Tijdschrift Toelating gesloten verpakking nr. 2/180
België - Belgique P.B./P.P.
Verschijnt 4x per jaar Afgiftekantoor 3000-Leuven 1
3000 Leuven 1 B-4883 V.U. Jan Delcour Erkenning: P4A9149
Bio-ingenieus TIJDSCHRIFT VAN DE FACULTEIT BIO-INGENIEURSWETENSCHAPPEN DRIEMAANDELIJKS JANUARI-FEBRUARI-MAART 2012 • 15E JAARGANG • NR. 2
Landelijke genie
COLOFON ‘Bio-ingenieus’ is de nieuwsbrief van de Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen (FBIW) van de K.U.Leuven en haar afgestudeerden. Met deze nieuwsbrief willen de alumni, het personeel en de studenten van de Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen voeling met elkaar houden en de band tussen de faculteit en haar afgestudeerden bewaren. FREQUENTIE ‘Bio-ingenieus’ verschijnt viermaal per jaar om de drie maanden nl. in januari, april, juli en oktober. Artikels en ander materiaal moeten uiterlijk 8 weken voor de verschijningsmaand op de redactie zijn. VERANTWOORDELIJKE UITGEVER Jan Delcour REDACTIE Hoofdredacteur: Marleen Suckers Redactiesecretaris en eindredactie: Marleen Suckers Leden van de redactie: Iris Joye, Marie Loveniers, Herman Ramon, Dirk Springael, Marleen Suckers, Ann Van Loey, Jos Van Pelt REDACTIEADRES Bio-ingenieus Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen Dienst Externe Relaties Kasteelpark Arenberg 37 bus 2300 3001 HEVERLEE tel. + 32 16 32 16 29 fax + 32 16 32 19 99
[email protected] NUTTIGE ADRESSEN Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen Kasteelpark Arenberg 20 bus 2300 3001 HEVERLEE tel. + 32 16 32 16 19 fax + 32 16 32 19 99 URL K.U.Leuven: www.kuleuven.be URL FBIW: www.biw.kuleuven.be DRUKWERK Artoos Oudestraat 19 1910 Kampenhout tel. +32 16 61 83 59
2 2
Editoriaal Eind jaren 80 van de vorige eeuw volgde ik de lessen Fysische Transportverschijnselen van Josse De Baerdemaeker. Hij voorspelde toen al het succes van numerieke technieken voor het ontwikkelen van nieuwe toepassingen in de agrovoedingssector, hoewel bijna niemand een PC had. De student van het eerste ingenieursjaar fietste toen meerdere avonden per week naar het Rekencentrum om er, soms wel tot middernacht, aan de gereserveerde PC de oefeningen op te lossen door het schrijven van Fortranprogramma’s. De aartsmoeilijke hoorcolleges van Josse, zijn toen al grijze haren, de bijna nachtelijke fietstochten door vrieskou en sneeuw en het zoeken naar een soms niet te vinden fout in het programma (ergens een punt vergeten of een O= letter O in plaats van een 0= nul) zijn in mijn geheugen en die van mijn vrienden-studenten gegrift. Vandaag is Fortran voor de meeste studenten onbekend, maar is die numerieke aanpak dagelijkse praktijk. In dit nummer leest u hoe het onderzoeksgebied van Josse De Baerdemaeker geëvolueerd is. Dankzij computersimulaties worden nieuwe concepten voor het dorsen en persen van landbouwgewassen sneller uitgetest en geoptimaliseerd. De afdeling Mechatronica, Biostatistiek en Sensoren (MeBioS) ontwikkelt ook innovatieve meetconcepten en modellen die toelaten om de informatie over de fysische eigenschappen en de chemische samenstelling van het product nauwkeurig te bepalen. De onderzoeksgroep biofluidics ontwikkelt methodes en rekenkundige modellen om de fundamentele mechanismen van stroming, warmte- en massaoverdracht in biologische systemen te begrijpen. Door met computermodellen nieuwe ideeën door te rekenen, krijgen ze snel een antwoord of iets werkt of niet, zonder dat daarom experimenteel te moeten uittesten. U kan ook lezen hoe de statistische verwerking van de beelden verkregen door X-stralentomografie de relaties onthullen tussen procescondities, samenstelling, microstructuur en biofysische eigenschappen van het levensmiddel.
Inhoud Virtueel gewas, de toekomst voor de ontwikkeling van oogstmachines?
2
Oog voor kwaliteit
4
CADcracker: oplossingen voor ontwerp en engineering van processen in voedings- en biotechnologie 6 Microstructuur van landbouwproducten en levensmiddelen
8
Emeritus
12
Dag van de Leuvense bio-ingenieur
18
Assistentennieuws
19
Een lid van de facultaire senaat stelt zich voor
20
Nieuws van de faculteit
22
Personalia
27
En ja, er zullen geen studenten meer komen die nachtmerries aan Josse De Baerdemaeker kunnen overhouden. Hij is op emeritaat, ondanks dat hij er niet grijzer op geworden is en nog altijd zijn jongensachtige uiterlijk heeft. Jos Van Pelt vroeg hem naar verleden en toekomst. Bio-ingenieus wuift Jos (Van Pelt) en Josse (De Baerdemaeker) uit en wenst hen nog vele gezonde jaren. De droge novembermaand stond voor de faculteit, Jong-V.B.I., V.B.I.,de assistentenfractie en LBK in het teken van een fantastische Dag van de Leuvense Bio-ingenieur. Een oergezellige cantus, een uitdagend en fascinerend CSI-spel waarbij de moordenaar van onze decaan door vele politie-inspecteurs-bio-ingenieurs ontmaskerd werd, de zoektocht naar de slimste bio-ingenieur, een lekker receptie met B.Ir.-bier en leuke tafelgesprekken met jaargenoten bezorgden de bijna 400 aanwezigen zeker geen nachtmerrie. En nu ik het over nachtmerries heb. Het afgelopen jaar heb ik vele medemensen mogen ontmoeten die me hun dromen vertelden: goede studieresultaten, een keigoede thesis, een coole vriend of vriendin, een fitter en gezonder leven, het winnen van de lotto, meer minuten in een uur, een kankervrij leven... Vele dromen zijn niet uitgekomen in 2011 en toch wil ik u en uw gezin, bij dit begin van 2012, namens het redactiecomité van Bio-ingenieus een goede gezondheid en nog vele dromen toewensen. En denk er aan: niet alle dromen zijn bedrog. Marleen Suckers
1
Landelijke genie
Virtueel gewas, de toekomst voor de ontwikkeling van oogstmachines?
Een oogstmachine is vandaag een heuse mobiele fabriek die tientallen tonnen gewas per uur kan verwerken. Machines ontwikkeld in België worden bovendien gebruikt in de verste uithoeken van de wereld. Dit maakt de gewasvariëteiten -en condities waarin deze machines opereren zeer variabel. Voor een goed ontwerp van oogstmachines is kennis van de biofysische eigenschappen van het ingevoerde gewas van cruciaal belang. Maïs is tarwe niet en het ene stro is het andere niet. Bovendien zijn gewaseigenschappen sterk plaats- en tijdsafhankelijk. Om extreme voorbeelden te geven: een landbouwer in Spanje die tarwestro perst, zal door de temperatuur en de droogte enkel tijdens de nacht kunnen rijden terwijl een landbouwer uit Frankrijk met eenzelfde te oogsten variëteit, zal moeten stoppen zodra de zon te laag staat. De in Vlaanderen ontwikkelde landbouwmachines moeten al deze gewassen met variabele eigenschappen succesvol kunnen oogsten. Bij het ontwerp van nieuwe machines moeten deze gewaseigenschappen en hun interactie met de machine dan ook in rekening gebracht worden. Door de complexiteit van deze interactie is de ontwerpcyclus voor oogstmachines vrij lang in vergelijking met andere industrieën. Prototypes dienen uitvoerig getest te worden in het veld om de nieuwe concepten onder alle relevante omstandigheden te kunnen evalueren.
2
Daar komt nog bij dat er niet op elk moment van het jaar geoogst kan worden, waardoor men moet wachten tot het volgende seizoen of dure testen moet uitvoeren in het zuidelijk halfrond. In de mechatronische industrie wint simulatie aan belang. Processen worden eerst geoptimaliseerd in een virtuele omgeving alvorens ze te testen op een fysiek prototype. Voor oogstmachines zijn simulaties van materiaaltransport doorheen de machine heel interessant. De geometrie van de machine wordt virtueel voorzien van gewassen waarvan de biofysische eigenschappen in simulatie kunnen worden aangepast. Voor een waarheidsgetrouw gedrag van het biologisch materiaal is echter een correcte beschrijving van de fysische eigenschappen van het gewas noodzakelijk en precies daar zit één van de sterktes van de Afdeling Mechatronica, Biostatistiek en Sensoren (MeBioS). Hoe reageert het gewas wanneer een bepaalde druk wordt aangelegd? Wat gebeurt er met de wrijving tussen gewas en machine tijdens compressie?
Voor sommige processen is het echter nodig het proces op partikelschaal te beschouwen. Virtuele gewaspartikels met dezelfde vorm en eigenschappen worden aangemaakt. Een Discrete Elementen Modellering (DEM) laat dan toe het gedrag van de individuele partikels met elkaar en met de wanden van de machine te modelleren. Typisch worden hier (overlappende) bolletjes gebruikt om de partikelvorm te benaderen. Aan de afdeling MeBioS werd Figuur 1: Eindige ElementenFiguur 2: Discrete Elementeneen eigen DEM-simulatiepakket (DEMeter) simulatie van een doorsnede simulatie van graan-stro ontwikkeld met voldoende flexibiliteit om het van het perskanaal separatie programma aan te passen aan de noden van het experiment. Eén van de laatste Om de vervorming van het gewas onder bepaalde belasting ontwikkelingen in de software laat toe buigzaam stro te kunnen beschrijven, worden gewassen voorgesteld met samen met graankorrels te modelleren, waardoor het een mechanische analogon met vergelijkbare veer-, proces van separatie van graankorrels doorheen een strodempings-, en wrijvingseigenschappen. laag nu ook kan gesimuleerd worden. Een voorbeeld van een dergelijke simulatie is weergegeven in Figuur 2. Deze modellen worden al snel heel complex en bevatten meestal meerdere niet-lineariteiten waardoor ze niet Dankzij deze computersimulaties zullen nieuwe concepten rechtstreeks oplosbaar zijn. Daarom worden numerieke voor het dorsen en persen van landbouwgewassen in technieken aangewend. Hierbij is het belangrijk een de toekomst sneller uitgetest en geoptimaliseerd kunnen relevante schaal voor het mechanische analogon worden. te selecteren. Het persen van biomassa kan voldoende accuraat worden beschreven door het geperste gewas als een continuüm te beschouwen. De verdeling van de krachten en de resulterende vervormingen zijn belangrijker dan de interacties tussen de strootjes. De eindige elementen (EE)-methode zal de bulkmassa opdelen in elementen en in elk hoekpunt van een dergelijk element wordt het gewascompressiemodel opgelost. Figuur 1 geeft een voorbeeld van een dergelijke simulatie.
