TIJDSCHRIFT VAN DE FACULTEIT INGENIEURSWETENSCHAPPEN EN ALUMNI INGENIEURS KU LEUVEN
Nr. 32 • januari 2016
© Joris Snaet
Afgiftekantoor 3000 Leuven 1 • P802104
Voorwoord Beste ingenieur Het kasteel is weer een jaartje ouder geworden … ... en je zult het waarschijnlijk al gemerkt hebben: het staat in de stellingen. Dit is meer dan nodig. Onlangs viel nog een grote steen van de poortboog naar beneden. Een schoolvoorbeeld van ‘betonrot’. De restauratie zal een lang proces van meerdere fases en meerdere jaren worden. Laten we hopen dat na de talrijke werkzaamheden het kasteel opnieuw voluit kan schitteren. 2015 was een boeiend jaar, met de opening van belangrijke onderzoeksruimtes zoals ESAT II, Leuven Chem&Tech en Leuven NanoCentre. De gebouwen zijn in een prachtige onvergetelijke stijl geopend, op ESAT zelfs met een eigen ESAT-bier. Als de ingenieurs iets doen, doen ze het goed … VTK heeft mathematisch dan wel de 24-urenloop niet gewonnen (1032 versus 1034 rondjes), maar voor ons ingenieurs heeft VTK ruim gewonnen. VTK heeft onlangs haar 95-jarig bestaan gevierd met een academische zitting. Bij die gelegenheid heb ik uitgelegd dat voor ingenieurs het eerste beduidende cijfer het belangrijkste is en dat is een één (1) … Wij blikken blij terug op het meer dan geslaagd Sint-Barbarafeest, het ingenieursfeest waarbij we de beste bachelorstudenten eerste fase in de bloemetjes hebben gezet samen met de leerkrachten die hen het meest geïnspireerd hebben. Tijdens deze viering werd ook een ereprofessoraat toegekend aan Wim Sweldens, die een boeiende en gepassioneerde uiteenzetting heeft gegeven. Een ander geslaagd evenement in 2015 was het Arenbergsymposium over robotica. Hopelijk heeft het de aanwezigen kunnen overtuigen van het belang van robotica voor onze toekomstige tewerkstelling. Het einde van een jaar luidt ook de start van een nieuw jaar in. Ik kijk al uit naar de boeiende samenwerking met onze studenten, de collega’s, de ATP’ers en AAP/BAP’ers en de alumni. Een voorspoedig nieuw jaar! Michiel Steyaert, decaan Faculteit Ingenieurswetenschappen
Beste collega-alumnus Onze allerbeste wensen voor het nieuwe jaar vanwege de hele ploeg bestuurders van jullie alumnivereniging. We wensen jullie vooral een goede gezondheid en veel warmte toe, hoewel we dat laatste vooral figuurlijk bedoelen. Als het letterlijk moet, dan vragen de nieuwe klimaatakkoorden net minder warmte, maar ik ben er zeker van dat ook dat goed is voor ons, ingenieurs, want de uitdagingen die voor onze beroepsgroep uit deze akkoorden voortvloeien, zijn niet te onderschatten. Wij laten ons in ieder geval niet afremmen en werken hard verder aan een reeks boeiende activiteiten. De eerste forumavond in samenwerking met de facultaire Van Cauteren-Dutréleerstoel was alvast een succes. Voor het eerst was onze uitgebreide werking met de industrieel ingenieurs merkbaar door hun talrijke aanwezigheid op deze heel boeiende studieavond. Ook de forumavonden die nog volgen, beloven boeiend te worden. Noteer alvast 23 februari in jullie agenda voor een interessante gedachtewisseling rond het thema ‘STEM (Science, Technology, Engineering & Mathematics) in het middelbaar onderwijs’. We denken ook nu al na over een gloednieuw concept voor onze jaarlijkse ‘Dag van de Ingenieur’, de gelegenheid bij uitstek om studiegenoten van weleer opnieuw te ontmoeten in een interessant kader. Meer informatie volgt in het voorjaar. Gegroet en tot gauw! Gert Sablon, voorzitter Alumni Ingenieurs KU Leuven
INHOUD Nieuws uit de faculteit GeniaaL gedacht Arenbergkasteel in de steigers KU Leuven stemt voor STEM Best Student Awards Ondernemen kan je leren
3-5 6-7 8-10 12-13 14-15 16-17
Wim Sweldens honorary professor Robots: een zegen of een vloek voor de maatschappij? Elektrische voertuigen LMS, de eerste spin-off van KU Leuven Reünies
18-19 20-21 22-23 24-25 26-27
Nieuws Prijzen, onderscheidingen, ... • De Koninklijke Vlaamse Academie van België en de Jonge Academie reiken jaarlijks de onderscheidingen wetenschapscommunicatie uit aan wetenschappers met een uitzonderlijke verdienste in wetenschapscommunicatie. Een aantal KU Leuveninitiatieven deelde in de prijzen. Marian Verhelst, docent aan het Departement Elektrotechniek, werd gelauwerd voor haar wetenschapspopularisatie en coördinatie van InnovationLab. https://eng.kuleuven.be/innovationlab • Aurélie Carlier, postdoctoraal onderzoeker FWO aan het Departement Werktuigkunde, ontving de Reinhart Heinrich Doctoral Thesis Award 2014 en de 2015 ESB Best Doctoral Thesis Award. www.mech.kuleuven.be/en/bme/news/aurelie-carlierreinhart-heinrich-thesis-award www.mech.kuleuven.be/en/bme/news/aurelie-carlier2015-esb-best-thesis-award • Yannick De Bock, doctoraatsstudent aan de Afdeling Industrieel Beleid/Verkeer & Infrastructuur, wint de Best Paper Award EcoDesign 2015 met ‘User Adapting System Design for Improved Energy Efficiency During the Use Phase of Products. Case Study of an Occupancy-Driven, Self-Learning Thermostat’ tijdens EcoDesign 2015 van 2 tot 4 december 2015 in Tokyo (Japan). • Tobias Hertel, doctoraatsstudent aan het Departement Materiaalkunde, wint the Best Paper Award at the Bauxite Residue Valorisation and Best Practices Conference (5-7 October, Leuven) with his paper ‘A proposal for a 100% use of bauxite residue: the process, results on the novel Fe-rich binder and how this can take place within the alumina refinery’. www.mtm.kuleuven.be/ • Op de Student Design Contest van IEEE tijdens de Asian Solid-State Circuits Conference (A-SSCC 2015), heeft Wouter Steyaert, doctoraatsstudent aan het Departement Elektrotechniek, de Best Design Award in de wacht gesleept voor zijn werk, getiteld 'THz Signal Source with Integrated Antenna for Non-Destructive Testing in 28nm Bulk CMOS' onder het promotorschap van Patrick Reynaert. De Student Design Contest (SDC) van de A-SSCC is de belangrijkste conferentie in Azië rond chipdesign en geïntegreerde elektronica (de zogenaamde Solid-State Circuits) en een van de belangrijkste in de wereld. eng.kuleuven.be/algemeen/nieuws/best-design-awardvoor-wouter-steyaert • Dennis Vandevenne, postdoctoraal onderzoeker aan de Afdeling Industrieel Beleid/Verkeer & Infrastructuur, wint de Best Paper Award - TRIZ Future - TFC 2015 Conference (Berlin, October 26-29, 2015) met zijn bijdrage ‘Case-Dependence of Level-Based Idea Space Variety for Systematic BiologicallyInspired Design’.
• Ruben Baetens, die in 2014-2015 zijn doctoraat behaalde aan het Departement Burgerlijke Bouwkunde, ontving op 5 november 2015 de innovatie-award de ‘Slimme GEIT’ tijdens het NZEB Symposium – Passive & Beyond. Hij kreeg deze award voor zijn bijdrage ‘De volgende generatie rekenmodellen voor energiesimulaties op stadsniveau’. eng.kuleuven.be/algemeen/nieuws/ruben-baetens-winteerste-slimme-geit • Tadesse Getahun van Jimma University heeft de African Entrepreneurship Award on Environment gewonnen. Het idee voor GreenJimma komt uit zijn doctoraat aan het Departement Chemische Ingenieurstechnieken van de KU Leuven, onder promotorschap van Bart Van der Bruggen en Tom Van Gerven. https://africanentrepreneurshipaward.com/winners/ • Sander Vaeck, Master of Science in de ingenieurswetenschappen: energie, wint de Energieprijs 2015 met zijn masterproef die onderzoekt welke investeringen er nodig zullen zijn in hernieuwbare energieproductie en energieopslag om de doelstellingen van 2050 te halen. Een economie die volledig draait op hernieuwbare energie blijkt tot de mogelijkheden te behoren. http://eng.kuleuven.be/algemeen/nieuws/energieprijs2015-gaat-naar-sander-vaeck-die-in-zijn-masterproef-demogelijkheden-voor-100-hernieuwbare-energie-in-belgieonderzoekt • Op 13 november 2015 mocht Peter Van den Broeck, hoofd van de Technologiecluster Bouw, de titel doctor honoris causa ontvangen van de University of Architecture, Civil Engineering and Geodesy (UACEG) in Sofia, Bulgarije. Het eredoctoraat werd overhandigd door rector Krasimir Petrov in aanwezigheid van hare excellentie Anick Van Calster, ambassadeur van België in Sofia. Het eredoctoraat is een bekroning van de jarenlange uitstekende samenwerking op het vlak van uitwisseling van studenten en docenten en de begeleiding van doctoraatsstudenten. Daarnaast is er een interessante uitwisseling van expertise op het vlak van aardbevingsanalyse (UACEG) en mens-geïnduceerde trillingen van structuren (KU Leuven). • Op 28 en 29 november 2015 vond in Linköping (Zweden) de jaarlijkse Northwestern Europe Regional Contest (NWERC) plaats, de voorronde van de ACM International Collegiate Programming Contest voor universiteiten uit het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Ierland, Benelux, Denemarken, Zweden, Noorwegen, Finland en IJsland. Er namen dit jaar 95 teams deel aan de NWERC (max. drie per universiteit). Deze teams worden geselecteerd na lokale voorrondes zoals de Benelux Algorithm Programming Contest. KU Leuven werd vertegenwoordigd door de teams ‘DROP TABLE participants’ (Jorik Jooken, Floris Kint, Elias Moons) en ‘Drink en Denk’ (Niels De Bock, Mattias De Charleroy en Giel Dops). http://wms.cs.kuleuven.be/cs/nieuws/18de-en-62ste-plaatsop-northwestern-europe-regional-contest-voor-ku-leuven
3
Nieuws
• Burgerlijk ingenieur-architect Pieter-Jan Debuyst behaalde met zijn eindwerk Backhouse Care over gedecentraliseerde ouderenzorg de derde prijs, met name de ‘Special Prize, The role of architecture in the well-being of communities lead by The Prince’s Foundation for Building Community’ in de IS ARCH architectuurcompetitie. Met een ontwerp dat een specifieke vernaculaire en verfijnde architectuur toont, formuleert hij alternatieve principes voor kleinschalige zorginfrastructuur en de daarbij horende architectuur. Het concept van de vermaatschappelijking van de zorg is niet nieuw maar werd met ‘Backhouse Care’ vertaald naar een wijkstrategie voor een klassieke verkaveling. Zijn eindwerk werd ontwikkeld voor de wijk Nove Jarsé in Ljubljana, Slovenië, binnen de eindwerkstudio over Cohousing, geleid door Tom Thys en Ward Verbakel in 2013-2014.
4
• Jan Fockedey, Master of Science in de ingenieurswetenschappen: chemische technologie, prijkte met zijn masterproef ‘Recycling plastic waste to purify water’ op de longlist van de Vlaamse Scriptieprijs, de Eosprijs en de Agoriaprijs. Hij is de eerste in de veertien edities van de Vlaamse Scriptieprijs die voor drie prijzen genomineerd is. Hij zorgde ook voor een primeur door zowel de Agoriaprijs als de overkoepelende Vlaamse Scriptieprijs in de wacht te slepen. ‘Die unieke dubbelslag onderstreept het uitzonderlijke karakter van de kandidaat en het werk dat hij afleverde’, aldus organisator Scriptie vzw. Een samenvatting van zijn masterproef vind je op http://scriptiebank.be/scriptie/recycling-plastic-wastepurify-water
VTK eindigt tweede in spannende 24 urenloop http://nieuws.kuleuven.be/node/15832
Arenbergcampus heeft nieuw kroonjuweel Op de Arenbergcampus in Heverlee werd op 28 oktober 2015 het tweespan Leuven Chem&Tech en Leuven NanoCentre plechtig geopend. Daarmee zijn twee van de drie gebouwen van de Core Facilities een feit, met hun state of the art structuur en uitrusting.
Sint-Barbara - 3 december 2015
Opening vernieuwd 3D-printing labo Het Departement Werktuigkunde, dat een jarenlange traditie kent in onderzoek naar 3D-printing, opende op 4 december 2015 zijn vernieuwd laboratorium voor 3D-printing. Naast industriële 3D-printmachines biedt het vernieuwde labo ook onderdak aan een unieke 3D-printinstallatie, die de afgelopen 20 jaar werd gebouwd en continue werd uitgebreid met nieuwe technologie.
