuigkunde beslis ik om deel te nemen aan het toelatingsexamen, zonder een duidelijk antwoord op de vraag wat een ingenieur doet. Hoewel ik ervan overtuigd ben dat ik niet de enige 17-jarige ben die zijn keuze niet volledig doordacht maakt, heb ik vijf jaar later geen spijt. Het ontwerp van onze ornithopter is ambitieus en ons team maakt op een harde manier kennis met het ingenieursprincipe “Keep it simple and stupid”. Het project was leerrijk en boeiend, maar op de vraag of onze ornithopter vliegt, antwoord ik steevast met: “Ja, maar mijn schoen vliegt ook als ik ermee gooi”. Goede ervaringen met het ontwerpen van de ornithopter en het hook-on-hook latchingmechanisme in samenwerking met Verhaert Space maken mijn keuze voor de specialisatie luchtvaart- en ruimtevaarttechnologie logisch. Ik kies vooral voor
het ruimtevaartonderdeel dat spijtig genoeg beperkt is tot slechts één vak. Op eigen initiatief schrijf ik mijn thesis in samenwerking met Verhaert Space. Een interessante thesis heeft als voordeel dat de motivatie erg groot is. Het nadeel zijn de talloze nachten met weinig slaap naarmate de deadline dichterbij komt. Gelukkig is de ontwerpstudio op Werktuigkunde ‘s nachts zelden leeg. Ik ben trots op het resultaat en strand zelfs op een ereplaats voor de Odisseaprijs, een prijs voor het beste ruimtevaartgerelateerde eindwerk in België. Ik verlaat de K.U.Leuven met een dubbel gevoel. Na een loodzwaar laatste semester kijk ik uit naar weekends en (enigszins naïef) naar werkdagen die beperkt zijn tot acht uur. Anderzijds ben ik trots op mezelf dat ik binnen de vijf jaar een diploma behaald heb, ondanks mijn beperkte capaciteiten en vele moeilijke momenten, en trots dat er veel mensen zijn die ik vrienden mag noemen en die ik ga missen. Studiemoe ben ik toe aan een nieuwe uitdaging.
Verder van huis November 2008, 1.22 u. De lege gebouwen van ESTEC herinneren mij aan stille nachten op Werktuigkunde. Een goede ingenieur haalt zijn deadline altijd, altijd zo nipt mogelijk. Morgen is het de Internal Final Presentation van de Concurrent Design Facility (CDF) studie over het International X-ray Observatory (IXO), waarvoor ik de “mechanism specialist” ben. Naast het voltallige team van een dertigtal specialisten voor elke discipline die nodig is voor de missie zal mijn presentatie bijgewoond worden door een tienkoppig team van NASA en een specialist van JAXA in videoconferentie.
een getuigenis Het stelt me gerust te bedenken dat de obligate burgie-dt-fout in het Engels al uitgesloten is. Hoe was ik hier ook weer terechtgekomen?
© ESA/ESTEC
We schrijven februari 2008. Om 5.30 u. word ik op laatstejaarsreis in Mexico gewekt door een rinkelende telefoon. Uit wantrouwen in het gammele stapelbed probeer ik geen gat in de lucht te springen wanneer mij gevraagd wordt of ik volgende week beschikbaar ben voor een interview voor een Young Graduate Trainee (YGT) positie op ESTEC, het technologisch hart van ESA in Nederland. Een jetlag en mijn ervaring bij Verhaert Space blijken een goede voorbereiding te zijn; onbedoeld kom ik uit mijn interview met een grote grijns en wens ik de concurrent na mij enigszins intimiderend succes. Op 1 augustus 2008 kom ik vol verwachting aan op ESTEC voor mijn eerste werkdag. Van de vijftien collega’s in de Mechanisms Section is er slechts eentje niet met vakantie. Ze kan mij niet vertellen wat ik moet doen. De vakantiesfeer blijft heel augustus door ESTEC spoken en de werkdruk ligt ontgoochelend laag. Gedurende mijn eerste maand houd ik me bezig met het uitpluizen van contracten, niet bepaald de boeiende technische job waar ik op hoopte. In tegenstelling tot het werk valt het sociale leven in de eerste maand heel goed mee. In de laatste maanden is er nog een
Sfeerbeeld uit de Concurrent Design Facility.
70-tal andere jongelingen aangekomen op ESTEC. Deze vrolijke bende uit heel Europa is aangewezen op elkaar. Zo beslis ik na twee dagen om samen te wonen met een Argentijnse Duitser die zichzelf als Canadees beschouwt. Een internationale omgeving is verrassend gemakkelijk. 90% van de clichés over verschillende nationaliteiten blijken een solide grond van waarheid te bevatten. Stipte Duitsers moeten altijd wachten op Spanjaarden die te laat komen en als Belg maak ik het mijn persoonlijke queeste om zoveel mogelijk mensen ervan te overtuigen dat Heineken geel water is. Een studie in de CDF heeft als doel om in zes weken tijd de eerste fase van een volledige missie te ontwerpen. IXO is mijn tweede studie in de CDF en uitermate uitdagend op mechanisch vlak. De 20 meter lange telescoop moet tijdens de lancering in een neuskegel van slechts tien meter lang passen. Dit maakt mechanismes voor deze missie zeer belangrijk, waardoor ik veel betrokken word bij leerzame discussies over het volledige systeem. In de CDF teren veel ervaren collega’s op vroeger werk en termen als “heritage” en “technology readiness level” zijn alomtegenwoordig. Bij gebrek aan ervaring doe ik bij vragen over zaken waarin ik onervaren ben zoals testen, een beroep op mijn gezond verstand. Dit laatste lijkt mij een goed begin van een antwoord op “Wat doet een ingenieur eigenlijk?”. Zelfs een onervaren ingenieur, ooit geplaagd door zware herexamens, kan antwoorden op vragen van specialisten bij NASA mits wat gezond verstand. De vraag wat ik na mijn jaar bij ESA ga doen ligt moeilijker. Blijf ik langer, ga ik naar de International Space University of ga ik werken bij Verhaert Space waar ik mijn korte carrière in ruimtevaart lanceerde? Zorgen voor later, want voorlopig ga ik nog niet naar huis. Geert Smet
Met de kantoorgenoten op ESA onder de ESA-vlag.
