DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_OKT12_DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_OKT12 18/10/12 08:41 Pagina 1
Tijdschrift Toelating gesloten verpakking nr. 2/180
België - Belgique P.B./P.P.
Verschijnt 4x per jaar Afgiftekantoor 3000-Leuven 1
3000 Leuven 1 B-4883 V.U. Jan Delcour Erkenning: P4A9149
Bio-ingenieus TIJDSCHRIFT VAN DE FACULTEIT BIO-INGENIEURSWETENSCHAPPEN DRIEMAANDELIJKS OKTOBER-NOVEMBER-DECEMBER 2012 • 16E JAARGANG • NR. 1
Onderwijs
DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_OKT12_DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_OKT12 18/10/12 08:41 Pagina 2
COLOFON ‘Bio-ingenieus’ is de nieuwsbrief van de Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen (FBIW) van de KU Leuven en haar afgestudeerden. Met deze nieuwsbrief willen de alumni, het personeel en de studenten van de Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen voeling met elkaar houden en de band tussen de faculteit en haar afgestudeerden bewaren. FREQUENTIE ‘Bio-ingenieus’ verschijnt viermaal per jaar om de drie maanden nl. in januari, april, juli en oktober. Artikels en ander materiaal moeten uiterlijk 8 weken voor de verschijningsmaand op de redactie zijn. VERANTWOORDELIJKE UITGEVER Jan Delcour REDACTIE Hoofdredacteur: Marleen Suckers Redactiesecretaris en eindredactie: Marleen Suckers Leden van de redactie: Lauranne Helsmoortel, Herman Ramon, Dirk Springael, Marleen Suckers, Ann Van Loey REDACTIEADRES Bio-ingenieus Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen Dienst Externe Relaties Kasteelpark Arenberg 37 bus 2300 3001 HEVERLEE tel. + 32 16 32 16 29 fax + 32 16 32 19 99
[email protected] NUTTIGE ADRESSEN Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen Kasteelpark Arenberg 20 bus 2300 3001 HEVERLEE tel. + 32 16 32 16 19 fax + 32 16 32 19 99 URL KU Leuven: www.kuleuven.be URL FBIW: www.biw.kuleuven.be DRUKWERK Altoos Oudestraat 19 1910 KAMPENHOUT tel. + 32 16 61 83 59
2 2
DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_OKT12_DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_OKT12 18/10/12 08:41 Pagina 1
Editoriaal De zomer eindigt altijd te snel. Ik had geen zin om afscheid te nemen van de korte augustuszomer en hoopte op een lange Indian Summer om nog wat vitamine D te kunnen opslaan. Helaas was de herfst er veel te snel en misschien ook voor de studenten.
Inhoud
Elk jaar weer is het toch wat gespannen uitkijken naar het aantal beginnende studenten. Hoeveel studenten hebben we? Groeien we? Wat het aantal generatiestudenten betreft — dat zijn studenten die zich voor de eerste keer inschrijven aan een instelling voor hoger onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap — was er een kleine daling aan KU Leuven met 3,79 % (5894 generatiestudenten). De Groep Wetenschap en Technologie deed het echter uitstekend met een stijging van 5,08 % voor de Faculteit Ingenieurswetenschappen en 4,48 % voor de Faculteit Wetenschappen. En wij? Wij zijn de winnaars van de Groep Wetenschap en Technologie werden fiere tweede na de Faculteit Bewegings- en Revalidatiewetenschappen (24,53%) met een stijging van 21,97 %! Sinds 2006 (met 151 generatiestudenten) stijgen we jaar na jaar en we tellen nu 322 generatiestudenten en dus 58 meer dan vorig academiejaar. En hoe komt dat? We vermoeden dat de jongeren gehoor geven aan de roep om meer ingenieurs om zo bij te dragen tot klimaatbescherming, voedselzekerheid, welzijn, duurzaamheid, energiebesparing, groene chemie.. kortom een betere wereld! Ze kiezen ook voor een brede basisopleiding waardoor ze nog vele kansen open laten. En ja, ook de leuke mix van professoren, assistenten, PR-medewerkers en studenten van onze faculteit op alle informatiedagen trekt informatiezoekende scholieren en hun ouders als een magneet aan.
Master of Science in Bio-Ingenieurswetenschappen: Biosysteemtechniek
2
KU Leuven start nieuwe opleiding ‘Technology for Decision Makers’
5
Wij hopen natuurlijk dat de toegenomen kwantiteit niet ten koste gaat van de kwaliteit. Maar daarin speelt ook de faculteit een belangrijke rol en ze kiest resoluut voor kwaliteitsverbetering in de diverse masteropleidingen. Al enkele jaren was het toepassingsdomein van de Master of Science in de bio-ingenieurswetenschappen: biosysteemtechniek breder dan “Agricultural engineering” en vanaf dit academiejaar wordt dit verder geconcretiseerd in drie majors. Meer informatie hierover kan je lezen vanaf de volgende pagina.
Hoe project-based learning begeleiden?
10
Publicatie in de kijker
12
Een lid van de facultaire senaat stelt zich voor
14
Alumninieuws
15
Nieuws van de faculteit
17
Personalia
19
Het behalen van het bachelordiploma is een finaliteit geworden en geeft de mogelijkheid om aan het werk te gaan of om door te stromen naar verschillende masteropleidingen. Het is dus nodig om ook tijdens de bacheloropleiding de nodige aandacht te geven aan het concept begeleide zelfstudie waarbij de student volgende vaardigheden/competenties verwerft: de student leert hoe hij/zij informatie moet verzamelen, analyseren en verwerken; hij/zij krijgt opdrachten die hij/zij individueel of in groep moet uitvoeren; hij/zij kiest, ontwikkelt en voert zelf onderzoeksmethoden uit; hij/zij communiceert over de werkzaamheden en resultaten van het onderzoek met docenten en studenten. Dit gebeurt door de invoering van de bachelorproef. De begeleider van een studententeam speelt hierbij een belangrijke rol. Dienst Onderwijsondersteuning werkt aan een gebruiksvriendelijk referentiewerk dat de begeleiders voorziet van de nodige richtlijnen en achtergrondinformatie om hun rol als begeleider succesvol op te nemen en de vooropgestelde leerdoelen te bereiken. Onze maatschappij wordt geconfronteerd met grote uitdagingen zoals de klimaatswijziging, de voedselproblematiek, het energievraagstuk, de vergrijzing, het efficiënt omgaan met mobiliteit en logistiek, enzovoort. Omdat de evolutie in deze domeinen blijvend versnelt en verbreedt, wordt het steeds belangrijker om een diepgaand inzicht te verwerven in de drijvende krachten en de toenemende impact van de technologische evolutie in deze domeinen. Dat kan met de Master of Science in Industrial Management. Met de herfst is ook de fruittijd aangebroken. Sinds 8 oktober is onze Kanzi-appel weer te verkrijgen en we willen natuurlijk zo lang mogelijk genieten van de knapperige frisse zoetzure smaak. Hoe dat kan wordt uitgelegd in “Waarom rijpe vruchten doen wat ze moeten doen”. Nog veel fruit- en leesgenot! Marleen 1
DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_OKT12_DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_OKT12 18/10/12 08:41 Pagina 2
Master of Science in Bio-Ingenieurswetenschappen: Biosysteemtechniek De opleiding en haar drie majors Aan praktisch alle faculteiten in Europa die de opleiding “Agricultural Engineering/Biosystems engineering” aanbieden, worden de opleidingsonderdelen op een klassieke wijze ingevuld met een eenzijdige focus op landbouwmachines en landbouwbedrijfsgebouwen Bijgevolg situeert het gros van deze masteropleidingen zich vooral in de primaire productie. De Master of Science in de bio-ingenieurswetenschappen: biosysteemtechniek aan de KU Leuven heeft een vijftal jaar terug al een drastische hervorming doorgevoerd waarbij wordt uitgegaan van een systeembenadering en de opleiding breder gaat dan enkel de klassieke “agricultural engineering”. De Master of Science in de bio-ingenieurswetenschappen: biosysteemtechniek beoogt om ingenieurs op te leiden die, vanuit een kwantitatieve en kwalitatieve kennis van de interactieprocessen tussen het levend organisme (mens, dier, plant en biologisch product) en zijn omgeving, innovatieve oplossingen kunnen ontwikkelen om biologische processen te monitoren en te beheersen en de technische omgeving daartoe kunnen ontwerpen. De focus van deze master biosysteemtechniek is de ingenieurstechnische en modelmatige benadering van het levend organisme (mens, dier, plant en biologische product) en blijft zich als dusdanig differentiëren van de programma’s in de faculteiten Wetenschappen en Ingenieurswetenschappen. Het toepassingsdomein van deze master biosysteemtechniek is zeer breed en omvat de primaire productie, de naoogsttechnologie en de verwerkende voedselnijverheid, het rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen, duurzame technologieën, mens en bio-omgeving in de brede betekenis van het woord (klimaat, voeding, training, werkomgeving), milieutechnologie, “biological engineering” zoals systeembiologie en diagnostiek in levenswetenschappen. Dit toepassingsdomein wordt nu geconcretiseerd in drie majoren.