KU Leuven reikt vijf eredoctoraten uit op 10 februari 2016 Naar aanleiding van haar Patroonsfeest bekroont de KU Leuven jaarlijks personen met bijzondere verdiensten op maatschappelijk of cultureel vlak. Op 10 februari 2016 worden eredoctoraten uitgereikt aan vijf mensen die uitblinken in hun domein. Een van hen is prof. Anantha P. Chandrakasan, een wereldautoriteit op het vlak van de ontwikkeling van elektronische chips. Zijn onderzoek richt zich op chips die werken op een bijzonder laag vermogen. Dit is vandaag bijzonder relevant omdat we evolueren naar een ‘Internet of Things’ waarbij sensorchips steeds vaker autonoom zullen moeten werken, zonder externe energie. Daarnaast is prof. Chandrakasan gekend vanwege de handboeken, papers en conferenties waarmee hij zijn werk uitdraagt naar medeonderzoekers en studenten. Enkele van zijn papers behoren tot de basiswerken in hun domein. Promotoren van het eredoctoraat zijn de professoren Michiel Steyaert en Wim Dehaene. http://nieuws.kuleuven.be/node/15979
http://nieuws.kuleuven.be/node/15799
VTK galabal Sint-Barbara - 3 december 2015 De Faculteit Ingenieurswetenschappen organiseerde een academische zitting naar aanleiding van de toekenning van de titel ereprofessor aan Wim Sweldens, CEO Kiswe Mobile. Tijdens deze academische zitting werden ook de Best Student en Inspiring Teacher Awards uitgereikt. http://eng.kuleuven.be/algemeen/nieuws/best-student-inspiring-teacher-awards.
Omdat VTK 95 jaar bestaat, zit het bal van onze studentenkring in een nog chiquer jasje dan anders. We maken er een Lustrumgalabal van op 25 maart 2016 in het Kasteel van Brasschaat. Onze alumni worden daar hartelijk verwend in hun exclusieve alumnizaal en kunnen zich voor de klanken van DJ licious en the Whatevers tussen de leden begeven. Voor meer informatie en tickets kunnen de Alumni zich richten tot
[email protected]. Annemie Caproens
Nieuws
Afscheidsrede voor professor Eric Van den Bulck Op 16 oktober 2015 vond de uitvaartplechtigheid plaats van Eric Van den Bulck. Zijn collega Tine Baelmans las toen deze afscheidswoorden voor die Jan Berghmans heeft neergeschreven. Geachte familie Geachte collega’s, vrienden en kennissen van professor Eric Van den Bulck Vandaag zijn wij hier samen om Eric te gedenken. Men heeft mij gevraagd om uit te wijden over de persoon van Eric omdat ik hem een lange periode gekend heb (+/-30 jaren) als onderzoeker en professor aan onze universiteit. Ik ben graag op deze vraag ingegaan, enerzijds omdat ik mij vereerd voel en anderzijds omdat zijn verhaal veel te weinig gekend is. Wie was hij, wat deed en dacht hij? Het begin van het verhaal van Eric is dat van de jonge man die gefascineerd is door wetenschap en techniek, die spelend het middelbaar doorloopt en de studies van burgerlijk ingenieur aan onze universiteit aanvat, want het zijn die studies die hem inzicht zullen verschaffen in de fenomenen die aan de basis liggen van de werking van technische apparaten en systemen zonder dewelke onze moderne wereld niet kan bestaan. 5
Hij doet zich opmerken gedurende deze studies met als gevolg dat hem financiële ondersteuning wordt aangeboden om in de Verenigde Staten verder te studeren aan de University of Wisconsin in Madison. Wat kan er mooier zijn: hij is vrij en ongebonden en kan zich volledig wijden aan zijn droom. Hij behaalt daar het diploma van Doctor of Philosophy in Mechanical Engineering. Hij heeft nu zijn jongensdroom gerealiseerd: hij heeft zich geschoold zover dit kan en wil nu aan de slag gaan. Eric had het goed in Madison waar hij zijn gezin had gesticht en deel uitmaakte van een groep van gereputeerde, productieve onderzoekers en professoren. Het zal dan ook niemand verwonderen dat wij het moeilijk hadden hem ertoe te bewegen terug te keren naar onze universiteit en in het bijzonder naar de Afdeling Toegepaste Mechanica en Energieconversie (TME) waar het onderzoek nog in zijn kinderschoenen stond. Uiteindelijk is ons dit toch gelukt, is Eric op onze vraag ingegaan en is hij zijn ganse carrière bij ons gebleven. De overgang van Wisconsin naar Leuven verliep niet zonder problemen, maar deze werden opgelost. In de loop der jaren heeft Eric diverse onderwerpen uit de thermotechniek gedoceerd, zowel aan kleine als aan grote groepen studenten. De studenten waardeerden hem als een docent die een diepgaande kennis had over het gedoceerde en streefde naar het bijbrengen van fysisch inzicht eerder dan het toepassen van complexe wiskundige technieken. Eric was ook erg geïnteresseerd in de ‘herkomst’, de geschiedenis van de techniek en de mensen die de moderne techniek ontwikkeld hebben. Als onderzoeker was Eric gewoonweg uniek. Hij had trouwens een heel eigen mening over wat onderzoek is. Voor hem was een project een onderzoeksproject enkel wanneer het als resultaat heeft dat het de kennis van bestudeerde fenomenen verdiept, dat het een stap vooruit is in het begrijpen van deze fenomenen, een stap waarop anderen kunnen verder bouwen. Dit is een definitie pur sang van onderzoek. Vele van de doctoraatsstudies die hij leidde, zijn van dit type. Dit was fundamenteel zijn aanpak: basisfenomenen observeren, analyseren en verklaren. Eric was daarom zonder twijfel een onderzoeker pur sang. In een later stadium werd gezocht naar mogelijke toepassing van de ontwikkelde kennis. Zijn langdurig verblijf aan de University of Wisconsin heeft zonder twijfel bijgedragen tot de ontwikkeling van deze visie. Eric was ernstig, eerlijk en enigszins gesloten. Maar wie de inspanning deed om tot hem door te dringen, ontmoette een eenvoudig, pretentieloos, ingoed iemand met wie best wel wat plezier te maken was. Soms had hij het gevoel dat zijn werk niet de erkenning kreeg die het verdiende. Hij leed hieronder maar wist dit te compenseren met de vreugde die hij beleefde aan zijn onderzoek en de vreugde die hij beleefde in zijn gezin. Eric, je collega’s, onderzoekers en studenten treuren om je voortijdig heengaan. Als je mentor, als collega, geestverwant en vriend rekende ik erop nog lang van je aanwezigheid te kunnen genieten. Het heeft niet mogen zijn. Jan Berghmans
GeniaaL gedacht We willen meningen horen. Meningen van ingenieurs over wat hen nauw aan het hart ligt, meningen van niet-ingenieurs over ingenieurs en ingenieuren, alles wat des mensen is, kan en mag aan bod komen. Als het maar ‘uw gedacht’ is, mijn gedacht.
Zelf Men kan onmogelijk ontkennen dat onze maatschappij aan het verzelfen is. Zelfevaluatie, zelfontplooiing, doe-het-zelfwinkels, zelfbeeld (selfie?), zelfbediening, zelfhulpgroep, zelfkazer, zelfredzaamheid, zelfbedruipend, enzovoort. De zelf-lijst in het woordenboek is eindeloos. Wie ben je eigenlijk als je jezelf bent? 6
De generatie van de babyboomers maakte al kennis met het zelfevaluatierapport. Dit zelfwoord is zelfs nog niet tot Van Dale doorgedrongen wat een beetje onbegrijpelijk is want velen hebben er enige zelfbeschadiging mee opgelopen. Het is ook een moeilijke taak om zo’n lijvig rapport over zichzelf te schrijven. Alle betrokkenen moeten zichzelf evalueren en hun positie en interactie met de andere spelers analyseren. Maar deze analyse en zelfreflectie gaan natuurlijk hun eigen visie en gedrag beïnvloeden. Een quantumfysische kat komt om de hoek kijken. Het schrijven van het rapport zelf verandert het hele sociale weefsel. Welke zelfkater evalueert men dan? Een schip-van-Theseusparadox. Men beschrijft niet de toestand vóór de introspectie maar de toestand tijdens het schrijven (en die blijft, gelukkig maar, ook niet eeuwig duren) en dat is niet de toestand die men eigenlijk wil evalueren. Bovendien is de zelfbeschouwing niet de enige reden dat de toestand niet de gewone toestand is. Alle hens worden aan dek van Theseus geroepen en de gewone taken moeten blijven liggen om het rapport op te blazen met de nodige SWOTs her en der tot een dikke kanjer waar de commissie dan een heerlijke kluif aan heeft om de essentie daar weer uit te puren en alles tot een paar bladzijden te infuseren. De generatie X heeft geleerd om zoveel mogelijk zelf te doen. De doe-het-zelfwinkels vindt men op elke hoek van de straat. Niet dat ze daar de tijd voor hebben, want ‘DINKs’ hebben een zó druk leven dat iets zelf doen er meestal bij inschiet.
Het is ook niet nodig. Alles is voorhanden en alles kan wel ergens gekocht of besteld worden. Ze kunnen wel zelf beslissen welk programma ze wanneer willen bekijken op tv. Maar willens nillens worden ze ook gedwongen om veel zelf te doen waar ze niet voor kiezen. Waar hun grootouders nog geholpen werden door iemand aan de balie, het loket of de kassa en dus nog vrije tijd over hielden, daar moeten de heer en mevrouw X zelf tanken aan de pomp, zelf scannen in de supermarkt, thuis zelfbankieren, zelf de meters van water, gas en elektriciteit aflezen en indienen, zelf een aangepast abonnement voor telecommunicatie samenstellen en op het werk zelf de informaticapakketten voorzien van de nodige gegevens. En dan heb ik het nog niet over de zelfmoordterroristen gehad. Anderzijds heeft deze generatie ook in toenemende mate kennisgemaakt met amputaties en transplantaties. Neuzen, borsten, billen worden bijgewerkt om aan een zichzelf aangepraat ideaal te voldoen. Kankers worden sneller opgespoord door verbeterde screening en indien mogelijk worden kwaadaardige tumoren weggesneden. Maagringen worden geplaatst zodat men zichzelf kan halveren. Geen zelfverminking, maar toch verminking met volle toestemming. Het inbrengen van een onderdeel van iemand anders (dood of levend) in je eigen lichaam verandert iets aan jezelf. Hoeveel kan je veranderen, wegnemen, toevoegen aan jezelf voor je iemand anders wordt? Hoe ‘zelf’ ben je nog als je gekloond wordt? Maar zelfs zonder dat je iets doet aan het lichaam, verandert je ideeëngoed en vernieuwen voortdurend alle cellen in je lichaam. Hoeveel van de gepamperde zuigeling is hetzelfde gebleven in de gepamperde ouderling? Hoe lang ben je eigenlijk dezelfde zelf? De golfslag omheen het schip van Theseus maakt duizelig.
Met generatie Y is het nog erger gesteld. Zij onderhouden voortdurend de van databesitas zwangere maatschappij. Aan hen komt de kok vragen of alles wel in orde is als ze geen foto van hun bord maken. De echte diehards zijn lid van de quantified-self beweging die zichzelf permanent opmeten (elke bit telt): het aantal stappen dat ze zetten, hun bloeddruk, hartslag, hoe lang het duurt voor ze inslapen, hoe lang ze slapen, hoeveel calorieën ze tot zich nemen en hoeveel ze er verbruiken en hoe gestrest ze wel zijn (je zou voor minder). Met hun activity trackers, smart watches en phones en eventueel meer invasieve wearables zijn ze een onderdeel geworden van het Web of Things, een mobiel biolab. Ze hopen zo de dokter overbodig te maken in de toekomst. Voorlopig vallen ze hun huisarts nog wel lastig voor schommelingen in hun getalletjes die de dokter dan moet duiden als volstrekt normaal, zelfs voor hun digitale avatar. Hun overgrootouders speelden Monopoly en werden tijdens dat spel (virtueel) eigenaar van huizen, hotels en winkelstraten. Maar dat was enkel voor de duur van het spel. Vlak erna waren ze weer hun gewone zelf en gingen ze wat sla plukken
in de moestuin of deden ze samen de afwas. Wat zou er gebeuren met een quantified-selver met stroompanne? Als ik vaststel hoe hopeloos verloren tegenwoordig chauffeurs zijn als hun gps uitvalt of als er geen gsm-bereik is in de supermarkt en het thuisfront niet kan bereikt worden om te vragen welk soort yoghurt er moet meegebracht worden, dan heb ik toch enige bedenkingen bij de hulpeloze quantified-selver die hopeloos verward en onbeholpen de stoelgang van zijn (of haar) quantified baby moet analyseren. Hoeveel van het zelf blijft er over als je al de sensoren wegneemt? Zie ik daar weer het spookschip van Theseus als de Vliegende Hollander (of is het de Kleppende Klipper) opdoemen aan de horizon?