13
VILv - Dag van de Ingenieur:
Het is een niet te missen traditie geworden dat de afgestudeerde burgerlijk ingenieurs uit Leuven de eerste zaterdag van oktober bijeenkomen in hun universiteitsstad. Ook dit jaar organiseert de VILv – Alumni ingenieurs K.U.Leuven - op zaterdag 3 oktober haar "DAG van de INGENIEUR". Iedere afgestudeerde K.U.Leuven-ingenieur is uitgenodigd op dit evenement, maar zeker de lustrumjaren mogen niet ontbreken: de afgestudeerden van jaren die eindigen op 4 en 9, dus mensen die afgestudeerd zijn in 1944 of nog vroeger, tot de verse lichting van 2009. Hiermee ook een warme oproep om je collega-ingenieurs aan te spreken! Je kunt bij Bart Van Buggenhout (
[email protected]) de lijsten krijgen van je jaargenoten.
Programma 14
14.00 u.
14.30 u.
Onthaal in het vernieuwde Thermotechnisch Instituut, gelegen op de kruising van de Celestijnenlaan en de Willem de Croylaan in Heverlee. Parkeren kan op de parking van het Departement Werktuigkunde op de Celestijnenlaan.
Verwelkoming en aankondiging voor het vertrek van de verschillende groepen.
3 oktober 2009
Prijs
Schrijf je alvast online in!
• € 50 euro voor de VILv/K VIV-leden en hun partners, en € 60 voor niet-leden en hun partners, alle dranken inbegrepen tot na het dessert & rode en witte wijnen en waters. • Promoties 2004 - 2008 aan € 40 voor VILv-leden en partners; € 50 voor niet-leden en partners. • Promotie 2009 en partners aan € 25. • Deelnemers die enkel het namiddagprogramma meemaken, betalen € 10 (VILv-lid) of € 15 (niet-lid).
Surf naar www.vilv.be en kies in de 'kalender' de 'Dag van de ingenieur'. Een uitnodiging per brief wordt ook gestuurd naar de collega's uit de lustrumjaren.
•
Lemmensinstituut: Een volledige rondleiding wordt verzorgd door een professionele gids van het instituut, vanzelfsprekend begeleid door een streepje muziek.
15.00 - 17.30 u. Namiddagactiviteiten, waarbij u kunt kiezen uit een brede waaier van interessante activiteiten: •
Diaboloproject: Een uitzonderlijke kans om de net geïnstalleerde boormachine die ingezet wordt in het Diaboloproject van dichtbij te inspecteren. Het indrukwekkende Diaboloproject zal de nieuwe spoorverbinding vanuit het station Brussel Nationaal Luchthaven naar Brussel en Antwerpen realiseren.
•
PhotoVoltech: In november 2003 startte PhotoVoltech met de productie van fotovoltaïsche zonnecellen vervaardigd uit multikristallijn silicium, gebruik makend van de meest geavanceerde technologieën. We zullen worden rondgeleid in een hoogtechnologische productieomgeving.
•
Wandeling door (K.U.)Leuven: De K.U.Leuven heeft een schat aan prachtige gekende en minder gekende gebouwen. Tijdens deze rondleiding laten we je hiervan genieten en leer je bijvoorbeeld dat Leuven net als Oxford en Cambridge over heel wat 'ivy colleges' beschikt.
•
Gasthuisberg: In Gasthuisberg gebeurt meer dan alleen opereren. De logistiek en het werk achter de schermen van dit dorp-op-zich loont de moeite om te bezoeken. Bijzondere aandacht gaat naar de activiteiten van de ingenieurs op Gasthuisberg die werken op het Centrum voor Medische Beeldverwerking.
15
•
Abdijbezoek: Abdij van 't Park. De stichting van de Abdij van 't Park voert ons terug tot het jaar 1129. Deze Norbertijnenabdij is prachtig gelegen aan de Geldenaaksebaan. Sinds 2003 werden grote delen van de Abdij van 't Park in erfpacht overgedragen aan de Stad Leuven. De restauratie van dit uitzonderlijke abdijpatrimonium loopt nog tot 2012.
19.00 u. Feestbanket met als feestspreker prof. Herman Daems, voorzitter GIMV
Oproep voor de VILv Algemene Ledenvergadering op 5 juni 2009, 18.00 u.
IN HET GERENOVEERDE THERMOTECHNISCH INSTITUUT 18.00 u.