2
MAJOR TECHNOLOGIE VOOR DE AGROVOEDINGSSECTOR De focus van de aangeboden kennis ligt in deze major op de ontwikkeling van technologie voor biologische processen op macroschaal (plant, dier, biologisch product). Meer bepaald komen de volgende aspecten aan bod: • Primaire productie (interactie van de biologische component met machines, bedrijfsgebouwen, ICT, …) • Naoogsttechnologie (transport, bewaring, …) • Voedselverwerking en –bereiding (fysische processen, …) met oog voor een kwaliteitsvol eindproduct en zorg voor het milieu • Duurzame dierproductie met continue automatische monitoring en beheersing van diergezondheid, welzijn en productie (Sustainable Precision Livestock Farming) met reductie van milieu-impact • Economisch en ecologisch duurzame plantproductie door middel van automatisatie en robotisatie (Agricultural robotics) • Ontwerp in simulatie van landbouw- en voedingsprocessen
MAJOR BIONANOTECHNOLOGIE Hoewel de studenten van onze faculteit in het verleden belangstelling hadden voor bionanotechnologie, kozen ze niet voor de Master in de Nanowetenschappen en Nanotechnologie omdat het aspect biologie te weinig aan bod komt. Deze major Bionanotechnologie komt hier aan tegemoet. De inbedding van de major Bionanotechnologie in de master biosysteemtechniek zorgt bovendien voor een unieke combinatie: studenten leren problemen uit de biosysteemtechniek die betrekking hebben op voeding, milieu en chemie op te lossen met bionanotechnologische middelen. Er is immers een sterke toename van het belang van bionanotechnologie voor het oplossen van dergelijke problemen in onderzoek, academisch onderzoek en op beleidsniveau.
DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_OKT12_DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_OKT12 18/10/12 08:41 Pagina 3
De opleidingsonderdelen van de major Bionanotechnologie behandelen voornamelijk de ontwikkeling van technologie voor biologische processen op micro- en nanoschaal. • • • • •
Biosensortechnologie Transportprocessen op micro- en nanoschaal Biomimetisch ontwerp Modellering van cellulaire systemen Ontwikkeling van bionanohybride materialen
MAJOR HUMAN HEALTH ENGINEERING Ondanks de hoge welvaart, wordt het leven van vele mensen gekenmerkt door een hoge werkdruk, verminderde fysieke activiteit en fitness, ongezonde eetgewoontes, slaaptekort, verminderde sociale contacten, etc. Een bijkomende uitdaging wordt gevormd door de steeds toenemende vergrijzing van de maatschappij. Als gevolg hiervan zijn de kosten in de gezondheidssector in onze Westerse maatschappij hoog en wordt verwacht dat deze in de toekomst nog sterk zullen toenemen. Toepassing van nieuwe technologie biedt hier echter een belangrijk potentieel om enerzijds fysieke en mentale prestaties te verbeteren en anderzijds te evolueren naar een meer preventieve geneeskunde dan de huidige curatieve benadering, indien deze technologie kan geleverd worden aan betaalbare kosten die passen binnen het budget van het individu. In de hoger beschreven toepassingsdomeinen worden vandaag vooral mensen tewerkgesteld met een hoofdzakelijk technische achtergrond (vb. masters in de ingenieurswetenschappen, masters in de industriële wetenschappen). Gezien in deze toepassingen de (gezonde) mens centraal staat, is er echter nood aan hoogopgeleide mensen die, naast een degelijke technische bagage, ook een degelijke basis hebben in de biologische aspecten van lichaam en geest van de gezonde mens. Tot op heden bestond er echter nationaal noch internationaal een onderwijsprogramma dat kennis van menselijke biologie en engineering integreert voor toepassingen op de gezonde mens (“Human Health Engineering”). Omdat binnen de KU Leuven de benodigde academische kennis en expertise voor de ontwikkeling van een dergelijk programma beschikbaar is in de faculteiten bio-ingenieurswetenschappen, ingenieurswetenschappen, geneeskunde en bewegings- en revalidatiewetenschappen, werd de opleiding Human Health Engineering opgericht als major binnen de vernieuwde master biosysteemtechniek. De kern van de opleiding is het vormen van ingenieurs op masterniveau die in staat zijn om de menselijke biologie te begrijpen, te integreren en toe te passen als basis voor de ontwikkeling van geavanceerde technologische oplossingen voor ‘Human Health Engineering’. De missie van de major Human Health Engineering is om deskundigen voor te bereiden die werkzaam zijn in mensgerichte ingenieurstoepassingen en die bijdragen tot de ontwikkeling van nieuwe technologieën voor het verbeteren van de gezondheid, de prestaties, het welzijn en de veiligheid van individuele mensen in interactie met hun omgeving. Kennis van de menselijke systemen (lichaam en geest) en engineering vormen de basis om technologie te ontwikkelen in verschillende toepassingsdomeinen rond de gezonde mens. Hierbij wordt vertrokken van de kennis van de biologie om de benodigde technologie te ontwikkelen in samenspraak met experten uit de verschillende toepassingsdomeinen. De master in Human Health Engineering is hierbij een integrator die de taal spreekt van verschillende disciplines. Centraal in de opleiding staat het creatief ontwerpen van technologische oplossingen voor de gezonde mens. Voorbeelden van dergelijke technologie zijn o.a.: conditiemonitors voor jong en oud, slaapmonitors voor bestuurders, stressmonitors, intelligente kledij voor optimaliseren van thermisch comfort, gepersonaliseerde klimaatregeling, etc. Toepassingsdomeinen voor deze technologie zijn bijv. sport, medische zorg, wellness, stressmanagement, intelligente leefomgeving, revalidatie, eerste hulp verleners, brandweer, politie, etc. Prof. Jean-Marie Aerts
3
DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_OKT12_DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_OKT12 18/10/12 08:41 Pagina 4
De Master of Science in de bio-ingenieurswetenschappen: biosysteemtechniek aan het werk In tal van industriële sectoren zijn er processen waarbij de interactie tussen een levend organisme en zijn omgeving een cruciale rol speelt en waar Masters in de bio-ingenieurswetenschappen: biosysteemtechniek een aanzienlijke input kunnen leveren. Alle beroepsdomeinen die op een of andere wijze gekoppeld zijn aan het welzijn en prestaties van het levend organisme in een micro-omgeving zoals de primaire productie en haar toeleveranciers, blijven uiteraard een voor de hand liggende arbeidsmarkt. Ook de verwerkende nijverheid bevat tal van takken waarin het centrale procesonderdeel gekoppeld is aan een levend organisme. Dit gebeurt in de voedingsindustrie (onder meer in de bereiding, verpakking en bewaring van voedingsmiddelen en dranken zoals groenten, fruit, zuivelproducten, vlees, vis en conserven), in de farmaceutische industrie, in de sector waar producten gemaakt worden voor de mens (bv. kledij, matrassen, helmen, bedden, stoelen en zetels, transportsystemen zoals auto’s, bussen, treinen, en vliegtuigen, machines en werktuigen). Ook de sectoren bouwnijverheid en vervoer en verkeer, zijn domeinen waar levende organismen (mens, dier, plant, biologisch product) dikwijls centraal staan in de processen. In elk van deze bedrijfsactiviteiten zullen de producten van de toekomst moeten afgestemd zijn op een hogere levenskwaliteit voor de mens terwijl ook een verouderende bevolking meer automatische systemen voor monitoring en ondersteuning vraagt om een meer preventieve gezondheidszorg te scheppen. Hierbij zijn duurzaamheid, milieuzorg en monitoring en verbetering van levenskwaliteit belangrijk. De Master of Science in de bio-ingenieurswetenschappen: biosysteemtechniek kan hier als kwantitatief gevormde ingenieur van de levende materie zeker toegevoegde waarde leveren, waarbij vooral aandacht besteed wordt aan de centrale plaats van het levend organisme, reductie van energieverbruik, afvalstromen en toxische residu’s, het welzijn van de operatoren, de meest vriendelijke behandeling van plant en dier, voedselveiligheid en ketenbewaking, en duurzame productieprocessen.