Adhemar Bultheel is professor-emeritus aan de Faculteit Ingenieurswetenschappen, verbonden aan de Afdeling Numerieke Analyse en Toegepaste Wiskunde van het Departement Computerwetenschappen. Hij heeft jarenlang opleidingsonderdelen in de toegepaste wiskunde gedoceerd en is dan ook een vaste waarde in de herinneringen van vele alumni.
Adhemar Bultheel
7
Arenbergkasteel in de steige Sinds half augustus 2015 staat het Arenbergkasteel in de steigers. Hoog tijd om een gesprek aan te gaan met Heidi Pellens en Joris Snaet, medewerkers van de Divisie Monumenten - Technische Diensten van de KU Leuven. Heidi Pellens studeerde in 2002 af aan de KU Leuven als burgerlijk ingenieur-architect en behaalde in 2005 het master-namasterdiploma in Conservation of Historic Towns and Buildings. Joris Snaet vatte na zijn studies kunstwetenschappen aan de KU Leuven een doctoraat aan in de kunstwetenschappen en behaalde in 2008 de doctorstitel onder het promotorschap van Krista De Jonge. Heidi Pellens coördineert de buitenrestauratiewerken aan het Arenbergkasteel. Joris Snaet neemt de coördinatie van een aantal facetten met betrekking tot de binnenrestauratie voor zijn rekening. Sinds half augustus worden personeel, studenten en bezoekers geconfronteerd met een Arenbergkasteel in de steigers. Kunnen jullie kort de restauratiewerken toelichten?
8
Heidi Pellens: In augustus werd de eerste fase van de restauratiewerken afgetrapt aan de oostvleugel en aan een gedeelte van de westvleugel van het Arenbergkasteel. In de tweede fase zullen de daken van de noordvleugeltjes, het dak van de westvleugel, het theater en de binnenkoergevels van oost-, noord- en westvleugel gerestaureerd worden. De derde fase omvat de zuidvleugel en de torens. In de eerste restauratiefase worden de daken aangepakt die in de minst goede staat zijn. Aan de oostvleugel zijn de goten aan vervanging toe en aan een gedeelte van de westvleugel (deel in de oksel tussen toren en theater) was vooral het zinken dak sterk verweerd. Bij de restauratie van deze daken wordt isolatie aangebracht. Aan de westvleugel gebeurt dit tussen de kepers omdat de dakconstructie langs de zolder goed bereikbaar is. Aan de oostvleugel wordt bovenop de kepers geïsoleerd met resolplaten. Door de gewelfconstructie van de ontwerpzaal op de eerste verdieping is het technisch en qua veiligheid niet haalbaar om
tussen de kepers op een degelijke manier te isoleren. Dus werd geopteerd om bovenop de kepers te isoleren. Ook de volledige houten structuur van dak en goten wordt nagekeken, hersteld of vervangen waar nodig. Het houtwerk wordt preventief en curatief behandeld tegen aantasting door zwammen, schimmels en insecten. De goten en afvoerpijpen worden vernieuwd. De leien worden voorzichtig afgenomen zodat de gezonde bestaande leien maximaal hergebruikt kunnen worden. Daarnaast worden de gevels gerestaureerd aan de parkzijde van toren tot toren. De gevels worden gereinigd door middel van stralen onder lage druk. De verweerde voegen en bakstenen worden vervangen. Er wordt een kalkvoeg aangebracht volgens hetzelfde voegtype als de bestaande voeg. Voor het bepalen van de voegkleur en voegtype werd advies ingewonnen bij prof. Krista De Jonge. De natuursteen wordt hersteld waar nodig. Bij kleine herstellingen wordt speciale restauratiemortel gebruikt, bij grotere gebreken wordt de natuursteen vervangen. Met natuurstenen blokken wordt ook de kroonlijst aan de binnenpleinzijde van de oostvleugel opgehoogd. Door het aanbrengen van isolatie moet aan deze zijde immers de hanggoot in een hogere positie gebracht worden waardoor de bestaande houten muurplaat zichtbaar wordt. Daarom werd eenzelfde detaillering gekozen als toegepast in de zuidvleugel waarbij de muurplaat wordt versmald en vooraan een strook natuursteen wordt aangebracht in eenzelfde verdeling als de onderliggende geprofileerde kroonlijst. Aan de parkzijde van de oostvleugel wordt ook de gestucte kroonlijst gerestaureerd. Deze is op vele plaatsen naar beneden gekomen en andere zones zitten los. Met een kalkpleister worden deze in oorspronkelijk profiel terug aangebracht.
rs
Het bestaande schrijnwerk is over het algemeen nog in goede staat. Het wordt hersteld waar nodig en daarna opnieuw geschilderd. De werken zijn gestart in september en worden verwacht voltooid te zijn in juni 2016.
Het uitwerken van de premiedossiers gebeurt door medewerkers van de Divisie Monumenten van de Technische Diensten van KU Leuven. Ook de opvolging van de uitvoering (zoeken naar aannemers, opvolgen van de werken, beheren van planning en budgetten) gebeurt door medewerkers van de Divisie Monumenten.
Deze werken kaderen in een restauratieproject. Hoe komt zo’n project tot stand en wie zijn de betrokken partijen? Heidi Pellens: Het project past in het kader van het onderhoud van de KU Leuven-monumenten en is geïnitieerd door de Divisie Monumenten. Voor de werken werd een premie aangevraagd bij Onroerend Erfgoed. Voor de eerste fase werd in 2014 een premie toegekend die 70% van de kosten dekt. De totale kost van de eerste restauratiefase werd geraamd op 800.000 euro. Oorspronkelijk was voorzien om aansluitend de tweede en derde fase in uitvoering te laten gaan. De wetgeving rond onroerend erfgoed werd echter gewijzigd. Op 1 januari 2015 werd een nieuw decreet van kracht dat stipuleert dat om in aanmerking te komen voor een premie voor een onderwijsgebouw eerst een beheersplan voor het monument moet worden uitgewerkt. Dit plan moet de historiek en waarden van het monument beschrijven naast de visie op het gebruik en het onderhoud van het monument over een periode van 20 jaar. Momenteel werkt de Divisie Monumenten zo’n beheersplan voor het Arenbergkasteel uit. Als dit beheersplan wordt goedgekeurd, zullen aanvragen voor een erfgoedpremie voor fase 2 en fase 3 ingediend worden. Gelet op de wachttijden voor de toekenning van dergelijke premies zullen de volgende fases vermoedelijk nog enkele jaren op zich laten wachten voor uitvoering. Op basis van zowel de staat van een monument als het gebruik ervan worden prioriteiten bepaald voor het uitwerken van beheersplannen en premiedossiers. Hiervoor baseert de Divisie Monumenten zich op informatie van de universiteit, maar ook op rapporten van Monumentenwacht. Monumentenwacht is een organisatie die op verzoek een inspectie van een beschermd monument of erkend waardevol gebouw uitvoert. Deze inspecteurs controleren de bouwkundige toestand van zowel exterieur als interieur en noteren de gegevens in een rapport. In dat rapport geven zij ook aan welke werken dringend moeten uitgevoerd worden en welke op middellange of lange termijn. Deze informatie wordt dan verder gebruikt om de premiedossiers samen te stellen.
9
Komt de binneninfrastructuur ook aan bod in dit restauratiedossier? Joris Snaet: Inderdaad, maar pas in de tweede fase. De 18eeeuwse plafondschildering in de theaterzaal en de 19e-eeuwse plafondschildering in de benedenverdieping van de westtoren van het Arenbergkasteel werden uitgebreid onderzocht tijdens de bouwhistorische studie als onderdeel van de algemene bouwhistorische studie van het kasteel van Arenberg in opdracht van de Technische Diensten van de KU Leuven in 2011. Dit onderzoek toonde aan dat de schilderlagen van beide schilderingen broos zijn geworden en lichtjes afschilferen. De geplande restauratie zal in hoofdzaak voorzien in een fixatie van deze schilderlagen. Wat zal er gebeuren met de nabijgelegen Molen van Arenberg? Joris Snaet: Sinds jaar en dag worden plannen gesmeed om dit stukje erfgoed in ere te herstellen. In het verleden werd sterk gefocust op de eigenlijke restauratie en energieopwekking. In 2014 heeft de Divisie Monumenten, in samenwerking met de Eenheid Energiebeleid in Gebouwen, bijkomende informatie ingewonnen, onder andere bij de bevoegde diensten van de Vlaamse Overheid voor Onroerend Erfgoed, bij de Vlaamse Milieumaatschappij en bij prof. Filip Volckaert van de Afdeling Ecologie, Evolutie en Biodiversiteitsbehoud van de KU Leuven.
Een watermolen werkt op basis van de energie die de raderen krijgen door de stuwkracht van water dat ‘valt’ van een hoger naar een lager niveau. Het niveau dat het water stroomopwaarts van de molen mag hebben, wordt bepaald door het zogenaamde pegelpeil. In het geval van de molen van het kasteel van Arenberg ligt dit stroomopwaarts ongeveer 1,20 meter hoger dan stroomafwaarts.
Als gevolg hiervan komt de focus van het restauratieproject te liggen op de volgende vier aspecten: de eigenlijke restauratie, de energieopwekking, de vismigratie en het waterpeil. Wat de eigenlijke restauratie en de energieopwekking betreft; de restauratie van de molen houdt een herstel in van het molengebouw, van de waterdammen waarop de raderen steunen, van de raderen, van de schotten en van de oevers rondom de molen. Als de molen in gebruik wordt genomen, kunnen de raderen gereconstrueerd worden naar het voorbeeld van de bestaande raderen met behoud van sommige minder aangetaste delen. Ook de damschotten en de zwengels kunnen naar de bestaande toestand gereconstrueerd worden. Om de waterstroom te optimaliseren moeten aanpassings- en herstellingswerken aan de oevers stroomopwaarts en stroomafwaarts ondernomen worden.
10
De verhoging van het pegelpeil aan de molen van het Arenbergkasteel zou zeer ingrijpend zijn voor de werking van de dubbele klepstuw, het natuurlijke overstromingsgebied en de zandwinningsbocht en zou ook leiden tot een mindere doeltreffendheid van de klepstuw met aanzienlijke risico’s voor het waterbeheer van de Dijle stroomafwaarts. Het overstromingsrisico blijft niet beperkt tot de zone stroomopwaarts en de nabijheid van de molen, maar heeft ook betrekking op meer noordwaarts gelegen gebouwen en de binnenstad Leuven. Wanneer enkel de restauratiewerken en de energieopwekking beschouwd worden, oogt de restauratie van de watermolen van het kasteel van Arenberg als een project met een aanzienlijke historische en ecologische meerwaarde. Rekening houdend met de subsidieerbaarheid en de opbrengsten van elektriciteit is het project zelfs in belangrijke mate kostendekkend op een termijn van ruwweg 20 à 25 jaar. Wanneer het aspect vismigratie erbij genomen wordt en de verplichte bouw van een vistrap ondernomen moet worden, zullen de investeringskosten enorm toenemen.
De molen kan technisch gezien worden aangepast om energie op te wekken. De nu doorsneden raderassen moeten verlengd worden en aangesloten worden op generatoren die binnen in het gebouw geplaatst kunnen worden. Binnen het gebouw is zeker voldoende ruimte. Mogelijk zijn wel geluidswerende isolatievoorzieningen noodzakelijk. Het vermogen van eventuele energieproductie (twee raderen) werd berekend op 27 kW aan 8.000 draaiuren wat in het totaal neerkomt op een jaarlijkse productie van 216.000 kWh. De aspecten vismigratie en waterpeil zetten het grote restauratieproject echter op de helling. De molen van het kasteel van Arenberg is gelegen op de Dijle. De afgelopen jaren is door de Vlaamse Overheid zwaar geïnvesteerd in de vismigratiedoorlaatbaarheid van deze rivier. Een molen vormt een zware, niet te overkomen hindernis voor vismigratie. Aangezien de Dijle absoluut vismigreerbaar moet blijven, is bij een eventuele inwerkingtreding van de watermolen een vistrap noodzakelijk. Aangezien het park een beschermd landschap is, is de aanleg van deze vistrap geen sinecure. De aanleg zou van het gebied van de molen, het auditorium De Molen en zijn omgeving, een soort eiland maken met aanzienlijke gevolgen voor de circulatie van het kasteel en zijn omtrek en doet het rendement van de molen dalen (vanwege de omleiding van een deel van het water). Vanuit waterbeheerkundig standpunt is de molen van het kasteel van Arenberg ongelukkig geplaatst want hij bevindt zich tussen een overstromingsgebied stroomopwaarts en de stad Leuven stroomafwaarts. Recentelijk werd door de Vlaamse Overheid geïnvesteerd in de installatie van een gecontroleerd overstromingsgebied in Egenhoven, een dubbele klepstuw in de oude Engelse spoorwegdijk (opgeleverd in 2006) en een zandwinningsbocht in de Dijle. Beide investeringen werden genomen ter bescherming van de stad Leuven tegen wateroverlast en zorgen er eveneens voor dat het Dijlewater aanzienlijk minder sedimenten afzet in de stad. Het overstromingsbekken is ondertussen uitgegroeid tot een bijzonder waardevol natuurgebied.