Kenny Nona, ir. Jeroen Claesen, ir. Bart Lenaerts, prof.dr.ir. Wouter Saeys
3
Landelijke genie
Oog voor kwaliteit De hedendaagse consument is al lang niet meer tevreden met voedingsproducten die enkel voedzaam zijn. Hij wil lekker voedsel dat gezond is en er goed uitziet. We kopen met onze ogen, maar waar we vooral naar op zoek zijn, is een gezond product met een lekkere smaak. Deze smaaksensatie wordt niet enkel bepaald door de samenstelling, maar ook door de fysische eigenschappen. Ons vlees moet mals zijn, onze appels knapperig en onze koekjes krokant. Deze fysische eigenschappen worden bepaald door de microstructuur van het product. Spectroscopische metingen in het visuele en nabij infrarood gebied (Vis/NIR) van het elektromagnetisch spectrum worden veelvuldig gebruikt voor het snel en niet-destructief opmeten van de samenstelling van landbouw- en voedingsproducten. Vis/NIR-licht dat invalt op een biologisch product zal gedeeltelijk indringen in het product, waar het verstrooid en gedeeltelijk geabsorbeerd wordt. Het licht dat het product terug verlaat aan de voorzijde (reflectie) of de achterzijde (transmissie) van het product is gewijzigd ten opzichte van het invallende licht. Als we het spectrum van dit licht opmeten, kunnen we er dus informatie uithalen over de eigenschappen van het product.
Figuur 1: Diffuse reflectie
4
De wijziging van het licht bij interactie met een biologisch product is niet enkel het resultaat van absorptie door de chemische moleculen aanwezig in het product. Ook de lichtverstrooiing door de microstructuur speelt een belangrijke rol. Heb je je ooit al afgevraagd waarom wolken wit zijn? Waarom verse sneeuw witter is dan oude, samengedrukte sneeuw? Of waarom fijngemalen bloem witter is dan grofgemalen bloem? Lichtverstrooiing is de verklaring voor al deze fenomenen. Als de fotonen van een lichtbundel een materiaal met andere optische eigenschappen (brekingsindex) tegenkomen, zal een deel van deze fotonen door het oppervlak weerkaatst (gereflecteerd) worden terwijl een ander deel afgebogen (refractie) wordt alvorens in dit materiaal verder te bewegen. Bij partikels met een diameter in dezelfde grootteorde als de golflengte van het invallend licht resulteert dit in een verstrooiing van het licht, waarbij verschillende proporties in verschillende richtingen verder bewegen. Als er meerdere partikels aanwezig zijn, zal op elk van deze partikels het licht verstrooid worden en krijgen we de meervoudige verstrooiing die aan de basis ligt van de fenomenen die we elke dag waarnemen: wolken zijn wit, omdat het zonlicht verstrooid wordt door de waterdruppels in de wolk; verse sneeuw is witter dan oude sneeuw, omdat er meer lucht tussen de ijskristallen zit; fijngemalen bloem is witter omdat er meer lucht-bloemovergangen zijn. Ook in de keuken worden we dagelijks geconfronteerd met het effect van de microstructuur op de lichtverstrooiing in biologisch producten. Een mooi voorbeeld hiervan is de verandering van doorzichtig eiwit in een spierwit schuim door er lucht in te mengen bij het opkloppen (Figuur 2). Het enige verschil tussen beide producten is de grote hoeveelheid luchtbellen die gevangen werden in de eiwitmatrix. Optisch zijn dit twee duidelijk verschillende producten, terwijl de chemische samenstelling ongewijzigd gebleven is.
Figuur 2: Eiwit voor (links) en na (rechts) opkloppen Naarmate de fotonen meer verstrooid worden bij doorgang door het product, neemt de weglengte afgelegd in het product toe. Hierdoor stijgt de kans op absorptie van het foton door de chemische bindingen, waardoor een lagere proportie van het invallend licht het product terug zal verlaten. Deze lagere reflectie of transmissie kan verkeerdelijk geïnterpreteerd worden als een verhoging van de concentratie van de absorberende stoffen in het product en dus de chemische samenstelling. Daarom ontwikkelt de afdeling MeBioS innovatieve meetconcepten en modellen die toelaten om de informatie over de fysische eigenschappen en de chemische samenstelling van het product nauwkeurig te bepalen. Eén van deze meetconcepten is spatiaal-verdeelde spectroscopie waarbij reflectiespectra opgemeten worden op verschillende afstanden van het belichtingspunt (Figuur 3). Aangezien de diffuse reflectie opgemeten wordt op verschillende afstanden, kan een onderscheid gemaakt worden tussen licht dat een kort afstand afgelegd heeft doorheen het product en licht dat een langere afstand doorheen het product heeft afgelegd, waardoor het er meer mee heeft kunnen interageren. Deze metingen worden gecombineerd met lichttransportmodellen, om de absorptie- en verstrooiingseigenschappen van het product te bepalen. Vervolgens worden deze optische eigenschappen dan gerelateerd aan de samenstelling en de microstructuur van het staal.
In het kader van het EU-FP7-project InsideFood wordt deze benadering uitgetest voor het bepalen van de microstructuur van een reeks geselecteerde voedingsproducten zoals suikerschuim, Figuur 3: Schematische ontbijtgranen en voorstelling van spatiaalappels. Een landverdeelde spectroscopie bouwtoepassing vinden we in de bepaling van de grootte van de vetglobules in rauwe melk, waarnaar aspirant-FWO Ben Aernouts onderzoek verricht. Ook in het biomedisch domein heeft deze benadering potentieel. Binnen het IWT-SBO-project GlucoSens bepalen we de optische eigenschappen van het weefsel dat op een implanteerbare glucose-sensor groeit om de sensorcalibratie robuust te kunnen maken voor deze weefselgroei in het lichtpad. Rodrigo Watté, ir. Ben Aernouts, prof.dr.ir. Wouter Saeys
5
Landelijke genie
CADcracker: oplossingen voor ontwerp en engineering van processen in voedingsen biotechnologie
Tijdens zijn hoorcolleges Fysische Transportverschijnselen in de jaren ’80, voorspelde Josse De Baerdemaeker al het succes van numerieke technieken voor ontwikkelen van nieuwe toepassingen in de agrovoedingssector, hoewel bijna niemand een PC had. Befaamd (of berucht?) zijn de examenvragen die enkel een numerieke oplossing hadden… Vandaag is die numerieke aanpak praktijk. Computermodellen zijn al een tijdje ingeburgerd in een aantal industrieën: nieuwe wagens worden vandaag zelfs grotendeels op de computer ontworpen. Wanneer het gaat om biologische systemen staat de toepassing van computermodellen echter nog in de kinderschoenen.
Biologische systemen (van biomoleculen tot plant, dier en mens) vormen sinds oudsher de basis van de agro voedingsindustrie. Recenter zijn ze ook de kern van de succesvolle bio(nano)technologiesector. Ontwikkeling van nieuwe producten en technologieën op basis van biologische systemen doet beroep op een breed veld van expertisedomeinen in bio-engineering en is gericht op het meten, analyseren en manipuleren van biologische processen. Biologische processen zijn in essentie chemische en fysische eenheidsbewerkingen toegepast op biologische systemen, en vormen daarmee de basis van de verwerking van biologische systemen tot voedingsmiddel of biotechnologisch eindproduct. De studie van biologische processen kennen we vandaag onder de noemer Biofluidics. Waar vroeger dit domein nog onder dat van de (fysische) transportverschijnselen werd ondergebracht, heeft biofluidics recent terecht zijn eigen domein opgeëist.
6
Immers, waar de studie van transportverschijnselen de algemene kennis van stroming, warmte- en massaoverdracht bijbrengt, hebben biologische systemen een dergelijke complexiteit (door hun gedrag als levende veranderende materie, door hun koppeling van biologie, chemie en fysica, door hun variabiliteit, door hun meerschaligheid van molecule tot gestructureerd product) dat ze een toegewijde studie kunnen opeisen om tot producten en technologieën van topkwaliteit te komen. De onderzoeksgroep biofluidics van de afdeling MeBioS ontwikkelt methodes en rekenkundige modellen om de fundamentele mechanismen van stroming, warmte- en massaoverdracht in biologische systemen te begrijpen. Eén van de langetermijndoelstellingen van dit onderzoek is te komen tot een compleet in-silico model van levende systemen, het zogenaamde Virtual life. Als resultaat van dit onderzoek hebben we de laatste tien jaren verschillende ontwerp- en optimalisatietechnieken ontwikkeld die ook inzetbaar zijn om, in samenwerking met industriële partners, projecten rond product- en procesontwikkeling uit te voeren. Daaruit ontstond het platform CADcracker, dat ondersteund wordt door het Industrieel Onderzoeksfonds (IOF) van de K.U.Leuven.
Het uitgangspunt van CADcracker is computerondersteund ontwerp en engineering (Computer Aided Design and Engineering, CADE) waarbij we numerieke rekenmodellen inzetten voor een zo goed mogelijke analyse en interpretatie van het beschouwde biologische product of proces. Het juist gebruik van CADE voor biologische processen levert niet alleen een beter inzicht in de processen. Door met de computermodellen nieuwe ideeën door te rekenen, krijgen we snel een antwoord of iets werkt of niet, zonder dat daarom experimenteel te moeten uittesten. Om de numerieke biofluidics modellen te implementeren maken we gebruik van simulatiesoftware die ook wordt ingezet voor auto- of vliegtuigontwerp, nl. Computational Fluid Dynamics (CFD) en Eindigeelementenanalyse (EEA). Deze simulatieomgevingen zijn geoptimaliseerd voor snelheid en nauwkeurigheid van de berekeningen. Onder impuls van het onderzoek aan de Afdeling MeBioS, kunnen we deze softwareomgevingen zo manipuleren dat we ook de biologie ermee kunnen berekenen en hebben we een erg krachtige tool in huis voor toepassingen in voeding en biotechnologie. En zoals gezegd, de voorspelling van Prof. De Baerdemaeker is vandaag waarheid: we gebruiken onze biofluidics modellen voor een betere gewasbescherming in de land- en tuinbouw, het ontwikkelen van energiezuinige koelruimten, het verbeteren van structuureigenschappen van voeding, het ontwerp van microfluidische biosensoren voor medische toepassingen tot en met de ontwikkeling van aerodynamische kleding van wielrenners.