Opening door voorzitter Iris De Coster
• Activiteitenverslag 2008 - 2009 door secretarisgeneraal Bart Van Buggenhout • Kasverslag 2008 en budgetvoorstelling 2009 door penningmeester Johan Vanmarcke • Rondvraag • Ontheffing van de Raad van Beheer door de vergadering • Verkiezing nieuwe voorzitter en aanstelling van beheerders, vervanging van de raadsleden einde mandaat • Besluiten door de voorzitter
19.00 u. 16
VILv-aperitief gevolgd door diner in 'De Oude Kantien', Kantineplein 3, 3001 Heverlee
INSCHRIJVINGSFORMULIER • JAARVERGADERING & DINER OP 5 JUNI 2009 Inschrijven kan makkelijk en snel op onze website www.vilv.be, ga naar “Kalender”. Dit formulier kun je ook faxen, of je kunt inschrijven per post of per e-mail aan het VILv-secretariaat. Fax 016-32.19.82, e-mail:
[email protected]
Naam: __________________________________________________________ Promotie: ______________________________________________________ Specialiteit:______________________________________________________ Adres: __________________________________________________________ Tel: ____________________________ Fax: __________________________ e-mail: __________________________________________________________ • Meldt ________ deelnemers aan voor de jaarlijkse algemene vergadering 2009 • Neemt deel aan de JAV-2009 en stort hiervoor ________ x 60 = ________€ op rekeningnr. 001- 0980529 - 32 van VILv- Kasteelpark Arenberg 1, 3001 Leuven (Heverlee). (Betalingsuittreksel geldt als inschrijvingsbewijs)
Leuven 50 in 2008 samen in Brussel Tussen 1950 en 1990 kwamen we om de vijf jaar samen en hebben we alle provincies van Vlaanderen bezocht. Daarna zijn we iets stabieler geworden wat de locaties betreft. Tussen 1990 en 2005 wensten meerdere feestelingen de auto te vervangen door het spoor en werd dus gekozen voor een degelijk restaurant zo dicht mogelijk bij een station. Als compensatie werd de frequentie opgedreven tot 2 bijeenkomsten om de 5 jaar. Toch bleef het aantal deelnemers steeds dalen, maar het enthousiasme van de getrouwen bleef stijgen. De organisatoren bleven aangemoedigd om ermee door te gaan. Vandaar dat sedert 2005 besloten werd ieder jaar verzamelen te blazen in Brussel, de best bereikbare plaats voor iedereen. Dit jaar viel onze keuze voor de derde keer op Le Méridien en wel op 25 november 2008. 12 collega's waren van de partij, vergezeld van 10 echtgenoten. Dat resultaat is vergelijkbaar met dat van verleden jaar. 12 hadden zich verontschuldigd. De sfeer was ontspannen en vrolijk zoals het hoort bij een gezelschap dat elkaar goed kent na die vele jaren van familiale, culturele en beroepservaringen. Het menu was licht verteerbaar maar van uitstekende kwaliteit
overeenkomstig de voorafgaande testen van het vrijwilligerscomité. De gesprekken varieerden van verkennend over de recente gezondheidsevolutie bij het aperitief tot humorvol aan tafel door de vele herinneringen aan de tijd van toen we nog met 77 waren in 1950. Er zijn nooit speeches gepland maar er is altijd wel een vrijwilliger om een vergeten onderwerp te belichten. Willy Zuallaert had dit jaar bij de schatten op zolder een antiquiteit opgevist daterend uit 1942-1943 van de hand van oud-preses Bert Deswaele, handelend over de gids van toen voor de hoogstudent aan de K.U.Leuven. Waarschijnlijk waren de oorlogsjaren de inspiratiebron voor een zo strenge levenswijze. Het bewijst ook dat de gedachten nog sneller antiek worden dan de meubelen. Met geestdrift wordt gestemd de volgende lunch te plannen op 24 november 2009 om dan de viering van het diamanten jubileum voor te bereiden. Marcel Soens
Het verslag van je reünie met digitale foto’s is welkom op
[email protected].
Kom van onder die kerktoren uit De hedendaagse versie van Peter Koelewijns ‘Kom van dat dak af’ zou best klinken als ‘Kom van onder die kerktoren uit’. Bovendien zou je er je eigen carrière, de bedrijfswereld, de overheid, zelfs de academische wereld en de zorgwereld in Vlaanderen een plezier mee doen, want een ingenieur die de smaak van andere culturen en landen niet een beetje (al is het maar dat beetje) geproefd en professioneel gesmaakt heeft is vandaag - en morgen nog meer - geen echte ingenieur meer te noemen.
Alhoewel we dit echt wel voor alle ingenieurs bedoelen, illustreren we een en ander met enkele mogelijkheden en ervaringen van de ingenieur-architecten in spe tijdens de jongste decennia. We gaan even terug naar de jaren ‘70 toen het Departement Constructie (zo heette het huidige, verruimde Departement Architectuur, Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening) twee internationale dimensies bijna tegelijkertijd toevoegde: enerzijds kwamen enkele postgraduaatstudenten, afgestudeerde architecten/ingenieurarchitecten uit Irak (!), Indonesië en Taiwan enkele specialisatievakken in een master (nu manama) volgen, en anderzijds werd in 1975 gestart met de eerste vier laatstejaars ingenieurarchitectstudenten de kans te bieden om veldwerk te doen rond projecten in Rwanda voor hun thesisonderzoek. De aanleiding was een vraag van COOPIBO (nu beter bekend onder de samenwerkende ‘Vredeseilanden’ – Coopibo’ VECO) om een socialewoningbouwproject met lokale bouwmaterialen en technieken in Kigali te realiseren en om een productieeenheid van een lokaal bindmiddel (op basis van puzzolaankalk) ter vervanging van de veel te dure, geïmporteerde portlandcement, onderzoeksmatig te ondersteunen. Bij deze vier ‘pioniers’ willen we toch even stilstaan: Dirk Roelandts (ingenieur-architect 1976) heeft ondertussen een succesvol ingenieursbureau in de Leuvense regio. Johan Trybou (ingenieurarchitect 1976) vestigde zich in Oudenburg en zijn dochter en haar partner, beiden afgestudeerde ingenieur-architecten, runnen nu samen zijn bureau. Patrick De Sterck (ingenieurarchitect 1976) werkte jarenlang met de bekende architect
Georges Baines, werkte onder andere aan de renovatie van Tweebronnen (stadsbibliotheek van Leuven) en ontwierp mee het eerste gedeelte van het IMEC-complex (niet het afschuwelijke recenter toegevoegde deel dichter bij de snelweg), en tenslotte Piet Goovaerts (ingenieur-architect 1976) die zich als raadgever voor talrijke internationale organisaties (UNHCR, Wereldbank, ADB, …) ontpopte als een gedreven no-nonsense planner/ bouwer van talloze vluchtelingenkampen in conflictgebieden. Dit even ‘stilstaan’ bij deze pioniers heeft een bijkomende betekenis omdat zowel Johan, Patrick als Piet te jong gestorven zijn, alhoewel dat niets te maken had met hun toenmalig engagement.