Zo blijven de pistes voor een toekomstige restauratie beperkt. Mogelijke opties zijn: • enkel het gebouw wordt daadwerkelijk gerestaureerd. De raderen en de schotten worden gedemonteerd of in ruïneuze toestand gelaten; • de molen wordt inclusief de raderen en de schotten gerestaureerd. De haalbaarheid van deze opties moet verder besproken worden met de bevoegde instanties. Om tot een restauratie te kunnen komen, moet binnen de KU Leuven een akkoord over onder andere financiering worden bereikt. Wij kijken met spanning uit naar het Arenbergkasteel in zijn nieuwe kleedje en hopen dat over het restauratieproject van de Arenbergmolen heel snel een beslissing valt. Annemie Caproens
11
KU Leuven stemt STEM is een Engels acroniem voor Science, Technology, Engineering en Mathematics. De term wordt gebruikt in een onderwijscontext om meer aandacht te geven aan én een betere integratie tussen deze vakken. Vlaamse scholieren scoren volgens een onderzoek (zie kader) algemeen heel goed in theoretische kennis maar zien geen verband tussen de verschillende vakken en presteren erg slecht op probleemoplossen. Daarnaast wordt de industrie steeds meer technisch en dringen computers overal door in ons dagelijks leven. Het onderwijs moet zich hieraan aanpassen of dreigt de boot te missen.
12
een wereldoeberg heeft in s en pedagoog Sj icu of Science fys ce an se or lev No Re e De bevraagd over ‘th n ge rlin secundair t lee he die uit wijde stu t leerlingen E). Hieruit blijkt da de inhoud n se tus n zie Education’ (ROS d an kken. deren geen verb appelijke vraagstu onderwijs in Vlaan p en de maatsch ha sc el ten ve ijs we n rw se van de les nd) is het onde In Beieren (Duitsla n jongeren Het kan anders. denken en score nd se los op em ble pro Vanaf dit op ot. ht bo ric de ge meer springt op Groot-Brittannië leerjaar een fde vij t he veel hoger. Ook in r lie iedere Britse scho n verdere school schooljaar krijgt Uno. Doorheen hu n ino ke du ak Ar olv er oll ho sc ntr microco rschillende ze leerlingen in ve om hun ica on ktr carrière zullen de ele en in programmeren getraind worden id te bevorderen. he d ter let digitale ge
Deze site bundelt de projecten en activiteiten van de hogeronderwijsinstellingen van de Associatie KU Leuven. Heel wat projecten kaderen in het actieplan wetenschapscommunicatie van de Vlaamse overheid.
Enerzijds heb je projecten voor kinderen om in hun vrije tijd uit te voeren, anderzijds heb je allerlei initiatieven die zich inpassen in het bestaande onderwijscurriculum en ten slotte wordt er ook fundamenteler nagedacht over een hervorming van het onderwijs. STEM-academies zijn initiatieven die kinderen en jongeren de kans geven om in hun vrije tijd met STEM bezig te zijn. Een voorbeeld hiervan zijn de zomerkampen die in samenwerking met FabLab Leuven georganiseerd worden voor jongeren tussen 12 en 16 jaar waar ze een project mogen uitdenken, programmeren en uitwerken met toestellen zoals een lasercutter en een 3D-printer. Meer informatie vind je op www.stem-academie.be/
Hierdoor komt vanuit verschillende hoeken in Vlaanderen (politiek, secundaire scholen en het hoger onderwijs) de vraag naar meer en vroegere ervaring met STEM. In Vlaanderen is er een groot aantal initiatieven rond STEM voor kinderen en jongeren vanaf vijf jaar. Een grote greep uit het aanbod vind je verzameld op www.doemijmaarwetenschap.be.
Een tweede voorbeeld is Junior College: een leerpakket dat aangeboden wordt vanuit KU Leuven aan leerkrachten uit de derde graad secundair onderwijs. Het vervangt 20 lesuren. KU Leuven heeft een vijftal projecten uitgewerkt, o.a. rond cochleaire implantaten, detectie en observatie van ruimteweer, wiskunde voor Google, cryptografie, simulatie van de klimaatverandering en GIS (geografisch informatiesysteem). InnovationLab van prof. Marian Verhelst (KU Leuven) biedt eveneens leerpakketten aan voor leerlingen uit de derde graad secundair onderwijs in wetenschappelijke richtingen (ASO en TSO). Een leerpakket beslaat een halve of een hele lesdag.
voor STEM Waar Junior College vooral op wiskunde gericht is, wil InnovationLab leerlingen laten inzien dat maatschappelijke problemen kunnen opgelost worden als verschillende disciplines vakoverschrijdend gecombineerd worden. De projecten laten leerlingen iets bouwen om een rolstoel enkel met ogen aan te sturen of laten leerlingen het energievraagstuk onderzoeken. Hierbij komen de vakken biologie, fysica, informatica, scheikunde en wiskunde aan bod. Het project IR13 – ingenieur vanaf 13 jaar- van prof. Wim Dehaene is een vierde voorbeeld. Het wordt aangeboden aan leerkrachten om STEM in te passen in het vak techniek in het eerste jaar secundair onderwijs. Kinderen bouwen en programmeren een trein die zich automatisch aanpast aan omstandigheden: lichten aansteken bij donker weer, vertragen aan een spooroverweg enzovoort. Samen met de RVO-society1 wordt dit project ondertussen in meer dan 50 scholen uitgevoerd. Tot slot een vijfde voorbeeld: STEM@SCHOOL. Dit is eveneens een project van prof. Wim Dehaene en gaat verder: het biedt vanaf het derde jaar secundair onderwijs een nieuwe hoofdstudierichting STEM aan in het algemeen secundair onderwijs (ASO) als alternatief voor al bestaande richtingen zoals de studierichtingen wetenschappen of Latijn. Het materiaal van STEM@SCHOOL is ook toepasbaar in de richting industriële wetenschappen van het technisch secundair onderwijs (TSO). Traditioneel zien leerlingen in het secundair onderwijs wiskunde, scheikunde, fysica en mechanica als vakken die niets met elkaar te maken hebben. STEM@SCHOOL zet er hard op in om hen te laten zien dat alles aan elkaar hangt, zodat de relevantie en de integratie van aparte STEM-vakken duidelijk wordt. Zo vertrekken de leerlingen vanuit een centraal project, bijvoorbeeld een zelfstandig rijdend wagentje dat reageert op de omgeving. 1 DE RVO-society is een vereniging die educatieve projecten promoot. Ze werd opgericht ter nagedachtenis van Roger Van Overstraeten, de oprichter van imec.
Het STEM-platform is een vereniging van spe cialisten die zich wil inzetten om jon geren warm te maken voor STEMopleidingen. Het platfo rm adviseert de regerin g over het STEM-actieplan. Het is opgericht in 2012 om ondersteuning te bieden aan iedereen die zich wil inzetten om STEM te promoten. Ook willen deze specialisten zich verenigen om een hervorming door te voe ren in het onderwijs, waarbij gefocust wordt op betere commu nicatie tussen de versch illende vakken met extra aandacht voo r probleemoplossend denken en/of een nieuw integreren d vak toevoegen aan het bestaande curriculum. 13
Per week werken ze drie lesuren in het nieuwe vak STEM, nog aangevuld met erop toegepaste oefeningen in de wiskunde- en fysicalessen. De bedoeling is een kruisbestuiving: vanuit de praktijk wordt de nood aan een wiskundige taal duidelijk. Omgekeerd zien leerlingen de relevantie beter in van theoretisch begrippen als afgeleide en lineaire functie. Een achttal scholen verspreid over het Vlaamse land helpt mee het didactische materiaal ontwikkelen, nog eens ongeveer 20 scholen testen het materiaal uit. Daarnaast bieden ook andere scholen in Vlaanderen op eigen initiatief activiteiten rond STEM aan. Zij worden aangemoedigd en ondersteund door het STEM-platform (zie kader). Al deze initiatieven samen vormen een aanloop naar een mogelijke onderwijshervorming om leerlingen digitale geletterdheid en probleemoplossend denken bij te brengen opdat de toekomstige generatie Vlamingen niet uit de boot zou vallen op de internationale arbeidsmarkt. Sigrid Maene met dank aan Wim Dehaene, Giovanni Samaey, Marian Verhelst en Hanna Siau
Sint-Barbara: Best Stu Op 3 december prees de Faculteit Ingenieurswetenschappen de tien – ditmaal elf wegens een ex aequo – best scorende studenten uit de eerste fase van de bachelor tijdens de tweede editie van de Best Student Awards. Ze mochten ook een inspirerende leerkracht uitnodigen. GeniaaL sprak met dit vat aan ingenieurstalenten en kon nu al besluiten: dit is niet het laatste wat u over hen zal lezen. Proficiat met deze award. Waren jullie verrast bij de laureaten te horen? ‘In het eerste semester wel,’ steekt Andreas Smolders van wal, ‘ik had niet deelgenomen aan de ijkingstoets en had het wel goed gedaan op het vak Wiskunde voor Probleemoplossen. Dus ik wist wel dat ik niet bij de laagste scores beland was.’ ‘Ik had zelfs gedacht dat ik voor een paar vakken gezakt zou zijn,’ gaat Holger Willems verder, ‘het was echt een gigantische schok dat ik het zo goed had gedaan. Ik heb een paar uur apathisch naar mijn scherm zitten staren met de gedachte dat er ergens een fout was gebeurd.’ ‘Toen prof. Stefan Vandewalle vertelde dat de beste van de A-groep een meisje was en mijn naam vermeldde, was ik enorm verrast,’ vertelt Elisabeth Heremans, ‘daarna zag ik mijn punten en was ik echt verbaasd.’ 14
Hoe zijn jullie bij ingenieurswetenschappen terechtgekomen? ‘Ik was geslaagd voor het toelatingsexamen geneeskunde,’ begint Paul Van Hemeldonck, ‘maar uiteindelijk ben ik blij dat daar niet begonnen ben. Onze P&O-vakken lijken leuker dan de medische vakken. Dit is meer toepassingsgericht. Ik pruts al wel eens graag aan spullen.’ ‘Ik heb voor deze richting gekozen omdat het een mix is,’ bevestigt Michiel Avau, ‘tussen wiskunde met wetenschappen en technologie en omdat een ingenieur ook opgeleid wordt om zaken te creëren.’ ‘Als kind las ik veel Suske en Wiske en een van mijn idolen was professor Barabas: een wetenschapper die zowat van alles kan,’ vertelt Holger, ‘toen dacht ik: dat is ongeveer ingenieurswetenschappen: een mooie en zeer degelijke basis in wetenschap en technologie.’ ‘Je studeert eigenlijk ook een beetje voor uitvinder,’ bevestigt Quinten De Bruyne, ‘je wil iets maken en je stempel drukken op de maatschappij.’ Heeft je leerkracht jullie geïnspireerd bij de keuze voor een wetenschappelijke richting? ‘Mijn leerkracht fysica heeft me vooral de weg getoond,’ vangt Ruben Coppens aan, ‘ik volgde in het vierde middelbaar nog economie en hij zei mij toen dat ik volledig verkeerd zat.