Dr. Ir. Pieter Verboven, industrieel onderzoeksmanager, afdeling MeBioS
7
Landelijke genie
Microstructuur van landbouwproducten en levensmiddelen De laatste jaren wordt het belang van de microstructuur van landbouwproducten en levensmiddelen in tal van processen onderkend. Onder microstructuur wordt hierbij de organisatie van verschillende fasen op microschaal en hun interactie verstaan. Zo is de wijze waarop luchtinclusies in poreuze voedingsproducten zijn verdeeld bepalend voor de kwaliteit, stabiliteit, houdbaarheid en smaakbeleving. In levensmiddelen van plantaardige oorsprong worden gas- en watertransportprocessen in belangrijke mate bepaald door de structurele organisatie op cellulair niveau. X-stralen(micro)tomografie is een technologie die toelaat om deze microstructuur niet-destructief in beeld te brengen. De aldus bekomen informatie kan een uniek inzicht verschaffen in de 3-D microstructuur en de eraan gerelateerde biofysische processen tijdens de bewaring en verwerking van landbouwproducten en levensmiddelen. Zo biedt X-(micro)stralentechnologie ook belangrijke perspectieven bij productontwikkeling en procesoptimalisatie. Nieuwe ontwikkelingen bieden bovendien perspectief om deze technologie in te zetten voor online kwaliteitsscreening.
Beeldvorming via X-stralen: van 2-D naar 3-D Iedereen kent de toepassing van X-stralen in de medische beeldvorming. Dankzij hun hoge energie kunnen X-stralen doorheen materie dringen, en informatie geven over inwendige structuren. Contrast in de beelden ontstaat doordat de straling door de meeste zachte weefsels, zoals vet en spieren wordt doorgelaten, maar door hardere weefsels zoals het skelet wordt geabsorbeerd. In de voedingsindustrie worden X-stralen al gebruikt in inspectiesystemen voor het detecteren van vreemde voorwerpen op basis van deze densiteitsverschillen (Haff & Toyofuku, 2008). Materialen zoals steentjes en metaaldeeltjes, die de X-stralen sterk absorberen, worden vlot opgespoord in verpakte of onverpakte voedingsproducten.
8
Figuur 1: Beeld van inwendige structuren (pitten, vaatbundels) in Jonagoldappel verkregen door middel van X-stralen. De laatste jaren kent de techniek ook een sterke opgang in biologisch (figuur 1) en voedingsgerelateerd onderzoek dankzij de bijzondere geschiktheid om cellulaire 3-D microstructuren te visualiseren. De typische resolutie van X-stralentomografie in medische toepassingen is submillimeter; om de microstructuur van materialen te visualiseren wordt apparatuur gebruikt die een hogere resolutie kan bereiken (typisch micrometer). Klassieke radiografische beelden geven een 2-D-projectie van een 3-D-object. X-stralentomografie gaat echter een stap verder door 3-D-beelden te genereren via ‘computed tomography’ (CT). Hierbij worden radiografische projecties vanuit een groot aantal hoeken rondom het object genomen, zodat telkens informatie over de inwendige structuur vanuit een andere positie bekomen wordt. Deze projecties worden gebruikt om virtuele dwarsdoorsneden doorheen het object in dunne ‘plakjes’ te reconstrueren. Vervolgens wordt op basis van deze virtuele dwarsdoorsneden computermatig een driedimensionale weergave van het object opgebouwd (figuur 2).
(a)
(b)
Figuur 2: 3-D volume van mandarijn, opgebouwd uit een stapeling van virtuele dwarsdoorsneden.
X-STRALEN VOOR BEELDVORMING X-stralen (of Röntgenstraling) zijn elektromagnetische golven met een energie die kan variëren van 120 eV tot 120 keV (kilo-elektronvolt), wat correspondeert met golflengten van 10 tot 0,01 nanometer (nm). Ze hebben dus een hogere energie dan zichtbaar licht en ultraviolet. X-stralen worden geproduceerd wanneer elektronen, afkomstig van een verhit filament versneld worden in een elektrisch veld en op een doelmateriaal botsen. Hierbij wordt energie van de elektronen vrijgegeven onder de vorm van X-stralen. Wanneer X-stralen doorheen een object dringen, worden deze geabsorbeerd naargelang de densiteit en het atoomnummer van de onderzochte materie en de energie van de toegepaste straling. Na registratie van de resulterende straling op een detector, kan een visuele impressie gegeven worden van de inwendige structuur van het gescande object.
Figuur 3: (a) 3-D volume van appelweefsel waarin afzonderlijke cellen en luchtruimten zichtbaar zijn, en (b) 3-D volume van cracker waarin grote en kleine poriën in de matrix aanwezig zijn (lengte van schaalaanduiding 100 μm).
Micro-CT: 3D beeldvorming tot in het kleinste detail Aan de K.U.Leuven zijn geavanceerde micro-CT faciliteiten beschikbaar bij o.a. het departement Metaalkunde en Toegepaste Materiaalkunde en op Gasthuisberg (Prof. Martine Wevers). Daarnaast heeft MeBioS een goede samenwerking opgebouwd met het Vlaamse bedrijf Skyscan dat desktop CT-apparatuur ontwikkelt voor verschillende onderzoekstoepassingen. In het kader van het EU FP7 project InsideFood (gecoördineerd door MeBioS) wordt deze technologie specifiek verder ontwikkeld voor analyse van poreuze voedingsproducten. In dit project werden ondermeer schuimen, bakkerijproducten en appelweefsel opgemeten in hoge resolutie en gevisualiseerd in de beeldverwerkingssoftware Avizo (figuur 3). Voor hoge resoluties (<1 mm) maakt het VCBT gebruik van synchrotronstraling en tomografiefaciliteiten die beschikbaar zijn in grote Europese onderzoeksinfrastructuren zoals de European Synchrotron Radiation Facility (ESRF) in Grenoble (Frankrijk).
9
(a)
(b)
Figuur 4: (a) Luchtzicht op het ESRF, de grootste synchrotron van Europa in Grenoble (Frankrijk), en (b) 3-D-model van een tomatenblad opgenomen in het ESRF.
Toepassingen voor productontwikkeling en procesoptimalisatie Statistische verwerking van de beelden onthult relaties tussen procescondities, samenstelling, microstructuur en biofysische eigenschappen van het levensmiddel. Zo vertaalt een wijziging in het productieproces van suikerschuimen zich in verschillende microstructuren. Door de schuimen slechts 2 minuten op te kloppen, blijven grote luchtbellen in het schuimmateriaal intact (figuur 5). Bij langer opkloppen (4 minuten) worden deze grote bellen verder gefragmenteerd, wat resulteert in een homogenere verdeling van fijnere luchtbellen. Dit heeft op zijn beurt een effect op de textuur van het schuim.
10
Figuur 5. Micro-CT opname van een schuim met twee verschillende bereidingstijden. Het in detail monitoren van de microstructuur laat dus in eerste instantie toe de relaties met biofysische en sensorische eigenschappen te begrijpen. In een latere fase kunnen deze inzichten toelaten een bepaalde microstructuur gericht te ontwerpen en te optimaliseren in gespecialiseerde labo’s. De 3-D geometrieën van de opgemeten microstructuren worden ook ingebouwd in mathematische modellen van biofysische processen zoals gastransport om de invloed van procescondities op weefsel- en zelfs celniveau na te gaan (figuur 6). MeBioS gebruikt hiervoor het multischaalparadigma: gedetailleerde biofysische modellen van levensmiddelen op micrometerschaal worden gebruikt om parameters van biofysische modellen die operationeel zijn op een grovere schaal te berekenen.
BRONNEN
(b)
• Haff RP & Toyofuku N. (2008). X-ray detection of defects and contaminants in the food industry. Sens. & Instrumen. Food Qual., 2, 262-273. • Ho QT, Verboven P, Verlinden BE, Herremans E, Wevers M, Carmeliet J, Nicolaï BM. (2011). A three-dimensional model multiscale model for gas exchange in fruit. Plant Physiology, 155, 1158-1168. (a) • Mendoza F, Verboven P, Mebatsion HK, Kerckhofs G, Wevers M & Nicolaï BM. (2007). Figuur 6: (a) 3-D-geometrie van appelweefsel dat gebruikt wordt Three-dimensional pore space quantification om transport van fluïda te modelleren (b) een geboeid publiek of apple tissue using X-ray computed dat naar een 3-D-film van een reis doorheen een luchtkanaal microtomography. Planta, 226, 559-570. van een appel kijkt • Mendoza F, Verboven P, Tri Ho Q, Kerckhofs G, Wevers M, Nicolaï B. (2010). Multifractal properties of pore-size distribution Trend: snelle CT-beeldvorming in apple tissue using X-ray imaging. Journal of Food Engineering, 99, 206-215. Snelle CT-scanners zijn vandaag al beschikbaar voor • Verboven P, Kerckhofs G, Mebatsion HK, Ho QT, medische toepassingen. Met deze techniek kan op een Temst K, Wevers M, Cloetens P & Nicolaï BM. (2008). snelle manier (enkele seconden) een 3-D beeld genomen Three-dimensional gas exchange pathways in pome worden van de interne structuur van objecten. Figuur 7 fruit characterized by synchrotron X-ray computed toont het resultaat van een snelle CT scan van een kist tomography. Plant Physiology, 14, 518-527 gevuld met appels. Zowel de radiografiebeelden • Verboven P, Pedersen O, Herremans E, Ho QT, (Figuur 7c) als de 3-D CT beelden (Figuur 7b) kunnen Nicolaï BM, Colmer TD, Teakle N (2011). Root aeration gebruikt worden om de inwendige kwaliteit van de via aerenchymatous phellem: three-dimensional microvruchten te screenen. Deze techniek biedt dus uitzicht imaging and radial O2 profiles in Melilotus siculus. op online toepassingen van de techniek, waarbij verder New Phytologist, in press. DOI: 10.1111/j. onderzoek nodig is om goedkope, snelle systemen 1469-8137.2011.03934. te ontwikkelen. • Verboven P (2011). InsideFood: 3-D sensors for food microstructure. New Food Magazine, Accepted for the December Issue (a)
ACKNOWLEDGEMENTS • This publication has been produced with the financial support of the European Union (project FP7-226783 InsideFood). The opinions expressed in this document do by no means reflect the official opinion of the European Union or its representatives. • Een deel van dit onderzoek werd gerealiseerd door een IWT bursaal (Els Herremans).