17
Intussen was trouwens heel het ASRO postgraduaatprogramma Master in Human Settlements verder uitgebouwd en werd structureel ingekaderd, internationaal erkend en ondersteund door de VLIR-Internationaal Course Programmes (VLIR-ICP) Raf Tuts (ingenieur-architect 1985) die toen startte in Kenia heeft er zijn carrière uitgebouwd en heeft er nu een topfunctie bij UN HABITAT, het agentschap van de Verenigde Naties voor Human Settlements. Wij hebben met hem een jarenlange samenwerking verdergezet (hij werkte als vrijwilliger/gewetensbezwaarde, toen bestond dat nog!) op het Post Graduate Centre Human Settlements - ASRO. Marleen Iterbeke (ingenieur-architect 1980) werd begin jaren negentig adviseur van de toenmalige minister van ontwikkelingssamenwerking en nadien directeur bij het studie- en ingenieursbureau Grontmij.
Sindsdien zijn er om en bij de 250 ingenieur-architectstudenten ingegaan op het aanbod van het Departement ASRO om hun eindwerk, met veldwerk, te maken in één van de talloze projecten die ASRO heeft uitgewerkt met partners wereldwijd. Het lijstje van landen waar zij onderzoek verrichten oogt toch wel indrukwekkend: Thailand, Vietnam, China, Bangladesh, India, Sri Lanka, Marokko, Tunesië, Kenia, Tanzania, Rwanda, Zuid-Afrika, Cuba, Ecuador, Peru, Brazilië, Colombia. Ondertussen was al dit werk binnen ASRO ook beter ingekaderd in het Post Graduate Centre Human Settlements (PGCHS-ASRO)
18
In de afgelopen jaren ontvingen twee studenten de prestigieuze prijs voor ontwikkelingssamenwerking voor hun thesis: Daan van Tassel in 2004 en Katrien van Uytsel in 2006. Daan Van Tassel heeft sinds 2004 op PGCHS-ASRO aan verscheidene projecten in binnen- en buitenland meegewerkt (o.m. in Tanzania en Zuid-Afrika, recent nog in Cap-Haitien, Haïti), dit doorgaans in combinatie met praktijk voor architectenbureaus in Vlaanderen. Eén constante loopt toch door deze drie decennia van ‘opening naar de wereld’: alle (oud-)studenten zijn het erover eens dat ze met zo’n eindwerk niet alleen veel leerden, maar dat het hun kijk op de wereld veranderde, verbreedde en vermenselijkte. Nog enkele voorbeelden Onlangs was er een bijeenkomst van de afgestudeerde ingenieurarchitecten van 1977-1978. Dat jaar deed een aantal studenten veldwerk en thesiswerk in Tunesië, ook weer in samenwerking met COOPIBO in een project van ‘Rurale woningbouwverbetering’. Na dertig jaar bleek het enthousiasme voor de opgedane ervaring nog welhaast even groot als toen ze net afstudeerden. Nadien hebben nog een 10-tal studenten in Tunesië thesiswerk verricht, enkele deden er later ook consultancy of werkten voor de Belgische ontwikkelingssamenwerking. In het begin van de jaren tachtig werd een samenwerking opgestart met de Universiteit van Nairobi in Kenia en iets later met het Asian Institute of Technology in Thailand. In beide projecten werkten oud-studenten ter plaatse die ook hun ingenieur-architect thesiswerk in het buitenland hadden gedaan. Deze projecten werden mee gesteund door het VLIR-Eigen Initiatieven kader en de administratieve omkadering verliep toen ook in samenwerking met het VVOB (Vlaamse Vereniging voor Opleiding in het Buitenland) dat nu nog steeds actief is in de Vlaamse ontwikkelingssamenwerking.
Jeroen Eelen (ingenieur-architect 1999) startte in Cuba als eerste ingenieur-architectstudent veldwerk in enkele volkswijken in Havana. In de jaren nadien zijn hem een 14-tal studenten gevolgd met onderzoek in Bayamo, Trinidad en Cienfuegos. Enkele thesissen werden zelfs in het Spaans geschreven. Dankzij de samenwerking met het ‘Officina del Historiador’ kwam Abel Tablada, een afgestudeerde Cubaanse architect, op ASRO verder een manama en een excellent doctoraat afwerken. Hij werkt nu als postdoctoraal onderzoeker bij het lab Bouwfysica (Departement Burgerlijke Bouwkunde). Karen Allacker die haar thesisonderzoek (2001) voerde rond energetisch bouwen deed een deel architectuurstage in Havana en rondt binnenkort haar doctoraat af op ASRO met innoverend werk rond duurzaam bouwen. In Tanzania hebben we welhaast een halve generatie ingenieurarchitectthesisstudenten aan het veldwerk gezien, zowel in de streek rond Mwanza (aan het Victoriameer) binnen het Mwanza Rural Housing Programme (MRHP) als in Dar-Es-Salaam en Zanzibar. Ook hier weer was de samenwerking met de Universiteit van Dar-Es-Salaam (UDS) bijzonder intensief want een 12-tal Tanzaniaanse architecten/planners behaalde op ASRO hun manama en een 3-tal voltooide er een doctoraat. In samenwerking met UDS en met MRHP organizeerden we een intensief Werkatelier in Missungwi (zie foto op deze bladzijde). Belangrijk hierbij was de goede samenwerking met het Departement Bouwkunde (Koen Van Balen) en met het Departement Antropologie (Koen Stroeken die er jarenlang onderzoek deed). Een van onze oud-studenten, An Eijkelenburg (ingenieurarchitect 2001, thesis in Mwanza, Tanzania) is nu op de Belgische Technische Coöperatie (BTC) verantwoordelijk voor de begeleiding en evaluatie van talloze bouw- en infrastructuurprojecten wereldwijd. In Vietnam werd midden jaren ‘90 een samenwerking opgezet in Ho Chi Minh City, Vinh, Hanoi, Cantho, en Hue. Ook daar voerde een 19-tal ingenieur-architectstudenten thesisonderzoek uit en werkte ambitieuze ontwerpvoorstellen uit voor nieuwe wijken of stadsrenovatie. De samenwerking in Vietnam resulteerde in de realisatie van nieuwe wijken en infrastructuren medegefinancierd door de Belgische ontwikkelingssamenwerking. Ook vanuit Vietnam kwamen jonge afgestudeerden hun manama afwerken op ASRO. Deze uitwisseling loopt actief verder. Dat motivatie bij dit soort werk belangrijk is, toont de carrière van Martijn Goddeeris (afgestudeerd in 2003), tijdens zijn studies ingenieur-architect eerder een matige student. Hij geraakte gebeten door de thesisuitdaging in Vietnam, slaagde met onderscheiding en werkte sindsdien zeer actief in verscheidene internationale projecten, o.a. in Sri Lanka. Sri Lanka werd trouwens, samen met India en Pakistan, een werkgebied tijdens een groot samenwerkingsproject ASIA-LINK/ASIA-URBS in de jaren 2002-2006. Het post-tsunami thesisonderzoek van ingenieurarchitectstudenten werd er gewaardeerd.