Vervolgens ben ik overgeschakeld naar wetenschappen en heeft hij de interesse aangewakkerd.’ ‘Toen ik mijn leerkracht wiskunde zei dat ik wiskunde of ingenieurswetenschappen zou willen studeren,’ vertelt Tim Beyne, ‘zei ze me dat het beter was om voor de ingenieursopleiding te kiezen, hoewel ze zelf wiskunde heeft gestudeerd.’ ‘De wiskunde die mijn leerkracht gaf, was niet gemakkelijk,’ gaat Andreas verder, ‘theoretisch was het waarschijnlijk niet zo moeilijk, maar zijn toetsen vereisten een bepaald niveau van originaliteit. Dat vond ik wel leuk, zo eens geen kookboek volgen. Dat sprak me wel aan.’ ‘De leerkracht die ik heb uitgenodigd, geeft Grieks-Latijn. Hij geeft het wel goed, maar hij heeft veel meer interesses,’ vertelt Holger, ‘hij weet ook veel over verschillende dingen en heeft ons zelfs de snaartheorie proberen uit te leggen. Ik keek enorm naar hem op, naar iemand met een brede blik op de wereld. Hij is geen vakidioot, wat ik ook nooit zou willen worden, eerder een ingenieur die over alles wel kan meepraten en maatschappelijk relevant kan zijn.’ De keuze voor een hoofd- en nevenrichting staat voor de deur. Wat hebben jullie gekozen? ‘Eerst had ik werktuigkunde en computerwetenschappen gekozen. Ik heb het veranderd in elektrotechniek en computerwetenschappen. Ik twijfelde heel hard,’ geeft Michiel Mertens toe, ‘wanneer je bij P&O iets uitlegt over werktuigkunde, begrijpt iedereen het. Bij elektrotechniek is er toch meer uitdaging.’ ‘Ik heb me ingeschreven voor werktuigkunde en elektrotechniek. Bij werktuigkunde vind ik het praktijkaspect wel leuk, ik had namelijk gehoord dat je eens moest lassen in het derde,’ voegt Paul toe. Alexander Meulemans bevestigt die keuze: ‘Werktuigkunde vind ik absoluut het plezantste. Ik studeer eigenlijk ingenieurswetenschappen om de wereld te begrijpen en ik vind dat het daar het beste bij past. Je gsm, de telefoonverbinding, dat is allemaal elektrotechniek. Chemische technologie interesseerde me ook wel, maar dat zit minder verwerkt in het dagelijkse leven.’ ‘Ik heb wel voor chemische technologie gekozen,’ countert Celien Mertens, ‘dat vond ik altijd al leuk. Je hebt dan de keuze
dent Awards
om te combineren met materiaalkunde en werktuigkunde. Ik ben voor het tweede gegaan omdat het zich meer toespitst op industriële processen. Het laat ook meer keuzes open voor de master.’ ‘Ik ga computerwetenschappen en elektrotechniek volgen. De keuze was snel gemaakt. Dat de P&O bij computerwetenschappen iets nieuws is, vind ik ook wel tof,’ vertelt Ruben. Tim gaat voor dezelfde keuze: ‘Omdat ik de wiskundige vakken het interessantst vind, ook naar de master toe. Ik zou graag de master wiskundige ingenieurstechnieken volgen.’ Hoe ziet de toekomst als ingenieur eruit? ‘Ik wil heel graag verder in de richting energie,’ begint Michiel Avau, ‘die kant spreekt me wel aan: energie, klimaat en het milieu. Je zet je dan ook in voor een goed doel, voor een betere wereld.’ ‘Ik zou de ingenieurswetenschappen willen gebruiken om mensen te helpen,’ gaat Alexander verder, ‘voorlopig draagt de master biomedische technologie mijn voorkeur. Protheses en dergelijke maken en ontwikkelen interesseert me wel enorm.’ ‘Ik heb nog geen toekomstplannen,’ geeft Andreas toe, ‘ik weet zelfs niet of ik in een bedrijf wil werken. De academische wereld, waar mijn vader (Erik Smolders, Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen, n.v.d.r.) in werkt, spreekt me iets minder aan, al is het wel interessant om met jonge mensen te blijven werken. Het zou me jong houden.’ ‘Ik zou binnen de opleiding internationaal willen gaan, naar de VS. Nadien zou ik graag in het buitenland willen werken,’ vertelt Quinten. Ook Tim deelt de internationale interesse: ‘Maar ik zou wel liever onderzoek gaan doen in een bedrijf of aan de unief.’ ‘Ik wil zeker ook nog op Erasmus+ gaan,’ voegt Celien toe, ‘de opties open houden. Maar ook de bedrijfswereld wil ik proberen, net als lesgeven aan de universiteit of aan een middelbare school.’
Doen jullie nog iets naast studeren? ‘Heel veel. Ik was vorig jaar schachtenkoning van VTK, dan mag je aan alle activiteiten gratis deelnemen. Daarnaast speel ik altviool, piano en gitaar en zit ik in een folkgroepje,’ somt Alexander op, ‘ik studeer professioneel altviool aan het Lemmensinstituut. In de zomer geef ik les in waterskiën en zelf sport ik veel, karate bijvoorbeeld.’ Paul deelt de interesse voor muziek: ‘Dit jaar ben ik met pianolessen begonnen, drie keer per week. Soms is het wel wat lastig om te combineren, maar het blijft leuk.’ Elisabeth knikt instemmend: ‘Ik ben ook heel veel bezig met muziek. Ik volg vioolles en zangles en zit in het universitair symfonisch orkest, wat veel tijd in beslag neemt.’ Ook Andreas heeft het druk: ‘Ik combineer de studies met de scouts en volleybal. Daarnaast volg ik nog een aantal vakken van handelsingenieur. Ik vind economie gewoon interessant omdat je het dan eens allemaal vanuit een ander perspectief kan bekijken.’ ‘Ook ik heb nog een leven buiten mijn studies,’ klinkt het bij Quinten, ‘ik doe aan schermen en ga graag uit met vrienden.’ ‘Ik dans wel graag en sport best nog wel veel, als afleiding,’ bevestigt Celien. ‘Ik heb veel interesses,’ vertelt Tim, ‘maar in mijn vrije tijd ben ik veel bezig met wiskunde en cryptografie. Ik werk bijvoorbeeld mee aan een open source softwareproject.’ Michiel Avau houdt zelfs de zomer niet vrij: ‘Ik ben actief binnen BEST, de Board of European Students of Technology. Dit jaar organiseer ik de summer course over sustainability, pollution and waste management in Leuven. Daar kruipt dus al mijn vrije tijd in.’ We wensen jullie nog veel succes! Cédric Suttels
Van harte proficiat aan deze studenten en leerkrachten: Student
Leerkracht
School
Michiel Avau
Manuela Machtelinckx, chemie & natuurwetenschappen
Heilig-Hart College, Halle
Tim Beyne
Regine Verbrugghe, wiskunde
Paridaensinstituut, Leuven
Ruben Coppens
Bruno Van Clemen, fysica
IHHVM, Berlaar
Quinten De Bruyne
Luc Lambert, wiskunde
Sint-Rita College, Kontich
Elisabeth Heremans
Christine Van den Eeckhout, wiskunde
Paridaensinstituut, Leuven
Celien Mertens
Inge Smeets, wiskunde
Sint-Dimpnacollege, Geel
Michiel Mertens
Odile Parrot, wiskunde
Campus Sint-Jozef, Lommel
Alexander Meulemans
Nick Van Eyndt, wiskunde
Sint-Gummaruscollege, Lier
Andreas Smolders
Dries Vermeulen, wiskunde
Sint-Albertuscollege, Heverlee
Paul Van Hemeldonck
Rudi Van Den Bempt, fysica
KOSH Campus, Herentals
Holger Willems
Dirk D’huyvetters, Grieks & Latijn
Sint-Albertuscollege, Heverlee
15
Ondernemen kan je le De Faculteit Ingenieurswetenschappen wil ondernemerschap bij studenten aanmoedigen. Sinds dit academiejaar kunnen studenten een ondernemingsproject laten valoriseren via het vak ‘Entrepreneurship in de praktijk’. Ze kunnen zelf een project kiezen en de faculteit voorziet enkele opties (zie https://eng.kuleuven.be/studentenportaal/engineering-essentials-ingenieurscompetenies-1/ ondernemerschap/entrepreneurship-in-de-praktijk). We spraken met verschillende studenten en organisaties die hiermee bezig zijn. Tom Vermeulen, David Robben en Otto Debals zijn drie doctorandi van ESAT. Zij richtten vorig jaar TechStart op en hebben tijdens het eerste semester van dit academiejaar zes studenten begeleid, waaronder Christof Vermeersch, Gino Van Houdt en Michaël Raes. David: ‘TechStart wil vier groepen samenbrengen: (1) studenten die een praktijkervaring zoeken, (2) start-ups die technologisch advies vragen, (3) consultancybedrijven die toekomstige werknemers zoeken en (4) doctoraatsstudenten die de studenten begeleiden. We letten erop dat de studenten niet louter iets moeten implementeren, maar dat ze op een creatieve manier een oplossing voor een reëel probleem bij een start-up kunnen zoeken.’
16
Michaël: ‘Het concept sprak me enorm aan. Je komt in een start-upomgeving terecht, waar het er soms erg anders aan toe gaat dan in een groot gevestigd bedrijf. Zo doe ik ervaring op voor een eventuele eigen start-up in de toekomst.’ Academics For Companies (AFC) wil een brug slaan tussen theorie en praktijk. Tijdens de Student Consulting fase werken studenten in multidisciplinaire teams van vier-vijf personen gedurende een semester een adviesopdracht uit voor een bedrijf. Elk team wordt begeleid door een projectcoördinator. Dorien Fierens en Thomas Vyncke, beiden studenten aan onze faculteit, deden vorig jaar mee aan een project en begeleiden nu zelf enkele teams. Dorien: ‘Ik heb deelgenomen aan AFC omdat ik het gevoel had dat ik wat tekort kwam. Als ingenieursstudent kom je binnen de opleiding maar in beperkte mate in aanraking met het economische aspect. Dit jaar vervul ik de functie van projectcoördinator. Ik ondersteun drie projectteams en kijk er nauwlettend op toe dat de vooropgestelde doelstellingen van het project bereikt worden.’ AFD staat voor Academics For Development en is erop gericht om studenten een sociale impact te laten realiseren. Net als bij AFC werken studenten in multidisciplinaire groepen. Ze werken echter een volledig academiejaar aan een vraag van een NGO, bedrijf of overheidsinstantie en gaan in de zomervakantie voor zes tot acht weken naar het buitenland om het project te implementeren. Wouter Luysterman is bestuurslid en staat in voor Marketing & IT. Hij combineert de master burgerlijk
ingenieur-architect met een master in de beleidseconomie. Pieter-Jan Terryn studeerde vorig jaar af als burgerlijk ingenieur en volgt nog een master in het management. Daarnaast werkt hij aan een AFD-project. Pieter-Jan: ‘Ik zou AFD met de volgende woorden omschrijven: (1) duurzaam: je wilt iets opstarten dat na het project moet blijven werken waardoor je op lange termijn moet denken, (2) hands-on: het is een praktijkgericht project: je voert echt iets uit, het gaat niet louter om een mooi verslag schrijven, en (3) out-ofthe-box denken.’ Tijdens het Product Innovation Project (PIP) werkt een interdisciplinair team van tien studenten gedurende een volledig academiejaar aan een probleem dat door een sponsor is aangebracht. Het probleem is breed geformuleerd, waardoor de groep veel vrijheid krijgt om het project in te vullen zoals zij dat wil en ze creatief kan zijn bij het uitwerken van oplossingen. Dit academiejaar kwam de vraag van RVO-Society om het dagelijkse leven van mensen met een tremor te vergemakkelijken.
ren Michiel Meertens leerde PIP kennen toen hij vorig jaar op Erasmus was in Oostenrijk. Dit jaar volgt hij het project op. Michiel: ‘Een ingenieur denkt onmiddellijk aan de beperkingen die een bepaalde oplossing met zich meebrengt. Zo is hij soms bevooroordeeld en gaat hij aan bepaalde zaken niet denken omdat die moeilijk uit te voeren zijn. PIP helpt om ingenieurs buiten hun denken te trekken, om hun gezichtsveld te openen voor meerdere oplossingen.’
Frédéric: ‘Ik vind het vak erg interessant omdat het gegrond is in de realiteit: het geeft een heel duidelijk beeld van de werking van de softwaremarkt en hoe je je als ondernemer daarin kunt positioneren. In de toekomst hoop ik zelf een bedrijf uit te bouwen en mijn eigen baas te zijn.’
Bruno Stevens is student burgerlijk ingenieur-architect en vertelt waarom hij het vak ‘entrepreneurship in de praktijk’ heeft opgenomen: ‘Ik koos voor PIP omwille van de uitdaging die het project stelt. Een project met een echte klant, een reëel probleem en uiteindelijk een fysiek eindproduct. De samenwerking met de verschillende faculteiten zorgt voor een omgeving waarin je veel van elkaar kan bijleren. Je krijgt een ander perspectief op ontwerpproblemen.’
Victor Verlinden is groepscoördinator: ‘We willen ondernemerschap bij onze studenten promoten. Velen hebben niet door hoe groot het start-uplandschap in België is. Dit jaar organiseren we voor de tweede keer een start-upfair, samen met AFC en Ekonomika. Daarnaast steunen we PIP. Bij het vak P&O (Probleemoplossen & Ontwerpen) heb je een duidelijke opdracht en stop je meestal bij het ontwerp van een product. PIP gaat verder: de studenten stellen een businessplan op en ontwikkelen een functioneel prototype. Zo zien ze de realisatie van hun idee: hoeveel kost het ontwerp, hoe komt het op de markt, … We zetelen ook met andere studentenkringen in de LCIE Student Council (het overlegorgaan van de Leuven Community for Innovation driven Entrepreneurship) en organiseren in samenwerking met LBK (de Landbouwkring) Career Evenings voor studenten, waar studenten bepaalde vaardigheden leren, zoals een cv schrijven, solliciteren en presenteren.’
Masterstudenten computerwetenschappen en wiskundige ingenieurstechnieken kunnen enkele seminaries bij Wouter Joosen volgen om een eigen onderneming en softwareproduct en/of -dienst te definiëren. Frédéric Hannes, Victor Le Pochat en Gert-Jan Bottu zijn tevreden over deze seminaries. Gert-Jan: ‘We behandelen alle belangrijke aspecten van een softwareproductlancering (zoals marktonderzoek, kostenmodelen concurrentieanalyse) met de nodige details en voldoende voorbeelden.’ Victor: ‘Prof. Wouter Joosen zorgt voor een goede begeleiding en deelt zijn ervaring over het runnen van bedrijven en het op de markt brengen van producten.’