4
1. Major Technologie voor de Agrovoedingssector De agrovoedingssector is in Vlaanderen goed voor meer dan 100 000 arbeidsplaatsen en 1/4de van het handelsoverschot. Het belang van technologie voor deze sector is de laatste jaren sterk toegenomen. Getuige hiervan zijn het grote aantal sensoren, procesmonitoringstools en regelsystemen aanwezig in de voedingsbedrijven (bereiding van voedingsmiddelen en dranken, vleeswaren en conserven, de bereiding en het conserveren van groeten, fruit, vis en visproducten), op moderne landbouwmachines (maaidorsers, tractoren,…) en in dierproductiesystemen. Er wordt dan ook verwacht dat afgestudeerden van de major Technologie voor de Agrovoedingssector dankzij hun sterke technologische basis en vertrouwdheid met de specifieke technologische uitdagingen binnen de agrovoedingssector vooral tewerkgesteld zullen worden bij de voedingsbedrijven, landbouwmachineconstructeurs en stallenbouwers zelf, bij hun technologieleveranciers en bij de onderzoeksinstellingen in dit domein. 2. Major Bionanotechnologie Bionanotechnologie is een sector die momenteel exponentiële groei kent. Bionanotechnologische kennis heeft een zeer groot groeipotentieel in de humane geneeskunde en de diergeneeskunde, milieu en voeding. Voorbeelden zijn in vitro en in vivo diagnostiek, studie van de interactie tussen nanodeeltjes en biologische systemen, ontwikkeling van nieuwe bionanomaterialen. Sectoren waarin afgestudeerden tewerkgesteld kunnen worden omvatten de farmaceutische industrie, biotechnologische bedrijven, producenten van diagnostische producten, … 3. Major Human Health Engineering Van de afgestudeerden van de major Human Health Engineering wordt verwacht dat ze prominente posities verwerven op de arbeidsmarkt en een leidende rol spelen in de bedrijfswereld zoals, bijvoorbeeld, in de sportgerelateerde industrie (bijv. Adidas, Nike, Polar, TechnoGym, Decathlon, etc.), voedingsindustrie, textielen schoenindustrie, elektronische industrie (bijv. Philips), automobielindustrie (bijv. Bosch), Gaming industrie of onderzoeksinstellingen.
DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_OKT12_DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_OKT12 18/10/12 08:41 Pagina 5
KU Leuven start nieuwe opleiding ‘Technology for Decision Makers’ De integratie met de kennis van de drijvende krachten in de technologieën, alsook hun context en dynamiek laat toe scenario’s op te stellen om de strategische discussies in organisaties te faciliteren. Verschillende technologie- en toepassingsdomeinen passeren de revue, zoals ICT, nano-electronica, energie, materialen, industriële productie, logistiek, gezondheid, bouw en voeding. Het programma wordt verzorgd door internationaal bekende academici, kaderleden uit de bedrijfswereld en overheidsfunctionarissen. Het is opgebouwd rond negen residentiële weken van lezingen, gastseminaries van hoogstaand niveau, discussiesessies, workshops en bezoeken op locatie. Onze maatschappij wordt geconfronteerd met grote uitdagingen zoals de klimaatswijziging, de voedselproblematiek, het energievraagstuk, de vergrijzing, het efficiënt omgaan met mobiliteit en logistiek, enzovoort. Omdat de evolutie in deze domeinen blijvend versnelt en verbreedt, wordt het steeds belangrijker om een diepgaand inzicht te verwerven in de drijvende krachten en de toenemende impact van de technologische evolutie in deze domeinen. Dit inzicht is voor organisaties uit de publieke én private sector immers van cruciaal belang bij het nemen van strategische beslissingen. Wetenschap en technologie kunnen een antwoord bieden op dergelijke alomvattende vraagstukken door innovatieve doorbraken, die kunnen leiden tot veelbelovende opportuniteiten in de zakenwereld en richting geven aan beleidsbeslissingen.
Meer informatie over het programma en de mogelijkheid om zich kandidaat te stellen vindt u op de website https://set.kuleuven.be/technology-for-decision-makers/. Voor verdere vragen kan u Erik Mathijs, programmadirecteur van MTD, contacteren: tel. + 32 16 32 14 50 of + 32 16 32 97 21, e-mail
[email protected]
Om op deze noden in te spelen start de KU Leuven in januari 2013 met een nieuwe master-na-master ‘Technology for Decision Makers’, gericht op doorgroeiers uit de publieke of private sector. De multidisciplinaire opleiding verschaft operationele expertise en strategisch inzicht in de rol van technologie in innovatie en helpt zo toekomstige beleidsmakers bij beslissingsprocessen. ‘Technology for Decision Makers’ brengt het innovatieve ecosysteem in kaart van de verschillende interagerende actoren, zoals kennisinstellingen, gevestigde bedrijven, de wereld van durfkapitaal en innovatie ‘brokers’ en overheidsinstellingen.
5
DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_OKT12_DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_OKT12 18/10/12 08:41 Pagina 6
De Bachelorproef: een uitdaging voor studenten en begeleiders Een groot deel van de trouwe lezers van Bio-ingenieus zijn nog afgestudeerd als landbouwkundig ingenieur of ingenieur voor de scheikunde en de landbouwindustrieën aan de Faculteit Landbouwwetenschappen. Sinds 1991 wordt de titel van bio-ingenieur toegekend aan de afstuderenden en er waren toen vijf opleidingen: bio-ingenieur in de landbouwkunde, bio-ingenieur in het land- en bosbeheer, bio-ingenieur in de scheikunde, bio-ingenieur in de milieutechnologie, bio-ingenieur in de cel- en gentechnologie. Na 2 jaren studie kreeg je de titel van kandidaat en na nog eens 3 jaren werd je bio-ingenieur. Het encyclopedische onderwijs van voor 1991 dat vooral gericht was op kennisoverdracht werd bijgestuurd en er werd ook aandacht gegeven aan het verklaren van het biologische fenomeen in al zijn processen en toepassingen. Vanaf 27 september 1993 kreeg de faculteit de naam van Faculteit Landbouwkundige en Toegepaste Biologische Wetenschappen1. In juni 1999 werd de Bolognaverklaring ondertekend door 29 Europese landen met de intentie om het hoger onderwijs te hervormen tot een gemeenschappelijk en open Europees hoger onderwijs met onderling vergelijkbare graden en erkende diploma’s en een grote mobiliteit van studenten in Europa2. In 2004-2005 leidde dit tot nieuwe concrete hervormingen en werd er omgeschakeld naar driejarige bachelor- en tweejarige masteropleidingen. De faculteit wordt vanaf dan Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen genoemd. Heel wat beleidsdocumenten werden geschreven en heel wat raden en commissies werden opgericht om deze hervorming in goede banen te leiden. De onderwijscommissies van de faculteiten kregen de opdracht om de curricula te herwerken en beter af te stemmen op de Bologna-akkoorden. Aan onze faculteit gebeurde dit tijdens het beleid van prof. Pol Coppin als decaan samen met prof. Maurice De Proft en prof. Chris Michiels als voorzitters van de permanente onderwijscommissies (POC) van respectievelijk de bachelor- en masteropleiding.