19
Ondertussen groeide het aantal ingenieur-architectstudenten voor thesisonderzoek en veldwerk in ontwikkelingslanden en dit alles werd sterk onderbouwd met het keuzevak ‘bouwen en wonen in ontwikkelingslanden’ (prof. Han Verschure) dat in de loop van de jaren de kijk op de wereld van meer dan 400 ingenieur-architectstudenten heeft helpen verruimen; studenten konden extra financiële steun in de vorm van een reisbeurs aanvragen bij IRO-K.U.Leuven en VLIR, een systeem dat nu ruime erkenning geniet. Verscheidene stafleden van ASRO (professoren Loeckx, De Meulder, De Troyer, Shannon, Van den Broeck, Albrechts, Heynen, Verpoest, Scheers, …) promoten eindwerken en voeren mee projecten uit in ontwikkelingslanden. Sommigen onder hen hebben in hun jonge professionele jaren in ontwikkelingslanden gewerkt, of onderbouwden er hun bredere kijk op de wereld met veldwerk en onderzoek. Bovendien is bij de visitatie van het Departement ASRO enkele jaren geleden duidelijk beklemtoond dat dit internationale aanbod zeer wordt gewaardeerd en dat de synergie met de manamaprogramma’s en hun deelname door wereldwijde jonge professionelen een goede uitwisseling mogelijk maakt met toekomstige ingenieur-architecten. Maar wat, zullen velen zich afvragen, valt er zoveel meer op te steken eens vanonder die kerktoren vandaan? Om in ‘gebouwde’ termen te spreken zou ik zeggen: er zijn vele torens in de wereld. Metaforisch bedoelen we dat dan. Er zijn vele bakens waar culturen zich rond scharen en er hun eigen, vaak unieke waarden en normen aan spiegelen, hun fierheid over hun erfgoed, hun collectief geheugen, ook hun collectief ‘gebouwde’ geheugen: hoe bouwen en wonen vanuit het verleden, in het heden en naar de toekomst kijkend. De rijkdom en grote variëteit aan collectief “gebouwd” geheugen leert ons iets over de enorme creativiteit die in elk volk, elk land, elke plek te vinden is. Bovendien brengt het ons bij dat wij maar één van de velen op de wereld zijn die creativiteit ontplooien en dat er geen betere
wijze is om deze dynamische wereld vorm te geven dan door van elkaar te leren en samen te werken. Hiermee beklemtonen we ook de dwingende noodzaak om het begrip ‘ontwikkelingssamenwerking’ letterlijk te nemen: wij zijn allen in ontwikkeling. De mythe dat wij dat zouden zijn (ontwikkeld) en anderen niet (in ontwikkeling of ‘onderontwikkeld’) is al lang doorprikt. Als wij als jonge (en andere) professionelen niet meer in ontwikkeling zijn, zijn we afgestorven, ballast, overtollige zelfgenoegzaamheid die het ons nog moeilijker zal maken om een meer duurzame wereld uit te bouwen. Om dit laatste even letterlijk te nemen: het duurzaam bouwen heeft in ons land een serieuze achterstand in te halen; het werd al te lang weggelachen, deels uit zelfgenoegzaamheid, deels uit onkunde. Dat zal je minder overkomen als je in een wat wijdere wereld je ervaring opdoet.
Han Verschure
Kiezen voor ingenieurswetenschappen: studenten getuigen
Tine Vleugels Michiel Van Mieghem
Julie D’Hollander
Jonas Boonen
Joost Kerkhofs Daan Bohnen
20
Joost Kerkhofs (3e bachelor) Alles wat mensen gebruiken in het dagelijkse leven is wel door de handen of het brein van een ingenieur gegaan. Van bierbakken tot gsm, van auto tot fiets, van koffiezetapparaat tot … De meeste mensen vinden al deze dingen evident, maar dat zijn ze niet. Als je geboeid bent door hoe de wereld rondom jou in mekaar steekt en je de wereld wilt maken, dan is een ingenieursstudie de juiste keuze. In de eerste jaren krijg je algemene vakken. Naarmate je verder vordert in je studie worden de meeste vakken specifieker en interessanter. Je kan immers kiezen uit een grote waaier van hoofd- en nevenrichtingen en masters. Ik zit in de helft van mijn derde bachelor en ik heb nog geen moment spijt gehad van mijn keuze. Ik zal niet ontkennen dat enig wiskundig inzicht nodig is en dat de hoeveelheden soms wel kunnen oplopen. Maar als je een beetje verstandig bent en verstandig studeert is er ruimschoots voldoende tijd voor het mooie studentenleven! Het leven in Leuven is zalig als je een juiste balans kan vinden tussen studeren en vrije tijd.
