Andries Flart Remko Heijnen Peter van der Smissen
Theoretische verantwoording wachtwoord XXXXXXXX
Docent: Mariette Geenen Nijmegen, 04 april 2005 Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Faculteit Educatie, opleidingskunde
Ontwerpen & Ontwikkelen 3
1.
Keuze onderwerp
Telebel is een oefenopdracht. Een leuke opdracht waarbij je je eigen leerdoelen en de leerdoelen van dit thema haalt. Onze opdracht is echter een bestaand probleem bij Bureau Veiligheid van het Infanterie Schietkamp (hierna te noemen ISK). Dus waarom niet twee vliegen in één klap slaan? De volgende redenen zijn voor ons dan ook doorslaggevend geweest: 1. Het is een reële opdracht ook al blijft het voorlopig een prototype; 2. In de toekomst wordt het probleem voor het ISK daadwerkelijk opgelost. 1.2 Leerdoelen De leerdoelen zijn tot stand gekomen aan de hand van de aangegeven problematiek door de doelgroep ten aanzien van: - Het werken met computers; - Het werken met het schietprogramma Schieten.Net; - Het werken met procedures met betrekking tot de diverse incidenten die kunnen plaatsvinden op het ISK. 1.3 Aanspreekvorm Er is gekozen voor de aanspreekvorm U. Hier is geen onderwijskundige onderbouwing voor. Het is wel zo dat de aanspreekvorm U een algemeen aanvaarde aanspreekvorm is binnen Defensie. Daarom is gekozen voor de aanspreekvorm U.
2.
keuze structuur/toetsen/vraagstelling
2.1 Structuur We hebben gekozen, in overleg met de doelgroep, voor een lineair systeem voor het oplossen van een incident. Dit om te voorkomen dat men per pagina overspoelt wordt met informatie. Ook vindt men het prettig om voortdurend geprikkeld te worden met een nieuwe opdracht of probleemstelling. Iedere oefening moet uitgewerkt worden tot de eindoplossing. Het prototype geeft hier een voorbeeld van. 2.2
Toetsen
Nieuwe plankbedienaars: Voordat nieuwe plankbedienaars aan de slag gaan met het computerprogramma Schieten.Net kan men zich eerst zelf trainen met behulp van het introductie-, oefen- en trainingsprogramma. Hierna worden zij getoetst en indien nodig verder getraind middels het oefen- en trainingsprogramma. De coach beoordeelt wanneer de leerling klaar is voor daadwerkelijke tewerkstelling als plankbedienaar. Routiniers: Voor de routiniers is het oefenprogramma met name geschikt om bij te blijven en om de laatste puntjes op de ‘i’ te zetten. Niet iedere dag doen zich incidenten voor en sommige incidenten komen ‘once in a lifetime’ voor. Dit neemt niet weg dat alle voorkomende incidenten op een juiste wijze afgehandeld moeten worden volgens de ontwikkelde procedures. Door gevarieerde oefeningen uit het gehele segment aan te bieden kan de ‘plank’ op rustige momenten zichzelf oefenen en trainen met behulp van het oefenprogramma op bijvoorbeeld schietvrije dagen. Ondanks dat de routiniers bekend zijn met het schietprogramma kunnen er zich omstandigheden voordoen waardoor zij het toch prettig vinden om er weer even in te komen. Praktijkvoorbeelden hiervan zijn een routenier die acht maanden niet meer met het
Andries Flart, Remko Heijnen en Peter van der Smissen
2
Ontwerpen & Ontwikkelen 3
schietprogramma heeft gewerkt door uitzending naar voormalig Joegoslavië en een routenier die door ziekte zes maanden niet meer gewerkt had met het programma. Het instructieprogramma is voor deze mensen ook ideaal om weer even in het plaatje te komen zonder het ‘live’ schietprogramma mogelijk te frustreren met foute invoergegevens en het niet juist volgen van de procedures. Nieuw personeel: Middels het uitvoeren van een of meerdere oefeningen uit het oefenbestand kan aan nieuw personeel duidelijk gemaakt worden wat een incident teweegbrengt. Deze oefeningen kunnen allemaal plaatsvinden op een rustige en didactisch verantwoordde omgeving en niet op bureau Veiligheid. 2.3 Vraagstelling De vraagstelling is zo kort en bondig gehouden als mogelijk en ‘to the case’. Hiermee proberen we te bereiken dat er niet uitgeweid wordt in de antwoorden maar dat men alleen antwoord geeft op het gevraagde. Ten aanzien van de structuren van het instructieprogramma is er zoveel mogelijk rekening gehouden met het “profiel van de beeldschermlezer” en is gekozen voor de opzet zoals beschreven in ‘Schrijven voor het beeldscherm’ (Hendrikx 2003, hoofdstuk 3 en 4).