Binnen VTK richt ‘Development’, subgroep van ‘Bedrijvenrelaties’, zich op de soft skills van de studenten en ondernemerschap.
Hoe zouden jullie een ondernemende student omschrijven? Thomas: ‘Een ondernemende student heeft volgens mij drie belangrijke eigenschappen: hij is kritisch, kan zijn mening goed omschrijven en durft beslissingen nemen.’ Tom: ‘Voor mij is dat iemand die buiten zijn lesuren iets extra’s doet om iets te creëren.’ Christof: ‘Ondernemen is altijd een beetje durven communiceren en risico’s durven nemen.’ Gino: ‘Ik denk dan aan iemand die gedreven is en efficiënt kan omgaan met planningen en deadlines, maar die tegelijkertijd ook zijn technisch verworven kennis kan toepassen.’ Michaël: ‘Een ondernemende student komt, eventueel geholpen door de kennis die hij opdoet tijdens de colleges, op een innovatief idee dat hij na enkele iteraties en meestal in overleg met anderen probeert te vormen tot een product met meerwaarde.’ Hoe zou jij het ondernemerschap van ingenieursstudenten verhogen? Thomas: ‘Ik zou duidelijker maken aan studenten dat er buiten het klassieke studeren nog veel andere initiatieven bestaan die je als student kunnen verbreden of verrijken. Volgens mij is ondernemerschap iets dat moet komen uit een intrinsieke motivatie. Studenten met deze motivatie moeten maximaal geïnformeerd en gesteund worden.’ Succes in wat jullie ondernemen! Marjolijn Burman
17
Wim Sweldens hon Eenentwintig jaar nadat Wim Sweldens zijn doctoraat behaalde aan het Departement Computerwetenschappen kende de faculteit hem tijdens het Sint-Barbarafeest een ereprofessoraat toe voor zijn bijdragen aan het onderzoek en de ontwikkeling van compressiealgoritmen en draadloze mobiele technologie, voor zijn entrepreneurship en leidende rol in innovatie. Als u er niet bij was, zal het volgende overzicht van zijn carrière u overtuigen dat dit ereprofessoraat terecht is.
18
Na zijn humaniora Latijn-wiskunde in Sint-Truiden studeerde hij burgerlijk ingenieur computerwetenschappen aan onze faculteit en behaalde een doctoraat over de berekening en numerieke toepassingen van wavelets. Wavelets zijn wiskundige legoblokjes van verschillende afmetingen waarmee je een willekeurige functie, een prentje of een driedimensionaal object kan opbouwen. De grotere blokjes geven een ruw idee van het resultaat en de kleinere blokjes voegen detail toe. Amper zes jaar eerder had Ingrid Daubechies, toen nog bij Bell Labs, een doorbraak op wereldschaal gemaakt door een nieuw soort wavelets te construeren. Daarmee werden wavelets ineens hot en de focus van onderzoek. Een postdocjaar bracht Sweldens grotendeels door aan de universiteit van South Carolina en gedeeltelijk ook bij het jonge internetbedrijf Interval Research in Palo Alto. Het zal je niet verwonderen dat hij uiteindelijk ook bij Bell Labs (nu Alcatel-Lucent) in Murray Hills belandde. Samenwerking met Daubechies lag voor de hand. Wavelets kennen een belangrijke toepassing in de compressie van beelden. Men kan immer zonder een groot verlies aan visuele kwaliteit een groot deel van de dure hogeresolutie-informatie weggooien mits dat op een oordeelkundige manier gebeurt. De wavelets zijn daarvoor bijzonder geschikt. Daarom zijn wavelets een onderdeel geworden van de huidige JPEG2000-standaard om beelden te comprimeren. Dit is deels dankzij een handig rekenschema, het zogenaamd lifting schema, dat Wim Sweldens heeft ontworpen. Het is niet enkel een handig rekenschema maar ook een manier om zogenaamde tweedegeneratiewavelets te ontwerpen die aangepast kunnen worden aan een veel complexere geometrische omgeving dan de oorspronkelijke. Twee- en driedimensionale geometrische voorstellingen van bijvoorbeeld het aardoppervlak of digitale 3D-objecten kan men ook voorstellen met verschillende niveaus van verfijning. De legoblokjes zijn hier grovere of fijnere driehoekjes die het oppervlak van het voorwerp beschrijven. Ook aan deze geometrische multiresolutie heeft Wim Sweldens belangrijke bijdragen geleverd tijdens de eerste vijf jaren bij Alcatel-Lucent. Wat mogelijk is voor digitale prentjes is immers volgens hetzelfde principe ook mogelijk voor deze geometrische toepassingen.
In die periode was Wim Sweldens ook de spil van wereldwijde communicatie over wavelets met zijn Wavelet Digest, een maandelijkse digitale nieuwsbrief met zo’n 15.000 abonnees. Deze nieuwsbrief werd later opgenomen in een portaalsite wavelet.org. Het was de spil van alle beschikbare waveletinformatie. Wim Sweldens is een begenadigd spreker op conferenties en zijn artikels worden nog steeds veel geciteerd. In 1999 was hij 32 en werd hij door MIT Technology Review voor dat jaar verkozen als een van de top-100 Innovators under 35. Maar wavelets zijn niet zijn enige passie gebleven. Na vijf jaar bij Bell Labs werd hij benoemd tot directeur en later vicepresident van de Computing Science and Algorithmic Research afdeling. In die periode had hij bovendien de leiding over Bell Labs China. Hoewel hij aanbiedingen kreeg om een academische carrière uit te bouwen, koos hij bewust voor het valoriseren van onderzoek in commerciële toepassingen. Innovatieve ideeën moeten uiteindelijk ook op de markt gebracht worden. In 2005 ging Bell Labs op in Alcatel-Lucent en werd hij vicepresident van de Ventures afdeling. Hiermee werd de focus verschoven van het onderzoek naar het economische. In deze functie was hij verantwoordelijk voor de omzetting van nieuwe ideeën op papier naar commercialiseerbare toepassingen. Hij realiseerde een achttal toepassingen voor bedrijven, voor gebruikers en voor mobiele operatoren. De Venture afdeling kreeg meer dan dertien onderscheidingen voor innovatie en leiderschap. Zo werd de CTIA Emerging Technology Award voor de 9900 Wireless Network Guardian (WNG) aan AlcatelLucent toegekend in twee verschillende categorieën. Dit WNG-systeem geeft aan netwerkoperatoren de mogelijkheid om het verkeer op het netwerk met de nodige resolutie te observeren en te beheren zodat eventueel op een verantwoorde manier een strategische uitbreiding kan overwogen worden. Alcatel-Lucent Ventures heeft de standaard gezet voor de beste strategie om innovatieve risicovolle initiatieven op te zetten en te managen binnen een bedrijf. Wegens zijn ‘customer focus, attention to excellence, and ability to accelerate ideas to market’ werd Wim Sweldens door Global Telecoms Business toegevoegd aan de lijst van Power 100 of 2009. Als president van de Wireless Division van 2009 tot 2012 was hij onder andere de Alcatel-Lucent verantwoordelijke voor het uitrollen van de LTE 4G-technologie en had hij de leiding over de ontwikkeling van de bekroonde lightRadio cube die in 2011 aan de wereld werd voorgesteld. Al van in de beginperiode bij Bell Labs was hij betrokken bij mobiele communicatie. Waar Global System for Mobile (gsm) communicatie zorgde voor tweede generatie (2G) draadloze communicatie, bleek dit al gauw ontoereikend voor de communicatiehongerige markt. De Long Term Evolution (LTE) technologie is een van de mogelijke 4G-technieken waarmee de capaciteit van derde generatie
orary professor
19
(3G) draadloze netwerken vertienvoudigd kunnen worden. De standaarden werden wereldwijd bepaald binnen het 3GPPconsortium van wereldspelers waar Wim Sweldens de belangen van Alcatel-Lucent vertegenwoordigde. Het idee van de lightRadio cube was dat grote antennemasten konden vervangen worden door een matrix van kleine kubusjes van amper zes centimeter, die elk een antenne en een versterker bevatten. Ze zijn uiterst energiezuinig en bovendien krijgt men een betere bandbreedte zodat minder oproepen verloren gaan. De operatoren kunnen ze naar believen gebruiken voor 2G-, 3G- of 4G-communicatie. Wim Sweldens toonde hiermee dat hij een team kan leiden dat een theoretisch idee op papier omzet in een commercialiseerbaar product, iets wat zijn vorige verantwoordelijkheid was als vicepresident van de Network Technology afdeling. Erkenning kwam van verschillende kanten: hij is fellow van IEEE sinds 2003 en ook in België is hij verkozen als lid van de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten (KVAB). In 2013 ging hij op eigen vleugels vliegen. Hij richtte zijn bedrijf Sweldens Innovations op en werd Executive in Residence bij Columbia Technology Ventures en later ook Entrepreneur in Residence aan de Business School van de Columbia University. In november van dat jaar richtte hij samen met Jeong Kim en
Jimmy Lynn Kiswe Mobile op waarvan hij de CEO is. Het bedrijf heeft vestigingen in Murray Hill (New York), Bethesda (Maryland) en nu ook in Hasselt. De expertise die hij opgebouwd heeft, komt zeker van pas in dit nieuwe initiatief. Kiswe Mobile wil namelijk mobiele toepassingen naar de gebruiker brengen waarbij een sportwedstrijd door een aantal camera’s wordt geregistreerd en de gebruiker zelf kan kiezen welk camerabeeld hij wil zien of welke spelers hij wil volgen. Men kan beelden herbekijken, statistieken opvragen of het scorebord raadplegen. Kortom, men wordt zelf de regisseur van wat men wil bekijken. Men kan zo wedstrijden volgen van de NBA en NASCAR- competities, maar ook van de Leuven Bears (basket) en STVV (voetbal). En met Sint-Truiden zijn we terug waar het allemaal begon. We verwachten dat we Wim Sweldens, die met zijn vrouw en kinderen in New Providence (New Jersey) woont, in de toekomst terug in Leuven zullen zien voor een nieuwe samenwerking. Adhemar Bultheel Dirk Roose
Arenbergsymposium, 25 november 2015
Robots: een zegen of een Een bijna volle Grote Aula keek met hoge verwachtingen uit naar deze avond. Prof. Rüdiger Dillmann van het Karlsruhe Institute of Technology (KIT), een roboticus van het eerste uur in Europa, beet de spits af door zich af te vragen: ‘How to program robots for daily life?’. Op een drafje besprak hij de stand van zaken in de robottechnologie, met nadruk op de moeilijke onderzoeksonderwerpen van vandaag en morgen: machine-intelligentie en ‘anthropomatics’ (de wetenschap van de symbiose tussen mens en machine). Beide zijn onmisbare ingrediënten om robots te kunnen inzetten in het dagelijks leven.
20
De spreker ging dieper in op zijn onderzoek over cognitief interactieve humanoïde robots. Essentiële elementen van dit onderzoek zijn: hoe robots laten leren, multimodale interactie en samenwerking tussen mens en robot. Leren gebeurt door observatie en imitatie door de robot van de taken voorgedaan door de mens. Dit vergt het gebruik van geavanceerde beeldverwervings- en beeldverwerkingsalgoritmen om de scène die de robotogen capteren, in voor de robot bruikbare informatie om te zetten. Ook andere interactiemodes zoals spraak worden ingezet. De spreker toont overtuigende voorbeelden van programmeren van taken door deze voor te doen, o.a. het uitschenken van een glas water.
De geïnteresseerde onderzoeker vindt een schat aan interessante informatie over dit boeiende en actuele onderwerp in de pdf van de presentatie op https://eng.kuleuven.be/evenementen/ arenbergsymposium-015/presentations/rudigerdillmann.pdf. Patrick Danau, algemeen directeur Techniek en Logistiek bij Audi Brussel, bewees met zijn voordracht ‘Human-Robot-Cooperation: a solution for the industry’s demographic development’, dat mens/robot-interactie geen loze term is maar al dagelijkse realiteit bij Audi Brussel. Assemblage van auto’s is moeilijk, de gemiddelde leeftijd van de arbeiders is hoog en de taken vergen hoge mentale en fysische inspanningen, met een hoog absenteïsme als gevolg. Innovatieve automatisatie dringt zich daarom op wegens de demografische uitdagingen en omwille van de concurrentie. Er wordt gezocht naar gestandaardiseerde, ergonomische en veilige methoden waarbij robots de werkers ondersteunen – niet vervangen - door samenwerking. De robot wordt niet meer opgesloten in een kooi, maar treedt in fysisch contact met de operator. Een voorbeeld van succesvolle toepassing is de ‘greep uit de kist’, een notoir probleem dat al veertig jaar de robotonderzoekers bezig houdt, maar dat hier een praktische oplossing gevonden heeft. De robot haalt een voor een de ongeordende werkstukken uit de kist en presenteert ze aan de arbeid(st)er op de juiste hoogte zodat deze zich niet moet bukken. Een ander mooi voorbeeld is een exoskelet dat de arbeid(st)er aangebonden krijgt zodat hij/zij ‘zittend’ een montagebewerking in de meest comfortabele positie kan uitvoeren (zie figuur). Audi claimt een aantal voordelen van deze vormen van innovatieve automatisering: arbeidsplaatsen blijven behouden, oudere arbeiders blijven zich nuttig voelen, het absenteïsme daalt, tewerkstelling van laaggeschoolden wordt gestimuleerd, het aantal noodzakelijke manuele correcties daalt aanzienlijk. ‘Will robots take our jobs?’ vraagt de derde spreker, prof. Koen Algoed, kabinetschef van minister Philippe Muyters, zich af. Veel misverstanden heersen als gevolg van de ‘lump of labour fallacy’. Deze dwaling poneert dat de hoeveelheid werk die moet verricht worden in de wereld, constant is.
vloek voor de maatschappij?