Er kwam één bachelordiploma. De eerste semesters zijn gelijk voor iedereen en vanaf het 4e (tot academiejaar 2011-2012) of vanaf het 5e semester (vanaf het academiejaar 2012-2013) kiezen de studenten een specialisatie: landbouwkunde, land- en bosbeheer, katalytische technologie, milieutechnologie, cel- en gentechnologie, levensmiddelentechnologie, biosysteemtechniek. Met dit bachelordiploma kunnen ze doorstromen naar alle masterdiploma’s van de faculteit.
Begeleide Zelfstudie Met het concept begeleide zelfstudie (BZ) wil KU Leuven richting geven aan het onderwijs, zowel qua vorm als inhoud3. Gevolg is dat het onderwijs wetenschappelijk onderbouwd moet zijn en dat de studenten moeten deelnemen aan onderzoek. In de praktijk komt begeleide zelfstudie er op neer dat de student volgende vaardigheden/ competenties verwerft: de student leert hoe hij/zij informatie moet verzamelen, analyseren en verwerken; hij/zij krijgt opdrachten die hij/zij individueel of in groep moet uitvoeren; hij/zij kiest, ontwikkelt en voert zelf onderzoeksmethoden uit; hij/zij communiceert over de werkzaamheden en resultaten van het onderzoek met docenten en studenten. De masterproef (of thesis) is een duidelijk voorbeeld van BZ. Het behalen van het bachelordiploma is nu ook een finaliteit geworden en geeft de mogelijkheid om aan het werk te gaan of om door te stromen naar verschillende masteropleidingen. Het is dus nodig om ook tijdens de bacheloropleiding de nodige aandacht te geven aan de bovenstaande competenties. Dit gebeurt door de invoering van de bachelorproef.
1 Geschiedenis van de Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen, Marleen Suckers, (online), KU Leuven. Beschikbaar op www.biw.kuleuven.be/algemeen/geschiedenis.aspx#bio-ir (datum opzoeking: 04/09/12). 2 Bolognaverklaring (online), Wikipedia. Beschikbaar op http://nl.wikipedia.org/wiki/Bolognaverklaring (datum opzoeking: 04/09/12). 3 Begeleide zelfstudie. Studieadvies. (online) KU Leuven. Beschikbaar op https://www.kuleuven.be/studenten/eerstejaars/zelfstudie.html (datum opzoeking: 04/09/12).
6
DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_OKT12_DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_OKT12 18/10/12 08:41 Pagina 7
Begeleid Integrerend Groepswerk (BIG) Aan de Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen is de bachelorproef het begeleid integrerend groepswerk dat plaats vindt in het 2e semester van de afstudeerfase. Zoals voor elk opleidingsonderdeel (OPO) wordt er door de permanente onderwijscommissie van de bacheloropleiding een gedetailleerde syllabus uitgeschreven met doelstellingen, begintermen, onderwijs- en evaluatieactiviteiten. Deze syllabus is in de loop der jaren geëvolueerd en aangepast op basis van ervaringen en nieuwe noden. Het begeleid integrerend groepswerk streeft naar integratie van de kennis in de bachelor bio-ingenieurswetenschappen. Een probleemstelling uit het werkveld van de bio-ingenieur wordt aangeboden en de studenten werken projectmatig in een kleine groep aan een oplossing of antwoord op het probleem. De studenten worden gestimuleerd in creatief denken, opzoeken in wetenschappelijke literatuur en in wetenschappelijk schrijven en rapporteren. Om dit te realiseren is er een zeer grote solidariteit en betrokkenheid nodig van alle onderzoeksafdelingen verbonden aan de faculteit. Het is ook belangrijk om gestructureerd te werk te gaan zodat studenten en begeleiders op de hoogte zijn van wat ze moeten doen. De coördinatie van dit projectwerk gebeurt door de Facultaire Dienst Onderwijsondersteuning (DOO) en er werd een stappenplan uitgewerkt.
VOORBEREIDINGSFASE Voor de start van het tweede semester worden onderwerpen met hun korte beschrijving verzameld bij de onderzoeksafdelingen. Deze informatie wordt bekend gemaakt aan de studenten via Toledo (het digitaal leerplatform dat gebruikt wordt aan de KU Leuven) en een kort hoorcollege wordt gegeven om de studenten te informeren over de doelstellingen, de werkwijze, de verwachtingen en de evaluatiecriteria. De studenten kiezen online een onderwerp en de toewijzing van de onderwerpen gebeurt zodanig dat er binnen één groep studenten van drie verschillende specialisaties aanwezig zijn. Daarna geeft de begeleider een informatiesessie.
UITVOERINGSFASE De verdere organisatie en uitvoering gebeuren in overleg met de begeleider(s) en elke groep houdt een logboek bij. Na elk contactmoment worden de resultaten genoteerd en hierbij wordt aandacht gegeven aan de specifieke competenties en vaardigheden die aan bod kwamen. Dit logboek is een gedocumenteerd en gefundeerd hulpmiddel voor de begeleiders bij het evalueren van de groep. De studenten doorlopen de e-tutorial “informatievaardigheden” die online beschikbaar is4 en leggen aansluitend een individuele e-toets af over informatievaardigheden. Elke groep voert de opdrachten uit die nodig zijn om tot een oplossing of antwoord te komen van het gestelde probleem en verwerkt dit in een wetenschappelijk rapport en een poster. Op de laatste donderdag van het academiejaar is er een postervoorstelling.
EVALUATIEFASE De procesevaluatie: het hele proces dat leidt tot de realisatie van het wetenschappelijk rapport en de poster wordt geëvalueerd door de begeleider(s) en geeft aanleiding tot een groepsscore. De begeleiders evalueren de groep op basis van de activiteit, de creativiteit, het naleven van de afspraken, de verantwoordelijkheid ten aanzien van het eindresultaat en de groepssfeer.
1 Webcursus informatievaardigheden. Campusbibliotheek Arenberg. (online) KU Leuven. Beschikbaar op http://bib.kuleuven.be/cba/zoeken/zoekhulp/tuturial-info (datum opzoeking: 04/09/12).
7
DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_OKT12_DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_OKT12 18/10/12 08:42 Pagina 8
Als er binnen de groep iemand beter dan gemiddeld is, moet er ook iemand minder dan gemiddeld zijn. De som van deze scores wordt gebruikt om de groepsscore, dit is de som van de scores voor de poster, het rapport en het proces, te herberekenen zodat rekening wordt gehouden met de inbreng van de individuele student in het groepsgebeuren. Bij een student die van al zijn collega’s voor alle criteria een score +1 (-1) krijgt, zal de groepsscore +20% (-20%) worden. Indien de groep goed functioneert, zal de variatie in de score niet zo groot zijn. Een student die veel profiteerde van het werk van de collega’s zal bestraft worden. Opvallend is dat er inderdaad ook heel wat studenten zijn die door de collega’s van de groep beloond worden voor hun grote inzet, hun creativiteit enzovoorts.