3.
Keuze multimedia applicatie
3.1 Software programma 1. Het programma moest minimaal werken op aanwezige apparatuur en ondersteund worden door de huidige software binnen de eigen Intranetomgeving (LAN 2000). Als bijkomend voordeel kunnen een aantal programma’s zelf opstartende Cd-rom’s maken. Dit laatste maakt deze programma’s extra interessant voor ons project (privé-gebruik buiten de werkplek). 2. Incidenten en oplossingen moesten eenvoudig aangepast kunnen worden, dit in verband met eventuele veranderingen in de procedures. De keuze is daarom door ons gemaakt om de oefeningen te maken met PowerPoint van Microsoft. De oefeningen kunnen zo ook gemakkelijk gekoppeld worden aan één van de eerder genoemde programma’s. 3. Het instructiemiddel moest voor en door ieder personeelslid behorend tot het Bureau Veiligheid van het ISK benaderd kunnen worden, van daar onze keuze voor een Cd-rom. 4. Het instructiemiddel en het daaraan verbonden programma moest eenvoudig te bedienen en vriendelijk in het gebruik en het beheer zijn. 5. De volgende programma’s kunnen gebruikt worden voor het maken van het daadwerkelijke instructie- en/of leermiddel en vallen binnen de licenties van de Defensie organisaties: a. Macromedia Authorware 6 en/of 7 (dit is een ontwerpprogramma waarin onder andere toetsen en/of invulbare velden kunnen worden gemaakt, beide programma’s zijn reeds binnen Defensie in gebruik); b. Voor het opstartprogramma kan gebruik worden gemaakt van: c. Autoplay 3.0 (een vrij eenvoudig opstartprogramma vanaf een Cd-rom met hyperlinks naar een vervolg programma zoals PowerPoint en/of media players, wordt ondersteund door het LAN 2000 van Defensie); d. Autoplay 4.0 (als Autoplay 3.0 maar met meer mogelijkheden, maar deze draait nog niet onder LAN 2000 van Defensie); e. Autoplay Menu builder (Dit programma is het eenvoudigst maar heeft niet zoveel mogelijkheden als autoplay 4.0, wordt ondersteund door het LAN 2000 van Defensie). Wij hebben voor ons prototype uiteindelijk gebruik gemaakt van het laatste softwareprogramma: de Autoplay Menu builder. Onze ervaring is dat het een eenvoudig
Andries Flart, Remko Heijnen en Peter van der Smissen
3
Ontwerpen & Ontwikkelen 3
programma is wat door iemand met relatief weinig programmeerervaring relatief snel is aan te leren en gebruiksvriendelijk is. 3.2 Beeldschermopbouw, kleurstelling en menustructuur De kleurstelling is gekozen omdat deze precies conform de huidige opzet en menustructuur is van het echte programma, wat momenteel in gebruik is binnen het Bureau Veiligheid van het Infanterie Schietkamp. De menustructuur is functioneel en doelgericht van opzet en ingedeeld volgens de verschillende mogelijke functies, activiteiten en toepassingen binnen het Bureau Veiligheid. Ten aanzien van de structuren van het instructieprogramma is er zoveel mogelijk gekozen voor de opzet zoals beschreven in hoofdstuk 4 van ‘Schrijven voor het beeldscherm’ (Hendrikx 2003). In de menustructuur en in de presentatie van ons eindproduct is gebruikgemaakt van drie verschillende soorten links (Hendrikx 2003, blz 92), namelijk: 1. De hiërarchische link, van niveau naar niveau in het opstartmenu; 2. De normale link, van document naar document, bijv. het instructiefilmpje in het programma; 3. De interne link, de link tussen twee elementen binnen een document in de zelfinstructie. 