Rüdiger Dillmann
Patrick Danau
Elke stijging van de productiviteit van elke werker reduceert dus het aantal beschikbare arbeidsplaatsen. Het ‘lump-of-labour’denken voedt protectionisme, brugpensioenschema’s, … Maar automatisering en productiviteitsverhoging reduceren de prijs van een product en verhogen het inkomen en de vraag naar andere goederen, met een stijgende werkgelegenheid als gevolg. De arbeidsparticipatie (deel van de actieve bevolking dat effectief tewerkgesteld is) in Vlaanderen is gestegen van 60% in 1983 tot 72% in 2014. Het streefdoel van de Vlaamse overheid is 75% tegen 2020. Deze cijfers spreken de bovengenoemde dwaling tegen. De stijging van de productiviteit vernietigt alleen op korte termijn arbeidsplaatsen. Arbeidsmarktpolarisatie (het uithollen van routinejobs met gemiddeld inkomen ten voordele van een groeiende tewerkstelling in kennisjobs met hoog inkomen en manuele jobs met laag inkomen) treedt op in de VS, het VK en Europa. Deze evolutie strookt met de vaststelling dat in deze landen nieuwe technologieën bij voorkeur ingezet worden bij niet-routinetaken in de maakindustrie en in administratieve taken. Het Oxfordrapport van Frey & Osborne stelt dat 47% van de huidige arbeidsplaatsen door robots zal overgenomen worden tegen 2035. Deze voorspelling houdt een afvlakking in van de huidige trend van arbeidsmarktpolarisatie. ‘Eerder dan een vermindering van de vraag naar jobs met gemiddeld inkomen voorspelt ons model dat automatisering vooral routinejobs met laag inkomen zal vervangen. Daarentegen zullen kennisjobs met hoog inkomen het minst getroffen worden door automatisering.’ Een laatste vaststelling was dat vanaf 2020 de actieve bevolking in Vlaanderen snel zal dalen, van een maximum van 3,8 miljoen in 2018 tot 3,65 miljoen in 2030.
21
Koen Algoed
Het afsluitende debat werd ingeleid door twee robotspecialisten: prof. Herman Bruyninckx, KU Leuven en prof. Bram Vanderborght, VUB. Bram Vanderborght borduurde verder op de argumenten van Koen Algoed. Hij vond de snel voortschrijdende veroudering van de bevolking een belangrijke reden om intelligente en aaibare servicerobots te ontwikkelen. Herman Bruyninckx hield een pleidooi voor een sterke maakindustrie als nodige voorwaarde om een lokale robotindustrie van de grond te krijgen. Ik verliet de Grote Aula met gemengde gevoelens. Na mijn 40-jarige onderzoekscarrière in de robotica zie ik nog steeds dezelfde onopgeloste problemen opduiken. Waarom zijn de robots nog zo dom? Wat is de mens toch een wondere robot: (soms) intelligent, soepel, elegant en zoveel meer. Waar wachten de geldschieters en de Vlaamse overheid op om de resultaten van het Vlaamse robotonderzoek, dat van wereldklasse is, te ondersteunen? Eens te meer hebben zij door hun afwezigheid de uitgestoken hand van de onderzoekswereld niet opgemerkt. Wij hebben parels van onderzoeksresultaten in de (medische) robotica (laparoscopische robots, intelligente rolstoelen, oogchirurgierobots, intelligente katheters, rehabilitatierobots, enz.) en van huisrobots, waaruit een volwaardige innovatieve Vlaamse robotindustrie kan ontstaan die de confrontatie met de besten in de wereld aankan. Waar wachten wij op? Hendrik Van Brussel De presentaties zijn in pdf consulteerbaar op https://eng.kuleuven.be/evenementen/arenbergsymposium-2015
Doctoraat Stijn Vandael: elekt rgerlijk deerde af als bu Stijn Vandael stu appen aan ch ns mputerwete ingenieur in de co pen van ieurswetenschap de Faculteit Ingen doctoraat n ee hij e rtt erna sta de KU Leuven. Hi et van riN ist s-D roep iMind in de onderzoeksg chappen, ns ete rw ute mp Co het Departement e elektrische van netgekoppeld getiteld ‘Controle eling’, rd ve aggregatie en voertuigen door en ) en pp ha sc ten t lvoet (Computerwe toren. Dit doctoraa met prof. Tom Ho techniek) als promo tro ek (El ek ck rzo nin de co prof. Geert De kaderde in het on door het IWT en ergyVille. werd gefinancierd rzoekscentrum En de on t he in gie olo otste hn gro ec iet de t naar energ art 2015 me doctoraat op 4 ma issie. mm co en am ex Hij verkreeg zijn de gelukwensen van id)onderscheiding en V2G (Vehicle to Gr onderzoek naar hij et do ). (VS are Momenteel law De de University of technologie aan
tegelijkertijd aansturen. Dit opent de deur naar het gebruik van elektrische voertuigen als grootschalig gedistribueerd opslagsysteem. Het voorgestelde EV-controlesysteem bestaat uit drie stappen: aggregatie, optimalisatie en verdeling. In de eerste stap wordt informatie over het laadgedrag van de voertuigen geaggregeerd naar de aggregator. In de tweede stap gebruikt de aggregator deze informatie om beslissingen te maken over het collectieve laadgedrag van de groep van voertuigen. In de derde stap worden deze beslissingen vertaald naar individuele controleacties voor elk voertuig. Door de hoeveelheid data die uitgewisseld wordt tussen aggregator en elektrische voertuigen op een gerichte manier te beperken, kunnen we op een grote schaal voertuigen aansturen.
Mini-e’s opladen in de VS Grote schaal
22
Elektrische voertuigen zullen een belangrijk rol vervullen in het elektriciteitsnet van de toekomst. De jaarlijkse stijging van het aantal elektrische voertuigen biedt een aantal nieuwe mogelijkheden om elektrische voertuigen te gebruiken als gedistribueerd opslagsysteem. Met behulp van computersystemen (een zogenaamd Smart Grid) zal het opladen gestuurd kunnen worden, zodat de voertuigen opgeladen worden op momenten die interessant zijn voor het elektriciteitsnet. De basisopstelling bestaat uit een aggregator, laadpalen en elektrische voertuigen. Via de laadpalen kan de aggregator met elektrische voertuigen communiceren. Het centrale probleem in mijn doctoraat is de grootschalige regeling van de interactie tussen elektrische voertuigen en het elektriciteitsnet. De aggregator stuurt deze interactie met behulp van een EV(elektrisch voertuig)-controlesysteem. In het ontwerp van een EV-controlesysteem schieten klassieke methodes te kort door hun beperkte toepasbaarheid in hoogdimensionale controleproblemen. Daarom is een schaalbaar EV-controlesysteem nodig, dat hoogkwalitatieve beslissingen maakt voor een stijgend aantal elektrische voertuigen.
Drie stappen In mijn doctoraat stel ik een driestaps-EV-controlesysteem voor dat op grote schaal het opladen van elektrische voertuigen kan aansturen. De aanzet voor het ontwerp van dit controlesysteem zijn de beperkingen van de huidige, klassieke controlesystemen, die maar voorzien zijn op een beperkt aantal voertuigen. Terwijl klassieke controlesystemen het aantal voertuigen in de grootteorde van ~1000 kan aansturen, kan het voorgestelde controlesysteem miljoenen voertuigen
Nadat het controlesysteem theoretisch uitgewerkt was aan de KU Leuven ben ik naar de VS getrokken om ons systeem te valideren aan de University of Delaware. Hier werken prof. Kempton en zijn onderzoeksgroep sinds 1997 aan V2G (Vehicle to Grid), een technologie die ervoor zorgt dat het vermogen uitgewisseld tussen elektrische auto’s en het elektriciteitsnet in twee richtingen kan gestuurd worden. Op de campus rijden Mini-e’s (van BMW) rond die uitgerust zijn met V2G-technologie en communiceren met een centrale aggregator.
aggregator
legende elektrisch voertuig laadpaal communicatie verbinding
Elektriciteitsnet
elektrische verbinding
rische voertuigen
Zodra een Mini-e gekoppeld wordt aan het elektriciteitsnet verzamelt de aggregator informatie over rij- en vertrektijden van de gebruiker, energie in de batterij en vermogen van de aansluiting. Gebaseerd op deze informatie zal de aggregator beslissen aan welk vermogen de Mini-e zal opgeladen of ontladen worden. Hierbij moet de aggregator rekening houden met twee doelstellingen. De eerste doelstelling is het tijdig opladen van de auto; als de gebruiker terugkeert moet de batterij volledig opgeladen zijn. De tweede doelstelling is het reageren op ‘onevenwicht’. Dit onevenwicht (onbalans) bestaat uit kleine verschillen tussen de ogenblikkelijke productie en consumptie van elektriciteit op het net. Dit onevenwicht moet weggewerkt worden om de stabiliteit van het elektriciteitsnet te garanderen. Elektrische auto’s gebruiken als stabilisator brengt de universiteit iedere dag ongeveer vijf dollar per auto op.
Een uitdaging voor de aggregator in de University of Delaware is het anticiperen op snel veranderende onbalansen op het elektriciteitsnet, terwijl een grote hoeveelheid informatie over gebruikersgedrag, batterij en oplaadinfrastructuur wordt uitgewisseld met individuele elektrische voertuigen. Gedreven door deze uitdaging hebben we het driestaps-EV-controlesysteem geïntegreerd in de aggregator en de boordcomputer van de Mini-e’s. Hierdoor wordt de uitgewisselde data geaggregeerd, waardoor de aggregator snel beslissingen kan maken voor een groot aantal elektrische voertuigen. Het resultaat is een systeem dat klaar is voor een toekomst waarin duizenden elektrische voertuigen tegelijk worden aangestuurd.
De toekomst Het aantal elektrische voertuigen op de weg stijgt snel, wat nieuwe opportuniteiten oplevert voor het gebruik van elektrische voertuigen als gedistribueerd opslagsysteem. Het beheer van deze voertuigen op grote schaal is een uitdaging waarbij dit doctoraat een eerste stap heeft gezet naar een oplossing. Verder onderzoek naar elektrische voertuigen zoals aan de KU Leuven en EnergyVille (www.energyville.be) zijn hierbij van onschatbare waarde om een elektrische toekomst te verzekeren. Mijn toekomstplannen bestaan uit het overbrengen van V2Gtechnologie vanuit de VS naar Europa. Momenteel werk ik vanuit de University of Delaware samen met Endesa en Nissan in Denemarken aan de ontwikkeling van een controlesysteem voor het aansturen van de Nissan LEAF. Stijn Vandael Tom Holvoet Geert Deconinck
23
Herkennismaking met LM Wanneer ik op een zonnige herfstmorgen de parking van Siemens Industry Software NV oprijd, de nieuwe naam voor het alom bekende LMS International en nu onderdeel van Siemens PLM, voor een interview met de huidige CEO Jan Leuridan, worden mijn gedachten teruggeworpen naar 1979 toen het allemaal begon. Bewondering vervult mij, om de schaal die het bedrijf aangenomen heeft, getuige waarvan het indrukwekkende gebouw waar ik voor sta, en ook een zekere fierheid omdat ik het begin actief heb mogen meemaken, onder impuls van de grote stimulator van dat eerste spin-offavontuur, wijlen prof. Raymond (Mon) Snoeys, die ons in 1987 veel te vroeg ontvallen is. In die beginjaren was Jan Leuridan, in 1980 afgestudeerd aan KU Leuven als burgerlijk werktuigkundig ingenieur, doctoraatsstudent aan de University of Cincinnati. Daar werkte hij samen met het team van prof. Dave Brown, een boezemvriend van Mon Snoeys. Hij werkte ook anderhalf jaar voor het spin-offbedrijf van het Dave Brown team, SDRC (Structural Dynamics Research Corporation). Nu maken zowel SDRC als LMS deel uit van Siemens PLM. Begin 1984 vervoegde Jan Leuridan LMS, als partner en verantwoordelijke voor de productontwikkeling. Wat is het geheim van jullie succes?