Ir. Els Herremans, dr.ir. Pieter Verboven, Quang Tri Ho, dr.ir.Thijs Defraeye, prof.dr.ir.Bart Nicolaï
(b)
(c)
Figuur 7: Snelle beeldvorming van de interne kwaliteit van appels door middel van CT: (a) CT scanner, (b) 3-D beeld van een kist gevuld met appels, (c) radiografiebeeld van de inwendige structuur van de appels.
11
EMERITUS
Josse De Baerdemaeker of ‘het’ landelijk genie van ‘de’ landelijke genie? Toen ik in Leuven kwam, bestond er nog geen eigen Landbouwkundige faculteit. We kwamen wel studeren aan het Landbouwinstituut (alias ‘Boerenkot’) en dat behoorde tot de Faculteit Wetenschappen. In de loop van mijn studies is het Landbouwinstituut omgevormd tot faculteit. We zijn met 56 studenten begonnen in de eerste kandidatuur en we zijn in 1968 geëindigd met 36. In de tweede kandidatuur hadden wij wiskundelessen van prof. Van Himbeeck. Hij zei me op een bepaald moment: “Gij moet boerderijbouw doen”. Zo ging dat toen en zo kwam ik terecht in de studierichting boerderijbouw. In die richting waren we met 7 studenten, wat toen veel was. De cursussen waren gericht op machines en de constructie en de Ter gelegenheid van het emeritaat van professor Josse De Baerdemaeker inrichting van agrarische gebouwen, ging Bio-ingenieus bij hem op bezoek. stallen en serres. Zeer veel cursussen werden gegeven door prof. Meire: serres, machines en wegenbouw. In het vierde jaar kregen we ook les van Prof. Vic Goedseels, Bio-ingenieus: Hoe ben je ertoe gekomen om die toen begon als docent. Hij was meer geïnteresseerd Bio-ingenieur (of ‘Landbouwkundig ingenieur’ in klimatisatie en inrichting van varkensstallen. In die tijd zoals dat toen heette) te worden en om was men nog niet echt bezig met dierenwelzijn, maar men de specialisatie ‘boerderijbouw’ te kiezen? zocht wel naar middelen om de productie te verhogen en JDB: Wij hadden thuis in Merchtem een relatief klein de kwaliteit te verbeteren. Het kwantitatieve aspect kreeg gemengd landbouwbedrijf en tijdens de schoolvakanties via de berekening van de energiebalans meer belang. Prof. Van Belle, die later naar de UCL (Université Catholique hielpen we. Elke maandagmiddag tussen 12u00 en 13u00 de Louvain) is gegaan, was daar mee bezig in zijn cursus was er het landbouwpraatje ‘de landbouwkroniek’ op de dierproductie. In 1968 ben ik afgestudeerd. Mijn eindwerk radio, verzorgd door een landbouwingenieur. Ik vond dat bij prof. Van Himbeeck en prof. Meire handelde over erg inspirerend. Na mijn humaniora Grieks-Latijn aan het een vergelijking tussen plastic serres en glazen serres St. Pieters college van Jette was het voor mij evident om en de klimaatregeling daarin. landbouwkundig ingenieur te worden. Ze hadden daar thuis plezier in en ik ook. Ik heb meermaals veel zin gehad Bio-ingenieus: Hoe is het nu eigenlijk gesteld om aan landbouw te doen. Dat is dus anders gelopen met die afstudeerrichting? maar ik heb altijd veel contacten gehad met landbouwers en met het milieu. Ik was lid van de KLJ (Katholieke JDB: De studierichting boerderijbouw, nu biosyteemtechniek, Landelijke Jeugd d.i. de jeugdbeweging ondersteund heeft nooit erg veel studenten gehad. Het schommelde door de Boerenbond) en later van de ruitervereniging meestal rond de 10, met af en toe een uitschieter naar van Merchtem. 16 à 17. De laatste twee jaar hebben wij echter meer dan 20 studenten.
12
Misschien kan dat verklaard worden door de degelijke kwaliteit van de lesgevers en de cursussen (glimlach), maar wellicht ook omdat het terrein zich niet meer beperkt tot de hardware en zich heeft uitgebreid tot het biologische productieproces in relatie tot de hardware. Er kwam natuurlijk altijd al veel rekenwerk bij te pas en dat maakt dat deze studierichting bij de doorsnee student misschien wat minder populair was. En vroeger werd dat rekenwerk vrij sec gedoceerd. Nu worden er veel meer verbanden gelegd met de toepassingen en dat is aantrekkelijker en voor jonge mensen meer fascinerend. Er werd wel eens gezegd dat de studenten voor onze studierichting eerder bij de burgerlijke ingenieurs te vinden zouden zijn. Met de burgerlijke ingenieurs is er inderdaad altijd een goede samenwerking geweest. Met de departementen werktuigkunde, elektrotechniek (ESAT) en andere departementen hebben we aan heel wat onderzoeksprojecten gewerkt. Maar de biologische component is toch altijd heel essentieel geweest. Ook de burgerlijke ingenieurs introduceren nu biologie in hun opleidingen en de grenzen worden dus wat vager. Onze afgestudeerden komen terecht in alle sectoren waar bio-ingenieurs kunnen terecht komen en zelfs daarbuiten aangezien ze ook in constructiebedrijven voor gebouwen en machines terecht kunnen. Dat is te danken aan de zeer brede basisopleiding, wat een sterke troef blijkt in de tewerkstelling, en aan de sterke ingenieursgerichte specialisatie.
Bio-ingenieus: Hoe is het dan verder gegaan? JDB: Na mijn afstuderen was ik drie jaar lang ‘assistent’. Dat is een statuut dat nu aan onze faculteit in feite niet meer bestaat. Dat hield ondermeer in dat ik een aantal lessen moest overnemen van prof. Van Himbeeck, die ziek was. Ik heb toen prof. Jan Uytterhoeven leren kennen in het kader van opzoekingen over lichtdoorlatendheid van materiaal in zijn laboratorium. Het is op zijn aanraden dat ik daarna naar de VS getrokken ben. Ik kreeg een Fulbrightbeurs en ben aan de Michigan State University begonnen. Oorspronkelijk was dat voor één jaar, maar ik ben er vijf jaar gebleven en heb er gedoctoreerd over mathematische modellen gekoppeld aan metingen van blutsbeschadigingen in appels. Eigenlijk waren we toen pioniers in dat soort berekeningen die nu zeer courant gebruikt worden. Na mijn doctoraat heb ik nog een jaar als postdoc gewerkt aan de Cornell Univerity in New York en aan de University of California in Davis. Ik ben eind 1976 teruggekeerd, ten tijde van het decanaat van prof. Boddez, om hier de kleine onderzoeksgroep landelijke genie te komen versterken. In 1980 werd ik werkleider en deeltijds docent.
Toen ik terugkwam uit de Verenigde Staten kreeg ik de opdracht een onderzoek op te starten naar kwaliteitsbepaling van landbouwproducten. De opzet was om de eigenschappen van producten zoals appelen, aardappelen en bieten te gaan gebruiken om de inzet van machines te verbeteren. Einddoel was machines te ontwerpen die op een geautomatiseerde manier producten konden oogsten, transporteren en stockeren met behoud van de eigenschappen van het product en zonder de kwaliteit te beïnvloeden. We zijn toen gestart met het onderzoek naar de beschadiging van fruit. Wat zijn de grenzen van beschadigingen? Welke belastingen mag je geven om beschadiging te vermijden? Daaruit resulteerde dan de kwaliteitsbepaling van fruit en werden verschillende vormen van sorteren geëvalueerd. Kwaliteit van landbouwproducten is een zaak geweest die is blijven doorlopen in mijn carrière. Wat bepaalt kwaliteit? Wat zijn de wezenlijke factoren van kwaliteit? Hoe kunnen we kwaliteit objectief meten zodat we de gegevens kunnen omzetten naar praktijksituaties.
Bio-ingenieus: Je bent nu zowat het boegbeeld aan onze faculteit van ‘de’ landelijke genie (niet te verwarren met ‘het’ genie wat verwijst naar een geniaal persoon), zoals dat traditioneel genoemd wordt. Is dat hetzelfde als biosysteemtechniek? JDB: Eigenlijk is dat hetzelfde. We zijn bezig met de technische infrastructuur rond landbouw en landbouwproductie. De klemtonen zijn echter gewijzigd: van machineconstructie en gebouwenconstructie naar de beheersing van processen, procescontrole en kennis van de producten zodat we meer gericht kunnen werken naar de verbetering van technische installaties. Het is geëvolueerd van een atelier waar machines werden ontworpen naar de studie en de analyse van producten (voedingsgewassen, energiegewassen, vee, zuivel.…) en hun typische eigenschappen en het technisch ingrijpen daarop, om met een minimum aan verliezen en met maximale opbrengsten en maximale kwaliteit te werken aan de efficiëntie van onze processen. Het gaat dus om het hele productiesysteem van menselijke en dierlijke voeding, en zelfs om energiegewassen en kledingvezels. Ook de bewaring van afgewerkte producten komt daarbij aan bod. Het Centrum voor Levensmiddelen- en Microbiële Technologie zal de chemische, biochemische en microbiologische kant benaderen, maar in de fysische deelprocessen kan onze afdeling een rol spelen. Het gaat dan hoofdzakelijk om het meten van die veranderingsprocessen en we proberen te meten of die processen gunstig verlopen.
13
EMERITUS
Zo is bijvoorbeeld Qualimatrix als concept ontstaan uit het werk van Dr.ir. Bart De Ketelaere. Hierbij worden metingen van producten en processen zodanig verwerkt dat daaruit procesinformatie komt die kan gebruikt worden om processen bij te sturen. Qualimatrix is de laatste vier à vijf jaar ontwikkeld en het is begonnen met de meting van de hardheid van appels. We hebben onze ervaring dan toegepast op de detectie van scheurtjes in eieren. Daarna kwam iemand op de idee om deze technieken toe te passen op de lasnaden in verpakkingszakjes. Zo kunnen wij bijvoorbeeld met Qualimatrix meten of de verpakkingslasnaden hermetisch gesloten zijn. Wanneer je geraspte kaas koopt, dan wil je niet dat die beschimmelt. Schimmel vermijden is luchttoevoer vermijden en dus ervoor zorgen dat er geen gaatjes in de verpakking zitten. Hetzelfde geldt voor de smaak van koffie. De technieken in die verschillende toepassingen zijn min of meer gelijkaardig maar de eigenlijke kracht zit in de gegevensverwerking. Het technisch aspect en het software aspect zijn dus aan elkaar verbonden. Nu is dat commercieel overgedragen aan een bedrijf dat met ons samenwerkt.