Julie D’Hollander (2e bachelor) Ik heb gekozen voor de studie burgerlijk ingenieur omdat ik in de middelbare school graag wetenschappen en wiskunde deed en dat mij ook het meeste lag. Ik had ook een uitdaging nodig, ik wou iets studeren waar ik moeite voor moest doen. De studie is zeker wat ik ervan verwacht had. Sommige mensen zeggen dat je geen tijd over hebt voor een sociaal leven buiten studeren, maar dat is niet waar. Je kunt perfect uitgaan, als je maar genoeg zelfdiscipline hebt om te leren wanneer het moet. Ik dacht eerst ook dat ik alleen tussen jongens zou zitten, maar dat is niet zo. Er zijn niet heel veel meisjes, maar genoeg om goede vriendinnen te vinden. Als je overweegt om voor burgerlijk ingenieur te gaan studeren, raad ik dit zeker aan. Ook als je denkt dat het misschien te moeilijk is, je zult het nooit weten als je het niet probeert… Daan Bohnen (2e bachelor) Ik heb indertijd voor een ingenieursstudie gekozen omdat ik altijd al geboeid was door wetenschap en techniek en deze studie hiervan de ideale combinatie bleek. Na lang twijfelen - omdat niemand met zekerheid kon stellen of ik deze studies wel zou aankunnen - heb ik dan toch maar de stap gezet. En daar heb ik tot op heden nog geen seconde spijt van gehad
-op die enkele avond voor een moeilijk examen na dan! In de eerste 3 semesters worden vooral meer algemene (wetenschappelijke) vakken gegeven, maar kun je ook al proeven van de verschillende ingenieursdisciplines. Voor mij was het eerste semester het meest saaie, omdat je hierin de meeste 'droge' materie ziet en de minste toepassingen. Achteraf ben ik wel blij dat ik me daar doorheen heb weten te werken en die dingen nu kan toepassen op allerlei veel interessantere toepassingen! Na het 3e semester heb je dan een beter beeld van wat de verschillende verdere keuzemogelijkheden inhouden, en kun je verder kiezen in de richting van je interesses. Verder kan ik ook het vooroordeel over 'de burgies' als 'vakidioten' en 'nerds' sterk ontkrachten! “Nooit gedacht dat burgies zo normale, sociale en toffe mensen waren.” Ik heb er alvast een hechte vriendengroep aan overgehouden! Je kunt ook altijd rekenen op de steun van ouderejaars. Zij staan altijd klaar met goede raad, tips en notities. Hun ervaring was voor mij zeker in het begin erg welkom en heeft me veel vooruit geholpen. Je kunt ook altijd terecht bij onze studentenvereniging VTK die voor de nodige cursussen, maar ook voor veel vertier zorgt. Iets wat je zeker niet mag missen. Kortom: een studie als ingenieur? Ik kan het je alleen maar aanraden!
Michiel Van Mieghem (3e bachelor architect) Al jong ontwikkelde ik een fascinatie, niet alleen voor gebouwen, maar voor alles wat ‘opgebouwd’ was: van de werking van een zandloper over het mechanisme van een fiets tot natuurlijke vormen. Architectuur is een cultuur die dit alles omvat, overstijgt en zichzelf nadien toont in al zijn eenvoud. In de studie ingenieur-architect ontwikkel je een denkwijze, een eerlijke manier van kijken naar de wereld. Hier wou ik volledig voor gaan, niet zozeer voor een bijdrage aan die wereld, maar eerder als vorming voor mezelf. Ik beschouw een brede kijk als één van de voornaamste waarden in het leven. Tine Vleugels (2e master architect) Ik zit nu in mijn laatste jaar ingenieurarchitect. Ik ben onzeker aan de studie begonnen na het horen van vele verhalen over ‘zwemmen of verzuipen’ aan die grote universiteit. Ik ben niet het type dat door het middelbaar is ‘gevlogen’, maar heb steeds moeten werken. Ik ga graag uit, ik heb nood aan veel vrije tijd en ontspanning; het eerste jaar was het toch wat zoeken naar hoe ik mijn nieuwe leven moest plannen. Al snel was ik geïnteresseerd in bouwen en verbouwen en had ik daarover ideeën in mijn hoofd. Ik tekende graag en vond wetenschappen en wiskunde niet de gemakkelijkste, maar wel de interessantste vakken op school. Het leek mij daarom een logische keuze om ingenieurarchitect te gaan studeren, hoewel ik twijfelde of architectuur aan St-Lucas niet beter/leuker zou zijn. Ik dacht: ik probeer het gewoon en we zien wel. Het was niet altijd gemakkelijk, het is zowel hard werken (en blijven werken) tijdens het jaar als hard leren (en blijven leren) tijdens de examens. Maar dat volhouden wordt ook wel beloond: zo worden de verwezenlijkte ontwerpresultaten elk jaar spectaculairder, fijner, rijker. Je krijgt de kneepjes van het vak stilaan onder de knie: autocad, sketch-up en een beetje photoshop; het is proberen, uittesten, terugkoppelen, goedkeuren en doorgaan. Het resultaat is steeds boeiend en na 5 jaar kan ik trots zeggen dat ik al heel wat geleerd heb.