3.3 Toegevoegde multimedia in het programma De volgende zaken zijn toegevoegd aan het programma in het hoofdmenu en de daarop volgende submenu’s: 1. Er is als eerste gekozen om in het hoofdmenu een introductiefilmpje te vertonen over het ontstaan van het ISK, dit als kennismaking en als algemene informatie over het ontstaan van het ISK (beeldvormend); 2. Als tweede is er in het submenu een film opgenomen over het gehele veiligheidssysteem en de daaraan verbonden procedures binnen het ISK. In dit geval is er gekozen voor de brandprocedure. De brandprocedure is de meest voorkomende procedure op het ISK. Iedereen heeft wel eens met deze procedure gewerkt. Het prototype multimedia moet aansluiten op de verwachtingen van de doelgroep. Daarom is het belangrijk de procedure brandmelding als voorbeeld te nemen en deze helemaal uit te werken. Waarom voor beiden gekozen? Omdat de doelgroep visueel is ingesteld en geprikkeld wil worden bij het gebruik van het programma. Het gaat er immers ook om de gebruiker te motiveren het programma te willen gebruiken. Als motivator voor de doelgroep dus: vermaak, verpozing, actie en informatie in één (Hendrikx 2003, blz 24). 3.4 Keuze opbouw instructiedeel en teksten Er is zoveel mogelijk gekozen voor korte teksten omdat uit onderzoek is gebleken dat de beeldschermlezer niet graag lange teksten leest vanaf een beeldscherm (Hendrikx 2003, blz 25 en 26).
4.
keuze projectmatig werken
Aan de keuze om het leermiddel projectmatig te ontwerpen liggen twee doelstellingen ten grondslag, deze zijn: 1. Projectmatig werken is bij dit thema de werkvorm; 2. De complexiteit van het thema. Het ontwerpen van een digitaal en interactief leermiddel met een team van drie leden: het projectteam.
Andries Flart, Remko Heijnen en Peter van der Smissen
4
Ontwerpen & Ontwikkelen 3
Daarnaast zijn het bijna altijd dezelfde problemen die leiden tot het besef dat het werken aan projecten anders moet (Reints & Booms 1997, blz. 10). Veelgehoorde problemen zijn: - Opdrachten lopen uit, worden te duur, zijn onduidelijk, wijzigen ongecontroleerd; - Mensen willen niet meedoen; - Het is onduidelijk hoe taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn verdeeld. Zeker het laatste probleem was voor ons de motivatie om het daadwerkelijk eens op deze manier aan te pakken! 4.1 Het werken met beslisdocumenten Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald: daarmee is de kern aangegeven van het belang van gefaseerde besluitvorming (Reints & Booms 1997, blz.25) Een van onze grootste valkuilen, als projectteam, is de bekendheid met de organisatie en de doelgroep van onze opdrachtgever. De verleiding om met aannames te werken en van veronderstellingen uit te gaan zou ons beeld van ‘het project’ troebel kunnen maken, waardoor we de gewenste verwachtingen en het gewenste resultaat van de opdrachtgever niet zouden halen. Terugkoppeling met de opdrachtgever is dus van levensbelang. Daarom hebben we besloten te gaan werken met beslisdocumenten. 4.2 De taakverdeling De taakverdeling binnen ons projectteam is tot stand gekomen door het combineren, of anders gezegd het samenvoegen van twee elementen. Het eerste element was de expertise of kennis van de individuele teamleden. Het tweede element waren de leerdoelen ingebracht door de individuele teamleden. Over de leerdoelen verwijs ik u naar de reflectieverslagen van de teamleden. Hieronder kort iets over de kennis/expertise: Remko: kennis doelgroep/organisatie en huidig computerprogramma (zie hoofdstuk 1 en 2); Peter: kennis multimedia applicaties en software (hoofdstuk 3); Andries: vakidioot in gedetailleerd werken en liefhebber van planmatig werken met mensen. 