Bio-ingenieus: Hebben jullie nooit gedacht aan een spin-off? JDB: Voor Qualimatrix hebben we een tijd gedacht aan de oprichting van een spin-off maar uiteindelijk hebben we gekozen voor een samenwerking met een industriële partner. Wederzijdse overdracht van kennis en samenwerking met de industrie lijkt me even belangrijk en even veel mogelijkheden te bieden als spin-offs. De universiteit kan daar even goed gebruik van maken in haar opleidingen en zelfs in haar onderzoek. We hebben meerdere langlopende overeenkomsten met industriële partners die ons veel vrijheid geven. We maken afspraken met elkaar in een geest van vertrouwen en dat is waardevol. Men moet er natuurlijk voor zorgen dat het duidelijke en goede overeenkomsten zijn, ondermeer betreffende intellectuele eigendom en op het gebied van geheimhouding voor een beperkte periode. Onze studenten, denk maar aan de masterproeven, moeten mee kunnen profiteren van dergelijke samenwerkingen. Daarmee doe ik niets af aan het belang van spin-offs, maar er zijn daarnaast meer mogelijkheden waar wij als universiteit gebruik van kunnen maken.
14
Bio-ingenieus: Het domein ‘de landelijke genie’ omvat echter meerdere afdelingen? JDB: Inderdaad. De naam van onze afdeling is MeBioS en dat betekent: mechatronica, biostatistiek en sensoren. Qualimatrix is een goede illustratie van die benaming omwille van het samengaan van de mechanische, gegevensverwerkende en metingsaspecten. Prof. Bart Nicolaï staat aan het hoofd van de afdeling en wordt bijgestaan door de professoren Jeroen Lammertyn, Annemie Geeraerd, Herman Ramon, Wouter Saeys en Paul Darius. Daarnaast zijn er nog drie vaste medewerkers van het Industrieel Onderzoeksfonds (IOF): Bart De Ketelaere, Bert Tijskens en Pieter Verboven. Dat is dus een tamelijk grote groep geworden. Naast de Afdeling MeBioS is er binnen hetzelfde Departement Biosystemen ook nog de Afdeling M3-Biores, onder leiding van prof. Daniël Berckmans, die eigenlijk ook behoort tot wat men vroeger de landelijke genie noemde en waar men vooral bezig is rond monitoring van dieren en mensen.
Bio-ingenieus: Je kan dus terugblikken op een academische loopbaan van meer dan 30 jaar. Waaraan heb je vooral voldoening gehad? JDB: Waar ik het meeste voldoening aan gehad heb, is het hele gebeuren van precisielandbouw. Wij hebben aan het eind van de jaren tachtig de eerste opbrengstkaart van tarwe in Europa gemaakt, gemeten op de maaidorser gedurende de oogst. Daarmee wisten we welke m² welke opbrengst gaf. Dat was dus voor dat er betaalbare en goed bruikbare navigatiesystemen bestonden. Er bestonden er wel maar die waren zeer duur, niet zeer nauwkeurig en afgestemd op de zeevaart. Het was zeer arbeidsintensief werk, in weer en wind, met enthousiaste medewerkers: velden opmeten, indicatiepaaltjes planten en maaidorsen. Ik heb ook veel deugd gehad aan de kwaliteitsmetingen op fruit, groenten en eieren en van het hele onderzoeksgebied van fysische eigenschappen van landbouwproducten, dat tot heel wat industriële toepassingen heeft geleid. Dat was voor mij des te interessanter omdat ik in 1986 voorzitter werd van een tuinbouwveiling en zo nog meer voeling kreeg met de problemen van die sector. Het nietdestructief meten van de hardheid van fruithardheid was bijvoorbeeld een aandachtspunt. Ik kon in mijn laboratorium werken op die trillingen van fruit, die een maat zijn voor de hardheid van fruit. In de veilingwereld was een discussie ontstaan over het centrum voor de bewaring van fruit en groenten, ondermeer over een nieuwe huisvesting.
In 1990 hebben we dan, samen met prof. Vic Goedseels die toen decaan was, het voorstel gedaan om dat centrum aan de universiteit te hechten. Zo is het VCBT (Vlaams Centrum voor de Bewaring van Tuinbouwproducten) ontstaan met daarnaast het labo voor naoogsttechnologie dat door het harde werk van prof. Bart Nicolaï en zijn groep wel zeer gezaghebbend is in die sector. Het was prettig om aan iets te beginnen dat nog in de kinderschoenen stond en samen te werken met zeer enthousiaste medewerkers en tot een bevredigend resultaat te komen. Ik ben altijd met plezier komen werken, al vielen de vele lange discussies over de onderwijshervormingen van de laatste jaren me soms nogal zwaar. Vergaderingen zijn nodig maar ze moeten kort en efficiënt blijven. Discussie en overleg horen nu eenmaal bij de democratische universitaire wereld en dat is ook goed zo, je leert ervan.
Bio-ingenieus: Nochtans heb je de dienstverlening aan de universiteit niet geschuwd? Je was tot voor kort voorzitter van de doctoraatsschool. JDB: Ik was een departementsvoorzitter, ik heb deelgenomen aan het faculteitsbestuur en aan het groepsbestuur van de Groep Wetenschap en Technologie en ik was voorzitter van de Arenberg Doctoral School (ADS). De ADS is een goed concept (het is trouwens nagevolgd door de andere groepen binnen de universiteit), dat jonge onderzoekers meer ondersteuning geeft. In de Groep Wetenschap en Technologie zijn er zeer veel jonge onderzoekers omwille van de vele projecten. Slechts enkelen kunnen aan de universiteit blijven en het beste wat we voor hen kunnen doen, is hen een uitstekende vorming geven en ervaring laten opdoen. Net zoals een degelijk bedrijf verplicht is om zijn eigen personeel goed op te leiden. We moeten er dus voor zorgen dat ons certificaat voor de doctoraatsopleiding en het doctoraatsdiploma inderdaad de lading dekt. Bovendien moeten we ervoor zorgen dat deze mensen beroepservaring opdoen. Vandaar dat het spijtig is dat we nog steeds spreken van doctoraatsstudenten. Ze zijn in feite geen studenten meer maar loontrekkende (ook al heet dat loon een beurs) onderzoekers die gedurende 3 à 5 jaar een professionele ervaring hebben opgedaan waarin ze tevens hun sociale vaardigheden en hun managerscapaciteiten hebben kunnen trainen op hetzelfde niveau als een bio-ingenieur die na zijn studies in de industrie gaan werken is. Misschien is ook het woord doctoraatsschool niet goed gekozen in deze context. Een serieus probleem blijft ook de uitval van doctorandi in de loop van het parcours. Voor een deel heeft dat te maken met de vele kortlopende projecten. Voor een doctoraat moet men ongeveer vier jaar rekenen.
Wanneer een project van twee jaar ten einde loopt, levert het voor een professor vaak heel wat hoofdbrekens op om op tijd een nieuwe financiering te vinden. En soms wordt die niet gevonden. Hoe beter men presteert, des te meer kans er natuurlijk is dat er nieuwe projecten komen. Het vertrouwen van de industriële partners is dus voor een deel ook de verantwoordelijkheid van de medewerkers en niet enkel van de professor. Ik heb soms de indruk dat de jongere generatie academici moeilijker te vinden is voor dienstverlening en misschien heeft dat er mee te maken dat de lat nogal hoog gelegd wordt qua onderzoeksprestaties. Jonge onderzoekers staan wellicht meer onder druk dan mijn generatie. Misschien hebben ze de indruk gecontroleerd en geduwd te worden, eerder dan aangemoedigd te worden. Daarnaast wordt de competitie voor bijvoorbeeld een bevordering als hard aangevoeld. Ze gaan dus prioriteiten stellen en zich minder gemakkelijk wijden aan zaken waarvan men denkt dat die minder doorwegen in hun beoordeling. Dienstverlening is nochtans belangrijk en moet gevaloriseerd worden, wat ook meer en meer het geval blijkt te zijn. Ondertussen is er een schaalvergroting gebeurd van de laboratoria en een vermenigvuldiging van de onderzoeksprojecten en dat brengt ook grotere verantwoordelijkheden mee ten opzichte van de financiers (publieke of private) van die projecten. Als de jonge academici dan hun krappe tijd moeten verdelen tussen dienstverlening en onderzoek, dringen sommige keuzes zich op.
Bio-ingenieus: Je lag ook mee aan de basis van de loods aan de Celestijnenlaan? JDB: Ons laboratorium breidde uit en kreeg na een tijd een serieus ruimteprobleem. We waren naast het gebouw ‘Landelijke Genie’, onder de bomen en soms in de regen bezig met elektronica te installeren in landbouwmachines. Dat kwam niet erg geloofwaardig over bij onze onderzoekspartners; we hadden toen een aantal onderzoeksprojecten rond trillingen op spuitbomen voor gewasbescherming, die op Europees vlak innoverend waren. We konden dat niet meer doen in de ruimte die we toen ter beschikking hadden. Een aantal medewerkers maakte duidelijk dat ze zo niet verder konden. Ik ben dan met prof. Vic Goedseels gaan praten, die toen algemeen beheerder was van de K.U.Leuven. Die ging onmiddellijk akkoord met het bouwen van een loods waarin de beide afdelingen van de landelijke genie terecht zouden kunnen en waarvan de financiering fiftyfifty door de universiteit en door de gebruikers zou gebeuren. We hebben in de loods projecten kunnen realiseren die we anders onmogelijk aan zouden kunnen. Ik ben daar dus wel erg tevreden over.