De consults of begeleidingssessies zijn unieke gelegenheden om je ontwerpideeën voor te leggen aan ervaren architecten die hun kennis met je delen. Zij helpen je wanneer je vast zit: ze geven je tips zodat je perspectief op dat éne idee verruimt, ze helpen je technisch verder op weg zodat het ontwerp realistischer en haalbaar wordt. Soms is het frustrerend als je begeleider het niet op dezelfde manier ziet als jij, maar achteraf gezien ben je blij dat je een beroep hebt kunnen doen op zo’n bron van kennis en ervaring. Het leuke aan deze studie vind ik de variëteit aan vakken: er is het ontwerpen, het wetenschappelijke denken, de analyse van bestaande architectuur in onze maatschappij en elders, de geschiedenis van de architectuur,.... Er komen zoveel domeinen aan bod. Bovendien kan er in de masterjaren een persoonlijke klemtoon gelegd worden op deze studie door een eigen masterkeuze (stedelijk ontwerp, architectuurontwerp, bouwtechnisch ontwerp) en talrijke keuzevakken. In het laatste jaar wordt er een thesis gemaakt. Ik was daar steeds bang voor: een thesis lijkt zo’n onbegonnen groot werk… Maar je rolt er gewoon in. Er is een grote diversiteit aan thesisvoorstellen en je kan je eigen klemtoon leggen als je dat wil. Ik ben voor mijn thesis twee maanden naar Ecuador getrokken met twee medestudenten. We hebben daar onderzoek gevoerd naar de stedelijke regeneratie van een stad in het zuiden, in het kader van het keuzevak ‘bouwen en wonen in ontwikkelingslanden’. Wij maken een analyse, maar je kan ook een groot ontwerp maken. Er zijn vele mogelijkheden om naar het buitenland te trekken in onze richting: zowel voor je thesis, als voor Erasmus (er is keuze uit zowel Europese landen als ontwikkelingslanden). Wat ik in de toekomst precies wil doen weet ik nog niet zo zeker, maar ik maak me geen zorgen over volgend jaar. Ik kan een stage lopen in een architectenbureau, ik kan kiezen om te werken in een studiebureau als ik liever berekeningen maak dan te ontwerpen… Ik kan ook een tweede master volgen. Zo biedt ASRO zelf
drie interessante master-na-masteropleidingen aan voor afgestudeerde ingenieur-architecten. In de loop van het tweede semester zal ik mijn hoofd buigen over mijn toekomstplannen (gaan solliciteren of niet?) tussen het thesissen door. Het wordt dus sowieso nog een boeiend laatste semester. Jonas Boonen (2e master) Op het einde van het secundair is het moeilijk om je een beeld te vormen van ingenieursstudies. Eerlijk gezegd vind ik het nog steeds niet eenvoudig om te zeggen: “de studies richten zich op de volgende drie basispijlers: één, twee, drie!” Wat je wél weet, is dat je jezelf door een stevige portie wiskunde, wetenschappen en projectwerk zal moeten loodsen, vooral tijdens de eerste jaren. Dat was ook net wat mij destijds aangesproken heeft: ik was sterk in wiskunde, hield mij graag bezig met nadenken over wetenschappelijke problemen en had geen schrik om in groep samen te werken. Cursussen uit het hoofd leren was daarentegen niet aan mij besteed, ik ben een denker en geen blokker. Eén ding staat vast: als je niet graag nadenkt en je verdiept in problemen, moet je er niet aan beginnen. Als het je meer interesseert wat het Spaanse woord voor differentiaalvergelijking is, dan dat je weet hoe je er eentje oplost ook niet. Studeren voor burgerlijk ingenieur is een weg volgen van vallen en opstaan, maar wat voor één! Er zullen vakken komen die je minder liggen, je zal tijd moeten steken in werkjes waar je geen touw aan vast kunt knopen maar na vijf jaar kan ik enkel zeggen dat ik de tijd van mijn leven beleefd heb. Bezig zijn met moeilijke maar interessante materie, leren functioneren in een team, samen op zoek gaan naar dé beste oplossing voor complexe problemen, mensen leren kennen die met eenzelfde blik naar de dingen kijken. Dàt is studeren voor ingenieur. Vincent Goffin
21
Zij trokken naar het oosten De laatstejaarsreis die de bijna-kersverse burgerlijk ingenieurs en burgerlijk ingenieurarchitecten onder de vleugels van VTK maken heeft hen dit jaar naar Azië gevoerd, misschien wel het meest fascinerende continent van de wereld. In volgorde werden Thailand, Vietnam, Cambodja, weer Thailand en de Verenigde Arabische Emiraten bezocht door 130 studenten, proffen en begeleiders.
22
De grensovergang naar Cambodja is als een reis naar een heel ver verleden en een regelrechte cultuurshock. Van het relatieve comfort van Thailand naar de pure authenticiteit van Cambodja. Authenticiteit, én corruptie, want wie wil dat formaliteiten sneller voltrokken worden of een officiële agent gaat wandelen hoeft vaak maar met een handjevol dollars te zwaaien. De Thaise bus werd ingewisseld voor een Cambodjaanse en reed verder naar Siem Reap, de stad van het Angkor Wat tempelcomplex. Het Cambodjaanse binnenland is als het Thaise, maar dan wel dat van 50 jaar geleden. Prachtige desolate landschappen en ongeschonden Khmerdorpen laten een onvergetelijke indruk na.
Boeddhisische monniken in sierlijke oranje gewaden en waterbuffels in de rijstvelden ç geven het geheel een tijdloze dimensie. Angkor Wat, of het grootste tempelcomplex ter wereld, wordt terécht beschouwd als een wereldwonder. De fascinerende tempels van Angkor Wat bieden naast honderden meters bas-reliëfs en hemelse architectuur tevens een prachtig uitzicht op de geheel symmetrische bouwstructuur en de weidse omgeving. Dit natuurlijk ná het beklimmen van de vele steile trappen. Een waar hoogtepunt op de verdere ontdekking doorheen de intrigerende site is 'Ta Prohm'. Hier krijg je onwezenlijke beelden van de jungle die de ruïnes in zijn greep houdt. Ze creëren een boeddhistisch kosmologische symbiose, die de grootsheid van dit prachtige bouwwerk stevig onderlijnt. Via het Tonlé Sapmeer gaat het per bus op moderne verharde wegen naar Phnom Penh. Phnom Penh geeft de gelegenheid wat dieper te graven in het woelige Cambodjaanse verleden. De Franse kolonisatie is er heel zichtbaar en nergens zijn de littekens van het gewelddadige verleden van de Khmer Rouge (o.a. de “killing fields”) zo duidelijk aanwezig. Maar naast deze grimmige historie blijft Phnom Penh meer dan de moeite waard als typisch Aziatische stad. De drukte aan de gezellige boulevard staat in schril contrast met de serene rust in het Koninklijk Paleis en de vele tempels. ^
Na een vliegtuiglanding op Thaise bodem werd bij avond kennis gemaakt met het historische centrum van Bangkok. Het verblijf situeerde zich in de backpackersbuurt van Bangkok, die zich naast het meest somptueuse koninklijk paleis ter wereld bevindt. Ook enkele van de befaamde boeddhistische tempels liggen op wandelafstand. Ideaal om de stad verder te verkennen zijn de alomtegenwoordige tuktuk, in essentie een driewielig brommertje met achteraan plaats voor een drietal passagiers, of een gemotoriseerde riksja. De verhalen die de muurschilderingen van menig tempel vertellen zijn zeker bijgebleven. Vol giganten in verschillende kleuren en aapjes die naar believen groot of klein kunnen worden, lijkt de rijke cultuur soms wel op een verzamelwerk van The Mighty Morphin Power Rangers. De bus voerde later langsheen de outskirts van het geïndustrialiseerde Bangkok naar de vredigheid van de perfect aangelegde rijstvelden in "Isaan", het noordoosten van Thailand.