De productevaluatie: het resultaat van het projectwerk wordt verwerkt in een wetenschappelijk rapport en in een poster. De wetenschappelijk rapporten worden geëvalueerd door de praktijkassistenten van de Dienst Onderwijsondersteuning en de posters worden geëvalueerd door jury’s die samengesteld worden uit medewerkers van de verschillende onderzoeksafdelingen. Zowel de rapporten als de posters worden geëvalueerd door drie verschillende personen of jury’s. De peer- of zelfevaluatie: om rekening te houden met de inbreng van elke student in het groepsgebeuren wordt een peer- of zelfevaluatie gedaan. Elke student evalueert elk van de collega’s van de groep en doet dit voor dezelfde criteria als de begeleider die het proces van de groep evalueert. Voor elk van de criteria kan elke student aan zijn collega een +1 (beter dan gemiddeld), -1 (minder dan gemiddeld) of 0 (gemiddeld) geven. De som van de scores voor één bepaald criterium binnen de groep moet ± 0 zijn.
8
Reacties van studenten en begeleiders Zoals voor alle practica en oefeningen die ondersteund worden door de Dienst Onderwijsondersteuning, wordt er ook voor het BIG een online anonieme bevraging gehouden en wordt er gepeild naar de ervaringen van de student. Bij de evaluaties worden een aantal statements gemaakt en er wordt aan de student gevraagd om aan te duiden of hij/zij helemaal niet akkoord (1), niet akkoord (2), eerder niet akkoord (3), eerder akkoord (4), akkoord (5), helemaal akkoord (6) is of geen mening heeft (7). De studenten zijn tevreden over de invulling van het BIG en vinden dat het multidisciplinaire karakter voldoende aan bod komt en dat de evaluatie op een correcte wijze gebeurt. Ook de posterbeurs wordt goed onthaald. Bij een mondelinge presentatie zijn het vaak slechts enkele studenten van een groep die betrokken zijn, maar bij een postervoorstelling kunnen alle studenten makkelijker betrokken worden bij de voorstelling en de vraagstelling. Dat de studenten eerlijk zijn in hun
DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_OKT12_DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_OKT12 18/10/12 08:42 Pagina 9
antwoorden blijkt ook uit de antwoorden op de vraag: hoeveel tijd ze besteden aan BIG. De gemiddelde tijdsbesteding bedraagt 79 uren met uitschieters van meer dan 150 uren (10% van de studenten) en minder dan 50 uren (20% van de studenten). Op basis van de toegekende studiepunten, dit zijn er 5, wordt een tijdsbesteding van ± 125 uren verwacht. De studenten kregen ook de kans om zwakke punten neer te schrijven.
Tot heden werden nog geen bevragingen gehouden bij de begeleiders om te peilen naar hun ervaringen en reacties bij het BIG. Bij de informatiesessie voor de begeleiders waren veel van de jonge doctoraatstudenten vaak onzeker en twijfelden ze of ze wel bekwaam zouden zijn om groepen te begeleiden in een multidisciplinair project. Tijdens de posterbeurs waren de reacties van de begeleiders die vaak ook vrijwilliger waren voor de evaluaties van de posters, meestal erg positief. Ze vonden ze het een boeiende ervaring.
Er is een verschil in begeleiding, tijdsbesteding, moeilijkheidsgraad tussen de verschillende groepen. Slechts acht pagina’s zijn toegelaten voor het schrijven van het wetenschappelijk artikel en dit is volgens sommige studenten te weinig. De keuze van de onderwerpen verliep chaotisch; sommige studenten hadden uiteindelijk een onderwerp dat niet aansloot bij hun richting. Omwille van het vakoverschrijdende karakter is het vaak moeilijk om af te spreken met de collega’s van de groep die een andere richting volgen.
Het vakoverschrijdende komt voldoende aan bod bij hetBIG
60 50 40 %
30
Ook de sterke punten kwamen aan bod.Het BIG is een fijn concept; een boeiende kennismaking met het wetenschappelijk onderzoek en het schrijven van een wetenschappelijk artikel. Werken in een team met studenten van verschillende richtingen is tof en de begeleiders van ons BIG waren goed tot zeer goed. De posterbeurs was boeiend en gaf de studenten de gelegenheid om elkaar te informeren over de resultaten van hun werk.
20
De resultaten van BIG en de bevragingen van de andere opleidingsonderdelen die door DOO worden ondersteund, worden steeds meegenomen naar het volgende academiejaar om de onderwijsactiviteiten verder te optimaliseren.
50
10 0 1
2
3
4
5
6
7
De evaluatie van het BIG verloopt fair
60
40 %
30 20 10 0 1
2
3
4
5
6
7
De posterbeurs van het BIG is een meerwaarde
60 50 40 %
30 20 10 0 1
2
3
4
5
6
7
9
DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_OKT12_DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_OKT12 18/10/12 08:42 Pagina 10
Hoe project-based learning begeleiden? Ontwikkelingen binnen het wetenschappelijk en technologisch hoger onderwijs Sinds de Bolognaverklaring (1999) heeft het wetenschappelijk en technologisch (W&T) hoger onderwijs in Europa een ingrijpend hervormingsproces doorgemaakt. De focus op meer student- en competentiegericht onderwijs nam sterk toe, waardoor de onderwijsprogramma’s werden herbekeken en de gevestigde onderwijsmethodes in vraag werden gesteld. Om tegemoet te komen aan deze onderwijskundige evoluties en noden hebben de W&T faculteiten van de KU Leuven dan ook zwaar geïnvesteerd in de ontwikkeling, implementatie en optimalisatie van een student- en competentiegerichte onderwijsmethode: project-based learning (PBL).
De rol van de begeleider in PBL In PBL werken teams van studenten gedurende een langere periode, in samenspraak met een begeleider die de (zelfgestuurde) ontwikkeling van de studenten begeleidt, aan een opdracht of probleem. De correcte interpretatie van de begeleidersrol is dan ook een cruciale factor voor het welslagen van PBL. Maar dit is geen voor de hand liggende opdracht, aangezien deze onderwijsmethode en zijn onderwijskundige aanpak sterk verschillen van de conventionele onderwijsmethodes die de overdracht van kennis centraal plaatsen. Bij PBL ligt de focus namelijk op de zelfstandige en zelfgestuurde ontwikkeling van de kennis en competenties bij de studenten. Zulke projecten vereisen dan ook een specifieke didactische aanpak van de begeleiders. Maar ondanks al het (inter)nationale onderzoek dat reeds verricht werd naar deze onderwijsmethode, werd er nog maar weinig aandacht besteed aan de rol van de begeleider en zijn er weinig tot geen gegevens of richtlijnen beschikbaar.
De ontwikkeling van een ‘begeleidingsmodel’ Om deze onderwijsmethode en haar leeropbrengst naar de toekomst toe te consolideren, startte de Faculteit Bioingenieurswetenschappen, in samenwerking met LESEC (Leuven Engineering & Science Education Centre), met een onderwijsproject (OWP 2010/22) om de rol van de coach bij PBL te definiëren en te optimaliseren. Gebaseerd op een uitgebreide analyse van de bestaande literatuur en studies werd een framework opgesteld dat al de verschillende aspecten van het begeleiden van PBL verzamelt en indeelt in 9 specifieke begeleidersrollen:
10
DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_OKT12_DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_OKT12 18/10/12 08:42 Pagina 11
Output
Input Leerdoelen project
Begeleidingsmodel
Begeleidersrol
Beschrijving
Autoriteit
Geeft de studenten kant-en-klare antwoorden en instructies.
Adviseur
Geeft de studenten indirecte antwoorden en adviezen.
Probleemoplosser
Is bereikbaar bij problemen en zoekt mee naar een oplossing.