15
EMERITUS
Bio-ingenieus: En hoe zit het met jouw toekomstplannen? JDB: Om mijn toekomst te plannen heb ik nog maar weinig tijd vrij gemaakt. Ik kom nog altijd graag naar hier, maar het is niet goed om in de weg te lopen van mijn jongere collega’s die nu de beslissingen moeten nemen. Commanderen is nooit mijn stijl geweest; ik ben voor open collegiaal overleg en besluitvorming en wil daar nu aan mijn opvolgers ook de ruimte voor geven. Ik ben dus begonnen met de opruiming van mijn bureau en ‘aangrenzenden’. Ik ga het contact hier wel missen, ook het contact met de studenten, dat altijd open en joviaal was. Onlangs liep ik een oud-student van me, die al een hele tijd afgestudeerd was, in de stad tegen het lijf en die zei me: “…het is nog maar sinds drie jaar dat ik geen nachtmerries meer heb van uw cursus Fysische Transportverschijnselen”.…Dat was een leuke reactie. Hij had trouwens ook goede herinneringen aan mijn colleges. Ik vind overigens dat onze studenten zeer goed gemotiveerd zijn en dat ze veel inzet en interesse tonen. Voorlopig blijf ik in Kortrijk nog een jaar een cursus doceren en zo blijf ik nog wat in contact met de studenten. Een Chinese professor die vernomen had dat ik op emeritaat zou gaan, vroeg me onlangs: “how come, you still look so young?” Welnu, ik denk dat ik dat aan het contact met de studenten te danken heb. Dat is het voorrecht van het onderwijs om de hele tijd met jonge mensen bezig te zijn. Daar blijf je zelf ook jong van. Ik ga ook nog een korte tijd actief zijn in de veiling en kortgeleden ben ik voorzitter geworden van het Vlaams Informatiecentrum voor land- en tuinbouw (VILT) als opvolger van prof. Dirk Lips. Dit is een samenwerkingsverband tussen de Vlaamse overheid en de privésector (Boerenbond, banken, boerensyndicaat, landbouwkrediet e.a.) En helpen met het verzamelen en verspreiden van correcte informatie is een boeiende manier om in contact te blijven met de landbouwwereld. In mijn vrije tijd ben ik bezig met de kerkfabriek van Merchtem en met de Raad van Bestuur van het Jan-van-Ruusbroeckcollege in Laken. Er zijn ook nog enkele doctoraten die moeten afgewerkt worden en de vele internationale contacten waarvoor ik nu eindelijk eens wat meer tijd krijg. Dus ik heb nog wel wat te doen.
16
Bio-ingenieus: Koester je nog een zorg of heb je een boodschap die je de faculteit zou willen meegeven? JDB: Ik ben wel bezorgd voor de toekomst wanneer het over landbouw en over voedselproductie gaat. We mogen niet vergeten dat we binnenkort 9 miljard mensen te eten moeten geven met veel schaarsere landbouwproductiemiddelen. In Europa hebben wij eten genoeg en zo denken wij wat te gemakkelijk dat er overal voldoende te eten is. Dat klopt dus niet en er moeten serieuzere inspanningen gedaan worden. En deze inspanning moeten ook geleverd worden door de studenten die nu hier aan onze faculteit studeren. Ik vrees dat we daar momenteel wat te weinig aandacht aan besteden en ik hoop dat de universiteit het voldoende ter harte zal nemen om ons de ogen te openen. Dat is onze maatschappelijke opdracht. We vinden dat we de mensen gezond moeten houden. Biomedische gezondheidszorg is dus erg belangrijk, maar het is moeilijk iemand gezond te houden als die honger heeft. Ik maak me zorgen dat wij omwille van financiering zullen vergeten dat voedselproductie prioritair is. De uitdagingen zijn enorm. Het komt niet vanzelf. Jos Van Pelt in gesprek met prof. Josse De Baerdemaeker.
Werkplezier. Dat straal je uit.
Is het omdat wij dag in dag uit in de weer zijn
Bij AVEVE schep je werkplezier, in alle
met natuurlijke, duurzame producten dat onze
opzichten. We hechten veel belang aan
medewerkers zich goed in hun vel voelen? Is het omdat wij alle kansen geven aan jonge
resultaatgericht samenwerken, geëngageerd en bezield door de waarden van Groep AVEVE. Je werkt er in een geest van vernieuwend
talenten dat zij gestadig groeien in hun job?
en duurzaam ondernemen. Je voelt er de
Is het omdat wij belang hechten aan een
toekomst aan het werk.
prettige werksfeer dat collega’s vrienden
Nieuwsgierig naar onze vacatures?
worden? Inderdaad. Daarom is werken bij
We zoeken nieuwe collega’s voor functies op
AVEVE een plezier.
alle niveaus. Surf naar www.werkplezier.be
www.werkplezier.be
17
Dag van de Leuvense bio-ingenieur Kortom, vele labo’s hadden hun deuren opengezet om de dader (Prof. Merckx) te ontmaskeren en het moordwapen (arseen) en het motief van deze drieste daad (diefstal van een digicorder) te ontdekken. Bollebozen konden ondertussen hun algemene kennis testen en zich meten met pientere collega’s in een uitdagende quiz waarbij gezocht werd naar ‘De Slimste Bio-Ingenieur ter Wereld’. Parate kennis over smurfen, 400 m lopers en aardappelvelden in Wetteren bleek onontbeerlijk te zijn om drager te kunnen worden van deze prestigieuze titel. Je kon je blik verruimen via presentaties en discussies over een aantal hot items tijdens ‘Bio-Ingenieurs in de Pers’ in de gezellige cafésetting van de Baarr. Tussen al die inspanningen door kon er natuurlijk bijgebabbeld worden bij een verfrissend drankje aan de bar, kon er genoten worden van een lekker appeltje of kon je je vergapen aan een ruime selectie van de mooiste beelden uit driehonderd edities van de Campuskrant.
Ook de derde editie van de Dag van de Leuvense Bio-ingenieur op 19 november heeft haar doel niet gemist: het samenbrengen van iedereen die ‘de Bio-Ingenieur’ als grootste gemene deler heeft. Heverlee mocht dan ook 375 enthousiaste alumni, studenten en personeelsleden van de faculteit en hun gezinsleden welkom heten. Verschillende namiddagactiviteiten in en rond het Landbouwinstituut zorgden voor een optimale mix van avontuur en ‘bio-ingenieur’-cultuur. Enthousiaste speurneuzen konden al meteen hun hart ophalen als hoofdrolspelers in ‘CSI Arenberg’. Uitgerekend op deze dag en 235 dagen na zijn verkiezing bleek de nieuwe decaan in koelen bloede vermoord te zijn! Er werd getracht de moord op te lossen door het bestuderen van vingerafdrukken en haren, het analyseren van de longinhoud van de overleden decaan, het ontleden van aarde gevonden op de plaats van het delict, het identificeren van maagcultuurtjes…
18
Om 17 uur kon verder genetwerkt worden tijdens een gezellige receptie in ALMA 3, aangeboden door de Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen en VBI (Vereniging van bio-ingenieurs afgestudeerd aan de faculteit). Na een woordje van Christophe in naam van het coördinatieteam nam ook de nieuwe decaan Jos Vanderleyden, als bij wonder uit de doden opgestaan, hierbij graag het woord. Ook werden de winnaars van de namiddagactiviteiten gelauwerd. Het B.Ir.-bier, voor deze gelegenheid speciaal gebrouwen en aangeboden door de Katholieke Hogeschool Sint Lieven, smaakte wederom naar (veel) meer! De hongerige magen werden daarna gespijsd met een geslaagde Herfst-BBQ XL. Verschillende promotiejaren maakten van de gelegenheid gebruik om nog eens samen te komen, zo vonden promotiejaren ’71, ’86 en ’90 vlot de weg naar dit evenement. Het was ook een plezier om zovele jonge alumni van de promotiejaren ’08, ‘09, ’10 en ’11 te verwelkomen. Op de afsluitende cantus, die sommigen herinnerde aan een onstuimig studentenverleden waarbij ze menig maal de bodem van hun glas ontwaarden, werd menig bekertje gevuld en even snel weer geledigd. Het viel op dat de luidruchtigste commilitones niet noodzakelijkerwijs ook de jongsten waren! Prosit corona. Eén en ander werd tot in de vroege uurtjes verder gezet in een volle Baarr.
ASSISTENTENNIEUWS Ken je het verband tussen een lumineus idee en handbal? Indien u niet onmiddellijk “Natuurlijk!” antwoordde, zal het volgende artikeltje je de ‘aha-erlebnis’ doen beleven.
Een speciaal woordje van dank voor alle medewerkers die deze dag organiseerden. Verder gaat onze oprechte dank ook uit naar hoofdsponsors Aveve, Beneo-group, Cargill, Genzyme, Tessenderlo Group en Waterleau
en sponsors Air Liquide, BASF, Bayer Crop Science, DCM, Eurosense en Umicore.
Laten we beginnen bij het begin. Zoals je wellicht weet, organiseert de ACTIE-groep van de AAP/BAP fractie elk najaar een zaalsportcompetitie tijdens de middagpauze. Een sport zoeken mag dan wel een eenvoudige opgave lijken, doch schijn bedriegt. Elke kandidaatsport wordt aan een aantal strenge selectieprocedures onderworpen alvorens gekozen te worden als winnende sport. Ten eerste dient de sport over een gelijkaardig aantrekkelijkheidsniveau te beschikken als tsjoekbal en korfbal, de vorige weerhouden kandidaten. Vervolgens dient ze op de ACTIE-vergadering verkozen te worden met een overweldigende meerderheid. In een laatste fase worden de spelregels van de sport door de ACTIE-leden getest tijdens een intensieve try-out. Eens de winnaar bekend, schiet ACTIE in actie. De nieuwe sportcompetitie wordt aangekondigd, de website wordt geüpdatet en de inschrijvingen worden opengesteld. Zes enthousiaste teams strijden momenteel in de ACTIE handbalcompetitie. In twee groepen van drie teams spelen ze elk een heen- en terugronde tegen de twee andere ploegen uit hun reeks. In een finale ronde zal gestreden worden voor de zesde en vijfde, vierde en derde en tweede en eerste plaats. Meer info en uitslagen vind je op www.biw.kuleuven.be/assistenten/handball.aspx. LABORATORIUM
TEAMNAAM
Afdeling Gentechnologie
Mighty Mutants
Sfeerbeelden van deze geslaagde 3e editie zijn te bekijken op www.birdag.be.
Afdeling Plantenbiotechniek
Respect for minorities
Afdeling Bos, Natuur & Landschap
Great Balls of Fire
Wij hopen alvast jullie in 2013 bij de volgende Dag van de Leuvense Bio-ingenieur (terug) te ontmoeten!!!