4.3 De werkwijze Na de taakverdeling was de werkwijze aan de beurt. Onze werkwijze is bepaald door een aantal factoren. Ten eerste waren er de factoren die bij het projectmatig werken horen, ten tweede een aantal factoren buiten het projectmatig werken, maar wel zodanig dat zij van grote invloed waren op onze werkwijze. Op de factoren behorend bij het projectmatig werken gaan wij niet verder in, deze staan verwoord en verantwoord in de beslisdocumenten. De andere factoren waren: (geografische) afstand tussen de projectleden, tijd en ruimte voor het project, andere belangen en verantwoordelijkheden van de projectleden en overige werkzaamheden. Er is gekozen voor de volgende werkwijze: 1. Wekelijkse samenkomst om 11:00 uur op het HAN. Doelstelling hiervan was om overleg te plegen, tot keuzes te komen en te kijken of iedereen zijn afspraken was nagekomen. Afhankelijk hiervan werden plannen bijgesteld of ter discussie voorgelegd aan de studiebegeleider; 2. Tweemaal een samenkomst buiten de school om. De eerste om duidelijke afspraken te maken over werkwijze, taakverdeling, verantwoordelijkheden etc. De tweede na afronding van het functioneel ontwerp en het prototype. Doel van deze samenkomst was de taakverdeling voor de theoretische verantwoording en de presentatie; 3. Op de dag van de presentatie eerder bijeenkomen op het HAN om de presentatie voor te oefenen en de laatste puntjes op de ‘i’ zetten; 4. Overleg via e-mail en telefoon; 5. Documenten gaan via een vastgestelde route. Definitieve versie wordt ter beoordeling op blackboard geplaatst; 6. Opmaak gebeurt door één teamlid, platte tekst diende aangeleverd te worden volgens auteursinstructie (Steehouder 1999, blz. 328) 7. Vermenigvuldiging en verspreiding door één teamlid. Aanleveren van documenten diende via mail of Cd-rom te gebeuren.
Andries Flart, Remko Heijnen en Peter van der Smissen
5
Ontwerpen & Ontwikkelen 3
4.4 Lay-out documenten Bij de opmaak van documenten is gekozen voor de volgende indeling (Steehouder 1999, blz. 105 t/m 115) - Standaardindeling: voorblad, inleiding, inhoudsopgave, hoofdstuk inleiding, inhoudelijke hoofdstukken; - Behalve de inleiding zijn de hoofdstukken verdeeld in paragrafen en eventueel subparagrafen en subsubparagrafen. De eerste paragraaf is inleiding; - Er is gekozen voor het lettertype Arial. Een veel gebruikt lettertype binnen Defensie bij de opmaak van documenten. Dit geeft een stukje herkenning naar de opdrachtgever. Voor de basistekst is gekozen voor een 11-punts schreefletter. Voor paragrafen een schreefloze vette letter (Steehouder 1999, blz. 328); - Alle voorbladen van de documenten zijn hetzelfde ter herkenning en als consistent geheel naar de opdrachtgever; - Kop- en voettekst met een verwijzing naar het type document en de HAN. In de voettekst nog eens wie er verantwoordelijk is en/of zijn voor het betreffende document; - Literatuurverwijzingen in tekst en bijlagen volgens APA-norm (Steehouder, 1999 blz. 317).
Geraadpleegde literatuur -
Hendrikx, W. (2003). Schrijven voor het beeldscherm. Den Haag: Sdu Uitgevers. Reints & Booms (1997). Doen wat je belooft, projectmatig leermiddelen ontwerpen. Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum. Steehouder, M. e.a. (1999). Leren communiceren. Groningen: Wolters Noordhoff.
Andries Flart, Remko Heijnen en Peter van der Smissen
6