Controleur
Controleert of de studenten inhoudelijke vooruitgang boeken.
Model
Neemt een voorbeeldfunctie aan voor de studenten, opdat deze inzicht krijgen in zijn gedachtengang en redeneringen.
Motivator
Motiveert de student en de groep gedurende het project.
Feedbackgever
Geeft op regelmatige basis geïndividualiseerde en teamgerichte feedback.
Pedagoog
Ondersteunt de ontwikkeling en het leerproces van de student door hun te doen reflecteren over hun ontwikkeling en leermethodes.
Groepsdynamicus
Waakt over het goed functioneren van de groep.
Op basis van dit framework werd een enquête ingesteld en logboek ingevoerd voor 800 studenten en 50 begeleiders om de rol van de begeleider in PBL te bestuderen. De resultaten van deze bevragingen werden onderworpen aan een statistische analyse en zo kon de relatie tussen de 3 sleutelelementen van het toekomstige begeleidingsmodel in kaart gebracht worden: de begeleidersrollen, de leerdoelen en de leeropbrengst. Op basis van het verworven inzicht in de (statistische) relatie tussen deze 3 sleutelelementen werd een theoretisch begeleidingsmodel ontwikkeld. Dit model laat de begeleiders toe om op basis van de leerdoelen van hun project de optimale projectbegeleiding te definiëren: welke begeleidersrol(len) moet ik opnemen (en in welke mate) om de vooropgestelde leerdoelen succesvol te bereiken?
Optimale begeleiding
Het begeleidingsmodel in de onderwijspraktijk Om de implementatie en disseminatie van het begeleidingsmodel in de onderwijspraktijk te faciliteren, wordt momenteel gewerkt aan de ontwikkeling van een gebruiksvriendelijke en instructieve internetapplicatie en een handleiding voor de begeleiders: • Internetapplicatie: een op de onderwijspraktijk gerichte en gebruiksvriendelijke conversie van het theoretische begeleidingsmodel. Deze applicatie laat de begeleider toe om op basis van de vooropgestelde leerdoelen van een specifiek project de optimale projectbegeleiding te bepalen. • Handleiding: een gebruiksvriendelijk en instructief referentiewerk dat de begeleiders voorziet van de nodige richtlijnen en achtergrondinformatie om hun rol als begeleider succesvol op te nemen en de vooropgestelde leerdoelen te bereiken.
Verdere informatie Website https://set.kuleuven.be/LESEC/education-innovation/ owp-begeleidersmodel/index Contact Prof. Dr. Ir. Christine Peeters Promotor OWP/2010
[email protected] Dienst Onderwijsondersteuning Kasteelpark Arenberg 21 bus 2302 3001 HEVERLEE Wouter Van der Hoeven Onderzoeksmedewerker OWP/2010
[email protected] Dienst Onderwijsondersteuning Kasteelpark Arenberg 21 bus 2302 3001 HEVERLEE
11
DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_OKT12_DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_OKT12 18/10/12 08:42 Pagina 12
Publicatie in de
kijker
Waarom rijpe vruchten doen wat ze moeten doen.
Als consument appreciëren we allemaal lekker en rijp fruit. Het is ook opportuun voor de fruitsector dat het zo lang mogelijk bewaard kan worden met oog op transport, verwerking en consumptie. Ook de vrucht zelf vindt het hoogstwaarschijnlijk fijner om niet meteen te rotten, zodat ze meer kansen heeft om haar kostbare zaad te verspreiden in de natuur. Professor Bart Nicolaï (Afdeling Mechantronica, Biostatistiek en Sensoren – Departement Biosystemen) verricht al geruime tijd onderzoek naar de kwaliteit en bewaring van fruit en groenten na de oogst, met het oog op toepassingen voor
Ethyleen is het cruciale planthormoon dat de rijping induceert en reguleert, en tevens ook voor veroudering of scenescentie zorgt. Nu blijkt de productie van dit hormoon af te nemen op het moment dat de vrucht voldoende gerijpt is. Hierdoor kan ze zichzelf langer beschermen tegen de ethyleengeïnduceerde veroudering. Dit controlerende mechanisme werd ontrafeld op transcriptoom, proteoom en metaboloom vlak, waardoor aan het licht kwam dat de laatste cruciale stap in de ethyleenbiosynthese op transcriptieniveau (nvdr. transcriptie is het proces dat van het DNA van een gen een complementaire kopie maakt bestaande uit messenger-RNA, dat dan door translatie vertaald wordt naar ethyleen) wordt uitgeschakeld. Deze bevindingen werden onlangs gepubliceerd in het vakblad Plant Physiology. Het beter begrijpen van het natuurlijke rijpings en –bewaringsproces van vruchten laat ons toe om in de toekomst met biotechnologische toepassingen de bewaring van groenten en fruit te verbeteren, en zo de voedselbevoorrading te optimaliseren met een minimum aan economische en nutritionele verliezen. Ir. Bram Van de Poel
de telers en veilingen via het Vlaams Centrum voor Bewaring van Tuinbouwproducten (VCBT). Doctoraatsstudent Bram Van de Poel (promotie 2007) ontrafelde onlangs het biologische mechanisme waardoor vruchten weten wanneer ze rijp zijn, en hoe ze zichzelf van nature beschermen tegen veroudering. Samen met professor Annemie Geeraerd (Afdeling Mechantronica, Biostatistiek en Sensoren) werd er een brede systeembiologische studie uitgevoerd naar het ethyleenmetabolisme van rijpende tomaten, het modelsysteem voor vruchtrijping.
12
Bram Van de Poel, Inge Bulens, Aikaterina Markoula, Maarten Hertog, Rozemarijn Dreesen, Markus Wirtz, Sandy Vandoninck, Yasmin Oppermann, Wannes Keulemans, Ruediger Hell, Etienne Waelkens, Maurice P. De Proft, Margret Sauter, Bart M. Nicolai, and Annemie H. Geeraerd. Targeted systems biology profiling of tomato fruit reveals coordination of the Yang cycle and a distinct regulation of ethylene biosynthesis during post-climacteric ripening. Plant Physiolology pp.112.206086; First Published on September 13, 2012; doi:10.1104/pp.112.206086
DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_OKT12_DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_OKT12 18/10/12 08:42 Pagina 13
13
DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_OKT12_DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_OKT12 18/10/12 08:42 Pagina 14
EEN LID VAN DE FACULTAIRE SENAAT STELT ZICH VOOR
Frank Van Lierde, Executive Vice President Cargill
voor de Corn Milling divisie. Twee jaar later zijn we naar Polen verhuisd waar ik verantwoordelijk werd voor het opstarten van een glucosebusiness. Dat was een zeer boeiende tijd. Half de jaren negentig was Oost-Europa economisch ver achterop ten opzichte van het Westen en moest er heel wat letterlijk van nul af aan worden opgebouwd: het samenstellen van een team, het bouwen van een fabriek, markten ontwikkelen enz. Na vier jaren in Polen zijn we terug naar de Verenigde Staten verhuisd. Deze keer naar het hoofdkantoor in Minneapolis, waar ik ging werken op de afdeling Strategy & Business Development. Dit is een groep van een veertigtal mensen die de verschillende Business Units helpt bij het ontwikkelen van strategieën, maar zich ook bezig houdt met omvangrijke Mergers & Acquisitions. Nadat Cargill in 2002 het Frans-Italiaanse Cerestar had overgenomen, kwam ik aan het hoofd te staan van deze Europese zetmeel- en glucosebusinessunit. In die rol had ik de eindverantwoordelijkheid voor zowel de operationele als de commerciële activiteiten.