Centrum voor Oppervlaktechemie en Katalyse
COK
Het organiserende team Foto’s: Tom Goessens
Laboratorium voor Levensmiddelenchemie en -biochemie
Laboratorium voor Levensmiddelentechnologie The Food Fighters Cereal Killers
Na zo’n handbalwedstrijd duikt iedere assistent na een verfrissende douche vol nieuwe energie opnieuw het labo in. Je kan er van op aan dat de beste ideeën ontspruiten na een spannende handbalmatch. Karolien Decamps Voorzitter ACTIE
19
EEN LID VAN DE FACULTAIRE SENAAT STELT ZICH VOOR
De algemene basisvakken van de kandidaturen, die voor een groot deel een uitdieping betekenden van wat er in het college al was gezien, deden me in de 2de kandidatuur twijfelen aan mijn keuze: zoals meerdere van mijn studiegenoten overwoog ik over te stappen naar een meer vakgerichte opleiding als veearts of farmacie. Een inspirerende jonge wiskundedocent, vrienden en een lief hielden me op het goede spoor. Ik opteerde uiteindelijk voor de richting Industriële Microbiologie en Biochemie en mooie studieresultaten leverden me een beurs van het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek (FWO) op, waardoor ik een doctoraat in het domein van de brouwerij kon aanvatten bij Prof. Verachtert. We poogden alle geheimen van de spontane geuzefermentatie te ontsluieren. Tijdens een doctoraat leer je vooral zelfstandig problemen aanpakken en samenwerken en het geeft je een beter inzicht in de werking van de universiteit. Het levert ook een belangrijke bijdrage aan het zelfvertrouwen en meer maturiteit. Met collegae doctorandi beleefden we een fantastische tijd in Leuven waaraan we vriendschappen voor het leven overhielden.
Dirk Van Oevelen Mijn keuze voor bio-ingenieur werd bij deductie bepaald door mijn goede studieresultaten op wetenschappelijke en wiskundige vakken tijdens de humaniora (LatijnWetenschappen in het St-Jozef-Klein-Seminarie van St-Niklaas). Bovendien was ik als jongste zoon uit een landbouwersfamilie vertrouwd met en geboeid door de levende materie. De “seminariecomponent” stuurde me richting Leuven.
Na mijn doctoraat solliciteerde ik bij Brouwerij Maes. Daar werd een functie gecreëerd die me moest toelaten alle domeinen van het bierbrouwen onder de knie te krijgen en kritisch te onderzoeken (via projectwerk). Na enkele jaren werd ik verantwoordelijk voor de productontwikkeling en de kwaliteitsdienst. Het is aangenaam vast te stellen dat de producten als Grimbergen Triple en Blond, die we toen ontwikkelden, het nog steeds goed doen in de markt. Na vijf jaar had ik behoefte aan nieuwe uitdagingen en via een kleine omweg kreeg ik de verantwoordelijkheid over de productie in dezelfde brouwerij. Ik kreeg er ook de kans het Executive MBA-programma aan de Antwerp Management School van UAntwerpen te volgen, waardoor mijn technisch-biologische vorming werd aangevuld met alle andere aspecten van het bedrijfsleven; een aanrader na ±5 jaar in een bedrijf te hebben meegedraaid. Het is verbazingwekkend dat de embryonale economische vakken die tijdens de bio-ingenieursopleiding eerder irrelevant leken, plots razend interessant en gemakkelijk te verwerken worden. Door overnames en herstructureringen verliet ik in 1991 de brouwerijwereld, maar ik bleef in de voedingssector. IJsboerke was net begonnen aan haar internationale expansie en had behoefte aan meer professionalisering voor zijn productie en logistieke diensten. Na de overnames van Mio in Luik (2007) en Artic-Frisa in Kuurne (2009) veranderde de bedrijfsnaam in Belgian Icecream Group (BIG).
20
In 2011 stelde BIG 600 mensen tewerk in vast dienstverband, aangevuld met 150-200 tijdelijken tussen maart en augustus. Bio-ingenieurs vind je er in onderzoek en ontwikkeling, productie, logistiek en zelfs in financiën en administratie. Als directeur productie en logistiek van de groep ben je verantwoordelijk of sterk betrokken bij alle technische aspecten van een voedingsbedrijf: productieplanning, aankoop, productie, onderhoud, voorraadbeheer, transport, engineering, productontwikkeling, kwaliteit, veiligheid. Als bio-ingenieur heb je voor al deze domeinen voldoende basis. Als lid van het directiecomité beslis je ook mee over alle andere aspecten van het ondernemen: een MBA is dan een uitstekende aanvulling. Je bent betrokken bij acquisities, verantwoordelijk voor de integratie van de overgenomen bedrijven, maar ook voor saneringen. Het is bijzonder gevarieerd werk met dagelijks nieuwe uitdagingen waaruit, bij succes, telkens opnieuw voldoening kan gehaald worden.
Bio-ingenieur blijft ook vandaag een polyvalente studie met gunstige perspectieven op de arbeidsmarkt. Ook wanneer je in een technische managementfunctie blijft, is een gevarieerde en boeiende werkdag gegarandeerd. Het komt erop aan je technische bagage te laten renderen en dit kan enkel via een goed samenwerkend team: goede communicatie en respect voor je medewerkers zijn hierbij essentieel. De polyvalentie van de opleiding en het zachtere imago zijn actueel sterke aantrekkingspolen voor de opleiding. Toch mag het fundament van een ingenieursopleiding niet verwaarloosd worden: creatieve jongeren de vaardigheden aanreiken om nieuwe producten/technologieën/diensten uit te vinden en zodoende waarde te creëren.
Galabal Er zijn zo van die evenementen die je niet mag missen. Er zijn zo van die dagen waar je een jaar lang naar uitkijkt. Er zijn zo van die fantastische feesten waar de kers op de taart niet ontbreekt. Benieuwd of de combinatie van deze drie eigenschappen echt hemels is? Kom dan op vrijdag 23 maart 2012 naar het galabal van de Bio-Ingenieur in het Koloniënpaleis te Tervuren. Een galabal voor studenten en alumni, georganiseerd door LBK, Jong.VBI en de Faculteit Bio-Ingenieurswetenschappen. Meer informatie vind je op www.landbouwkring.be/galabal.php. Inschrijven zal mogelijk zijn vanaf februari 2012. Wees er snel bij, want het aantal plaatsen is beperkt. Tot dan! Het organiserend team
21
NIEUWS VAN DE FACULTEIT
In de prijzen AWARD VOOR DE BESTE PRESENTATIE Hanne Tytgat (Master in Biochemie en Biotechnologie, promotie 2010), doctoraatsstudent bij de ‘Salmonella & Probiotica’ groep van Professor Jos Vanderleyden in het Centrum voor Microbiële en Plantengenetica, heeft in Wageningen de award voor de beste presentatie gewonnen op de jaarlijkse Gut Day. Daar stelde ze haar onderzoek naar het glycosylatiepotentieel in de model probiotische bacterie Lactobacillus rhamnosus GG (LGG) voor. Onderzoek naar glycosylatieprocessen in bacteriën spitste zich tot voor kort vooral toe op de studie van exopolysachariden. Recent werd ontdekt dat bacteriën ook in staat zijn om proteïnen te glycosyleren. Deze processen werden voornamelijk al beschreven in pathogene species en blijken daar van groot belang te zijn voor de uitbouw van specifieke interacties tussen de bacteriën en hun gastheer. Bovendien kunnen deze glycanen de biochemische eigenschappen van proteïnen beïnvloeden en zo o.a. de activiteit en halfwaardetijd verhogen. Recent werd ontdekt dat LGG in staat is om glycoproteïnen te produceren en Hanne wil nu via haar doctoraatsonderzoek dit glycosylatiepotentieel verder systematisch gaan onderzoeken. Vooral haar aanpak waarbij ze wetlab experimenten combineert met een in silico analyse ism. de bio-informaticagroep olv. Prof. Kathleen Marchal, is hierbij vernieuwend.
BRAM VAN DEN BERGH EN WOUTER SCHUTYSER (PROMOTIE 2011) WERDEN BEKROOND MET IE-PRIJZEN De "ie-prijzen" bekronen de beste eindwerken van afstuderende ingenieurs. Voor het eerst konden ook afstuderende industriële ingenieurs deelnemen aan de wedstrijd. In juli en september 2011 zijn er 2.000 ingenieurs afgestudeerd aan de ingenieursfaculteiten en hogescholen. Vierhonderd van hen werden na een eerste selectie, door de faculteiten en hogescholen, toegelaten om – op basis van hun eindwerk – mee te dingen naar de ie‐prijzen. 115 jonge ingenieurs stuurden een poster in en kwamen hierdoor in aanmerking voor één van de prijzen binnen de gestelde categorieën. Een jury van 80 vertegenwoordigers uit de industrie, overheid, onderzoeksinstellingen en onderwijs boog zich over de inzendingen. Bij de beoordeling van de projecten hield de jury rekening met een aantal duidelijk omschreven criteria. Marktpotentialiteit en de maatschappelijke meerwaarden van de resultaten van het project waren de eerste elementen die in aanmerking werden genomen. Maar ook de communicatie en de kwaliteit van het project werden beloond met punten. De deelnemende eindwerken werden ingedeeld in 5 categorieën: 1. 2. 3. 4. 5.
Energie, klimaat, milieu & natuur, gezondheidstechnologie, infrastructuur processen, producten & diensten alle andere, niet vastgelegde thema's
WALTER BUSHUK GRADUATE RESEARCH AWARD IN CEREAL PROTEIN CHEMISTRY Op de International Annual Meeting of the American association of Cereal Chemists (AACC) te Palm Springs, Californië (USA) heeft dr. ir. Ine Rombouts (promotie 2007), postdoctoraal onderzoekster o.l.v. prof.dr.ir. Jan Delcour aan het laboratorium voor levensmiddelenchemie en -biochemie, de “Walter Bushuk Graduate Research Award in Cereal Protein Chemistry” ontvangen. Haar doctoraat werd bekroond door de Protein Division van het AACC voor de opmerkelijke bijdrage aan fundamenteel en toegepast onderzoek van graanproteïnen. Haar werk behandelde hittegeïnduceerde polymerisatiereacties tijdens netwerkvorming van tarweproteïnen. Zulke netwerken dragen immers in grote mate bij tot de kwaliteit van tarwegebaseerde producten. Meer specifiek werd het belang van disulfide-, dehydroalanine-afgeleide-, en isopeptide-bindingen tijdens verhitting van tarweproteïnen onderzocht, in modelsystemen en in pretzels.