24
‘Wij ontwikkelden testsystemen voor geluid en trillingen, op basis van software en standard hardware, en dit was zeer innovatief voor die tijd’. Dankzij het aanbod van testsystemen
op basis van standaardcomputers (aanvankelijk minicomputers, dan UNIX workstations en pc’s) die schaalbare ‘front ends’ aanstuurden (onder andere in samenwerking met het Nederlandse Difa Measurement Systems (DIFA), in 1996 overgenomen door LMS, en met HP), kon het bedrijf snel een sterke marktpositie uitbouwen. In de tweede helft van de jaren 80 werd gestart met de uitbouw van een portfolio voor simulatietoepassingen, aanvullend aan de bestaande testactiviteiten. Dit gebeurde door een combinatie van eigen ontwikkelingen en overnames, onder andere van het Vlaamse NIT (simulatie van geluidsafstraling), van Tecmath, een Duits bedrijf gespecialiseerd in duurzaamheid, en het Amerikaanse CADSI, een marktleider met toepassingen voor kinematische en dynamische simulatie van mechanische structuren (‘multi-body dynamics’). Rond de eeuwwisseling had LMS wereldwijd een sterk competitieve positie uitgebouwd, op basis van een geïntegreerd portfolio van simulatie- en testsystemen. Tegelijkertijd had het bedrijf ook zijn eigen wereldwijd verkoopnetwerk ontwikkeld, met hoofdzakelijk eigen LMS-vestigingen, om snel te kunnen reageren op de hoogdynamische marktnoden. Het kon ondertussen alle grote spelers in de automobiel-, luchtvaart- en ruimtevaartsector tot zijn klanten rekenen. Vanaf 2000 speelde LMS ook succesvol in op de technologische evolutie in de industrie naar mechatronische systemen. Hiertoe was het noodzakelijk dat de simulatie- en testsystemen simultaan de mechanische en de controle-aspecten van het ontwerp ondersteunden. De overname, in 2007, van het Franse bedrijf IMAGINE,
S, de eerste spin-off van KU Leuven dat de simulatie van eendimensionale hydraulische, elektrische, pneumatische, thermische, … systemen mogelijk maakt, was hierbij een heel belangrijke stap.’ LMS wordt Siemens De overname van LMS door Siemens PLM ziet Jan Leuridan als een noodzakelijke opstap om zowel qua productaanbod als qua marktpositie verder te kunnen doorgroeien. De ‘PLM’ in Siemens PLM staat voor ‘Product Lifecycle Management’, doelend op het geheel van IT- toepassingen om de ontwikkeling van producten in alle fasen van de levenscyclus van het product te ondersteunen. De LMS-toepassingen vervolledigen hierbij het aanbod van Siemens PLM. In combinatie met de toepassingen van Siemens PLM kan strategisch ingespeeld worden op de noden van de industrie voor het ontwikkelen van ‘intelligente’ en geconnecteerde producten zoals autonome voertuigen. Siemens PLM heeft bovendien de vereiste schaal en financiële draagkracht om de verbreding van het LMS-aanbod via overnames verder door te zetten. Daarenboven opent de nieuwe structuur meer deuren op hogermanagementniveau. Voor LMS is de integratie succesvol verlopen om vier redenen: (1) behoud van mooie groeicijfers over de voorbije drie jaar, (2) belangrijke investeringen van de nieuwe aandeelhouder in personeel en werkmiddelen, (3) een stabiele organisatie met klein verloop en continuïteit in management, en (4) het unieke LMS-concept (simulatie + test) dat nog verder wordt verbreed en uitgebreid naar ‘model based systems engineering’. Op dat laatste punt bepaalt LMS de strategie voor alle Siemens PLM-toepassingen, en is ondertussen verantwoordelijk voor alle simulatietoepassingen die Siemens PLM ontwikkelt. Het wereldwijd verkoopnetwerk van Siemens PLM en het ‘grote’ Siemens, met aanwezigheid in heel veel industriesectoren, maakt ondertussen ook de verbreding mogelijk voor de LMS-toepassingen in sectoren buiten de automobiel, lucht- en ruimtevaart.
LMS onderhoudt nog steeds nauwe contacten met het ‘moederhuis’, de Afdeling PMA van het Departement Werktuigkunde, waaruit LMS ontstaan is. In het oog springend is de LMS Leerstoel voor Voertuigmechatronica die door LMS gefinancierd wordt met prof. Wim Desmet van de Afdeling PMA als titularis. LMS ondersteunt masterproeven en er wordt gezamenlijk deelgenomen aan Europese, federale en Vlaamse onderzoeksprojecten. Binnen het EU Marie-Curie-mobiliteitsprogramma verrichten doorlopend 30 à 40 onderzoekers uit vele landen onderzoek bij LMS. Hoe draagt LMS bij aan de stimulering van de maakindustrie in Vlaanderen? ‘‘Industry 4.0’, de hype van het moment, is prioritair in de globale Siemensstrategie, waarbij ‘Digitalization’ centraal staat, naast ‘Electrification’ en ‘Automation’. LMS speelt daarop in in domeinen als 3D-printing, Internet-of-Things, cloud computing, big data analytics. Voor ons zijn dat meer dan modekreten. Wij kunnen voor de doorontwikkeling van onze test- en simulatiesystemen voor die domeinen steunen op de centrale R&D-functies van Siemens PLM en Siemens (CT – Corporate Technologies). Wij werken ook samen met andere marktleiders, zoals bijvoorbeeld Materialise, om onze simulatiesoftware aan te passen ter ondersteuning van ‘ontwerp voor 3D-printing’. Doordat Siemens niet alleen producten ontwerpt, maar ook fabriceert, worden wij nu betrokken bij alle aspecten van het maakgebeuren, wat uiteraard de afzetmarkt van onze simulatie- en testproducten aanzienlijk verruimt.’ Ik neem afscheid van Jan Leuridan en daal de statige trappen af in de grote inkomhall met mooie didactische displays van de LMS-producten, met nog meer bewondering dan bij mijn aankomst voor het merkwaardige traject dat LMS in de 35 jaar van zijn bestaan heeft afgelegd, terugdenkend aan het eerste softwareprogrammaatje voor modale analyse uit 1979, waarmee ze de markt zijn opgegaan. Met succes. Dat blijvend succes wens ik hen toe. Hendrik Van Brussel
25
Reünie 1959
Tijdens onze bijeenkomst in 2014 ter gelegenheid van ons jubileum van 55 jaar ingenieur werd afgesproken om in het vervolg elk jaar bijeen te komen. Pierre-Marcel Croon en Georges Van Gucht stelden dit concept voor: een eenvoudige lunch zonder gastspreker; wij willen zelf praten!
26
Voor 2015 werd als locatie geopteerd voor ‘De Oude Kantien’, in de schaduw van het ons zo vertrouwde Kasteel van Arenberg. Op vrijdag 16 oktober waren wij met 29 deelnemers. Piet Van Assche was dit jaar afwezig; dat was ongewoon. Enkele dagen na onze samenkomst zijn wij met een beperkte delegatie Piet gaan opzoeken in Oostende: hij beloofde er volgend jaar weer bij te zijn.
Onze samenkomst werd een gezellige bedoening. Bij het aperitief dachten we natuurlijk speciaal aan ‘de Unie’, nu ‘Alumni Ingenieurs KU Leuven’, die onze jaarsamenkomsten steunt met een bijdrage voor het aperitief. De lunch was dit jaar bijzonder geanimeerd: sommige collega’s namen spontaan het woord over zeer uiteenlopende onderwerpen zoals het idee om vroeger beleefde anekdotes (en die waren er talrijk genoeg) op papier te zetten (Jos Van Hemelen) of een toelichting over de huidige vorm van hoger onderwijs (Paul Martens en Paul Stefens) en enkele speciale bedrijfservaringen. Onze geslaagde bijeenkomst werd afgesloten met enkele groepsfoto’s, genomen door Paul De Preter en Lou Peeters. Leo Hellemans
Reünie 1964 Naar jaarlijkse gewoonte en voor de 51e keer bezocht Ingenium 64 de Groeningestad Kortrijk. Het Broelhotel was de start voor een prettig weerzien van de getrouwen en een aangename verrassing bij het weerzien van enkele ‘verloren schapen’. Een gecombineerde gegidste wandeling door ‘Kortrijk als middeleeuwse stad’ en ‘Kortrijk in het spoor van de vrouwen’ bracht ons naar de stoere Broeltorens en de Onze-Lieve-Vrouwekerk. De groep trok verder naar het Sint-Elisabethbegijnhof, een oase van rust en tevens werelderfgoed, flanerend langs de witte huisjes van de begijnen en het huis van de Grootjuffrouw. Deze begijnen waren geen kwezels, zoals we meestal denken, maar feministen avant-la-lettre. Na een halte in Café Rouge ging het langs de Sint-Maartenskerk naar de Grote Markt met het Belfort, overblijfsel van de middeleeuwse Lakenhalle en de beroemde uurslagers Manten en Kalle. Een bezoek aan het stadhuis, de schepenzaal en raadzaal ontbrak evenmin.
’s Avonds kwamen we opnieuw samen in de feestzaal van het hotel Broel voor een diner. Deze 51e samenkomst werd weerom een succes. Jan Ceulemans
Reünie 1965 Onder een stralende zon kwamen we op zaterdagnamiddag 3 oktober samen in het Kasteel van Arenberg voor de viering van ons 10e lustrum: 50 jaar afgestudeerd aan de KU Leuven als burgerlijk ingenieur. De opkomst overtrof alle verwachtingen: 94 personen waren aanwezig op de viering! De samenkomst in de salons gaf iedereen de gelegenheid om aan te knopen met de tijd van toen. Vervolgens vond een academische zitting plaats in het auditorium van het Arenbergkasteel. Na de verwelkoming van de deelnemers en een minuut stilte voor de overleden collega’s stelde collega Jan Seynaeve de resultaten voor van een enquête gehouden onder de afgestudeerden van het jaar 1965. Met deze enquête werd onder andere gepolst naar ‘waarom heb je gekozen voor de opleiding burgerlijk ingenieur (en niet wis- of natuurkunde), waarom KU Leuven, welke waren de sterke en de zwakke punten van de opleiding, hoe schat je je bijdrage tot de maatschappij in?’ Deze enquête leidde tot een aantal interessante conclusies zoals: • het relatieve belang van de keuze van de afstudeerrichting ten opzichte van de effectieve loopbaan; • de noodzaak van een bredere, niet enkel technische, vorming; • globale tevredenheid met de gekregen opleiding en met de evolutie van de loopbaan; • ondanks een vrij grote spreiding blijkt die tevredenheid ook bij de persoonlijke visie over de bijdrage die geleverd werd op sociaal en economisch vlak.
27
Vervolgens beschreef prof. Michiel Steyaert, decaan, de huidige Faculteit Ingenieurswetenschappen binnen de KU Leuven en de status van onze universiteit op internationaal niveau. Daarna sprak prof. Jos Vander Sloten over ‘Vernieuwende aspecten in het onderwijs’. In zijn uiteenzetting beschreef hij eerst de huidige structuur en de doelstellingen van de opleiding tot burgerlijk ingenieur onder de titel ‘Van studentschacht naar burgerlijk ingenieur’ (nu master in de ingenieurswetenschappen). Vervolgens ging hij in op nieuwe onderwijsmethodes en -technieken. Wij kregen een kort overzicht van begrippen die hieraan gekoppeld zijn: ‘Disciplinaire Future Self’-ontwikkeling, ‘Blended Learning’, ‘Flipped Class Room’, ‘Toledo’ en nog veel meer. Hoe dit wordt toegepast in het vak ‘toegepaste mechanica’ dat hij doceert werd in detail beschreven. Waar is de tijd van de professoren Van Itterbeek en De Greve? Na overhandiging van een kleine attentie aan de sprekers, trokken we naar het Departement Werktuigkunde aan de Celestijnenlaan om een bezoek te brengen aan de labo’s 3D-printing, weefselengineering en robotica. We waren onder de indruk van het getoonde onderzoek en van het enthousiasme van de researchers. De dag werd afgesloten waar we 50 jaar geleden ons promotiediner hielden: Salons Georges op het Hogeschoolplein. Guido Cools
COLOFON ‘GeniaaL’ is een tijdschrift van de Faculteit Ingenieurswetenschappen en Alumni Ingenieurs KU Leuven, met bijdragen van medewerkers van de faculteit, alumni en studenten. ‘GeniaaL’ verschijnt viermaal per jaar: in januari, april, juli en oktober.
verantwoordelijke uitgever: Michiel Steyaert redactie: Isabelle Benoit, Adhemar Bultheel, Annemie Caproens, Jelle De Borger, Iris De Coster, Elke Kalokerinos, Sigrid Maene, Liliane Pintelon, Patrick Pype, Gert Sablon, Michiel Steyaert, Cédric Suttels, Hendrik Van Brussel, Yvan Verbakel, Yves Willems, VTK-Communicatie
redactieadres: GeniaaL Faculteit Ingenieurswetenschappen Jelle De Borger Kasteelpark Arenberg 1 bus 2200 3001 HEVERLEE tel. + 32 16 32 16 89 fax + 32 16 32 19 82
[email protected] www.eng.kuleuven.be
grafisch ontwerp: altera.be drukwerk: Artoos Oudestraat 19 1910 KAMPENHOUT tel. + 32 16 61 83 59