De combinatie van wetenschap, techniek en economie is voor mij de belangrijkste drijfveer geweest om te kiezen voor de Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen. Landbouw en voeding vormen de fundamenten van elke samenleving en in het bijzonder in ontwikkelingslanden zijn de uitdagingen enorm. Vandaar mijn keuze voor een Major Landbouweconomie met een Minor Tropische Landbouwkunde. Na mijn afstuderen in 1989 ben ik als Commercieel Management Trainee bij Cargill in Nederland gaan werken. Mijn opleiding was daarvoor uitermate geschikt dankzij een goede kennis van enerzijds de belangrijkste agro-industriële processen en anderzijds de werking van grondstoffenmarkten, het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid etc. Hoewel al opgericht in 1865 is Cargill vandaag nog steeds een familiebedrijf met hoofdzetel in Minneapolis, Verenigde Staten. Met circa 140.000 werknemers en een omzet van meer dan 130 miljard USD zijn we actief in zesenzestig landen. Het zwaartepunt van onze activiteiten ligt rond landbouw en voeding: handel in grondstoffen, productie van voedingsingrediënten, productie van veevoeder, vleesverwerking enz. Maar ook katoen, zout, staal, gas, olie en steenkool, ocean transportation en risk management zijn belangrijke onderdelen van onze portfolio. Vooral de breedte van de activiteiten en de internationale mogelijkheden trokken mij aan in Cargill. Na anderhalf jaar in Nederland gewerkt te hebben en een korte tijd in Parijs, vertrok ik naar de Verenigde Staten waar ik in Iowa ging werken
14
Sinds 2008 ben ik lid van het wereldwijde directiecomité waarbij mijn taken zich nu vooral toespitsen op alles wat met ingrediënten te maken heeft. Samen met vier collega’s overzie ik Cargill’s wereldwijde processing activiteiten. Die bestaan voornamelijk uit de productie en verkoop van oliën en vetten, suikers en zetmelen, cacao en chocolade, mout, bloem maar ook stevia (Truvia), pectine, alginaten, organische voedingszuren etc. Onze taak bestaat erin de strategieën van deze verschillende Business Units goed te keuren, kapitaal toe te wijzen en ervoor te zorgen dat het talent op de juiste plek tot ontwikkeling kan komen. Sinds 2003 hebben we de Europese hoofdzetel voor deze activiteiten gevestigd in Mechelen, waar een driehonderdtal mensen met ongeveer dertig verschillende nationaliteiten werken. Wereldwijd stelt Cargill honderden bio- ingenieurs te werk in een grote verscheidenheid aan functies: als ‘field surveyor’ om bijvoorbeeld de cacao-oogst op te volgen, in Plant Operations, Quality Control, Food Safety, maar ook in Sales en Marketing. Ook in ons Europese Research, Development and Application Center in Vilvoorde – Cargill heeft vier dergelijke centra: Beijing, Minneaopolis, Sao Paolo en Vilvoorde- werken een tiental bio-ingenieurs op een totaal van ongeveer honderdzestig medewerkers. Vanuit mijn functie heb ik een zeer boeiende kijk op een aantal megatrends waar de wereld mee geconfronteerd wordt: mondializering, een toename van de wereldbevolking en een verdere verstedelijking, toenemende rijkdom en de veranderingen in dieetpatronen, klimaatwijziging en de focus op duurzaamheid en milieu, convergentie van landbouwen petroleummarkten.
DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_OKT12_DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_OKT12 18/10/12 08:42 Pagina 15
De complexiteit van onze omgeving neemt snel en drastisch toe. In een poging een antwoord op deze belangrijke vraagstukken te geven, worden (te) vaak slecht doordachte oplossingen geformuleerd die leiden tot verregaande ongewilde consequenties. Het promoten van biobrandstoffen bijvoorbeeld heeft wereldwijd een enorme stimulus aan de landbouw gegeven waardoor er na jaren van verwaarlozing weer behoorlijk geïnvesteerd is met een nooit geziene productiviteitsgroei als gevolg. De keerzijde van die medaille is dat de stijgende vraag naar landbouwgrondstoffen voor non-food toepassingen in tijden van schaarste -door bijvoorbeeld droogte zoals we die nu meemaken in de Verenigde Staten- tot aanzienlijk hogere voedselprijzen kan leiden.
Deze thema’s zijn van een bijzonder groot belang -voor velen letterlijk van levensbelang- en oversimplificatie ervan, zoals door veel media en belangengroeperingen vaak gedaan wordt, kan leiden tot verkeerde keuzes met verstrekkende gevolgen. Een holistische aanpak van deze problemen is een noodzaak. Daarbij moet aan systeemdenken worden gedaan in plaats van individuele en dus te beperkte oorzaak-gevolganalyse. Juist in deze systeembenadering kan de bio-ingenieur een uitermate belangrijke rol spelen door zijn of haar unieke kennis en inzichten in de samenhang der dingen. De uitdagingen zijn groot en divers en de oplossingen zullen niet van slechts één partij komen. Of dit nu in het bedrijfsleven, de universiteit, researchinstellingen, NGO ‘s of bij de overheid is, de bio-ingenieur kan en moet hierin een belangrijke rol vervullen.
ALUMNINIEUWS
Promotie 1962 vierde vijftig jaar afstuderen! Op 27 april 2012 vierde promotie 1962 haar vijftig jaar afstuderen. Zij waren met achttien in 1962 en nu nog met veertien. Bij het begin van de viering werden de overleden collega’s Professor Frans Van Cauwelaert (Rector Kulak, overleden 1991), Professor August Van Gool (overleden 2010), Pol Van Staen (overleden 2011) en Emiel Stael (overleden 2011) in herinnering gebracht. Na een ontvangst aan de huidige Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen door Decaan Professor Jos Vanderleyden en een uiteenzetting door collega ir. Marleen Suckers over de evolutie van de opleiding en de bachelor-masterstructuur, werd een bezoek gebracht aan de serrecomplexen en het lopende onderzoek daar, onder de kundige leiding van collega ir. Poi Verwilt. De verwondering over de evolutie die de faculteit heeft doorgemaakt tijdens de voorbije jaren voor wat betreft zowel de fysische infrastructuur als de kwaliteit van het onderwijs en het onderzoek was zeer groot.
Op de foto, van links naar rechts: Odiel Zwaenepoel, Robert Morel, Raoul Weiler, August Maesmans, Paul Tobback, Geert Vandermeulen, Wouter Goderis, Germain Lammerant, Marc Heyrman, Pol Floré, Robert Putman, Paul Torfs. Staan niet op de foto maar waren wel aanwezig: Jozef Fank en Herman Wouters
Na het bezoek volgde een feestelijke lunch in de Faculty Club. Prof. em. Paul Tobback
15
DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_OKT12_DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_OKT12 18/10/12 08:43 Pagina 16
ALUMNINIEUWS
Promotie 1982 vierde dertig jaar afstuderen! Na een koffiepauze en de nodige tijd om te “reüniëren” waren de weergoden ons gunstig gestemd voor een verfrissende wandeling naar het MAS (Museum aan de Stroom). Een groepsfoto mocht hier niet ontbreken. Ieder kon naar eigen voorkeur de tentoonstellingen op de verschillende verdiepingen bezoeken en genieten van het mooie uitzicht over Antwerpen boven op het dakterras.
Naar vijfjaarlijkse traditie was de plaats van afspraak op zaterdag 22 september de Noorse Zeemanskerk te Antwerpen. Hoewel het zeer moeilijk is tweeënnegentig confraters bij elkaar te krijgen, zeker als ze verspreid over de hele wereld woonachtig zijn, konden we van deze groep toch achtendertig confraters begroeten. Om de herinnering aan de studententijd nog wat kracht bij te zetten, mochten we genieten van een geanimeerde uiteenzetting van Prof. Em. Arnold De Loof over de evolutie en het ontstaan van het zoogdier, “mens” geheten. Was de vrouw geschapen uit een mannelijke rib of was de man een afwijking in het genoom van de vrouw? Zijn betoog liet geen twijfel meer bestaan. Zijn “les” werd ingeleid en afgesloten met een prachtig optreden van een marimbaduo. Iedereen genoot met volle teugen; er werd aandachtig geluisterd.