De boot bracht ons gezelschap over de machtige Mekongrivier naar de grens van Vietnam. Via Chau Doc en doorheen de Mekongdelta, ook wel de rijstschuur van Vietnam genoemd, belandden we in Can Tho. Vroeg in de ochtend, genietend van de zonsopgang, werd de grootste drijvende markt ter wereld bezocht, waar dan reeds een drukte van jewelste heerst en de boten van alle kanten tegen de jouwe aanbotsen om hun waar te verkopen. In Ho Chi Min City wachtte een ware overrompeling door het plaatselijk meest gebruikte vervoermiddel, de brommertjes. Ho Chi Min City is een bruisende Aziatische metropool, die veel gemeen heeft met grote steden in China, en die weinig meer gemeen heeft met de vorige twee hoofdsteden. Uiteraard volgde een uitgebreid stadsbezoek en kon een excursie naar de Cu Chi tunnels (bekend van de Vietnam oorlog) niet ontbreken.
Met het lokale Ryanair leidde de reis vanuit Ho Chi Min City terug naar Bangkok om wat uit te rusten voor de laatste grote stap in ons reisavontuur: de Verenigde Arabische Emiraten. Een tegenstelling kan nooit zo compleet zijn. Van de traditionele Zuidoost-Aziatische culturen naar de meest moderne en geldverslindende petrodollarcultuur ter wereld. File in de woestijn, artificieel opgespoten eilanden in allerlei vormen en de grootste van alles. Hier staan 15 tot 25% van alle torenkranen ter wereld en vindt menig startend ingenieur een eerste job. De 'cultuur' beroofde de deelnemers twee dagen van hun adem vooraleer ze terug huiswaarts keerden om te bekomen van het voorbije avontuur en de halve apotheek aan Imodium die de meesten heeft rechtgehouden. Lieven Smekens
23
Breng een nieuw K VIV-lid aan en geniet 50% korting! Je bent enthousiast K VIV-lid en wil ook jouw vrienden en kennissen lid maken van de K VIV? Naast de vele voordelen die het K VIV-lidmaatschap in petto heeft, bezorgen we je een extra troef bij je werving: het nieuwe lid betaalt slechts 50 %! Als dank voor je inzet geniet jijzelf een mooie korting van 50 % op je lidgeld in 2010.
Wie is “nieuw” lid? •
elke ir. van promotie 2005 of ouder die een bijdrage verschuldigd is en die al minstens 3 jaar geen lid meer is van de K VIV
Wie krijgt welke korting wanneer? • •
het nieuwe lid: onmiddellijk 50% op het jaartarief van zijn/haar promotiejaar de aanbrenger: in 2010 50% op het jaartarief van zijn/haar promotiejaar, op voorwaarde dat het aangebrachte lid zijn/haar bijdrage voor 2009 betaald heeft
Hoe doe ik dat? •
uitsluitend door middel van het formulier dat je kan downloaden via www.kviv.be/aanbrengenlid
Opgelet! • • • • •
enkel K VIV-leden van wie het lidmaatschap voor 2009 in orde is, kunnen deelnemen deze actie loopt tot en met 30 april 2009 slechts het eerste nieuwe lid dat je aanbrengt geeft aanleiding tot de korting deze actie is niet toepasbaar op een partner aan leden voor het leven of leden die dit jaar of de voorbije 2 lidjaren voor 3 jaar betaalden, wordt de korting onmiddellijk teruggestort van zodra het lidmaatschap van het nieuwe lid in orde is
Koninklijke Vlaamse Ingenieursvereniging - K VIV Desguinlei 214 2018 Antwerpen 03 260 08 40 03 216 06 89
[email protected] www.kviv.be
COLOFON 'GeniaaL' is een tijdschrift van de Faculteit Ingenieurswetenschappen en de VILv, de vereniging van burgerlijk ingenieurs uit de K.U.Leuven, met bijdragen van medewerkers van de faculteit, alumni en studenten. 'GeniaaL' verschijnt viermaal per jaar: in januari, april, juli en oktober.
verantwoordelijke uitgever: Ludo Froyen redactie: Annemie Caproens, Jelle De Borger, Iris De Coster, Kurt Driessens, Ludo Froyen, Vincent Goffin, Liliane Pintelon, Patrick Pype, An Serbruyns, Yves Willems
redactieadres: GeniaaL Faculteit Ingenieurswetenschappen Jelle De Borger Kasteelpark Arenberg 1 bus 2200 3001 HEVERLEE tel. + 32 16 32 16 89 fax + 32 16 32 19 82
[email protected] www.eng.kuleuven.be
grafisch ontwerp: altera.be drukwerk: Van der Poorten Diestsesteenweg 624 3010 KESSEL-LO tel. + 32 16 35 91 76