22
“De ingediende posters illustreren het multidisciplinaire karakter van ingenieurs en hun rol als stuwende kracht in de maatschappij.” zegt Hans Romaen, woordvoerder van ie‐net. “Ingenieurs worden nog te vaak geassocieerd met klassieke disciplines zoals het bouwen van bruggen en gebouwen of het ontwerpen van auto’s. Dat is uiteraard nog steeds belangrijk, maar de deelnemende eindwerken tonen duidelijk aan dat ingenieurs bezig zijn met zowat alle aspecten van ons dagelijks leven en dus een zeer concrete bijdrage leveren aan onze welvaart.” Categorie energie, klimaat, milieu en natuur (27 posters) 1. P.J. De Loof, Dietwin Van de Walle & Ruben Rottiers (U.Gent) – “E Cube” 2. Lennart Joos (U. Gent) – “Computationele studie op Fischer‐Tropsch synthese”
Categorie infrastructuur (10 posters) 1. Robin Forrez (V.U.Brussel) ‐ ”Uitbreiding van het toepassingsgebied van de Universele Schaarcomponent (USC): ontplooibare geodetische koepels en prismoïde torens” Categorie processen, producten en diensten (29 posters) 1. Eva Tyteca (V.U.Brussel) – “Snellere en meer performante oplossingsstrategie voor scheidingsproblemen in vloeistofchromatografie” 2. Wouter Schutyser (K.U. Leuven), promotor: prof.dr.ir. Bert Sels – “Optimalisatie van nikkelkatalysatoren voor de omzetting van cellulose tot hexitolen”
3. Koen Michiels (Katholieke hogeschool Limburg) – “Het reduceren van koolstofdioxide via een hydrothermische methode: experimentele screening en optimalisatie vanreactieprocessen” 4. Nathalie Kerstens & Pauline De Somer (Lessius Mechelen) – “Hygrothermische impact op een volle metselwerkmuur bij plaatsing van binnenisolatie” Categorie gezondheidstechnologie (20 posters) 1. Iline Steyaert & Lien Van der Schueren (U Gent) – “Hybride elektrogesponnen structuren voor pH‐sensitieve wondverbanden” 2. Bram Van den Bergh (K.U.Leuven), promotor: prof.dr. ir. Jan Michiels – “Gevecht tegen onsterfelijke cellen”
3. Maarten Slembrouck (Hogeschool Gent) – “Multi‐Camera Bewegingsgestuurde Computerinterface” 4. Jonas Hereijgers (Artesis hogeschool Antwerpen) –“Optimalisatie van het ontwerp van een microreactor voor multifasereacties” Categorie andere (29 posters) 1. Joost Geeroms, Dirk Lefeber & Pierre Cherelle (V.U. Brussel) – “Studie en ontwerp van een Geactueerde onderbeenprothese” 2. Tom Verschooten (V.U. Brussel) – “Frequentie verdubbeling van spatiaal incoherent laser licht”
3. Annelies Billiet (Hogeschool Gent) – “Obesitas te lijf”
3. Matias Jansen (Kat. hogeschool Kempen) – “Microbiële decontaminatie van poedervormige levensmiddelen met UV‐stralen” 4. Stijn Borry & Pieter Pirmez (KAHO Sint‐Lieven) – “Ontwerp van een mobiele houtversnipperaar voor takken van 17cm”
23
NIEUWS VAN DE FACULTEIT
LANDBOUWKREDIET AWARDS Om het engagement van Landbouwkrediet voor de landbouwsector in de kijker te stellen, reikt Landbouwkrediet om de twee jaar de Landbouwkrediet Awards uit. Met de Landbouwkrediet Awards wil Landbouwkrediet afgestudeerde masters bekronen. Komen in aanmerking: de eindwerken die interessant zijn voor de bank en/of voor het brede publiek, bijdragen tot een effectieve impact op de land- en tuinbouw en/of de sectoren stroomopen stroomafwaarts, binnen de krijtlijnen van het duurzame landbouwmodel vallen en prioriteit geven aan economisch aanvaardbare oplossingen Vrijdag 9 december vondt de uitreiking plaats op Agribex 2011. Ben Aernouts (promotie 2010) won één van de Landbouwkrediet Awards op basis van zijn masterproef ‘Visueel en infraroodspectroscopie voor de bepaling van de melksamenstelling’. Promotoren zijn prof.dr.ir. Wouter Saeys en prof.dr.ir. Jeroen Lammertyn, beiden van het Departement Biosystemen.
AWARD FOR BEST ORAL COMMUNICATION Op het congres A Greener Chemistry for Industry te Lille, Frankrijk is het onderzoek van dr. ir. Jan Geboers (promotie 2007) aan het Centrum voor Oppervlaktechemie en Katalyse, onder leiding van Prof. B. Sels en Prof. P. Jacobs, bekroond met de Award for Best Oral Communication. Het werk handelt over de reductieve splitsing van cellulose naar basischemicaliën voor de chemische industrie. Het is bedoeling op deze manier cellulose op grote schaal inzetbaar te maken als hernieuwbare bron voor chemicaliën.
NIEUW BOEK The Powerful Garden. Emerging views on the garden complex Valerie Dewaelheyns, Kirsten Bomans & Hubert Gulinck Ondanks de vaststelling dat privétuinen een belangrijke oppervlakte innemen, blijven ze één van de minst gekende landgebruikcategorieën.
24
Verborgen achter de façade van stedelijke en residentiële ontwikkelingen zijn ze momenteel niet meer dan een voetnoot in woonbeleid en niet expliciet opgenomen in ruimtelijke planning, socio-economisch beleid, milieubeleid of zelfs landbouwbeleid. Gezinnen beschouwen privétuinen als hun eigen kleine paradijzen en veilige familiehavens. Ook het beleid en het onderzoek beschouwen privétuinen als ongrijpbare, afzonderlijke en kleine objecten, waardoor ze uit de belangstelling blijven. Maar vele kleintjes samen maken één groot. Het geheel aan privétuinen – in dit boek geïntroduceerd als ‘het tuincomplex’ – is meer dan louter de som van alle individuele tuinen. Door over de grenzen van tuinen heen te kijken, kan het geheel aan privétuinen plots beschouwd worden als een groene structuur die meer kan betekenen dan wanneer je zou vertrekken vanuit de individuele tuinen. Het tuincomplex kan een strategische rol spelen in de verschillende grote uitdagingen waar onze maatschappij vandaag en in de toekomst voor staat, zoals publieke gezondheid, milieu, biodiversiteit, voedselveiligheid en klimaatverandering. Denk maar aan de ‘Bouw mee aan natuurgebied’ actie van het Eén programma Dieren in Nesten, waarbij kijkers ruim 505.000 m² natuurgebied bijgebouwd hebben door kleine aanpassingen in hun tuin door te voeren, zoals het bouwen van insectenwanden en het planten van bijvriendelijke en nectarrijke bloemen. Dit boek geeft een uitgebreid overzicht van opkomende inzichten en ideeën over het tuincomplex met als doel privétuinen en het tuincomplex op de verschillende agenda’s van onderzoek en beleid te zetten. Het verzamelt de huidige kennis over privétuinen van experten in verschillende disciplines, voornamelijk in een Vlaamse context.
De auteurs schrijven over de achtergrond van het iconische Belgische ‘huis met tuin’ idee, over de ruimtelijke verspreiding en samenhang van tuinen, hun impact op het milieu en rol voor zowel biodiversiteit als de leefbaarheid van een buurt. Samen met andere groene thema’s zoals volkstuinen en stadslandbouw maken privétuinen deel uit van de belangrijke schemerzone tussen stad en platteland waarin we creatieve bijdragen kunnen vinden tot oplossing of mildering van grote vraagstukken van morgen. Het is tijd voor meer systematisch onderzoek naar tuinen, met aandacht voor het tuincomplex als onderdeel van strategieën naar versterkte duurzaamheid. De redacteurs zien dit boek niet als een eindresultaat, maar wel als een beginpunt om het strategisch belang van tuinen meer in de kijker te plaatsten. Valerie Dewaelheyns en Kirsten Bomans zijn bio-ingenieur in land- en bosbeheer en onderzoeker aan het departement Aard- en Omgevingswetenschappen van de K.U.Leuven, afdeling Bos, Natuur en Landschap. Hubert Gulinck is professor aan de K.U.Leuven in landschapsanalyse, landinrichting en landgebruikplanning en -monitoring, eveneens aan het Departement Aard- en Omgevingswetenschappen Afdeling Bos, Natuur en Landschap.
ISBN9789044127331, 237 blz, €39, Garant Uitgevers nv Online te koop via www.maklu.be
EXPERTEN K.U.LEUVEN ROEPEN OP TOT BETER BOSBELEID Op 24 november stelde de Metaforumwerkgroep over bossen , onder leiding van prof. dr.ir. Bart Muys en met vele medewerkers van het Departement Aard- en Omgevingswetenschappen, haar visietekst voor in het indrukwekkende Provinciehuis Vlaams-Brabant. Het internationale publiek kon genieten van een sterke conferentie waarbij handig gesteund werd op de nodige sociale media-applicaties. De multidisciplinaire werkgroep van experten had het Vlaamse en Europese bosbeleid onder de loep genomen en adviezen geformuleerd. Om de huidige ecosysteemdiensten, zoals de vermindering van broeikasgassen door bossen, te behouden, is een beter bosbeleid nodig. Enkele van de aanbevelingen: • Het belang van de ecosysteemdiensten van bossen, bv. houtproductie, het verminderen van broeikasgassen, erosiecontrole, levering van zuiver water, en filteren van fijn stof, wordt onderschat. Er is een coherent bosbeleid nodig om die diensten te behouden en optimaal te benutten. Ook de vele niet-materiële ecosysteemdiensten van het bos, zoals hun waarde als ecotoeristische of recreatieve trekpleisters en het effect op de menselijke gezondheid, mogen niet vergeten worden. • Klimaatveranderingen tasten de productiviteit van het bos aan door toenemende droogte-episodes. Ook kunnen ze onvoorspelbare gevolgen hebben voor complexe systemen als bossen.
Waarschijnlijk kunnen we nooit eerder geziene verstoringen verwachten, zoals zware stormschade, onbeheersbare bosbranden, of nieuwe bosziekten met een grote regionale impact. Er moet daarom een Europese instantie opgericht worden die met geavanceerde rekenmodellen voorziet in vroegtijdige waarschuwing. Ook de rol die bossen spelen in klimaatmitigatie kan sterk verbeterd worden door een beleid dat mitigatie integreert in adaptatieen ontwikkelingsdoelstellingen. • Het bosbeleid moet nog veel verbeterd worden. Er is nood aan meer coördinatie tussen initiatieven op internationaal, Europees, nationaal, regionaal en lokaal niveau; aan echte participatie van belanghebbenden; aan certificering door onafhankelijke partijen; aan bewustwordingscampagnes; aan integratie in andere beleidsdomeinen zoals energie, landbouw, klimaat en biodiversiteit; en aan de harmonisatie en integratie van databestanden. • Bij het opstellen van een performant REDD-instrument voor het vermijden van ontbossing wereldwijd, kan koolstofaccounting op landschapsniveau als alternatief voor koolstofaccounting op bosniveau een groot deel van de huidige problemen oplossen. De integrale visietekst vindt u op www.kuleuven.be/metaforum Matt Tips
25
oessens Foto’s: Tom G
Bio-ingenieus wenst u een gezond en gelukkig 2012!