Bij het vallen van de avond trokken we gezamenlijk naar restaurant De Kaai aan de oevers van de Schelde. Zoals het een goede Belg betaamt, genoten we als volwaardige Bourgondiërs van drank en spijs en tegen het einde van de avond waren we weer volledig op de hoogte van elkaars reilen en zeilen. Maar, vooraleer iedereen voldaan terug huiswaarts keerde, werd de datum voor de volgende reünie over vijf jaar vastgelegd, namelijk zaterdag 23 september 2017. Nu heeft niemand meer een excuus om er de volgende keer niet bij te zijn! Na het bezoek volgde een feestelijke lunch in de Faculty Club. Ir. Patrick Vanhollebeke
V.B.I. - Limburg (vriendenkring bio-ingenieurs Limburg) nodigt uit VBI-Limburg organiseert op 24 november haar jaarlijks etentje in Kasteelbrouwerij De Dool in Helchteren. Kom je uit Limburg of woon je er nu? Zie dan www.vbi-limburg.be/node/83 voor meer informatie over deze en andere activiteiten!
16
DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_OKT12_DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_OKT12 18/10/12 08:43 Pagina 17
NIEUWS VAN DE FACULTEIT
In de prijzen MINISTER-PRESIDENT PEETERS REIKT ERETEKEN VAN OFFICIER IN DE LEOPOLDSORDE UIT AAN PROF. EM. JOSSE DEBAERDEMAEKER Op maandag 27 augustus 2012 heeft Vlaams minister-president Peeters het ereteken van Officier in de Leopoldsorde uitgereikt aan Professor emeritus Josse Debaerdemaeker, in de ambtswoning van de Vlaamse regering, het Errerahuis. Dit ereteken is een blijk van waardering voor de indrukwekkende beroepsloopbaan van Prof. em. Debaerdemaeker, in dienst van de land- en tuinbouwsector in Vlaanderen. Als professor aan de Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen (KU Leuven) zal Prof. em Debaerdemaeker altijd bekend blijven als de vader van de precisielandbouw in Vlaanderen. Zijn onderzoek en mathematische modellen lagen aan de basis van precisiebespuitingen met plantenbeschermingsmiddelen en efficiënte bemestingstechnieken, waarbij de verliezen naar het leefmilieu tot een minimum worden beperkt. Daarnaast heeft Prof. em. Debaerdemaeker zijn academische kennis jarenlang aangewend om de groente- en fruitsector in de juiste strategische richting te sturen, als voorzitter van de veiling BRAVA, nu de veiling Coöbra met vestingen in Zellik en Kampenhout. Tijdens de fusiegesprekken tussen de veiling Coöbra en de Mechelse veilingen bewees hij bovendien een man van consensus en overleg te zijn. Ook na zijn beroepsloopbaan blijft Prof. em. Josse Debaerdemaeker zich inzetten voor onze Vlaamse land- en tuinbouw. Sinds eind vorig jaar is hij voorzitter van VILT, het Vlaams Informatiecentrum voor Land- en Tuinbouw, waar hij er mee voor zorgt dat de publieke opinie op een degelijke en correcte manier geïnformeerd wordt over het reilen en zeilen van de land- en tuinbouw in Vlaanderen en elders in de wereld.
PROF. MAARTEN ROEFFAERS (PROMOTIE 2004) KRIJGT ALS VEELBELOVENDE KU LEUVEN-ONDERZOEKER EEN PRESTIGIEUZE EUROPESE BEURS Het European Research Counicl (ERC) kende voor de vijfde keer haar Starting Grants toe, goed voor een totaalbudget van 800 miljoen euro. Uit 4.741 ingediende voorstellen uit 41 landen werden er 536 toegekend aan toponderzoekers aan het begin van hun carrière. De jury selecteerde deze keer niet minder dan 14 Vlaamse onderzoeksvoorstellen, die samen ongeveer 21 miljoen euro binnenhalen. Deze beurzen voor beloftevolle jonge onderzoekers bedragen gemiddeld 1,5 miljoen euro, maar kunnen tot 2 miljoen euro oplopen. Dit jaar krijgen zeven KU Leuven-onderzoekers een ERC-grant waaronder prof. Maarten Roeffaers van het Centrum voor Oppervlaktechemie en Katalyse voor zijn project: ‘Advanced Light Microscopy for Green Chemistry’. Heterogene katalysatoren zijn de werkpaarden van de chemische industrie waar ze selectief gewenste chemische reacties mogelijk maken en versnellen. De structurele en chemische complexiteit van deze vaste stoffen is vaak tot in de kleinste details in kaart gebracht, maar er bestaan tot op heden geen technieken om de chemische omzetting zelf op dezelfde kleine schaal te bestuderen en zo te linken aan de lokale eigenschappen van de katalysator. Dit project beoogt de ontwikkeling van methoden gebaseerd op optische microscopie om specifiek naar deze chemische reacties op de allerkleinste schaal te kijken en te linken aan de lokale katalysatoreigenschappen. Deze gedetailleerde moleculaire inzichten zijn cruciaal voor het rationeel ontwerp en synthese van de katalysatoren van de toekomst.
17
DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_OKT12_DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_OKT12 18/10/12 08:43 Pagina 18
NIEUWS VAN DE FACULTEIT
Nieuwe publicatie TECHNISCH VADEMECUM KRUIDACHTIGEN Harmonisch park- en groenbeheer Prof. Martin Hermy en Evelyne Fiers (Afdeling Bos, Natuur en Landschap) Het realiseren van beplantingen met kruidachtigen roept vaak zeer concrete vragen op die niet altijd eenvoudig te beantwoorden zijn. Ontwerp, aanleg en beheer zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en vormen een complex proces. Dit Technisch Vademecum Kruidachtigen kadert binnen de beheervisie Harmonisch Park- en Groenbeheer en behandelt voornamelijk cultuurlijke en half-cultuurlijke beplantingen. Natuurlijke en half-natuurlijke vegetaties vallen buiten het bestek. De focus ligt op de realisatie van beplantingen met veel natuur- en belevingswaarde en met ruimte voor natuurlijke processen. Met dit vademecum wil het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) het gebruik van kruidachtigen in Vlaanderen sterker op de kaart zetten, niet langer als experiment, maar als volwaardig onderdeel van het groen. Dit vademecum brengt heel veel gekende, maar verspreide kennis uit binnen- en buitenland samen, waarbij we ervan kunnen uitgaan dat de buitenlandse bevindingen overdraagbaar zijn naar Vlaanderen.
INHOUDSTAFEL Deel I Inleiding Deel II Algemene richtlijnen voor ontwerp, aanleg en beheer A Voorstudie B Ontwerp C Aanleg D Beheer Deel III Doelstellingen en beheer van beplantingen met kruidachtigen A Groenhabitat bos B Groenhabitat bosrand C Open groenhabitat D Groenhabitats met stenige bodem E Natte groenhabitat Deel IV Lijsten en bijlagen Fiers E. & Hermy M. 2012. Technisch Vademecum Kruidachtigen. Harmonisch Park- en Groenbeheer. Uitg. Agentschap Natuur en Bos, Brussel. 502p. D/2012/3241/004 Gratis downloadbaar via: www.natuurenbos.be > natuurbeleid > Groen in de stad > Harmonisch Park en Groenbeheer > Technische richtlijnen Kostprijs: 80 euro plus 8,5 euro verzendingskosten; bestelling via: www.inverde.be
18
DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_OKT12_DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_OKT12 18/10/12 08:43 Pagina 21
DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_OKT12_DOC_NIEU_BIOINGENIEUS_OKT12 18/10/12 08:43 Pagina 22